Raadsnotulen Registratienummer: 10INT00367
Notulen van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goes, gehouden op donderdag 17 juni 2010 in het stadskantoor te Goes, aanvang 19.30 uur. Aanwezig zijn:
Afwezig met kennisgeving:
H.W. Hoogerland, plv. voorzitter, drs. J.W. Scherpenzeel, griffier, en de leden D.A. Alssema, C.J. Bruring, P.B. Colijn, drs. D. van Ewijk, M. Gelok, A.S. Heijboer, M. van Heugtenvan den Burg, A.M. Huissoon-Schrijver, J. Hut, B.H. Jasperse, H. de Jonge, drs. F.M. van Lamoen, M.J. Laport, Joh. Lukasse, L.E. Passieux, J.P. Polfliet, H.M. van Rees, ir. P.E. Romijn, A.M. Schuurbiers, B.L.L. van der Velde, E.M. van Waveren-van der Veen, A.J.J. de Wit MA MBA en L. van Zon. Tevens zijn aanwezig de wethouders: drs. J. de Bat, drs. G.L. Meeuwisse en J.C. de Pooter.
drs. D.J. van der Zaag, burgemeester, en mr. D.J. de Korte, lid.
1. Opening. Plaatsvervangend VOORZITTER, de heer Hoogerland, opent om 19.30 uur de vergadering en heet de aanwezigen welkom, in het bijzonder mevrouw Peijs, Commissaris der Koningin in Zeeland, die ten behoeve van de agendapunten 3 en 4 is aangeschoven. 2. Vaststellen agenda. De heer VAN LAMOEN dient een motie in, vreemd aan de orde van de dag, betreffende het voornemen van Delta tot het bouwen van een tweede kerncentrale. De heer VAN DER VELDE dient een motie in, vreemd aan de orde van de dag, betreffende de kunstbak op de Vlasmarkt. De VOORZITTER stelt voor deze moties als respectievelijk punt 15a en 15b aan de agenda toe te voegen. De raad stemt hiermee in. Met deze beide toevoegingen wordt de agenda vervolgens vastgesteld. 3. Vaststellen profielschets benoeming burgemeester 2010. De heer VAN DER VELDE is zeer tevreden met de tot stand gekomen profielschets. Deze is kort en duidelijk en wat zijn fractie het meest aanspreekt is dat Goes de beste burgemeester wil. Mevrouw VAN EWIJK is aangenaam verrast door deze profielschets. Vanwege de inhoud, maar ook vanwege de wijze van totstandkoming. In de profielschets is opgenomen dat leeftijd, sekse, politieke kleur, levensbeschouwing, etnische achtergrond of carrièremoment geen selectiecriteria zijn, maar wel dat de nieuwe burgemeester bruggen kan bouwen, kan aanjagen, netwerken en over Goese grenzen heen kan kijken, resultaat gericht en integer is.
En bovenal dat zij een op mensen gerichte burgermoeder is. Dat laatste vindt zij in deze functie het allerbelangrijkst. Het doet haar daarnaast ook veel genoegen dat door de formulering van het profiel in vrouwelijke vorm heel nadrukkelijk wordt bevorderd dat vrouwelijke kandidaten zich in het profiel kunnen herkennen. GroenLinks hoopt dat zij zich daardoor ook expliciet uitgenodigd zullen voelen om te solliciteren. Zij heeft niets af te dingen op de profielschets, integendeel. Dat kan ook haast niet anders, want ook de totstandkoming is heel goed geweest. Een zorgvuldig proces, goede advisering, openheid naar elkaars inbreng. Dat alles leidt tot unanimiteit en een heel breed draagvlak. Het doet ook recht aan het belang van dit onderwerp en het belang van een goede keuze voor de nieuwe burgemeester. Zij hoopt van harte dat het hierdoor mogelijk wordt de beste burgemeester van Nederland aan te trekken. De heer HUT zegt dat ook de CDA-fractie van mening is dat als een burgemeester kan worden aangesteld, die voldoet aan de voorliggende profielschets, Goes daar heel blij mee zal zijn. Kernwoorden zijn respect, creativiteit en flexibiliteit. Ook het CDA voelt zich bijzonder aangesproken door de vrouwelijke vorm, waarin de profielschets is opgesteld, maar waardoor mannen overigens niet zijn uitgesloten. Ook is hij van mening dat de ambities van Goes en ook de plaats, waar Goes op dit moment staat, uitstekend zijn verwoord. Hij is het volledig met de vorige spreekster eens, dat het mooi zou zijn als Goes de beste burgemeester van Nederland zou kunnen verwerven. De heer COLIJN zat erbij en heeft een bijdrage geleverd bij het tot stand komen van de profielschets. Hij hoopt van harte dat deze beschreven mens bestaat en naar Goes kan komen.
*10INT00367*
-2De heer DE JONGE onderschrijft graag de profielschets. Ook is hij het zeer eens met het feit dat naar de beste kandidaat wordt gezocht. Wat de PvdA betreft kan deze behalve een burgermoeder overigens zeer wel ook een burgervader zijn. De heer VAN LAMOEN vindt dat de gemeente van het jaar ook de beste burgemeester van Nederland verdient. Hij is zeer ingenomen met de tekst van de profielschets. Het is duidelijk dat Goes iets wil en ook is duidelijk dat de nieuwe burgemeester ook iets moet willen. Verder is de schets in goede harmonie tot stand gekomen. De heer ROMIJN vindt het een goede start van een sollicitatieprocedure. Als het vervolg ook zo verloopt, dan kan Goes een goede burgemeester tegemoetzien. De beoogd voorzitter van de Vertrouwenscommissie, mevrouw VAN WAVEREN, concludeert uit de reacties dat de nu voorliggende profielschets breed gedragen wordt. Mevrouw PEIJS richt zich vervolgens tot de raadsleden, het college en het publiek. Nadat de raad zo'n profielschets heeft gemaakt, vangt er een boeiende periode aan. Het begin gebeurt gezamenlijk, maar de raad eindigt wat meer op zichzelf. Samen wordt gezocht naar een nieuwe burgemeester, waarvan zij heeft begrepen dat het de beste burgemeester van Nederland moet zijn. Zij hoopt dan wel dat deze ook solliciteert. De basis van het zoekproces is deze profielschets. De procedure is best lang en gebonden aan vrij strenge regels. Het vaststellen van een goede profielschets is van heel groot belang. Zij is er heel blij mee dat elke fractie tevreden is over de gezamenlijke totstandkoming hiervan. Dat is al heel wat. De profielschets is bepalend voor kandidaat burgemeesters of zij wel of niet zullen gaan solliciteren. Ook kan het geen kwaad in de eigen omgeving mogelijk geschikte kandidaten te tippen. Verder is de profielschets, zowel voor de raad als voor haar als CdK, onmisbaar bij het selecteren van kandidaten. Bovendien gebruikt zij de profielschets straks voor de gesprekken met de burgemeester om te kijken hoe deze functioneert. De raad voert jaarlijks evaluatiegesprekken met de burgemeester en ook daarbij speelt de profielschets een grote rol. Zij is er heel blij mee dat gekozen is voor de zij-vorm. Als vrouwelijke CdK is zij immers best eenzaam: een college van GS met vijf mannen, dertien mannelijke burgemeesters, elf mannelijke CdK's. Het zou dus erg leuk zijn als er een vrouw uit de procedure komt. Zij gaat er overigens niet van uit dat mannen zich afgeschrikt zullen voelen door de profielschets. De vorige minister en de CdK's hebben ook scouts ingezet om meer vrouwen ertoe te brengen te solliciteren. Zij heeft in elk geval begrepen dat er in Goes sprake is van een open mind ten opzichte van vrouwelijke kandidaten. Als het straks een man wordt, omdat dat de beste is, dan heeft zij daar ook geen probleem mee.
In het eerste deel van de profielschets worden kort en bondig de kenmerken van Goes weergegeven. Zij denkt dat die manier alleen kan, als er een pakket met informatie aan wordt toegevoegd.. Dat is ook de gewoonte. Zo'n pakket wordt in haar kabinet neergelegd en iedere solliciterende kandidaat krijgt zo'n pakket toegestuurd, zodat deze over meer informatie beschikt dan alleen de profielschets. Natuurlijk kan men op internet ook veel over Goes vinden. Zij gaat ervan uit dat er zo'n pakket bij haar wordt gedeponeerd. In de profielschets leest zij dat men op zoek is naar een krachtige bestuurder, een daadkrachtige vernieuwer en een aanjager, een burgemeester die open naar buiten treedt en onderhandelingsvaardigheden inzet om de ambities van Goes op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid, dienstverlening en communicatie waar te maken. Zij vraagt zich daarbij af hoe de positie van deze zeer gewenste burgemeester zich verhoudt tot die van de wethouders, die meestal op de zojuist genoemde zaken portefeuillehouder zijn. Krijgt de burgemeester eigen portefeuilles? Of moet hij maar zien tot overeenstemming te komen met de wethouders? Zoals te doen gebruikelijk zal hij de portefeuille Openbare Orde en Veiligheid krijgen. Een daadkrachtig vernieuwer en aanjager op de genoemde ambities zal wel treden in de domeinen die meestal aan wethouders zijn voorbehouden. Men zal zich goed moeten bedenken of dat niet tot spanning kan leiden. De concrete vraag is hoe de raad de afbakening ziet van het domein van de wethouders en of het in beweging zetten van nieuwe ontwikkelingen en het in beweging houden daarvan niet bij uitstek een taak is van de wethouders. Zij adviseert de raad daar goed over na te denken. Bij de bestuursstijl wordt gekozen voor aanjagen en netwerken. De bestuursstijl beschrijft de overtuiging van waaruit iemand handelt. De keuze voor zowel een aanjager als een netwerker betekent dat wordt gezocht naar een externe oriëntatie. De keuze voor meerdere bestuursstijlen zou afbreuk kunnen doen aan de scherpte van het profiel. Zo zal de netwerker nieuwe mogelijkheden en kansen creëren en stelt de aanjager zichzelf doelen, waarop hij afgaat om deze te realiseren. Voor burgemeesterskandidaten is het van belang te weten of zij in het profiel passen en ook voor haar is het bij de voorselectie van belang om een scherp beeld te hebben van wat de gemeente Goes graag wil. Het gaat er dus om welke bestuursstijl de overhand heeft. Alles wat daarbij komt is meegenomen. Zij adviseert ook daarover na te denken. In het begin van de schets wordt aangegeven dat leeftijd geen rol speelt. Men moet zich realiseren dat er dan ook "burgergrootmoeders" kunnen solliciteren. Ook daar moet nog wel even over worden nagedacht. Verder is het belangrijk voor kandidaatburgemeesters om te weten wat voor soort kandidaat wordt gezocht.
-3Wil Goes een ambitieuze carrièreburgemeester of iemand die bijvoorbeeld nog een jaar of vijftien te werken heeft en dat graag in Goes wil doen. Het gaat dan om verschillende fasen in iemands leven en dat kan een groot verschil maken in de stijl, waarin deze zal "regeren". Tot zover haar opmerkingen over de concept-profielschets. Wat betreft de procedure zegt zij dat deze vaak als iets geheimzinnigs wordt gezien, waar achterkamertjespolitiek en vriendendiensten aan de orde van de dag zijn. Dat is zeker niet het geval. In de procedure wordt, rekening houdend met de privacy van betrokkenen, heel veel openheid betracht. Die openheid start al in de sollicitatiefase. Als de openstelling van de vacature in de Staatscourant heeft plaatsgevonden, hebben sollicitanten drie weken de tijd om te laten weten belangstelling te hebben voor de vacature. Om dat te kunnen beoordelen kunnen zij bij het kabinet van de CdK een profielschets opvragen, het verslag van deze vergadering en het informatiepakket van de gemeente. Na het sluiten van de termijn zal zij de raad de gebruikelijke informatie toezenden over het aantal sollicitanten, het aantal mannen en vrouwen, leeftijd, politieke kleur, maatschappelijke herkomst en levensovertuiging. Vervolgens zal zij een gesprek voeren met de Vertrouwenscommissie. Tijdens dat gesprek wordt de leden van de Vertrouwenscommissie een lijst met alle sollicitanten voorgelegd. Op dat moment krijgt de commissie niet alle sollicitatiebrieven. Dat is een kwestie van bescherming van de privacy. Zij zal daarbij aangeven wie van de sollicitanten op de lijst – rekening houdend met de profielschets, de sollicitatiegegevens en de door haar ingewonnen inlichtingen – volgens haar in aanmerking komen voor een gesprek met haar en de medewerkers van het kabinet. Er vinden altijd twee gesprekken plaats, één met de medewerkers en één met haarzelf en de medewerkers. Wanneer de Vertrouwenscommissie van mening is dat naast de geselecteerde kandidaten ook nog andere kandidaten van de lijst voor een gesprek met haar in aanmerking komen, dan kan dat in dat gesprek kenbaar worden gemaakt. Deze zullen dan ook worden uitgenodigd. Zij waarschuwt er echter voor dat men zich niet moet "overeten", maar de Vertrouwenscommissie bepaalt met hoeveel sollicitanten zij een gesprek willen hebben. De selectiefase door middel van de gesprekken bestaat uit twee delen. Het kabinet van de CdK doet de voorselectie en door middel van gesprekken met de kandidaten kijkt zij of deze het in zich hebben om burgemeester van Goes te worden. Zij toetst de kandidaten aan de zes basiscondities en aan de hand van de profielschets. Na die eerste selectie heeft zij opnieuw een overleg met de Vertrouwenscommissie.
Daarbij overhandigt zij de leden een alfabetische lijst met namen van kandidaten, die het kabinet bekwaam en geschikt acht, en ook een lijst met namen van de niet geselecteerde kandidaten, waarbij wordt aangegeven waarom deze niet naar de commissie zijn doorgestuurd. Tijdens dat overleg heeft de Vertrouwenscommissie de mogelijkheid om mensen van die tweede lijst alsnog te selecteren en ook is het mogelijk zelf mensen uit te nodigen om te solliciteren in die laatste fase. Wel merkt zij daarbij op dat een uiteindelijk benoemingsadvies van de gemeenteraad aan de minister van BZK altijd vergezeld gaat van een advies van de CdK. Het is evident dat zij de minister niet positief adviseert over een voordracht waar zij absoluut niet achter kan staan. In dat geval heeft zij de raad overigens wel gemotiveerd aangegeven wat daarvan de reden is. De fase, waarbij het zwaartepunt bij haar ligt, is bij het vaststellen van de voorselectie afgerond. Daarna wordt haar rol meer toezichthoudend en komt de Vertrouwenscommissie echt in beeld. Zij fungeert dan nog als klankbord voor de Vertrouwenscommissie. De gehele procedure is overigens een samenspel tussen de Vertrouwenscommissie, het kabinet van de CdK en de raadsgriffier. De Vertrouwenscommissie gaat de selectiegesprekken voeren met de geselecteerde kandidaten. Uit de profielschets heeft zij begrepen dat er een assessment zal zijn. Zij adviseert dat alleen met de laatste twee kandidaten te doen. Dat alles moet leiden tot de conceptaanbeveling aan de gemeenteraad. In een besloten raadsvergadering wordt vervolgens over de conceptaanbevelingen gedebatteerd en daarmee bepaalt de gemeenteraad wie de nummers één en twee op de aanbeveling aan de minister zullen zijn. Direct daarna wordt in een openbare raadsvergadering zonder discussie of stemming formeel besloten wie als nummer één op de aanbeveling wordt gezet. Ter bescherming van de privacy wordt de nummer twee dan niet genoemd. In de laatste fase van de procedure komt de benoeming aan de orde. Nadat de openbare aanbeveling is vastgesteld, zendt de raad de aanbeveling, het advies van de Vertrouwenscommissie en de verslagen van het besloten en het openbare deel van de raadsvergadering aan de minister en aan de CdK. Zij stuurt vervolgens een brief aan de minister, waarin zij een evaluerend verslag uitbrengt en waarbij zij ook haar oordeel geeft over alle kandidaten met wie zij een sollicitatiegesprek heeft gevoerd. Na ontvangst van de aanbeveling van de raad en het verslag van de CdK, buigt de minister zich over de aanbeveling en ontvangt hij de als nummer één voorgedragen kandidaat en draagt - tenzij ernstige argumenten zich daartegen verzetten – hij betrokkene voor bij de Koningin voor benoeming. Dan volgt het koninklijk besluit en dat besluit bepaalt de ingangsdatum.
-4Op die ingangsdatum of kort erna vindt in een bijzondere raadsvergadering de installatie plaats. De beëdiging kan bij haar op kantoor, maar zij vindt het altijd leuk, ook voor de familie, om dat plechtig in de raadsvergadering te doen. Als dat in de tijd kan, dan heeft dat haar voorkeur. Daarmee is dan de gezamenlijke onderneming tot een einde gekomen. Het moet mogelijk zijn op 1 december 2010 een nieuwe burgemeester in Goes te hebben. Dat is ook gewenst, omdat december toch een gevoelige maand is. Tot slot heeft zij nog twee belangrijke punten alvorens zij het woord teruggeeft aan de voorzitter. Zij kan niet voldoende benadrukken hoe groot het belang van vertrouwelijkheid is. Zij doet een dringend beroep niet te lekken uit de Vertrouwenscommissie, die niet voor niets zo heet. Zo moet men niet op eigen houtje uitgaan op inlichtingen over een kandidaat. Dat moet te allen tijde via het kabinet van de CdK gebeuren. Daarvandaan kunnen altijd inlichtingen worden ingewonnen zonder dat iemand dat hoeft te weten. Van onverhoopt lekken wordt altijd aangifte gedaan. In Reimerswaal is dat voorgekomen, evenals in Noord-Beveland. Dat is niet leuk, maar aangifte gebeurt altijd. Het openbaar ministerie wordt dan gevraagd uit te zoeken waar het lek zit, maar dat is zeer vervelend. Hier worden immers mensen door geschaad en bovendien leidt het ertoe dat bijvoorbeeld zittende burgemeesters niet meer solliciteren. Tot slot is er nog het punt van de inlichtingen over de kandidaten, waarover de leden van de Vertrouwenscommissie beschikken. Vindt men als lid van de Vertrouwenscommissie dat er te weinig informatie beschikbaar is om een goede afweging te maken, dan moet men zich tot de CdK wenden. Het kabinet kan dan voor meer inlichtingen zorgen. Als men dat zelf doet, is er in feite al sprake van een lek. De raadsgriffier zal ongetwijfeld hulp bieden en de contacten met het kabinet tot stand brengen. De VOORZITTER merkt op dat de beoogde Vertrouwenscommissie in een dusdanig goede harmonie is gestart, dat hij vermoedt dat er in Goes geen problemen zullen ontstaan. Vervolgens geeft hij het woord nogmaals aan de raad en vervolgens aan het college voor een reactie. De heer COLIJN zegt dat in het voorwerk al deze aspecten al aan de orde zijn geweest. Uit de vragen van de CdK begrijpt hij dat er wat meer behoefte is aan contrast. Zijn fractie is van mening dat de nieuwe burgemeester in principe, behalve de haar wettelijk toegeschreven portefeuilles, geen andere portefeuilles zou moeten hebben. Dit omdat de bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor altijd moeilijk af te rekenen is vanuit de rol als burgemeester. Qua karakter en netwerken is zijn fractie zich bewust van het door de CdK aangegeven conflict.
Hij zou wat dat betreft meer de nadruk willen leggen op de netwerkfunctie en iets minder op de scoringsgerichtheid. Wat betreft de fase, waarin de kandidaat zich zou moeten bevinden, zegt hij iemand te zoeken met een hoog ambitieniveau. Een stuk ervaring is hem veel waard, maar het moet absoluut geen persoon zijn, die in Goes haar laatste rit uitzit. De heer HUT gaat in op het door de CdK genoemde verschil tussen aanjagen en netwerken. Volgens hem valt daar een combinatie van te maken, omdat een aanjager toch ook ambitie heeft. Goes heeft te maken met een geweldig nieuwe raad en een evenzeer geweldig nieuw college met weliswaar drie wethouders, waar het er voorheen vier waren. Goes heeft derhalve volgens hem behoefte aan een burgemeester, die ook binnen die portefeuilles - zonder dat zij deze overneemt – kan ondersteunen en hier en daar kan meelopen. Men moet er zeker voor uitkijken dat Goes niet een soort "sleepbootfunctie" krijgt binnen de provincie. Zijn ambitie is – en dat straalt volgens hem ook uit de profielschets – dat men mede vooruit loopt. Dat vraagt om een bestuurder met enige ervaring. Hij wil liever een ambitieuze burgemeester, die er zes jaar voor gaat, dan een burgemeester die hier twaalf jaar zijn tijd gaat uitzitten. De heer VAN DER VELDE wil ondanks de kritische kanttekeningen van mevrouw Peijs toch vasthouden aan de neergezette profielschets. Als mevrouw Peijs twijfels heeft, kan zij natuurlijk altijd bij de raad terecht. De heer VAN LAMOEN denkt dat de combinatie van een netwerker en een aanjager in Goes echt nodig is. Over waar de accenten moeten liggen was de beoogde Vertrouwenscommissie verdeeld, maar hij denkt dat dat goed is. Ambitieus en jong zijn volgens hem ook eigenschappen die elkaar niet hoeven te bijten. Mevrouw VAN EWIJK is van mening dat men ondanks de naar voren gebrachte items vast moet houden aan de profielschets. Wat betreft de portefeuilleverdeling en de relatie met het college denkt zij dat het vooral aan het college is om daarop te reageren. Het voorstel houdt ook in dat er een adviseur vanuit het college aan de Vertrouwenscommissie wordt toegevoegd. Verder is het volgens haar aan het college daarover een definitief standpunt in te nemen. Qua netwerken en aanjagen denkt zij dat, waar bestuursstijlen worden benoemd, het niet anders kan dan dat er spanningsvelden ontstaan. Zij is het eens met de stelling dat een combinatie zeer wel mogelijk is. Dat past ook beslist bij de Zeeuwse schaal. Ten aanzien van ambitieus, jong of oud, op welk moment van de carrière, wordt volgens haar een oneigenlijk verband gelegd. Mensen aan het begin van hun carrière kunnen minder ambitieus zijn dan mensen die al aan het eind daarvan zijn, maar er toch voor willen gaan.
-5Leeftijd heeft daar volgens haar niet mee te maken. Dat Goes een ambitieus iemand wil, is in elk geval duidelijk. Tot slot pleit zij ervoor dat de Vertrouwenscommissie toch zou kunnen beschikken over de sollicitatiegegevens van de niet geselecteerde kandidaten. Zij weet niet of dat formeel mogelijk is, maar inhoudelijk zou zij dat in elk geval een goede zaak vinden. Mevrouw VAN HEUGTEN realiseert zich dat er nog een lange weg is te gaan. Zij vindt wel dat de profielschets de leidraad moet blijven. Wat betreft de taken zegt zij dat het in Goes altijd zo is geweest dat de burgemeester alleen de wettelijk toebedeelde taken vervult. Dat wil overigens niet zeggen dat zij niet ook op andere gebieden inbreng kan hebben. Volgens haar kan daar binnen het college in gezamenlijk overleg een modus voor worden gevonden. Leeftijd vindt zij volslagen onbelangrijk. Er wordt iemand gezocht met zowel ervaring als ambitie. Zij is het eens met de vorige sprekers dat er een combinatie mogelijk moet zijn van een netwerker en een aanjager. De heer ROMIJN heeft op dit laatste nog een aanvullende opmerking. De stijl van aanjagen kan op diverse manieren worden ingevuld. Men kan aanjager zijn door tegenstanders te elimineren, maar men kan ook zoeken naar gemeenschappelijk voordeel en dat benadrukken bij diegenen met wie men in gesprek is. Op die manier gedraagt men zich als bruggenbouwer en ook dat is in de profielschets genoemd. Dat lijkt hem precies wat een netwerker moet doen. De VOORZITTER geeft hierna de locoburgemeester gelegenheid voor een reactie. Wethouder DE BAT zegt dat dit college met een open mind de procedure in gaat. Op dit moment heeft de burgemeester een aantal portefeuilles buitenom zijn wettelijke taken. In de vorige periode was dat zelfs nog uitgebreider. Wat het college betreft is die invulling afhankelijk van de nieuwe persoon. Verder is het een door de raad opgestelde profielschets en zal het college daar niet te veel over zeggen. Het college heeft de profielschets al opgevolgd door het enige vrouwelijke collegelid af te vaardigen als adviseur. Wethouder MEEUWISSE bevestigt dat er sprake is van een goede harmonie, ook in de (beoogde) Vertrouwenscommissie bij het opstellen van de profielschets. Ook werkt het college daarmee in goede harmonie samen. Hoe de adviserende rol precies zal worden ingevuld, zal nog moeten blijken. Het college is daar echter heel open in en verder zal de portefeuillekwestie ook afhangen van de persoon. Op dit moment is het bijvoorbeeld zo dat zij de portefeuille Economische Zaken beheert, maar dat de burgemeester toch veel bedrijfscontacten heeft. Zij kan zich niet voorstellen dat dat in een nieuwe situatie anders zal zijn.
Mevrouw PEIJS constateert dat de raad helder in de materie zit en dat er goed is nagedacht over wat men wil. Zeeland is met dertien gemeenten, een waterschap en een provincie met zijn vijftienen. Zij vindt het heel belangrijk dat men het ook met zijn vijftienen doet. Zeeland heeft geen plaats voor einzelgänger. Uit de term "netwerken" leidt zij af dat ook de gemeente Goes voor samenwerken gaat. Voor Zeeland is dat ongelooflijk belangrijk. In Den Haag bestaat één gezegde met de naam "In Zeeland heerst de Zeeuwse ziekte". Zij vindt dat een dodelijke karakterisering. Als men het in Zeeland niet met elkaar eens is, dan wordt men door iedereen overstemd. Brabant heeft 68 gemeenten en het aangrenzende Zuid-Holland heeft er 87. Zeeland is met haar 13 gemeenten altijd in de minderheid. Is men dan ook nog eens verdeeld, dan komt men echt nergens. Samenwerking is dan ook buitengewoon belangrijk. Zeeland als één stem en met elkaar richting kiezen, zowel naar Den Haag als naar de andere provincies toe. Door te versplinteren in 13 niet al te grote gemeenten zal men niets bereiken. Men zal de kandidaten daarop dus ook keihard moeten bevragen. Er zijn partijen die provincies willen opheffen. Opheffen van provincies zal echter leiden tot een nog veel groter aantal op te heffen gemeenten. Provincies kunnen pas worden opgeheven, wanneer gemeenten worden samengevoegd. Tot slot zegt zij tot mevrouw Van Ewijk dat in de eerste fase al verder wordt gegaan dan al haar collega's doen. De raad krijgt in die eerste fase niet alle sollicitatiebrieven, maar in de betreffende zitting wordt wel elke kandidaat besproken. Bij de meesten zal het volstrekt vanzelfsprekend zijn waarom deze niet worden uitgenodigd voor een gesprek. Twijfelgevallen zijn altijd bespreekbaar. De VOORZITTER merkt op dat de CdK zich geen zorgen hoeft te maken over samenwerking. Goes heeft dat hoog in het vaandel staan. Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 3) 4. Vaststellen verordening Vertrouwenscommissie benoeming burgemeester 2010. Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 4) 5. Spreekrecht voor burgers ingevolge artikel 14 van het Reglement van Orde. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 6a. Vragenuur voor leden van de raad ingevolge artikel 41 van het Reglement van Orde. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt.
-66b. Lijst van toezeggingen. Hierover worden geen vragen gesteld. 7. Vaststellen van de notulen van de debatraad van 20 mei 2010. Deze worden ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. 8. Vaststellen van de notulen van de hamerraad van 27 mei 2010. De heer LUKASSE wijst erop dat hij bij agendapunt 5 weliswaar de aldaar geciteerde stemverklaring heeft afgelegd, maar dat zijn fractie wel met het voorstel heeft ingestemd. De laatste zin van het betreffende agendapunt moet derhalve worden geschrapt. Met inachtneming van deze correctie worden de notulen vervolgens vastgesteld. 9. Ingekomen stukken en mededelingen. Ten aanzien van de ingekomen stukken nummers 1 tot en met 8 wordt conform advies besloten. 10. Programmaverslag en -rekening en resultaatbestemming 2009. 11. Reactie college op verslag van bevindingen programmaverslag en -rekening 2009. 12. Jaarverslag bouwgrondexploitatie 2009. De agendapunten 10, 11 en 12 worden gelijktijdig aan de orde gesteld. De heer VAN LAMOEN heeft een artikel uit de campagnetijd opgedoken in de archieven met als kop "Mens boven steen". De meeste geïnterviewde woordvoerders van de fracties gaven daarin aan dat beide aandacht verdienen, maar dat de mens in elk geval heel belangrijk is. Nu is uit de jaarrekening duidelijk geworden dat er een paar miljoen euro uit de (bouwgrond)exploitatie over is. Het voorstel van het college is € 4 miljoen aan steen te besteden en € 0 aan mens. Zijn fractie heeft daar moeite mee en hiermee dreigt ook de inhoud van het door hem genoemde artikel ontkracht te worden. Inmiddels heeft de raad kennis kunnen nemen van een drietal voorstellen van de SGP/CU, om een deel van het bedrag ten goede te laten komen aan de mens. Die voorstellen zal hij van harte ondersteunen. Hij kan zich echter ook voorstellen dat dit misschien niet het moment is om een concrete keuze te maken. Zijn fractie vindt het het allerbelangrijkst dat niet alles wat overschiet van vorig jaar in het potje Majeure Projecten wordt gestopt. De heer VAN DER VELDE herhaalt zijn opmerking uit de commissie, dat van de VVD de resultaatbestemming van zowel de bouwgrondexploitatie als die van de jaarrekening 2009 naar de reserve Majeure Projecten mag.
Tenslotte is deze reserve ooit met elkaar ingesteld vanwege een bepaald doel en dat doel wil zijn fractie graag zo snel mogelijk realiseren. In de commissie heeft hij, evenals andere fracties, de nodige vragen gesteld, Die gingen vooral over de bevindingen van de accountant en de wijze, waarop het college daarop heeft gereageerd. Inmiddels is hierop een memo ontvangen, waarin uitvoerig wordt ingegaan op het onderwerp. Hij kan daar geheel mee leven. Als deze memo aan de notulen van deze raadsvergadering wordt toegevoegd, dan is dat voor de VVD voldoende om in te stemmen met de voorstellen 10, 11 (met inachtneming van deze memo) en 12. De heer BRURING constateert met betrekking tot de rekening dat daar zoals gebruikelijk verschillen in zitten, zowel aan de plus- als aan de minkant. Hij kan zich op hoofdlijnen overigens vinden in de voorgestelde resultaatbestemming. Wel zou hij van het college nog graag horen hoe de algemene reserve na de voorgestelde toevoeging zich verhoudt tot het minimum, zoals dat ooit een keer in het risicoprofiel is berekend. Mocht dat profiel aanleiding geven tot een hogere algemene reserve, dan zou volgens hem dat deel eerst aangevuld moeten worden alvorens een eventueel overschot in de Majeure Projecten wordt gestort. Dat leidt voor hem tot de vraag hoe hard de schutting rondom de Majeure Projecten voor het college is. Met het oog op de toekomst haalt hij vervolgens een opmerking uit het collegeprogramma tevoorschijn, waarin staat, dat het college de gemeenteraad in overweging geeft om de voorgestelde bezuinigingen regelmatig te bespreken in een "raadswerkgroep Bezuinigingen". Ten tijde van het vaststellen van het collegeprogramma heeft zijn fractie hier verder niet over gesproken. Tegen de achtergrond van de zojuist door hem gemaakte opmerking, lijkt het hem echter niet onterecht daar als raad enige aandacht aan te besteden. De bouwgrondexploitatie bevat volgens hem toenemende risico's door met name de marktontwikkelingen, mede onder invloed van de economische en financiële crisis. Die risico's nemen toe en het is volgens hem nog maar de vraag of deze in het gedachte tempo gereduceerd kunnen worden. Dat leidt bij zijn fractie tot de vraag in hoeverre het college met de raad zou willen overleggen – al dan niet vertrouwelijk – over de wijze waarop met name de opbrengstenkant in de grondexploitatie tot uiting komt en of men nog steeds wil vasthouden aan de eerder vastgelegde uitgangspunten. Uit de reserve Duurzaam Bouwen zou het Klimaatbeleidsplan gefinancierd moeten worden. Die reserve wordt gevoed met 4,5% van de opbrengst van de woningbouw. Dat betekent dat, als die opbrengst tegenvalt, ook de voeding van die reserve en daarmee het Klimaatbeleidsplan onder druk zou kunnen komen te staan. Hij hoort daarover graag de visie van het college.
-7De heer ROMIJN memoreert dat in de commissievergadering een groot aantal vragen is gesteld, waaronder de vraag van zijn fractie naar de oorzaak van het achterlopen van projecten en uitgaven ten bedrage van € 2 miljoen. Hij beschouwt de invulling van de resultaatbestemming hiervan dan ook als een incidentele inhaalprocedure en hoopt dat in volgende jaren in elk geval dat bedrag beduidend kleiner zal zijn. Over een dergelijke inhaalprocedure moet volgens hem echter ook niet te hard worden geoordeeld. Immers, op het moment dat men doelstellingen daadwerkelijk SMART gaat beschrijven, krijgt met op een moment te maken met de T van "tijdgebonden" en dat betekent dat men zichzelf de vrijheid verschaft om, indien uitgaven of projecten uitlopen, daar een aanpassing aan te doen. Die aanpassing dient natuurlijk wel gemeld te worden. Dat is in dit geval niet gebeurd. De wethouder heeft toegezegd voortaan beter een vinger aan de pols te houden en ervoor te zorgen dat, indien zaken achterlopen en invloed hebben op de begroting, deze gemeld worden aan de raad. Kijkt hij vervolgens nog verder naar de resultaatbestemming, dan kan hij spreken van een overschot van ruim € 1,5 miljoen. Het voorstel van het college is dit bedrag te parkeren in de reserve Majeure Projecten. Hij vindt dat dat te snel vooruitloopt op beslissingen, die aan de raad zijn. Zijn fractie stelt dat bij de collegevorming een meerjarenperspectief door de raad is ingediend en dat besloten is tot een aantal jaren van bezuiniging. Dat betekent dat, als zich ergens de mogelijkheid voordoet om meer armslag te krijgen op de financiële situatie – en die doet zich nu voor – dat die ook wordt gebruikt. Die armslag zal men in de begroting voor het volgend jaar hard nodig hebben. De anderhalve miljoen horen volgens hem dan ook niet thuis in een geoormerkte pot, maar in een nog te besluiten bestemming. Zijn voorstel is dat bedrag daadwerkelijk in de algemene reserve te stoppen en alsnog bij de begroting een bestemming te geven. Datzelfde geldt eigenlijk voor het resultaat van de bouwgrondexploitatie. Die zomaar te oormerken en in één pot te stoppen gaat hem te ver. Hij herhaalt dat bij de collegevorming een meerjarenperspectief van bezuinigingen is voorgespiegeld en daar heeft men rekening mee te houden. De heer POLFLIET bedankt voor de uitgebreide beantwoording door het college. De punten van het CDA zijn daarin in elk geval op een redelijke manier aan de orde gekomen. Dat geldt ook voor het controleplan. Wat betreft de resultaatbestemming en € 1,5 miljoen naar de Majeure Projecten wil hij liever eerst de reactie van het college afwachten. Hij wijst er overigens op dat men als raad technisch gezien de pot Majeure Projecten zo zou kunnen opheffen. De reserve Bouwgrondprognose spreekt zijn fractie aan.
De werkgroep Bezuinigingen heeft uiteindelijk niets met de jaarrekening op zich te maken. Wel lijkt het hem verstandig om na de vakantieperiode met dat clubje bij elkaar te komen. Wellicht zijn er op dat moment wat meer zaken duidelijk, onder andere over wat de centrale overheid met de gemeenten voor heeft. De heer COLIJN zegt dat zijn fractie zich bij haar handelen laat leiden door de uitgangspunten van de Bijbel. Voor hem is dat de leidraad voor een eerlijke samenleving en een juiste balans tussen welzijn en welvaart voor alle inwoners van Goes. De bijdragen van zijn fractie over dit programmaverslag en de jaarrekening 2009 moeten in samenhang daarmee worden gezien. De rekening wordt opgesteld ter informatie van de raad. Hij constateert vervolgens dat er sprake is van een positief resultaat van ca. € 2 miljoen. Hij wil hierbij de beantwoording van de eerder door zijn fractie gestelde vragen betrekken. Hij realiseert zich dat dat er niet weinig waren, maar hij hoopt toch dat het college begrijpt dat deze voor zijn fractie nodig waren. Hij realiseert zich ook, dat dit elk jaar een hele klus is. De stukken vindt hij goed leesbaar, overzichtelijk en toegankelijk. Wel vraagt hij zich af waarom het softwaresysteem nog steeds niet zodanig is afgestemd dat de producten een op een met elkaar matchen. Hij wil graag dat dit de komende periode wordt opgelost. Dat bespaart immers veel tijd, zoek- en vergelijkingswerk. Wat betreft het uiteindelijke positieve resultaat constateert hij dat het college, na afrekening van de Tour de France en het Afrikajaar, het grootste gedeelte wil toevoegen aan de reserve Majeure Projecten. Hoewel hij met het college van mening is dat deze reserve daadwerkelijk een stevige voeding moet krijgen, vindt hij toch dat de nu geoormerkte bestemming te eenzijdig is. Juist in deze tijd mag de menselijke, sociale kant van de Goese samenleving niet vergeten worden. Hij vindt dan ook dat het verantwoord is om een relatief klein deel van het overschot te reserveren voor zaken, die de kwaliteit van de Goese samenleving verbeteren. Daartoe heeft zijn fractie in de afgelopen week een drietal voorstellen richting college en raad gestuurd. Het betreft de invoering van een buurtbus (overeenkomstig projecten, zoals deze reeds in de gemeenten Borsele en NoordBeveland lopen), de stimulering van een versnelde invoering van het 75+ project en een pilotproject voor het instellen van een buurtcoach voor de Goese Polder en Goes-West. Het totaal van deze drie projecten beloopt ongeveer € 155.000,eenmalig. Daarmee zullen de structurele lasten gering zijn. Deze zullen evenwel toch volgend jaar vanuit bestaand beleid moeten worden gedekt. Gezien de beperktheid lijkt hem dat geen ingewikkelde opgave. Voorts houdt het zijn fractie nog steeds bezig dat niet periodiek functioneringsgesprekken worden gevoerd met personeel en dat op sommige afdelingen sprake is van een hoog ziekteverzuim.
-8Omdat zulke gesprekken te maken hebben met hoe men met personeel omgaat, ziet hij hierin een verband. Hij vraagt daarvoor dan ook de aandacht van het college. Met het verslag en het overzicht bouwgrondexploitatie kan zijn fractie instemmen. Met betrekking tot de resultaatbestemming heeft zijn fractie andere voorstellen gedaan. De heer DE JONGE herhaalt zijn opmerking, die hij in de commissievergadering heeft gedaan, namelijk dat het voor de PvdA geen automatisme is dat alle overschotten per definitie naar de post Majeure Projecten gaan. Hij kan zich voorstellen dat een substantieel deel naar de algemene reserve vloeit. In het najaar kan daar dan een nadere bestemming voor worden gevonden. Het college geeft vervolgens een reactie. Wethouder MEEUWISSE is blij dat de schriftelijke beantwoording van de in de commissie gestelde vragen blijkbaar in een behoefte heeft voorzien. Het lijkt haar wel raadzaam de volgende keer met elkaar afspraken te maken over het tijdstip van indiening van vragen. Dit keer is het ambtelijk gelukt de meeste antwoorden op tijd te geven. Uiteraard gaat de meeste discussie over de resultaatbestemming, zowel van de bouwgrondexploitatie als van het jaarrekeningresultaat. Het gaat dan niet zozeer over de € 2 miljoen, die vanuit 2009 nu in 2010 is bestemd, maar met name over het restant, te weten € 1,5 miljoen van het jaarrekeningresultaat en € 2,5 miljoen van de bouwgrond. Diverse partijen hebben ook de relatie met het collegeprogramma aangegeven. Het is bekend dat het collegeprogramma aan alle hoofdstukken zeer veel aandacht besteedt, ook aan welzijn, onderwijs en alle daarbij behorende zaken. Zij denkt dat men niet moet vergeten dat het hier gaat over een eenmalige bestemming, die weliswaar heel belangrijk is, maar wel iets anders dan de structurele middelen, die de raad ter beschikking heeft en waarover tijdens de begroting een debat zal worden gevoerd. In het collegeprogramma is raadsbreed een bezuinigingsmaatregel voorgesteld. Er is gekozen voor het middenscenario van 10%. Met elkaar heeft men als opgave om uiteindelijk structureel € 8 miljoen te bezuinigen. In het collegeprogramma zijn daartoe voorstellen gedaan. Er wordt op dit moment hard aan gewerkt om deze de komende jaren te realiseren. Dat zal niet eenvoudig zijn. Zij maakt daarom graag gebruik van het aanbod van de raad om een werkgroep te vormen om dat te gaan volgen. Bij het collegeprogramma is er voorts ook een raming van de Majeure Projecten, volgens welke rekening is gehouden met een storting in 2010 van € 2,5 miljoen uit de bouwgrond en € 1 miljoen van de resultaatbestemming. Nu blijkt dat resultaat € 1,5 miljoen te zijn. Natuurlijk is er een groot aantal sympathieke zaken, waaraan die middelen besteed zouden kunnen worden. Zij geeft de raad echter in overweging het debat over nieuwe maatregelen bij de begroting te voeren.
Ook brengt zij in herinnering dat het hier om eenmalig geld gaat. De SGP/CU gaf al aan dat het lastig is hiervan structurele zaken te bekostigen. Dit alles overziend geeft zij in overweging de discussie vandaag te beperken tot hooguit € 0,5 miljoen van het jaarresultaat. Zij doet de suggestie € 1 miljoen in de Majeure Projecten te stoppen en € 0,5 miljoen extra toe te voegen aan de algemene reserve. Wat betreft de stand van de algemene reserve in relatie tot het weerstandsvermogen verwijst zij naar bladzijde 90, waar staat dat de huidige stand van de algemene reserve € 386.000,- boven de norm zit. Zou men € 0,5 miljoen toevoegen, dan wordt dit € 886.000,-. Dat geeft inderdaad iets meer vet op de botten. Als het geld eenmaal in de Majeure Projecten zit en men zou in financiële problemen komen, dan kan de raad als hoogste orgaan - in meerderheid - altijd besluiten om daar weer geld aan te onttrekken en dat toe te voegen aan de algemene reserve. Overigens is het ook zo dat bij de totale vermogenspositie van de gemeente rekening wordt gehouden met alle bestaande potjes. Samenvattend adviseert zij de € 2,5 miljoen uit de bouwgrondexploitatie, alsmede de € 1 miljoen uit het resultaat toe te voegen aan Majeure Projecten en de overige € 0,5 miljoen uit het resultaat toe te voegen aan de algemene reserve. Wat betreft de genoemde "stenen" wil zij nog het volgende opmerken. Het is bekend dat Majeure Projecten twee grote clusters bevat, die hieruit gefinancierd zouden moeten worden, te weten het spoorproject en alles wat daarmee samenhangt en de ontsluiting van Goes aan de zuidkant. Zij gaat ervan uit dat beide projecten ook tegemoet zullen komen aan het comfort van mensen. Het college vindt de bereikbaarheid van het ziekenhuis en het verminderen van de overlast voor de omwonenden aan het spoor dermate belangrijk, dat zij daarvoor de Majeure Projecten wil aanwenden. Zij wijst erop dat een krachtige lobby wordt gevoerd voor beide projecten richting provincie, rijk en rijkswaterstaat. Daarbij is het ook van belang dat de gemeente kan aangeven dat de gemeente zelf ook haar eigen steentje bijdraagt. Het lijkt haar goed een keer een aparte sessie te wijden aan de principes van de bouwgrondexploitatie. Gaat het over specifieke risico's van bepaalde projecten, dan zal dat in een besloten sessie moeten gebeuren. Dat laat zij aan de agendacommissie. In de toelichting staat ook dat het college een voorzichtigheidsprincipe heeft gehanteerd bij deze winstneming. Zelfs de accountant vindt dat het college daar heel behoudend in is opgetreden. Het is geen probleem dat deze 2,5 miljoen nu wordt afgeroomd. Wel is wijs om met elkaar goed naar de toekomstverwachtingen te kijken. In dat kader is ook een vraag gesteld over de reserve Duurzaam Bouwen. Zij is het ermee eens dat die pot niet zo snel gevuld zal worden als gedacht en dat daarmee inderdaad de plannen van het Klimaatbeleidsplan financieel onder druk kunnen komen. Zij zal dat een keer voor de raad op een rij zetten.
-9De heer Romijn sprak over een incidentele inhaalmanoeuvre bij de resultaatbestemming. Daar is zij het niet geheel mee eens. In de toelichting bij de diverse posten staat bijvoorbeeld dat € 1,1 miljoen van de middelen voor jeugdwerkloosheid pas in september is toegekend. Het verhaal van de resultaatbestemming houdt ook in dat bepaalde posten niet per kalenderjaar lopen, maar halverwege een jaar. Kort geleden heeft zij een gesprek gehad over het kunstwerk van de Wilhelminapolder, wat recent is aanbesteed. Het illustreert dat veel projecten samen met partners gebeuren. Dat dergelijke zaken in het nieuwe jaar worden voortgezet berust ook op gedane toezeggingen door de gemeente. Wat betreft meer armslag bij de begroting en het daarom storten van € 1,5 miljoen in de algemene reserve in plaats van in Majeure Projecten, benadrukt zij dat haar pleidooi niet betekent dat men dan in september kan gaan bekijken waaraan dit zal worden uitgegeven. De begrotingsbehandeling in september moet men in een breed perspectief zien, waarbij de raad meerjarige besluiten gaat nemen. De algemene reserve is er ook vooral om tegenvallers op te vangen. Wat betreft de procedure rond de beantwoording van de gestelde vragen zegt zij dat ook de auditcommissie daar nog een rol in zal spelen. Dat geldt ook voor de financiële cyclus. Dat komt in het najaar terug. Ten slotte gaat zij nog in op de functioneringsgesprekken, waarvan het percentage op 84 staat. Volgens haar kan de gemeente daarmee best voor de dag komen. Het verband bestaat eruit dat als mensen ziek zijn, er geen functioneringsgesprekken gevoerd kunnen worden. Het ziekteverzuim van 4,4% is overigens lager dan het gemiddelde percentage bij gemeenten. De VOORZITTER concludeert dat het college adviseert met name de drie voorstellen van de SGP/CU even op te schorten. Bij de begrotingsbehandeling wordt dan bekeken wat er mogelijk kan worden gerealiseerd. Hij verzoekt de fracties hierop te reageren. Tweede termijn. De heer DE JONGE is ingenomen met de toezegging van de wethouder om € 0,5 miljoen aan de algemene reserve toe te voegen. Ze wekte echter ook de indruk dat men er niet op moet rekenen dat er bij de begrotingsbehandeling nog enige bestemming aan kan worden gegeven. Hij hoort graag of het dan nog wel zin heeft daarover na te denken. Voor de heer COLIJN is hiermee voor een deel de kou uit de lucht. Hij kan zich vinden in de conclusie van de voorzitter met betrekking tot de drie voorstellen. Wel hoort hij nog graag een reactie van portefeuillehouder De Pooter. Wellicht dat deze al plannen op het gebied van de drie voorstellen in petto had.
De heer POLFLIET heeft met de exacte, niet afgeronde, bedragen gerekend die uitwijzen dat er dan nog steeds een kleine € 170.000 overblijft. Zijn vraag is wat daar dan mee gebeurt. De heer ROMIJN is gelukkig met het antwoord ten aanzien van de algemene reserve, die zal worden aangevuld met 0,5 miljoen, ondanks dat het slechts een klein deel is van de ruim € 4 miljoen overschot van vorig jaar. Hij vindt het ook prima dat hierover verder wordt gepraat bij de begroting. Er is in elk geval geluisterd naar wat de raad heeft ingebracht. Wat betreft de incidentele inhaalslag aan achterlopende projecten en uitgaven, weet hij dat projecten niet altijd gelijklopen met een kalenderjaar. Juist daarvoor heeft de raad aangegeven dat doelstellingen SMART omschreven worden. Door het tijdsaspect heeft men de mogelijkheid projecten over langere tijd uit te smeren. Wat er staat betekent wel dat er een achterstand is in het uitgeven van begroot geld en dat wordt nu ingehaald. De heer BRURING gaat er naar aanleiding van de opmerking van de heer Polfliet van uit dat de wethouder heeft bedoeld dat € 1 miljoen naar de Majeure Projecten gaat en € 669.597,- naar de algemene reserve. Hij is overigens van mening dat men de algemene reserve zo laag mogelijk zou moeten houden. Dit is geen spaarpot en het is volgens hem ook niet de bedoeling om de belastingbetaler te belasten voor gelden die de gemeente vervolgens in een spaarpot met onbekende bestemming stopt. Tegen die achtergrond heeft zijn fractie altijd gepleit voor een doortastend risicomanagement. Immers, als men de risico's in beeld heeft en kan beheersen, is men vervolgens ook in staat om de algemene reserve laag te houden. De ondergrens zou men aan de hand van een risicoanalyse moeten bepalen. Wat er meer is, is in beginsel vrij besteedbaar geld. Wat betreft de bouwgrondexploitatie en daarmee samenhangend de reserve Duurzaam Bouwen heeft de wethouder aangegeven nog eens te willen praten over concrete projecten. Voor enkele daarvan is dat op zijn minst wenselijk. De heer VAN DER VELDE gaat ervan uit dat juist € 500.000,- naar de algemene reserve gaat en de rest ad € 1.169.597,- naar Majeure Projecten. Hij deelt het standpunt van de heer Bruring ten aanzien van de algemene reserve. Hij kan zich echter ook voorstellen dat, gezien de situatie, het college het wel prettig vindt wat ruimte te hebben bij het opstellen van de begroting. Bij het presenteren van de begroting kan de raad weer besluiten een deel van de algemene reserve over te hevelen naar de reserve Majeure Projecten teneinde de spaarpot gewoon te vullen. Desgevraagd zegt de heer COLIJN dat hij het prima vindt dat de drie voorstellen van SGP/CU worden uitgesteld tot de begroting.
- 10 De heer VAN DER VELDE gaat – met inachtneming van zijn eerste opmerking – akkoord met het voorstel van het college. De heer VAN LAMOEN is benieuwd hoe de verdeling uiteindelijk gaat worden. Zelf voelt hij veel voor het voorstel van de heer Bruring. Hij wacht de concrete verwoording van het college af. Wethouder MEEUWISSE zegt dat het college er de voorkeur aan geeft zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bijlage van het collegeprogramma, waarin rekening is gehouden met € 2,5 miljoen uit de bouwgrondexploitatie en € 1 miljoen uit het jaarrekeningresultaat. Dat betekent dat ook rekening moet worden gehouden met de € 85.000,inzake de Tour de France. Ook dat wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Daarmee komt het aan de algemene reserve toe te voegen bedrag inderdaad op € 669.597,-. Wethouder DE BAT zegt met betrekking tot het klimaatbeleid dat een evaluatie van de betreffende nota al is toegezegd. Op dit moment lopen er enkele projecten. Natuurlijk staan deze onder druk door de reserve Duurzaam Bouwen. Hij wil de financiën liever betrekken bij een totale evaluatie. Volgens de heer BRURING is dat in strijd met het collegeprogramma, waarin staat dat het college de in het Klimaatbeleidsplan 2009-2013 genoemde projecten zal uitvoeren. Wethouder DE BAT bestrijdt dat niet en zal de raad nog dit jaar op de hoogte stellen van de voortgang en dan volgt er nog een aantal jaren. Wethouder DE POOTER begrijpt uit het debat hoe de heer Colijn wenst om te gaan met zijn drie voorstellen. Wat betreft het flankerend ouderenbeleid zegt hij, dat de SGP/CU in het betreffende voorstel in feite zelf het antwoord al heeft gegeven. Op dit moment zijn zoals gebruikelijk afspraken gemaakt met het samenwerkingsverband en het maatschappelijk werk. Die prestaties worden op dit moment ook geleverd. De VOORZITTER concludeert als volgt. Conform het geamendeerde voorstel (€ 669.597,in de algemene reserve en € 1 miljoen in Majeure Projecten) en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Geamendeerd voorstel en geamendeerd besluit nummer 10) Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 11) Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 12)
13. Wijziging Verordeningen Wet investeren in jongeren (WIJ). a. Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren; b. Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren; c. Handhavingsverordening Werk en Inkomen; d. Verordening Cliëntenparticipatie Wet investeren in jongeren en Wet werk en bijstand; e. Verordening toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren. Met betrekking tot het voorstel 13b vindt de volgende discussie plaats. Mevrouw VAN EWIJK merkt op dat een deel van de jongeren aan de zijlijn staat van de samenleving. De WIJ richt zich juist op die jongeren. De WIJ beoogt deze jongeren te activeren en de afhankelijkheid van de bijstand tegen te gaan. Daarbij is volgens de wetgever arbeidsparticipatie van zeer groot belang. Arbeidsparticipatie beschermt jongeren tegen sociale problemen, zoals armoede, sociale uitsluiting, criminaliteit en integratieproblemen. De WIJ verplicht de gemeente om te adviseren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt. De gemeentelijke investering zal gericht zijn op zowel het laatste zetje, dat de jongere nodig heeft naar reguliere arbeid, als op een langdurig traject richting duurzame arbeidsinschakeling. Hoelang de kortste weg daarheen is, verschilt per jongere. Maatwerk is geboden. Zij maakt zich overigens wel zorgen over de jongeren, die nog niet toe zijn aan school en die nog bezig zijn met het opdoen van zeer basale vaardigheden, zoals het vormen van een dagritme, het oefenen van sociale vaardigheden. Dat is ook maatwerk, maar dat gaat nog vooraf aan een leerwerktraject. In de commissie heeft zij al haar zorg uitgesproken over fundamentele afwijkingen voor 16- en 17-jarigen, die onder voorwaarden ook onder de WIJ vallen. Gelukkig blijkt die zorg onterecht te zijn. Uitgezocht is dat er natuurlijk slechts één fundamentele afwijking voor deze jonkies bestaat en dat is dat zij geen recht hebben op een inkomensvoorziening. Verder kunnen zij echter ook gebruik maken van de mogelijkheden die de WIJ biedt. Haar fractie vindt de WIJ een grote uitdaging om als gemeente de jongeren van die zijlijn weg te halen of weg te houden. Zij wil wel heel nadrukkelijk stellen dat het overgrote deel van de jongeren zich hiervoor zelf inzet en zich aan de regels houdt. Die regels moeten nu formeel ook worden vastgelegd. Voor de zeldzame, misschien wel hypothetische gevallen dat een enkeling zich aan regels onttrekt, moeten die regels worden vastgelegd.
- 11 Wat haar betreft blijven de vast te stellen verordeningen vooral in de la liggen. Bij de afstemmingsverordening ziet zij een aantal elementen terug, die volgens haar niet bij de doelgroep passen. Dat zijn delen van artikel 5 en artikel 10, waar het gaat over het horen van belanghebbenden en het opleggen van een maatregel. Zij vindt dat een jongere meer gebaat is bij een opvoedende handeling, een aanwijzing vanuit de gemeente, waar hij/zij iets van kan opsteken. Een jongere moet in principe altijd gehoord worden. Dat kan niet zomaar worden weg geschoven vanwege spoed of omdat het college het horen niet nodig acht. Dat vindt zij onvoldoende reden. Wat haar betreft kunnen lid 2a en 2b van artikel 5 vervallen. Hetzelfde geldt voor de volgorde zoals vastgelegd in artikel 10. Daarin staat dat een maatregel wordt opgelegd en vervolgens staat er dat slechts in uitzonderingen kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Dat vindt zij niet de goede volgorde. Ten principale moet men jongeren eerst een waarschuwing geven, zodat zij de handschoen kunnen oppakken en hun fout kunnen goedmaken. Pas daarna wordt eventueel een maatregel opgelegd. Het college was het daarmee overigens, bij monde van de portefeuillehouder in de commissie, van harte eens. Hij zegde ondubbelzinnig toe dat deze beide zaken zouden worden aangepast in de verordening. Ook de andere fracties stemden daarmee in meerderheid in. Die aanpassing is echter niet gebeurd. De verklaring daarvoor is dat de werkwijze, zoals zij die wil, al wordt gehanteerd en dat de werkwijze in de werkinstructies is vastgelegd. Dat vindt zij echter onvoldoende. Als men een werkwijze wenst met een bedoeling erachter, dan moet deze ook officieel worden vastgelegd, zodat ook bij wisseling van personeel of bestuur daarover geen misverstanden kunnen bestaan. Daar vraagt zij nu dan ook om. Schrap artikel 5.2a en b en leg in artikel 10 vast dat het geven van een schriftelijke waarschuwing in principe altijd vooraf gaat aan het opleggen van een maatregel. Dan is pas vastgelegd zoals het echt gewenst is en zoals door de portefeuillehouder is toegezegd. Zij dient dit in als een amendement, waarop zij graag een reactie van de andere fracties verneemt. GroenLinks is blij met de WIJ en stemt met de verordeningen in met uitzondering van de artikelen 5.2a en b en artikel 10.2 van de afstemmingsverordening (13b). De heer VAN LAMOEN constateert dat het hier gaat om vijf verordeningen, voortvloeiend uit de wet WIJ en heeft daarop de volgende reactie. Zowel FNV Jong als de VNG hebben aanhoudend kritiek op deze wet, omdat deze niet zou werken. Hij zou omslachtig zijn en het werkleeraanbod had veel beter en efficiënter geregeld kunnen worden via de Wwb.
Nu moet een hoop bureaucratische energie worden gestoken in allerlei regelingen en dat is toch jammer. In de commissie heeft zijn fractie al aangegeven moeite te hebben met artikel 12.2d, dat bij een benadelingsbedrag van € 4.000,- aan jongeren een maatregel wordt opgelegd gedurende een maand van 100% van de WIJ-norm. Dat betekent dat deze dan niets krijgt. Toch moet zo iemand ook een maand leven. Het lijkt hem dan ook geen handige maatregel voor jongeren. Nu zou deze in de praktijk nooit worden opgelegd, maar dan vindt hij dat dit ook in de verordening netjes moet worden geregeld. Hij stelt voor, als amendement, om in plaats van één maand 100%, twee maanden 50% op te leggen. Hij hoort hierop graag een reactie. Verder staat in de toelichting van het college iets over het doen van aangifte bij zeer ernstige misdragingen. Het college ziet het nemen van een maatregel en het doen van aangifte als twee losse zaken en legt voor de tweede de bal bij de medewerker. De SP-fractie vindt dat dit principe moet worden losgelaten. In de commissie had hij begrepen dat het college dezelfde mening was toegedaan. In de stukken staat echter iets anders. Ieder heeft er in de media kennis van kunnen nemen wat een impact misdragingen kunnen hebben op het veiligheidsgevoel. Dat betekent soms dat het slachtoffer geen aangifte doet, om welke reden dan ook. Volgens hem is de beste waarborg voor het gevoel van veiligheid voor de werknemers dat de werkgever in de regel aangifte doet en dat de bal en de druk zo min mogelijk bij de medewerkers wordt gelegd. Hij dient daartoe de volgende motie in. “De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op 17 juni 2010, kennis genomen hebbende van het raadsvoorstel en raadsbesluit “Afstemmingsverordening WIJ”, overwegende dat: in de toelichting bij artikel 13 van genoemde verordening wordt gesteld dat bij zeer ernstige misdragingen het doen van aangifte bij de politie los staat van het nemen van een maatregel door het college, en dat de keuze om aangifte te doen bij de politie wordt gelegd bij de getroffen functionaris; een individuele functionaris kan besluiten af te zien van het doen van aangifte, bijvoorbeeld uit angst voor repercussies van de dader; de gemeente Goes als werkgever zorg heeft te dragen voor een gevoel van veiligheid onder het gehele personeel; het afzien van het doen van aangifte niet bijdraagt aan het gevoel van veiligheid van werknemers, zeker niet als de achtergrond van het afzien van die aangifte mogelijk is gelegen in angst voor de dader;
- 12 -
het strafrechterlijk wegkijken van dergelijke zeer ernstige misdragingen onwenselijk is;
roept het college op om bij zeer ernstige misdragingen tegen medewerkers van de gemeente, voor zover die als misdrijf kunnen worden aangemerkt en geen aangifte van het slachtoffer zelf vereist is, als werkgever in de regel aangifte te doen bij de politie; en gaat over tot de orde van de dag.” Namens de SP-fractie, Floor van Lamoen Mevrouw HUISSOON is ook blij met de WIJ. Zij onderschrijft de woorden van mevrouw Van Ewijk, dus ook het door haar ingediende amendement met betrekking tot de artikelen 5.2a en b en artikel 10. Ten aanzien van de opmerking van de heer Van Lamoen over artikel 12 wacht zij eerst de reactie van het college af. Mevrouw VAN WAVEREN is van mening dat deze verordeningen nu eenmaal nodig zijn. Anderzijds moeten ze vooral ten dienste staan van mensen. Dat bepaalt ook haar reactie op de voorstellen en opmerkingen van SP en GroenLinks. Zij heeft veel sympathie voor de motie van de SP als het gaat om het doen van aangifte. Zij vraagt zich echter wel af of er niet al een soort overkoepeling is, die dat al regelt. Zij denkt daarbij aan een soort gemeentelijk protocol. Dat zou de motie wellicht overbodig maken. Graag een reactie hierop van het college. Wat betreft artikel 12 vindt zij dat, als iemand onterecht een bedrag van minimaal € 4.000,- heeft ontvangen, het normaal is dat dan een redelijke maatregel wordt opgelegd. Zij heeft daar dan ook geen bezwaar tegen, ongeacht of dat in één maand 100% is of in twee maanden 50%. Wat betreft de door GroenLinks genoemde artikelen 5 en 10 geldt volgens haar zeker, dat verordeningen er voor de mens zijn en niet andersom. Als het college geen bezwaar heeft tegen de amendementen van GroenLinks, dan vindt ook zij dat geprobeerd moet worden zo zorgvuldig mogelijk en zoveel mogelijk mens gericht te werken. Hoewel zij nog graag de reactie van het college hoort, heeft zij in elk geval weinig bezwaar tegen de voorstellen van de beide fracties. De heer HEIJBOER heeft eveneens vraagtekens bij artikel 10. Hij wacht de reactie van het college daarop af. Voor wat betreft de door de SP ingediende motie sluit hij zich aan bij het CDA. Mevrouw VAN HEUGTEN refereert aan de discussie hierover in de commissie. Veel van de daar gemaakte opmerkingen zijn inmiddels opgenomen in de nu voorliggende verordeningen. In principe zou haar fractie een heel eind mee kunnen met de motie en amendementen van SP en GroenLinks. Die gevoelens zijn ook in de commissie naar voren gebracht. Voor een definitief besluit daarover wacht zij echter eerst het antwoord van het college af.
De heer SCHUURBIERS vindt dat de wethouder in de commissie heel duidelijk is geweest. De toegezegde aanpassingen zijn ook keurig verwerkt in de diverse verordeningen. Op één punt wil hij nog zijn steun uitspreken. Bij de afstemmingsverordening heeft hij erop gewezen dat men die in feite ook al kent bij de Wwb en die zou zoveel mogelijk worden gevolgd. Daar staat bij het benadelingsbedrag van € 4.000,- dat dit met 50% gebeurt in plaats van 100%. Hij steunt derhalve het betreffende amendement van de SP. Wethouder DE POOTER concludeert dat twee aspecten de hoofdrol spelen, te weten het waarschuwen en het opleggen van maatregelen. Het opleggen van maatregelen is verdeeld in twee categorieën, genoemd in artikel 9. Deze geven de zwaarte aan van het gedrag van betrokkene. In artikel 12 wordt de sanctie geregeld. In de werkinstructie is opgenomen dat in principe altijd mensen uitgenodigd worden, een waarschuwing krijgen, omdat men anders in strijd met deze verordening handelt. Wil men immers, wanneer gedrag getoond is, direct overstappen vanuit de eerste categorie naar een maatregel, dan haalt men later bij de rechter bakzeil. Uit jurisprudentie blijkt dat men altijd eerst met waarschuwingen moet werken. In de tweede categorie gaat het over andere zaken en daar is ook het benadelingsbedrag en het sanctioneren op uitkering aan gekoppeld. In feite heeft men het dan over frauduleus handelen van betrokkene. Zodra de fraude vaststaat en men als college voldoende argumenten heeft om daadwerkelijk aan te tonen dat er sprake is van fraude, van ernstig gedrag dan wel onredelijke eisen, dan is het mogelijk en volgens hem juist op dat moment een sanctie toe te passen van 100%. Het komt inderdaad weinig voor, maar het zou toch zeer bijzonder zijn dat men onverkort doorgaat met het verstrekken van een uitkering terwijl er sprake is van fraude. Wat betreft het doen van aangifte bestaat er een algemene regel. Incidenteel vinden misdragingen plaats op andere afdelingen in het stadskantoor en het is altijd mogelijk dat de werkgever aangifte doet. Het anonimiseren in zo'n aangifteproces is overigens heel lastig. Immers, als aangifte wordt gedaan is de zaak helder voor zowel degene die aangifte doet (eventueel de werkgever of de directeur van de sector), maar betrokkene weet natuurlijk heel goed met wie hij/zij een conflict heeft gehad binnen het gebouw. Het probleem van de totale anonimisering met betrokkene wordt dus niet opgelost. Overigens is het zo dat de medewerkers worden getraind op het omgaan met agressie. Er is altijd een achtervang op het moment dat zo'n situatie gebeurt. Natuurlijk wil het college dat werknemers zich vrij kunnen bewegen en zich veilig voelen in de spreekkamers, in dit geval bij Sociale Zekerheid. Het is in feite dus geregeld in een algemeen protocol, zoals door het CDA al aangegeven. Afhankelijk van de situatie wordt op zo'n moment gereageerd. Zowel betrokkene als de werkgever kan aangifte doen.
- 13 De heer LAMOEN vraagt of in het protocol is geregeld dat in de regel door de werkgever aangifte wordt gedaan, of dat daarin is geregeld dat het mogelijk is dat de werkgever aangifte doet. Wethouder DE POOTER antwoordt dat de werkgever aangifte doet. Desgevraagd zegt hij dat het initiatief door beiden kan worden genomen. Mevrouw VAN WAVEREN vraagt hierop, als een ambtenaar geen aangifte wil doen, of het dan zo is dat de werkgever het wel doet omdat de regel dat voorschrijft. Wethouder DE POOTER bevestigt dit. De regel is dat de werkgever altijd aangifte doet. De heer HEIJBOER vraagt of er in gevallen van fraude wellicht beter gecommuniceerd kan worden. Wethouder DE POOTER antwoordt dat, als er sprake is van gedrag zoals in de tweede categorie is genoemd, er natuurlijk vaak een gesprek plaatsvindt. Er kunnen echter omstandigheden zijn, waardoor er geen gesprek ontstaat en waardoor er zeker geen sprake is van een waarschuwing. Bijvoorbeeld als iemand met een uitkering vertrekt uit de gemeente zonder dat te melden. Als betrokkene vervolgens wordt uitgenodigd en deze niet verschijnt, dan gaat men over tot beëindiging van de uitkering zonder waarschuwing. Zo zijn er wel meerdere zaken van fraude te benoemen, op basis waarvan de gemeente moet overgaan tot sanctie. De VOORZITTER concludeert dat het college adviseert de amendementen en de motie in te trekken. Tweede termijn. De heer VAN LAMOEN leidt uit de beantwoording af dat de gemeente in alle gevallen aangifte doet, wat de motie overbodig maakt. Hij trekt deze dan ook in. Wel hoopt hij dat de toelichting bij de verordening op dezelfde wijze wordt aangepast. Voor wat betreft het amendement blijft hij er moeite mee hebben dat betrokkene een maand lang niets heeft om van te leven. Dat lokt volgens hem uit dat mensen op andere wijze gaan proberen aan geld te komen. De zwaarte van de maatregel door het over twee maanden uit te spreiden blijft financieel gelijk, maar zorgt er in elk geval voor dat betrokkene leefgeld heeft. Dat informeel ingediende amendement wil hij om die reden formaliseren. Het luidt als volgt. “De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op 17 juni 2010, kennis genomen hebbende van het raadsvoorstel "Afstemmingsverordening WIJ", gehoord de beraadslagingen, besluit: artikel 12 lid 2 sub d van voornoemde verordening als volgt te wijzigen: "d. bij een benadelingsbedrag van € 4.000,- of meer: 50% van de WIJ-norm";
-
artikel 12 lid 3 van voornoemde verordening als volgt te wijzigen: "3. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand voor de maatregelen genoemd in het tweede lid sub a, b en c en op twee maanden voor de maatregel genoemd in het tweede lid sub d."
en gaat over tot de orde van de dag.” Namens de SP-fractie, Floor van Lamoen. Mevrouw VAN EWIJK handhaaft het door haar ingebrachte amendement. Het geven van een schriftelijke waarschuwing bevat volgens haar een heleboel verschillende elementen. Enerzijds zegt de portefeuillehouder dat de werkwijze al zo is. Dan lijkt het haar geen enkel bezwaar dat ook zo in de verordening op te nemen. Vervolgens zijn er volgens de portefeuillehouder overtredingen van twee categorieën. Het verschil zit echter volgens haar in de zwaarte van de te treffen maatregel. Bij categorie 1 is dat 20% en bij categorie 2 is dat terecht - 40%. Zij vindt echter niet dat er een verschil moet zijn in de werkwijze. Als een jongere een verkeerde datum opgeeft, dan vindt zij dat die jongere zelf moet kunnen aangeven dat hij zich heeft vergist en het vervolgens terugbetaalt. Dat vindt zij een opvoedend element. Als hij het vervolgens nog een keer flikt, is hij natuurlijk de klos. Als een jongere niet komt opdagen wanneer daarom wordt gevraagd, dan is ook zijn beurt voorbij. Daar bestaat allemaal geen misverstand over. Zij vindt echter dat zeker jongeren de kans moeten krijgen hun fout terug te draaien. Daar is haar amendement op gericht. Mevrouw VAN WAVEREN heeft er begrip voor dat, als iemand bewust fraude pleegt voor meer dan € 4.000,-, de uitkering acuut mag worden stopgezet. Zij kan zich echter voorstellen dat mensen onterecht een uitkering hebben laten doorlopen of bijvoorbeeld een bedrag voor scholing hebben ontvangen, wat zij achteraf niet hadden mogen declareren. Dan gaat het misschien ook om een bedrag van € 4.000,-, maar die mensen hebben dat geld niet zomaar op de plank liggen om een maand uit te zingen. Haar vraag is in hoeverre het mogelijk is daar onderscheid in te maken. De heer SCHUURBIERS herhaalt zijn vraag of in de afstemmingsverordening voor de Wwb bij dit artikel bij een benadelingsbedrag van € 4.000,- een 50% norm geldt en dat in dit geval wordt gekozen voor 100%. Als dat zo is, dan hoort hij graag wat de reden is dat dit verschillend wordt toegepast. De heer HEIJBOER zag ook graag dat er één norm gehandhaafd blijft en dat is voor hem 50%. Mevrouw VAN HEUGTEN ondersteunt dit. Mevrouw HUISSOON is het volledig met mevrouw Van Ewijk eens. Zij steunt derhalve het tweeledige amendement.
- 14 Wat betreft de schending van de inlichtingenplicht zou zij het goed vinden dat de sanctie daarop naar 50% gaat. Wethouder DE POOTER geeft nog een korte toelichting. Genoemd is artikel 5.2a en b. Er zijn bijzondere situaties, waarbij het niet mogelijk of gewenst is en/of wanneer er spoed vereist is, gelet op het gedrag van betrokkenen, dat men eerst gaat waarschuwen dan wel gaat uitnodigen. Het gaat hier om middelen van Sociale Zekerheid. Hij heeft al gesteld dat het slechts in geringe mate voorkomt. Jongeren en ook Wwb-ers tonen juist de spankracht om zich telkens weer opnieuw schrap te zetten om deel te nemen aan arbeidsparticipatie. Er zijn echter omstandigheden, op basis waarvan men met de sociale zekerheidsmiddelen en de middelen Wwb soms over moet gaan tot maatregelen, zoals genoemd. Dat, zonder dat men daar betrokkenen over kan horen. Mevrouw VAN EWIJK zegt bij interruptie dat zij slechts heeft voorgesteld er een aantal bepalingen uit te halen. Verder is zij het geheel met het voorstel eens. Wethouder DE POOTER heeft daar begrip voor, maar vindt dat er soms situaties zijn, waarin men niet komt aan het eerst horen, omdat er geen mogelijkheid is betrokkene te benaderen. Van mevrouw VAN EWIJK mogen die bepalingen er ook gewoon in blijven staan. Wethouder DE POOTER is van mening dat vaststelling van de ernst of de mate van verwijtbaarheid zeer subjectief is. Het gaat dan over de tweede categorie. Op een bepaald moment kan men vaststellen dat er sprake is van hoge verwijtbaarheid, wanneer bijvoorbeeld niet wordt voldaan aan de inlichtingenplicht (bijvoorbeeld in geval van verhuizing) en men toch een uitkering blijft ontvangen. Het college is van mening dat daar een tweede categoriemaatregel bij past. Het is in zo'n geval ook vaak niet mogelijk betrokkene uit te nodigen. Betrokkene heeft immers vaak de vooropgezette bedoeling niet gehoord te willen worden! Mevrouw VAN EWIJK bestrijdt die maatregelen ook niet. Het gaat haar om de vereiste spoed, wat altijd relatief is. Iemand kan altijd binnen een dag uitgenodigd worden. Het gaat haar om het door het college "niet nodig geacht worden om". Die bepalingen wil zij er uit hebben. Wethouder DE POOTER herhaalt hierop zijn eerder genoemde voorbeelden. Tot mevrouw Van Waveren zegt hij dat ingrijpen in een Wwb-uitkering met een maatregel een buitengewoon zware sanctie is, ongeacht het percentage. Het betekent dat in de praktijk, gelet op de omstandigheden van betrokkenen, het wel voorkomt dat – wanneer men met betrokkene aan tafel zit – voor een praktische toepassing wordt gekozen van bijvoorbeeld tweemaal 50%. Het antwoord op de vraag van de heer Schuurbiers over het onderscheid met de Wwb heeft hij niet onmiddellijk paraat. Wel weet hij dat er ook in de Wwb situaties zijn, dat op basis van het benadeelde gedrag een 100% korting kan worden opgelegd.
Een mogelijkheid is hetzelfde artikel van toepassing te laten zijn op de Wwb. Dan loopt deze in de pas met de WIJ als het over het benadeelde gedrag gaat. De heer VAN LAMOEN ziet dat als een amendement op een verordening die er al ligt en dat lijkt hem niet de bedoeling. De VOORZITTER schorst hierop de vergadering voor collegeoverleg. Na heropening krijgt wethouder DE POOTER het woord. Hij stelt de raad voor in de volgende vergadering opnieuw over dit onderwerp te discussiëren. Hij wil graag zoeken naar afstemming met de Wwbverordeningen en de maatregelen. Ook wil hij graag zoeken naar de samenhang binnen deze regio. Desgevraagd door mevrouw VAN EWIJK zegt de VOORZITTER dat 1 juli geen probleem zal zijn voor de deadline en evenmin is het volgens hem een probleem dat dit een hamerraad is. Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 13a, c, d en e) Voorstel nummer 13b wordt ter besluitvorming doorgeschoven naar de (hamer)raad van 1 juli. 14. Wijziging Verordening Langdurigheidstoeslag. Mevrouw VAN WAVEREN zegt dat de wijzigingen duidelijk geen beleidsmatig karakter hebben en absoluut technisch van aard zijn. Daar heeft zij geen enkel commentaar op. Dat geldt ook voor de fracties van VVD, PvdA, SGP/CU en D66. Mevrouw VAN EWIJK wil niet in herhaling vallen. Deze toeslag staat immers al vanaf april 2009 ter discussie. De pijlen zijn met name steeds gericht geweest op de begrenzingen, die in de begripsbepalingen zijn opgesloten. Het gaat dan met name om artikel 1 lid d en h. In dit verband citeert zij een stukje uit de raadsnotulen van februari 2010. "Aanpassingen van een langdurigheidstoeslag zijn hard nodig. Het is niet voor niets dat bij vrijwel alle gemeentelijke ondersteuningsmaatregelen de grens van 116% wordt gehanteerd. Gebleken is dat dit een groep mensen betreft, die het financieel moeilijk heeft. Het lijkt spreekster dan ook niet meer dan logisch dat zij ook in aanmerking moeten kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Wat betreft het inkorten van de wachttijd stelt het (toenmalige) college dat – welke termijn er ook wordt gekozen (drie of vijf jaar) – het altijd arbitrair blijft. Spreekster betwist dat. Uit allerlei onderzoeken komt steeds meer naar voren dat mensen met een bijstandsinkomen na drie jaar totaal geen financiële buffer meer hebben." Dit is een citaat, niet vanuit het toenmalige betoog van GroenLinks, maar vanuit de woordvoerder van de PvdA. Deze PvdA heeft nu een portefeuillehouder Sociale Zaken in het college.
- 15 Het had overigens wel een citaat van GroenLinks kunnen zijn. Immers, vier maanden geleden is samen met de PvdA een motie ingediend met de bedoeling de inkomensgrens op 116% te krijgen en de referteperiode op drie jaar. Zij heeft zeer ernstig overwogen om precies dezelfde motie wederom in te dienen, maar is toch tot een ander idee gekomen. Zij wil het nieuwe college wat ruimte bieden. In het collegeprogramma "Samen kiezen voor Goes" staat immers dat het college van zins is om in overleg met de Cliëntenraad nieuw beleid te ontwikkelen voor minima. Het college gaat dus met voorstellen komen voor de invulling hiervan. GroenLinks is bereid deze voorstellen af te wachten, omdat zij de voorkeur geeft aan een afgewogen pakket aan maatregelen voor de minima in plaats van er één onderdeel uit te pikken. Zij wil bovendien dat de Cliëntenraad de gelegenheid krijgt, hierover een overwogen advies uit te brengen. De te verwachten voorstellen moeten dat punt dan echter wel meenemen. Zij vindt ook dat de raad deze nog dit jaar moet krijgen. Het college heeft daar in een eerder stadium zelfs al iets over gezegd. Kan de portefeuillehouder dit toezeggen, dan is zij bereid nu in te stemmen met de verordening, inclusief de noodzakelijke toevoegingen vanwege de WIJ, maar met uitzondering van artikel 1 lid d en h. Mevrouw PASSIEUX zegt dat de langdurigheidstoeslag bedoeld is voor mensen, die langdurig moeten leven van een zeer laag inkomen. Door verandering in de wetgeving is de leeftijdsgrens, waarboven de langdurigheidstoeslag wordt toegekend, verlaagd van 23 naar 21 jaar. Hiermee bedoelt de wetgever kennelijk dat iemand, die drie jaar een laag inkomen heeft, dat langdurig doet. Immers, tussen 18 en 21 jaar zit drie jaar. Men ziet dan ook dat veel gemeenten (bijvoorbeeld Borsele, Vlissingen en Hulst) hun referteperiode na drie jaar hebben aangepast. De voorliggende verordening slaat echter een andere weg in. Er wordt voorgesteld om voor een 21-jarige een andere termijn aan te houden dan voor 22-jarigen en weer een andere voor 23+-ers. Dat vindt zij vreemd. Een 30-jarige met een jong gezin, die drie jaar op of vlak boven het sociaal minimum leeft, heeft het niet makkelijker dan een 21-jarige die drie jaar een laag inkomen heeft. Toch zou die 21-jarige wel en die 30-jarige niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Deze vorm van leeftijddiscriminatie vindt zij ongewenst. Zij dient dan ook een amendement in om de referteperiode voor iedereen naar drie jaar te brengen. Dit amendement luidt als volgt. “De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op 17 juni 2010, kennis genomen hebbende van het raadsvoorstel “Wijziging Verordening langdurigheidstoeslag”; overwegende dat:
-
-
-
de in het voorstel gehanteerde definitie van de referteperiode een trapsgewijze verhoging van 36 maanden naar 60 maanden hanteert, afhankelijk van de leeftijd; het minder snel verstrekken van een langdurigheidstoeslag aan iets oudere mensen niet gerechtvaardigd wordt door een verschil in ernst in problematiek; hiermee een ongewenste vorm van leeftijdsdiscriminatie wordt geïntroduceerd;
constaterende dat: de verlaging van de leeftijdsgrens voor recht op een langdurigheidstoeslag van 23 jaar naar 21 jaar een verkorting van de referteperiode van 5 naar 3 jaar impliciet met zich meebrengt; veel gemeenten, ook in onze directe omgeving, een referteperiode van 36 maanden voor iedereen hanteren; besluit: artikel 1 sub h van de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Goes 2010 te wijzigen in: “h. referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum”; en gaat over tot de orde van de dag.” Namens de SP-fractie, Loes Passieux. Desgevraagd door mevrouw VAN WAVEREN zegt mevrouw PASSIEUX niet te hebben berekend hoeveel dit gaat kosten en hoe dat gedekt gaat worden. Verder vindt zij dat de gemeente erg karig is met het stellen van een grens aan wat een laag inkomen is, dus voor welke categorie inkomens deze langdurigheidstoeslag is bedoeld. De gemeente neemt de absolute minimumgrens van de netto bijstandsnorm plus deze langdurigheidstoeslag, nog geen 105% van het sociaal minimum. De formuleringen zijn echter tamelijk ingewikkeld, zodat dit niet in één oogopslag te zien is. De wet biedt echter ruimte om tot 120% te gaan. De SP-fractie vindt dat Goes, als beste gemeente van het jaar, hier wel eens zijn beste beentje voor had mogen zetten. Daarom stelt zij voor de grens van 116% van de netto bijstandsnorm, die elders bij het minimumbeleid in Goes wordt gehanteerd, ook hier in te stellen. Dit biedt tevens de mogelijkheid om de armoedeval te beperken. In de hoogte van de toeslag kan een stap worden aangebracht door tot 108% van de netto bijstandsnorm de gehele toeslag toe te kennen en tussen 108% en 116% de helft. Ook dit heeft de SP verwoord in een amendement met de volgende tekst.
- 16 De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op 17 juni 2010,
Namens de SP-fractie, Loes Passieux”.
De afgelopen raadsperiode heeft de PvdA steeds opnieuw gepleit voor aanpassingen in de langdurigheidstoeslag. Zo is al eerder voorgesteld de norm te verhogen naar 105 tot 116%. Daarnaast is meerdere keren ingezet op verkorting van de referteperiode van vijf naar drie jaar. Helaas was daarvoor steeds geen meerderheid in de raad. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij de strekking van de voorstellen van GroenLinks en de SP onderschrijft. De vraag is alleen of dat vanavond (ad hoc) moet gebeuren. Zij wil bovendien eerst het antwoord van het college afwachten alvorens een definitief standpunt in te nemen. Wethouder DE POOTER zegt dat in het collegeprogramma is opgenomen dat een bedrag van € 62.500,- wordt bestemd voor het minimabeleid. Eerder heeft het college al gemeld dat later dit jaar nog op een aantal zaken uit het collegeprogramma wordt teruggekomen. Naar aanleiding van de suggestie van GroenLinks zegt hij toe uiterlijk bij de begrotingsbehandeling met een concreet voorstel te komen over de referteperiode en het percentage, zoals ook door de SP is genoemd. Op dit moment is de langdurigheidstoeslag geregeld als gevolg van de WIJ voor de komende periode. Hij ontraadt de amendementen en stelt voor de begrotingsvergadering af te wachten. De heer VAN LAMOEN is bereid de amendementen aan te houden tot het moment van de aangekondigde bespreking. Mevrouw VAN WAVEREN wijst erop dat als nu wordt gestemd over de verordening, amendementen niet kunnen worden aangehouden tot een volgende bespreking. De heer VAN LAMOEN zegt hierop dat hij in dat geval de amendementen wel inbrengt. Als deze worden afgewezen behoudt zijn fractie zich het recht voor, deze later alsnog in te dienen. Mevrouw VAN EWIJK vindt de beantwoording van de portefeuillehouder voldoende reden om in te stemmen met het voorstel met uitzondering van artikel 1, lid d en h. De VOORZITTER brengt vervolgens de beide ingediende amendementen in stemming. Beide worden verworpen met alleen de stemmen van de SP voor. De heer VAN LAMOEN geeft als stemverklaring dat hij de aantekening wenst dat de SP het niet eens is met het gestelde in artikel 1, lid d en h. Bij h verwacht hij dat dit juridische consequenties kan hebben. Met die aantekening wordt vervolgens conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming besloten. (Voorstel en besluit nummer 14)
Mevrouw VAN HEUGTEN reageert op het door mevrouw Van Ewijk geciteerde stuk uit de raadsnotulen van februari. In principe neemt zij daar niets van terug, maar zij wilde eerst de aangekondigde amendementen van de SP afwachten.
15. Voorstel tot het vaststellen van de 75 tot en met de 84e begrotingswijziging 2010. De heer BRURING vraagt naar aanleiding van de 77e wijziging (dividend BNG 2009) waarom het bedrag aan de post onvoorzien wordt toegevoegd en niet aan de algemene reserve.
kennis genomen hebbende van het raadsvoorstel “Wijziging Verordening langdurigheidstoeslag”, overwegende dat: de gehanteerde definitie van “laag inkomen” van meerdere factoren afhankelijk is; hierdoor voor belanghebbenden niet eenvoudig is vast te stellen of zij juist wel of juist niet aan de norm voldoen; de problematiek van een langdurig laag inkomen ook geldt voor een inkomen van net boven de netto bijstandsnorm; het wenselijk is de armoedeval te beperken; constaterende dat: het uit oogpunt van eenvoud en transparantie wenselijk is de norm voor een laag inkomen te definiëren als een vast percentage van de bijstandsnorm; voor overige verstrekkingen aan minima door de gemeente een norm van 116% van de bijstandsnorm wordt gerekend; de grens van 116% ruimte schept de armoedeval te beperken door een lager bedrag toe te kennen bij inkomens boven de 108% van de bijstandsnorm; besluit: artikel 1 sub d van de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Goes 2010 te wijzigen in: “d. laag inkomen: het in enig jaar ontvangen netto jaarinkomen dat niet hoger is dan 116% van de netto bijstandsnorm”; aan artikel 4 lid 1 van deze verordening toe te voegen tussen “…de langdurigheidstoeslag” en “is gelijk aan 38%...”: “voor personen met een jaarinkomen van ten hoogste 108% van de netto bijstandsnorm”; achter artikel 4 lid 1 voornoemd een lid 1a. toe te voegen: “1a. De hoogte van de langdurigheidstoeslag voor personen met een jaarinkomen van meer dan 108% van de netto bijstandsnorm bedraagt de helft van het in lid 1 genoemde bedrag.” en gaat over tot de orde van de dag.
e
- 17 Wethouder MEEUWISSE heeft hier als enige antwoord op dat het college het een goed idee leek gezien de stand van de post onvoorzien. De heer VAN DER VELDE leest in de toelichting bij de 75e wijziging (regioarrangement Cultuur) over de subsidie voor het Festival Beelden a/h Water. Hij wil hierop graag een toelichting van de wethouder, omdat hem niet duidelijk is of hier nu wel of niet iets wordt toegezegd. Wethouder DE POOTER zegt dat de beschikking is afgegeven door de provincie ten aanzien van Beelden a/h Water en het bedrag. Vervolgens heeft de gemeente de verplichting op basis van het subsidieverzoek van Beelden a/h Water om dat bedrag door te sluizen naar de stichting. De raad heeft kennis kunnen nemen van het krantenbericht dat het verzoek 2010 is ingetrokken. Dat betekent dat de gemeente het bedrag ad € 10.000,- terug moet storten aan de provincie omdat de prestaties niet worden gehaald. Conform het voorstel en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. (Voorstel en besluit nummer 15) 15a. Motie vreemd aan de orde van de dag (SP). Deze motie luidt als volgt. “De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op 17 juni 2010, overwegende dat: Delta NV voornemens is een vergunning aan te vragen voor de bouw van een tweede kerncentrale bij Borssele; dit nog ter beoordeling is van een nieuwe regering; het probleem van de opslag van kernafval nog steeds niet structureel is opgelost; hoewel een kerncentrale minder CO2-uitstoot geeft dan een energiecentrale voor andere fossiele brandstoffen, een kerncentrale nog altijd geen duurzame oplossing voor de energieleverantie is; de bouw van een enorm project als een grote kerncentrale een investering vergt van miljarden euro’s, met daarbij grote financiële risico’s, bijvoorbeeld in geval van vertragingen of budgetoverschrijdingen; de financiële positie van Delta NV het doen van een investering van deze omvang en met dit risico niet toestaat; hierdoor het vrijwel zeker is dat een eventuele tweede kerncentrale geheel of grotendeels in buitenlandse handen zal komen; constaterende dat: de financiële risico’s die worden genomen bij het bouwen van een tweede kerncentrale bij Borssele niet in het belang zijn van de aandeelhouders;
verzoekt het college: op de aandeelhoudersvergadering van aanstaande 21 juni namens de aandeelhouder gemeente Goes het voorstel te doen de plannen voor een tweede kerncentrale bij Borssele te stoppen; de raad op de hoogte te brengen van het resultaat; en gaat over tot de orde van de dag.” Namens de SP-fractie, Floor van Lamoen. De heer VAN LAMOEN geeft een toelichting. In de commissie heeft men kunnen zien dat de financiële positie van Delta onder druk staat en toch is men met een zeer ambitieus project bezig, dat miljarden gaat kosten en enorme risico's met zich meebrengt. Delta kan dat niet trekken. Daarbij is de SP toch al niet al te enthousiast over een kerncentrale. Volgens zijn fractie zijn er betere en meer duurzame alternatieven voor energievoorziening. Hij vindt het geen goed plan dat Delta doorgaat op deze weg van miljarden verspillen en maar hopen dat er iets van terugkomt. Vandaar deze motie, waarin hij het college verzoekt dit aanstaande maandag in de aandeelhoudersvergadering naar voren te brengen. Mevrouw VAN HEUGTEN zegt dat de PvdA Goes altijd fervent tegenstander van kernenergie is geweest en zal – zolang er geen goede oplossing is gevonden voor het afval – altijd tegen blijven. Dat is voor haar de voornaamste reden om de motie te steunen. Maar ook de andere genoemde punten kan zij onderschrijven. Met name de financiële positie van Delta baart haar fractie grote zorgen. Men zit echt niet te wachten op nog meer financiële risico's. De motie wordt daarom van harte ondersteund. De heer COLIJN zegt dat zowel in provincie als in gemeenteraden algemeen bekend is dat men daar als gemeenten of provincie niet over gaat en dat het besluit over een tweede kerncentrale in Den Haag wordt genomen. Dit soort moties heeft daarom weinig zin. Wat betreft het afval zegt hij dat de Covra in Borsele daar de komende honderd jaar een veilige opslag en afkoelingsperiode voor heeft geregeld. Men dient zich ook goed te realiseren dat dit aanzienlijke werkgelegenheid biedt, niet alleen in de kerncentrale, maar ook de conventionele centrale en straks de nieuwe aanleg van een stuk netwerk richting Europa. Hij is derhalve tegen deze motie. De heer ROMIJN zegt dat bijna ieder productiesysteem een aantal nevenproducten heeft. De samenleving realiseert zich gelukkig steeds beter dat die nevenproducten schadelijk kunnen zijn. Wie 20 jaar geleden dacht dat CO2 ooit een schadelijke stof genoemd kon worden, werd niet serieus genomen.
- 18 Soms is het helaas kiezen tussen twee kwaden en is ook niets doen geen alternatief. D66 is van mening dat de benodigde energiemix voor Nederland (ook in meer internationaal verband) nog onvoldoende overwogen is. Zolang de transitie van huidige vervuilende energiesituaties naar een duurzaam energiesysteem nog onvoldoende duidelijk is, moet de ontwikkeling gericht zijn op het kleinste risico. De primaire aandacht van Delta zou dus gericht moeten zijn op schone, duurzame energie. De inspanning van Delta vindt hij te gering. Kernenergie hoort thuis op het tweede plan en mag alleen uitgebreid worden als de transitie naar schone, duurzame energie onvoldoende zou kloppen. Maar dan moet tevens blijken dat er voldoende inspanning is geleverd om dat te bereiken. In tegenstelling tot de SGP/CU vindt hij dat de aandeelhouders van Delta wel degelijk hierin een belang hebben. De winstgevendheid komt direct tot uiting in het uit te keren dividend en vormt dus een bron van inkomsten. Dit ontslaat hen echter niet van de zorg om de risico's voor volgende generaties te beperken. Daarin heeft een aandeelhouder van Delta wel degelijk iets te zeggen. Kijk over de korte termijninkomsten heen en kies voor het duurzaamheidsbeginsel. Dat wil hij meegeven en daarom steunt hij de motie. De heer BRURING stelt dat kernenergie in de eerste plaats geen duurzame wijze van energieproductie is, omdat men daar natuurlijke grondstoffen voor nodig heeft. Verder is het afvalprobleem nog steeds niet adequaat opgelost. Daarbij hangen er nog meer zaken aan, zoals het verhoogd terrorismerisico. Ook de aanvoer van de grondstoffen baart hem zorgen. Wil men overstappen op een duurzame vorm van energieopwekking in de toekomst, dan zouden volgens hem de inspanningen vooral gericht moeten zijn op juist het tot stand brengen van duurzame energie. Het realiseren van een kerncentrale daarbinnen betekent dat de urgentie en de noodzaak op termijn verschoven wordt en een excuus kan vormen om daar op dit moment niet hard aan te hoeven trekken. Anders dan de SGP/CU beweert, is het niet zo dat hier geen gemeentelijke taak zou liggen. Weliswaar niet in publiekrechtelijke zin, daarin geeft hij de SGP/CU-fractie gelijk, maar wel in privaatrechtelijke zin, omdat de gemeente medeaandeelhouder is van Delta NV. De heer COLIJN zegt bij interruptie dat men zich de toebedeelde taak blijkbaar aanrekent als aandeelhouder. Vorige week is discussie gevoerd over het veilig stellen van dividend en hoe zich dat zou gaan verhouden, ook ten aanzien van de begroting. Aan de ene kant beluistert hij dat men zich wil bemoeien met de economische levensvatbaarheid van Delta (als aandeelhouder) en anderzijds wil men een beleidsombuiging bewerkstelligen in de geaardheid van de bedrijfsvoering.
Denkt men in die richting, dan zal men zich ook moeten realiseren, dat de rol als aandeelhouder met betrekking tot winstgevendheid en levensvatbaarheid van de onderneming Delta dan wel heel veel geweld aan wordt gedaan. Immers, op dit moment is Delta volgens hem niet echt in staat een dergelijke ombuiging in de bedrijfsvoering te maken. De heer BRURING blijft niettemin bij zijn vaststelling, dat er weliswaar voor de gemeente geen publieke taak ligt, maar dat er als aandeelhouder van Delta NV wel degelijk invloed kan worden uitgeoefend op de besluitvorming van Delta. Overigens is het niet juist dat de besluitvorming over een tweede kerncentrale nu al bij de regering ligt. Er zal eerst een aanvraag moeten worden ingediend. Vervolgens heeft hij nog een paar opmerkingen over de motie van de SP met betrekking tot de financiële positie van Delta. Anders dan in de overwegingen wordt genoemd, is het voor hem niet zo dat de financiële risico's een benadeling van de aandeelhouders in financiële zin zouden zijn. Als voorbeeld noemt hij de overname van Essent NV door RWG AG. Dat bracht een bedrag op van € 9,3 miljard. Weliswaar werd daar later door de rechter € 950 miljoen van afgehaald, omdat het kernenergieonderdeel moest blijven. Als aandeelhouder is dat natuurlijk positief. Hij vindt echter dat men als aandeelhouder ook een verantwoording heeft met betrekking tot de inhoudelijkheid van een besluit en niet alleen naar de financiële doelstelling. Tegen die achtergrond kan hij zich vinden in het dictum van de motie van de SP en zal die dan ook ondersteunen. De heer VAN DER VELDE zegt dat de VVD voorstander is van de tweede kerncentrale. Het zal dan ook duidelijk zijn dat de motie niet wordt gesteund. De heer POLFLIET zegt dat de zorgen om de financiële situatie binnen Delta regelmatig zijn geventileerd. Gaat het over kernenergie, dan is de CDA-fractie daar niet tegen. Wethouder MEEUWISSE heeft zich erop voorbereid aanstaande maandag te spreken over Evides, de beloning van de directeur en over het hoofdkantoor. Op de kerncentrale had zij zich niet geprepareerd. Dat zal zij alleen doen, wanneer de raad haar daartoe opdraagt. De VOORZITTER brengt de motie in stemming. Voor stemmen de fracties van SP, GroenLinks, PvdA en D66. Tegen stemmen de fracties van VVD, CDA en SGP/CU. De motie is hiermee met 13 tegen 11 stemmen verworpen.
- 19 15b. Motie vreemd aan de orde van de dag ((VVD). Deze motie is mede ondertekend door de fracties van PvdA en CDA en luidt als volgt. De raad van de gemeente Goes, in vergadering bijeen op donderdag 17 juni 2010, heeft er kennis van genomen dat: de glazen plaat van de “kunstbak” op de Vlasmarkt nu al weer een tijdje kapot is; reparatie van de glasplaat rond de zesduizend euro zal gaan kosten; er sinds de aanleg van de kunstbak slechts 2 kunstwerken in ten toon gesteld zijn; het wisselen van de kunst in de bak een tijdrovende en dus kostbare bezigheid is (er moeten meerdere mensen en zwaar materieel aan te pas komen); is van mening dat: de hierboven geschetste situatie ertoe leidt dat er veel extra kosten gemaakt moeten worden; ook al schrijft het kwaliteitshandboek voor dat de Vlasmarkt het karakter van een kunstplein zou moeten hebben, de kunstbak in zijn huidige hoedanigheid daar niet toe bijdraagt; indien vastgehouden moet worden aan de letter van het kwaliteitshandboek, de kunstuiting op dit plein dusdanig moet veranderen dat dit kan, zonder al te hoge structurele kosten; verzoekt het college: om in overleg met de werkgroep KOR te komen tot een oplossing die recht doet aan het gestelde in het kwaliteitshandboek, zonder dat dit leidt tot hoge structurele kosten. Of in overleg met de werkgroep KOR te besluiten de kunstbak te verwijderen zonder vervanging; en gaat over tot de orde van de dag.” Namens: de VVD fractie, B.L.L. van der Velde, de PvdA fractie, H.W. Hoogerland, de CDA-fractie, H.M. van Rees. De heer VAN DER VELDE geeft hierop een korte toelichting. Volgens hem spreekt de tekst voor zich. Het object heeft bij het inrichten van de Vlasmarkt conform het Kwaliteitshandboek invulling gegeven aan de wens van voormalig wethouder Linssen om daar een kunstbak te plaatsen, die regelmatig voorzien zou worden van kunst. Geconstateerd kan worden dat dit gedurende de afgelopen twee jaar slechts twee keer is gebeurd. Bovendien is de glasplaat kapot en gaat het een vermogen kosten om die te vervangen. Het was een leuk initiatief, maar praktisch onuitvoerbaar.
Hij zag graag dat daar nu een oplossing voor wordt gevonden, zoals in de motie is verwoord. Mevrouw LAPORT zegt dat er vanaf het begin inderdaad problemen met de kunstbak zijn geweest. Helaas heeft deze niet bijgedragen tot de uitstraling van de Vlasmarkt. Er is sprake geweest van vandalisme en ook door de vorstperiode is er schade geweest. Volgens haar zijn er meer dan twee exposities geweest, maar dat neemt niet weg dat zij vindt dat de huidige situatie niet werkt. Wel pleit zij ervoor de kunstbak te behouden. Verwijderen en opruimen zou zij echt jammer vinden. Zij hoopt dat er een andere plaats kan worden gevonden. Het lijkt haar goed dat in samenwerking met KOR te doen. De heer LUKASSE steunt de motie. Mevrouw HUISSOON was destijds enthousiast over de realisering van een kunstvak op de her in te richten Vlasmarkt. Dat was mede ingegeven door de toenmalige werkgever, die daar met verve over kon spreken. Dat enthousiasme is nu omgedraaid in een teleurstelling. De kunstbak is slechts twee keer gevuld geweest. Ook zij wil dat er een goede oplossing komt en daarom steunt zij de motie. De heer BRURING steunt eveneens de motie. Ook hij heeft geconstateerd dat de kunstbak niet altijd in gebruik is. Het besluit van de motie laat nog alle ruimte open om iets met de kunstbak te doen. Hij wil als suggestie meegeven in hoeverre scholen kunnen worden ingeschakeld om hieraan invulling te geven, zodat er in elk geval iets mee gebeurt. Mevrouw PASSIEUX kan meegaan met de motie en is het eens met het standpunt van de PvdA dat het jammer zou zijn als de kunstbak zou verdwijnen. Als deze wordt verplaatst, dan moet het wel naar een opvallende plek zijn en het moet mogelijk zijn dat er beter in kan worden gekeken. Overigens ligt er al een hele tijd iets in, dus in die zin snapt zij de opmerking van de SGP/CU niet. Wethouder DE POOTER zegt dat uiteraard wat in de motie staat in overleg met KOR zal worden bekeken. Er zal zeker naar een praktische oplossing worden gezocht om de kunstbak toch nog ergens te benutten. Hij is het ermee eens dat de huidige situatie niet geschikt is. De VOORZITTER concludeert dat de motie raadsbreed is aangenomen en door het college zal worden uitgevoerd. 16. Sluiting De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.45 uur. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goes in zijn openbare vergadering van 15 juli 2010. de griffier,
drs. J.W. Scherpenzeel
de voorzitter,
drs. D.J. van der Zaag