Raadsmededeling
Nummer Datum B&W datum Portefeuillehouder Onderwerp
: 5/2010 : 12 januari 2010 : : W.G. ten Voorde : Paragraaf archeologie van het bestemmingsplan Woonzorgcentrum Hoge Veld.
Aanleiding Naar aanleiding van het bestemmingsplan Woonzorgcentrum Hoge Veld heeft de her Navis van de VVD-fractie enkele vragen aangaande het verrichtte archeologisch onderzoek gesteld. Het volgende hebben wij geconstateerd. Bij het archeologisch onderzoek heeft eerst een bureauonderzoek plaatsgevonden, dat vervolgens heeft geleidt tot een veldonderzoek dat ook heeft plaats gevonden? Bij het veld onderzoek zijn boringen verricht. Behoudens boring 03, levert geen van de overige boringen archeologische vondsten op. Bij boring 03 wordt een ‘ondetermineerbare scherf’ gevonden. Ten aanzien van het bouwplan wordt in het rapport het volgende opgemerkt; In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Op het moment van rapporteren is de verstoringsdiepte bij het te bouwen woonzorgcentrum nog onbekend. Aangenomen mag worden dat de geplande bodemingrepen dieper reiken dan het archeologisch relevante niveau. Ingevolge de plankaart wordt het gehele gebied, aangemerkt met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Aan deze dubbelbestemming zijn, ondanks een wijzigingsbevoegdheid voor het college, ingrijpende voorschriften verbonden. Naar aanleiding van het ingediende zienswijzen heeft het college doen besluiten dat het bouwplan wordt gewijzigd en dat de bebouwing deels wordt onderkeldert. Dit lijkt anders dan in het archeologisch onderzoek is aangenomen. Dit roept bij ons de volgende vragen op. 1. Zijn mijn constateringen en bevindingen juist? 2. Leidt één ondetermineerbare scherf tot een ingrijpende dubbelbestemming Waarde – Archeologie? 3. Is er naar aanleiding van de wijziging van het bouwplan nog contact geweest met het onderzoeksbureau? Zo niet, waarom niet? Zo ja, tot welke conclusies heeft dit geleidt? 4. Had de bekendheid van het bouwplan ten tijde van het onderzoek tot andere aanbeveling kunnen leiden en daarmee een andere plankaart? 5. Heeft het college overwogen de dubbelbestemming te schrappen? 6. Welke mogelijke consequenties zou het schrappen van deze dubbelbestemming uit het voorliggende bestemmingsplan kunnen hebben? Graag zien wij een beantwoording van deze vragen voor de raadsbehandeling tegemoet.
-2-
Uiteraard ben ik tot eventuele verduidelijking van vraagstelling bereidt. een specifieke vraag gesteld ten aanzien van het uitgevoerde archeologisch onderzoek in relatie tot de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemming “Waarde – archeologie”.
Inhoud mededeling In het kader van het bestemmingsplan Woonzorgcentrum Hoge Veld is een archeologisch onderzoek (een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd. Uit dit onderzoek wordt de conclusie getrokken dat: “Op basis van het voorkomen van intacte bodems kan worden geconcludeerd dat de kans op het voorkomen van archeologische waarden groot is”. Deze rapportage is beoordeeld door de regionaal archeoloog Marc Kocken. Deze beoordeling treft u hierbij aan. Er wordt een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven voorgesteld. Deze proefsleuven en het vervolgonderzoek kunnen worden uitgevoerd op het moment dat de Frankenschool is gesloopt. Dit werk wordt ook uitgevoerd door bureau ADC. Op het moment kan de onderhavige bouwlocatie, gelet op het vorenstaande, in archeologische zin niet vrij worden gegeven en om die reden is voor het gebied een dubbelbestemming opgenomen. Op die wijze worden de archeologische belangen veilig gesteld. Dit is in de gegeven omstandigheden wettelijk gezien verplicht en het niet opnemen van deze bepaling kan tot gevolg hebben dat reeds op die grond het bestemmingsplan wordt vernietigd.
De volgende stukken zijn voor u bijgevoegd: 1. archeologische onderzoek; 2. de beoordeling van het archeologisch onderzoek door de regionaal archeoloog.
De volgende stukken zijn voor u ter inzage gelegd:
’t Hoge Veld te Aalten Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
N. de Jonge J. Huizer
2
Colofon ADC Rapport 1938 ’t Hoge Veld te Aalten Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteurs: N. de Jonge en J. Huizer In opdracht van: BOOT organiserend ingenieursbureau © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, augustus 2009 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: dr. E. Lohof
ISBN 978-90-6836-928-1 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Samenvatting 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Doelstelling en vraagstelling 2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden 2.2 Resultaten 3 Inventariserend Veldonderzoek 3.1 Methoden 3.2 Booronderzoek (VS03) 3.3 Resultaten booronderzoek (VS03) 4 Conclusies 5 Aanbeveling Literatuur Lijst van afbeeldingen en tabellen Bijlage 1 Boorgegevens
4 5 7 7 7 7 7 8 11 11 11 11 12 12 13 13 20
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Coördinaten: Bevoegde overheid: Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): ADC-projectcode: Periode van uitvoering: Beheer en plaats documentatie:
Gelderland Aalten Aalten ’t Hoge Veld onbekend 41 West 236753-438727 / 236813-438761 / 236852-438705 / 236809-438639 Gemeente Aalten dhr. M.H.J.M. Kocken 35033 4109774 Mei 2009 ADC ArcheoProjecten te Amersfoort
5
Samenvatting In opdracht van BOOT organiserend ingenieursbureau heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied ’t Hoge Veld in Aalten. In het plangebied is de bouw van een nieuw woonzorgcentrum gepland. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van het bureauonderzoek werden archeologische resten verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd. Tijdens het booronderzoek is in alle boringen een onverstoord bodemprofiel aangetroffen. In drie boringen is een plaggendek dikker dan 50 cm aangetroffen. Er is een aantal indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische resten in de bodem. In boring 03 is op 70 cm –mv een scherf ondetermineerbaar aardewerk en een spoor van houtskoolspikkels gevonden. ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Geadviseerd wordt om de proefsleuven minimaal 5 tot 10 % van het totale oppervlakte van het deelgebied te laten ontsluiten. Hierbij dient in ieder geval een proefsleuf ter hoogte van boring 03 aangelegd te worden. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
1500 - heden
Middeleeuwen:
450 – 1500 na Chr.
Late-Middeleeuwen
1050 - 1500 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen Romeinse tijd:
450 - 1050 na Chr. 12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd:
800 – 12 voor Chr.
Late-IJzertijd
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
500 - 250 voor Chr.
Vroege-IJzertijd
800 - 500 voor Chr.
Bronstijd:
2000-800 voor Chr.
Late-Bronstijd
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege-Bronstijd
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden Steentijd):
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum
6450 -4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum
8800 - 7100 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd): Laat-Paleolithicum
tot 8800 voor Chr. 35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
7
1
Inleiding 1.1
Algemeen
In opdracht van BOOT organiserend ingenieursbureau heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied ’t Hoge Veld in Aalten. In het plangebied is de bouw van een nieuw woonzorgcentrum gepland. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
1.2
Doelstelling en vraagstelling
Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het omschreven gebied. Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend booronderzoek. Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01 en de geldende beleidsregel van de Staatsecretaris van OCW.1 Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: - Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype? - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 18 mei 2009 en het booronderzoek vond plaats op 19 mei 2009. Meegewerkt hebben: N. de Jonge (fysisch geograaf), J. Huizer (prospector) en E. Lohof (senior prospector).
2
Bureauonderzoek 2.1
Methoden
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, in het bijzonder de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. Het bureauonderzoek wordt gerapporteerd conform LS06. Het onderzoek bestaat uit zes onderdelen (specificaties LS01 t/m LS06). In de eerste vier onderdelen zijn de volgende werkzaamheden verricht: - afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik - beschrijving van de huidige situatie - beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen - beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens Op grond van deze onderdelen wordt een gespecificeerde verwachting van het gebied opgesteld (specificatie LS05). Hierin wordt verwoord of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht. Indien deze worden verwacht worden de (veronderstelde) eigenschappen van de waarden zo gedetailleerd mogelijk aangegeven.
1
Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 juni 2005, nr. WJZ/2005/26210 (8163), tot wijziging van de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid. Het PvA is opgesteld door J. Huizer (prospector) op 18-05-2009.
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
8
2.2
Resultaten
2.2.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01) Het plangebied ligt aan ’t Hoge Veld in Aalten en heeft een oppervlakte van ca 0,6 ha. Het wordt begrensd door de straat ’t Hoge Veld in het noorden, een basisschool in het oosten, de Frankenstraat in het zuidoosten en een flatgebouw in het zuidwesten. De exacte locatie is weergegeven in afbeelding 1 en 2. Er zijn weinig archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar van het plangebied. Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting in het plangebied zijn daarom gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. In het plangebied is de bouw van een nieuw woonzorgcentrum gepland. Hierbij zal de bodem in een gebied met een oppervlakte van ongeveer 6000 m2 worden verstoord. De aanleiding van het onderzoek is de wijziging van een bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van een woonzorgcentrum. Het vooronderzoek is verricht om het risico bij het plannen van deze bodemingrepen te minimaliseren. Eventuele verstoringsdieptes bij de te realiseren plannen zijn dus nog niet voorhanden. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 2.2.2 Beschrijving van de huidige situatie (LS02) Het plangebied is momenteel bebouwd met een schoolgebouw. In het noordelijk deel van het plangebied is een klein voetbalveld aanwezig. In het noordwestelijk deel van het plangebied is een strook bos aanwezig. 2.2.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03) De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron 2 Kadastrale minuut uit 1811-1832
Topografische kaart uit 1830-1855
3
4
Bonnekaart uit 1889, 1893, 1908, 1926 (afb. 4)
5
Bonnekaart uit 1936 (afb. 5)
historische situatie Plangebied is in gebruik als bouwland. De straten Hoge Veld en Frankenstraat bestaan nog niet. De Berkenhovenstraat en de ten zuiden van het plangebied gelegen Varsseveldsestraatweg zijn aanwezig. Plangebied bevindt zich ten noordwesten van de dorpskern van Aalten en ligt op een zandverstuivingsvlakte. Plangebied ligt ten noordwesten van de dorpskern van Aalten, is in gebruik als bouwland en ligt op een oude zandverstuivingsvlakte, de Berkenhovenstraat is bestaand. Plangebied is in gebruik als bouwland.
Van de plaatsnaam Aalten wordt voor het eerst melding gemaakt in 828 n.Chr als in Aladna, in 1138-1139 als in Alethnin, in 1230 als Alethim, in 1248 als Alethen en in 1381-1383 als Aelten.6 De herkomst van de plaatsnaam is moeilijk te bepalen. Een verband werd gezien met de boomnaam aal (abeel) maar ook aan het woord oeled (vuur, brand). Aalten ligt op een hoogte in een bocht van de Aaltense Slinge en is in 828 n.Chr geschonken aan de St. Maartenskerk te Utrecht. Het dorp behoorde sinds 1238 tot het gravenhuis Loon en sinds 1326 tot Gelderland.7 De historische situatie van het plangebied is dat het aan het eind van de 19e eeuw tot halverwege de 20e eeuw in gebruik is als bouwland. De straatnaam ’t Hoge Veld duidt op een hoge ligging door vermoedelijk het opbrengen van mest en plaggen. De Berkenhovenstraat is bestaand en door het plangebied lijken twee onverharde wegen te lopen (afb. 4 en 5).
2
http://watwaswaar.nl/ Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990. Bureau Militaire Verkenningen [1889, 1893, 1908, 1926]. 5 Bureau Militaire Verkenningen [1936]. 6 Van Berkel & Samplonius 2006 7 Van Berkel & Samplonius 2006 3 4
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
9
2.2.4 Beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04) De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Type informatie 8 Geologie (1:600.000) Geomorfologie Bodemkunde
10
9
informatie Formatie van Sterksel met een dek van de Formatie van Boxtel, rivierzand en –grind met een zanddek (St1) plateau-achtige terrasrest door het landijs beïnvloed, al dan niet bedekt met dekzand (5F4) bebouwd en niet gekarteerd, waarschijnlijk hoge zwarte enkeerdgronden met grind ondieper dan 40 cm beginnend (gzEZ21-VII)
In de periode van vóór de eerste grote landijsuitbreiding vervolgde de Rijn nog een noordelijke loop vanuit het zuidoosten door Midden-Nederland naar Noord-Holland. In deze periode in het Vroeg- tot MiddenPleistoceen (ca 800.000-650.000 jaar geleden), werden in een brede zone rivierafzettingen van de Rijn afgezet. De afzettingen die hierbij werden gevormd worden gerekend tot de Formatie van Sterksel en zijn afgezet door een vlechtend riviersysteem. Deze vlechtende rivieren zijn kenmerkend voor een periglaciaal11 klimaat en hebben een verwilderd karakter met betrekkelijk ondiepe en brede geulen, onregelmatige afvoeren en een grote diversiteit aan korrelgroottes met vaak grindrijke beddingafzettingen. De Formatie van Sterksel bestaat in hoofdzaak uit matig grof tot uiterst grof grindhoudend zand en grind.12 Het zand is glimmerhoudend en heeft een grijsbruine kleur met veel roodbonte componenten. De plateau-achtige terrasrest bestaat in hoofdzaak uit deze Formatie van Sterksel. Nederland heeft tijdens het Kwartair twee ijstijden gekend. De voorlaatste ijstijd, het Saalien, liep van ongeveer 370.000 jaar geleden tot 130.000 jaar geleden.13 Tijdens de laatste periode van het Saalien (200.000-130.000 jr. geleden) bereikte het Scandinavisch landijs zijn maximale uitbreiding in MiddenNederland. Hierbij werden door opstuwing van de ondergrond de grote stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug, Veluwe, Nijmegen en het Montferland gevormd.14 Ook werden de rivieren de Rijn en de Maas gedwongen om in westelijke richting te gaan stromen. Tijdens deze ijstijd was het onderzoeksgebied bedekt met een dik pakket ijs. Tijdens de laatste ijstijd het Weichselien, dat duurde van circa 115.000 tot 10.000 jaar geleden, breidde het landijs zich sterk uit maar bereikte Nederland niet. Door de uitbreiding van de ijskappen daalde de zeespiegel tot ongeveer 110 m beneden de huidige zeespiegelstand. De lage zeespiegelstand zorgde dat het klimaat in Nederland een uitgesproken continentaal karakter kreeg. Dit werd gekenmerkt door koude en droge omstandigheden en een open vegetatie met struiken en kruiden, de zogenaamde toendravegetaties. De open vegetatie zorgde er voor dat op grote schaal zandverstuivingen konden plaatsvinden als gevolg van de overheersende westelijke wind die vrij spel kreeg door de kale en droge omstandigheden. De afzettingen die hierbij gevormd werden worden ook wel dekzanden genoemd. Dekzanden bestaan uit geresedimenteerd lokaal tot regionaal sediment. Dekzanden behoren tot de eolische afzettingen van de formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Dekzanden bestaan uit zeer fijne tot matig grove zanden, zijn overwegend kalkloos, lichtbruin tot geelbruin van kleur en goed tot matig gesorteerd.15 In het onderzoeksgebied worden de rivierzanden van de Formatie van Sterksel bedekt met dekzanden. Op de bodemkaart is voor het onderzoeksgebied geen bodem gekarteerd aangezien het gebied bebouwd is. Op ongeveer 250 m ten noorden van het plangebied zijn echter hoge zwarte enkeerdgronden gekarteerd. De enkeerdgronden zijn oude bouwlanden met een donkere zwarte bovengrond (plaggendek) dikker dan 50 cm. Deze gronden zijn vanaf de Late Middeleeuwen op de dekzandgronden ontstaan door het opbrengen van mest vermengd met plaggen en worden ook wel tot een esdek gerekend. De plaggen werden gestoken op de woeste gronden, zoals heide, bossen en beekdalen. Dergelijke gronden zijn eerst ontstaan op de hogere gedeelten en hebben zich later uitgebreid tot de lagere gedeelten.
8
TNO-NITG 2005 Stichting voor Bodemkartering 1982. 10 Stichting voor Bodemkartering 1982. 11 Dit is een term die betrekking heeft op het klimaat en de kenmerkende processen en verschijnselen die aanwezig zijn in een aan landijs grenzend gebied. 12 De Mulder et al. 2003 p327 13 De Mulder et al. 2003 14 Berendsen 2004, 160. 15 Mulder et al. 2003, p. 349 9
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
10
In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden vastgesteld: Bron Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) 16 Cultuurhistorische waardenkaart provincie Gelderland
Archeologische Monumenten Kaart (AMK) waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem) vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII
omschrijving bebouwd en niet gewaardeerd waardering = hoog historisch geografische eenheid = droge kampontginningen geen 3469, 3470, 11488, 7669, 1215, 11486 408031, 408038 20554, 17419, 18861, 19348
Met behulp van gegevens uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een gedetailleerde hoogtekaart gemaakt. Hierop is af te lezen dat het gehele plangebied rond de 37 m boven NAP ligt. Het onderzoeksgebied beslaat een straal van ongeveer 500 m rondom het plangebied. Op de IKAW is het plangebied niet gewaardeerd aangezien het bebouwd is. Op 150 m ten noorden van het plangebied is echter een hoge indicatieve archeologische verwachting vastgesteld (afb. 3). Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland geldt er een hoge historisch geografische waardering in een gebied met droge kampontginningen. Op 70 m ten westen van het plangebied zijn tijdens niet-archeologisch graafwerk fragmenten handgevormd, gemagerd en onversierd aardewerk gevonden.17 De vondsten worden toegeschreven aan de Nederrijnse grafheuvelcultuur uit de IJzertijd (800 – 12 v.Chr.). Ook zijn fragmenten geelwitbakkend Pingsdorf aardewerk en steengoed gevonden. Ongeveer 250 m ten zuidoosten van het plangebied zijn tijdens niet-archeologisch graafwerk aan de Varsseveldsestraat vondsten gevonden in waarschijnlijk een kuil met afval.18 De vondsten bestaan uit fragmenten handgevormd aardewerk bestaand uit ruwwandig besmeten rand- en wandfragmenten. De vondsten zijn gedateerd op Midden IJzertijd (500 – 250 v.Chr.). Ongeveer 250 m ten noorden van het plangebied ligt een voormalig AMK-terrein met monumentnummer 3750.19 Bij graafwerkzaamheden in 1941 en 1942 zijn diverse urnen en fragmenten handgevormd aardewerk uit de Late Bronstijd tot Vroege IJzertijd (1100 – 500 v.Chr.) gevonden. Ongeveer 50 m ten noorden van het plangebied is door een particulier handgevormd aardewerk uit de IJzertijd (800 – 12 v.Chr.)20 en ruwwandig gedraaid aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen (450 – 725 n.Chr.)21 gevonden. Van ongeveer 400 m ten noordoosten van het plangebied komen fragmenten grijsbakkend gedraaid aardewerk uit de Late Middeleeuwen (1250 – 1500 n.Chr.).22 Ongeveer 350 m ten noorden van het plangebied zijn tijdens een booronderzoek aan de Romienendiek fragmenten houtskool en een fragment van een slak gevonden.23 Vervolgens is bij een archeologische begeleiding handgevormd aardewerk uit de IJzertijd (800 – 12 v.Chr.) gevonden.24 Na de begeleiding is geen vervolgonderzoek aanbevolen. In het onderzoeksgebied zijn geen AMK-terreinen bekend. 2.2.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) Indien zich in het plangebied een enkeerdgrond (esdek) bevindt kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum. Gezien de waarnemingen in de nabije omgeving van het plangebied worden met name archeologische resten uit de Late Bronstijd en IJzertijd verwacht. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool.25 Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren.
16
http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/ ARCHIS waarnemingsnr. 11488 18 ARCHIS waarnemingsnr. 7669 19 ARCHIS waarnemingsnr. 1215 20 ARCHIS waarnemingsnr. 3469 21 ARCHIS waarnemingsnr. 3470 22 ARCHIS waarnemingsnr. 11486 23 ARCHIS vondstmeldingsnr. 408031 en onderzoeksnr. 18861 24 ARCHIS vondstmeldingsnr. 408038 en onderzoeksnr. 19348 25 Groenewoudt 1994. 17
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
11
3
Inventariserend Veldonderzoek 3.1
Methoden
De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.1, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (VS01). De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05. Tenslotte is een aanbeveling gegeven.
3.2
Booronderzoek (VS03)
In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen. Er zijn 5 boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd. De boringen zijn uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor. De boringen zijn gezet tot gemiddeld 145 cm en maximaal 170 cm onder het maaiveld. De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.26 De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden.
3.3
Resultaten booronderzoek (VS03)
De locatie van de boringen in het plangebied is weergegeven in afb. 6. Een lithologische beschrijving van de boringen is bijgevoegd in bijlage 1. Het onderste pakket dat wordt aangetroffen in alle vijf de boringen bestaat uit matig tot zeer grof zand met een zwak siltige en zwak grindige bijmenging. Het pakket is lichtbruin tot geel van kleur, slecht gesorteerd en kalkloos. Deze laag komt in het plangebied op een diepte variërend van 80 tot 140 cm –mv voor en wordt geïnterpreteerd als de zogenaamde C-horizont. De C-horizont is de laag die weinig tot niet is veranderd door bodemvormende processen. In boringen 01, 03 en 04 wordt op een diepte variërend van 45 (boringen 01 en 03) tot 125 (boring 04) cm –mv een pakket matig grof tot matig fijn zand aangetroffen met een zwak siltige en zwak grindige bijmenging. Het pakket varieert in dikte van 35 tot 15 cm dik. Het pakket is bruin tot licht roodbruin van kleur, kalkloos en wordt geïnterpreteerd als de zogenaamde B-horizont. De B-horizont is de laag waar humusinspoeling vanuit de bovenliggende laag heeft plaatsgevonden. In boring 04 is in deze laag een spoor van houtskoolbrokken aangetroffen. Het bovenste pakket dat wordt aangetroffen in alle boringen bestaat uit matig fijn zand met een zwak siltige, zwak grindige en matig humeuze bijmenging. Het pakket is donkerbruin van kleur, kalkloos en bevat in boring 02, 04 en 05 een spoor van baksteen en/of puinresten. Het pakket wordt gerekend tot de A-horizont. De A horizont is de laag die door processen aan het oppervlak is gevormd en bestaat hier uit een plaggendek. Bij een plaggendek moet gedacht worden aan een opeenhoping van organisch materiaal als gevolg van bemesting en het in cultuur brengen van het land. In boringen 02 en 04 is op een diepte variërend van 30 tot 50 cm –mv een verrommeld pakket matig fijn zand aangetroffen. De gele en lichtbruine vlekken doen vermoeden dat het pakket redelijk recent is verstoord. De donkerbruine horizont direct onder deze verstoring kan tot een begraven A-horizont worden gerekend. Het pakket bovenop de begraven A-horizont is waarschijnlijk opgebracht om bijvoorbeeld het oppervlak te egaliseren. In boring 02, 04 en 05 is sprake van een plaggendek met een dikte van respectievelijk 60, 60 en 140 cm dikte terwijl in boring 01 en 03 sprake is van een plaggendek van ongeveer 45 cm dikte. Bodems met een plaggendek van 30 tot 50 cm worden gerekend tot de laarpodzolgronden. Terwijl bodems met een plaggendek dikker dan 50 cm worden gerekend tot de zogenaamde enkeerdgronden. In boring 04 en 05
26
Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
12
komt het aangetroffen bodemtype dus overeen met de in het bureauonderzoek verwachte bodemtype; de zwarte enkeerdgronden. Tijdens het booronderzoek is een aantal indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische resten in de bodem. In boring 03 zijn op 70 cm –mv een scherf ondetermineerbaar aardewerk (vondst 1) en een spoor van houtskoolspikkels gevonden. In boring en 04 is op ongeveer 175 cm –mv een spoor van houtskoolbrokken aangetroffen. In deze boring zijn ook in het opgebrachte pakket houtskoolbrokken aangetroffen. Vondst 1 is beschreven in tabel 2. Geen van de vondsten zijn geselecteerd voor conservering.
4
Conclusies Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype? In alle 5 de boringen is een onverstoord bodemprofiel aangetroffen. In boring 02 en 04 is het onverstoorde bodemprofiel opgebracht met een ongeveer 60 cm dik pakket. Ondanks dat in boring 02 en 04 het pakket aan het maaiveld is verstoord bevindt zich hieronder nog een begraven A-horizont waar sprake is van een plaggendek dikker dan 50 cm. Ook in boring 05 is sprake van een plaggendek dikker dan 50 cm. De bodems in deze boringen kunnen daardoor worden gerekend tot de enkeerdgronden. Dit komt overeen met het verwachte bodemtype in het bureauonderzoek. In boringen 01 en 03 is de dikte van het plaggendek 45 cm waardoor deze bodems worden gerekend tot de laarpodzolgronden. Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? Op basis van het voorkomen van intacte bodems kan worden geconcludeerd dat de kans op het voorkomen van archeologische waarden groot is. Ook is een scherf ondetermineerbaar aardewerk in boring 03 aangetroffen op 70 cm –mv. De eventuele omvang, ligging, aard, datering en waardestelling van de archeologische waarden kunnen op basis van een verkennend booronderzoek vooralsnog niet nader worden gespecificeerd. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Op het moment van rapporteren is de verstoringsdiepte bij het te bouwen woonzorgcentrum nog onbekend. Aangenomen mag worden dat de geplande bodemingrepen dieper reiken dan het archeologisch relevante niveau. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Niet van toepassing. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? In het plangebied is vanwege de aanwezigheid van een intact plaggendek een proefsleuvenonderzoek het meest geschikt. Bij een proefsleuf kan de aanwezigheid en aard van grondsporen direct worden vastgesteld. De proefsleuven zullen minimaal 5 tot 10 % van het totale oppervlakte van het deelgebied moeten ontsluiten.
5
Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Geadviseerd wordt om de proefsleuven minimaal 5 tot 10 % van het totale oppervlakte van het deelgebied te laten ontsluiten. Hierbij dient in ieder geval een proefsleuf ter hoogte van boring 03 aangelegd te worden. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
13
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Berkel, G. van & K. Samplonius. 2006. Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Prisma, Utrecht. Bureau Militaire Verkenningen, verschillende jaargangen (1889, 1893, 1908, 1926, 1936): blad 516, 1:25.000. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 17). Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, NITG-TNO, Utrecht. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104, Delft. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 41 West Aalten Stichting voor Bodemkartering, 1982: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 41 Aalten TNO-NITG, 2005: Geologische overzichtskaart van Nederland, schaal 1:600.000. Utrecht. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. Gouda (SIKB uitgave). Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, deel 3 Oost-Nederland 1830-1855, Groningen.
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1889 Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1936 Afb. 6 Boorpuntenkaart Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
445500
14
444000
LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE LICHTENVOORDE
VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER
HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD
WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK WINTERSWIJK
442500
WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK WINTERSWIJKCORLE CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE WINTERSWIJK CORLE
BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT
WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJKMISTE MISTE WINTERSWIJK WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE WINTERSWIJK MISTE
VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD VARSSEVELD WINTERSWI WINTERSWI WINTERSWIJ WINTERSWI WINTERSWIJ WINTERSWIJ WINTERSWI WINTERSWI WINTERSWI WINTERSWIJ WINTERSWI WINTERSWIJ WINTERSWI
8 8
AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN AALTEN
436500
438000
439500
441000
HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG
435000
SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN SINDEREN
HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE HEURNE
N N N N N N DE HEURNE DE HEURNE DE HEURNE DE HEURNE DE DEHEURNE HEURNE DE HEURNE DE HEURNE DE HEURNE DE HEURNE
430500
432000
433500
8 8
BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK BREEDENBROEK 0 0 00 0000
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m
DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO DINXPERLO
bron: Geodan 229500
231000
232500
234000
235500
237000
238500
240000
241500
243000
244500
246000
24750
Afb. 1 Locatie van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
438800
15
aatt ttrraa vveess hhoo eenn rrkk Bee B
438600
N N N N N N
438575
000000
25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m
236700
236725
236750
236775
236800
NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009
438625
FFrraa nnkk eennss ttrraa aatt
438650
438675
438700
438725
438750
438775
eelldd V V ggee H Hoo
236825
236850
236875
236900
236925
Legenda bestaande bebouwing plangebied
Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
439100
408.031 408.031 408.031 408.031 408.031
439000
18.861 18.861 18.861
439050
16
11.486 11.486 11.486 11.486 11.486
438800
438850
438900
438950
1.215 1.215 1.215 1.215 1.215
3.470 3.470 3.470 3.470 3.470 3.470
438750
3.469 3.469 3.469 3.469 3.469
438700
20.554 20.554 20.554 20.554 20.554
N N N N N
0 0 0 0 0 0 00 00 00 00 0
236450
236500
100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m
236550
236600
236650
236700
Legenda
236750
236800
236850
236900
236950
17.419 17.419 17.419 7.669 17.419 17.419 7.669 17.419 77.669 77 669 669 669 237050 237100
237000
NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009
438450
438500
438550
438600
438650
11.488 11.488 11.488 11.488 11.488 11.488
237150
ARCHIS-meldingen (bijgewerkt jan.'09)
Hoge indicatieve archeologische waarde Middelhoge indicatieve archeologische waarde Lage indicatieve archeologische waarde Zeer lage indicatieve archeologische waarde Water Bebouwd gebied Plangebied
Bronstijd IJzertijd Vroeg-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Laat-Romeinse tijd Vroege Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd Recent Datering onbekend Onderzoeksmelding Vondstmelding
Afb. 3 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
N N N N N N
0 00 00 00 0
NDJ NDJ NDJ18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 NDJ NDJ NDJ 18-5-2009 18-5-2009 18-5-2009
438300
438400
438500
438600
438700
438800
438900
439000
439100
439200
17
100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m
236400
236500
236600
236700
236800
236900
237000
237100
237200
237300
Legenda plangebied
Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1889
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
438300
438400
438500
438600
438700
438800
438900
439000
439100
439200
18
N N N N N N
100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m
0 00 00 0
236400
236500
236600
236700
236800
236900
237000
237100
237200
237300
Legenda plangebied
Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1936
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
’t Hoge Veld te Aalten
19
at tra es ov nhh rrke Bee
438750
438775
d el V V ge Ho
438725
01 01 01 01 01 01
02 02 02 02 02 02
05 05 05 05 05 05
438675
438700
03 03 03
438625
Frra nkkee nns traa t
438650
04 04 04
438600
N N N N N N
25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m
0 00 00 00 0
236725
236750
236775
236800
236825
236850
236875
236900
Legenda bestaande bebouwing
boorpunt met boorpuntnummer
gesloopt
boorpunt met boorpuntnummer; scherf aardewerk aanwezig op 70 cm -mv
plangebied
Afb. 6 Boorpuntenkaart
Tabel 2 Archeologische indicatoren en vondsten Oorsprong Boring 03
Vondstnummer Geen
Diepte cm-mv 70
ADC ArcheoProjecten Rapport 1938
x (mRD) 340120
y (mRD)
Omschrijving
Datering
500101
Scherf ondetermineerbaar aardewerk en enkele houtskool spikkels, net onder de B-horizont
Onbekend
’t Hoge Veld te Aalten
BEOORDELING RAPPORT Aan Behandeld door Datum Ons kenmerk Onderwerp Bijlagen
: : : : : :
Opsteller rapport Rapport nummer CIS-code Titel
: : : :
Ingrid Oonk, gemeente Aalten Marc Kocken, regionaal archeoloog 1 juli 2009 2009u0526 Aalten, ’t Hoge Veld -
ADC ArcheoProjecten (N. de Jonge en J. Huizer) 1938 35033 ’t Hoge Veld te Aalten | Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Soort onderzoek : IVO-overig
Beoordeling Bij graafwerkzaamheden in verband met de voorgenomen nieuwbouw in het plangebied ’t Hoge Veld in Aalten, worden mogelijk archeologische waarden verstoord. Daarom is door ADC, in opdracht van BOOT organiserend ingenieursbureau, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting van het plangebied vast te stellen. De resultaten van dit vooronderzoek zijn vastgelegd in een rapport. De beoordeling van het rapport geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Het onderzoek met bijbehorende rapportage is, voor zover is na te gaan, uitgevoerd conform de hiervoor geldende normen en richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1, protocol IVO).
Ambtelijk advies Op basis van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-P) geadviseerd. Met dit advies wordt ingestemd. Voor dit vervolgonderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld dat als inhoudelijk werkkader dient voor het onderzoek. Dit PvE zal door de gemeente worden goedgekeurd.