B en W Voorblad Onderwerp
Richtlijnen handboek WWB
Datum
9 december 2013
Kenmerk B en W datum
17 december 2013
Naam steller
Sanne Bloemen
Afdelingsmanager
Hans Killaars
Afdeling
Maatschappelijke Diensten
Portefeuillehouder
Twan Jansen
Gebaseerd op programmabegroting
Ja
Venray laat je leven
Financiële dekking
Ja
Vanuit budget bijzondere bijstand.
Bijgevoegde adviesnota integraal
Ja, integraal
Per direct.
openbaar
openbaar
Burgerparticipatie vervolgtraject
Nee
Juridische gevolgen
N.v.t.
Fatale termijnen
N.v.t.
Personele/organisatorische gevolgen
N.v.t.
Voorafgaand instemming c.q. advies gevraagd aan
Alg.dir.
In verband met interne bedrijfsvoering.
OR
Akkoord?
Bevoegd orgaan
B en W
Advies/voorstel
1. Richtlijnen handboek WWB vaststellen zoals voorgesteld. 2. De richtlijnen op 1 januari 2014 in werking laten treden. 3. Een overgangsbepaling vaststellen zoals voorgesteld.
Akkoord
Burgemeester Wethouder Loonen Wethouder Jansen Wethouder Busser Wethouder Peeters Secretaris
Bespreken
Beslissing
GO
Richtlijnen handboek WWB Voor de volgorde van de richtlijnen is aansluiting gezocht bij de volgorde van de richtlijnen in het handboek. Dit heeft tot gevolg dat de richtlijnen niet doorlopend genummerd zijn. B001 Voorbeelden van inrichtingen Inrichtingen: • Verzorgingshuizen • Verpleeghuizen • Ziekenhuizen • Psychiatrische inrichtingen zoals bijvoorbeeld het Vincent van Gogh instituut te Venray • Onder voorwaarden: Domus, Dichterbij, Doortocht en Mensana Deze instellingen bieden inrichtingsplaatsen en overige plaatsen. Er is slechts sprake van een inrichtingsplaats als er een AWBZ-beschikking voor verblijf is vastgesteld Geen inrichtingen: • Blijf-van-mijn-lijfhuizen • Projecten voor begeleid zelfstandig wonen B142 - Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand Indien belanghebbende minder dan 30 dagen voor de datum van melding nog recht op bijstand had, wordt dit recht niet geacht te zijn geëindigd en hoeft geen nieuwe aanvraag te worden gedaan. Detentie Bij een klant die in detentie zit en daar korter dan 30 dagen verblijft, wordt de uitkering niet ingetrokken. Middels een wijzigingsbesluit wordt de klant gedurende de dagen van detentie uitgesloten van het recht op bijstand of IOAW/IOAZ. Duurt de detentieperiode langer dan 30 dagen dan wordt de uitkering ingetrokken met ingang van de dag van opname in detentie. Komt de klant vrij dan dient de klant een nieuwe aanvraag in te dienen. Verblijf in buitenland Bij een klant die langer dan de toegestane periode, echter korter dan 8 weken te lang, in het buitenland verblijft, wordt de uitkering niet ingetrokken. Middels een wijzigingsbesluit wordt de klant gedurende de periode dat hij te lang in het buitenland verbleef uitgesloten van het recht op bijstand of IOAW/IOAZ. Heeft de klant zich na deze 8 weken nog niet gemeld dan dient de uitkering te worden ingetrokken. Meldt de klant zich daarna dan dient de klant een nieuwe aanvraag in te dienen. Blokkeren Werkinstructie Blokkeren uitkering i.v.m. onderbreking bijstand door werkaanvaarding Inleiding De aanleiding voor de “notitie blokkeren” van de uitkering is de notitie “Maatregelen ter bevordering van tijdelijk werk”. In deze notitie wordt voorgesteld een maatregel te treffen ter voorkoming van het beëindigen van de uitkering bij cliënten, die tijdelijk werk aanvaarden en verrichten. Het blokkeren van de uitkering is het wegnemen van een drempel om tijdelijk werk te aanvaarden. De cliënt hoeft niet opnieuw door de administratieve molen. Daarnaast is er speciale aandacht gevraagd voor de groep Volwassen Veelplegers. In de notitie “Blokkeren uitkering” wordt uitleg gegeven over de groep Volwassen Veelplegers, bij ons beter bekend als draaideurklanten. Om dezelfde administratieve rompslomp te
1
voorkomen als bij de groep van tijdelijke werkaanvaarding wordt de groep Volwassen Veelplegers betrokken in het blokkeren van de uitkering. Instructie Blokkeren van de uitkering voor de maximale duur van 6 maanden als maatregel ter bevordering van tijdelijk werk bij Uitkeringsgerechtigden. Blokkeren van de uitkering voor de maximale duur van 12 maanden bij Volwassen Veelplegers waarbij rekening wordt gehouden met uitsluiting van recht over de periode waarin een belanghebbende in detentie heeft gezeten. Na 12 maanden dient het recht op uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken/beëindigd te worden. B002 Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag Met de klant wordt een afspraak gemaakt over het inleveren van de stukken. B003 Ingangsdatum na afgewezen WW-aanvraag De belanghebbende wiens WW-aanvraag is afgewezen, dient zich binnen zeven dagen (een week) na ontvangst van de afwijzing te melden voor een WWB-aanvraag. B&W kennen de bijstand in dat geval in beginsel toe per eerste werkloosheidsdag. Bij een latere melding kennen B&W de bijstand toe per datum melding, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die de latere melding rechtvaardigen. B004 Afhandeling ingetrokken aanvragen Een aanvraag kan zowel mondeling als schriftelijk worden ingetrokken. Het intrekken van de aanvraag wordt door het college altijd schriftelijk aan de klant bevestigd. B005 Categorieen aanvragen bij UWV ipv bij college Er zijn geen categorieën als zodanig aangewezen. B006 Locatie(s) indienen aanvragen De aanvrager moet zich melden op www.werk.nl en de daar gegeven procedure volgen. B007 Overdrachtstermijn Er is geen overdracht meer van UWV naar gemeente. B012 Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunning en naturalisatie Verblijfsvergunning De (legale) vreemdeling verliest zonder een geldige (lees: niet verlopen) verblijfsvergunning zijn (werk- en inkomens)rechten en daarmee de mogelijkheid om in zijn bestaan te voorzien. Derhalve moet aangenomen worden dat deze kosten behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. De legeskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten de belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen. Dat de legeskosten per 1 januari 2003 zijn verhoogd en de verblijfsvergunning in beginsel tijdelijk is, brengt niet mee dat belanghebbende voor die kosten niet kan reserveren, dan wel dat de mogelijkheid ontbreekt om door middel van het afsluiten van een lening in die kosten te voorzien. N.B.De kosten van aanschaf en vervanging van een identiteitsbewijs behoren overigens tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Naturalisatie Een (legale) vreemdeling heeft ten aanzien van zijn recht op inkomensvoorzieningen dezelfde rechten als een Nederlander. Om die reden is het niet noodzakelijk voor vreemdelingen om zich te laten naturaliseren (lees: Nederlander te worden).
2
Recht op bijzondere bijstand Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Afwijzing dient daarom plaats te vinden op grond van artikel 35 lid 1 WWB. Voor de legeskosten van een eerste verblijfsvergunning bestaat eveneens geen recht op bijzondere bijstand gelet op artikel 11 lid 2 en 3 WWB. B013 Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde Krachtens artikel 13, eerste lid aanhef en onder a, WWB komen gedetineerden aan wie rechtens hun vrijheid is ontnomen niet in aanmerking voor algemene en bijzondere bijstand. Uitgangspunt is daarom dat geen bijzondere bijstand voor het aanhouden van een woning wordt verstrekt. Dit is slechts anders indien er (zie artikel 16 WWB) sprake is van zeer dringende redenen. Voor de duidelijkheid: het moet dan gaan om acute noodsituaties. Dit zal zich dan ook zeer zelden voordoen. Dit alles betekent dus dat er geen buitenwettelijk beleid bestaat; hier is bewust voor gekozen. B014 Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde Gedetineerden die in een huis van bewaring of in een “gesloten” gevangenis verblijven hebben geen mogelijkheid om éénmaal per maand of vaker met verlof te gaan. In deze situaties kunnen de reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde voor bijstandsverlening in aanmerking komen. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten voor het bezoeken van: • een gezinslid in de zin van artikel 4, aanhef onder c van de WWB, • dat gedetineerd is in een gesloten inrichting of in een huis van bewaring verblijft (waardoor weekend- bezoek door de gedetineerde niet mogelijk is), • in een andere gemeente. Hoogte van de bijzondere bijstand Ten aanzien van de wijze van vervoer moet worden beoordeeld of het reizen met het openbaar vervoer – in zijn algemeenheid – tot de mogelijkheden behoort of dat er omstandigheden zijn waarin het vervoer met een (eigen) auto aangewezen geacht wordt. De bijzondere bijstand wordt afgestemd op de kosten van openbaar vervoer of, indien het gebruik van de auto goedkoper is dan wel het openbaar vervoer geen reëel alternatief is vanwege de reistijd, een kilometervergoeding. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer. Voor het bezoek van een gezinslid dat gedetineerd is in een gevangenis gelegen binnen een straal van 90 km van het woonadres kan maximaal tweemaal per maand bijzondere bijstand verstrekt worden. Indien detentie plaatsvindt buiten dit gebied bestaat recht op maximaal 1 maal per maand verstrekking van bijzondere bijstand voor reiskosten. Om de afstand te bepalen wordt gebruik de kortste route berekend via de ANWB-routeplanner. Indien detentie plaatsvindt in het buitenland wordt een vergoeding verstrekt tot de grens of tot de Nederlandse luchthaven. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen In principe vindt uitbetaling plaats na overleg bewijsstukken. Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • Bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is; • Inlichtingenplicht: Vervoers- of bezoekbewijzen moeten worden overgelegd binnen vijf dagen na de bezoekdatum. Dit ter controle van de bestedingsverplichting.
3
Draagkrachtpercentage Ga in richtlijn B063 na of er afwijkende draagkrachtregels gelden. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. B015 Bijstand voor het vervullen van alternatieve straffen In het algemeen kan gesteld worden dat een veroordeelde reëel beschikbaar is voor arbeid indien hij zijn alternatieve straf in de weekends, avonduren of vakantie vervult en wanneer hij zijn alternatieve straf door de week overdag vervult omdat hij niet in staat wordt gesteld tot vervulling er van op andere tijdstippen. Er is geen sprake van een reële beschikbaarheid voor arbeid wanneer de alternatieve straf door de week overdag wordt vervuld, terwijl de mogelijkheid bestaat om dit ook op andere tijdstippen te doen. In dat geval zal een aanvraag om (algemene) bijstand geweigerd moeten worden. Overigens geldt als aanvulling op het bovenstaande dat er in beginsel niet wordt getornd aan de keuze die de reclassering heeft gemaakt met betrekking tot de wijze waarop de alternatieve straf vervuld moet worden. Wel kan er contact worden opgenomen met de reclassering om te bezien of het mogelijk is om de alternatieve straf in de avonduren of in het weekend uit te voeren. B016 Meldingsplicht studie Belanghebbende is verplicht vooraf te melden dat hij een studie wil gaan volgen. Naar aanleiding van de melding beoordeelt het college of het toestemming kan verlenen voor het volgen van die studie met behoud van uitkering. Middels een beschikking wordt de belanghebbende op de hoogte gesteld van de beslissing. Indien het college toestemming verleent, wordt in de beschikking duidelijk omschreven waarvoor toestemming is verleend en onder welke voorwaarden. In ieder geval worden daarin de voorwaarden opgenomen dat: • binnen een maand na aanvang van de studie een bewijs van inschrijving van het opleidingsinstituut overlegd ingeleverd wordt; en • periodiek de voortgang en resultaten van de studie gemeld worden. Indien de melding achteraf (na aanvang studie), via het wijzigingsformulier of eerstvolgende maandformulier, plaatsvindt dan kan dat tot gevolg hebben dat een reeds aangevangen studie gestaakt moet worden, indien dit de arbeidsinschakeling belemmert of als het een universitaire studie overdag betreft en de belanghebbende de arbeidsverplichtingen opgelegd heeft gekregen. B017 - Meldingsplicht vakantie/verblijf in het buitenland De klant dient zich minimaal 2 weken voor vertrek naar het buitenland te melden. Dit kan of persoonlijk bij de coach, of via het wijzigingsformulier/maandformulier. Het wijzigingsformulier gaat eerst naar de backoffice. De backofficemedewerker stuurt (indien het om verblijf buitenland gaat) het wijzigingsformulier door naar de coach. De coach dient zelf te beoordelen of de klant wordt opgeroepen na de termijn dat deze in het buitenland zou verblijven. Wanneer de klant langer dan 4 weken in het buitenland heeft verbleven, dient deze uitgesloten te worden voor de dagen dat deze meer dan 4 weken in het buitenland verbleef. De dag van vertrek en terugkomst telt samen als één dag. B147 – Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomensvrijlating In alle gevallen waarin zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n WWB is sprake van een vrijlating die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Er wordt dus maximaal gebruikgemaakt van de mogelijkheid om inkomstenvrijlating te verlenen. 4
Bijdrage aan de arbeidsinschakeling De klant vermeldt de werkaanvaarding op het wijzigingsformulier of maandformulier. De backofficemedewerker neemt contact op met de coach. De coach bepaalt vervolgens of de aanvaarde werkzaamheden bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling. Als dat het geval is, wordt aan belanghebbende een aanvraagformulier toegezonden. B018 - Wijze van korten inkomsten i.v.m. kamerhuurders/kostgangers Op grond van de Toeslagenverordening bedoeld in artikel 30 van de WWB leidt het delen van een woning met anderen tot een lagere toeslag voor een alleenstaande (ouder) of tot verlaging voor gehuwden (zie ook paragraaf 4.5). De werkelijke inkomsten mogen niet worden gekort. Bij delen van de woning met één of meer anderen bedraagt de toeslag/verlaging 10%. Zijn er echter in totaal 3 of meer kostgangers en/of kamerhuurders dan kan waarschijnlijk worden aangenomen dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten en dat er geen recht op reguliere bijstand bestaat. Mogelijk komt de betrokkene dan wel in aanmerking voor een Bbz-uitkering. Let op: ondanks het feit dat er bij drie of meer kamerhuurder of kostgangers al snel vanuit moet worden gegaan dat er geen recht op bijstand bestaat wegens bedrijfsmatige activiteiten, is het toch verstandig om een en ander (kort) te onderzoeken. Volgt hieruit dat er toch recht op bijstand bestaat dan wordt bij een alleenstaande (ouder) voor gekozen de toeslag op 10% vast te stellen (zie artikel 3 lid 2 van de Toeslagenverordening) en bij gehuwden de verlaging op 10% (zie artikel 4 lid 1 van de Toeslagenverordening). B019 - Saldo lopende rekening bij vermogensvaststelling Van het totale positieve saldo van alle betaalrekeningen (inclusief de betaalrekeningen van de kinderen) wordt bij de aanvraag om bijstand en bij incidentele controles een bedrag vrijgelaten van maximaal anderhalf maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus toeslag en/of eventuele verlaging inclusief vakantietoeslag in verband met lopende uitgaven. Voor personen verblijvend in een inrichting geldt dat de AWBZ-bijdrage wordt opgeteld bij de zak- en kleedgeldnorm om het vrij te laten bedrag te bepalen. Een negatief saldo op de lopende rekeningen moet als schuld worden aangemerkt en telt dus wel mee bij de vaststelling van het vermogen. Indien door toepassing van de vrijlating een negatief bedrag ontstaat, wordt het saldo op de betaalrekening op € 0,- vastgesteld. Let op: de saldi op spaarrekeningen tellen wel volledig mee als vermogen. B020 - Moment vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating Uitgangspunt is dat het vermogen wordt vastgesteld bij aanvang van de bijstand. Bij de aanvraag om bijstand moet een duidelijk overzicht worden samengesteld van de vermogensen of schuldenpositie, waarbij nagegaan moet worden of de schulden reëel en aantoonbaar zijn en of er een betalingsverplichting is. Tevens dient er een deugdelijk overzicht verstrekt te worden inzake de afrekening van de boedelscheiding voor zover deze heeft plaatsgevonden. In één situatie kan van de hoofdregel dat bij aanvang het vermogen wordt vastgesteld, worden afgeweken, te weten: • als de aanvrager verwikkeld is in een echtscheidingsprocedure of indien er sprake is van een verlating, en; • hij slechts kan beschikken over een vermogen dat minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens. In dat geval kan gewacht worden met de definitieve vermogensvaststelling totdat de boedelscheiding een feit is. 5
In de toekenningsbeschikking moet dan: • het vermogen voorlopig worden vastgesteld en; • de mededeling worden opgenomen dat het vermogen na afwikkeling van de echtscheiding definitief wordt vastgesteld en dat bij overschrijding van de toepasselijke vermogensgrens de teveel betaalde bijstand zal worden teruggevorderd (artikel 58 lid 1 sub f onderdeel 1 WWB), • de voorwaarde worden opgelegd dat na uitspraak van de echtscheiding direct de beschikking van de rechtbank en – indien aanwezig – het echtscheidingsconvenant overlegd dient te worden. De coach bewaakt het moment van echtscheidingsvonnis en boedelscheiding. Geadviseerd wordt om eenmaal per 3 maanden contact met de cliënt te leggen. B021 - Vaststellen vermogen bij overname cliënt uit andere gemeente Bij overname van een belanghebbende uit een andere gemeente dienen het vermogen en de toepasselijke vermogensgrens opnieuw te worden vastgesteld. Artikel 40 lid 1 WWB bepaalt namelijk dat het recht op bijstand geldt jegens het college van de gemeente waar belanghebbende woonplaats heeft. Let wel: gespaarde middelen als bedoeld in artikel 34 lid 2 onderdeel c WWB en ontvangen rente worden krachtens artikel 31 lid 2 onderdeel i WWB niet in aanmerking genomen bij de nieuwe vermogensvaststelling. Het is aan belanghebbende om, indien hij stelt dat het college één of meer van zijn vermogensbestanddelen op grond van het bovenstaande buiten beschouwing dient te laten, aan het college zodanige inlichtingen te verstrekken dat het college de herkomst van bedoelde vermogensbestanddelen kan beoordelen. B022 - Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm 1. De hoogte van de vermogensgrens is gelijk aan de actuele vermogensgrens die geldt voor de nieuwe leefvorm van de belanghebbende (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden). 2. Stel het vermogen opnieuw vast (bezittingen minus schulden). Voorkom daarbij onbillijkheden en houd daarom in ieder geval rekening met het volgende: • Het deel van het vermogen dat is ontstaan tijdens de bijstandsperiode door ontvangen rente en besparingen dient gelet op de vrijlatingsbepalingen buiten beschouwing te blijven. • Bij alleenstaande ouders die alleenstaanden worden is onder omstandigheden het aanvaardbaar dat een deel van het vermogen wordt overgedragen aan de (niet meer ten laste komende) kinderen waardoor het vermogen van de bijstandsgerechtigde alleenstaande lager wordt. Maak van deze mogelijkheid gebruik indien bij de oorspronkelijke vermogensvaststelling rekening is gehouden met vermogensbestanddelen van ten laste komende kinderen. De systematiek van de WWB schrijft dit immers voor als de kinderen tot het gezin behoren. Een redelijke wetstoepassing brengt echter met zich mee dat zodra de betreffende kinderen de leeftijd van 18 jaar bereiken (en dus niet langer tot het gezin in de zin van de WWB behoren) bij de vermogensvaststelling van de ouder niet langer rekening wordt gehouden met de vermogensbestanddelen van die kinderen. Dit is slechts dan anders indien er voorafgaande aan de bijstandsverlening een vermogensoverheveling heeft plaatsgevonden van de ouder naar de kinderen met als kennelijk doel om het recht op bijstand (langer) te waarborgen.
6
Voorbeeld: Mevrouw Peters vraagt op 1 augustus 2008 bijstand aan. Op die dag wordt haar zoon Kees 14 jaar. Mevrouw Peters heeft een spaarrekening met € 4.000,00. Het saldo van de spaarrekening van zoon Kees bedraagt € 2.500,00. Mevrouw Peters krijgt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Haar vermogen wordt vastgesteld op € 6.500,00 (de som van de saldi op de beide spaarrekeningen). Op 1 januari 2012 wordt Kees 18 jaar. Mevrouw Peters wordt vanaf die datum aangemerkt als alleenstaande. Op grond van bovenstaande regels geldt dat de toepasselijke vermogensgrens wijzigt in de actuele vermogensgrens voor een alleenstaande: € 5.685,00 (bedrag geldt per 1 januari 2012). De banksaldi zijn nog steeds aanwezig dus de hoogte van het vermogen blijft in beginsel gelijk, namelijk € 6.500,00. Gevolg is dat er sprake is van een vermogensoverschot dat mevrouw Peters zou moeten interen. Echter, het is redelijk om het vermogen van mevrouw Peters te verlagen met € 2.500,00. Dit bedrag komt immers toe aan zoon Kees, want het stond bij aanvang van de bijstandsverlening op zijn spaarrekening. Het vermogen van mevrouw Peters bedraagt daarom € 4.000,00 en blijft onder de (nieuwe) van toepassing zijnde vermogensgrens. Interen is nu niet nodig. De motivering voor bovenstaande regels luidt als volgt: • De wetgever heeft bewust geen regels vastgesteld inzake de vaststelling van het vermogen bij wijziging van de leefvorm. In de Memorie van Antwoord geeft de minister aan dat het college een billijke oplossing moeten vinden. • Ook indien er geen sprake is van een wijziging van de leefvorm gelden de actuele vermogensgrenzen. • Bij wijziging van de leefvorm vindt tevens aanpassing van de norm algemene bijstand plaats. • De Centrale Raad van Beroep heeft in het kader van de oude ABW bepaald dat bij een voor de toepassing van de oude ABW relevante wijziging in de omstandigheden het vrij te laten vermogen (lees: vermogensgrens) opnieuw moet worden vastgesteld (CRvB 2509-1998, JABW 1998, 160). Nu de vermogensbepalingen op dit punt niet fundamenteel gewijzigd zijn, is het aannemelijk dat deze jurisprudentie ook geldt voor de WWB. • Het bij wijziging van de leefvorm opnieuw vaststellen van het beginvermogen zorgt voor duidelijke en eenvoudige regelgeving. B023 - Beleid inzake korten voorlopige teruggave Op grond van artikel 55 WWB kan het college belanghebbende verplichten om indien, hij daar recht op heeft, een aanvraag voor (voorlopige) teruggave in te dienen, aangezien hierdoor de bijstand verminderd wordt (of bijv. de woonkostentoeslag berekening beter kan plaatsvinden). Indien belanghebbende deze verplichting schendt, kan het college, op grond van artikel 12 van de maatregelverordening, het recht op bijstand verlagen. Als cliënt een Voorlopige Teruggaaf heeft aangevraagd deelt de Belastingdienst in een beschikking mee of er recht is op uitbetaling van een heffingskorting. Heeft cliënt aangifte gedaan of een T-biljet opgestuurd, dan ontvangt hij te zijner tijd een aanslag, waarop staat hoeveel belasting cliënt terugkrijgt (of moet betalen). Omdat het van belang is dat we weten of de cliënt een heffingskorting krijgt uitbetaald of dat deze belasting heeft teruggekregen, dient de cliënt zo spoedig mogelijk na ontvangst, de beschikking en/of de aanslag van de Belastingdienst in te leveren. Ontvangen bedragen aan teruggave en voorlopige teruggave worden gekort, voor zover deze betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend.
7
Kwijtschelding van niet verrekende Voorlopige Teruggave bij uitstroom Indien de belanghebbende een ingedikte voorlopige teruggaaf ontvangt, dan wordt in het maandelijkse bedrag door de Belastingdienst ook voorafgaande periode tot 1 januari betaald. Dit ingedikte bedrag wordt op de bijstandsuitkering in de loop van dat jaar in mindering gebracht. Bij beëindiging van de uitkering in de loop van het jaar zou er dus nog een bedrag moeten worden verrekend cq. door de belanghebbende moeten worden terugbetaald. Het ministerie van SZW heeft echter besloten dat van een terugvordering mag worden afgezien als de gemeente aan een tweetal voorwaarden heeft voldaan. Is dat bij de belanghebbende het geval dan kan van terugvordering worden afgezien. B024 - Vrijlaten giften Immateriële schadevergoeding Andere dan de in artikel 31 lid 2 onderdeel l WWB (zie onderdeel 3.13 van deze paragraaf) bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor immateriële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen. Het komt voor dat in een dergelijke vergoeding een component is opgenomen voor loonderving. Het loondervingsdeel wordt wel bij de middelentoets betrokken. Periodieke vergoedingen hiervoor worden als inkomen gezien en een eenmalige vergoeding hiervoor geldt als vermogen. Materiële schadevergoeding Andere dan de in artikel 31 lid 2 onderdeel l WWB (zie onderdeel 3.13 van deze paragraaf) bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor materiële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen, tenzij: met hetzelfde doel bijstand is verstrekt of hiervoor later bijstand wordt gevraagd en/of betrokkene de ontvangen vergoeding niet besteed heeft voor het wegnemen van de geleden schade. Als iemand slechts een deel van de vergoeding heeft aangewend voor het wegnemen van de schade wordt het niet benutte deel als middelen gezien. Giften Zowel periodieke als eenmalige giften worden in beginsel als middelen (in de zin van artikel 31 lid 1 WWB) in aanmerking genomen. Wel zal er steeds individueel beoordeeld moeten worden in hoeverre een gift buiten beschouwing kan worden gelaten. Als het gaat om de hoogte van de gift, moet bezien worden of dit leidt tot een bestedingsniveau dat niet meer in overeenstemming is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is (bijvoorbeeld wanneer de belanghebbende maandelijks een gift van € 450,-- ontvangt). Gaat het om de bestemming van de gift, dan zal bij een specifieke bestemming (bijvoorbeeld studiekosten of schulden) de vrijlating eerder in de rede liggen dan wanneer deze betrekking heeft op de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (levensonderhoud). B026 - Ex-partner betaalt woonkosten Indien een ander de woonkosten betaalt, is artikel 5 van de Toeslagenverordening van toepassing. B027 - Waarde auto bij vermogensvaststelling Deze richtlijn bestaat uit • Vermogensvaststelling auto, motor, scooter, boot of caravan • Vermogensvaststelling woonwagen Vermogensvaststelling auto, motor, scooter, boot of caravan Van het uitgangspunt dat auto's, motoren, scooters, boten en caravans meetellen voor de vermogensvaststelling kan worden afgeweken indien, de auto, motor, scooter, boot of caravan: 8
• •
gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk is (bijvoorbeeld wanneer een van de gezinsleden ernstig lichamelijk gehandicapt is); de waarde in totaal maximaal € 1.500,- bedraagt; is de totale waarde van de auto, motor, scooter, boot en/of caravan hoger dan telt alleen het meerdere boven € 1.500,- mee voor de vermogensvaststelling.
Waardevaststelling Voor de vaststelling van de waarde van de auto's, motoren en caravans (inclusief BTW) wordt in de eerste plaats uitgegaan van de ANWB koerslijst. Daarbij wordt het gemiddelde bedrag gehanteerd van de prijs van verkoop aan de dealer en verkoop aan een particulier. In die gevallen dat het voertuig niet voorkomt in de koerslijst wordt uitgegaan van de verkoopprijzen op http://www.gaspedaal.nl, zijnde de in aanmerking te nemen waarde in het economisch verkeer (artikel 34 lid 1 onderdeel a WWB). Voor de vergelijking wordt gekeken naar merk, type, brandstof, motorinhoud en bouwjaar. Als dat niet teruggevonden wordt dan van een auto met merk, type, brandstof en bouwjaar dat het dichts in de buurt ligt (er wordt niet gekeken naar uitvoering en kilometerstand). Daarbij wordt uitgegaan van het meest voorkomende bedrag. Informatie over kenteken Via SUWInet kan nagegaan worden of een belanghebbende een kenteken (lees: auto, caravan, aanhangwagen, etc.) op zijn naam heeft staan. Oldtimer Vaststellen van de waarde van een oldtimer: wanneer sprake is van een auto ouder dan 25 jaar dient door de coach beoordeeld te worden wat de waarde is van de auto. Hiervoor kan de aanwezigheid van een afwijkende autoverzekering (polis is hiervoor noodzakelijk) een indicatie zijn. Tevens kan gebruik worden gemaakt van het internet om te bepalen of een auto wel of niet een oldtimer is, bijvoorbeeld via de sites: http://www.oldtimernederland.nl of http://www.oldtimer.pagina.nl. Bij een oldtimer dient de klant de waarde aan te tonen. Wanneer de klant zijn auto verzekerd heeft als oldtimer zal hij een taxatierapport kunnen overleggen, omdat de verzekeraar dit namelijk vereist. Wanneer er geen sprake is van een verzekering als oldtimer zal de klant zelf zorg moeten dragen voor een taxatierapport. Zolang er geen taxatierapport is, is het in beginsel niet mogelijk het vermogen (artikel 34 WWB) juist te kunnen vaststellen en dus ook niet mogelijk het (verdere) recht op bijstand te bepalen. Voor de kosten van een taxatierapport kan in beginsel geen bijzondere bijstand worden verstrekt (artikel 35 WWB). Afwijken is mogelijk. Een afwijking van de algemene regel (artikel 18 lid 1 WWB) zal uiteraard goed gemotiveerd plaats moeten vinden. Vermogensvaststelling woonwagen Stel aan de hand van de verstrekte gegevens in het taxatierapport de hoogte van de waarde vast. Let daarbij op de eventueel aanwezige hypotheken en het overige aanwezige vermogen (zie B4.3). Op grond van artikel 34 lid 2 sub d van de WWB wordt niet als vermogen in aanmerking genomen het vermogen gebonden in de woonwagen, voorzover dit minder bedraagt dan € 48.000,00. Daarnaast wordt het vermogen, dat onder de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de WWB niet als vermogen aangemerkt. Deze bedragen worden dus vrijgelaten en van het vastgestelde vermogen afgetrokken. B028 - Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling Een reservering of een polis voor begrafenis of crematie is vrijgelaten tot een bedrag van in totaal € 5.000,- per persoon (eventueel verdeeld over een bankrekening en een polis).
9
Staat het geld op een bankrekening dan gelden de volgende voorwaarden: 1. Het geld staat op een geblokkeerde rekening, welke blokkering niet op een eenvoudige wijze is op te heffen. 2. De belanghebbende wist op het moment van het openen van de rekening redelijkerwijs niet dat hij op korte termijn op bijstandsverlening zou zijn aangewezen. Is er een polis afgesloten dan gelden de volgende voorwaarden: 1. Het geld van de polis is uitsluitend bestemd voor de kosten van een uitvaart en mag niet tussentijds opvraagbaar zijn. 2. De belanghebbende wist op het moment van het afsluiten van de polis redelijkerwijs niet dat hij op korte termijn op bijstandsverlening zou zijn aangewezen. B029 - Inschrijving bij uitzendbureaus Hoofdregel van beleid in deze is dat de belanghebbende zich bij diverse uitzendbureau’s laat inschrijven. De individuele omstandigheden van de belanghebbende zijn bepalend voor het aantal uitzendbureaus waar hij zich moet laten inschrijven. Men moet zich regelmatig, dat wil zeggen minstens twee maal per week, melden bij deze uitzendbureau´s. De belanghebbende moet kunnen aantonen bij welk uitzendbureau hij is geweest, op welke data, met wie hij gesproken heeft en met welk resultaat. Dit dient door de belanghebbende schriftelijk te worden bijgehouden. Bij niet voldoen aan deze verplichtingen kan een verlaging volgen. In individuele gevallen kan het college belanghebbenden van de verplichting tot inschrijving ontheffen op grond van artikel 9 lid 2 WWB. B163 - Tegenprestatie naar vermogen Deze richtlijn is nog niet ingevuld. B030 - Beleidsregels ontheffing arbeidsplicht In beginsel wordt geen (gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsverplichtingen verleend en geldt voor alle belanghebbenden de volledige plicht tot arbeidsinschakeling. Een (gedeeltelijke) ontheffing wordt alleen verleend, indien daarvoor dringende redenen zijn en er geen voorziening als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a WWB is te treffen ter effectuering van de arbeidsverplichtingen en hoogstens voor de duur van het ontbreken van een dergelijke voorziening. De volgende situaties kunnen dringende redenen zijn om een belanghebbende tijdelijk ontheffing van de arbeidsverplichtingen te verlenen: • ingeval een alleenstaande ouder zorgtaken heeft voor één of meer ten laste komende kinderen jonger dan 5 jaar of voor een gehandicapt kind jonger dan 18 jaar; • ingeval van arbeidsongeschiktheid berekend naar een percentage van 80% of meer (bijstand als aanvulling op WAO, WIA, Wajong of WAZ); • ingeval betrokkene opgenomen is in een traject richting arbeidsmarkt; echter enkel voor zover de verplichtingen een belemmering zijn voor dit traject. Medische belemmeringen zijn als zodanig geen aanleiding voor een ontheffing. Het college dient dan de op te leggen verplichtingen aan te passen aan de mogelijkheden die de betrokkene wel nog heeft. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen dient het college gebruik te maken van adviezen van extern deskundigen, zoals gespecialiseerde reïntegratiebedrijven, GGD, Wsw-indicatiecommissie et cetera. B031 - Betekenis "onverwijld uit eigen beweging" in artikel 17 lid 1 WWB Bij toepassing van artikel 17 lid 1 WWB dient onder "onverwijld" te worden verstaan: 10
dat belanghebbende de bedoelde inlichtingen vermeldt op een wijzigingsformulier en dit formulier inlevert bij de gemeente binnen zeven dagen (1 week) gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit dan wel de omstandigheid zich heeft voorgedaan. B032 - Belanghebbende beschikt niet meer over bewijsstukken De verwijtbaarheid ten aanzien van het niet, niet tijdig of onvolledig verstrekken van de gevorderde bewijsstukken wordt altijd individueel beoordeeld. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat belanghebbende in beginsel over alle te vorderen bewijsstukken dient te beschikken dan wel hierover (alsnog) kan beschikken door deze, op eigen initiatief en voor eigen rekening (zie CRvB 06 07 1999, nr. 97/12345 ABW), op te vragen. Alleen wanneer dit in het geheel niet mogelijk is of wanneer de hieraan verbonden kosten in geen verhouding staan tot het belang van de te verkrijgen gegevens voor de vaststelling van het recht op bijstand, kan het verkrijgen van nieuwe bewijsstukken achterwege blijven. Het college beoordeelt in dat geval de aanvraag aan de hand van de beschikbare stukken. Het college kan ook proberen om de gegevens op een andere manier te verifiëren. Het niet, niet tijdig of onvolledig verstrekken van gevorderde bewijsstukken leidt in beginsel dan ook tot: • het buiten behandeling stellen van de aanvraag met in achtneming van artikel 4:5 Awb (zie B2.1.8); of • het opschorten van de bijstand op grond van artikel 54 WWB (zie B11.1.3). B033 - Periode over te leggen bankafschriften Bij aanvraag en incidentele controle is de belanghebbende verplicht van alle bank-, giro-, spaar- en effectenrekeningen (van alle gezinsleden) alle afschriften te overleggen die betrekking hebben op de periode van drie maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag of het heronderzoek (de lengte van deze periode is in overeenstemming met constante jurisprudentie van de CRvB). Bij gerichte individuele fraude-onderzoeken kan deze periode worden verlengd. Indien de belanghebbende in de periode voorafgaand aan zijn bijstandsaanvraag geen traceerbare inkomsten heeft gehad, worden bankafschriften over deze langere periode opgevraagd. B034 - Procedure inleveren maandelijks ROF/inkomstenverklaring Met ingang van 1 maart 2006 is de verplichting tot het maandelijks inleveren van informatieformulieren (Rofjes) vervallen. Daarvoor in de plaats dienen uitkeringsgerechtigden wijzigingsformulieren in te vullen en in te leveren op het moment dat er een wijziging heeft plaatsgevonden die van belang is voor de (hoogte en/of recht op) uitkering. Uitkeringsgerechtigden die maandelijks wisselende inkomsten hebben dienen een maandformulier in te leveren. Uitkeringsgerechtigden met vaste inkomsten dienen twee keer per jaar (uitkering over januari en juli) een maandformulier in te leveren. B136 - ROF of Mutatieformulier Bij inkomsten dient de belanghebbende elke maand een volledig ingevuld maandformulier in te leveren bij de gemeente, met de daarbij behorende bewijsstukken. B035 - Categorieën die zijn vrijgesteld inleveren maandelijks ROF/inkomstenverklaring Het college maakt geen gebruik meer van het ROF. B036 - Meldingsplicht vrijwilligerswerk De belanghebbende is verplicht vooraf schriftelijk te melden dat hij vrijwilligerswerk gaat verrichten. Naar aanleiding van de melding beoordeelt het college of zij toestemming kan 11
verlenen voor het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering. Middels een kennisgeving (zonder bezwaarmogelijkheden) wordt de belanghebbende op de hoogte gesteld van de beslissing. B037 - Duur aanvultermijn bij aanvraag op grond van artikel 4:5 lid 1 Awb De aanvultermijn bij de aanvraag bedraagt in beginsel 2 weken. De maximale aanvultermijn bedraagt 8 weken (zie paragraaf B2.2 onderdeel 7). N.B. Indien de aanvullingstermijn niet (of onvoldoende) door de cliënt wordt benut en derhalve buiten behandeling stelling van de aanvraag moet plaatsvinden let dan op de termijn. Het besluit om buiten behandeling te stellen moet namelijk binnen vier weken nadat de aanvultermijn verstreken is, dan wel nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld, aan de cliënt worden bekend gemaakt. B038 - Duur hersteltermijn tijdens bijstand Bij de procedure van artikel 54 WWB (hersteltermijn tijdens de uitkering: dus niet bij aanvraagbehandeling) bedraagt de hersteltermijn in beginsel 2 weken. Afwijking van deze termijn (zowel naar boven als naar beneden) dient uitdrukkelijk en goed gemotiveerd te worden. De totale afhandelingstermijn, opschorting, herstel en besluitvorming, bedraagt 8 weken. N.B. Indien de opschorting langer duurt dan 8 weken, te rekenen vanaf de eerste dag van opschorting, is het niet mogelijk om de bijstand te beeidigen op grond van artikel 54, vierde lid, WWB. Wel is het mogelijk om in dat geval in recht op bijstand in te trekken met toepassing van artikel 54, derde lid, WWB. De ingangsdatum van de intrekking is dan de datum waarop er geen recht op bijstand meer bestaat of waarop het recht op bijstand niet meer kan worden vastgesteld. B039 - Beleidsregels huisbezoek Huisbezoek kan aan de orde zijn als het college gronden heeft om te twijfelen aan: • het opgegeven woonadres; • de opgegeven woonsituatie; • de vermelde arbeidsactiviteiten. Het is daarbij van belang dat het huisbezoek noodzakelijk is voor de uitvoering van de WWB. Indien het college de gewenste informatie ook op een voor belanghebbende minder belastende wijze kan verkrijgen, mag het college niet overgaan tot huisbezoek, zo blijkt uit jurisprudentie. Het college kan een huisbezoek niet rechtens afdwingen; daar verzet het recht op privacy zich ook tegen. Maar een weigering tot medewerking aan een huisbezoek kan wel worden opgevat als een schending van de medewerkingsplicht in de zin van artikel 17 lid 1 WWB en tot beëindiging van de uitkering leiden indien hierdoor het recht op uitkering niet of niet meer kan worden vastgesteld. Dit wordt de cliënt ook meegedeeld. Huisbezoeken worden altijd afgelegd door twee personen. Bij vermoeden van fraude is de sociaal rechercheur bij het huisbezoek aanwezig. Bij ieder huisbezoek geldt dat je aan de deur: • je legitimatie toont; • het doel van het huisbezoek uitlegt; • meedeelt of het weigeren toegang te verschaffen al dan niet consequenties heeft voor de aanvraag of de uitkering.
12
Gebruik het formulier informed consent. En geef daarop het volgende aan: • er is wel/geen toestemming gegeven voor het binnentreden; • belanghebbende is op de consequenties van weigering gewezen of op het feit dat de weigering geen consequenties heeft; • belanghebbende heeft begrepen wat hem/haar verteld is; • ondertekening door belanghebbende. B040 - Personen zonder identiteitsbewijs Personen die bij de aanvraag van bijstand niet beschikken over een (geldig) identiteitsbewijs zullen zelf en voor eigen rekening een dergelijk document opnieuw moeten aanvragen. In uitzonderlijke gevallen kan daartoe bij wijze van voorschot op grond van artikel 52 WWB leenbijstand worden verstrekt (zie paragraaf B10.4). Zo mogelijk wordt het benodigde bedrag direct aan de betrokken instantie betaald (bijvoorbeeld de afdeling burgerzaken). B041 - Personen zonder geldig identiteitsbewijs De formulering van artikel 17 lid 3 WWB laat geen ruimte meer aan het college om verlopen identiteitsbewijzen te accepteren, als het gaat om het vaststellen van de identiteit van belanghebbende. Indien de identiteit is vastgesteld door het college moet het wel mogelijk worden geacht dat wordt afgezien van de eis dat het identiteitsbewijs niet verlopen mag zijn. Dit is van belang bij een hernieuwde aanvraag, een incidentele controle of aanvragen voor bijzondere bijstand door een bijstandsgerechtigde. Daarom geldt dat belanghebbende zich bij eerste aanvraag dient te kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. Is de identiteit van belanghebbende met Nederlandse nationaliteit eenmaal vastgesteld, dan wordt ook een verlopen identiteitsbewijs geaccepteerd als legitimatie, tenzij er twijfels bestaan omtrent het voortduren van het Nederlanderschap van betreffende belanghebbende. Dit is natuurlijk anders bij belanghebbenden met een buitenlandse nationaliteit. Dan bestaat immers steeds de mogelijkheid dat het verlopen zijn van hun identiteitsbewijs niet zonder gevolgen is voor hun verblijfstitel. Ook in het (uitzonderlijke) geval dat iemand inmiddels zijn Nederlanderschap verloren is, biedt een verlopen identiteitsbewijs onvoldoende houvast voor bepaling van de identiteit voor de WWB. B042 - Uitleg butgetteringsplicht artikel 57 WWB Het college legt een budgetteringsplicht op, indien er bij belanghebbende sprake is van schulden waardoor de betaling van de maandelijkse vaste lasten in het gedrang kan komen. In geval van bijzondere bijstand wordt in geval van een negatief saldo op de lopende rekening van belanghebbende, ten aanzien van betreffende bijzondere bijstand een budgetteringsplicht opgelegd. Indien aan belanghebbende een budgetteringsplicht is opgelegd op grond van artikel 57 onderdeel a WWB wordt hem tezamen met deze beschikking een machtigingsformulier gezonden. Krachtens artikel 57 WWB dient belanghebbende hieraan mee te werken en de machtiging te verlenen. Zodra het machtigingsformulier ondertekend is teruggezonden, gaat het college over tot rechtstreekse betaling van de maandelijkse huur- en energierekeningen van de belanghebbende aan de desbetreffende schuldeisers door middel van inhoudingen op de uitkering. Zie voor de vraag of niet nakomen van de verplichting tot ondertekening van de machtiging leidt tot een verlaging van de bijstand B5.10. B043 - Gevallen waarin wordt afgezien van de verlaging Zie artikel 4 van de Maatregelverordening. B150 - Verlagen algemene bijstand, bijzondere bijstand of langdurigheidstoeslag Zie artikel 3 van de Maatregelverordening.
13
B044 - Overzicht hoogte verlagingen • Soort maatregel
• Vindplaats in de Maatregelverordening
• Maatregel ivm de plicht tot arbeidsinschakeling, behoud van arbeid en tegenprestatie. • Maatregel ivm tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
•
Hoofdstuk 2
•
Artikel 9
• Maatregel bij verlies van een passende en toereikende • voorliggende voorziening door toepassing van een bestuurlijke boete. • Maatregel ivm zeer ernstige misdragingen. •
Artikel 10
•
Artikel 12
Maatregel ivm niet voldoen aan nadere verplichtingen.
•
Artikel 11
B045 - Hoogte verlaging bij samenloop Zie artikel 6 van de Maatregelverordening. B046 - Recidive Zie artikel 5, vijfde en zesde lid, van de Maatregelverordening. B047 - Waarschuwing ipv verlagen Zie artikel 11, tweede lid, van de Maatregelverordening. B048 - Ingangsdatum verlaging Zie artikel 5, eerste en tweede lid, van de Maatregelverordening. B049 - Termijn heroverweging besluit tot verlaging Artikel 18, lid 3 WWB geeft het College de opdracht om een besluit tot verlaging van de bijstand binnen een termijn van ten hoogste drie maanden te heroverwegen. B157 - Afspraken met OM bij fraudebedrag onder € 50.000,Het college heeft geen afspraken met het OM gemaakt. B166 - Waarschuwing i.p.v. bestuurlijke boete Het college maakt gebruik van de mogelijkheid om op grond van artikel 18a lid 4 WWB af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Zie artikel 6 van de Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 en de toelichting daarop. B167 - Aanvullende criteria van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid In de artikelen 7, 8 en 9 van de Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 wordt aangegeven in welke gevallen er sprake is van verminderde verwijtbaarheid en wat de gevolgen zijn voor de boete. Zie ook de toelichting bij de beleidsregels. B170 - Nadere regels bewijsopdracht Nog niet ingevuld.
14
B171 - Overgangsrecht en matigen boete Bij een schending van de inlichtingenplicht die is begaan vóór 1 januari 2013 en niet is opgeheven of geconstateerd vóór 1 februari 2013 matigt het college de boete als volgt: • voor de periode tot 1 januari 2013 moet voor de hoogte van de boete worden gekeken naar het oude recht (de afstemmingsverordening) zoals deze gold vóór 1 januari 2013; • voor de periode ná 1 januari 2013 moet het college het nieuwe recht (de bestuurlijke boete) in aanmerking nemen. B144 - Verlaging algemene bijstand voor personen van 18, 19 of 20 jaar De verlagingen in de Toeslagenverordening gelden niet voor personen van 18 t/m 20 jaar. B050 - Toeslagen algemene bijstand voor personen tussen de 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd Zie voor de toeslagen hoofdstuk 2 van de Toeslagenverordening. Campingbewoners Bij campingbewoners moet beoordeeld worden of zij wel of geen woning bewonen als bedoeld in de WHT. Een chalet op de Koepas in Oirlo wordt aangemerkt als woning. Een tourcaravan wordt niet aangemerkt als woning. Vervolgens gelden de bepalingen van de toeslagenverordening. Kamerhuurder en onderhuurder Een nadere omschrijving voor begrippen als “kamerhuurder” of “onderhuurder” is overbodig. In deze verordening wordt geen onderscheid gemaakt tussen onderhuurders (commercieel of niet-commercieel), kostgangers of woningdelers. B051 - Verlaging algemene bijstand gehuwden Zie voor de verlagingen hoofdstuk 3 van de Toeslagenverordening. Campingbewoners Bij campingbewoners moet beoordeeld worden of zij wel of geen woning bewonen als bedoeld in de WHT. Een chalet op de Koepas in Oirlo wordt aangemerkt als woning. Een tourcaravan wordt niet aangemerkt als woning. Vervolgens gelden de bepalingen van de toeslagenverordening. Kamerhuurder en onderhuurder Een nadere omschrijving voor begrippen als “kamerhuurder” of “onderhuurder” is overbodig. In deze verordening wordt geen onderscheid gemaakt tussen onderhuurders (commercieel of niet-commercieel), kostgangers of woningdelers. B052 - Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten Zie artikel 5 van de Toeslagenverordening. B053 - Verlaging algemene bijstand schoolverlaters De Toeslagenverordening kent geen verlagingen in verband met het recent beëindigd hebben van deelname aan onderwijs of beroepsopleiding. B054 - Verlaging toeslag algemene bijstand alleenstaande van 21 of 22 jaar Zie artikel 6 van de Toeslagenverordening. B055 - Anticumulatiebepaling verlaging algemene bijstand De Toeslagenverordening kent geen anticumulatiebepalingen.
15
B056 - Ingangsdatum normwijziging bij kind dat 18 jaar wordt De normwijziging en de eventuele andere wijzigingen gaan in op de dag dat het laatste ten laste komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of niet meer door belanghebbende verzorgd wordt. Voor de mogelijkheden voor aanvullende bijzondere bijstand wordt verwezen naar richtlijn B097 (B7.14.2). B057 - Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting Uit praktische overwegingen wordt de systematiek gehanteerd dat de normale uitkering algemene bijstand pas na 3 maanden waarin de belanghebbende in een inrichting verblijft, wordt omgezet in de lagere norm op grond van artikel 23 WWB(eventueel vermeerderd met bijzondere bijstand voor vaste lasten). Voorbeeld Een alleenstaande van 43 jaar wordt op 15 januari 2014 opgenomen in een inrichting in de zin van de WWB. De lage uitkering (eventueel plus bijzondere bijstand voor vaste lasten) wordt van kracht met ingang van 15 april. B058 - Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting Het kan voor een alleenstaande (ouder) of voor een echtpaar (indien beide partners opgenomen zijn/worden in een inrichting) noodzakelijk zijn om de woning aan te houden ten tijde van een tijdelijke opname in een inrichting. De kosten van doorlopende woonlasten wegens opname in een inrichting ter verpleging of verzorging komen dan in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze bijstand wordt alleen verstrekt gedurende de periode dat het aanhouden van de woning redelijkerwijs noodzakelijk is. Hierbij geldt als richtlijn een periode van 6 maanden. Deze periode gaat in op de 1e van de maand waarin de normwijziging is ingegaan. Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand voor vaste lasten kan niet meer bedragen dan de som van de huurkosten en noodzakelijke energielasten. Onder noodzakelijke energielasten worden die lasten begrepen die zich beperken tot verschuldigde voorschotnota's, met dien verstande dat het bevriezen van water- en verwarmingselementen en het ontdooien van vrieskasten wordt voorkomen. B059 - Beleid inzake bijstandsverlening aan daklozen Deze richtlijn wordt momenteel geactualiseerd. B060 - Berekening hoogte algemene bijstand bij co-ouderschap Co-ouders zijn zowel te beschouwen als alleenstaande als alleenstaande ouders. Zij gelden als co-ouders indien zij de feitelijke zorg en verzorging hebben voor het betreffende kind en dat kind ook daadwerkelijk gedurende minimaal 3/7 van de tijd verblijft bij de belanghebbende. Of en wanneer er sprake is van co-ouderschap als bedoeld in dit kader, blijkt uit een te overleggen rechterlijke uitspraak. Indien er geen rechterlijke uitspraak is en niet in alle redelijkheid van de klant kan worden verwacht dat deze er komt, wordt volstaan met een schriftelijke verklaring die door beide co-ouders is ondertekend. Er kan dus nimmer sprake zijn van co-ouderschap wanneer het kind alleen maar in de weekends bij een van de ouders verblijft. Er wordt dan niet voldaan aan de eis van minimaal 3/7 van de tijd de feitelijke zorg en verzorging hebben voor het betreffende kind. In deze situaties (weekendverblijf) is sprake van de zogenaamde "omgangsregeling". Op verzoek kan bij co-ouderschap de norm individualiserend worden vastgesteld. De hoogte van de afwijkende norm is afhankelijk van de feitelijke zorgverdeling m.b.t. kinderen. Hierbij zijn een drietal situaties mogelijk, te weten:
16
1. Allebei de ouders ontvangen de norm voor een alleenstaande ouder. Deze uitkeringsnorm is alleen mogelijk als beide ouders - ieder afzonderlijk - voor elk van hem of haar ten laste komend kind, kinderbijslag aanvraagt, zodat bekend is wie welk(e) kind(eren) onderhoudt. Deze situatie kan zich nooit voordoen wanneer er sprake is van 1 kind. 2. Allebei de ouders ontvangen de norm voor een alleenstaande, verhoogd met voor beiden een evenredig deel van het verschil tussen de alleenstaanden-norm en de norm voor een alleenstaande ouder. De evenredigheid houdt in, evenredig aan het gedeelte van de week dat men de verzorging heeft van het kind of de kinderen. Bijvoorbeeld: het kind verblijft 4 dagen in de week bij betrokkene. Berekening norm: 4/7 x (rijks)norm alleenstaande ouder + 3/7 x (rijks)norm alleenstaande. 3. Een van de ouders ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder en de andere ouder naar de norm voor een alleenstaande. De ouders maken onderling uit wie aangemerkt moet worden als verzorgend ouder. Deze ouder komt in aanmerking voor de norm voor een alleenstaande ouder. De andere ouder ontvangt uitkering naar de norm voor een alleenstaande. Door de ouders is geen regeling getroffen. De norm alleenstaande ouder wordt dan toegekend aan die ouder, die de kinderbijslag ontvangt. Aandachtspunten De volgende aandachtspunten zijn bij bijstandsverlening in geval van co-ouderschap van belang. • Bepalend is in welke mate kinderen feitelijk bij de ouder verblijven. • Het is noodzakelijk dat de afspraken tussen de ouders over het verblijf van de kinderen zijn vastgelegd in een rechterlijke uitspraak. Heeft nadien wijziging van deze regeling plaatsgevonden dan volstaat een door beide co-ouders ondertekende schriftelijke verklaring. • Wie de kinderbijslag ontvangt doet aan het principe van de bijstandsberekening (norm alleenstaande plus toeslag) niets af. • Volgens bestaande jurisprudentie is er geen plaats voor extra bijstand t.b.v. eventuele meerkosten, bijvoorbeeld reiskosten van de kinderen, dubbel speelgoed, kleding e.d., die het gedeeld ouderschap met zich mee zouden kunnen brengen. Het is een eigen verantwoordelijkheid van de betrokkenen om eventuele kostenproblemen zelf op te lossen. • Als een of beide ouders jonger zijn dan 21 jaar dient te worden uitgegaan van de bijstandsnorm die op betrokkene van toepassing is. Dit geldt ook voor de berekening van de toeslag. • Het kan voorkomen, dat de ouders een zodanige verblijfsregeling voor de kinderen kiezen, dat aan beide ouders de norm voor een alleenstaande ouder dient te worden toegekend. Bijvoorbeeld in geval van 2 kinderen waarbij elk kindbeurtelings om de week bij een andere ouder verblijven. De motivatie voor een dergelijke invulling van het coouderschap, ook als deze puur financieel van aard is, speelt voor de bijstandsverlening geen rol. De feitelijke situatie is bepalend. • Bij een tijdelijke incidentele wijziging van de verblijfsregeling door bijvoorbeeld vakantie of ziekte, korter dan 1 maand, wijzigt de uitkering niet. Alleen op uitdrukkelijk verzoek vooraf van de bijstandsgerechtigde kan de uitkering worden gewijzigd. • Frequente wijzigingen (bijvoorbeeld door ziekte of onregelmatige werktijden) en tijdelijke wijzigingen van langere duur (langer dan 1 maand) dienen wel tot aanpassing van de uitkering te leiden. • Bij frequente wijzigingen met een zekere regelmaat verdient het aanbeveling om een gemiddelde verblijfsduur te bepalen. B061 - Vaststelling vermogen bij co-ouderschap Co-ouders zijn zowel te beschouwen als alleenstaande als alleenstaande ouders. Zij gelden als co-ouders indien zij de feitelijke zorg en verzorging hebben voor het betreffende kind en 17
dat kind ook daadwerkelijk gedurende minimaal 3/7 van de tijd verblijft bij de belanghebbende. Er kan dus nimmer sprake zijn van co-ouderschap wanneer het kind alleen maar in de weekends bij een van de ouders verblijft. Er wordt dan niet voldaan aan de eis van minimaal 3/7 van de tijd de feitelijke zorg en verzorging hebben voor het betreffende kind. In deze situaties (weekendverblijf) is sprake van de zogenaamde "omgangsregeling". Of en wanneer er sprake is van co-ouderschap als bedoeld in dit kader, blijkt uit een rechterlijke uitspraak. Indien er geen rechterlijke uitspraak is en niet in alle redelijkheid van de klant kan worden verwacht dat die er komt, wordt volstaan met een schriftelijke verklaring die door beide co-ouders is ondertekend. De vermogensgrens voor de co-ouder wordt berekend door de vermogensgrens voor een alleenstaande te vermeerderen met x/7 maal het verschil tussen de vermogensgrens voor een alleenstaande ouder - de vermogensgrens voor een alleenstaande. Eventueel inkomen en vermogen van het kind worden voor x/7 toegerekend aan betreffende ouder. Hierbij staat x voor het gemiddelde aantal dagen per week dat de co-ouder het kind verzorgt. NB: Het gehanteerde gemiddelde aantal verzorgingsdagen per week is hetzelfde als bij de vaststelling van de norm in geval van co-ouderschap (zie paragraaf B6.11). B062 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) Hoofdregel is dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die meer dan twee maanden voorafgaand aan de melding zijn gemaakt. De aanvraag moet worden ingediend binnen twee maanden nadat de kosten zijn opgekomen (bestelling is geplaatst, afspraak is gemaakt, datum afgifte toevoeging advocaat etc. waarmee vaststaat dat belanghebbende een rekening gaat ontvangen). Dit is slechts anders bij medische kosten die via de zorgverzekeraar of het CAK lopen. In dat geval moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden nadat de rekening is ontvangen van de zorgverzekeraar of CAK. Het komt regelmatig voor dat belanghebbenden verspreid over een langere periode meerdere bijzondere kosten hebben gehad die gezien de hoogte ervan afzonderlijk niet voor bijzondere bijstand in aanmerking kwamen, maar samen (opgeteld) wel (vanaf € 45,-). In dat geval moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden nadat het totaal van de kosten € 45,- of meer bedraagt. Het mag daarbij om verschillende kostensoorten gaan. Met andere woorden: belanghebbenden kunnen rekeningen van bijzondere kosten opsparen. Wordt er voor deze opgespaarde rekeningen bijzondere bijstand verstrekt dan is dat (deels) bijstand met terugwerkende kracht. Bij de vaststelling van de draagkrachtperiode dient hier rekening mee gehouden te worden door het draagkrachtjaar te laten ingaan op de eerste dag van de maand waarin de oudste kosten zijn opgekomen. Dit betekent dat bij bijstandsverlening voor kosten die zijn opgekomen in maart, juli en november (en die in november wordt aangevraagd) het draagkrachtjaar begint op 1 maart en niet op 1 november. Als de drempel van € 45,- (zie richtlijn B066) niet binnen een jaar wordt bereikt, moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden na het verstrijken van dat jaar. Oudere rekening, maar wel binnen twee maanden na betaling gemeld voor bijzondere bijstand Als belanghebbende zich meldt binnen twee maanden na betaling van de rekening, maar het in feite een oudere rekening betreft gaat het om een aanvraag voor bijzondere bijstand voor een schuld. Zie daarvoor B7.12.2.
18
B137 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Vaststelling van het inkomen Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het - meest waarschijnlijke - inkomen gedurende de draagkrachtperiode. Daarbij wordt rekening gehouden met voorzienbare wijzigingen in het inkomen. In aanmerking te nemen inkomen • Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB en artikel 33 lid 5 WWB niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten; dit deel van het inkomen wordt niet in aanmerking genomen als draagkrachtinkomen. Het inkomen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden dus alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen. • Tevens wordt een opgelegde AWBZ-bijdrage in mindering gebracht. • Voor personen in de WSNP hanteren we het vrij te laten bedrag als in aanmerking te nemen inkomen. Dit is het bedrag waarover iemand daadwerkelijk kan beschikken. Ook als er beslag ligt op het inkomen of als iemand een minnelijk traject volgt via het team schuldhulpverlening van de gemeente, gaan we uit van het deel van het inkomen waarover iemand daadwerkelijk kan beschikken. • De eindejaarsuitkering en/of 13de maand telt mee als inkomen. Dit betreft vooral medewerkers van de NLW/WAA. De eindejaarsuitkering wordt bepaald aan de hand van de CAO WSW(te vinden op internet). Deze bedraagt 3% met een minimum van € 540,voor een fulltimer (of naar rato van het aantal uren van het contract). Dit betreft een bruto bedrag. Eventueel kan de strook van de laatste eindejaarsuitkering worden opgevraagd. Het percentage kan gebruikt worden, maar als de uitkomst dicht bij de grens ligt tussen wel of geen bijstand, moet het bedrag exact uit worden gerekend. In januari 2011 heeft er een eenmalige uitkering plaatsgevonden van € 220,- bruto (conform CAO). Let op: er wordt moet rekening worden gehouden met een eventueel huurtoeslag- of zorgtoeslagnadeel. Maak een proefberekening op www.toeslagen.nl. In aanmerking te nemen vermogen Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. Daarop is echter één uitzondering, te weten artikel 34 lid 2 sub c WWB. Spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen worden wèl tot het in aanmerking te nemen vermogen gerekend tenzij er sprake is van spaargelden voor een aantoonbaar grotere aanschaf (ook als daarmee tijdelijk de grens van het bescheiden vermogen zou worden overschreden) B063 Draagkrachtpercentages Draagkracht uit inkomen • 0% bij een in aanmerking te nemen inkomen inclusief vt tot 120% van de van toepassing zijnde norm; • 40% bij een in aanmerking te nemen inkomen inclusief vt tussen 120% en 150 % van de van toepassing zijnde norm; • 100% bij een in aanmerking te nemen inkomen inclusief vt dat meer bedraagt dan 150% van de van toepassing zijnde norm. Echter, het in aanmerking te nemen inkomen boven de van toepassing zijnde norm wordt in beginsel voor 100% als draagkracht aangemerkt bij bijzondere bijstand voor: 19
• • • • • • • • • •
Reiskosten bezoek gedetineerde (richtlijn B014); Bewindvoerderskosten (richtlijn B076); Kosten curatele (B7.7.4); Kosten rechtsbijstand (B7.7.5); Hoogte bijzondere bijstand voor 18 t/m 20-jarigen, niet in inrichting (richtlijn B079); Hoogte bijzondere bijstand voor 18 t/m 20-jarigen, in inrichting (B7.8.3); Suppletie GKB-lening (B7.12); Kosten mentorschap (richtlijn B106); Woonkostentoeslag huurders (B7.17.2); Woonkostentoeslag wooneigenaar (B7.17.2).
Voor de volgende kosten geldt dat in beginsel niet alleen het in aanmerking te nemen inkomen voor 100% als draagkracht wordt aangemerkt maar tevens het volledige saldo van de spaarrekening als draagkracht geldt. Voor het saldo op de rekening courant/de bankrekening geldt hetzelfde, na aftrek van een bedrag ter hoogte van de toepasselijke norm (-verlaging/+ toeslag). De ontvangen landurigheidstoeslag blijft bij dit alles buiten beschouwing evenals vermogensbestanddelen zoals een auto, de afkoopwaarde van een levensverzekering etc, mits vallend binnen het vrij te laten vermogen. Het betreft de volgende kosten: • Kosten babyuitzet (richtlijn B084); • Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten (B7.16.4); • Verhuiskosten (B7.16.2); • Kosten 1e maand huur en administratiekosten (B7.16.3). Draagkracht uit vermogen • 100% van het in aanmerking te nemen vermogen. B064 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand De periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld, de draagkrachtperiode, dient per klant apart te worden bekeken. De draagkrachtperiode begint op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn opgekomen (zie echter richtlijn B066 voor het opsparen van kosten). Er moet dus over een jaar worden berekend hoe groot de ruimte in het inkomen en het vermogen is. Vervolgens wordt op het totaal hiervan het draagkrachtpercentage toegepast. Na de vastgestelde draagkrachtperiode vindt er een actie rechtmatigheid plaats en wordt de draagkracht en draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld. Geen wijzigingen in draagkracht Als blijkt dat er geen draagkracht is en niet de verwachting bestaat dat het inkomen zal wijzigen, kan de draagkrachtperiode afwijkend (langer) worden vastgesteld. Dit moet wel in het rapport/voorstel gemotiveerd worden opgenomen. De rechtmatigheid van de kosten kunnen middels een actie rechtmatigheid opnieuw beoordeeld worden. In het besluit moet de klant expliciet worden gewezen op de verplichting om wijzigingen in het inkomen, vermogen en/of woonsituatie direct door te geven. Dit vanwege de langere draagkrachtperiode. B065 Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode Bedraagt de wijziging van het inkomen minder dan 15% dan wordt de draagkracht niet aangepast. Bij een inkomenswijziging van meer dan 15% dient de draagkracht voor het resterende deel van de lopende draagkrachtperiode opnieuw te worden vastgesteld. Voor periodieke bijzondere bijstand bij wisselende inkomsten geldt dat de inkomsten maandelijks op het ROFje worden aangegeven. Per maand wordt bijzondere bijstand betaald minus de draagkracht van die maand. Vervolgens wordt de draagkracht jaarlijks achteraf definitief berekend. Daarbij wordt de gehele draagkracht in dat jaar in mindering gebracht op de kosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen. 20
Voorbeeld: belanghebbende ontvangt bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering (voor dit voorbeeld gaan we uit van € 1200,- per jaar). Maandelijkse draagkracht: Uitbetaling bijzondere bijstand: januari: 0,100,februari: 0,100,maart: 500,0,april: 50,50,mei: 0,100,juni: 60,40,juli: 40,60,augustus: 0,100,september: 0,100,oktober: 0,100,november: 0,100,december: 25,75,Totale draagkracht: € 675,- Totaal betaald: € 925,Recht op bijzondere bijstand 1200 - 675 = 525 --> herzien en 925 - 525 = 400 terugvorderen. B066 Drempelbedrag Er wordt geen drempelbedrag in aanmerking genomen. Wel geldt er een grens voor het in behandeling nemen van aanvragen. Deze ligt op € 45,00. Dit betekent dat aanvragen voor kosten van in totaal minder dan € 45,00 in beginsel niet worden ingenomen. De belanghebbende wordt dan gewezen op de mogelijkheid om rekeningen op te sparen (zie richtlijn B062). Mochten de bijzondere kosten gerekend over een jaar (te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop de oudste rekening betrekking heeft) toch beneden de € 45,00 blijven dan kan de belanghebbende aan het einde van het jaar alsnog bijzondere bijstand aanvragen. De aanvraag wordt in dat geval wel ingenomen. B067 Stappenplan berekening bijzondere bijstand De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt: 1. Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota’s e.d.; 2. Bepaal de draagkrachtperiode; 3. Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode (zie richtlijn B137); 4. Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode; 5. Bepaal de draagkracht door het draagkrachtpercentage(s) toe te passen op de uitkomst van stappen 3 en 4; 6. Bereken als volgt: Kosten (1) Draagkracht (5) -/Bijzondere bijstand B068 Adresgegevens zorgverzekeraars Zie de websites van de zorgverzekeraars voor de adres- en contactgegevens. B069 Waar en wanneer medisch advies vragen Regelmatig is het nodig om in het kader van de bijstandsverlening een medisch advies te vragen aan een arts. Voordat een dergelijk advies wordt gevraagd zal echter eerst een kosten-batenanalyse moeten worden gemaakt. Als de kosten van de voorziening waarvoor bijstand wordt gevraagd minder zijn dan de prijs van een advies, te weten € 200,-, kan worden afgegaan op een verklaring van de huisarts, tandarts of behandelend specialist van 21
belanghebbende. Hierbij dient wel beoordeeld te worden of de kosten in de toekomst terugkomen. Medische adviezen worden gevraagd bij het Argonaut. Zorg er voor dat de vraagstelling duidelijk en zo uitgebreid mogelijk is. Maak bij de vraagstelling duidelijk onderscheid tussen het beoordelen “dringende redenen” of “noodzaak”. Let er bij een ontvangen advies altijd op of het onderzoek waarop het advies is gebaseerd, zorgvuldig is geweest. Is bijv. informatie gevraagd bij de behandelend specialist, volgt het advies duidelijk uit de aangegeven feiten en omstandigheden? etc. Met andere woorden: is het advies volledig en duidelijk en is duidelijk op welke wijze het advies tot stand is gekomen? Ook belangrijk: is het advies ondertekend? B070 Standaard aanvullend of collectief verzekerd Aanvullende verzekering Indien de kosten zich voordoen, is er sprake van vrijwillig te maken kosten waarvan niet gezegd kan worden dat deze kosten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Het is daardoor niet mogelijk om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen. Collectieve verzekering De gemeente biedt deelname aan een collectieve ziektekostenverzekering aan, aan mensen met een laag inkomen. Voor de collectieve ziektekostenverzekering geldt een lagere premie (6% korting op de basisverzekering en 30% op de aanvullende verzekering). Voorwaarden voor deelname: • Ingeschreven staan als inwoner van de gemeente Venray; en • Voor ziektekosten (standaard en zorg compleet aanvullende verzekering) verzekerd zijn bij zorgverzekeraar VGZ; hiermee heeft de gemeente een contract afgesloten; en • Een inkomen tot maximaal 120% van de bijstandsnorm; en • Een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens zoals vastgesteld in de WWB; • Waarde eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten evenals een reservering voor begrafenis- en crematiekosten (resp. € 5.800,- en • € 4.250,-). De aanvrager moet aan kunnen tonen dat de reservering ook werkelijk bedoeld is voor begrafenis- en crematiekosten. • Voor meer informatie en uitvoeringsregels over deze regeling: zie richtlijn B138 categoriale bijstand. N.B. Een aanvullende verzekering is voor de belanghebbende die aanvullend verzekerd is een voorliggende voorziening. Met een vergoeding op grond van de aanvullende verzekering wordt daarom rekening gehouden. Indien men niet aanvullend verzekerd is, dan is het rekening houden met een fictieve vergoeding van een aanvullende verzekering in strijd met artikel 35 lid 1 WWB. B073 Brillen en contactlenzen Voorliggende voorziening Voor de kosten van brillen en contactlenzen dienen de Zvw en artikel 2.13 van de Regeling zorgverzekering als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Daarbij worden de kosten van de eigen bijdrage als niet noodzakelijk aangemerkt Voor deze kosten kan géén bijzondere bijstand worden verleend (zie CRvB 13 april 2010, nr. 08/5136 WWB).
22
B074 Over beleid inzake medische kosten Kosten verwijdering tatoeage Deze kosten worden in de voorliggende voorziening, de Zorgverzekeringswet, als niet noodzakelijk aangemerkt. Derhalve bestaat op grond van artikel 15, eerste lid, WWB geen recht op bijzondere bijstand. Kosten voetverzorging/pedicurekosten Voorliggende voorziening Voor de kosten van voetverzorging dienen de Zvw en de Regeling zorgverzekering als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Voor deze kosten kan géén bijzondere bijstand worden verleend B075 Uitvaartkosten Voorliggende voorziening Door de nalatenschap van de overledene wordt geheel of gedeeltelijk voorzien in de kosten van begrafenis of crematie. Pas als de nalatenschap niet toereikend is, kan een nabestaande voor zijn deel een beroep doen op bijzondere bijstand. Een verzekering van de overledene (uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering) is een voorliggende voorziening. Bijzondere bijstand De noodzakelijkheid van deze kosten hangt mede af van de vraag of deze kosten kunnen worden toegerekend aan belanghebbende. Dit is het geval indien belanghebbende de hoedanigheid van erfgenaam heeft aangenomen, of indien belanghebbende behoort tot de bloed- en aanverwanten jegens wie een verhaalsrecht voor deze kosten bestaat op grond van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging. Nadrukkelijk wordt ervan uitgegaan dat de uitvaartkosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan van de overledene zelf. Bijstandsverlening aan overleden personen is immers niet mogelijk. De volgende kosten worden als noodzakelijk aangemerkt: • Akte van overlijden • Werkzaamheden uitvaartverzorger begrafenis/crematie • Overbrengen van de overledene naar rouwcentrum of woonhuis • Verzorging van de overledene • Eenvoudige kist • Opbaren in rouwcentrum, incl. condoleancebezoek danwel opbaren thuis • Kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond (uitvaartdienst in kerk al dan niet incl. uitvaartpersoneel) • Klein bloemstuk op kist • Begraafkosten begraafplaats • Grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een particulier graf) • Rouwauto • Rouwkaarten (max. 100 stuks) • Bidprentjes (max. 100 stuks) • Dragers • Eenvoudige grafzerk • Crematorium • Urn Als niet-noodzakelijke kosten worden beschouwd: • Rouwadvertentie • Volgauto's • Koffietafel etc. • Condoleanceregister • Opname dienst op cassette of cd • Bedankkaarten 23
Recht op bijstand Indien de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de belanghebbende niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor deze kosten voor zover belanghebbende verantwoordelijk kan worden gesteld voor deze kosten. Indien ten tijde van de aanvraag nog niet duidelijk is of de uitvaartkosten uit de nalatenschap kunnen worden voldaan, wordt de aanvraag afgehandeld op basis van de informatie die op dat moment voorhanden is. Achteraf wordt gecontroleerd in hoeverre de kosten uit de nalatenschap voldaan hadden kunnen worden. Zonodig vindt herziening van het besluit plaats en terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand. Hoogte van bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand kan worden afgeleid uit de richtprijzen van het NIBUD, zoals opgenomen in de prijzengids. Als het NIBUD voor bepaalde kosten geen richtprijzen heeft gelden de prijzen op http://www.uitvaart.nl/ onder "wat gaat mijn uitvaart kosten?". Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorzieningen en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht. Als de partner van de overledene bijzondere bijstand aanvraagt, gaan we ervan uit dat hij of zij de enige erfgenaam is. In andere gevallen worden de totale noodzakelijke kosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, evenredig verdeeld over het aantal nabestaanden. Iedere erfgenaam moet in dat geval zelf een aanvraag indienen. Voorbeeld: De kosten van een crematie bedragen € 6.300,- en er zijn 4 erfgenamen. Van de totale kosten wordt € 5.800,- noodzakelijk geacht. Belanghebbende krijgt € 1.450,bijzondere bijstand. De andere 3 erfgenamen moeten zelf aanvragen. Draagkrachtpercentage Conform de hoofdregel, zie richtlijn B063. Vorm van de bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. B076 Kosten bewindvoering Deze richtlijn bevat de volgende kosten: • Kosten bewindvoering beschermingsbewind • Kosten bewindvoering WSNP • Kosten budgetbeheer Kosten bewindvoering beschermingsbewind In het kader van zijn bevoegdheid tot onderbewindstelling beoordeelt de kantonrechter op basis van de individuele omstandigheden van de betrokkene de noodzaak tot onderbewindstelling. Hieruit volgt volgens de CRvB dat de noodzaak tot bewindvoering vaststaat zodra het bewind door de kantonrechter is ingesteld. Een beschikking tot onderbewindstelling is vereist. Hoogte bijzondere bijstand De kantonrechter bepaalt jaarlijks achteraf welke vergoeding de bewindvoerder bij de onderbewindgestelde in rekening mag brengen. Een aantal bewindvoerders brengt voorafgaande aan de vaststelling door de rechter, voorschotten bij de belanghebbende in rekening. 24
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) doet vooraf een aanbeveling over de bedragen die de bewindvoerder als voorschot in rekening kan brengen. Over het algemeen stelt de kantonrechter de vergoeding achteraf ook conform deze aanbeveling vast. Het is dan ook niet noodzakelijk om de verplichting op te leggen om de beschikking over de vaststelling van de vergoeding in te leveren. Een beschermingsbewindvoerder verricht voor een cliënt, die ook is toegelaten tot de WSNP, extra werkzaamheden. Voor de aan deze extra werkzaamheden verbonden kosten kan de beschermingsbewindvoerder een vergoeding vragen. De kantonrechter verleent per jaar bij beschikking een machtiging voor het verrichten van deze extra werkzaamheden. Als de kantonrechter een dergelijke beschikking heeft afgegeven, waarin het maximum aantal uren vermeld staat, kan in de kosten van die extra werkzaamheden bijzondere bijstand worden verleend. Ook kunnen eenmalige intakekosten worden vergoed, als er nog geen intakekosten voor budgetbeheer zijn vergoed en de kosten van het griffierecht met betrekking tot de onderbewindstelling. Hetzelfde geldt voor de kosten van de eindafrekening en verantwoording als de datum anders is dan 1 januari of 31 december. Ingangsdatum Voor de bepaling van de ingangsdatum van de bijzondere bijstand moet worden aangesloten bij de datum van onderbewindstelling (indien aan de overige criteria voor terugwerkende kracht wordt voldaan). Ligt de ingangsdatum in de eerste helft van de maand, dan kunnen de kosten van de gehele maand worden vergoed, ligt de ingangsdatum in de tweede helft van de maand, dan wordt slechts een halve maand vergoed. Periode toekenning bijzondere bijstand Bij de aanvraag voor bijzondere bijstand moet het verzoek tot onderbewindstelling worden gevoegd. Aan de hand van dit verzoek bepaalt de coach voor welke periode bijzondere bijstand kan worden toegekend. De periode is maximaal 3 jaar. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen De niet-professionele bewindvoerder verstrekt de rekening en verantwoording en de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring daarvan. De bewindvoerder dient direct een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering in te dienen zodra de cliënt weer (zelfstandig) in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Let op: We vragen geen machtiging meer nu uit kamervragen is gebleken dat ook het aanvragen van (bijzondere) bijstand tot de taken van de bewindvoerder wordt gerekend. De aanvraag moet door de aangewezen bewindvoerder zijn ingediend; niet door een kantoorgenoot of administratieve kracht. Dit omdat de (processuele) handelingen worden toegerekend aan belanghebbende. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals omschreven in richtlijn B063 bedraagt het draagkrachtpercentage 100. WSNP-bewindvoerder Voor de salariskosten van de WSNP-bewindvoerder is geen bijzondere bijstand mogelijk. Regels over de salariëring van de WSNP-bewindvoerder zijn namelijk in de 25
Faillissementswet opgenomen. De salariskosten kunnen geheel binnen de Fw worden afgewikkeld. Budgetbeheer Voorliggende voorziening Bugetbeheer dat wordt aangeboden door de gemeente wordt gezien als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Indien deze voorziening in het individuele geval niet passend is, kan een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand Om te beoordelen of budgetbeheer noodzakelijk is, wordt aan betrokkene (of aan de budgetbeheerder als deze hiertoe gemachtigd is) gevraagd een plan van aanpak op te stellen waarin de volgende vragen worden beantwoord: - - Wat was de aanleiding om tot budgetbeheer over te gaan? - - Waarom is er gekozen voor budgetbeheer in plaats van voor bewind? - - Is er een verwijzing? - - Is budgetbeheer gekoppeld aan een traject? - - Voor welke periode is budgetbeheer noodzakelijk? Vervolgens wordt aan de hand van de antwoorden vastgesteld of de kosten voor budgetbeheer in het individuele geval noodzakelijk zijn. Daarnaast is het mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor budgetbeheer in afwachting van de door de kantonrechter uit te spreken onderbewindstelling/mentorschap. De kosten van budgetbeheer voorafgaand aan de onderbewindstelling/mentorschap kunnen we aannemelijk achten als er sprake is van een crisissituatie (dreigende huisuitzetting, afsluitingen etc.). Recht op bijzondere bijstand Als budgetbeheer noodzakelijk is en betrokkene heeft hiertoe een overeenkomst gesloten met een budgetbeheerder, bestaat er recht op bijzondere bijstand. Als budgetbeheer in afwachting van de uitspraak onderbewindstelling noodzakelijk is, kennen we bijzondere bijstand toe vanaf de datum van het verzoekschrift tot onderbewindstelling tot de ingangsdatum van de bekostiging van het bewind. Hoogte van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten die bij de overeenkomst tot budgetbeheer zijn overeengekomen. Daarbij geldt een maximumbedrag dat gelijk is aan de kosten van bewindvoering door een professionele bij de branchevereniging aangesloten bewindvoerder/mentor. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. B165 Kosten mentorschap Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van mentorschap indien de kantonrechter een beslissing heeft genomen inzake het instellen van een mentorschap en de begroting van de kosten heeft goedgekeurd. Hoogte van de bijzondere bijstand Indien de kosten van mentorschap maandelijks in rekening worden gebracht door de mentor kan maandelijks achteraf bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte hiervan is gelijk aan de goedgekeurde jaarbegroting door de kantonrechter gedeeld door 12. 26
Het bedrag waarop de kantonrechter de kosten van mentorschap, bij beschikking, heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. De hoogte van dit bedrag wordt door de rechter bepaald aan de hand van de door de mentor ingediende begroting. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks achteraf definitief vastgesteld aan de hand van de definitieve rekening van de mentor en de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring daarvan; indien blijkt dat reeds teveel bijzondere bijstand is verstrekt kan herziening en terugvordering plaatsvinden. De mentor is verplicht de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring te overleggen. De mentor dient direct een verzoek tot beëindiging van het mentorschap in te dienen zodra de cliënt weer (zelfstandig) in staat is zijn persoonlijke belangen waar te nemen. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Moment van aanvragen Melding dient uiterlijk binnen twee maanden na datum goedkeuring begroting kosten van mentorschap te geschieden. De ingangsdatum wordt dan de datum waarop het mentorschap krachtens de beschikking is ingegaan. Wordt de melding later dan twee maanden na datum goedkeuring begroting kosten van mentorschap gedaan dan geldt als ingangsdatum van het eventuele recht op bijzondere bijstand de datum van melding minus twee maanden. B077 Kosten curatele Omschrijving van de kosten De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele. Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen. Hoogte bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen • De curator verstrekt de rekening en verantwoording en de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring daarvan. • De curator dient direct een verzoek tot beëindiging van de curatele in te dienen zodra de cliënt weer (zelfstandig) in staat is zijn belangen waar te nemen.
27
B078 Kosten rechtsbijstand Omschrijving kosten Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten. Kosten eigen bijdrage rechtsbijstand De Wet op de rechtsbijstand (Wrb) vergoedt de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Daarbij geldt een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van het inkomen van de belanghebbende. Voor hen wier inkomen niet hoger is dan de geldende bijstandsnorm, geldt een eigen bijdrage van € 129,00 per zaak.(Bedragen gelden per 01-01-2013 op grond van de Wrb). Er wordt alleen een advocaat toegevoegd indien de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. Voor meer informatie klik op de volgende link: http://www.rvr.org/nl/subhome_rz/rechtsbijstandverlener,Inkomensgrenzen.html Griffierechten Wie een laag inkomen heeft, betaalt minder griffierecht. De ondergrens voor on-en minvermogenden in civiele zaken is € 75,00 en dit bedrag kan niet lager. In-debet-stelling zoals vermeld in Handboek Schulinck geldt alleen voor hogere inkomens met de mogelijkheid vermindering te krijgen tot € 75,00. In-debet-stelling is dus geen voorliggende voorziening voor de on- en minvermogenden, bijzondere bijstand in deze kosten blijft mogelijk. Voor meer informatie klik op de volgende link: http://www.rechtspraak.nl/procedures/tarieven-griffierecht/pages/griffierecht-bij-derechtbank.aspx Onderstaand een nadere uitleg over het stelsel griffierechten en de nieuwe bedragen per 0101-01-2013 Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). Denk in dit verband aan: • Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht en het belang meer is dan € 500,00 of indien het een lichte advies toevoeging (LAT) betreft en het belang meer is dan € 250,-. In dat geval worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook B7.7. Indien een toevoeging is afgegeven en het belang is minder dan € 500,- of € 250,- dient contact opgenomen te worden met de juridisch medewerkers. • Wet tarieven burgerlijke zaken voor de indebetstelling (zie B7.7.5.2) • een rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan in beginsel worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wrb (zie CRvB 30-031999, nrs. 97/5836 en 97/5838 ABW en CRvB 23-11-1999 nrs. 98/6296 ABW en 98/6298 ABW zit samen met 98/5150 NABW). De aard van het rechtsgeding doet dan niet meer ter zake. Gemeentelijk beleid dat bijvoorbeeld bijzondere bijstand voor kosten van rechtshulp in strafzaken uitsluit is volgens de rechter derhalve niet aanvaardbaar en zelfs in strijd met de 28
wet. Er kan niet worden gesteld dat deze kosten niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren omdat deze voorkomen hadden kunnen worden. (Pres. CRvB 31-03-1999 nr. 97/743 ABW-VV, JABW 1999, 73). Omgekeerd geldt dat indien het verzoek om toevoeging van een advocaat op grond van de Wrb is afgewezen, de procedure in beginsel door de voorliggende voorziening niet noodzakelijk wordt geacht. Wijs in dat geval het verzoek om bijzondere bijstand af op grond van art.15, eerste lid tweede volzin, WWB. De volgende kosten komen in beginsel nooit in aanmerking voor bijzondere bijstand: • de proceskosten van de tegenpartij, indien de belanghebbende wordt veroordeeld om deze te betalen. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden komen deze kosten toch voor vergoeding in aanmerking (voorbeeld: de procedure is gestart op advies van gemeente). • Vertaalkosten. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik kunnen maken van een gesubsidieerd tolkencentrum. • •
Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. De aanwezigheid van de belanghebbende is daarbij niet noodzakelijk. Medisch advies.
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand wordt voor procedures die gestart zijn na 1 juli 2011 vastgesteld op het (lagere) bedrag dat geldt voor degenen die eerst langs het Juridisch Loket gaan. Op 1 juli 2011 zijn de regels veranderd over de eigen bijdrage voor de kosten van rechtsbijstand. Deze eigen bijdrage gaat met € 52,- (01-01-2013) omlaag voor diegenen die eerst naar het Juridisch Loket (is gratis) gaan en van daaruit worden doorverwezen naar een advocaat. Mensen die meteen naar een advocaat gaan betalen dus € 52,- meer aan eigen bijdrage. Meer informatie over deze regeling (inclusief een handig stroomschema) is te vinden op http://www.rvr.org/nl/subhome_rz/rechtsbijstandverlener,Korting-op-de-eigen-bijdrage.html De reden van de verandering is om het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand als zodanig beheersbaar te houden. Men wordt namelijk geprikkeld om een afweging te maken tussen enerzijds het belang om een juridisch probleem voor te leggen aan een advocaat en anderzijds de kosten die aan de verlening van rechtsbijstand in die zaak zijn gemoeid. Het Juridisch Loket verwerkt deze afweging in een diagnosedocument. In dit document wordt geadviseerd door welke instanties het probleem het beste kan worden opgelost. Dit kan een advocaat zijn. Met dit document is men een lagere eigen bijdrage verschuldigd voor de verkrijging van een toevoeging van een advocaat. Het zonder meer verstrekken van bijzondere bijstand voor de bekostiging van de eigen bijdrage past niet bij de wijziging van de regels. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt daarom vastgesteld op het (lagere) bedrag dat geldt voor degenen die eerst langs het Juridisch Loket gaan. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
29
Vorm en betaling bijzondere bijstand Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 WWB). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB; zie ook B9.2). Aan de bijstand verbonden verplichtingen Indien mogelijk wordt de verplichting opgelegd om te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten. B079 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20 jarigen niet in inrichting Wordt aanvullend op de lage norm algemene bijstand, bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud dan wordt de hoogte hiervan al individualiserend vastgesteld. Daarbij geldt in beginsel dat de hoogte van de totale uitkering (norm algemene bijstand + toeslag bijzondere bijstand) niet meer bedraagt dan de uitkering die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar (zie paragraaf B6.7). B080 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20 jarigen in inrichting Wordt bijzondere bijstand verstrekt aan een persoon van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijft, dan wordt de hoogte hiervan afgestemd op de individuele omstandigheden. De bijstand bedraagt echter ten hoogste de norm die geldt voor een persoon van 18 t/m 20 jaar die niet in een inrichting verblijft. Daarnaast kan de bijzondere bijstand maximaal 6 maanden worden aangevuld wegens hogere kosten, bijvoorbeeld de vaste lasten van een woning die aangehouden moet worden. B081 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18-, 19- of 20-jarige met toepassing van artikel 12 onder b WWB wordt deze bijstand op grond van de beleidsregels verhaal Wet Werk en Bijstand niet verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders. B082 Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). Denk in dit verband aan de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS), het kindgebonden budget (KGB) en de provinciale regeling voor reiskosten voor Mbo-ers. In beginsel zullen de indirecte studie kosten hieruit betaald moeten worden. Uit jurisprudentie blijkt echter dat de WTOS voor reiskosten weliswaar passend is, maar niet in alle gevallen toereikend. Provinciale regeling voor reiskosten Mbo-ers De provincie Limburg kent de “Nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mboscholieren buiten Limburg 2012-2013” Doel van de regeling Mbo-scholieren onder de 18 jaar in de gelegenheid stellen om een voltijd opleiding in de beroepsopleidende leerweg naar keuze te volgen door het wegnemen van eventuele financiële belemmeringen als gevolg van reiskosten. Doelgroep Ouders c.q. wettelijk vertegenwoordigers van in de provincie Nederlands-Limburg woonachtige minderjarige mbo-scholieren die voltijds een Beroeps Opleidende Leerweg volgen buiten de provincie Nederlands-Limburg dan wel voltijds BSO/BUSO in België (zoals omschreven in artikel 4, vijfde lid) volgen dan wel binnen de provincie Nederlands-Limburg voltijds Beroeps Opleidende Leerweg volgen bij een particuliere onderwijsinstelling. 30
Vergoeding De vergoeding is afhankelijk van de reisafstand: • de eerste 10 km enkele reis zijn voor eigen rekening; • 65 kilometer enkele reisafstand geldt als maximale reisafstand waarvoor vergoeding wordt verstrekt; • tot en met de eerste 50 kilometer enkele reisafstand geldt een vergoeding van € 0,10 per km. Boven de 50 kilometer enkele reisafstand bedraagt de vergoeding € 0,08 per kilometer voor het gehele traject. Voor meer informatie zie: http://www.limburg.nl/e_Loket/Subsidies/Actuele_Subsidieregelingen/Verkeer_en_Vervoer/N adere_subsidieregels_Reiskostenvergoeding_minderjarige_mbo_scholieren_buiten_Limburg _2012_2013 Bijzondere bijstand Recht op bijzondere bijstand Er dient dan aan een aantal criteria te worden voldaan. Deze criteria zijn de volgende: • •
• •
Het betreft een ten laste komend kind in het voortgezet (beroeps) onderwijs, waarvoor een Kindgebonden Budget wordt ontvangen. De opleiding die gevolgd wordt dan wel gaat worden, wordt niet in de woongemeente aangeboden en er is dichterbij geen opleidingsinstituut dat deze opleiding aanbiedt. Voor inwoners uit de gemeente Venray geldt dat het ook kan gaan om een opleiding waarvoor belanghebbende voorheen een beschikking LVV heeft ontvangen. Het opleidingsinstituut mag niet verder weg liggen dan de cirkel Nijmegen, Den Bosch, Eindhoven, Roermond en de Duitse grens. De reisafstand woonadres - opleidingsinstituut is meer dan10 km.
Hoogte van de Bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand voor reiskosten wordt gebaseerd op de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer naar het dichtstbijzijnde opleidingsinstituut van de gewenste opleiding welke verder weg ligt dan 10 km, c.q. naar het opleidingsinstituut voor welke de reiskosten het geringst zijn. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat per fiets naar het dichtstbijzijnde NS-station wordt gereisd. Het is daarbij aan belanghebbende om uit te zoeken welke kaartsoort het goedkoopst is. Bijvoorbeeld: Een maandkaart verloopt op 15 december. Het is dan niet logisch om voor de periode 15 december tot 15 januari een nieuwe maandkaart te nemen, als in die periode een kerstvakantie van 2 weken valt. De provinciale vergoeding voor reiskosten wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. Vorm van bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen • Bestedingsverplichting: de bijstand besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. • Inlichtingenplicht: de beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om (zo mogelijk) vervoersbewijzen te overleggen. Daarnaast moet de belanghebbende inlichtingen vertrekken met betrekking tot de provinciale reiskostenvergoeding. Betaling van de bijstand De betaling vindt plaats op declaratiebasis. Als belanghebbende gebruik maakt van maandkaarten kan maandelijks worden gedeclareerd. Een jaartrajectkaart wordt ineens gedeclareerd. (Ter info: een jaartrajectkaart is even duur als 10 maandtrajectkaarten.) 31
Als belanghebbende het bedrag niet zelf kan voorschieten, is het mogelijk om het bedrag vooraf te betalen. Belanghebbende dient dan wel een kopie van het vervoersbewijs achteraf te overleggen. B083 LBIO-bijdrage residentiele opvang kinderen Voorliggende voorzieningen De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW), moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de WWB. B084 Baby-uitzet Recht op bijstand De kosten van een babyuitzet, als bedoeld in tabel 21 van de NIBUD-Prijzengids, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. De volgende omstandigheid kan volgens de CRvB niet als bijzonder worden aangemerkt: Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. Het gaat immers niet aan om schulden, dan wel het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte als gevolg daarvan, op de WWB af te wentelen. Bij bijzondere omstandigheden kan onder andere gedacht worden aan: • geboorte van een meerling; • een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf; • hogere kosten ten gevolge van medische complicaties. In hoeverre de belanghebbende voor de kosten van een babyuitzet heeft kunnen reserveren zal individueel beoordeeld moeten worden. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren. Hoogte bijstand Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids. Daarbij geldt dat allereerst onderzocht zal moeten worden welke spullen tweedehands gekocht kunnen worden. Er geldt de verplichting om de goedkoopst, adequate uitzet aan te schaffen; dit betekent dat zoveel als mogelijk tweedehands spullen gekocht moeten worden. De prijzen in de Nibud gids zijn richtprijzen. M.a.w. de hoogte van de bijstand komt niet automatisch overeen met de hoogte van deze richtprijzen. De vermelde bedragen zijn de maximum bedragen die gelden. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht. Vorm van bijstand Verleen de bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht of leenbijstand. Verleen de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen
32
wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden (zie hiervoor), is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken (zie ook B9.2). Betaal de toegekende bijzondere bijstand zo mogelijk geheel of gedeeltelijk direct aan de leverancier van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden. Zie ook B5.8. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen In principe geldt dat een betalingsbewijs vereist is voor honorering/betaling bijzondere bijstand. Slechts op grond van individuele omstandigheden is afwijking hiervan mogelijk. In dat geval zijn er twee mogelijkheden, te weten: 1. Een pro-forma nota volstaat en betaling vindt rechtstreeks plaats aan leverancier. 2. Binnen 1 maand na daadwerkelijk betalen door client overlegging van betalingsbewijs. Dit door middel van een IC bewaken. Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • De verplichting om de goedkoopste, adequate gebruiksgoederen aan te schaffen. Dit betekent dat allereerst de mogelijkheid tot aanschaf van tweedehands goederen onderzocht moet worden (hierin heeft de coach tevens een actieve rol). Voor specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht zie B9.2.9. • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. • De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. • Specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht (zie B3.2 onder het kopje "Verplichtingen"). Draagkrachtpercentage Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, opgenomen in B7.3 en richtlijn B063, in mindering gebracht. B085 Maaltijdvoorziening Inleiding In Venlo/Venray verzorgen verschillende instellingen (waaronder Zorggroep Noord-Limburg, Proteion, Synthese, Maaltijdservice Noord-Limburg) maaltijdendiensten/eetpunten voor mensen die zelf niet meer op een verantwoorde wijze voor een warme maaltijd kunnen zorgen. Belanghebbende wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de dagelijkse kosten van maaltijden te kunnen betalen. De meerkosten van een maaltijdvoorziening kunnen in aanmerking komen voor bijstandsverlening. Vaststellen van de noodzaak Om te voorkomen dat voor iedere aanvraag voor bijzondere bijstand een medisch advies aangevraagd dient te worden, zijn er een aantal criteria opgesteld waaraan een belanghebbende moet voldoen om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen. De onderstaande criteria dienen met name in onderlinge samenhang bezien te worden. 1. Belanghebbende heeft de pensioengerechtigde leeftijd; 2. Belanghebbende heeft een voorziening in het kader van de Wmo; 3. Belanghebbende heeft een indicatie voor zorg zonder verblijf; 4. Gezinssituatie.
33
Ad 1. Niet iedere pensioengerechtigde hoeft voor een maaltijdverstrekking in aanmerking te komen. Leeftijd kan echter wel een indicatie zijn dat belanghebbende niet meer in staat is om zijn of haar eigen maaltijden te verzorgen. Bij personen van 80 jaar en ouder is het uitgangspunt dat de kosten noodzakelijk zijn. Ad 2. AOW ontvangen en het hebben van een Wmo-voorziening (hieronder valt ook de huishoudelijke hulp die voorheen door de thuiszorg werd verzorgd) kan een indicatie zijn dat de betreffende belanghebbende niet meer in staat is om de Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen zelf te verzorgen. Wanneer een belanghebbende een Wmo-voorziening heeft, kan met schriftelijke toestemming van belanghebbende informatie worden opgevraagd over deze voorzieningen. Veelal ligt er aan een Wmo-voorziening een medisch advies ten grondslag. In zo'n medisch advies wordt vaak aandacht besteed aan de Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) van belanghebbende. Ook de beoordeling hiervan door de arts kan een aanwijzing zijn of belanghebbende al dan niet in staat is om zelf de maaltijden te verzorgen. Echter, niet iedere Wmo-voorziening betekent per definitie dat belanghebbende zelf geen maaltijden zou kunnen bereiden. Ad 3. Zorg zonder verblijf omvat een aantal diensten. Het betreft hier onder andere: • Persoonlijke verzorging: de thuiszorg biedt dan ondersteuning, bijvoorbeeld bij het wassen, aan- en uitkleden, opstaan en naar bed gaan of het aandoen van protheses. • Verpleging: de thuiszorg helpt bij het verzorgen, geeft injecties, verzorgt wonden en doet ander verpleegkundig werk. De diensten van de thuiszorg hoeven niet structureel te zijn. Het kan zijn dat belanghebbende tijdelijk van de diensten van de thuiszorg gebruik moet maken. Zorg zonder verblijf is een algemene voorziening voor iedereen die daarop door ziekte, handicap of ongeval voor korte of langere duur is aangewezen. De zorg is wettelijk geregeld in de AWBZ. Alle ingezetenen in Nederland kunnen daarop aanspraak maken. Vooraf stelt een Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vast of een persoon zorg nodig heeft en zo ja voor wat en hoeveel en voor hoe lang. Wanneer belanghebbende thuiszorg heeft, kan het zo zijn dat de thuiszorg voor belanghebbende kookt. Wanneer dit het geval is, dient nagegaan te worden hoe vaak in de week er door een medewerker van de thuiszorg voor belanghebbende wordt gekookt. Ad 4. Is de cliënt gehuwd/samenwonend of alleenstaand? Is een van de partners nog in staat om de maaltijden de bereiden? De antwoorden op deze vragen kunnen aanknopingspunten zijn bij de beoordeling van de noodzaak van maaltijdverstrekkingen. Belanghebbenden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd Het kan voorkomen dat ook belanghebbenden jonger dan de AOW gerechtigde leeftijd een beroep doen op de bijzondere bijstand voor de kosten van de maaltijdvoorziening. In deze situatie dient gekeken te worden naar de overige opgenoemde criteria. Wanneer hieruit overduidelijk blijkt dat belanghebbende niet in staat is om zelf de maaltijden te verzorgen, kan ook in deze gevallen bijzondere bijstand worden verstrekt. Hoogte bijzondere bijstand De maaltijdvoorziening die door Maaltijdservice Noord-Limburg wordt verzorgd, wordt gezien als de goedkoopste adequate voorziening. Tarieven 2013 De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten die de Maaltijdservice NoordLimburg hanteert (soep € 0,80; hoofdgerecht € 5,35) onder aftrek van € 3,05 per warme maaltijd, zijnde het bedrag dat de belastingdienst in de werkkostenregeling hanteert voor maaltijden. 34
Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor de kosten van de maaltijdvoorziening wordt in beginsel om niet verleend. B086 Verzorging en hulp Omschrijving kosten De door het CAK opgelegde eigen bijdrage voor zorg. De eigen bijdrage voor respijtzorg (zoals logeerhuis Kapstok te Venray). Voorliggende voorziening De AWBZ en Wmo worden in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening beschouwd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er alleen bijzondere bijstand kan worden verstrekt indien er sprake is van “bijkomende omstandigheden” die met zich meebrengen dat de eigen bijdrage niet kan worden voldaan. De collectieve ziektekostenverzekering voor minima vergoedt de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden. Indien iemand gebruikt maakt van deze ziektekostenverzekering, geldt dit als een voorliggende voorziening. De kosten van respijtzorg (zoals logeerhuis Kapstok te Venray) wordt door sommige verzekeringen vergoed. B087 Communicatie en signalering Recht op bijzondere bijstand Als iemand op grond van de Regeling zorgverzekering in aanmerking komt voor alarmeringsapparatuur of tekst/beeldtelefoon, dient de noodzaak van de kosten te worden aangenomen en bestaat recht op bijzondere bijstand voor de in rekening gebrachte eigen bijdragen. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de in rekening gebrachte eigen bijdrage. Draagkracht Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de hoofdregel opgenomen in B7.3, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend. N.B. Voor deze kosten kan, als buitengewone uitgave, belastingaftrek gevraagd worden. Indien voor deze kosten geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt (bijv. vanwege draagkracht o.i.d.) dan kan het de moeite lonen om aftrek te vragen. Sinds 2004 is deze mogelijkheid namelijk verruimd en komen bijstandsgerechtigden eerder in aanmerking voor belastingteruggave. B088 Stookkosten Voorliggende voorziening In Venray is de categoriale regeling bijdrage chronisch zieken, ouderen en gehandicapten van toepassing (zie richtlijn B138). Voor belanghebbenden die in aanmerking komen voor deze regeling geldt deze regeling als voorliggende voorziening.
35
Bijzondere bijstand Recht op bijzondere bijstand Belanghebbende wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de normale stookkosten te kunnen betalen. De extra stookkosten kunnen in aanmerking komen voor bijstandsverlening. De noodzaak voor het maken van extra stookkosten is ook in het geval er een medische oorzaak is, niet altijd aanwezig. De CRvB stelt zich op het standpunt dat medisch nooit is bewezen dat de omgevingstemperatuur van invloed is op gewrichtsklachten, zodat in die gevallen hogere stookkosten niet noodzakelijk zijn. Ook oordeelde de CRvB dat reumatische klachten geen medische noodzaak vormden voor een temperatuur hoger dan de normale kamertemperatuur. Is er sprake van meerkosten vanwege medische redenen dan kan recht bestaan op bijzondere bijstand. Voor klanten uit Venray bestaat er ook recht op bijzondere bijstand als de categoriale regeling niet toereikend is. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van het Argonaut-advies. Bij de aanvraag van een dergelijk advies wordt duidelijk gevraagd of de kosten noodzakelijk zijn (er geen andere voorliggende alternatieven zijn) en zo ja voor welke vertrekken de noodzakelijk hogere temperatuur van toepassing is en wat de meerkosten op jaarbasis bedragen. Draagkracht Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de hoofdregel opgenomen in B7.3, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Bestedingsverplichting: de bijstand besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. Zie B5.9.1: de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. NB Voor deze kosten kan, als buitengewone uitgave, belastingaftrek gevraagd worden. Indien voor deze kosten geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt (bijv. vanwege draagkracht o.i.d.) dan kan het de moeite lonen om aftrek te vragen. Sinds 2004 is deze mogelijkheid namelijk verruimd en komen bijstandsgerechtigden eerder in aanmerking voor belastingteruggave. B089 Reiskosten woon-werkverkeer Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Indien noodzakelijk kan het college reïntegratiemiddelen inzetten voor deze kosten. B091 Reiskosten bezoek zieke familieleden Voorliggende voorziening Indien een aanvullende ziektekostenverzekering door belanghebbende is afgesloten, die deze kosten vergoedt, geldt dit als een voorliggende voorziening. Let op: De Zorgverzekeringswet (Zvw) geldt niet als zodanig. Dit omdat vergoeding van reiskosten in het kader van Zvw alleen betrekking heeft op medisch noodzakelijke reiskosten van belanghebbende zelf (zie B7.5.1 onderdeel 6). Recht op bijzondere bijstand Belanghebbende wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de vervoerskosten te kunnen voldoen om in aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het 36
leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Hieronder zijn dus niet begrepen de kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende, extra vervoersbehoefte. Uitgangspunt is dat de kosten worden vergoed van bezoek in Nederland aan een direct familielid (echtgenoot, ouder of kind); het aantal te vergoeden bezoeken (de frequentie) hangt onder meer af van de ernst van de situatie en de afstand tussen de woonplaats en het ziekenhuis. Een en ander zal individueel beoordeeld moeten worden. Een soepele houding ten aanzien van bezoek aan kinderen evenals bij levensbedreigende omstandigheden wordt daarbij geadviseerd. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten voor het bezoeken van: • een gezinslid in de zin van artikel 4, aanhef onder c van de WWB, • in een andere gemeente. Hoogte van de bijzondere bijstand Indien onomstreden is dat het noodzakelijke kosten betreft, acht de CRvB het niet juist als het college voor de hoogte van de bijzondere bijstand rekening houdt met het aandeel voor vervoerskosten dat begrepen is in de normuitkering. Dit betekent dat de bijzondere reiskosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen voorzover deze kosten aantoonbaar zijn. Ten aanzien van de wijze van vervoer moet worden beoordeeld of het reizen met het openbaar vervoer – in zijn algemeenheid – tot de mogelijkheden behoort of dat er omstandigheden zijn waarin het vervoer met een (eigen) auto aangewezen geacht wordt. De bijzondere bijstand wordt afgestemd op de kosten van openbaar vervoer of, indien het gebruik van de auto goedkoper is dan wel het openbaar vervoer geen reëel alternatief is vanwege de reistijd, een kilometervergoeding. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer. Om de afstand te bepalen wordt de kortste route berekend via de ANWB-routeplanner. Als uitgangspunt gelden de volgende criteria: a. Criteria bij ziekenhuizen: • geen reiskosten vergoeden bij bezoek van een in het ziekenhuis in de eigen woonplaats opgenomen gezinslid; • bij bezoek aan een gezinslid in het ziekenhuis gelegen binnen een straal van 40 km van het woonadres worden de reiskosten vergoed op basis van een bezoek-frequentie van maximaal één bezoek per dag; • bij bezoek aan gezinslid in het ziekenhuis gelegen buiten een straal van 40 km van het woonadres worden de reiskosten vergoed op basis van een bezoek-frequentie van maximaal vier keer per week. b. Criteria bij verpleeginrichtingen: • de bezoekfrequentie aan gezinsleden, opgenomen in een inrichting voor verpleging of verzorging, in hoofdzaak laten afhangen van de mogelijkheid tot bezoek, in beginsel met een maximum van éénmaal per week. Bovenstaande moet gezien worden als een leidraad. Individualisering moet in deze worden vooropgesteld en moet een belangrijke rol spelen bij de besluitvorming. Draagkrachtpercentage Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, opgenomen in B7.3 en richtlijn B063, in mindering gebracht. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt.
37
Aan de bijstand te verbinden verplichtingen In principe vindt uitbetaling plaats na overleg bewijsstukken. Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • Bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is; • Inlichtingenplicht: vervoers- of bezoekbewijzen moeten worden overgelegd binnen vijf dagen na de bezoekdatum. Dit ter controle van de bestedingsverplichting. B092 Reiskosten bezoek werkplein Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het Werkplein Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten. Bezoek workshops in het kader van WWB-aanvraag Inwoners van de gemeente Venray die in Venlo de workshops bezoeken krijgen een vergoeding voor de reiskosten van € 10,- per bezoek. B093 Suppletie GKB-lening De vraag of het noodzakelijke kosten van het bestaan betreft, heeft betrekking op de kosten waarvoor de geldlening wordt afgesloten. De suppletie zelf heeft slechts betrekking op de wijze waarop de bijzondere bijstand wordt verstrekt/uitbetaald. Bij suppletie zal het altijd gaan om kosten waarvoor belanghebbende geacht wordt te sparen dan wel middels een lening gespreid achteraf te betalen: incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan (bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen), anders is namelijk een kredietinstelling geen voorliggende voorziening. Voor het verlenen van borgtocht bestaat slechts aanleiding indien is komen vast te staan dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 74-75). Vergelijk ook punt 3b. hierna. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijstand voor suppletie voor een geldlening bij de kredietverlenende instantie Kredietbank Limburg die in het kader van de WWB als noodzakelijk kan worden aangemerkt en waarvan de maandelijkse termijnbetalingen (aflossing plus rente) hoger zijn dan de in de bijstandsnorm (inclusief vt) begrepen aflossingscapaciteit van 6% (NVVK-norm) waarbij wordt uitgegaan van een aflossingsduur van 3 jaar. Draagkrachtpercentage Het draagkrachtpercentage is 100. Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. 38
•
inlichtingenplicht: Achteraf bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat aan de bestedingsverplichting is voldaan. • verplichtingen jegens de kredietverlenende instantie Kredietbank Limburg: Komt belanghebbende zijn verplichtingen niet correct na, dan wordt de aanvulling direct beëindigd. Indien bijstand in de vorm van borgtocht is verleend dan tevens in de beschikking opnemen dat indien de gemeente als borg aangesproken wordt (omdat de cliënt niet aan zijn verplichtingen voldoet) de verstrekte bijstand op grond van artikel 58 lid 1 onderdeel c WWB zal worden teruggevorderd. B094 Kosten Schuldhulpverlening Alle burgers van de gemeente die in een problematische schuldensituatie zijn geraakt of dreigen te geraken en om die reden ondersteuning nodig hebben bij het vinden van een financiële oplossing dan wel begeleiding behoeven bij gedragsverandering en/of psychosociale problemen kunnen terecht bij het cluster schuldhulpverlening van de gemeente. De dienstverlening van het cluster bestaat met name uit schuldbemiddeling, budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvies. Deze vormen van schuldhulpverlening zijn mogelijk op basis van bestaande inkomstenbronnen (uitkering/loon). Aan deze vormen van hulpverlening zijn geen kosten verbonden en derhalve wordt niet toegekomen aan de vraag of hiervoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden. Dat is anders bij de hulpverlening die bestaat uit schuldsanering. Hieraan kunnen kosten verbonden zijn in de vorm van een saneringskrediet. Bij schuldsanering zal een saneringskrediet of schuldsanering middels de WSNP noodzakelijk kunnen zijn. Ook is het mogelijk dat borgtocht door de gemeente verleend moet worden. Voor het verlenen van borgtocht bestaat slechts aanleiding indien is komen vast te staan dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 74-75). Voorliggende voorziening Indien tot schuldsanering dient te worden overgegaan dan bestaan de volgende voorliggende voorzieningen: • de gemeentelijke kredietbank (Kredietbank Limburg); • de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Recht op bijzondere bijstand Indien het verzoek van belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen door een gemeentelijke kredietbank of, indien de gemeente daarbij niet is aangesloten, door een kredietinstelling die is ingeschreven in het register als bedoeld in de Wet toezicht kredietwezen 1992, vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden, is dat een bijzondere omstandigheid die bijstandsverlening in de vorm van borgtocht mogelijk maakt (zie artikel 49 sub a WWB). Indien borgtocht geen oplossing biedt en er sprake is van zeer dringende redenen dan kan recht bestaan op bijzondere bijstand op grond van artikel 49 sub b WWB. Zeer dringende redenen kunnen aanwezig zijn indien bij een gezin met kinderen sprake is van uithuiszetting en bijzondere bijstand de enige mogelijkheid is tot voorkoming hiervan. Een dergelijk verzoek zal door het cluster schuldhulpverlening beoordeeld (moeten) worden. Er zal dan ook beoordeeld dienen te worden of de bijzondere bijstand om niet of in de vorm van een geldlening verstrekt moet worden. B095 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). 39
In het kader van welzijnsbeleid kent de gemeente Venray de declaratieregeling "bijdrage maatschappelijke participatie". Deze regeling geldt voor kosten van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten als een voorliggende voorziening die toereikend en passend is. Doel van de regeling De declaratieregeling "bijdrage maatschappelijke participatie" voorziet in een bijdrage in de kosten van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Voorbeelden van deze activiteiten zijn (niet limitatief!): • lidmaatschap van een sport- of andere recreatieve vereniging; • lidmaatschap bibliotheek; • bezoek musea, schouwburg, bioscoop, zwembad; • voordeeluren jaarkaart van de NS. Kosten van een internetabonnement vallen hier niet onder. Doelgroep Alleenstaanden/gehuwden/samenwonenden/alleenstaande ouders van 18 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Studerenden (met studiefinanciering) komen niet in aanmerking voor een bijdrage ingevolge de declaratieregeling "bijdrage maatschappelijke participatie". Voorwaarden • ingeschreven staan als inwoner van de gemeente Venray; • een netto inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm; • een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens zoals deze is vastgesteld in het kader van de Wet werk en bijstand. Met het vermogen in de eigen woning of andere register goederen (boven de vrijlatingsgrens) wordt ook rekening gehouden; • de kosten moeten gemaakt zijn in het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft en hiervan moeten de bewijsstukken overlegd kunnen worden. Hoogte bijdrage De hoogte van de bijdrage is maximaal € 120,- per kalenderjaar, per persoon. Aanvraag Een aanvraag kan worden gedaan via het aanvraagformulier "Aanvraag Persoonlijk Minimabudget 2014" en kan worden ingediend bij de afdeling Publieksdiensten van de gemeente Venray. Uiterste indieningtermijn van de aanvraag is 31 december 2014. Controle achteraf Achteraf wordt middels een steekproef gecontroleerd of de bijdragen zijn besteed aan het doel waarvoor deze bedoeld is. B096 Bewassing en kledingslijtage Voorliggende voorziening In Venray is de categoriale regeling bijdrage chronisch zieken, ouderen en gehandicapten van toepassing (zie richtlijn B138). Voor belanghebbenden die in aanmerking komen voor deze regeling geldt deze regeling als voorliggende voorziening. Recht op bijzondere bijstand Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van bewassing en kleding. De kosten van bewassing en ten gevolge van kledingslijtage kunnen bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan zijn, indien zij 40
worden veroorzaakt door lichamelijke beperkingen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering overigens recht op incontinentieabsorptiemiddelen. In het kader van de bijstandverlening zal het dus uitsluitend gaan om de meerkosten ten opzichte van het bedrag dat een ieder uit een bepaalde inkomensklasse per jaar uitgeeft aan dergelijke kosten. Slechts indien er sprake is van meerkosten vanwege medische redenen kan recht bestaan op bijzondere bijstand. Bij extra bewassingskosten dient daarbij ter voorkoming van (verdere) extra kosten, indien van toepassing, op grond van de AWBZ vergoede extra incontinentie-absorptiemiddelen gebruikt te worden. Voor klanten uit Venray bestaat er recht op bijzondere bijstand als de categoriale regeling niet toereikend is. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende waskosten wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-Prijzengids. Draagkracht Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de hoofdregel opgenomen in B7.3, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend. N.B. Voor deze kosten kan, als buitengewone uitgave, belastingaftrek gevraagd worden. Indien voor deze kosten geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt (bijv. vanwege draagkracht o.i.d.) dan kan het de moeite lonen om aftrek te vragen. Sinds 2004 is deze mogelijkheid namelijk verruimd en komen bijstandsgerechtigden eerder in aanmerking voor belastingteruggave. B097 Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders Recht op bijzondere bijstand Indien een alleenstaande ouder te maken heeft met een inkomensterugval naar de norm alleenstaande als gevolg van het feit dat het laatste, in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, kan aan de alleenstaande een toeslag worden toegekend. Dit is het geval indien het inkomen van de alleenstaande en het inkomen van het laatste kind samen lager zijn dan het gezamenlijk inkomen (inclusief de voor het kind ontvangen kinderbijslag) op het moment dat het kind nog geen 18 jaar was. De toeslag garandeert het gelijke inkomen als voor de wijziging van de leeftijd van het kind van 17 naar 18 jaar. Voorwaarden: • Het kind behoort steeds tot de huishouding van de alleenstaande. • Uitsluitend voormalig alleenstaande ouders die een inkomen op WWB-niveau hadden, kunnen voor de toeslag in aanmerking komen. Een inkomen uit Anw valt hier ook onder. Hoogte en berekening toeslag voormalig alleenstaande ouder De hoogte van de toeslag is gelijk aan het verschil tussen het inkomen dat ouder en kind tezamen hadden op het moment dat het kind nog geen 18 jaar was (inclusief de voor het kind ontvangen kinderbijslag) en het inkomen van ouder en kind tezamen van het moment dat het kind 18 jaar is geworden. Deze toeslag wordt, bij ongewijzigde omstandigheden, gedurende 12 maanden verleend met een geleidelijke afbouw over vier periodes van 3 maanden, te weten: • 1ste periode van drie maanden: 100% toeslag 41
• • •
2de periode van drie maanden: 75% toeslag 3de periode van drie maanden: 50% toeslag 4de periode van drie maanden: 25% toeslag
Voorbeeld berekening: Kind 17 jaar Norm alleenstaande ouder
€ 935,49
Toeslag 20%
€ 267,28
Kinderbijslag € 269,39: 3 = Kindgebonden budget Totaal inkomen per maand
€ 89,80 € 109,00 € 1.401,57
Kind 18 jaar Norm alleenstaande
€ 668,21
Toeslag 20%
€ 267,28
WWB < 21 jaar
€ 230,91
Totaal inkomen per maand
€ 1.166,40
• Toeslag 1e 3 maanden € 1.401,57 - € 1.166,40 = € 235,17 • Toeslag 2e 3 maanden 75% x € 235,17 = € 176,38 • Toeslag 3e 3 maanden 50% x € 235,17 = € 117,59 • Toeslag 4e 3 maanden 25% x € 235,17 = € 58,79 Als het kind studeert wordt er in elk geval rekening gehouden met de hoogte van een uitkering voor een alleenstaande van 18 jaar of ouder en jonger dan 21 jaar (€ 230,91 norm 1-1-2012). Dit geldt ook wanneer het kind niet studeert en geen inkomsten heeft (het kind kan een beroep doen op een WWB uitkering). Heeft het kind hogere inkomsten dan wordt gerekend met de hogere inkomsten. Wijzigt gedurende het jaar de uitkeringsnorm of toeslag, dan moet de toeslag voormalig alleenstaande ouder opnieuw worden beoordeeld. Na een jaar eindigt de toeslag voormalig alleenstaande ouder. B098 Kosten van scholing en opleiding Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het college reïntegratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten. B099 Verwervingskosten (algemeen) Voor de noodzakelijk geachte verwervingskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het college reïntegratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten.
42
B100 Kosten kinderopvang (verwervingskosten) Vanaf 2013 zit in de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ook de kinderopvangtoeslag van de gemeente. De voorwaarden voor in aanmerking komen van de kinderopvangtoeslag staan op de website van de Belastingdienst. De gemeente acht de voorzieningen via de Wet kinderopvang voldoende en heeft geen specifiek beleid meer via de bijzondere bijstand ten aanzien van kosten kinderopvang, anders dan vanwege sociaal medische indicatie (smi). Omdat de kosten van kinderopvang vanwege sociaal medische indicatie bijzonder noodzakelijke kosten zijn, is bijzondere bijstand op zijn plaats. Aanvragen om vergoeding van deze kosten, die overigens geheel voor rekening van de ouders komen omdat de Belastingdienst geen bijdrage levert, kunnen via de gebruikelijke regels van bijzondere bijstand worden afgewikkeld. De beoordeling of kinderopvang vanwege smi noodzakelijk is, ligt primair bij de coach. Zo nodig kan een advies worden gevraagd bij Argonaut om de medische noodzaak te (laten) beoordelen. Overigens kan ook gebruik worden gemaakt van gegevens van Bureau Jeugdzorg voorzover aldaar reeds een indicatiestelling werd afgegeven. De noodzaak voor kinderopvang vanwege smi kan zowel bij het kind als bij de ouder(s) liggen. VVE-regeling Soms is het nodig dat een kind (2-4 jaar) extra gestimuleerd wordt in o.a. de taalontwikkeling. Dit kan op grond van de Voor en vroegschoolse educatie (VVE-regeling), welke bij een kinderopvanglocatie en bij enkele peuterspeelzalen wordt aangeboden. Met VVE leren kinderen via spel, voorlezen en activiteiten de Nederlandse taal spreken en begrijpen. Het consultatiebureau, dat ieder kind ziet, kan een VVE indicatie geven. Het is aan te raden om de bijzondere bijstand toe te kennen voor een bepaalde periode op basis van een indicatie en daarnaast te volgen of het nog noodzakelijk is. B101 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten In verband met een verhuizing onderscheiden we de volgende kostensoorten: • Duurzame gebruiksgoederen: deze richtlijn • Verhuiskosten: zie richtlijn B102 • Eerste maand huur en administratiekosten: zie richtlijn B103 Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). In sommige gevallen kan de Wet maatschappelijke ondersteuning een voorliggende voorziening zijn. Bijzondere bijstand Vooraf: Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (zie paragraaf B7.2): 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Ad 1. Doen de kosten zich voor? Uit kassabonnen, offertes en dergelijk blijkt of de kosten zich voordoen.
43
Ad 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Inrichting van een woning kan als noodzakelijk worden gezien. Of bepaalde kosten van woninginrichting in een concreet geval noodzakelijk zijn hangt af van de omstandigheden van belanghebbende. Het college kan uitgaan van de goedkoopst adequate voorziening. Van belanghebbende mag verwacht worden dat hij, om de noodzaak van de kosten te kunnen aantonen, te vervangen duurzame gebruiksgoederen laat controleren door het college. Als door een belanghebbende wordt aangegeven dat er een medische reden voor de vervanging is, kan een advies bij het Argonaut worden opgevraagd. Ad 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Bij inrichtingskosten zou een bijzondere omstandigheid gelegen kunnen zijn in de situatie dat belanghebbende niet in de gelegenheid is geweest om te reserveren. Langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau zet de financiële positie van belanghebbenden onder druk waardoor er aanleiding kan zijn om te veronderstellen dat de reserveringsmogelijkheden na verloop van tijd nog maar zeer beperkt aanwezig zijn. Het ontbreken van reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, is overigens niet voldoende om bijzondere omstandigheden aan te nemen. Het gaat immers niet aan om schulden, dan wel het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte als gevolg daarvan, op de WWB af te wentelen. De bijzondere omstandigheden kunnen ook gelegen zijn in de situatie dat belanghebbende voor de inrichtingskosten geen lening af kan sluiten bij de kredietbank. Dit kan zich voordoen als belanghebbende daar al een lening heeft of indien het te lenen bedrag lager is dan € 500,-. Ad 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Zie voor de draagkrachtregels B7.2.3 onderdeel 2 en B7.2.3 onderdeel 3 en de daarin opgenomen richtlijnen B137 en B063. Recht op bijzondere bijstand De kosten van de aanschaf, vervanging of reparatie van duurzame gebruiksgoederen moeten worden gezien als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden, door reservering of gespreide betaling achteraf (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p.74-75). Overige inrichtingskosten zijn te beschouwen als incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, welke ook in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden, door reservering of gespreide betaling achteraf. Onder overige inrichtingskosten wordt verstaan: huisraad, vloerbedekking, behang, verf, gordijnen en dergelijke. Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. Bij duurzame gebruiksgoederen legt de consulent een huisbezoek af als er sprake is van twijfel over de noodzaak van vervangen en beoordeelt of het zinvol is de leverancier te laten onderzoeken of reparatie nog mogelijk is. Indien er sprake is van reparatiekosten bestaat er in beginsel ook geen recht op bijzondere bijstand. Indien er duurzame gebruiksgoederen aangeschaft dienen te worden zal allereerst de mogelijkheid tot aanschaf van tweedehands goederen onderzocht moeten worden.
44
Hoogte van de bijzondere bijstand Daar waar mogelijk vindt aanschaf van tweedehands goederen plaats. De bijstand is maximaal gelijk aan de NIBUD-norm. Bij bijzondere bijstand bij een complete woninginrichting wordt de bijzondere bijstand bepaald op 50% van de prijzen voor een totale inventaris als genoemd in tabel 11a en 11b van de NIBUD-Prijzengids. De bijstand wordt bepaald op 50%, omdat we ervan uitgegaan dat voor een deel nieuwe goederen en voor een deel gebruikte goederen worden aangeschaft. Als er complete woninginrichting wordt toegekend, maar iemand heeft bijvoorbeeld al een wasmachine en koelkast, wordt 50% van de NIBUD-prijs voor een wasmachine en koelkast in mindering gebracht op het totaalbedrag. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals omschreven in richtlijn B063 bedraagt het draagkrachtpercentage 100. Daarbij wordt conform richtlijn B063 tevens rekening gehouden met het saldo op spaarrekeningen. Vorm van de bijstand De bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een geldverstrekker (meestal de gemeentelijke kredietbank). De bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Zo mogelijk wordt de bijzondere bijstand geheel of gedeeltelijk direct betaald aan de leverancier van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen • De bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. • De verplichting tot overlegging van betaalbewijzen. • De verplichting om de goedkoopste, adequate gebruiksgoederen aan te schaffen. Dit betekent dat allereerst de mogelijkheid tot aanschaf van tweedehands goederen onderzocht moet worden (hierin heeft de consulent tevens een actieve rol). • Voor specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht zie paragraaf B9.2.9 onderdeel 9. B102 Verhuiskosten In verband met een verhuizing onderscheiden we de volgende kostensoorten: • Duurzame gebruiksgoederen: zie richtlijn B101 • Verhuiskosten: deze richtlijn • Eerste maand huur en administratiekosten: zie richtlijn B103 Omschrijving kosten Kosten in verband met verhuizing. Voorbeelden hiervan zijn: kosten in verband met het transport van de inboedel. Inrichtingskosten en eerste maand huur vallen hier niet onder. Voorliggende voorzieningen • Gemeentelijke Kredietbank (indien aanwezig) voor een geldlening,
45
• •
De werkgever: op grond van de CAO of individuele arbeidsovereenkomst kan recht bestaan op een vergoeding van de verhuiskosten, De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO): indien verhuizing medisch noodzakelijk is kan recht bestaan op een verhuiskostenvergoeding.
Bijzondere bijstand Vooraf: Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (zie paragraaf B7.2): 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Ad. 1. Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? Een verhuizing kan onder omstandigheden noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld omdat belanghebbende op grond van een rechterlijke uitspraak gedwongen wordt om de woning op korte termijn te ontruimen. Ad. 2. Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet? De kosten van verhuizen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten. Ad 3. Is er sprake van bijzondere omstandigheden? Als de noodzaak van de verhuiskosten is vastgesteld, dient beoordeeld te worden of deze voortkomen uit bijzondere omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. Deze laatste beoordeling is, aangezien de bijstandsaanvraag ziet op incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten, gericht op de vraag of zich in het individuele geval bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan het reserveren voor deze kosten of het sluiten van een lening niet mogelijk is. Ad 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit inkomen of vermogen? (nadere inkomens- en vermogenstoets) Recht op bijzondere bijstand De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien: • •
de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten; het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens (WHT) naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens. 46
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten). Vorm en betaling bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen opgelegd: • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. • De verplichting om betalingsbewijzen over te leggen. • In geval van schulden of het dreigen van schulden kan belanghebbende verplicht worden mee te werken aan het verrichten van betalingen in zijn naam uit de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten (op grond van artikel 57 WWB). Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals omschreven in richtlijn B063 bedraagt het draagkrachtpercentage 100. Daarbij geldt het volledige saldo van de spaarrekening als draagkracht. Voor het saldo op de rekening courant/bankrekening geldt hetzelfde na aftrek van een bedrag ter hoogte van de toepasselijke norm (-verlaging/+ toeslag). De ontvangen langdurigheidstoeslag blijft bij dit alles buiten beschouwing. B103 Eerste maand huur en administratiekosten In verband met een verhuizing onderscheiden we de volgende kostensoorten: • Duurzame gebruiksgoederen: zie richtlijn B101 • Verhuiskosten: zie richtlijn B102 • Eerste maand huur en administratiekosten: deze richtlijn Bijzondere bijstand Vooraf: Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (zie paragraaf B7.2): 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Ad 1. Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? De kosten voor de eerste maand huur voor een nieuwe woning alsmede verschuldigde administratiekosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Dergelijke kosten maken deel uit van de kosten in verband met een verhuizing, die behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het eigen inkomen op bijstandsniveau behoren te worden voldaan (door reservering vooraf of gespreide betaling achteraf). Dit betekent overigens niet dat voor deze kosten per definitie geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand zal individueel vastgesteld moeten worden. Ad 2. Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet? Ja, in beginsel moet iemand met een inkomen op het minimum de kosten van eerste huur en administratiekosten kunnen voldoen. Er zijn echter situaties waarin de algemene bijstand niet (tijdig) voorziet:
47
1. als er als gevolg van noodzakelijke verhuizing sprake is van dubbele huur. Er zijn dan extra kosten. Denk hierbij aan een noodzakelijke verhuizing naar een aangepaste woning of verhuizing vanuit een te dure naar een goedkopere woning. 2. als men een beroep doet op algemene bijstand, tegelijk een woning gaat huren en men daarvoor geen inkomen had (bijvoorbeeld in geval van echtscheiding) of de inkomsten werden vooraf ontvangen (bijvoorbeeld in geval van RvA-regeling). Ad 3. Is er sprake van bijzondere omstandigheden? Zie onder 2. Ad 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit inkomen of vermogen? (nadere inkomens- en vermogenstoets) Recht op bijzondere bijstand Er bestaat in het individuele geval recht op bijzondere bijstand voor de kosten van eerste huur en administratiekosten waarin de algemene bijstand (of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen) niet voorziet en die naar oordeel van het college niet voldaan kunnen worden uit het aanwezige inkomen en vermogen. Daarnaast geldt dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Hoogte van de bijzondere bijstand De werkelijke kosten worden vergoed. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen De volgende verplichtingen worden aan de toe te kennen bijstand verbonden: • bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. Eventueel kan ervoor gekozen worden de bijstand rechtstreeks uit te betalen aan de verhuurder; • inlichtingenplicht: er wordt pas bijstand verstrekt nadat de hoogte van de kosten is vastgesteld door middel van de rekening van de verhuurder. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals omschreven in richtlijn B063 bedraagt het draagkrachtpercentage 100. Daarbij geldt het volledige saldo van de spaarrekening als draagkracht. Voor het saldo op de rekening courant/bankrekening geldt hetzelfde na aftrek van een bedrag ter hoogte van de toepasselijke norm (-verlaging/+ toeslag). De ontvangen langdurigheidstoeslag blijft bij dit alles buiten beschouwing. Vorm van de bijstand De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt. B105 Overbrugging scherpe terugval in inkomen De gemeente heeft bewust geen eigen beleid geformuleerd met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand ter overbrugging van een scherpe inkomensterugval. Dit betekent overigens niet dat voor deze kosten per definitie geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand zal volgens de hoofdregel individueel vastgesteld moeten worden. In tegenstelling tot een aantal ander kostensoorten kan daarbij echter geen beroep worden gedaan op specifieke richtlijnen. B106 Overige bijzondere kosten Vooraf Gelet op de grote diversiteit aan resterende kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend, moet worden opgemerkt dat deze richtlijn niet limitatief is. Verlening van bijzondere bijstand voor andere kostensoorten dient dus individueel beoordeeld te worden. 48
Omdat het de taak van de werkgroep Handboek is om aan de hand van praktijkgevallen te beoordelen of een kostensoort in deze richtlijn wordt opgenomen, wordt verzocht aanvragen ten aanzien van kostensoorten die (nog) niet in het handboek voorkomen aan de werkgroep door te geven. De richtlijn kent de volgende kostensoorten: • kosten eigen bijdragen door het college aangeboden inburgeringsvoorziening • kosten financieel beheer Kosten eigen bijdrage door het college aangeboden inburgeringsvoorziening Voorliggende voorziening De Wet inburgering is aan te merken als een passende en toereikende voorliggende voorziening voor wat betreft inburgering, maar ook voor de eigen bijdrage. Het doel van de eigen bijdrage is het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Dit heeft tot gevolg dat bijzondere bijstand zich niet leent voor de verplichte eigen bijdrage. Recht op bijzondere bijstand Eigen bijdrage Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor er sprake is van een samenloop van de kosten van de eigen bijdrage met andere noodzakelijke kosten die voortvloeien uit individuele omstandigheden. De bijzondere bijstand bedraagt in alle gevallen € 270,In afwijking van de draagkrachtregels zoals vermeld in richtlijn B063 geldt een draagkrachtpercentage van 100. Medisch advies ten behoeve van ontheffing Er kan ook recht op bijzondere bijstand bestaan voor de kosten van het medisch advies ten behoeve van de ontheffing van de inburgeringsplicht. De noodzaak van het advies kan echter pas achteraf worden vastgesteld. Het advies wordt noodzakelijk geacht, als uit het advies blijkt dat iemand beperkingen heeft welke zouden kunnen leiden tot ontheffing van de inburgeringsplicht. De bijzondere bijstand is in dat geval gelijk aan de kosten van het medisch advies. De gewone draagkrachtregels zijn van toepassing. Mbt eigen bijdrage en medisch advies Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Belanghebbende is verplicht gebruik te maken van de vastgestelde inburgeringsvoorziening. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Kosten eigen bijdrage financieel beheer Financieel beheer is een voorwaarde wanneer een minnelijk schuldregeling wordt getroffen. Als financieel beheer door het team schuldhulpverlening is toegekend, moeten we ervan uit gaan dat dit in het individuele geval noodzakelijk is.
49
Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage indien de belanghebbende gebruik maakt van het toegekende financieel beheer. Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Belanghebbende is verplicht gebruik te maken van het financieel beheer.. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals vermeld in richtlijn B063 geldt een draagkrachtpercentage van 100. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. B138 Aangewezen groepen voor categoriale bijzondere bijstand De richtlijn bevat de volgende regelingen: • Regeling maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen • Regeling bijdrage ouderen, chronisch zieken en gehandicapten • Regeling bijdrage maatschappelijke participatie ouderen • Regeling Collectieve ziektekostenverzekering minima Regeling maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Doel van de regeling De regeling "maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen" voorziet in een bijdrage ten behoeve van de veronderstelde (verborgen) kosten van maatschappelijke participatie waarmee ouders zich ten behoeve van hun schoolgaande kinderen geconfronteerd zien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (niet limitatief!): • lidmaatschap van een vereniging (niet zijnde een sportvereniging die op grond van het Jeugdsportfonds voor vergoeding in aanmerking komt) • lidmaatschap bibliotheek • bezoek musea, schouwburg, bioscoop, zwembad, pretpark Doelgroep Alleenstaande ouder of gezin met schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar. Voorwaarden • ouder(s) en kind staan ingeschreven als inwoner van de gemeente Venray, en • een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm, en • een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens zoals deze is vastgesteld in het kader van de Wet werk en bijstand. Hoogte bijdrage De hoogte van de bijdrage is € 145,- per kalenderjaar, per kind (bedrag geldt voor 2014). Aanvraag Een aanvraag kan worden gedaan via het formulier "Aanvraag Persoonlijk Minimabudget 2014" en kan worden ingediend bij de afdeling Publieksdiensten van de gemeente Venray. Uiterste indieningtermijn van de aanvraag is 31 december 2014.
50
Regeling bijdrage ouderen, chronisch zieken en gehandicapten Doel van de regeling De regeling "bijdrage ouderen chronisch zieken en gehandicapten" voorziet in een bijdrage ten behoeve van de veronderstelde (verborgen) meerkosten waarmee zelfstandig wonende ouderen of mensen met een chronische ziekte of handicap zich geconfronteerd zien. In het gemeentelijk beleid wordt er van uitgegaan dat deze mensen als gevolg van hun omstandigheden meerkosten hebben die niet of slechts gedeeltelijk door andere regelingen worden vergoed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (niet limitatief!): • extra kosten in verband met energie • extra kosten in verband met kledingslijtage dan wel bewassing • hogere telefoon- en portikosten • hogere kosten in verband met aangepaste voeding/dieet • extra kosten in verband met klusjes in en rondom het huis • et cetera Doelgroep Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, gedefinieerd als personen die zelfstandig wonen en die: pensioengerechtigde leeftijd hebben, of; • een WIA (WAO) uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% ontvangen, of; • een actuele periodieke WMO voorziening hebben, of; • een woningaanpassing in het kader van de WMO hebben met een waarde van minimaal € 1.000,-; of • een verhuiskostenvergoeding in het kader van de WMO hebben; of • een CIZ indicatie hebben voor langdurige thuiszorg (te weten alle AWBZ-functies minus verblijf, dus een indicatie voor: persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling), waarbij langdurig gedefinieerd wordt als minimaal 1 jaar. Voorwaarden • ingeschreven staan als inwoner van de gemeente Venray, en • een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm, en • een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens zoals deze is vastgesteld in het kader van de Wet werk en bijstand. Met het vermogen in de eigen woning of andere register goederen (boven de vrijlatingsgrens) wordt ook rekening gehouden. Hoogte bijdrage De hoogte van de bijdrage is € 180,- per kalenderjaar, per persoon (bedrag geldt voor 2014). Aanvraag Een aanvraag kan worden gedaan via het formulier "Aanvraag Persoonlijk Minimabudget 2014" en kan worden ingediend bij de afdeling Publieksdiensten van de gemeente Venray. Uiterste indieningtermijn van de aanvraag is 31 december 2014. Regeling bijdrage maatschappelijke participatie ouderen Doel van de regeling De regeling "bijdrage maatschappelijke participatie ouderen" voorziet in een bijdrage in de kosten van sociaal culturele activiteiten voor ouderen. Omdat ouderen voor het participeren aan sociaal culturele activiteiten vaak aangewezen zijn op enige vorm van openbaar vervoer is de bijdrage hoger dan bij de declaratieregeling maatschappelijke participatie. Voorbeelden van sociaal culturele activiteiten zijn (niet limitatief!): • lidmaatschap van een sport- of andere recreatieve vereniging • lidmaatschap bibliotheek 51
• bezoek musea, schouwburg, bioscoop, zwembad • voordeeluren jaarkaart van de NS Kosten van een internetabonnement vallen hier niet onder. Doelgroep Alleenstaanden/gehuwden/samenwonenden/alleenstaande ouders met de pensioengerechtigde leeftijd. Voorwaarden • ingeschreven staan als inwoner van de gemeente Venray, en • een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm, en • een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens zoals deze is vastgesteld in het kader van de Wet werk en bijstand. Hoogte bijdrage De hoogte van de bijdrage is € 175,- per kalenderjaar, per persoon (bedrag geldt voor 2014). Aanvraag Een aanvraag kan worden gedaan via het formulier "Regeling bijdrage maatschappelijke activiteiten ouderen" en kan worden ingediend bij de afdeling Publieksdiensten van de gemeente Venray. Uiterste indieningtermijn van de aanvraag is telkens vóór 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Regeling Collectieve ziektekostenverzekering minima Doel van de regeling De gemeente biedt aan mensen met een laag inkomen een collectieve ziektekostenverzekering aan. Hiervoor heeft zij een contract afgesloten met zorgverzekeraar VGZ. Hierin is afgesproken, dat de VGZ korting geeft op de basis- en aanvullende verzekering. Van deze regeling kan alleen gebruik gemaakt worden wanneer het totaal pakket wordt afgenomen. Voordelen van dit aanbod • Een goed verzekeringspakket • Een korting van 6% op de standaardverzekering • Een korting van 30% op aanvullende verzekering Minima kunnen dit pakket zelf bij VGZ afsluiten. B145 Berekening woonkostentoeslag huurders Vooraf: Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (zie B7.1): 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm? Ad 1. Doen de kosten zich voor? De huurprijs blijkt uit de huurovereenkomst.
52
Ad 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? De kosten van het wonen in een passende woonruimte - dat wil zeggen: niet ruimer of duurder dan nodig is en passend bij de situatie van belanghebbende - moeten worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan. Ad 3 Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Indien belanghebbende een woning bewoont met hoge woonkosten maar op zoek is naar een woning waaraan woonkosten zijn verbonden die meer in overeenstemming met diens financiële situatie zijn, en hij het aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte nog niet gevonden heeft, is er sprake van uit bijzondere individuele omstandigheden. Ad 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm? Belanghebbende wordt geacht uit zijn inkomen de woonkosten tot de basishuur te kunnen betalen. De basishuur is dat deel van de huur dat iemand, rekening houdend met de hoogte van zijn inkomen, zelf geacht wordt te kunnen betalen. De meerkosten die verbonden zijn aan een passende woonruimte komen in aanmerking voor bijstandsverlening. Recht op bijzondere bijstand Indien geen aanspraak bestaat op huurtoeslag omdat de woonkosten de maximale huurgrens te boven gaan, dan kan gedurende één jaar een toeslag worden verstrekt, gelijk aan het verschil tussen de woonlasten en de maximaal mogelijke huurtoeslag van een huurwoning. Besteed in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. Ten aanzien van extra woonkosten moet de WHT als voorliggende voorziening worden aangemerkt. Hoogte woonkostentoeslag Bepaal de hoogte van de woonkostentoeslag aan de hand van het berekeningsformulier in dit handboek. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals vermeld in richtlijn B063 geldt een draagkrachtpercentage van 100. Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Indien belanghebbenden verwijtbaar geen recht op huurtoeslag (voorliggende voorziening) hebben geclaimd, dan is er sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en kan WKT in beginsel worden geweigerd. Er is i.c. immers geen sprake van bijzondere omstandigheden/noodzakelijke kosten. De nogal zware effecten van een dergelijke weigering op de bestedingsruimte van een belanghebbende kunnen eventueel worden "gematigd" door een WKT toe te kennen in de vorm van een geldlening. De WKT dient dan volgens de regels betreffende leenbijstand te worden terugbetaald. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • Bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. • Verhuisverplichting: Zoeken naar (goedkopere) huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag bestaat.
53
B146 Berekening woonkostentoeslag eigenaren Vooraf: Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (zie B7.1): 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm? Ad 1. Doen de kosten zich voor? De kosten verbonden aan de woning bestaan onder meer uit de hypotheeklasten. Daarbij zijn enkel de lasten van een hypotheek voorzover de lening is afgesloten ten behoeve van de woning als woonkosten te beschouwen. Ad 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? De kosten van het wonen in een passende woonruimte - dat wil zeggen: niet ruimer of duurder dan nodig is en passend bij de situatie van belanghebbende - moeten worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan. Ad 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Indien belanghebbende een woning bewoont met hoge woonkosten maar op zoek is naar een woning waaraan woonkosten zijn verbonden die meer in overeenstemming met diens financiële situatie zijn, en hij het aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte nog niet gevonden heeft, is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Ad 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm? Belanghebbende wordt geacht uit zijn inkomen de woonkosten tot de basishuur te kunnen betalen. De basishuur is dat deel van de huur dat iemand, rekening houdend met de hoogte van zijn inkomen, zelf geacht wordt te kunnen betalen. De meerkosten die verbonden zijn aan een passende woonruimte komen in aanmerking voor bijstandsverlening. Recht op bijzondere bijstand Indien sprake is van woonkosten, hoger dan de maximaal subsidiabele huur op grond van de WHT dan kan een woonkostentoeslag worden verstrekt, gelijk aan de huurtoeslag waarop een huurder met een maximaal subsidiabele huur aan-spraak kan maken. Besteedt ook in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. Hoogte woonkostentoeslag De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Alleen het bepalen van de woonkosten is verschillend. Hieronder volgt derhalve een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Woonkosten De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn: •
De rente die verband houdt met de woning. o Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat 54
•
•
jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. o Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. o De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken. Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals: o rioolrechten; o eigenaarsdeel waterschapslasten; o erfpachtcanon; o premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen); o eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel). Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud o Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). o Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend. o Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet-noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.
Voor het overige zij verwezen naar het berekeningsformulier in dit handboek. Draagkrachtpercentage In afwijking van de draagkrachtregels zoals vermeld in richtlijn B063 geldt een draagkrachtpercentage van 100. Let op: de belastingteruggave in verband met de eigen woning, moet bij het inkomen worden opgeteld. Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt. Indien belanghebbenden verwijtbaar (nog) een woning met te hoge woonlasten heeft dan bestaat in beginsel geen recht op woonkostentoeslag. De nogal zware effecten van een dergelijke weigering op de bestedingsruimte van een belanghebbende kunnen eventueel worden "gematigd" door een WKT toe te kennen in de vorm van een geldlening. De WKT dient dan volgens de regels betreffende leenbijstand te worden terugbetaald. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: • Bestedingsverplichting: de bijstand te besteden aan het doel waarvoor het bestemd is. • Verhuisverplichting: Zoeken naar (goedkopere) huisvesting waarvoor recht op huurtoeslag bestaat. 55
•
Verplichting om een voorlopige teruggaaf IB te vragen (Bij maandelijkse teruggave kan hiermee rekening gehouden bij de bepaling van draagkracht; indien inkomstenteruggave achteraf volgt op grond van belastingaangifte lukt dit niet. In dat laatste geval mag namelijk verondersteld worden dat slechts de werkelijke woonkosten (dus woonlasten na aftrek woonkostentoeslag) zijn opgegeven.
B148 Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Recht op bijzondere bijstand Voor de hogere algemene kosten van het bestaan als gevolg van ziekte, handicap of ouderdom verstrekt het college categoriale bijzondere bijstand (zie B7.4). B151 Dieetkosten Voorliggende voorziening • Dieetadvisering: Zorgverzekeringswet geldt als een voorliggende voorziening die toereikend en passend is (gelet op de vergoeding die mogelijk is voor maximaal 3 uur dieetadvisering). • Dieetpreparaten: de AWBZ geldt als een voorliggende voorziening die toereikend en passend is. • Dieetkosten: deze kosten behoren niet tot het wettelijk zorgpakket. Er is derhalve geen voorliggende voorziening. Bijzondere bijstand Recht op bijstand De kosten voor normale voeding kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke norm algemene bijstand. Er kan slechts recht bestaan op verstrekking van bijzondere bijstand voor de meerkosten van medisch noodzakelijke dieetkosten. Er dient sprake te zijn van meerkosten ten opzichte van de kosten van normale voeding. Op basis van een medisch advies dient de noodzaak van de kosten bepaald te worden. Hoogte van bijstand Alleen de meerkosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De meerkosten moeten blijken uit het Argonaut-advies. Uit rekeningen/kassabonnen blijkt of de kosten zich voordoen. Hier wordt naar gevraagd bij de aanvraag. Draagkrachtpercentage Conform de hoofdregel, zie B7.3. Vorm van de bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt en voor een bepaalde duur. De duur wordt bepaald aan de hand van het medisch advies. N.B. Met een vergoeding op grond van de aanvullende verzekering wordt rekening gehouden (indien men aanvullend verzekerd is!). B152 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening Recht op bijstand In beginsel geldt dat slechts voor de zelfzorgmiddelen voor chronisch gebruikers (met uitzondering van middelen bij allergie, middelen bij maagledigingsstoornissen, middelen bij diarree, kalktabletten, laxeermiddelen en middelen ter bescherming van de ogen tegen uitdroging (kunsttranen)) recht op bijstand kan bestaan. Een chronisch gebruiker is degene die het middel langer dan zes maanden gebruikt. Op het recept van de arts staat dan "voor chronisch gebruik(CG)". Voor de overige gebruikers en overige geneesmiddelen geldt in beginsel dat bijstandsverlening niet mogelijk is.
56
Hoogte van bijstand De werkelijke kosten. Draagkrachtpercentage Conform de hoofdregel, zie B7.2. Vorm van de bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. N.B. Met een vergoeding op grond van de aanvullende verzekering wordt rekening gehouden (indien men aanvullend verzekerd is!). B153 Tandheelkundige hulp Voorliggende voorziening Voor de kosten van brillen en contactlenzen dienen de Zvw en artikel 2.13 van de Regeling zorgverzekering als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Daarbij worden de kosten van de eigen bijdrage als niet noodzakelijk aangemerkt Voor deze kosten kan géén bijzondere bijstand worden verleend (zie CRvB 13 april 2010, nr. 08/5136 WWB). B154 Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg Voorliggende voorziening Sinds 1 januari 2008 is de geneeskundige gezondheidszorg onder de te verzekeren prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet gebracht. De aanspraak op psychotherapeutische behandeling is geregeld in artikel 2.4 Besluit Zorgverzekering. Behandeling door tweedelijns psychologische zorgverleners, zoals psychotherapie, wordt volledig vergoed. Hiervoor geldt geen eigen bijdrage. Bijzondere bijstand voor deze kosten is dan in strijd met artikel 15, eerste lid, WWB. B155 Fysiotherapie en oefentherapie Voorliggende voorziening Voor de kosten van fysiotherapie of oefentherapie dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.6 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Voor deze kosten kan géén bijzondere bijstand worden verleend (zie CRvB 19-04-2011, nr. 10/3713 WWB). B160 Eigen risico Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2.3). Bij beantwoording van de vraag of onder een eigen risico voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallende kosten voor bijstandsverlening in aanmerking komen, dient te worden opgemerkt dat de Zvw zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 18a lid 1 Zvw), als een vrijwillig (hoger) eigen risico (artikel 19 lid 2 Zvw) kent. Zorgtoeslag De zorgtoeslag voorkomt dat de kosten van een basisverzekering méér bedragen dan een bepaald percentage van het inkomen. De zorgtoeslag is verhoogd en hierdoor wordt het gemiddelde eigen risico gecompenseerd. Alle minima die een zorgtoeslag aanvragen, ontvangen dus een compensatie via de zorgtoeslag.
57
Vrijwillig (hoger) eigen risico Tegenover een vrijwillig (hoger) eigen risico staat een lagere premie. De onder een vrijwillig gekozen (hoger) eigen risico vallende kosten zijn niet af te wentelen op de WWB. De hier bedoelde kosten komen derhalve niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Verplicht eigen risico De onder het verplicht eigen risico vallende kosten daarentegen vormen weliswaar noodzakelijke kosten van het bestaan, maar aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, is er geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke bestaanskosten. Recht op bijzondere bijstand In beginsel is er derhalve geen ruimte voor bijzondere bijstandsverlening voor onder het eigen risico van de Zvw vallende kosten. Hooguit in zeer dringende omstandigheden zou de gemeente toch tot bijstandsverlening kunnen besluiten (artikel 16 lid 1 WWB). Er kan wel een liquiditeitsprobleem ontstaan omdat men het eigen risico moet voorschieten en dit pas in de loop van het jaar wordt gecorrigeerd. Met VGZ is de afspraak gemaakt dat de verzekerde hiervoor met VGZ een regeling kan treffen. In de gevallen dat sprake is van een verzekeraar waar geen regeling mee getroffen kan worden, kan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening (op grond van artikel 48 lid 2 onder a WWB) overwogen worden. B115 - Moment uitbetalen vakantietoeslag De gereserveerde vakantietoeslag wordt gelijktijdig met de algemene bijstand van de maand mei uitbetaald in de derde week van juni. In afwijking hiervan wordt bij beëindiging van de bijstand de vakantietoeslag uitbetaald in de tweede maand na de beëindiging. Voorschot op vakantiegeld: in uitzonderlijke situaties is het mogelijk om het vakantiegeld bij wijze van voorschot uit te betalen voor zover dit vakantiegeld al is opgebouwd. De coach beoordeelt of een voorschot op de uitbetaling van het vakantiegeld mogelijk is. B116 - Verstrekken voorschotten tijdens aanvraag Uitgangspunt is dat er zo weinig mogelijk voorschotten worden verstrekt. Van de bevoegdheid tot het verlenen van een voorschot op grond van artikel 52 WWB wordt alleen gebruik gemaakt indien de belanghebbende in het geheel niet meer over middelen beschikt om de periode tot de beslissing te overbruggen. Staat er nog geld op een of meer bankrekeningen (inclusief gewone spaarrekeningen) dan wordt geen voorschot verstrekt. Er hoeft in dit verband geen rekening gehouden te worden met de grens van het bescheiden vermogen. Door deze regels zal het verlenen van voorschotten op basis van artikel 52 WWB in de praktijk vrijwel alleen aan de orde zijn bij verlaten partners. B117 - Hoogte en duur voorschotten tijdens aanvraag De gemeente sluit voor de voorschotverlening nauw aan op de wet (zie daarvoor de tekst hierboven). Uitgangspunt voor berekening van het voorschot is 90% van de uitkering waarop belanghebbende vermoedelijk recht zal hebben. Met andere woorden, 90% van de norm + toeslag minus inkomsten & verblijfkosten (bijv. Blijf-van-mijn-lijf-huis). De bedoeling van de voorschotverlening is ook de klant in staat te stellen (ook in de periode waarin het recht op uitkering nog niet definitief is vastgesteld) zijn vaste lasten te betalen. 58
Mede daarom wordt expliciet aangesloten bij de norm van 90% (beslagvrije voet). Een lagere of hogere voorschotvaststelling moet dan ook altijd uitdrukkelijk gemotiveerd worden. B118 - Verrekening van bij aanvraag verstrekte voorschotten In beginsel wordt toegekende bijstand over een periode waarin belanghebbende op grond van artikel 52 WWB een voorschot is verstrekt, verrekend met dit voorschot. Verrekening dient aangepast te worden: na verrekening dient 90% van de norm + toeslag beschikbaar te blijven voor belanghebbende om de eerstvolgende betaaldatum te halen. De restantvordering dient in termijnen ingehouden te worden. Zie ook richtlijn B116 (onderdeel 2.2 van deze paragraaf). B119 - Adres voorzitter GS Voorzitter van Gedeputeerde Staten van Limburg Postbus 5700 6202 MA MAASTRICHT B120 - Beleidsregels inzake beslag Deze richtlijn wordt momenteel geactualiseerd. B139 - Moment uitbetalen algemene bijstand exclusief vt De algemene bijstand exclusief vakantietoeslag wordt uitbetaald rond de 14de van de maand volgend op de maand waarop de algemene bijstand betrekking heeft. Voorbeeld: De algemene bijstand exclusief vt over januari wordt rond 14 februari uitbetaald. B159 – Overbruggingsuitkeringen Het college verstrekt geen overbruggingsuitkeringen voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geacht toereikend te zijn. B121 Gevallen waarin wordt afgezien van herziening en intrekking In artikel 2 van de beleidsregels terugvordering is opgenomen dat het college ten volle gebruik maakt van de bevoegdheid tot herziening of intrekking zoals deze haar op grond van artikel 54 WWB alsmede artikel 17 IOAW en IOAZ toekomt. Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Een bijzondere omstandigheid kan zich voordoen indien het college in het verleden een onjuist besluit heeft genomen terwijl belanghebbende dit niet wist of redelijkerwijs niet kon weten. B122 Gevallen waarin wordt afgezien van terugvordering In artikel 3 van de Beleidsregels terugvordering wordt aangegeven in welke gevallen wordt afgezien van terugvordering, dan wel in welke gevallen de terugvordering wordt gematigd. In artikel 5 van de Beleidsregels terugvordering wordt aangegeven in welke gevallen geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van terugvordering bij schulden. Zie ook de toelichting bij de beleidsregels.
59
B124 Moment van invordering In artikel 6 van de Beleidsregels terugvordering wordt aangegeven op welk moment de invordering start. Zie ook de toelichting bij de beleidsregels B125 Beleidsregels invordering In de Beleidsregels terugvordering wordt met betrekking tot invordering het volgende geregeld: • Artikel 7: Verrekening • Artikel 8: Uitstel van betaling • Artikel 9: Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij belanghebbende met een uitkering • Artikel 10: Vaststelling van de duur en de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij uitstroom uit de WWB, IOAW of IOAZ en bij debiteuren die geen recht hebben op algemene bijstand krachtens de WWB, uitkering krachtens de IOAW en uitkering krachtens de IOAZ. • Artikel 11 Wettelijke rente bij uitstel • Artikel 12: Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college • Artikel 13: Verzoek tot wijziging van een betalingsverplichting door belanghebbende • Artikel 14: Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting • Artikel 15: Rente en kosten Zie ook de toelichting bij de beleidsregels. B168 Gemeentelijke regels inzake verrekening bestuurlijke boete bij recidive Zie de artikelen 13, 14 en 15 van de Maatregelverordening Wet werk en bijstand. Zie artikel 29 IOAW/IOAZ. B127 - Frequentie heronderzoeken Er worden geen periodieke heronderzoeken als zodanig uitgevoerd. B128 - Procedure heronderzoeken Er worden geen periodieke heronderzoeken als zodanig uitgevoerd. B129 - Procedure beëindigingsonderzoek Het college heeft deze termijn gesteld op drie maanden na beëindiging van de bijstand. Met die restrictie dat het onderzoek en de beschikking zich beperken tot de juistheid van de beëindigingdatum en zo nodig tot het beoordelen van wederzijdse rechten en plichten. Een termijn van drie maanden is gehanteerd om daarmee te voorkomen dat cliënten een nieuwe aanvraag indienen voordat deze bericht hebben ontvangen over beëindiging van de eerdere uitkering. Dus: • het beëindigingonderzoek wordt afgerond binnen 3 maanden na het beëindigen van de uitkering. • het onderzoek beperkt zich tot het controleren van de juistheid van de beëindigingdatum en zo nodig tot het beoordelen van de wederzijdse rechten en plichten (o.a. openstaande vorderingen). B130 - Reactie op weigering mee te werken aan beëindigingsonderzoek Er wordt in principe uitbetaald tot en met de maand voorafgaande aan het ingeleverde wijzigingsformulier, maandformulier of IB-signaal. Is één van deze omstandigheden aan de orde en leidt die tot beëindiging van de uitkering dan wordt over de maand volgend op de 60
laatste betaling niets uitbetaald, zolang de belanghebbende geen medewerking aan het onderzoek verleent. Een en ander kan worden gebaseerd op artikel 54 WWB. Formeel is er sprake van een opschorting en de klant dient de gevraagde ontbrekende inlichtingen te verstrekken. B131 - Frequentie debiteurenonderzoeken Deze richtlijn wordt momenteel geactualiseerd. B132 - Procedure debiteurenonderzoek Op basis van het draagkrachtonderzoek wordt middels een besluit een nieuwe aflossingsverplichting vastgesteld indien de gewijzigde draagkracht daartoe aanleiding geeft. Indien er geen wijzigingen in de draagkracht zijn, wordt er geen besluit genomen. B135 - Het archiveren en bewaren van dossiers Deze richtlijn wordt niet relevant geacht voor de uitvoering.
61
Adviesnota aan B en W Onderwerp Richtlijnen handboek WWB Datum
9 december 2013
Kenmerk Afdeling
Maatschappelijke Diensten
Naam steller
Sanne Bloemen
Afdelingsmanager
Hans Killaars
Coördinator
Wypke de Vreij
Voorstel 1. Richtlijnen handboek WWB vaststellen zoals voorgesteld. 2. De richtlijnen op 1 januari 2014 in werking laten treden. 3. Een overgangsbepaling vaststellen zoals voorgesteld. Aanleiding In het kader van de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) wordt gebruik gemaakt van het handboek WWB, een uitgave van Kluwer-Schulinck. In dit handboek wordt een uiteenzetting gegeven van alle relevante aspecten van de WWB voor de uitvoeringspraktijk. Dit gebeurt door vermelding van relevante landelijke en plaatselijke regelgeving, van toepassing zijnde jurisprudentie en gemeentelijk beleid. Onderdelen van het handboek betreffen: werk, bijstand, algemene aspecten, voorliggende voorzieningen, jurisprudentie, wetteksten, normen en bedragen, gemeentelijke bijlagen (beleid en verordeningen) en handhaving. In deze onderdelen wordt uitvoerig behandeld op welke wijze gestalte moet dan wel kan worden gegeven aan de uitvoering van de WWB en, indien relevant, aanverwante regelgeving. Daarbij wordt aandacht besteed aan de invulling van de beleidsvrijheid die gemeenten hebben bij de uitvoering van de WWB. Door een separaat kader wordt bij onderwerpen waarbij beleidsvrijheid bestaat dan wel uitvoeringsbeleid aanwezig moet zijn, het gemeentelijk beleid vermeld in de vorm van een richtlijn. Het actueel houden van het handboek is een doorlopend proces. In het kader van de samenwerking Venray-Venlo is ervoor gekozen dit gezamenlijk te doen. Hiervoor is eind 2012 een werkgroep opgericht bestaande uit medewerkers van de gemeente Venlo en van de gemeente Venray. Deze werkgroep heeft eind 2012 de richtlijnen die relevant waren voor de start van de samenwerking geactualiseerd. Het afgelopen jaar is gebruikt om alle richtlijnen tegen het licht te houden en daar waar nodig te actualiseren. Daar waar mogelijk is voor beide gemeenten voor dezelfde tekst gekozen. Beoogd resultaat Komen tot geactualiseerde richtlijnen. Argumenten 1.1 Samenwerking Venray-Venlo Per richtlijn is bekeken wat de werkwijze zou moeten zijn. In het ene geval was de Venrayse richtlijn beter, in het andere de Venlose. In een aantal gevallen is gekozen voor een combinatie van beide richtlijnen of voor een geheel nieuwe tekst. Daar waar dit heeft geleid tot gewijzigde Venrayse richtlijnen, is het noodzakelijk dat deze door uw college worden vastgesteld. 1.2 Wijzigingen Door de grote hoeveelheid richtlijnen was het te bewerkelijk om voor beide gemeenten per richtlijn bij de houden wat de wijzigingen zijn. In grote lijnen komen de wijzigingen op het volgende neer: •
vastleggen van de juiste en actuele werkwijze;
Pagina 1 van 3
Adviesnota aan B en W •
vereenvoudiging van de richtlijnen: overbodige teksten zijn geschrapt. Voor uitzonderingssituaties die in de praktijk niet of nauwelijks voorkomen, is niets meer geregeld. Het is mogelijk om voor uitzonderlijke situaties maatwerk te leveren;
•
teksten uit de verordeningen zijn niet overgenomen. Wel vinden er verwijzingen plaats naar het relevante artikel in de verordening. Enerzijds om te voorkomen dat op diverse plaatsen in verordeningen, handboek, etc. dezelfde tekst wordt herhaald; anderzijds om medewerkers bewust te maken dat de regelgeving is vastgelegd in een verordening;
•
aanpassing van de formulering of tekstuele aanpassingen, zonder dat de strekking van de richtlijn is veranderd;
•
verwijdering van oude tekst: bij een aantal richtlijnen is geconstateerd dat de oude tekst niet actueel is, maar is nog niet duidelijk hoe de tekst van de nieuwe richtlijn gaat luiden. In die gevallen is er voor gekozen om de oude tekst uit de richtlijn te verwijderen in afwachting van actualisatie van de richtlijn.
2.1 Inwerkingtreding De richtlijnen kunnen op 1 januari 2014 in werking treden. Dit geeft voldoende tijd om coaches te informeren/instrueren en de wijzigingen feitelijk in het handboek te verwerken. Daarnaast moet voor inwerkingtreding in de Peel en Maas worden gepubliceerd dat de richtlijnen zijn gewijzigd. 3.1 Overgangsbepaling Voor aanvragen die voor 1 januari 2014 zijn ingediend en die niet voor 1 januari 2014 zijn afgehandeld, geldt dat deze op basis van het nieuwe beleid worden afgehandeld tenzij het oude beleid voor belanghebbende gunstiger was. In dat geval mag het niet in het nadeel van belanghebbende werken dat de aanvraag niet voor 1 januari 2014 is afgehandeld. Integraliteit/Relatie met andere beleidsvelden N.v.t. Kanttekeningen/risico's N.v.t. Communicatie Bekendmaking in weekblad Peel en Maas. Financiële gevolgen N.v.t. Personele/organisatorische gevolgen N.v.t. Juridische gevolgen/rechtmatigheid Belanghebbenden kunnen rechten ontlenen aan de gewijzigde richtlijnen. Fatale termijnen N.v.t.
Pagina 2 van 3
Adviesnota aan B en W Overleg gevoerd met Extern Medewerkers van de gemeente Venlo, afdeling Werk Inkomen en Zorg. Sommige richtlijnen zijn besproken met de vrijwilligers van het Platform lage inkomens Venray (PLIV). Intern •
Twan Jansen, Wethouder Welzijn
•
Hans Killaars, manager MD
•
Wypke de Vreij, coördinator MD
•
Mat van den Beuken, senior beleidsadviseur MD
•
Bert Albers, communicatieadviseur M
•
Arno Geurts van Kessel, P&C adviseur M
•
Mariska Boon, beleidsmedewerker MD
•
Kitty Verlijsdonk, medewerker Frontoffice PD
Vervolgtraject besluitvorming N.v.t. Evaluatie N.v.t. Bijlagen Richtlijnen met geactualiseerd beleid. Naslagwerk N.v.t.
Pagina 3 van 3
Beleidsregels Gewijzigd Burgemeester en Wethouders hebben de volgende beleidsregels gewijzigd: •
Handboek Wet werk en bijstand – actualisatie en tekstuele aanpassingen van bepaalde richtlijnen.
De richtlijnen treden in werking op 1 januari 2014. U kunt de desbetreffende stukken vanaf heden inzien.