Nieuwegein
Gemeenteraad Onderwerp Risicoprofiel veiligheidsregio utrecht Datum 19 oktober 2010
Raadsvoorstel
1
Afdeling Communicatie, Juridische 8 Personeelszaken Portefeuillehouder drs. C.M. de Vos
Onderwerp
(concept) Risicoprofiel Veiligheidsregio utrecht.
2
Gevraagd besluit
In te stemmen met het (concept Jregionaal risicoprofiel 2010 van de Veiligheidsregio Utrecht.
3
Aanleiding en probleem beschrijving
Op 1 oktober is de Wet veiligheidsregio's (Wvr) in werking getreden. Deze wet en de bijbehorende uitvoeringsbes!uiten hebben tot doel om de organisatie van de rampen- en crisisbeheersing te verbeteren en de taken en bevoegdheden eenduidig vast te leggen. De Wet veiligheidsregio's komt in de plaats van de brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wet GHOR) en de Wet Rampen en zware ongevallen. In de Wvr krijgt de veiligheidsregio een wettelijke verankering. De veiligheidsregio wordt belast met de beheersing van rampen en crises. Zij blijft functioneren als verlengd lokaal bestuur. De gemeentebesturen blijven evenwel verantwoordelijk voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Op grond van de Wvr dient het bestuur van de VRU in 2011 een beleidsplan, een risicoprofiel en het crisisplan vast te stellen. Het beleidpian is mede gebaseerd op het risicoprofiel. In bijlage 1 (behorende bij dit voorsteijzijn deze documenten kort toegelicht en is een planning voor de totstandkoming van deze documenten opgenomen. Het r i s i c o p r o f i e l Met dit voorstel wordt uw instemming gevraagd met het (concept) regionale risicoprofiel. Het risicoprofiel voor de regio Utrecht bevat een inventarisatie van de aanwezige risico's in de regio en een analyse van de mogelijke dreiging (kansen en gevolgen). Ingevolge de Wet veiligheidsregio's stelt het bestuur van de veiligheidsregio het risicoprofiel vast na consultatie van de raden van de deelnemende gemeenten.
Bladnummer 2/5 Raadsvoorstel 14 oktober 2010
Het risicoprofiel bevat een inventarisatie van risico's in de regio. Het gaat daarbij allereerst om (plaats gebonden) risicovolle situaties in de regio, die ook voor iedere gemeente zijn gespecificeerd. Daarnaast bevat het risicoprofiel ook een overzicht van de belangrijkste soorten risico's in de regio. In bijlage 2 is een samenvattende annotatie van het risicoprofiel opgenomen, met daarin een opsomming van de belangrijkste soorten risico's. Totstandkoming Eind 2009 is een eerste conceptversie van het risicoprofiel opgeleverd en voor een uitgebreide ambtelijke commentaarronde toegestuurd aan gemeenten (brandweren, adviseurs OOV) en een groot aantal netwerkpartners van de VRU (waterschappen, defensie, provinciale diensten, bedrijven voor drinkwater en stroomvoorziening. Rijkswaterstaat, politie, regionale ambulancevoorziening, de beide GGD-en). Over het voorliggende (concept) risicoprofiel is geadviseerd door de afdeling Duurzame Ontwikkeling en de Unit Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente als mede de Brandweer. Een overzicht van risicovolle situaties is niet nieuw. De gemeente levert al jaren deze informatie ten behoeve van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR) welke terug te vinden zijn op de provinciale risicokaart. Ook wordt deze informatie beschikbaar gesteld voor de risicodatabase van de Veiligheidsregio Utrecht en de lokale risico-inventarisatie (crisisbeheersing). Waarom een
risicoprofiel?
Het doel van het risicoprofiel is: 1. Het biedt het gemeentebestuur inzicht in de risicovolle situaties in de regio, de eigen gemeente en ook in de buurgemeenten. Het stelt het gemeentebestuur in staat om op basis hiervan maatregelen te treffen ter beheersing van deze risico's; 2. Het risicoprofiel verschaft waardevolle informatie vooral t.b.v. operationele diensten ten tijde van een calamiteit of crisis. Het risicoprofiel bevat een uitgebreid bestand van gegevens over risicovolle objecten en aktivititeiten. Deze gegevens kunnen ten tijde van een incident of ramp door betrokken hulpverleningsdiensten geraadpleegd worden. 3. Ten slotte vormt het risicoprofiel de basis voor het lokale en regionale beleid met van risico- en crisisbeheersing en de daarvoor in te zetten capaciteit en middelen. Het risicoprofiel stelt het bestuur in staat om keuzes te maken over het te voeren beleid, de in te zetten capaciteit en eventuele prioriteiten, welke wordt vastgelegd in het regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing. Belangrijkste (regionale) risico's. De belangrijkste soorten risico's die de regio bedreigen en die het risicoprofiel van de regio in bepalen hebben veelal te maken met de bijzondere kenmerken van het gebied. De provincie en daarmee het gebied van de veiligheidsregio wordt gekenmerkt door een stelsel van wegen voor alle vervoersmodaliteiten en daarnaast veel kennisintensieve, innovatieve en dienstverlenende bedrijven, een diversiteit aan landschappen en grondgebruik op een relatief klein oppervlak. Er zijn vele soorten risico's die de regio bedreigen. De belangrijkste risico's worden
2010-357 Bladnummer 3/5 Raadsvoorstel 14 oktober 2010
hieronder genoemd en zijn de bijlage 2 (Bestuur Bestuurlijke samenvatting eindconcept regionaal risicoprofiel Veiligheidsregio Utrecht) ter toelichting uitgewerkt. Het zijn: • Transportongevallen (o.a. met giftige/gevaarlijke stoffen). Transportongevallen komen in de regio veelvuldig voor, zo zijn er zijn jaarlijks zeer veel doden en gewonden in het verkeer. Door de centrale ligging vormt de regio daarnaast voor alle vervoersmodaliteiten een belangrijk knooppunt, in het bijzonder ook voor het transport met gevaarlijke stoffen. • Overstromingen. De overstromingsrisico's behoren ook tot de belangrijkste risico's van de regio vanwege een hoge inwonerdichtheid, de lage ligging én een relatief hoge overstromingskans. Ook bij tijdige evacuatie is de economische schade in potentie extreem groot. • Ziektegoif / pandemie. Er bestaat een grote kans op een ziektegolf en het effect is potentieel zeer groot • Terrorisme. De kans op een terroristische aanslag is moeilijk voorspelbaar maar moet voor een aantal objecten als zeer realistisch worden geschat, terwijl de effecten potentieel zeer groot zijn. • Paniek in menigte. Paniek in een menigte kan onder bijzondere omstandigheden erg gemakkelijk ontstaan, vooral ook bij grotere evenementen. Als gevolg van paniek kunnen er snel gewonden vallen. In de regio worden jaarlijks veel evenementen georganiseerd. • Uitval nutsvoorzieningen. Als dienstverlenende regio met een groot zorgaanbod is de regio gevoelig voor generieke risico's als uitval van nutsvoorzieningen. De afhankelijkheid van energie van vitale voorzieningen is zeer groot. De kans op kortdurende uitval in kleinere gebieden is groot maar neemt sterk af voor grotere gebieden. • Brand. Brand komt veel voor en er zijn jaarlijks meerdere dodelijke slachtoffers en gewonden in de regio, vooral bij branden in woningen. Branden bij aaneengeschakelde grote brandcompartimenten vormen ook een bijzonder risico, dergelijke branden komen vaak voor en is de financiële schade is zeer groot. Ook de risico's van natuurbranden zijn medebepalend voor het risicoprofiel omdat het risicoareaal en ook de potentiële schade relatief groot is . Het risico van een grote brand in de A2 tunnel scoort ook hoog in de risicomatrix op kans én effect. Een grote brand in de tunnel zal mogelijk ook niet te bestrijden zijn. Vanuit verschillende disciplines bestaat zorg voor een aantal crisistypen dat ook als maatgevend moeten worden beoordeeld, Het risicoprofiel wordt daarom nog aangevuld met: • Extreem weer, dat aanvullend behandeld wordt bij overstromingen • Ecologische risico's bij transportongevallen, die aanvullend behandeld worden bij de risico's van transport. • Maatschappelijke onrust bij grote mensenconcentraties. Die risico's die gepaard gaan met het bijeen zijn van veel mensen, worden behandeld bij paniek in menigte • Uitval van nutsvoorzieningen bij grootschalige evenementen, wordt aanvullend behandeld bij 'Uitval van nutsvoorzieningen \ • Uitbraak van ziekten als gevolg van besmetting van dier op mens wordt aanvullend behandeld bij ziektegolf/ pandemie. Het uitgebreide overzicht is in dit voorstel niet opgenomen. Wij verwijzen u hiervoor
Bladnummer 4/5 Raadsvoorstel 14 oktober 2010
naar de integrale tekst die in de leeskamer ter inzage ligt.
4
Gewenst maatschappelijk effect
De regio Utrecht en daarmee Nieuwegein hebben een adequate crisisbeheersings- en brandweerorganisatie.
5
Bestaand beleidskader
De gemeente participeert in de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht. Het doel van deze regeling is het door de Veiligheidsregio Utrecht realiseren van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau van de beheersing van rampen en crises in de Utrechtse gemeenten. In het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden de (gemeenschappelijke) belangen van de deelnemende gemeenten behartigd ter bevordering en waarborging van de voorbereiding op rampen en crises, zulks met inachtneming van hetgeen in of krachtens de regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio.
6
Voorgestelde oplossing
In te stemmen met het concept regionaal risicoprofiel van de Veiligheidsregio Utrecht. Het voorliggende concept is 13 september j . l . besproken in de vergadering van het algemeen bestuur VRU. Het algemeen bestuur heeft ermee ingestemd dat het eindconcept voor instemming wordt voorgelegd aan de raden, de netwerkpartners (waterschappen, defensie, provinciale diensten, bedrijven voor drinkwater en stroomvoorziening, Rijkswaterstaat, politie, regionale ambulancevoorziening, de beide GGD-en) en de aangrenzende veiligheidsregio's. 7
Alternatieven
Niet van toepassing S
Financiële aspecten
Niet van Toepassing
9
Communicatie aspecten
Na verwerking van de uitkomsten van de gemeenteraden en de resultaten de netwerkpartners en de buurregio's, wordt het risicoprofiel begin maart 2010 ter definitieve vaststelling aan het algemeen bestuur VRU aangeboden. Het beleidsplan 2011 waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio is mede gebaseerd op het bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel. Artikel 45 van de Wvr bepaalt dat Gedeputeerde staten zorg dragen voor de productie en het beheer van een geografische kaart waarop o.a. de in de veiligheidsregio aanwezige risico's zijn aangeduid, op basis van het risicoprofiel. De risicokaart vermeldt de
2 010-357 Bladnummer 5/4 Raadsvoorstel 14 oktober 2010
plaatsgebonden en geografisch te onderscheiden risico's alsmede de gegevens die zijn opgenomen in het openbare register, bedoeld in artikel 12.12 van de Wet milieubeheer. De kaart is openbaar (www.risicokaart.nl) Voor de communicatie over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan en over de daarbij te volgen gedragslijn heeft de wetgever de Veiligheidsregio aangewezen.
10 Juridische aspecten In artikel 15 Wet veiligheidsregio's wordt bepaald dat de veiligheidsregio een risicoprofiel vaststelt.
11 Risico's Niet van toepassing
12
Bijlagen
1. Notitie invoering Wet Veiligheidsregio's en risicoprofiel, AB 13 september 2010 2. Bestuurlijke samenvatting eindconcept regionaal risicoprofiel Veiligheidsregio Utrecht. 3. Brief VRU planning invoering Wet Veiligheidsregio's en bestuurlijke samenvatting regionaal risicoprofiel VRU d.d. 20-09-2010
burgemeester en wethouders.
drs. P.C.M, van Elteren secretaris
drs. C.M. de Vos burgemeester
Nieuwegein / ^ P %
2 0 10-357
■A \ a
Raadsbesluit De raad van de gemeente Nieuwegein; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 oktober 2010;
gelet op artikel 15 Wet veiligheidsregio's;
besluit: In te stemmen met het {concept )regionaal risicoprof iel 2010 van de Veiligheid sregio Utrecht. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 november 2010
de griffier,
de voorzitter,
2010-357 Bijlage 1, notitie invoering W e t Veiligheidsregio's en risicoprofiel, A B1 3 september 2 0 1 0 OVERZICHT PLANNING INVOERING WET VEIL1GHEID5REGI0'S
Inleiding Op 1 oktober 2 0 1 0 treedt de W e t veiligheidsregio's en bijbehorende besluiten (Besluit Kwaliteit Veiligheidsregio's en Besluit personeel Veiligheidsregio's] in werking. De w e t verplicht de veiligheidsregio's binnen een aantal belangrijke documenten vast t e stellen, met bijbehorende termijnen. 1. Gemeenschappelijke regeling (uiterlijk 1 januari 2 0 1 1 ] De formele verankering van de veiligheidsregio in een gemeenschappelijke regeling is in de V R U al gerealiseerd. Per 1 januari 2 0 1 0 is de gewijzigde regeling VRU van kracht die voldoet aan de wettelijk gestelde eisen. Daarmee is aan deze verplichting reeds voldaan.
2 . Regionaal risicoprofiel (uiterlijk 1 april 2 0 1 1 ] Het bestuur van de VRU dient iedere vier jaar een regionaal risicoprofiel v a s t t e stellen. Dit risicoprofiel dient ten minste de volgende elementen t e bevatten: Een overzicht van risicovolle situaties en soorten risico's op rampen en crisis in de regio en een analyse van de kansen en effecten. Het risicoprofiel vormt de basis voor het beleid en daarvoor in t e zetten capaciteit voor beheersing van deze risico's [voorkomen en beperken] en de voorbereiding op rampen en crisis. Voor het opstellen van het risicoprofiel is een landelijke systematiek beschikbaar gesteld. Deze heeft t o t doel om de vergelijkbaarheid van de risicoprofielen tussen de regio's onderling t e realiseren. In de VRU is het risicoprofiel als eindconcept gereed. Het is het resultaat van een uitgebreide ambtelijke commentaarronde en bij gemeenten en netwerkpartners die in de eerste helft van dit jaar heeft plaats gevonden. De commentaren hebben ertoe geleid dat de risico's meer een multidisciplinaire oriëntatie hebben gekregen. Planning r isicop r ofiel Uitgaande van de deadline van 1 april 2011, en de vergaderplanning van het bestuur, wordt de volgende planning gehanteerd. 2 1 maart 2 0 1 1 3 maart 2 0 1 1 l s t e week februari December 2 0 1 0 januari 2011
ABVRU DB Veiliqheidsberaad VRU en netwerkpartners.
September november 2 0 1 0
Raden, netwerkpartners en buurreqio's VRU
Eind september 2010 13 september 2010
AB
Vaststellen reqionaal risicoprofiel Instemmen risicoprofiel en doorqeleidinq naar A B Advies over risicoprofiel Verwerken reacties consultatieronde +■ uitgewerkte scenario's soorten risico's + inventarisatie gewenst capaciteitsbeslaq (wettelijk vereiste] consultatieronde over risicoprofiel. Aanbieding eindconcept risicoprofiel aan raden, buurreqio's en netwerkpartners Kennisname van concept risicoprofiel en vrijgeven voor consultatieronde.
3. Regionaal beleidsplan (uiterlijk 1 juli 5011) Het algemeen bestuur VRU dient iedere vier jaar een beleidsplan op te stellen. Hierin is het beleid met betrekking tot risico- en crisisbeheersing voor deze periode vastgelegd. De wet geeft een opsomming van de onderwerpen die ten minste in het beleidsplan moeten zijn opgenomen en geeft aanwijzingen voor de procedure. Basis voor het beleidsplan vormt het ambitieniveau, welke kan worden afgeleid van de bestuurlijke afweging m.b.t. het regionaal risicoprofiel. Op basis van de wettelijke vereisten en de organisatie van de nieuwe VRU worden voor het beleidsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1.
Evenals de wet, heeft het beleidsplan betrekking op de risico- en crisisbeheersing en heeft dus vooral een multidisciplinair karakter. Het monodisciplinaire beleid van brandweer, ghor en gemeentelijke crisisbeheersing komt in het beleidsplan alleen aan de orde voor zover het hun bijdrage aan de risico- en crisisbeheersing betreft. Hetzelfde geldt voor de andere [externe) netwerkpartners.
E. Voor het beleid van risico- en crisisbeheersing is breed commitment van de netwerkpartners noodzakelijk. Om hieraan invulling te geven, zullen de netwerkpartners actief worden betrokken bij het meeschrijven aan het beleidsplan. 3. De uitvoering van het beleidsplan moet worden ingebed en geborgd in de planning en controlcyclus van de VRU. Dit houdt in dat de indeling van het beleidsplan aansluit op de indeling van de programmabegroting en bijbehorende budgetten en de reguliere bestuursrapportages.an de prograoing vuberoden Bij de indeling van het beleidsplan zal aangesloten worden bij de programma's in de programmabegroting en de bijbehorende budgetten. Op deze wijze is de uitvoering van het beleidsplan in de organisatie geborgd. Planning beleidsplan 27 juni 2011
AB
ljuni E011
DB
April-mei 2011
Colleges, netwerkpartners en buurreqio's DB AB (themabijeenkomst) Veiligheidsberaad
3 maart 2011 IG februari E011 Begin februari 2011 Januari 2011 September december E010
VRU VRU en netwerkpartners
Vaststellen regionaal beleidsplan (+ programmabegroting 2012 en meerjarenraming t/m 2015). Vaststellen regionaal beleidsplan [+ begroting 2012 en meerjarenraminq) en doorqeleiden naar AB Consultatieronde colleges (gelijktijdig met consultatie begroting E01E) Consultatie buurreqio's en netwerkpartners Bespreken beqrotinq + reqtonaal beleidsplan Bespreken hoofdlijnen regionaal beleidsplan Bespreken hoofdlijnen regionaal beleidsplan [+ risicoprofiel) Reqionaal beleidsplan in concept qereed Opstellen beleidsplan
4 . Regionaal Crisisplan (uiterlijk 1 oktober 2011} De WVR vereist dat het bestuur van de VRU een regionaal crisisplan vaststelt. Het regionaal crisisplan beschrijft de opgeschaalde operationele organisatie in de responsfase, inclusief de wettelijke basisvereisten crisisbeheersing. Het regionaal crisisplan komt in de plaats van de bestaande gemeentelijke crisisplannen. Er is een landelijk referentiekader opgesteld voor het regionaal risicoprofiel, gebaseerd op het zogenoemde knoppenmodel dat door de Politiekorpsen wordt gehanteerd. Doel hiervan is om de afstemming tussen de regio's en de bijstandsverlening te bevorderen. In de VRU is sinds medio 5 0 0 9 formeel al een regionaal crisisplan vastgesteld. Deze is gebaseerd op een actualisatie van het voormalige modelgemeentelijke crisisplan. Ook zijn er diverse leidraden vastgesteld waarin de hoofdstructuur van de regionale crisisorganisatie (COPI, ROT en RBT) is vastgelegd. Voor het GBT is een leidraad in concept gereed. Op dit moment wordt in beeld gebracht welke wijzigingen/aanvullingen noodzakelijk zijn in het regionaal crisisplan om te voldoen aan de landelijke eisen. Op dit moment is daarom nog niet exact te zeggen welke exra inspanningen hiervoor nog nodig zijn. Waar het gaat om de realisering van het regionaal crisisplan is tot 1 oktober E011 beschikbaar. Dit zou betekenen dat een deel van de consultatie in de zomerperiode zou plaatsvinden, wat niet gewenst is. Voorgesteld wordt om de voorbereiding en de besluitvorming van het regionaal crisisplan gelijk op te laten lopen met het regionaal beleidsplan. Voordelen hiervan is dat de samenhang tussen beleidsplan en crisisplan bewaakt kan worden en ook de bestuurlijke consultatie en besluitvorming niet onnodig wordt belast. Dit resulteert in de volgende planning: 27 juni 2011 1 juni 2011
AB DB
19 mei 2011 April -mei 2011
AB Thema-bijeenkomst Colleges, netwerkpartners en buurregio's Operationele sleutelfunctionarissen ACBers, netwerkpartners e.d.
Februari 2011
Januari 2011
VRU
September 2010 - december 2010
VRU
Vaststellen reqionaal crisisplan + beheer Instemmen met regionaal crisisplan + beheer en doorqeleidinq naar AB Bespreken hoofdlijnen reqionaal crisisplan Consultatieronde regionaal crisisplan Commentaarronde, themabijeenkomsten.
Regionaal crisisplan in concept gereed * financiële paraqraaf [input beqrotinqskader). Opstellen van regionaal crisisplan
Bestuurlijke samenvatting eindconcept regionaal risicoprofiel Veiligheidsregio Utrecht. 1. Inleiding Elke Veiligheidsregio zal zich moeten voorbereiden op specifieke risico's die haar inwoners bedreigen. De Wet op de Veiligheidsregio's (WVR) die op 1 oktober 2010 in werking treedt, verplicht de Veiligheidsregio Utrecht (VRU] een regionaal risicoprofiel vast te stellen. Het risicoprofiel dient uiterlijk 1 april 2011 te morden vastgesteld door het algemeen bestuur van de VRU. Het risicoprofiel bevat een overzicht van de risicovolle situaties en daarvan afgeleid de belangrijkste soorten rampen en crises in de regio. Deze annotatie heeft tot doel om de gemeentebesturen op hoofdlijnen te informeren over het regionaal risicoprofiel. De annotatie beperkt zich tot de belangrijkste soorten rampen of crises die de regio kunnen treffen. In het risicoprofiel is daarnaast een uitgebreid overzicht opgenomen van risicovolle situaties [per definitie plaatsgebonden], die per gemeente zijn gespecificeerd. Deze risicovolle situaties zijn in deze annotatie buiten beschouwing gelaten. Het volledige risicoprofiel is binnen uw gemeente beschikbaar gesteld en kunt u desgewenst opvragen.
2. Doel.
Het regionaal risicoprofiel: • Verschaft inzicht aan de verantwoordelijke besturen en operationele diensten in de risico's op rampen en crisis; • Bevat waardevolle operationele gegevens over risicovolle objecten en activiteiten, ten behoeve van operationele diensten, zowel in de voorbereidende fase als bij optreden bij incidenten, rampen of crises. • Vormt de basis voor het regionaal beleid met betrekking tot risico- en crisisbeheersing, de daarvoor in te zetten capaciteit en prioriteiten. Dit beleid vereist uiteindelijk een bestuurlijke afweging die wordt vastgelegd in het eveneens wettelijk vereiste regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing. Dit plan dient uiterlijk 1 juli 2011 te worden vastgesteld door het bestuur van de VRU. « Het risicoprofiel is géén statisch document. De daarin opgenomen risico-informatie dient actueel gehouden worden en beheerd. Hiervoor wordt een voorziening getroffen.
3. Totstandkoming eindconcept regionaal risicoprofiel
Het eindconcept regionaal risicoprofiel is het resultaat van een intensief proces dat al in 2007 is gestart, waarbij toenmalige risico-inventarisaties zijn geactualiseerd. Eind 2 0 0 9 is het risicoprofiel in eerste concept afgerond. Na een toelichting in het algemeen bestuur van januari 2010 is dit concept voor een uitgebreide ambtelijke consultatie toegestuurd aan gemeenten en een groot aantal netwerkpartners. In januari heeft de VRU een aantal informatiebijeenkomst voor de ambtelijk adviseurs gehouden. Daarnaast heeft de VRU op 16 juni een bijeenkomst voor haar netwerkpartners gehouden met als doel om specifiek input te krijgen over de belangrijkste soorten risico's in de regio. In het eindconcept zijn de reacties uit de commentaarronde en de input van de informatiebijeenkomsten veruierkt. Op 13 september heeft het algemeen bestuur kennis genomen van het einconcept en heeft ermee ingestemd dat dit voor consultatie wordt voorgelegd aan de gemeenteraden, de netwerkpartners en de aangrenzende veiligheidsregio's.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
M-. Belangrijkste soorten risico's De belangrijkste soorten risico's die de regio bedreigen en die het risicoprofiel van de regio in bepalen hebben veelal te maken met de bijzondere kenmerken van het gebied. De provincie en daarmee het gebied van de veiligheidsregio ujordt gekenmerkt door een stelsel van wegen voor alle vervoersmodaliteiten en daarnaast veel kennisintensieve, innovatieve en dienstverlenende bedrijven, een diversiteit aan landschappen en grondgebruik op een relatief klein oppervlak. Er zijn vele soorten risico's die de regio bedreigen. De belangrijkste risico's worden hieronder genoemd en verderop in de bijlage ter toelichting uitgewerkt. Het zijn: ■ Transportongevallen [o.a. met giftige/gevaarlijke stoffen). Transportongevallen komen in de regio veelvuldig voor, zo zijn er zijn jaarlijks zeer veel doden en gewonden in het verkeer. Door de centrale ligging vormt de regio daarnaast voor alle vervoersmodaliteiten een belangrijk knooppunt, in het bijzander ook voor het transport met gevaarlijke stoffen. • Overstromingen. De overstromingsrisico's behoren ook tot de belangrijkste risico's van de regio vanwege een hoge inwonerdichtheid, de lage ligging én een relatief hoge overstromingskans. Ook bij tijdige evacuatie is de economische schade in potentie extreem groot. • Ziektegolf / pandemie. Er bestaat een grote kans op een ziektegolf en het effect is potentieel zeer groot ■ Terrorisme. De kans op een terroristische aanslag is moeilijk voorspelbaar maar moet voor een aantal objecten als zeer realistisch worden geschat, terwijl de effecten potentieel zeer groot zijn. • Paniek in menigte. Paniek in een menigte kan onder bijzondere omstandigheden erg gemakkelijk ontstaan, vooral ook bij grotere evenementen. Als gevolg van paniek kunnen er snel gewonden vallen. In de regio morden jaarlijks veel evenementen georganiseerd. • Uitval nutsvoorzieningen. Als dienstverlenende regio met een groot zorgaanbod is de regio gevoelig voor generieke risico's als uitval van nutsvoorzieningen. De afhankelijkheid van energie van vitale voorzieningen is zeer groot. De kans op kortdurende uitval in kleinere gebieden is groot maar neemt sterk af voor grotere gebieden. • B rand. B rand komt veel voor en er zijn jaarlijks meerdere dodelijke slachtoffers en gewonden in de regio, vooral bij branden in woningen. B randen bij aaneengeschakelde grote brandcompartimenten vormen ook een bijzonder risico, dergelijke branden komen vaak voor en is de financiële schade is zeer groot. Ook de risico's van natuurbranden zijn medebepalend voor het risicoprofiel omdat het risicoareaal en ook de potentiële schade relatief groot is . Het risico van een grote brand in de A2 tunnel scoort ook hoog in de risicomatrix op kans én effect. Een grote brand in de tunnel zal mogelijk ook niet te bestrijden zijn.
Vanuit verschillende disciplines bestaat zorg voor een aantal crisistypen dat ook ais maatgevend moeten ujorden beoordeeld, Het risicoprofiel wordt daarom nog aangevuld met: • • • • •
Extreem weer, dat aanvullend behandeld wordt bij overstromingen Ecologische risico's bij transportongevallen, die aanvullend behandeld worden bij de risico's van transport. Maatschappelijke onrust bij grote mensenconcentraties. Die risico's die gepaard gaan met het bijeen zijn van veel mensen, worden behandeld bij paniek in menigte Uitval van nutsvoorzieningen bij grootschalige evenementen, wordt aanvullend behandeld bij 'Uitval van nutsvoorzieningen'. Uitbraak van ziekten als gevolg van besmetting van dier op mens wordt aanvullend behandeld bij ziektegolf / pandemie.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
Zoals al is aangegeven bevat het regionaal risicoprofiel naast de soorten rampen en crises, ook een overzicht van de risicovolle situaties in de regio, Deze zijn ook per gemeente gespecificeerd.
5. Het beoordelen van de resultaten van de risicoanalyse Hoe en op welke risico's gemeenten en veiligheidsregio's zich dienen voor te bereiden, hangt af van de vraag welke mate van voorbereiding zinvol is. Er kan onderscheid worden gemaakt in twee strategieën om afhankelijk van de hoogte van het risico orn te gaan met risico's: de veerkrachtstrategie en de anticipatiestrategie. De veerkrachtstrategie is gericht op acceptatie van risico's, mits de gevolgen beperkt kunnen blijven door een effectieve respons. De veerkrachtstrategie geldt voor het dagelijkse werk. De anticipatiestrategie is er op gericht om onzekerheid en dreiging zoveel mogelijk te voorkomen door maatregelen vooraf.
6. Het sturingsprincipe en beleidskeuze Er moet een optimum gezocht worden tussen enerzijds anticipatie op risico's en anderzijds ruimte voor flexibiliteit (veerkracht). Die risico's die door hun frequentie en effect tot de dagelijkse zorg gerekend moeten worden moeten beheerst ujorden met veerkracht. Niet alleen de staande organisaties voor risicobeheersing en crisisbeheersing moeten toereikend zijn, maar ook de capaciteit van het bevoegde gezag op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Anticipatie is vooral ook nodig voor die risico's waar het bouwen van veerkracht te duur wordt geacht. Op operationele veerkracht moet echter wel worden teruggevallen bij rampen en crisis bij grote risico's waarop niet voldoende kon worden geanticipeerd, bijvoorbeeld omdat die risico's nog niet onderkend werden. Op basis van de analyse van de soorten risico's kan worden bepaald, aan welke risico's specifiek aandacht wordt besteed en wat daarvoor de meest geëigende strategie is. Er moet worden vastgesteld in welke mate binnen de regio capaciteit is om de risico's op basis van veerkracht te beheersen, of deze capaciteit voldoende wordt geacht en in welke mate anticipatie op deze risico's wenselijk is. De mate waarin de verschillende organisaties worden ingericht op veerkracht en anticipatie is een beleidskeuze die uiteindelijk door het bestuur moet worden genomen. Zoals reeds vermeld, wordt in het nog op te stellen regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing het bestuur in staat gesteld om keuzes te maken met betrekking tot het niveau van taakuitoefening, eventuele prioriteiten en de daarvoor beschikbare middelen.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
Bijlage. Toelichting op de belangrijkste soorten rampen e n / o f crises in de regio Utrecht.
1. Transportrisico's Transportrisico's voor atle transportmodaliteiten zijn in wisselende mate kenmerkend voor de regio omdat de regio door de centrale ligging een natuurlijk vervoersknooppunt vormt. Bij de behandeling van transportrisico's wordt er in de regel gesproken over de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op vrijwel alle doorgaande wegen, ontsluitingsroutes voor bedrijven met gevaarlijke stoffen en meer in het bijzonder de aangewezen transportroutes voor gevaarlijke stoffen bestaat dit risico op een ramp met gevaarlijke stoffen. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid een grote rol. In het Bas is net vervoer gevaarlijke stoffen wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen een risicoplafond, vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in de omgeving van de infrastructuur. Transportrisico's zijn er ook zonder gevaarlijke stoffen omdat personen betrokken raken bij verkeersongevallen. De verschillende risico's voor het transport over de weg, over het spoor, over het water, door de lucht en per buisleiding worden achtereenvolgens behandeld. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen personenvervoer en het transport met gevaarlijke stoffen. Het risico voor deelnemers aan het verkeer over de weg is veruit het grootst. Transportrisico: Wegverkeer personen De onveiligheid in het wegverkeer is een calamiteit van wereldformaat. Alleen al in de EU komen jaarlijks ongeveer 45.000 mensen door een verkeersongeval om het leven. Nederland behoort op dit gebied tot de veiligste landen ter wereld. Het aantal verkeersdoden is de afgelopen jaren gedaald tot ruim 7 0 0 doden per jaar. Het merendeel van de slachtoffers valt daarbij op een gemeentelijke of een provinciale weg. Het aantal ernstig gewonden is landelijk gestegen tot 17.600 in 2 0 0 8 . Ook de ernst van het letsel neemt toe. Meer zwaargewonden hebben ernstig nek- en schedelhersenletsei. De ontwikkeling van het aantal gewonden en de ernst van de verwondingen wijkt daarmee af van de ontwikkeling van het aantal verkeersdoden. Voor de regio ligt het aantal doden in het verkeer om en nabij de 4 0 doden per jaar. Het aantal ernstig gewonden is ook hier een veelvoud van het aantal doden. De regionale meldkamer van de brandweer heeft in 2 0 0 9 circa 750 meldingen van een verkeersongeval, waarbij de hulp van de brandweer nodig was, verwerkt. Vaak is dit een melding van een ongeval met beknelling. Het jaarlijks terugkerende grote aantal dodelijke slachtoffers en gewonden in het verkeer maakt het verkeersrisico strikt genomen tot het grootste fysieke risico, waarbij alle hulpdiensten een taak hebben. Dit wordt niet altijd zo beleefd. Mogelijk omdat de omvang van de benodigde hulpverlening in de regel beperkt is en de aard van de inzet wordt gerekend tot de basiszorg. Het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Utrecht van de afdeling Mobiliteit van de provincie Utrecht analyseert van de verkeersveiligheidssituatie in de regio laat zien dat deze voor verbetering vatbaar is. Zo zijn er drie verkeersongevallenconcentraties [VOC) en één Black spot in beeld gebracht. Een VOC is een kruispunt waar in een periode van drie achtereenvolgende jaren minimaal 12 ongevallen hebben plaatsgevonden, waarvan minder dan zes ongevallen met letsel. Een Black spot is een kruispunt waar in een periode van drie achtereenvolgende jaren zes of meer ongevallen met letsel hebben plaatsgevonden. Transportrisico: Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg In het Basisnet worden hoofd transportroutes aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de bebouwing binnen 2 0 0 meter van een route moeten gemeenten in hun ruimtelijke plannen rekening houden met het groepsrisico. Dat betekent dat gemeenten bij plannen voor dichte bebouwing langs hoofdwegen moeten kijken naar mogelijkheden om het
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
groten dei zelf uit de kleiner m> frequenth spoor en■
groepsrisico t e beperken en naar lokale veiligr hulpveriening en de zelfredzaamheid. B ij de trans het vervoer van gevaarlijke stoffen moet worde maximaal toegestane plaatsgebonden risico op transportroute. Dit is de veiligheidszone. De gr< anders, afhankelijk van de hoeveelheid en samens Een andere zone is het zo genoemde plasb weerszijden van een rijksweg waarover grote ha vervoerd. B innen een veiligheidszone zijn er g realiseren. B innen het plasbrandaandachtsgeb mogelijk. De provincie Utrecht heeft verder vi aansluitende routering voor het vervoer van gev de keus om met hun routering hierop aan t e sluite vervoersverbod van gevaarlijke stoffen.
a ■tf.n : ■Ï - ': ( « M U M
iguur links: programma hoogf re iguur Rechts: geprojecteerde h
De eindrapportage voor het B asisnet gevaarlij provincie Utrecht bieden informatie met betrek regio. Op de onderstaande kaart zijn de gegev gevaarlijke stoffen en het Regionaal Orgaan verhoogde verkeersongevallen concentraties zij gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is het risico op eet
B 1 ) Goederenvervoer, c In het kader van de extei gevaarlijke stoffen. Pro vervoer met gevaarlijk veriuachting in 2 0 2 0 n gebieden en gemeenten luaardoor het groepsrisi' spoor ujorden door mii gevaarlijke stoffen. Tege generieke maatregelen knelpunten op het gebie Amersfoort, B reukelen i sprake is van een groeps
Legenda Groen: Routering GS met Plasbrandaandachtsgebied. Oranje: Routering GS met veiligheidszone. Rood: Overige routering GS Paars: Routering met black spot of een VOC X: Een VOC Z w a r t e stip: een B lack spot
iguur links: marktverwachting iguur rechts: marktverwachtinc B 2 } Goederenvervoer, i Een van de meest ernsti treinen en treinen met a stad Viareggio in de It treinramp plaats bij het i LPG tankwagen. Door i gebouwen in de omgev brand staan. Meer dan 1. tijdstip werden slechts '. risicoknelpunten t e ver! worden, dat wagons me elkaar rijden. Hiermee tui ongeval met brand door ■
estuurlijke annotatie regionaal
Transportrisico: Vervoer over het spoor Aan vervoer over het spoor zijn risico's verbonde beïnvloeden. De afgelopen tien jaar is het verv veriuachting is dat dit vervoer in de toekomst onderscheiden voor A ) het reizigersvervoer en B A ) Reizigersvervoer over h e t spoor Er zijn meerdere scenario's denkbaar waï botsing van een trein. In de meest ernstig 1 0 0 mensen uit de voorste wagons om. I plaatsvindt. Dit is consistent met andere Harmeien in 1962. Dit zal voornamelijk i worden. Daarnaast zijn er 3 0 0 - 4 0 0 [o.a. uit vooral de tweede, derde, vierde en vijl
bestuurlijke anno
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VR
Transportrisico Vervoer door de Lucht Het risico op een luchtvaartongeval is met de sluiting van vliegveld 5oesterberg afgenomen, maar nog altijd voorstelbaar door de vliegroutes van en naar de luchthaven Schiphol. De aanleg van een vijfde baan op Schiphol heeft de externe veiligheidsrisico's verkleind. De toename van het risico door de verdubbeling in het aantal ujoningen. zoals die tussen 1990 en 2 0 0 3 was opgetreden binnen de risicocontour van het vierbanenstelsel, is door de vijfde baan vrijwel volledig gecompenseerd. Echter, de kans op een vliegtuigongeluk met meerdere dodelijke slachtoffers op de grond (het groepsrisico] is ongeveer tiuee maal zo groot als in 1990. De kans op een vliegtuigongeluk bij Schiphol is sinds 1990 met 3 0 tot 4 0 procent toegenomen. De vliegveiligheid per vlucht is weliswaar verbeterd, maar dat wordt teniet gedaan door de groei van het aantal vluchten. Het aantal vluchten dat kan worden afgehandeld binnen de norm voor externe veiligheid ligt nu om en nabij de fysieke capaciteit van de luchthaven. Tot 2 0 2 0 is een eventuele beperking vanuit de normstelling voor externe veiligheid daarom niet waarschijnlijk. De kans op een scenario met een neerstortend vliegtuig in onze regio moet op grond van de risiconormering voor externe veiligheid als weinig realistisch worden beschouwd.
Legenda Viïeeeoutos OBtSiing en «erttek
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprof iel, VRU, september 2010
Transportrisico buisleidingen De risico's van buisleidingen worden in de regio veroorzaakt door het transport per buisleiding van aardgas. In Nederland ligt ongeveer 1 2 . 0 0 0 kilometer aan leidingen waardoor onder hoge druk aardgas wordt getransporteerd. Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hoge druk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontiuerpdruk lager dan 16 bar is geen extern veiligheidsbeleid. Het plaatsgebonden risico van deze leidingen kan niet worden berekend, omdat de kansen op lekkage en breuk niet bekend zijn. De risico's van aardgastransportleidingen worden voornamelijk bepaald door leidingbreuken die ontstaan als gevolg van leidingbeschadiging door derden. Het in Nederland geschatte aantal graafwerkzaamheden rond leidingen en netten bedraagt 2 7 0 . 0 0 0 per jaar. Geschat ujordt dat 4 0 . 0 0 0 keer per jaar een kabel of leiding wordt geraakt. Incidentenoorzaken zijn: •
1 9 % doordat wijzigingen plaatsvinden van de oorspronkelijke werkzaamheden.
•
l 4 % doordat dat de werkzaamheden ondanks afspraken zonder toezicht zijn begonnen.
•
7 % door een slechte communicatie tussenopdrachtgever, aannemer en uitvoerder
• •
7 % doordat de positie van de leiding niet correct is. 5 % door een verkeerde interpretatie van de melding. Bij dit punt speelt de identificatie van de plaats van de werkzaamheden een rol. Door tikfouten, in bijvoorbeeld de postcode, wordt een foutieve locatie aangenomen
Indien in een hoge druk aardgasleiding een breuk optreedt, ontstaat er een verticale j e t van gas, die na ontsteking in een fakkel resulteert. Deze fakkel kan voor de grootste leidingen t o t een hoogte van enkele honderden meters reiken. Bij dit scenario vallen de meeste slachtoffers in de eerste 2 0 seconden. T o t een warmtebelasting van 3 5 k W / m 2 , dat is t o t circa 1 8 0 meter van de buisleiding, is de letaliteit 1 0 0 % . Tussen een warmtebelasting van 3 5 k W / m 2 en 10 k W / m 2 , dat is t o t circa 4 3 0 meter van de buis, is het overlijden afhankelijk van warmtestraling [afstand) en het feit of men buiten is. Bij een warmtebelasting van 10 k W / m 2 ( 1 % letaliteitgrens) of lager zijn er geen slachtoffers
Op vrijdag 3 0 juli 2 0 0 4 heeft in België bij de plaats Gellingen zich een dergelijk scenario voorgedaan. Op dat moment waren er ongeveer 2 0 0 mensen in de buurt aanwezig. Er vielen 2 4 doden, waaronder 5 brandweermannen en er raakten 132 personen gewond, waarvan de meesten zeer ernstig. Woningen en bedrijven in de buurt werden vernield door de hitte. De trillingen van de ontploffing waren t o t ongeveer 10 km t e voelen Op de bovenstaande linker f o t o een weergave van de 1 0 0 % letaliteitcontour.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2 0 1 0
10
De kans op een ramp. zoals in België, is in de regio erg klein. In de regio is er slechts iets meer dan 2 0 0 kilometer aan hoge druk aardgasleidingen. De Wet Informatie- Uitwisseling Ondergrondse Netten, bekend als de grondroerdersregeling, moet de kans op graafincidenten reduceren. Daar staat ujel tegenover dat een nieuwe A M v B Buisleidingen soepelere regels stelt voor het bouwen in de nabijheid van buisleidingen. Als gevolg van een hoge inwonerdichtheid bij de leiding kunnen de effecten van het scenario dan toenemen. In de gemeente Nieuwegein wordt groepsrisico langs de buisleiding overschreden. De leiding loopt door de wijk Blokhoeve, waar binnen de 1 0 0 % letaliteitgrens [ 1 8 0 m) zich een aantal grote publiekstrekkers bevinden [congres- en beurzencentra, sportcomplexen). Omdat de aanwezigheid in één publiekstrekker nogal van invloed is op de hoogte van het GR, heeft de gemeente een gevoeligheidsanalyse laten uitvoeren. De overschrijding van de oriënterende aiaarde varieert hierbij van 4 [gemiddelde aanwezigheid} t o t 2 3 (vergunde aanwezigheid in de gebruiksvergunningen). De overschrijdingen van de O W treden op bij 1.000 slachtoffers, of zelfs meer. Reden voor de gemeente Nieuwegein om op dit moment deze gasleiding als het voornaamste EV knelpunt t e beschouwen
Rood: hoge drukleiding aardgas Groen: buisleiding olie
Ecologische transportrisico's Voor vrijwel alle stoffen waarbij gezondheidsrisico's voor mensen bestaan, bestaan deze in meer of mindere mate ook voor plant en dier. Daarmee zijn de verschillende transportrisico's die worden beschreven met mogelijke effecten op de gezondheid van de mens ook aanwezig voor de ecologie. Concreet betekent dit dat bij een incident of calamiteit ook aandacht moet worden besteed aan mogelijke schade aan/verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater, omdat deze elementen belangrijke randvoorwaarden scheppen voor een gezonde leefomgeving voor plant en dier. Het instrumentarium voor de ruimtelijke ordening wordt over het algemeen ingezet om bufferzones rondom kwetsbare gebieden te creëren om zo risico's t e kunnen beperken of t e beheersen. H e t is ook belangrijk om bij incidentbestrijding bij transportrisico's oog t e hebben voor de impact op de [leefomgeving en daarbij zonodig relevante partijen t e betrekken, voor zover dit al niet het geval is [bijvoorbeeld terreinbeheerders, waterschappen). De regio kent verschillende gebieden met bijzondere natuurwaarden. De minister van LNV heeft voor Nederland 162 Natura EOOO-gebieden aangewezen. Z e maken deel uit van een samenhangend netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die zijn aangewezen op grond van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. Het doel van Natura 2 0 0 0 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit. Beschermde natuurmonumenten [ B N M ) zijn gebieden waarin zich zeldzame soorten bevonden onder de oude Natuurbeschermingswet, waarin de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden werden meegenomen. In Natura 2 0 0 0 gebieden waar een B N M voorkomt wordt de bescherming automatisch meegenomen en vervalt de bijzondere B N M status.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2 0 1 0
11
Bijgaande figuur geeft twee kwetsbare natuurgebieden weer. Licht blauwe en licht groene gebieden zijn Natura 2000-gebieden [N2000]. Donker groene gebieden zijn beschermde natuurmonumenten [BNM].
Grondwaterbeschermingsgebieden Ongevallen, waaronder transportongevallen waarbij (gevaarlijke) stoffen in bodem of water terechtkomen, kunnen in grondwaterbeschermingsgebieden een ernstige bedreiging zijn voor de kwaliteit van het te winnen drinkwater. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn gebieden waaruit drinkwater opgepompt wordt. De grootte van deze gebieden kan verschillend zijn, omdat de opbouw van de bodem bepalend is voor de "reissnelheid" van het water. Grondwaterbeschermingsgebieden bestaan uit twee zones: het waterwingebied, direct rond de winputten [de zestig dagen zone) en de beschermingszone, het gebied tussen de zestig dagen grens en de 25 jaarsgrens. Niet alle waterwingebieden zijn omgeven door een beschermingszone. Sommige winningen kennen namelijk boringsvrije zones. Ook is een combinatie mogelijk van een grondwaterbeschermingszone, die omgeven wordt door een boringsvrijezone. Er zijn drie combinaties van grondwaterbeschermingsgebieden mogelijk: 1. Waterwingebied en een boringsvrije zone (niet kwetsbaar) 2. Waterwingebied, boringsvrije zone en grondwaterbeschermingsgebied (deels kwetsbaar) 3. Een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied (kwetsbaar) Zie figuur op de volgende bladzijde Zie ook: Uitval nutsvoorzieningen drinkwater
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
12
Figuur watermingebieden
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
13
5. Overstromingen Verandering van het klimaat, stijging van de zeespiegel en bodemdaling stellen nieuwe eisen aan de waterhuishouding in het gebied. Het watersysteem is kwetsbaar doordat het afhankelijk is van technische maatregelen en ujeinig rekening houdt met de veranderende natuurlijke omstandigheden. Vanwege een hoge inwonerdichtheid én de veelal lage ligging van de regio, tussen rivier en randmeren, behoren de overstromingsrisico's tot de belangrijkste risico's van de regto. Het aantal directe doden bij een overstromingsscenario kan gering blijven indien een overstroming wordt voorzien, maar de potentiële maatschappelijke schade blijft ook dan onvoorstelbaar groot. Het effect van een overstroming wordt in beginsel begrensd door een dijkring. Een veel groter gebied dan een dijkring raakt echter getroffen bij een overstroming. Dijkringgebieden zijn ten eerste niet sterk gecompartimenteerd en ten tweede zijn aanliggende gebieden voor hun voorzieningen afhankelijk van elkaar. Denk hierbij bijvoorbeeld aan nutsvoorzieningen gelegen binnen een dijkring en waarvan het verzorgingsgebied deels buiten de dijkringring ligt ^orrnfreguentie faalkansen per dijknng
Normfrequentie
HH
1/500
per jaar
P 3 1/1250 per jaar r ~ 1 1/2000 per jaar 1/4000 per jaar 1/10000 per jaar
■1 ■
i f s
i I
E IttJfc
4J i 1.1,.
't
J
JÖOO^'-V
*^*
r
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september EOIO
14
Dijkring 1>4 Dijkring lM- is de dijkring met de grootste schade indien de waterkeringen falen. Drie miljoen mensen kunnen getroffen warden en 6 5 % van het bruto nationaal product [BNP) wordt verdiend in deze dijkring. De economische waarde van dit gebied is groot. Het gebied gaat over de grenzen van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland, 5 waterschappen te tueten Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Delfland, en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, en de Veiiigheidsregio's Amsterdam Amstelland, Kennemerland, Haaglanden.Rotterdam-Rijnmond, Hollands Midden en Utrecht. In dit gebied zijn 59 gemeenten vertegenwoordigd
A N
CWL.4dPr&TO0t 4 _ J ^EÖaHlCEöjwEar
ftljBB»JlHMeW< ^^jajösH^f.^fÈ'J^^^
ƒ
}
1
Gi-rave 'fwomipffn ' S » * »
* Mft^ïW
Pt « J
J'
f
/ **xv *
Jr
^
j
Httganto
^
V
©ƒ©
iWmftito**
. • * " " (
fc^fW
S u n
ï
; - - * ' -
h M ***<**«»ƒ
F i n l r r
1
l
55
(=»♦*-
GJ
Het fysieke risico Het fysieke risico in een gebied neemt toe, naarmate de kans afneemt om te vluchten, nadat er een dijkdoorbraak heeft plaatsgevonden. B elangrijk hierbij is de snelheid waarmee het water opkomt en de diepte die bereikt wordt. Onderstaande kaart geeft een impressie voor dit risico.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
utEH
^«-/©^
'
l*tt r ö t
iQj - & l s « » | » 0 *§[
V
15
. ^
Extreem Weer In deze paragraaf ujorden de mogelijke acute gevolgen voor de mens van 'extreme lueersomstandigheden' belicht.
golf /Pandemie getroffenen [morbiditeit) het percentage personer| ndemie dreigt een ernstig^ olking meer of minder erl zijn en mede door secun Tijdens een grieppande . Dit kan tot maatschappe ; kan de continuïteit van ti dreigd. Omdat het ontwil. :in tijd vraagt, is het vrijwe /accin beschikbaar is. Ten =n toenemen, deels doord; :, dat aan de vraag niet vol' Ie symptomatische gevalle d door het optreden var :eit aanzienlijk belast zal w ief korte tijd. tndic
EÜHÜ 5 0 G '
Itetflc Jpname ziekenhui»
5000
Symptomatisch
400.C
\- symptomatisch
Het betreft: • Extreme koude, sneeuw of ijzel. • Extreme hitte en eventueel smog. • Extreme wind, windhozen, zware storm. • Extreme neerslag en wateroverlast. Extreme weersomstandigheden kunnen grote maatschappelijke effecten teweeg brenge moet worden gedacht aan overstromingen, uitval van nutsvoorzieningen e verkeersongevallen. Dergelijke geconcentreerde gebeurtenissen worden niet hier ma desbetreffende hoofdstuk behandeld. Afgezien van een windhoos waarvan de effec plaatselijk kunnen zijn, gaat het bij dit ramptype om effecten van boven regionale schaal Leidraad Maatramp werd de schaal van dit ramptype uitgedrukt in aantallen personen pe een urgente hulpvraag. De hulpvraag houdt verband met bijvoorbeeld letsel onderkoeling, opvangbehoefte bij extreem weer, ernstige problemen door hitte of problemen met de 'normale' gezondheidszorg door plotselinge isolatie of plat gelegd Voor Nederland zijn voor extreem weer vooral ook de gevolgen voor het waterbeheer VÉ Enerzijds is dat de waterkwantiteit, waardoor wateroverlast dreigt en anderzijds water waardoor door overstort van riolen ernstige verontreiniging van het oppervlaktewater dr In de Leidraad Maatramp werden twee vrij algemene indicatoren gebruikt om aan te ge maatscenario op een regio van toepassing is. De combinatie van het inwonertal en de op van de regio zorgt voor een maatscenario, namelijk niveau 'V'. Maatscenario 'V' geeft è een aannemelijke kans bestaat op 2 0 0 of meer slachtoffers ten tijden van weersomstandigheden. De huidige klimaatmodellen geven aan dat de te v temperatuurstijging in Nederland nagenoeg in de pas loopt met die van het wereldgemic worden in het weer echter meer extremen verwacht. We zullen in de toekomst dus \ extreem weer worden geconfronteerd. Ter illustratie enkele recente situaties met extreem weer: l 4 juli 2010: Een camping aan een meertje in Vethuizen werd getroffen door een zeer valwind uit een zware onweersbui. De vaiwind blies 20 caravans over een meertje naar i oever. 1 vrouw kwam direct om het leven. 4 mensen raakten zwaar gewond, waan/i overleed. 4. De hulpdiensten konden de camping moeilijk bereiken, want overal in de waren bomen ontworteld. Ook 5 hoogspanningsmasten knapten af. Een aantal boerc woningen raakten zwaar beschadigd. Langs de hele lijn van het onweersfront ujerdi ontworteld, daken raakten beschadigd en straten en kelders liepen onder water. 18 januari 2007: Er was een zware storm met windstoten tot orkaankracht in westNederland. Er vielen 7 doden door omvallende bomen en verkeersongevallen. In Utrecr bouwkraan op een universiteitsgebouw, dat deels instortte. In Amsterdam werd ( voorgevel van een bank er in zijn geheel uitgeblazen.
6
8
10
12
14
16
18
26 augustus 2003: Dijkdoorbraak in Wilnis als gevolg van extreme droogte. Bij de do> ongeveer 6 0 meter dijklichaam weggeschoven. In eerste instantie werd een vrijwillige opgestart. In de loop van de ochtend toen er gasleidingen braken werden 1500 tot 2 0 0 verplicht geëvacueerd.
de pandemie = zin zijn bij een pandemie c atie fase. Het nieuwe virus Eleratie fase. Het virus vers
> annotatie regionaal risico
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
•
De plek fase. Het aantal nieuwe ziektegevallen bereikt een maximum.
•
De afname fase. Het aantal nieuwe ziektegevallen neemt af, omdat de meeste vatbare individuen besmet zijn. Er ontstaat immuniteit in de populatie.
Uitbraak v a n ziekten als gevolg v a n besmetting van dier op mens Nederland is de laatste jaren geconfronteerd met meerdere veterinaire crises zoals B 5 E [gekke koeien ziekte], M K Z [Mond en Klauwzeer), varkenspest, Vogelpest [Aviaire Influenza) en zeer recent ook Q koorts. Mensen en dieren leven niet in gescheiden werelden, maar leven gezamenlijk. Ze hebben zich in de loop van de evolutie zelfs gezamenlijk ontwikkeld, net als hun ziekteverwekkers. Daarom kunnen mensen ziek worden door ziekteverwekkers die afkomstig zijn van dieren. Deze infectieziekten worden zoönosen genoemd. Zoönotische infecties komen in zeer variabele vormen voor. Ze kunnen veroorzaakt worden door virussen, bacteriën, parasieten, schimmels en zelfs door deeltjes ontstaan uit bepaalde eiwitten uit de hersenen [BSE]. Z e kunnen worden overgedragen via de lucht, door direct contact, door zwemmen in besmet water, door een besmette omgeving, door bijten, via besmet voedsel, door tussengastheren, of door contact met besmette ontlasting. Z e kunnen frequent optreden of uiterst zeldzaam zijn. Uit studies blijkt dat het praktisch onmogelijk is om de volgende opduikende zoönose t e voorspellen. Het zoönotische virus dat een pandemie veroorzaakt moet aan drie eisen voldoen: het moet schadelijk zijn [pathogenkiteit], het moet gemakkelijk naar andere dieren en mensen overspringen [transmissie) en het moet een lange incubatieperiode hebben (dan verspreidt het zich voordat het wordt opgemerkt). Naast het economische effect als gevolg van bijvoorbeeld het preventief ruimen van de veestapel, zijn de effecten als de ziekte eenmaal op de mens wordt overgedragen in potentie gelijk aan een ziektegolf onder mensen. Het project Emzoo (Emering zoönosen) dat wordt uitgevoerd onder leiding van het RIVM heeft een dierziekte prioritering opgeleverd waarin alle voor Nederland belangrijke zoönosen zijn geïnventariseerd en geprioriteerd naar mate van bedreiging.
O-koorts Q-koorts is een infectieziekte die van dieren kan overgaan op mensen. In Nederland zijn besmette melkgeiten en melkschapen de bron van de ziekte bij mensen. De meeste mensen lopen Qkoorts op door het inademen van lucht waar de bacterie inzit tijdens de lammerperiode van geiten en schapen. Meer dan de helft van de mensen met Qkoorts heeft geen klachten. De mensen die wel klachten hebben, hebben vaak een griepachtig ziektebeeld. Soms verloopt Q-koorts ernstiger. Mannen hebben vaker last van p-koorts dan vrouwen en ook mensen die roken worden vaker ziek. Veel mensen die Qkoorts hebben gehad zijn daarna nog gedurende lange tijd moe. Wanneer er ziekteverschijnselen optreden gebeurt dat gemiddeld 2 è 3 t o t G weken na de besmetting.
Gemelde Q-koortspatiënten 2009 irtcuente.ee>- gemB?«?
CU*-* O *-« O
«-«SB
§ 1 ^ EPOPEE | 2E-&E *H5
E^UAVlIfttl 2IJ. W J] LI
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2 0 1 0
18
M-. Risico's van terrorisme en terroristische dreigingen Er zijn veel definities in omloop die terrorisme vanuit verschillende perspectieven belichten. Terrorisme (van het Latijnse terror, paniek) is het zonder wettige grond plegen van ernstig geweld of ernstige dreiging daarmee met een politiek of religieus doel. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht beschouwt terrorisme als een misdrijf met een terroristisch oogmerk. Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het doel om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. Personen of organisaties van wie c.q. waarvan een terroristische dreiging uitgaat, schermen hun activiteiten zo goed mogelijk af. Dergelijke dreigingen en risico's kunnen gericht zijn tegen de Nederlandse samenleving als geheel maar ook tegen instellingen, organisaties of individuele burgers. Het bijzondere van een terreurdreiging brengt met zich mee dat informatie vaak geheim moet blijven en niet, of slechts in zeer kleine kring, bekend mag worden. Het KLPD speelt binnen de politie een sleutelrol bij het voorkomen en bestrijden van terroristische aanslagen en vervult een spilfunctie tussen de Nederlandse politie en andere nationale en internationale instellingen. Het Bureau Conflict- en Crisisbeheersing [B CCB ) van de regionale politie speelt op het lokale en regionale niveau een centrale rol bij de dreigingsinformatie. Bij dreigingen kan een verschil worden gemaakt tussen de algemene dreiging voor Nederland, een dreiging tegen een object, dienst of persoon, of een dreiging tegen een [vitale) bedrijfssector. Voor de algemene terroristische dreiging voor heel Nederland stelt de NCTb ieder kwartaal het Dreigingsbeeld Ter r or isme Nederland [DTN) op. Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van maart 2010 is beperkt. Dit betekent dat de kans op een aanslag tegen Nederland relatief gering is, maar ook niet is uit te sluiten. Voor dreigingen tegen een individuele persoon, object of evenement worden conform het stelsel Bewaken en B eveiligen concrete beveiligingsmaatregelen getroffen. Algemene beveiligingsmaatregelen worden getroffen voor dreigingen tegen bedrijfssectoren, die zijn aangesloten bij het Alarmeringssysteem terrorismebestrijding. Deze maatregelen worden getroffen door de sectoren zélf en door de overheid. De volgende sectoren in de regio zijn bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding aangesloten: • Waterleidingbedrijven • Spoorsector (personenvervoer en stations) ■ Gassector • Elektriciteitssector • 5tads- en streekvervoer • Financiële sector En deze rapportage zijn vanwege het vertrouwelijke karakter van de informatie geen gegevens over objecten die bij het Alerteringssysteem terrorismebestrijding opgenomen. Of een sector wordt aangesloten bij het Alerteringssysteem terrorismebestrijding, hangt af van de mate waarin deze van vitaal belang is in financieel-economische zin en of de sector een aantrekkelijk doelwit lijkt voor terroristen. Daarbij speelt een rol of er mogelijkheden zijn om met eenvoudige middelen grote aantallen menselijke slachtoffers te maken, of dat doelen een belangrijke symbolische betekenis hebben voor onze westerse samenleving. Het systeem kent een basisniveau en drie opschalingniveau5 (lichte dreiging, matige dreiging, en hoge dreiging). Zodra voor een bedrijfssector sprake is van een lichte, matige of hoge dreiging, wordt een pakket maatregelen vastgesteld dat op de aard van de dreiging is toegespitst. Relevante factoren voor een lokale dreiging zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van vitale objecten of sectoren, de omvang en samenstelling van de bevolking, de aanwezigheid van inwoners met een verhoogd risicoprofiel of de hoeveelheid grootschalige evenement(en) in de gemeente.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
19
5. Paniek in menigte / evenementen Btj grote evenementen kan paniek in de menigte ontstaan. Paniek in de menigte is een algemene angst in een grote menigte, die ontstaat bij echt of vermeend gevaar waardoor mensen intuïtief en zonder rationele controle handelen om zichzelf in veiligheid brengen. Dat kan leiden t o t verschillende gevolgen, zoals verdrukking, onder de voet lopen en verstikking. Evenementen zijn festivals, grote bijeenkomsten in bijvoorbeeld voetbalstadions, luchtshoius, enzovoorts. Het gaat hierbij om situaties waarbij paniek voorzienbaar is. Drie hoofdfactoren vormen de basis voor de risicoanalyse: veel aanwezigen op een beperkt grondoppervlak, de aanwezigen hebben beperkte bewegingsruimte en er is de mogelijkheid van een zogenaamd trigger-incident waardoor de paniek luordt aangeiuakkerd. Volgens het COT instituut voor veiligheids- en crisismanagement moet een extra dreigingsanalyse aan een risicoanalyse worden toegevoegd. Er kan bijvoorbeeld een dreiging ontstaan door de aanwezigheid van bepaalde VÏP's. Daarnaast moet ook de kwaliteit van de veiligheidsorganisatie als risicofactor worden beoordeeld. Het gaat onder meer om ervaring, capaciteit en de manier van samenwerken. Op basis van deze factoren kunnen ook kleinere evenementen in een hoge risicocategorie vallen. Het Landelijke Coördinatiecentrum voor Hygiëne en Veiligheid [LCHV), ondergebracht bij het RIVM, heeft hygiënerichtlijnen voor publieksevenementen opgesteld. Deze richtlijnen zijn leidend bij de handreiking Geneeskundige Advisering Publieksevenementen. Deze richtlijnen gelden in het geval dat bij een evenement speciale voorzieningen getroffen moeten worden. Bij publieksevenementen is een onderscheid t e maken tussen evenementen waarbij bezoekers en/of deelnemers slechts voor korte duur verblijven en evenementen waarbij bezoekers en/of deelnemers ook overnachten (in tenten of gebouwen]. Er zijn immers evenementen die één dag duren en er zijn meerdaagse evenementen. De evenementen kunnen zowel in daarvoor bestemde locaties (bijvoorbeeld beursgebouwen) plaatsvinden, als in of op tijdelijke locaties, zowel buiten als binnen. Een evenement kan een verhoogd (infectie)risico opleveren als er sprake is van: -
Speciale kenmerken van bezoekers of deelnemers [risicogroep) Een groot aantal bezoekers en/of deelnemers Bijzondere tijdelijke voorzieningen extreme weersomstandigheden
Deze differentiatie in risicoparameters is ook relevant voor de inschatting de gevolgen van paniek in menigten. Het pluriforme en incidentele karakter van veel evenementen, naast sterk variabele situationele factoren, maakt het lastig om alle risico's vooraf naar waarde t e onderkennen. Bovendien is er nog geen integraal analyse model. Bij het vaststellen van het kwalitatieve risiconiveau dient rekening gehouden t e worden met de volgende vijf aspecten: - kans op slachtoffers - bereikbaarheid - kans op escalatie - duur van het evenement - momenten van verhoogd risico Omdat evenementen in de regio niet structureel worden aangemeld kunnen deze ook niet op een integrale wijze in beeld worden gebracht. Er zal hiervoor één gemeenschappelijke eerste scan worden geïmplementeerd [zie afbeelding volgende bladzijde). Politie, brandweer en GHOR zullen daarna vanuit een eigen professionele deskundigheid advies geven. Het eenduidig registreren en analyseren is echter nog niet aan de orde. De volgende bladzijden bevatten een afbeelding van het rekenblad risicoscan, een indicatieve figuur met een weergave van de spreiding van het aantal grotere evenementen per maand [ > 5 0 0 0 bezoekers) en een overzicht van het 'bekende' evenementen met meer dan 2 5 . 0 0 0 bezoekers. De gegevens zijn ontleend uit verschillende evenementenkalenders, gemeentelijke
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2 0 1 0
20
webpagina's en thematische sites. Een overzicht van de geïnventariseerde evenementen is als bijlage opgenomen. Ontbrekende evenementen zijn in elk geval niet aangemeld.
Risicoscan evenementenveiligheid Regio Utrecht taiiiia/eneitiaïi ïaimiei/eiieitieni jËlitteiife
.notie ^imïireiaiïrvraa*! Beff.TJKtóiHl
nia™anvanmisaio5aiMcsdoor.-.Jrfum invGHtBiiïttïe S a M e s - - - - - - -
ISuort evsnen-ent jTttd^lo van het evenerrent ^nel evenement auiiilteentalaagenT" ^JMlEieKSJOTt 'JErvonH professioneel vuurvrerkaTge stoten Erv»pigt overnacht on het evenementen!enen br z|n negatieve evaluatie en < or availnasBBBevens
»??
:|Erlskansopeen specifieke doel groep jLeeitiastategone doe groep qs genutliga gvanhet evenement
im.vi-: IType locale en lenen
-WB"
n e-p
Aantal e v e n e m e n t e n m e t > 5 0 0 0 b e z o e k e r s + o n b e k e n d aantal 80 70
■ ■ ■ ■ ■ I —
mi.mj.uiiniili.n.i,,,..... h — — '
—
.,..!... j ■ ij . ■.. j . . .
*w
, f c
* '
U
60 50 40
|
■ '
i ,
i
^
"
^
■""■"""■ " J " * '
— ^ ^ - f i i . » ^ ! . , !
|,
-1 " " " ' I " "
-
H|>>|l T IH,|IIIUMIII.L>.l|J'll|MJ
■■u* r Jffi
'^
-A—
*—^
l
- " " ■ "
w
TT ■"
"i—n--"~"'-<+"-+*i-"-i
*-<■•<■•• i
■■
31 30
"■
S4
i
r*i.
20 10
'
9
Ö
PI '""1""^
Jan
. rr. . . 17 11
—
j
L.—p—i
1
—-—™"-*—
22
i
«t-*
J
j
9
3
■
"
t——i
Feb Mrt
Apr Mei Jun Jul Aug
m Sep Okt
Nov
Dec
maand Spreiding van het aantal bekende evenementen (> 5 0 0 0 bezoekers) in 2 0 1 0 per maand
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2 0 1 0
21
Grotere evenementen ( > 2 5 . 0 0 0 bezoekers) in de regio
mmm+y. •::$ï»gê&:: ■^^^^><Mij^é^>^^?y->> 26-06-10 20-08-10 21-05-10 03-07-10 13-05-10 12-01-10 01-02-10 18-02-10 23-02-10 09-03-10 09-03-10 10-04-10 24-04-10 09-05-10 15-05-10 20-05-10 24-05-10 02-06-10 05-06-10 09-06-10 09-07-10 16-07-10 12-09-10 15-09-10 26-09-10 21-10-10 22-10-10 10-11-10 19-11-10 20-11-10 24-11-10 16-12-10
1 2 4 8 1 6 5 4 5 4 4 2 2 1 1 10 1 4 2 2 6 17 1 5 1 7 4 5 7 2 5 18
Roze Zaterdag Dia5 Latinos AJOC Festival Rijnweek 0 u d e Am bachten m a rkt Vakantiebeurs VSK MOTORbeurs Utrecht 2010 Wegwijs 2010 Techni-Show 2010 ESEF 2010 Verzamelaars Jaarbeurs Elf Fantasy Fair (Haarzuilens) Giro d'ltalia Scouts2Day Festival aan de Werf Culturele Zondag Support 2010 Culturele Zondag Opening Vorstelijk Complex Maliebaanfestival De Parade Utrecht UIT-Feest 50PlusBeurs Fortis Singelloop Kampeer en Caravan Jaarbeurs Bike MOTION Benelux KreaDoe Margriet Winter Fair Verzamelaars Jaarbeurs Country Christmas Fair (Haarzuilens) Wintercircus
kv: ; :$|#&IÉ&:;:v ffijffiffi: Amersfoort 50000 Amersfoort 120000 De Ronde Venen 30000 Rhenen 40000 Soest 35000 Utrecht 135000 Utrecht 66000 Utrecht 90000 Utrecht 75000 Utrecht 56000 Utrecht 33000 Utrecht 30000 Utrecht 25000 Utrecht 200000 Utrecht 25000 Utrecht 40000 Utrecht 30000 Utrecht 25000 Utrecht 30000 Utrecht 25000 Utrecht 120000 Utrecht 70000 Utrecht 80000 Utrecht 98000 Utrecht 25000 Utrecht 50000 Utrecht 25000 Utrecht 35000 Utrecht 78000 Utrecht 34000 Utrecht 35000 Utrecht 30000
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprof iel, VRU, september 2010
&•&*»# Feest Muziek Muziek Muziek Cultuur Beurs Beurs Beurs Beurs Beurs Beurs Beurs Feest Sportief Feest Cultuur Cultuur Beurs Cultuur Feest Feest Feest Feest Beurs Sportief Beurs Beurs Beurs Beurs Beurs Feest Feest
22
G. Uitval van nutsvoorzieningen In onze maatschappij zijn we sterk afhankelijk geworden van nutsvoorzieningen. In enge zin worden daar de elektriciteit- , gas- en drinkwatervoorziening toe gerekend. In ruimere zin omvat het begrip ook de ICT- sector. De gevolgen van uitval zijn afhankelijk van de omvang van het getroffen gebied, de duur van de uitval en de behoefte aan de voorziening zelf. De gevolgen van uitval kunnen door tal van keteneffecten onder ongunstige omstandigheden en langdurige uitval in een groot gebied zeer groot worden. Effecten die om spoedeisend optreden vragen doen zich voor in de sfeer van openbare orde, verkeer en gezondheidszorg. Door langdurige uitval van voorzieningen [koeling, liften, medische installaties etc.) kunnen voor hulpbehoevenden in verzorging-, verpleeg- en ziekenhuizen levensbedreigende situaties ontstaan. Naarmate de uitval van nutsvoorzieningen langer dan een paar dagen gaat duren en de (extreme) weersomstandigheden negatieve invloeden hebben, kunnen ook levensbedreigende omstandigheden ontstaan. Dan zal moeten worden voorzien in de primaire levensbehoeften (waaronder naast kleding ook eten en drinken). Uitval van de elektriciteitsvoorziening Het elektriciteitsnetwerk in Nederland is opgebouwd uit ringstructuren. De ringstructuur heeft het voordeel dat bij een storing bijna heel Nederland van stroom kan worden voorzien door de elektriciteit de andere kant op te sturen Op wijk- en dorpsniveau worden deze ringen echter verbroken en wordt overgegaan op een vingervorming uitgelegd netwerk. Via stations zijn alle hoogspanningslijnen en -kabels met elkaar verbonden. Het landelijke 380 kV transportnet vertakt zich in regionale distributienetten. De regionale netten liggen meestal ondergronds. De elektriciteit wordt via het regionale distributienet van 150 kV verder getransporteerd naar de lokale distributienetten met een tussenspanning van 50 KV, om vervolgens met een middenspanning van 10 KV naar wijkniveau getransporteerd te worden.
Het regionale distributienetwerk Er zijn voor het VRU gebied een drietal koppelingen tussen het landelijke 380 kV- net en het regionale 150 kV- net, namelijk bij Amsterdam, Lelystad en Dodewaard. Aan het regionale netwerk bevinden zich 150 KV stations voor verdere lokale distributie. Storingen in het regionale distributienetwerk kunnen in de regei worden opgevangen met omleidingen. Het lokale distributienetwerk 150 KV stations hebben met een eigen invloedsgebied. Uitval van een dergelijk station betekent uitval van het invloedsgebied. In de kaart is een dergelijk station een rode dichte stip binnen een omkaderd gebied. Op identieke wijze betekent de uitval van een 50 KV onderstation, de uitval van
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
23
het verzorgingsgebied van dat station. In de kaart op de volgende bladzijde is een 50KV station, een rode geopende stip, in een gelijk gekleurd gebied.
De gemiddelde uitval van de elektriciteit in Nederland is 30 minuten per huishouden per jaar. Dit komt overeen met een bedrijfszekerheid van 99,97%. Overbelasting, schakelfouten. extreme ujeersomstandigheden en beschadiging van de hoogspanningslijnen zijn de belangrijkste oorzaken voor een storing in het landelijke transportnet. De kans op een stroomstoring naar het eind van de keten van het distributienetwerk is echter veel groter, omdat daarvoor de meeste kabels in de grond liggen en de meeste schakelapparatuur is opgesteld. Overbelasting, veroudering, en graafujerkzaamheden zijn hier vaak de oorzaak van een stroomstoring. De gevolgen van een storing in het distale 10 KV netwerk blijven in de regel echter beperkt tot enkele huizenblokken. Uitval van de gasïevering De Nederlandse gasinfrastructuur is onder te verdelen in het landelijke gastransportnet (beheerd door Gastransport Services, een onderdeel van de Nederlandse Gasunie) en een groot aantal lokale distributienetten. Deze distributienetten morden beheerd door de diverse regionale netbeheerders. Het ondergrondse transportnet van Gastransport Services vormt de hoofdstructuur van het gasnet in Nederland. Onder een druk van 67 bar wordt het gas over grote afstanden door heel Nederland getransporteerd. Naast dit transportnet zijn er regionale netten die onder een lagere druk (16 tot 4 0 bar] morden bedreven. De gasvoorziening is voor een groot gedeelte onafhankelijk van elektriciteit. De controle van het systeem is echter wel afhankelijk van elektriciteit. Verwacht wordt dat het veiligheidssysteem zodanig functioneert dat bij uitval van de elektriciteit de gasvoorziening na enige tijd ook stopt. De externe veiligheidsrisico's van het transport van gas zijn behandeld bij het transport van gevaarlijke stoffen. Hier gaar het over de uitval van de gasvoorziening zelf. Gastransport Services levert op ruim 1.100 plaatsen gas aan de netbeheerders via gasontvangstations, deze stations bestaan uit twee of meer 'leidingstraten'. Een dergelijke leidingstraat heeft een aantal functies, zoals: verwarming van het te leveren gas (om bevriezing van componenten bij het reduceren van de druk te voorkomen), drukregeling, drukbeveiliging en
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
E4
meting van de hoeveelheid gas. Daarnaast worden een aantal grote verbruikers direct via het gastransportnet beleverd, bijvoorbeeld elektriciteitcentrales en grote industrieën. In de gasontvangstations wordt de gasdruk gereduceerd t o t de druk die de afnemer voor de doorvoer of het gebruik van het gas nodig heeft. Bij de regionale netbeheerders is dit 8 of 4 bar. Voor grote afnemers ujorden soms onder hogere drukken geleverd. Een lokaal gasnet wordt vanuit één of meer gasontvangstations gevoed. Een lokaal distributienet bestaat uit een hogedruknet van meestal 8 of 4 bar en een lagedruknet van meestal 1 0 0 mbar. Het lagedruk distributienet transporteert het gas van de districtstations naar de kleinverbruikers. Deze netten zijn fijn vertakt en sterk vermaasd, ledere stad of dorp heeft één groot lagedruk net dat op meerdere punten gevoed ujordt door dtstrictstations. Het uitvallen van één districtstation wordt vrijwel altijd opgevangen door de overige stations. Aangezien normale huishoudelijke gastoestellen ontworpen zijn voor een ingangsdruk van 30 mbar, is de huisinstallatie van woningen in een 1 0 0 mbar gebied voorzien van een zogenaamde huisdrukregelaar, die de gasdruk in de tuoning t o t 3 0 mbar reduceert. In een groot aantal huisinstallaties is ook een gasgebrek - beveiliging opgenomen, veelal aangeduid als B-klep. Meestal is de functie van de Bklep geïntegreerd in de huisdrukregelaar. De B-klep sluit de gastoevaer af als de netdruk is weggevallen en voorkomt hiermee het ongecontroleerd uitstromen van gas op het moment dat de netdruk weer wordt hersteld.
s.isdisiributiesyste™
Bij gasdistributie is het belangrijk om bij incidenten zo lang mogelijk de druk op het distributienet t e houden. De reden voor het op druk houden van de leidingen is tweeledig. Een drukloze gasleiding kan zich al snel vullen met een gas/luchtmengsel, dat bij aflevering bij afnemers t o t brand en explosies bij de toestellen kan leiden. Daarnaast kan het weer op druk brengen van een distributienet, nadat dit drukloos is geweest, een zeer omvangrijke activiteit zijn. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van kooktoestellen en sommige andere [oudere) tgpen toestellen die bij het wegvallen van de gasdruk niet automatisch afschakelen. Was een dergelijk toestel in bedrijf tijdens de onderbreking, dan stroomt bij hervatting van de levering er onverbrand gas uit. Dit moet uiteraard worden voorkomen. Zijn er bij alle getroffen klanten B-kleppen geplaatst, dan kan de levering zonder meer hervat worden. Is de netbeheerder daar niet zeker van dan vereist de hervatting van de levering een zeer zorgvuldig opereren. De netbeheerders hebben hier speciale plannen voor, waarbij zo nodig ook hulpdiensten ingeschakeld worden. Al met al een omvangrijke activiteit. In gasdistributienetten leiden storingen maar zelden t o t onderbreking van de levering. Dit heeft t e maken met de opbouw van de gasdistributienetten. De leidingen zijn zoveel mogelijk in ringen aangelegd [vermaasd) waardoor het gas van t w e e zijden kan toestromen. Wordt de gasstroorn aan één zijde onderbroken, bijvoorbeeld door het kapot trekken van een leiding, dan stroomt het gas van de andere zijde toe. De gaslevering blijft zodoende bijna altijd in stand. De gemiddelde tijd over alle aansluitingen dat een klant geen gas heeft wordt uitgedrukt met de kwaliteitsindicator "Jaarlijkse uitvalduur." Dit was voor 2 0 0 8 E3 seconden. Betrokkenen bij een daadwerkelijke storing in de gaslevering als gevolg van een incident hebben gemiddeld 1 uur en 15 minuten zonder gas gezeten. De onderbrekingsfrequentie is hierbij 0 , 0 0 5 0 dat wil zeggen 1 op de 2 0 0 klanten is geconfronteerd met een gasonderbreking. In sommige gevallen ging de storing gepaard met een gevaarlijke situatie. In deze situaties gold dat de gemiddelde duur t o t veiligstellen 1 uur en 12 minuten was.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, V R U , september 2 0 1 0
25
Uitval van de drinkwatervoorziening Drinkwaterbedrijven winnen water uit de grond, uit rivieren, rivieroevers of uit de duinen. Voor het drinkwater in onze regio wordt voornamelijk grondwater uit waterwingebieden gebruikt. Uit het Amsterdam-Rijnkanaal bij Nieuwegein en Nieuwersluis onttrekt Waternet water ten behoeve van de drinkwatervoorziening van Noord-Holland. Transportleidingen vervoeren het water van het wingebied naar de productielocatie. Vanuit de productielocaties vervolgt het water zijn weg via hoofdleidingen. Hoofdleidingen zijn leidingen met een grote diameter waarop, via kleinere leidingen, klanten zijn aangesloten. Die kleinere leidingen heten distributieleidingen. Het water komt uiteindelijk door aansluitleidingen de woningen en bedrijven binnen. De doorsnede van de leidingen verschillen per locatie: op sommige plekken is de leiding een paar centimeter dik, op andere plekken is dit één meter zestig. Om ervoor te zorgen dat het water bij ieder klant uit de kraan komt, is een constante druk in het net nodig. Deze 'overdruk' zorgt er bovendien voor dat er geen vervuiling in het water komt via lekkages of aftappunten. Het handhaven van de waterdruk gebeurt met behulp van reinwaterpompen. Zodra de drinkwatervoorziening wegvalt komt het dagelijkse leven na enige tijd vrijwel tot stilstand. Omdat uitval van de watervoorziening al snel groot ongemak met zich meebrengt, zijn bij de productie van drinkwater alle installaties en transportleidingen minimaal dubbel uitgevoerd. Bij de distributie van het leidingwater is het echter meestal niet nodig om leidingen 'leveringszeker' aan te leggen, omdat het distributienet veelal vermaasd is aangelegd. Bij uitval van een leiding, vaak te wijten aan een spontane breuk of door werkzaamheden, zullen andere toevoerleidingen de functie grotendeels kunnen overnemen nadat het waterbedrijf de getroffen leiding heeft geïsoleerd. Bij een uitval in de drinkwatervoorziening die naar verwachting langer duurt dan 24 uur, wordt een alternatief drinkwatersysteem opgezet. Elke inwoner van Nederland heeft recht op minimaal drie liter schoon water per dag. Waterleidingmaatschappijen en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de verstrekking van drinkwater in noodsituaties. Mogelijk komt er na een onderbreking na enige tijd weer water uit de kraan dat niet drinkbaar is. Dit zogenoemde noodwater is alleen bedoeld voor sanitair gebruik, zoals het doorspoelen van het toilet. Het is dan van belang dat dit goed bekend is bij de gebruikers. Een risico voor de drinkwatervoorziening is namelijk niet alleen de onderbreking van de levering maar ook verontreiniging van het drinkwater zelf, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van pathogene stoffen. Er zijn hiervoor veel verschillende scenario's denkbaar. De nationaal coördinator terrorisme bestrijding adviseert in 2 0 0 6 je hiervoor te concentreren op de meest simpel te realiseren aanslag met 'kitchen chemistry' omdat kwaadwilligen dat ook doen.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
26
Uitval in de 1CT - sector informatie- en Communicatietechnologie (ICT) is het verzamelwoord voor alles wat zich met informatiesystemen, telecommunicatie en computers bezighoudt. Hieronder valt het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites. Een grootschalige verstoring in een ICT- omgeving zal een domino-effect tot gevolg hebben die snel (na 8 uur) tot een ramp of een crisis kan uitgroeien. Door de inter-connectie van systemen en de afhankelijkheid van ICT zijn geïndustrialiseerde landen kwetsbaarder geworden voor verstoringen. Bij een verstoring in het ICT netwerk doen zich maatschappelijke gevolgen in alle sectoren voor. Bedrijven zoals landbouw, [chemische) industrie, en dienstverlening zoals het bankwezen en de energiesector. Instellingen zoals ziekenhuizen, bejaarden en verzorgingstehuizen, gevangeniswezen, maar ook bij openbare diensten zoals de politie, brandweer en ambulancediensten. Andere sectoren zijn het waterbeheer, verkeer en transport, telecommunicatie en media. De consequenties van een ICT storing of uitval zijn afhankelijk van de mate waarin het openbare leven wordt verstoord. Bepalend is onder andere de omvang en de duur van de staring. Direct na de storing kunnen ernstige gevolgen optreden, zoals verkeersongelukken en het ontsnappen van gassen uit industriële processen. Deze directe gevolgen nemen snel af, maar na 2 uur zullen andere, langdurige, gevolgen steeds meer merkbaar worden, zoals het niet meer functioneren van apparaten, regelapparatuur en communicatieapparatuur. Een gevolg is bijvoorbeeld de uitval van verwarming omdat de pomp van de CV ketel niet meer werkt. Na 8 uur zullen de gevolgen meer dan lineair toenemen omdat er grotere gevolgen gaan optreden wanneer het storingsgebied (geografisch) groot is en het vooruitzicht is dat het langer dan E4 uur gaat duren. Het aantal gevolgen en de ernst daarvan zal na 8 uur toenemen. In eerste instantie vooral voor hulpbehoevenden [bejaarden, gehandicapten en zieken). Evenementen extra kwetsbaar voor uitval nutsvoorzieningen Problemen met uitval van nutsvoorzieningen kunnen zich ook acuut voordoen bij bijvoorbeeld grootschalige evenementen. Tijdelijke voorzieningen, bijvoorbeeld voor het regelen van beiuaking, verwarming, verlichting, verkeer en communicatie kunnen uitvallen. Opblaasbare feesttenten, kunnen inzakken als een op elektriciteit werkende compressor uitvalt. Een ramp als gevolg van paniek en brand, is in dit laatste geval voorstelbaar, doordat er bijvoorbeeld tentcontact met een verwarmingstoestel mogelijk is. De kans dat voorzieningen, zoals verlichting, verwarming en telecommunicatie uitvallen, neemt ook toe onder extreme weersomstandigheden en juist onder die extreme weersomstandigheden zijn mensen weer extra kwetsbaar en neemt het zelfreddende vermogen af.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
27
7. Brand Branden vormen naar gebruikelijke classificatiemethodes een zeer groot gecumuleerd risico. Bij brand zijn er in de regio ieder jaar meerdere geiuonden en dodelijke slachtoffers De schade is bovendien al circa 50 miljoen euro per jaar in de regio. In Nederland is dat per jaar circa 1 miljard euro. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van branden voor de betrokken is brand vooral een basisrisico waarvoor een veerkrachtige basisbrandweer organisatie de kern van de bestrijding vormt. Grootschalige branden vormen echter ook een bijzonder risico, waarvoor de Wet veiligheidsregio's opname van dit type risico in het risicoprofiel vereist. In de praktijk iiiordt er onderscheid gemaakt tussen de risico's van brand bij verschillende soorten objecten. Het gaat daarbij in principe om twee typen bedreigingen en de combinatie van beiden. 1. Directe bedreiging bij brand door vlamcontact, hitte en rookgassen. De risico's van dit type bedreiging zijn het grootst voor verminderd zelfredzame personen (kwetsbare groepen]. 2. indirecte bedreigingen in de omgeving van brand door blootstelling aan rookgassen. De risico's van dit type bedreiging zijn het grootst bij de opslag van gevaarlijke stoffen Brand in gebouuien met kwetsbare personen. Zorginstellingen vormen een apart risico omdat de maatgevende gebruikersgroep verminderd zelfredzaam is en voor veiligheid afhankelijk is van een zorgverlener. Het gaat om de mogelijkheden om te vluchten bij een directe bedreiging bij brand door vlamcontact, hitte en rookgassen. De groep objecten met kwetsbare personen is zeer divers en uiteenlopend. Het gaat zowel om echte zorginstellingen zoals ziekenhuizen alsook om bijzondere woonfuncties met bijvoorbeeld EU-uurs zorg, Deze woonvorm is in plaats van verpleeghuiszorg in opkomst voor dementerenden. Brand in opslaggebouiuen met grote brandcompartimenten Het type object waarbij een bedreiging wordt veroorzaakt door blootstelling aan rookgassen in de omgeving van brand zijn objecten zoals opslaggebouwen. De aanwezigheid van gevaarlijke stoffen is daarbij een risicoverhogende factor. De bijkomende bedreiging door hitte en vlamcontact is branduitbreiding. Indien de vuurlast in een brandcompartiment groter is dan de weerstand tegen branddoorslag of brandoverslag [WBDBO) dan is branduitbreiding een reëel gevaar. Behalve de opslag in combinatie met de grootte van het brandcompartiment kan de constructie van het brandcompartiment zelf ook risicoverhogend zijn, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van asbest en van isolatiematerialen, zoals in sandwichpanelen. Isolatiematerialen kunnen bij brand ontleden en toxische en brandbare dampen veroorzaken. Daar waar grote brandcompartimenten aan eikaar worden gebouwd ontstaan nieuwe risico's, omdat bij deze objecten het voorkomen van brandoverslag door een brandweerinzet zonder binnenaanval niet goed meer mogelijk is. Grootschalige Natuurbrand Een groot deel van de regio loopt als gevolg aaneengesloten natuurgebied bij droogte en wind tegelijkertijd het risico op een grootschalige natuurbrand. De aansluiting van bosgebieden op elkaar voor een beter faunabeheer en nieuwere vormen van bosbeheer, maakt de regio extra gevoelig voor grootschalige natuurbranden. 75 km* van de circa 225 kme natuurgebied in de regio wordt beschouwd als hoog risicogebied. De combinatie met de vele kwetsbare objecten in deze gebieden maakt grootschalige natuurbrand als risico voor de regio een blijvend aandachtspunt (Figuur: Risico-index natuurbranden]. In de bosgebieden liggen veelal hotels, conferentieoorden, zorginstellingen en campings. De toegankelijkheid van die gebieden en het bluswater in die gebieden zijn doorgaans beperkt. Bij een grootschalige natuurbrand is er daardoor een veelvoud van de gebruikelijke capaciteit noodzakelijk waardoor coördinatie en tijd/tempofactoren rond grootschalige opschaling de kritische succesfactoren zijn.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
28
Brand op campings Op campings zijn er periodiek veel mensen en zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig in de vorm propaan. De belangrijkste oorzaak van brand en/of een explosie blijkt ontsteking van in de ruimte brandbaar gas te zijn (30 %) en het drogen van goederen nabij de kachel (10 %). Omdat er bij brand vooral personen op de camping risico lopen, worden campings als kwetsbaar beoordeeld. De soms matige bereikbaarheid van kampeerterreinen, blusiuatervoorzïeningen, beheersbaarheid van brand en middelen voor ontdekken van brand verhogen het risico. De grootste bedreiging bij brand vormt brandoverslag door de slechte weerstand tegen brandoverslag van huisjes, caravans en tenten. In de risicogebieden gebieden voor grootschalige natuurbranden kunnen campinggasten een extra risico lopen indien de kans bestaat dat een vluchtroute bij een grootschalige evacuatie door brand tuordt afgesneden.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
29
Woningbrand Moe mei het risico op woningbranden vooral wordt gezien als basisrisico, kan dit type risico ook ujorden geclassificeerd als een groot risico, waarvoor beleid mogelijk is. Woningenbranden vertegenwoordigen door hun aantal en gevolg een belangrijk brandrisico. De risico's voor bij verschillende typen woningen verschillen. Zo loopt, onder verder vergelijkbare condities, een bewoner van een portiekflat op de 3B verdieping een groter risico bij brand dan een bewoner van een vrijstaande bungalow omdat de vluchtmogelijkheden uit het gebouw verschillen. Uit de brandweerstatistiek van 2 0 0 8 blijkt dat van alle binnenbranden bijna de helft in een woongebouw plaats vindt. Rook De kans om een woningbrand te overleven neemt zeer sterk toe met de aanwezigheid van een goed functionerende rookmelder. Bij de helft van de woningbranden is er ook sprake van een brandversnellende factor, zoals schuimrubber in meubels en matrassen, kunststoffen en brandbare of vluchtige stoffen. Dit zijn vaak ook factoren die voor ernstige rookontwikkeling zorgen, zoals kunststoffen en schuimrubber. Er bestaat (in 2008) een sterke relatie tussen het ontstaan van brand door roken en de aanwezigheid van schuimrubberhoudende objecten [gestoffeerd meubilair en matrassen), waarin de brand ontstond. Een bijkomende relatie is dat branden in schuimrubbersoorten doorgaans leiden tot een brand met hevige (en toxische) rookontwikkeling Rook blijkt vaak de oorzaak te zijn van overlijden door brand. Mensen met lage inkomens blijken vaker brand en minder vaak rookmelders te hebben. Onderzoek van de Nederlandse Brandwonden Stichting toont aan dat een lagere sociale klasse indicatief is voor het vaker niet hebben van een rookmelder in huis. Van de huishoudens met een inkomen van meer dan € 4 0 . 0 0 0 heeft 8 7 % een rookmelder in huis. Bij huishoudens met een inkomen lager dan € 30.000 heeft 6 3 % een rookmelder en van de allochtone huishoudens heeft nog maar 57% een rookmelder in huis. Ongevallen met brand in een tunnel De A2 tunnel introduceert een nieuw type brandscenario in de regio. De A2 tunnel onderscheidt zich van andere wegtunnels in Nederland door een combinatie van een aantal kenmerken, in het bijzonder: 1. In de hoofdhuizen is het transport van alle gevaarlijke stoffen toegestaan. 2. De tunnel heeft een relatief grote lengte: het is de op drie na langste wegtunnel van Nederland. De tunnel heeft een totale lengte van ongeveer 1650 meter. 3. De rijksweg A2 kent een verkeersintensiteit die een factor drie groter is dan de meeste andere grote verkeerswegen. Een grotere brand, bijvoorbeeld van een vrachtauto in de tunnel met daarbij gestrande voertuigen voorbij de brand kan leiden tot een onbeheersbare situatie. Er is dan een kans dat in die situatie meer terughoudendheid moet worden betracht dan voor het redden van ingesloten personen wenselijk is. Omdat de regio in de toekomst met meerdere tunnels te maken krijgt, het geschetste scenario gedurende de levensduur van de tunnel waarschijnlijk is en de gevolgen groot zijn wordt het risico van ongevallen met brand in een tunnel voor de toekomstige regio aanzienlijk.
bestuurlijke annotatie regionaal risicoprofiel, VRU, september 2010
30
VRU Afdeling Management
de gemeenteraden, via de colleges c c . aan de adviseurs crisisbeheersing en de raadsgriffiers
Inlichtingen Krijnen, G.J.A.M. 030 - 240 4505 g.krijnen@vru-nl Datum 20-09-2010 Uw kenmerk
Dames en heren, Op 1 oktober a.s. treedt de Wet op de Veiligheidsregio's (WVR) in werking. Deze wet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten hebben tot doel om de organisatie van de rampenen crisisbeheersing te verbeteren en de taken en bevoegdheden eenduidig vast te leggen. De Wet Veiligheidsregio's komt in de plaats van de brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wet GHOR) en de Wet Rampen en zware ongevallen. In de WVR krijgt de veiligheidsregio een wettelijke verankering. De veiligheidsregio wordt belast met de beheersing van rampen en crises. Zij blijft functioneren als verlengd lokaal bestuur. De gemeentebesturen blijven verantwoordelij k voor de rampenbestrij ding en crisisbeheersing. Op grond van de WVR dient het bestuur van de VRU in 2011 een aantal documenten vast te stellen over de risico- en crisisbeheersing in de regio. Achtereenvolgens zijn dit: het regionaal risicoprofiel; het beleidsplan risico- en crisisbeheersing en het regionaal crisisplan. In bijlage 1 zijn deze documenten kort toegelicht en is een planning voor de totstandkoming van deze documenten opgenomen. Het risicoprofiel In deze brief vragen wij u aandacht voor het regionale risicoprofiel. Het risicoprofiel voor de regio Utrecht bevat een inventarisatie van de aanwezige risico's in de regio en een analyse van
Ons kenmerk 1053.1306 Onderwerp Invoering WVE en risicoprofiel Veiligheidsregio Utrecht Blad
1 van 5 Bijlage(n) 1 planning invoering Wet Veilighe'dsregio's 2. bestuurlijke samenvatting regionaal risicoprofiel VRU
Blad 2 van 5 Datum 14-10-2010 Ons Kenmerk 1053.1306
de mogelijke dreiging (kansen en gevolgen). Ingevolge de Wet op de Veiligheidsregio's dienen de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid te worden gesteld om hierop hun zienswijze te geven. Het risicoprofiel bevat een inventarisatie van risico's in de regio. Het gaat daarbij allereerst om (plaats gebonden) risicovolle situaties in de regio, die ook voor iedere gemeente zijn gespecificeerd. Daarnaast bevat het risicoprofiel ook een overzicht van de belangrijkste soorten risico's in de regio. In bijlage 2 is een samenvattende annotatie van het risicoprofiel opgenomen, met daarin een opsomming van de belangrijkste soorten risico's. Het uitgebreide overzicht van de risicovolle situaties in de regio en in uw gemeente is in deze annotatie niet opgenomen. Wij verwijzen u hiervoor naar de integrale tekst van het risicoprofiel. Deze is toegezonden aan uw adviseur crisisbeheersing en aan uw raadsgriffier.
Waarom een risicoprofiel? Het doel van het risicoprofiel is: 1. Het biedt het gemeentebestuur, primair verantwoordelijke voor de risico- en crisisbeheersing in de gemeente, inzicht in de risicovolle situaties in de eigen gemeente en ook in de buurgemeenten. Het stelt het gemeentebestuur in staat om op basis hiervan maatregelen te treffen ter beheersing van deze risico's; 2. Het risicoprofiel verschaft waardevolle informatie t.b.v. operationele diensten ten tijde van een calamiteit of crisis. Het risicoprofiel bevat een uitgebreid bestand van gegevens over risicovolle objecten en
Blad 3 van 5 Datum 14-10-2010 Ons Kenmerk 1053.1306
activititeiten. Deze gegevens kunnen ten tijde van een incident of ramp door betrokken hulpverleningsdiensten geraadpleegd worden. 3. Ten slotte vormt het risicoprofiel de basis voor het lokale en regionale beleid met van risico- en crisisbeheersing en de daarvoor in te zetten capaciteit en middelen. Het risicoprofiel stelt het bestuur in staat om keuzes te maken over het te voeren beleid, de in te zetten capaciteit en eventuele prioriteiten, welke wordt vastgelegd in het regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing. Totstandkoming van het regionale risicoprofiel Eind 2009 is een eerste conceptversie van het risicoprofiel opgeleverd en voor een uitgebreide ambtelijke commentaarronde toegestuurd aan gemeenten {brandweren, adviseurs OOV) en een groot aantal netwerkpartners van de VRU {waterschappen, defensie, provinciale diensten, bedrijven voor drinkwater en stroomvoorziening, Rijkswaterstaat, politie, regionale ambulancevoorziening, de beide GGD-en). Dit heeft geresulteerd in een groot aantal opmerkingen en aanvullingen, zowel waar het gaat om de gehanteerde systematiek als de risicogegevens. Daarnaast hebben diverse bijeenkomsten plaatsgevonden met vertegenwoordigers van gemeenten en netwerkpartners over de belangrijkste soorten risico's in de regio. Deze zomer zijn alle commentaren verwerkt in een eindconcept Risicoprofiel regio Utrecht. Dit eindconcept is 13 september j.1. besproken in de vergadering van het algemeen bestuur VRU. Het algemeen bestuur heeft ermee ingestemd dat het eindconcept voor consultatie wordt voorgelegd aan de raden, de reeds genoemde netwerkpartners en de aangrenzende veiligheidsregio's.
Blad 4 van 5
Datum 14-10-2010 Ons Keranack 1053.1306
Consultatie raden, netwerkpartners en buurregio's. Zoals reeds is aangegeven leggen wij u thans het eindconcept risicoprofiel voor en stellen u in de gelegenheid om uw zienswijze te geven op de belangrijkste soorten risico's en de risicovolle situaties in uw gemeente. Wij nodigen u ook uit om ook uw wensen kenbaar te maken met betrekking tot de prioriteiten bij de aanpak van risico's. Wij laten het aan uw raad en uw college over op welke wijze u het risicoprofiel in uw gemeentebestuur wenst te behandelen. Indien gewenst is de VRU beschikbaar om in uw gemeentebestuur een mondelinge toelichting te geven op het risicoprofiel. Met het oog op het verdere besluitvormingsproces verzoeken wij u te bevorderen dat de zienswij ze van uw raad medio december 2010 aan ons kenbaar wordt gemaakt. Besluitvormingstraject Na verwerking van de resultaten van de consultatie van de raden, de netwerkpartners en de buurregio's, wordt het risicoprofiel begin maart 2010 ter definitieve vaststelling aan het algemeen bestuur VRU aangeboden. In vervolg op het risicoprofiel wordt het regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing opgesteld. Ook dit beleidsplan zal aan u voor een reactie worden voorgelegd. Dit zal naar verwachting in het voorjaar 2011 zijn. Tot slot Voor nadere informatie over het risicoprofiel kunt u zich wenden tot de heer Meulendijks, hoofd van de afdeling Risicobeheersing van de directie Risico- en Crisisbeheersing, telefoon 2404484, email: [email protected] Namens het algemeen bestuur Veiligheidsregio
Blad 5 van 5 Datum 14-10-2010 Ons Kenmerk 1053.1306
Utrecht, De secretaris, J.M.P. Wink