1
'Raad VanStatC
Afdeling
best
uursrechtspraak
10 1 501 8430 16/03/2015
Raad van de gemeente Oosterhout Postbus 10150 4 9 0 0 GB OOSTERHOUT NB
Datum
13 maart 2015
O n s nummer
U w kenmerk
201408209/3/R3
Onderwerp
Behandelend ambtenaar
Oosterhout Bp Buitengebied 2 0 1 3 (incl. Lint Oosteind) /Verzoek om voorlopige voorziening
D.J.J.M. Wolfs 070-4264114
Hierbij ontvangt u kopieën van nadere stukken die in de bovenvermelde zaak zijn ingediend. Zoals u is meegedeeld, zal de zaak op 16 maart 2 0 1 5 worden behandeld op een zitting. Hoogachtend, de griffier Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.
2700752(BJ3|
Postbus 20019 - 2500 EA Den Haag - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl Biļ correspondentie de datum en liet n u m m e r van deze brief v e r m e l d e n
J
^ssers
S o p h i a s t r a a t 22-28
A D V O CT A EN R A A D SĨÃNŜTĀfÈ~] INGEKOMEN
Per fax: 070-365 13 80 alsmede
13 Aangetekend Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG
4811 EM B r e d a - N L
T + 3 1 76 5 136 136
m 2015
F +31 76 5 222 552 K v K : 20125783
ZAAKNR,
www.rassers.nl
AAN BEHANDEL:, Jl
m
ì
1
-MK
Breda, 12 maart 2015 Inzake Pannenhuys I Oosterhout Onze ref. MW/FK zaaknr. 201408209/3/R3 Uw ref. Onderwerp Oosterhout | Bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind) Verzoek om voorlopige voorziening
Betreft:
Zaaknummer 201408209/3/R3
Hoogedelgestrenge Heer ì Vrouwe Voorzitter, Bij brief van 6 oktober 2014 heeft Milieuvereniging Oosterhout beroep bij uw Afdeling ingesteld tegen het besluit d.d. 8 juli 2014 van de gemeenteraad van Oosterhout, waarmee het bestemmingsplan "Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteinde) is vastgesteld. Deze beroepsprocedure is bij uw Afdeling geregistreerd onder zaaknummer 201408209/1/R3. Bij brief van 28 januari 2015 heeft Milieuvereniging Oosterhout de Voorzitter van uw Afdeling verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze voorlopige-voorzieningsprocedure is bij uw Afdeling geregistreerd onder zaaknummer 201408209/3/R3. Bij brieven van 10 maart 2015, ontvangen op 11 maart 2015, heeft uw Afdeling mijn cliënten: 1. de besloten vennootschap Onroerend Goed Pannehuys B.V.. gevestigd te (4911 AV) Den Hout aan de Houtse Heuvel 49; en 2. de besloten vennootschap Beheersmaatschappij Jac. Caron B.V., gevestigd te (4911 AV) Den Hout aan de Houtse Heuvel, in de gelegenheid gesteld om als partij deel te nemen aan bovenvermelde procedures. Namens cliënten bericht ik u dat zij gaarne ex artikel 8:26, eerste lid, Awb als partij wensen deel te nemen aan bovenvermelde procedures.
WIJ verrichten onze diensten uitsluitend op basis van een aan de naamloze vennootschap RASSERS N.V. te Breda verstrekte opdracht en onder toepasselijkheid van onze A l g e m e n e Voorwaarden voor de Rechtspraktijk. Deze voorwaarden staan vermeld op de achterzijde van deze brief en op de website www.rassers.nl.
P o s t b u s 3404 4800 D K B r e d a - N L
mr. M.P. W o l f advocaat
[email protected]
T
1
Blad brief d.d. inzake
2 12 maart 2015 Pannenhuys I Oosterhout
Conform artikel 8:24 Awb zal ik in bovenvermelde procedures optreden als gemachtigde van cliënten. In dit kader verzoek ik u vriendelijk om alle correspondentie en gedingstukken voortaan aan mij te richten. Tevens ontvang ik graag een kopie van het procesdossier. Met het oog op de zitting van aanstaande maandag (16 maart 2015 om 10:00 uur) zend ik u bijgaand de "Natuurtoets Horecagelegenheid Meer te Den Hout" d.d. 27 januari 2015 (productie 1). waarop ik ter zitting een beroep kan doen. Kopie dezes zond ik per e-mail aan mr. Dijk, gemachtigde van Milieuvereniging Oosterhout en de heer Versteegh, gemachtigde van de gemeente Oosterhout. Met vriendelijke iviei v
MP. Wolf
groet,
a*
anteďgroup
Horecagelegenheid Meer te Den Hout
Natuurtoets
Understanding today. Improving tomorrow.
Horecagelegenheid Meer te Den Hout Natuurtoeís
projectnummer 401397 Definitief revisie 00 27 januari 2015
Auteur(s) J.W.C. Melis MSc. drs. ing. M.L. Braad
Opdrachtgever Onroerend goed Pannenhuis B.V. Houtse Heuvel 49 4911 AV Den Hout
datum vrijgave 127-01-2015
beschrijving revisie | Definitief
goedkeuring drs. Ing. M.L. Bra;
vrijgave^-- Y fr. J/ÍW.yąn der Meulen -
antea'group
Colofon
Contactgegevens: Beneluxweg 125 4904 SJ Oosterhout Postbus 40 4900 AA Oosterhout
.
E.
[email protected]
Copyright © 2015 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
antea'group
1
1
Inhoudsopgave
Inhoud
BI . Z
1
Inleiding
1
1.1
Aanleiding
1
1.2
Doel
2
1.3
Leeswijzer
2
2
Wettelijk kader natuurbescherming
3
2.1
Algemeen
3
2.2
Flora- en faunawet
3
2.3
Natuurnetwerk Nederland
3
2.4
Natura 2000
3
3
Gebiedsbeschrijving en projectvoornemen
5
3.1
Gebiedsbeschrijving
5
3.2
Projectvoornemen
5
4
Methodiek
7
4.1
Algemeen
7
4.2
Bureauonderzoek
7
4.3
Terreinbezoek
8
4.4
Effectbeoordeling en advies vervolgtraject
8
5
Resultaten gebiedsonderzoek
9
5.1
Beschermde soorten
9
5.1.1
Bureauonderzoek
9
5.1.2
Terreinbezoek
10
5.2
Beschermde gebieden
13
5.2.1
Bureaustudiegebieden
13
6
Toetsing natuurwetgeving
15
6.1
Effectbepaling project
15
6.1.1
Effecten op beschermde gebieden
15
6.2
Effecten beschermde soorten
17
6.2.1
Broedvogels
17
6.2.2
Zoogdieren
18
6.2.3
Amfibieën en reptielen
18
6.2.4
Vissen
19
6.2.5
Planten
19
6.2.6
Overig beschermde soorten
19
7
Conclusies en Aanbevelingen
21
7.1
Conclusies soortenbescherming
21
antŵa'nrni in
İ
l
7.2
Conclusies gebiedenbescherming
22
8
Literatuur
23
Bijlage 1: Wettelijk Kader
25
anteagroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Inleiding
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Inleiding Aanleiding Initiatiefnemer Onroerend Goed Pannehuys B.V. is voornemens om aan de zuidwesthoek van de Put
van
Caron
gelegen
te
Den
Hout,
Horecagelegenheid
Meer
te
ontwikkelen.
De
horecagelegenheid zal bestaan uit een bistro met vergaderzalen met een oppervlak van 1000 m . 2
De gelegenheid zal naar verwachting werkgelegenheid bieden voor ten minste honderd mensen (BN de stem, 2014). Het gebouw zal worden opgetrokken in een stijl die past bij de natuurlijke omgeving. Op het besluit, t o t het verlenen van een omgevingsvergunning (20140055) voor het bouwen van de Horecagelegenheid Meer, is bezwaar aangetekend. De initiatiefnemer heeft Antea Group gevraagd om de voorgenomen bouw van de horecagelegenheid te toetsen aan de huidige natuurwetgeving. Dit w o r d t gedaan in de voorliggende natuurtoets. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie t o t actuele natuurwetgeving, namelijk de Flora- en faunawet, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natuurbeschermingswet
1998.
Er
mogen
geen
ontwikkelingen
plaatsvinden
die
op
onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Dit w o r d t gedaan op basis van een natuurtoets. In deze rapportage zijn de resultaten van de natuurtoets beschreven. In afbeelding 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
i M3
i
l
Afbeelding 1.1. Ligging van het plangebied (rood omlijnd) (Google maps).
Papina 1 van M
*
ì
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Inleiding
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
1.2 In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijk ontwikkelingen is inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en gebieden. Er dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. Het doel van voorliggende natuurtoets is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de Flora- en faunawet, NNN e n / o f de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen of de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk is.
1.3
Leeswijzer In de inleiding w o r d t beschreven waarom deze natuurtoets is uitgevoerd en met welk doel. Vervolgens w o r d t in hoofdstuk twee algemene informatie verwoord over de natuurwetgeving, waaronder de Flora- en faunawet, NNN en de Natuurbeschermingswet 1998. In hoofdstuk drie w o r d t de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven en de ligging ten opzichte van
het
Natuur
netwerk
Nederland
en
Natuurbeschermingswetgebieden
(Natura
2000,
Beschermde Natuurmonumenten en wetlands). In hoofdstuk vier wordt de gebruikte methode voor de uitvoering van deze natuurtoets omschreven. In hoofdstuk vijf staan de resultaten van deze natuurtoets flora en fauna. Deze zijn onderverdeeld in de resultaten van de literatuurstudie en het veldbezoek. In hoofdstuk zes worden de resultaten uit hoofdstuk vijf getoetst aan de Floraen faunawet, NNN en Natuurbeschermingswet 1998. Hieruit komen conclusies en aanbevelingen voort, die w o r d e n omschreven in hoofdstuk zeven. Het laatste hoofdstuk geeft de gebruikte bronnen voor dit onderzoek weer. Achter dit hoofdstuk bevinden zich twee bijlagen, die algemene informatie
verschaffen
met
betrekking
tot
het
Natuumetwerk
Nederland,
de
Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
a
Pagina 2 van 33
CD
antea'group
I
1
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Wettelijk kader natuurbescherming
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
2
Wettelijk kader natuurbescherming
2.1
Algemeen De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, namelijk een soortgericht spoor (Flora- en faunawet) en een gebiedsgericht spoor Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS) en Natuurbeschermingswet 1998). De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten en de NNN en Natuurbeschermingswet 1998 op de bescherming van gebieden. M e t de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 is de Europese Vogelen Habitatrichtlijn in nationale wetgeving geïmplementeerd.
2.2
Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze w e t is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'Nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Voor een uitgebreide algemene beschrijving van de Flora- en faunawet w o r d t verwezen naar Bijlage 1.
2.3
Natuurnetwerk Nederland Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt en vastgelegd in de ruimtelijke verordening. Ruimtelijke plannen moeten hieraan worden getoetst. Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en wetlands zijn beschermd via de Natuurbeschermingswet 1998 en hebben derhalve een wettelijke status. In of in de nabijheid van het NNN en Natuurbeschermingswetgebieden geldt het 'Nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
2.4
Natura 2000 Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en wetlands zijn beschermd via de Natuurbeschermingswet 1998 en hebben derhalve een wettelijke status. In of in de nabijheid van de Natuurbeschermingswetgebieden geldt het 'Nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de natuurlijke waarden van het gebied direct of indirect aantasten.
Paeina 3 van 33
a n r o a n r r M irt
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Gebiedsbeschrijving en projectvoornemen
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
3
Gebiedsbeschrijving en projectvoornemen
3.1
Gebiedsbeschrijving De bouw van Horecagelegenheid Meer zal plaatsvinden aan de zuidwestzijde van de Put van Caron. De locatie ligt nabij de kruising van de Bergsebaan met de Pannenhuisstraat. Ten westen van de locatie is het golfterrein Landgoed Bergvliet gelegen. De locatie is aan zuid- en oostzijde omgeven door het bosgebied Vrachelse Heide. De locatie zelf bestaat uit een ruig (mosrijk) grasland, welke recent is vergraven, en de oevers van de plas.
3.2
Projectvoornemen De initiatiefnemer Onroerend Goed Pannehuys B.V. is voornemens o m Horecagelegenheid Meer te realiseren op de oever van de Put van Caron (zie afbeelding 3.1 en 3.2). De horecagelegenheid 2
heeft een oppervlakte van 1000 m en zal vier meter hoog zijn. Het gebouw bestaat uit één bouwlaag welke aangelegd w o r d t op een hoogte grenzend aan de maaiveldhoogte van de Put van Caron (zie afbeelding 3.3). Richting Bergsebaan loopt het maaiveld op en w o r d t de vrijkomende grond als talud opgezet tegen de noordwestgevel van het gebouw. De horecagelegenheid bestaat uit een restaurant met keuken en een viertal zalen die voor feesten en partijen gebruikt kunnen w o r d e n . Daarnaast zijn er enkele nevenruimten aanwezig zoals sanitairruimten, technische ruimten en personeelsruimten. Aan de zuidoostzijde is een parkeervoorziening voorzien met een capaciteit van 152 parkeerplaatsen. Binnen de horecagelegenheid vinden de volgende activiteiten plaats: exploitatie restaurant en exploitatie zalen voor feesten en partijen.
»..Î
s
1
t
\
ja 1»^
ĩ m v i i j - . . ; MĮMUCIM0Mii i S
\
S
t
bebouwino/parkeren/blusvocrtuig \ Situatie Situ \ beu bouw Horecagelegenheid Heer Pannenhuisstraat onn 4911 BR Oen Hout w.v ^Onroerend Goed Pannehuys cv 1:500 schaal
\
P J . V A N N O O RT
co 10-11-2014
R A CHITECTENBUKO
\
Afbeelding 3.1. Projectvoornemen (Architectenbureau P.J. v Noort).
Paeina 5 van 33
anřoa'nmi in
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Gebiedsbeschrijving en projectvoornemen
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Het gebouw wordt landschappelijk ingepast, ondermeer door een sedumdak, vergraven bouwstijl en het aanbrengen een aarden wal om de parkeerplaats. De aarden wal zal een hoogte hebben van 1,2 meter en wordt beplant met groenvoorziening. Daarnaast wordt de groenvoorziening op de bestaande wal langs de Pannenhuisstraat uitgebreid. In het restaurant zal alleen sprake zijn van achtergrondmuziek. In de feestzalen kan zowel live als mechanische muziek ten gehore worden gebracht. De horecagelegenheid is (jaarrond) geopend van circa 10.00 uur tot 02.00 uur in de nacht.
Afbeelding 3.2. Impressie projectvoornemen (Machielsen, 2014).
Afbeelding 3.3. Impressie van de noordzijde (Machielsen, 2014).
Pagina 6 van 33
anteagroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Methodiek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
4
Methodiek
4.1
Algemeen Het onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en ligging van beschermde gebieden is opgebouwd uit t w e e onderdelen: Bureaustudie naar waarnemingen van beschermde soorten uit het (recente) verleden en ligging van beschermde gebieden in de invloedsfeer van het project; Verkennend terreinbezoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten.
4.2
Bureauonderzoek Bij de toetsing is alleen gekeken naar de zwaarder beschermde (Tabel 3) en overig beschermde (Tabel 2) soorten uit de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn in Nederland zeldzaam of hebben een Europese bescherming (Habitatrichtlijn Bijlage IV-soorten) en moeten worden getoetst op voorkomen en effect. Treedt effect op of worden verbodsbepalingen overtreden, dan zijn er mogelijk maatregelen nodig om de effecten te voorkomen, verzachten o f t e compenseren om te voldoen aan de Flora- en faunawet. Algemene soorten (Tabel 1) zijn niet meegenomen in de toetsing. Deze soorten zijn zodanig algemeen in Nederland dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt door de meeste projecten. Bovendien geldt voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit art. 8 t / m 12 van de Flora- en faunawet. Wel geldt de zorgplicht. Door rekening te houden met de kwetsbare seizoenen van deze soorten, w o r d t voldoende aan de zorgplicht voldaan en kan de gunstige staat van instandhouding w o r d e n gegarandeerd. Er zijn diverse bronnen geraadpleegd o m een beeld te krijgen van de verspreiding en mogelijk voorkomen van beschermde soorten in en rond het plangebied. Aan de hand van deze informatie is een inschatting gemaakt of de betreffende soorten in het plangebied voor zouden kunnen komen, gezien de habitatvoorkeur van de betreffende soorten. De bronnen die zijn geraadpleegd, zijn: www.telmee.nl; Landelijke verspreidingsatlassen; Regionale verspreidingsatlassen. Naast de bronnen met soortinformatie, is voor het bepalen van de ligging van beschermde gebieden gebruik gemaakt van de gebiedendatabase op de website van het Ministerie van EZ. Gekeken is naar de ligging van Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied en naar de instandhoudingsdoelstellingen
van
deze
gebieden.
Afhankelijk
van
de
instandhoudingsdoelstelllingen kan het effect worden bepaald. Hiernaast is gebruik gemaakt van de kaarten op de website van de provincie Noord-Brabant (interactieve kaart), om te bepalen of het plangebied overlapt of grenst aan het NNN. Toetsing vindt plaats aan de hand van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN (LNV, 2007). M e t behulp van landelijke verspreidingsatlassen is nagegaan of in het verleden zwaarder beschermde soorten zijn aangetroffen in of nabij het plangebied. Deze atlassen maken veelal gebruik van atlasblokken ( 5 x 5 kilometer). De soortgegevens hebben daarom betrekking op de regio en niet specifiek op het plangebied. Exacte locaties of datering van de waarnemingen zijn niet bekend.
Pagina 7 van 33
CD
antea'arouo
*
nuleidgeieţţeiineiu uc mem te u c n I I U U L
1
projectnummer 4Ũ1397 27 Januari 2015, revisie 00
4.3
Terreinbezoek Naar aanleiding van de uitkomsten van voorgenoemd bureaustudie is bepaald in hoeverre de aanwezigheid van beschermde soorten aannemelijk gesteld kan worden op basis van aanwezig geschikt habitat. Op 19 januari 2015 is een verkennend terreinbezoek aan het gebied afgelegd o m te bepalen in hoeverre aan de hand van de soorten uit de bureaustudie en aan de hand van het voorkomen van geschikt habitat beschermde soorten kunnen voorkomen. Het gaat hier om een deskundigenoordeel op basis van de fysieke gesteldheid van het terrein (biotopenonderzoek). Daarnaast zijn de aangetroffen belangwekkende soorten opgetekend.
4.4
Effectbeoordeling en advies vervolgtraject Aan de hand van de bevindingen uit het bureauonderzoek en de resultaten van het verkennend terreinbezoek kan w o r d e n bepaald of een vervolgonderzoek nodig is om beschermde soorten uit te sluiten en o m te bepalen w a t de effecten zijn. Tevens kan worden geadviseerd over de t e volgen procedure inzake de natuurwetgeving.
Pagina 8 van 33
antea'group
*
í
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
5
Resultaten gebiedsonderzoek
5.1
Beschermde soorten
5.1.1
Bureauonderzoek Om een inschatting te maken van de soortgroepen en specifieke soorten die in en rond het plangebied voorkomen, is de landelijke databank voor natuurwaarnemingen geraadpleegd, waaronder
telmee.nl.
Telmee.n!
is
het
invoerportaal
van
de
landelijke
Particuliere
Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Er kan informatie over diverse soortgroepen t o t op kilometerhokniveau worden verkregen. Volgens telmee.nl komen in het plangebied en omgeving soorten voor van diverse soortgroepen. Aanvullende gegevens over het mogelijk voorkomen van beschermde soorten is verkregen uit verschillende verspreidingsatlassen. Het betreft hier gegevens van de soortgroepen broedvogels (SOVON, 2002), zoogdieren (Limpens et al., 2010), reptielen en amfibieën (www.RAVON) en insecten (www.Naturalis.nl\EIS). Uit de landelijke en provinciale verspreidingsinformatie ( 5 x 5 kílometerhok) blijkt dat in of nabij het plangebied in het verleden diverse beschermde soorten zijn waargenomen. Dit betreft onderstaande zwaarder beschermde (Tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) soorten. Vogels zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. De vogels zijn onderverdeeld in soorten met jaarrond beschermde nesten (categorie 1-4) en niet jaarrond beschermde nesten (categorie 5 - waarvan inventarisatie gewenst is). Gekeken is naar de verspreiding van categorie 1-4 soorten en soorten van categorie 5 die mogelijk zeldzaam zijn in de omgeving van het plangebied. Op de site telmee.nl (2010-2015) w o r d e n de volgende waarnemingen vermeld voor de directe omgeving (Flora- en faunawetsoorten Tabel 2, 3 of soorten met jaarrond beschermde nesten): Vogels Categorie 1-4 (nesten jaarrond beschermd): buizerd, huismus en roek. Categorie 5: Geen omstandigheden te verwachten die nesten van categorie 5 soorten rechtvaardigen t o t jaarrond beschermde nesten. Zoogdieren Zwaarder beschermd: gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. Reptielen/amfibieën Zwaarder beschermd: rugstreeppad. Vlinders Zwaarder beschermd: geen. Libellen Zwaarder beschermd: geen. Vissen Zwaarder beschermd: kleine modderkruiper, rivierdonderpad, bittervoorn en grote modderkruiper.
Pagina 9 van 33
CD
anťoa"nrni in
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Flora Zwaarder beschermd: bosorchis, gevlekte orchis, klein glaskruid, kleine zonnedauw, prachtklokje, rietorchis, steenbreekvaren en wilde marjolein. Op basis van de verspreidingsgegevens van een soort, in combinatie met kennis van de terreingeschiktheid voor deze soorten, is nagegaan of deze soorten mogelijk in het plangebied of de omgeving kunnen voorkomen. Het voorkomen van wettelijk beschermde soorten in het uurhok of kilometerhok betekent niet dat deze soorten zich in (de omgeving van) het plangebied bevinden. Het plangebied omvat slechts een klein deel van het kilometerhok en daarmee ook een beperkt aantal verschillende biotopen en habitats. Met behulp van het terreinbezoek is nagegaan welke dit zijn. Hierdoor kan meer duidelijkheid gegeven worden over de voorkomende dan wel verwachte soorten in het plangebied.
5.1.2
Terreinbezoek D
Op 19 januari (2 C, vrijwel geheel bewolkt; knmi.nl) is een eenmalig terreinbezoek aan het plangebied
afgelegd
door
twee
deskundige
ecologen
van
Antea
Group.
Naast
directe
waarnemingen kan aan de hand van de aangetroffen biotopen een beeld worden geschetst van de aanwezige beschermde soorten. Dit is noodzakelijk omdat enkele seizoensgebonden soorten flora en fauna mogelijk niet kunnen worden waargenomen. Aan de hand van het aangetroffen biotoop en habítatvoorkeur(en) kunnen echter wel indicaties worden gegeven van het mogelijk voorkomen van deze soorten in het plangebied. Biotopen Het plangebied is grotendeels vergraven, de stukken die nog niet vergraven zijn laten zien dat er regelmatig betreding plaatsvindt en gemaaid w o r d t . In het plangebied zijn verschillende biotopen aanwezig: grasland, vergraven grond, de oever en de plas (Put van Caron) en een bosrand die tegen de Pannenhuisstraat aan ligt. Grasland Op het grasland zijn onder andere smalle weegbree, hondsdraf, pitrus, teunisbloem en Jacob kruiskruid vegetatief te onderscheiden. O ok bloeien op enkele plekken madeliefjes en groeit opvallend veel mos. Door het voorkomen van stikstofminnende vegetatie zoals pitrus is het voorkomen van beschermde orchideeën, zoals de uit de bureaustudie afkomstige gevlekte orchis, bosorchis en rietorchis onwaarschijnlijk. O m dezelfde reden is het voorkomen van kleine zonnedauw niet aannemelijk. Wilde marjolein is een overblijvende plant en is niet aangetroffen in het plangebied.
Pagina 10 van 33
anteďgroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Afbeelding 5.1. Het grasland in het plangebied. Vergraven grond Op het vergraven gedeelte zijn enkele omgeploegde pollen gras aanwezig. Verder is er nauwelijks geschikt habitat voor flora of fauna aanwezig. Wel biedt het losse zand een potentieel geschikt (land/overwinter) biotoop voor de uit de bureaustudie naar voren gekomen rugstreeppad. Het biotoop was voor de recente vergraving echter grasland welke een ongeschikt biotoop v o r m t voor de rugstreeppad. Het is dan ook aannemelijk dat de soort (eveneens op het moment van de vergraving) niet aanwezig is in het plangebied. De plas v o r m t daarnaast geen
optimaal
(voortplantings)biotoop voor de soort waardoor de rugstreeppad, mede gezien de afwezigheid van geschikt (land)biotoop, niet in deze omgeving verwacht w o r d t . Gedetailleerde waarnemingen van de soort zijn bovendien op een grote afstand van de Put van Caron gedaan (in de nabijheid van Lage Zwaluwe). Naast het gegeven dat de soort niet in het plangebied en directe omgeving verwacht w o r d t , vinden er in het relatief kleine gedeelte van het open water
weining
werkzaamheden plaats.
Afbeelding 5.2. Het vergraven gedeelte in het plangebied.
Paeina 11 van 33
ant-oanmi
m
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Oever en plas De begroeiing aan de oever van de plas bestaat uit pitrus en verschillende grassen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden in een dergelijk biotoop ook niet verwacht. In de plas zijn groepen kuifeend en wilde eend waargenomen. Daarnaast waren enkele nijlganzen en (soep)ganzen aanwezig. De relatief kale oever in het plangebied biedt geen geschikte broedlocactie voor deze en overige (water)vogels. Elders langs de plas zijn ruige oevers en eilanden aanwezig waar deze vogels t o t broeden kunnen komen. Dit gebied valt buiten (de invloedssfeer) van het plangebied. De
rand
van
de
plas
ter
plaatse
van
de
horecagelegenheid
biedt
geen
geschikt
(voortplantings)biotoop voor de uit de bureaustudie naar voren komende beschermde vissoorten: kleine modderkruiper, rivierdonderpad, bittervoorn en grote modderkruiper. De waterrand is ondiep en bestaat uit een kale zandbodem, is zonder stenig substraat (rivierdonderpad) en heeft geen begroeiing van waterplanten. Een dergelijk biotoop is geen geschikt leefgebied voor de bovengenoemde beschermde vissoorten rivierdonderpad, bittervoorn en grote modderkruiper. Voor de kleine modderkruiper vormt de waterplas een beperkt geschikt biotoop. Uit de bureaustudie komt naar voren dat verschillende vleermuizen (o.a. gewone dwergvleermuis en watervleermuís) zijn waargenomen nabij het plangebied. Het is aannemlijk dat vleermuizen de (randen van de) plas gebruiken als foerageergebied. De relatief kale oever in het plangebied is hiervoor beperkt geschikt. Elders langs de plas, buiten de invloedssfeer van het plangebied zijn plekken met opgaande vegetatie aanwezig, bijvoorbeeld tussen de eilanden en het bos, waar vleermuizen een relatief beschut foerageergebied vinden.
Afbeelding 5.3. De oever met een deel van de Put van Caron. Bosrand Langs de zuidzijde van het plangebied, parallel met de Pannenhuisstraat, is een kleine strook beplanting aanwezig. Deze strook bestaat uit sparren en zomereiken. De bomen staan op een heuvel aan de rand van het plangebied. De ondergroei bestaat uit een ruige vegetatie met grote brandnetel als dominante soort. Het beschermde prachtklokje, dat als standplaats bosranden heeft, is hier (vegetatief) niet aangetroffen. Beschermde plantensoorten worden in een dergelijk voedselrijke standplaats niet verwacht. In de bomen zijn geen holen en/of gaten aangetroffen die als verblijfplaats kunnen dienen voor de uit de bureaustudie naar voren komende vleermuissoorten: gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. De bosrand en omgeving zal mogelijk gebruikt worden als foerageergebied voor deze soorten.
pagina i 2 v a n 33
anteagroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Afbeelding 5.4. De bosrand in het plangebied. In het broedseizoen biedt de bosrand een broedlocatie voor algemeen voorkomende broedvogels. In de bomen zijn geen (oude, in aanbouw zijnde of nieuwe) nesten aangetroffen van algemeen voorkomende vogelsoorten of van soorten die een vermelding kennen op de "Aangepaste lijst m e t jaarrond beschermde vogelnesten" (zoals van de uit de bureaustudie verwachte boombroedende soorten). Soorten waarvoor geen biotoop aanwezig is Uit de bureaustudie komen twee beschermde planten naar voren die in de omgeving van het plangebied voorkomen. Het gaat om de steenbreekvaren en klein glaskruid. Beide soorten zijn niet aangetroffen in het plangebied, omdat in het plangebied geen geschikte standplaats aanwezg is. De steenbreekvaren is een kensoort voor de muurvaren-associatie en klein glaskruid k o m t voor op kalkrijke, voedselrijke m u r e n . Gebouwen en muren zijn niet aanwezig in het plangebied. Beide beschermde planten kunnen worden uitgesloten in het plangebied.
5.2
Beschermde gebieden
5.2.1
Bureaustudie gebieden NNN Het plangebied is volgens de site van de provincie Noord-Brabant benoemd als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (zie afbeelding 5.5a). Binnen het Netwerk staat in het Natuurbeheerplan (2015) dat het plangebied deel uitmaak van het beheer- en ambitietype: N05.01 Moeras (zie afbeelding 5.5b). De Put van Caron en de omliggende bossen behoren resp. t o t de beheertypen N04.02 Zoete Plas en N16.01 Droog bos met productie. In 2014 heeft de gemeente Oosterhout het Bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind) vastgesteld (d.d. 28 oktober 2014). In het bestemmingsplan heeft het plangebied een Horeca bestemming gekregen en geen Natuur bestemming (zie afbeelding 5.6) (bron: ruimelijke plannen.nl). Hiermee is het plangebied uit de NNN gehaald. De provincie zal op t e r m i j n de NNN begrenzing (interactieve kaart) hierop aanpassen.
Pagina 13 van 33
antepŕnrni in
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Resultaten gebledsonderzoek
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
N16.01 Droog bos met productie N04.02 Zoete Plas
i l l l l l
Afbeelding 5.5. a) Gekleurde gebieden op de kaart maken deel uit van het NNN (Provincie Noord Brabant), b) De natuurbeheertypenkaart (Provincie Brabant, 2015). * *~ » " * * * t r 'f * K " 4 - t * * 4 * * i 4 J į ÎU.+ • • • • • • • • ~ 4 jf" / * * * * 4 4 4 4 4 '4, 4 J Í. + + + + + + + + * t
• » • * +
4 * T i ï r f * •-* ' ' 4 * 4 - 4 - * * * * * * • • • • • • • • • • 4 ^ 4 - * * 4 4 - 4 4 ^ + + + Í - + + + + + +
* * ** » ' ^ • * 4 4 . 4 . + + +
^ • • • • • • • • • • • • • • • • - « • * 4 * 4 / • • • • • • • • • • • • * 4 * * * * * * * * 4
+ +
+++++++++++
+++ +
4 + + + + 4 4 + 4 + + + + + 4 4 4 4 4 + 1.4 + • • • • + + + + + + + 4 4 + + 4 + 4 + + I4+* • 4 * 4 4 4 4 * * * 4 * * 4 * 4 * 4 4 4 - 4 - ' 4 * ^ t + t +Ą • • • • • • • • • • • • • • • • • t '- ^ * • • • • 4 4 + 4 4 + 4 * 4 * 4 + 4
ľ I horeca 1 i kantoor I i maatschappelijk ( I natuur I 1 overig I I recreatis \ I sport
•„-f'4 4 + + + + + + + + + + + + + + 4 . I í* t.* fot* + + + + + + + + + + +
. , * 4 fķįţ •*İ
+++ +++
+
• 4 » • • • 4 * 4 «"-•'4-'-* * » * 4 - * « 4 - F 4 - 4 ' 4 4 - 4 + 4 + 4 ř » * * » 4 * 4 4 4 * 4 4 4
Afbeelding 5.6. Bestemmingsplan rond het plangbied (ruimtelijkeplannen.nl). Natura
2000
Binnen een afstand van drie kilometer t o t het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig (zie afbeelding 5.7).
Afbeelding 5.7. Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied (niet aanwezig) (Synbios alterra).
Pagina 14 van 33
Jz
artteagroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Toetsing natuurwetgeving
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
6
Toetsing natuurwetgeving
6.1
Effectbepaling project
6.1.1
Effecten op beschermde gebieden Natuurnetwerk
Nederland
Voor wat betreft het NNN is bij directe aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Het plangebied maakt echter geen deel (meer) uit van het
Natuurnetwerk
Nederland. In het bestemmingsplan is het plangebied is opgenomen met bestemming horeca. Daarmee is geen sprake van (direct) ruimte beslag in de NNN. Toetsing aan de NNN heeft alleen nog betrekking op de externe werking (op het NNN). De Verordening Ruimte Noord-Brabant (2014) meld hier het volgende over: Een dat is gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur de ecologische
waarden
en kenmerken
van de ecologische
hoofdstructuur,
negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, gecompenseerd
overeenkomstig
artikel5.6
bestemmingsplan
(red. NNN) en dat leidt tot en aantasting
[van de Verordening
van
strekt ertoe dat de
negatieve effecten
Ruimte Provincie
worden
Noord-Brabant]
(compensatieregels). Indien een activiteit aantasting
de negatieve
effecten,
gecompenseerd. verplichte
of ontwikkeling
plaatsvindt
van de EHS. Denk aan aantasting waar
worden
beperkt
Per geval wordt bekeken of de verplichte
kwaliteitsverbetering
staat dat de compensatie bescherming
mogelijk,
buiten de EHS, kan er nog steeds sprake zijn van
door geluid, geur of vervuiling.
In dit lid is bepaald
en als dat niet compensatie
te voldoen of dat er aanvullend
van de EHS altijd gebeurt (Verordening
mogelijk
voldoende
maatregelen
is,
worden
is om aan de
nodig zijn.
Ruimte 2014,4.15.5
dat
Voorop
Lid 6: externe
van de EHS).
De voorgenomen Horecagelegenheid Meer w o r d t gerealiseerd naast gebieden die gelegen zijn in de NNN. De Put van Caron (de plas) en het omringende bos, ten zuiden van het plangebied, zijn opgenomen in de NNN. De plas heeft beheertype N04.02 Zoete Plas en het bos beheertype N16.01 Droog bos met productie gekregen (zie afbeelding 5.5 b). Om te bepalen w a t het effect is van de Horecagelegenheid op de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden zijn de verstoringsaspecten geluid en licht van belang. Geluids is van belang, omdat het plangebied nu een vrij stille omgeving is. Licht is van belang, omdat naast de (beperkte) straatverlichting langs de Bergse Baan geen sprake is van verlichting. Geluid Het gebruik van de voorgenomen geluidsniveau
in
de
omgeving.
Horecagelegenheid
Voor
verstoring
van
Meer zal leiden t o t een broedvogels
wordt
verhoogd
normaliter
de
standaardmethode van Reijnen 8t Foppen (1997) gebruikt met een geluidsniveau van 42 dB(A) als ondergrens voor het verstoren van broedvogels. Dit geluidniveau w o r d t berekend als gemiddelde 24-uurs waarde (L24) op 1,5 meter boven maaiveld met A filter weging. Toeslagen (plus 5 en 10 dB(A) voor avond en nacht worden hierbij niet meegenomen. Vogels zijn bovendien gevoelig voor andere frequenties dan mensen. Het frequentie spectrum van vogels ligt tussen de 125 en 15.000 Hz (Tursic 2013). Vogels zullen dus minder last hebben van laag frequent geluid zoals dreunende bassen van muziek. De waarden die zijn gemeten vanaf ca. 80 meter van de horecagelegenheid in het akoestisch onderzoek (zie Tabel 6.1 en 6.2, Machielsen, 2014) zijn alle lager dan de grenswaarde van 42 dB(A). Hieruit mag geconcludeerd worden dat verstoring van broedvogels niet zal optreden in de omgeving van het plangebied door de tijdelijk toename van geluid.
Pagina 15 van 33
antea'nrnnn
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Toetsing natuurwetgeving
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
De berekende piekgeluiden (Machielsen, 2014) die kunnen optreden bij de laad/loshandelingen en het gebruik van de parkeervoorziening liggen in enkele gevallen hoger dan de 42 dB(A). In de berekeningen is echter geen rekening gehouden met de aan te brengen aardenwal (1,2 meter hoog met groenvoorziening) o m de parkeervoorziening. Een uitspraak over de piekgeluiden en de mogelijke effecten op fauna kan op dit moment niet w o r d e n gegeven, met de nu beschikbare gegevens. De verwachting is dat de wal (met groenvoorziening) een afschermende werking heeft voor de piekgeluiden op de parkeervoorziening en dat de negatieve effecten op fauna hierdoor beperkt zullen zijn. Bij de aanvraag van de aanlegvergunning voor de parkeervoorziening wordt dit aspect nader beschouwd. Dan zal in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever en het acoustisch bureau bekeken worden welke maatregelen noodzakelijk zijn o m eventuele negatieve effecten als gevolg van de piekgeluiden te minimaliseren zodat er geen negatief effect op de aanwezige fauna in de omgeving optreedt. Geluidseffecten vanuit de horecagelegenheid op de plas kunnen ook een effect hebben op foeragerende vleermuizen. Vleermuizen die gebruik maken van echolocatie hebben relatief weinig effect van geluiden die in het menselijke gehoorspectrum liggen. Voor vleermuizen die passief jagen op basis van de trillingen die uitgezonden worden door prooidieren, zoals de gewone grootoorvleermuis,
is
het
risico
op
geluidseffecten
groter
(vleermuizenindestad.nl).
De
grootoorvleermuis is een soort die in het bos- en parkachtige leefgebied leeft. Door de dempende werking die het gebladerte in bomen kan hebben op geluid (in de vliegseizoen m a a r t - o k t o b e r van vleermuizen) w o r d t verwacht dat het verstorende effect beperkt is. Voor een bosbewonende soort, zoals de gewone grootoorvleermuis, is in de directe omgeving van het plangebied ruim voldoende (relatief) stil foerageergebied aanwezig. Daarnaast w o r d t de horecagelegenheid verdiept aangelegd
en om
de
parkeerplaats
komt
een aarden wal te liggen met
een
groenvoorziening. De ecologische waarden en kenmerken van de NNN worden door geluid niet aangetast. Licht Verstoring door licht wordt in beginsel veroorzaakt door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en bedrijventerreinen, sportparken, verkeer etc. Het gevolg van kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving is dat het kan leiden t o t verstoring van het normale gedrag van dieren. Van de lichtbronnen uit de horecagelegenheid is de uitstraling naar de plas alleen relevant voor een toetsing aan de ecologische waarden en kenmerken. Gegevens over de uitstraling van licht vanuit de horecagelegenheid is momenteel nog niet bekend. De horecagelegenheid w o r d t vergraven aangelegd, uitstraling aan de zuid- en westkant is hierdoor te verwaarlozen. Op de parkeerplaats van de horecagelegenheid komen 's avonds diverse auto's die verlichting voeren. Om de parkeerplaats komt een aarden wal met een groenvoorziening te liggen. Deze aarden wal zal de uitstraling van de koplampen naar de plas en het aangrenzende bos tegengaan. De direct uitstraling van licht uit het gebouw aan de noordoostzijde, over de plas, is beperkt. Dit komt omdat de uitstraling diffuse is. Onder normale omstandigheden reikt een lichtbron op > 10 meter hoogte maximaal t o t een afstand van 50 meter. Dit is de afstand t o t waar verlichting een invloed kan hebben op fauna (Arcadis, 2014). Op deze afstand w o r d t de plas maar voor een zeer klein deel beschenen. Het overgrote deel van de plas blijft onbeschenen en blijft dienst doen als ust- en foerageergebied. Negatieve effecten op ecologische waarden en kenmerken van de NNN worden niet verwacht door de uitstraling van licht.
Pagina 16 van 33
antea'group
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Toetsing natuurwetgeving
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Geadviseerd w o r d t o m buiten het horecagebouw gebruik te maken van lage lichtbronnen met een afgeschermde lichtbundel. Daarbij w o r d t het bruik van groen- en/of oranjelicht aangeraden. Op basis van recent onderzoek (vleermuisvriendelijke verlichting en licht op natuur) is aangetoond dat deze vormen van verlichting minder schadelijk zijn voor fauna. Indien hier niet aan voldaan kan w o r d e n , dient meer inzicht verkregen te worden in de aanwezige fauna ((broed)vogels en vleermuizen) en de mate van lichtuitstraling richting de plas. Natuurbeschermingswet
1998
Binnen drie kilometer van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura2000 gebied De Biesbosch, is gelegen op een 7,6 kilometer afstand. Vanwege de aard van de werkzaamheden en de afstand t o t Natura 2000-gebieden zijn (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de omliggende Natura 2000-gebieden uit te sluiten.
6.2
Effecten beschermde soorten Hieronder worden de effecten per soortgroep van Tabel 2- en Tabel 3-soorten en vogels beschreven.
6.2.1
Broedvogels Algemene broedvogels Alle in gebruik zijnde nesten van vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Met de meeste broedvogels kan echter in het algemeen relatief eenvoudig rekening w o r d e n gehouden door kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met juli) en indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Indien het niet mogelijk is o m buiten het broedseizoen o m te werken dan dient het plangebied vóór het broedseizoen ongeschikt gemaakt te w o r d e n c.q. zijn voor (broed)vogels. Mocht dit niet mogelijk zijn dan dient vooraf aan de werkzaamheden het plangebied gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedvogels door een erkend ecoloog. Indien vastgesteld w o r d t dat sprake is van actuele broedgevallen binnen het plangebied of de directe omgeving w o r d t het plangebied niet vrijgegeven en dienen de werkzaamheden uitgesteld of aangepast te worden t o t nadat het nest niet meer in gebruik is. Jaarrond beschermde nesten Er is een aantal vogelsoorten waarvan de broedplaatsen jaarrond beschermd zijn en bij verwijdering van de broedplaats altijd ontheffing moet w o r d e n aangevraagd. Dit zijn de zogenoemde categorie 1-4-vogelsoorten. Tijdens het terreinbezoek zijn in het plangebied en directe omgeving geen nesten/potentiële nestplaatsen of braakballen aangetroffen van categorie 1-4-vogelsoorten. Effecten zijn dan ook uitgesloten. Categorie 5-vogelsoorten Naast soorten met jaarrond beschermde nesten zijn er categorie 5-vogelsoorten, waarvan de nesten alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit laatste is op het plangebied niet van toepassing. Er zijn geen categorie 5 soorten te verwachten die zeldzaam zijn in de directe omgeving of onvoldoende nestgelegenheden hebben in de directe omgeving. Derhalve zijn er geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die jaarronde bescherming rechtvaardigen.
Pagina 17 van 33
antea'aroun
Horecagelegenheid ae ivieerte uen noui projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Alle vogelnesten (ook die van categorie 5-vogelsoorten die geen jaarrond bescherming genieten) zijn beschermd tijdens het broedseizoen (globaal half maart t o t juli).
6.2.2
Zoogdieren Vleermuizen Alle vleermuissoorten zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Bij het amoveren van bebouwing en het kappen van vooral oudere bomen dient te allen tijde rekening te w o r d e n gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Gebouwbewonende vleermuizen verblijven met name in spouwmuren, onder dakbetimmering, achter boeiborden of op zolders. Boombewonende vleermuizen verblijven in gaten, holen of scheuren van voornamelijk grote bomen. Uit de bureaustudie blijk dat in de omgeving van het plangebied meerdere zwaarder beschermde vleermuissoorten
(tabel
3 van de flora
en faunawet)
voorkomen:
gewone
dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. In het plangebied zijn geen bomen en/of gebouwen aanwezig die een geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen bieden voor vleermuizen. Mogelijk w o r d t de plas en de aan de randen aanwezige vegetatie gebruikt als foerageergebied door vleermuizen. Mogelijke effecten van de horecagelegenheid op vleermuizen zijn reeds in hoofdstuk 6.1.1 besproken. Geadviseerd w o r d t o m buiten het horecagebouw gebruik te maken van lage lichtbronnen met een afgeschermde lichtbundel. Daarbij w o r d t het bruik van groen- en/of oranjelicht aangeraden. Op basis van recent onderzoek (vleermuisvriendelijke verlichting en licht op natuur) is aangetoond dat deze vormen van verlichting minder schadelijk zijn voor fauna. Indien hier niet aan voldaan kan worden, dient meer inzicht verkregen te worden in de aanwezige fauna (onder andere vleermuizen) en de mate van lichtuitstraling richting de plas. Directe lichtuitstraling gericht op de plas moet voorkomen w o r d e n . Indien hier niet aan voldaan kan worden, dient meer inzicht verkregen te worden in de aanwezige fauna ((broed)vogels en vleermuizen) en de mate van lichtuitstraling richting de plas.
6.2.3
Amfibieën en reptielen Er zijn geen zwaarder beschermde amfibie- en/of reptielsoorten aangetroffen in het plangebied. Beschermde
amfibie-
en
reptielsoorten
worden
ook
niet
verwacht.
Waarnemingen
van
beschermde reptielsoorten en de meeste amfibiesoorten ontbreken tevens vanuit de omgeving. Effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten. Uit de bureaustudie komt naar voren dat in de direct omgeving van het plangebied de beschermde rugstreeppad v o o r k o m t (Tabel 3 flora en faunawet). De soort w o r d t echter gezien het biotoop (met name vóór aanwezigheid van de vergraving) niet verwacht in de directe omgeving van het plangebied. Om een aantrekkende werking van het gebied op de rugstreeppad uit de verre omgeving te voorkomen, w o r d t sterk aangeraden o m aan onderstaande maatregel te voldoen. Terrein onaantrekkelijk
maken
Pagina 18 van 33
antea'group
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Toetsing natuurwetgeving
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
De rugstreeppad is een typische pioniersoort, die voorkomt in terreinen met een hoge natuurlijke of door mensen ingebrachte dynamiek (zoals vergravingen). Wanneer het plangebied vergraven is en er ondiepe plassen kunnen onstaan, w o r d t deze mogelijk aantrekkelijk voor de rugstreeppad. Ter voorkoming van het in gebruik nemen van het plangebied door de rugstreeppad tijdens en vooraf de realisatie, dienen: natte plekken die als voortplantingswater gebruikt kunnen worden, afgedekt of g e d e m p t te w o r d e n . M e t behulp van deze maatregel w o r d t het terrein minder aantrekkelijk gemaakt voor
de
rugstreeppad en zijn negatieve effecten op de soort uitgesloten. Tijdens en voorafgaand
aan de werkzaamheden
dient door middel van
maatregelen
voorkomen te worden dat de rugstreeppad t o t het werkterrein w o r d t aangetrokken
6.2.4
Vissen Tijdens het terreinbezoek zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Het plangebied biedt voor de soorten rivierdonderpad, bittervoorn en grote modderkruiper geen geschikt habitat. Voor de kleine modderkruiper v o r m t de waterplas een beperkt geschikt biotoop. Negatieve effecten op de soort zijn echter niet aan de orde. De werkzaamheden voor onderhavig voornemen vinden vrijwel alleen op het land plaats. De beperkte werkzaamheden die in het water plaatsvinden betreffen
een
zeer
klein
gedeelte
van
de
plas.
Dit
deel
biedt
een
beperkt
geschikt
voortplantingsbiotoop voor de soort. De effectbeoordeling van de kleine modderkruiper vindt plaats aan de hand van de gunstige staat van instandhouding van de soort
die op
landelijk
niveau bekeken
moet w o r d e n .
Door
bovengenoemde rededen en het feit dat de soort door de wervelingen in het water de werkzone zal ontwijken, is een gevolg op de gunstige staat van instandhouding van de kleine modderkruiper niet aan de orde en zijn er geen negatieve effecten op de soort te verwachten.
6.2.5
Planten Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen in het plangebied. Het plangebied herbergt geen geschikt habitat of standplaatsfactoren voor zwaar beschermde soorten. Effecten zijn dan ook uitgesloten.
6.2.6
Overig beschermde soorten Er zijn geen effecten te verwachten op andere beschermde soorten, zoals reptielen, dagvlinders, libellen en andere ongewervelden in het plangebied, omdat ze niet zijn aangetroffen tijdens het verkennend terreinbezoek en de aangetroffen biotopen niet of nauwelijks geschikt zijn.
CJ Paeina 19 van 33
ar»f«B'nrAi m
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Conclusies en Aanbevelingen
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
7
Conclusies en Aanbevelingen
7.1
Conclusies soortenbescherming Tabel 2 en 3-soorten en jaarrond beschermde nesten In het plangebied zijn geen zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 en 3) aangetroffen of verwacht die de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling van de Horecagelegenheid Meer te Den Hout wezenlijk kunnen beïnvloeden. Wel dient in verband met de mogelijke aanwezigheid van zwaar beschermde vleermuissoorten lichtuitstraling door buitenverlichting op de plas na zonsondergang te worden voorkomen (zowel tijdens de werkzaamheden als in de toekomstige situatie). Tevens dient het plangebied ongeschikt gemaakt te worden voor de rugstreeppad. Algemene broedvogels Voor de werkzaamheden geldt dat rekening gehouden dient te worden met het voorkomen van broedvogels. Alle in gebruik zijnde nesten van vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening w o r d e n gehouden door de werkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (globaal halverwege maart t o t en met juli). Op deze wijze w o r d e n de vogels niet verstoord en zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Indien het niet mogelijk is o m buiten het broedseizoen o m te werken dan dient vooraf aan de werkzaamheden het plangebied ongeschikt gemaakt te w o r d e n en/of gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedvogels door een erkend ecoloog. Indien vastgesteld w o r d t dat er sprake is van actuele broedgevallen binnen het plangebied of de directe omgeving w o r d t het plangebied niet vrijgegeven en dienen de werkzaamheden aangepast of uitgesteld te w o r d e n . Er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde ten opzichte van vogels indien ten minste één van de volgende maatregelen genomen te w o r d e n : 1.
De werkzaamheden worden buiten het broedseizoen uitgevoerd (voorkeursmaatregel).
2.
Het plangebied w o r d t kort voor aanvang van de werkzaamheden door een erkende ecoloog gecontroleerd op actuele broedgevallen.
In tabel 7.1 is een overzicht weergegeven van de aanwezigheid van zwaarder beschermde soorten, de te nemen maatregelen en de noodzaak t o t ontheffing. Tabel 7.1: Overzicht van aanwezigheid zwaarder beschermde soorten, de te nemen maatregelen en of er noodzaak is tot een ontheffingsaanvraag. Soortgroep/
Ingreep
Nader
Ontheffing
soort
verstorend
onderzoek
noodzakelijk?
Bijzonderheden/ opmerkingen Lichtuitstraling van
Vleermuizen
Mogelijk
Nee
Nee
buitenverlichting op de plas voorkomen Maatregelen om te
Rugstreeppad
Nee
Nee
Nee
voorkomen dat de soort naar het werkgebied w o r d t aangetrokken.
Broedvogels algemeen
Mogelijk
Nee
Pagina 21 van 33
Nee
Bij voorkeur werken buiten broedseizoen
anteäÖTOUD
nuieiağeicBcHuciu ue K I C C I IK
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Algemene zorgplicht De zorgplicht houdt in dat men voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Dit is een algemene eis die voor iedereen geldt. Overigens geldt de zorgplicht ook voor planten.
7.2
Conclusies gebiedenbescherming Natuurnetwerk
Nederland
Voor wat betreft het NNN is er zowel bij directe als bij indirecte aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Er is geen sprake van een ruimtebeslag op het NNN. Er is ook geen sprake van een externe werking op het NNN in de directe omgeving van het plangebied. Natura
2000-gebieden
In de omgeving van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden aanwezig. Vanwege de aard van de uitgevoerde werkzaamheden, en afstand t o t Natura 2000 natuur wordt ook geen effect verwacht op Natura 2000-gebieden.
O Pagina 22 van 33
anteďgroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Literatuur
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Literatuur Arcadis, 2014. Effectafstanden Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. Provincie Gelderland. 077489585:A.8 - Definitief. B02042.000278.0100.
BN de stem, 01 december 2014, zalen en bistro put Caron. LNV 2007, Spelregels EHS Machielsen C.J.M ., 2014. Akoestisch onderzoek horecalawaai, horecagelegenheid M eer, pannenhuisstraat ong. Den hout (Agel adviseurs) Reijnen, R., Foppen, R. en G. Veenbaas. 1997. Disturbance by traffic of breeding birds: evaluation of the effect and considerations in planning and managing road corridors. Biodiversity and Conservation. 6:567-581. Tursic, A., Jeurink, N., M uiken, J.P. Tauw, 2013, Nieuwe methode voor effectbepaling van geluid op vogels. Geluid Internet http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek.aspx https://maps.google.nl/maps www.telmee.nl www.ruimtelijkeplannen.nl http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan/ Zoogdiervereniging, vleermuizen in de stad.nl
Pagina 23 van 33
CD anteďqroup
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout Bijlage 1: Wettelijk Kader projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Bijlage 1: Wettelijk Kader
Pagina 25 van 33
antea^TOŰ^D
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Bijlage 1: Wettelijk Kader
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Flora- en faunawet Hierna volgt een algemene beschrijving van de Flora- en faunawet. Algemeen Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze w e t is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde soorten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het 'nee, tenzij' - principe). Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Onder bepaalde voorwaarden geldt een algemene vrijstelling of een ontheffingsplicht van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling of ontheffing hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het onderzoeksgebied. Hiertoe w o r d e n verschillende beschermingsregimes onderscheiden: Soorten van tabel 1 - algemene soorten - lichtste beschermingsregime; Soorten van tabel 2 - overige soorten - middelste beschermingsregime; Soorten van tabel 3 - genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB - zwaarste beschermingsregime. Algemene vrijstelling Voor tabel 1-soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de w e t (art. 8 t / m 12) en is derhalve geen ontheffing nodig. Vrijstelling onder gedragscode Voor tabel 2-soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de wet (art. 8 t / m 12) als w o r d t gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. De goedgekeurde gedragscodes staan vermeld op de website van het M inisterie van EZ (www.rvo.nl). Voor de meeste activiteiten zijn er inmiddels gedragscodes goedgekeurd. De kans is groot dat de voorgenomen activiteit kan worden uitgevoerd onder één van de vele goedgekeurde gedragscodes. Ontheffing tabel 2 en 3 Als er niet kan w o r d e n gewerkt onder een geldige gedragscode, is voor tabel 2-soorten alsnog een ontheffing nodig o m toestemming te hebben voor het overtreden van de verbodsbepalingen in de wet. Ook voor tabel 3-soorten geldt een ontheffingsplicht. Ingrepen waarbij de verbodsbepalingen worden overtreden moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan Dienst Regelingen door middel van een ontheffingsaanvraag, vergezeld van een overzicht van mitigerende of compenserende maatregelen o m effecten tegen te gaan. Wanneer mitigerende maatregelen voldoende worden geacht om effect voorafgaand aan de ingreep te voorkomen, krijg u bericht terug in de vorm van een 'positieve afwijzing' van uw ontheffingsaanvraag. Dit betekent dat u uw werkzaamheden mag uitvoeren, mits zij precies volgens het mitigatieplan worden uitgevoerd. Op deze manier w o r d e n overtredingen van de Flora- en faunawet voorkomen. Als de mitigerende of compenserende maatregelen (tijdelijke) effecten niet kunnen voorkomen en de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt, dan w o r d t een ontheffing verleend.
Pagina 27van 33
atlteaCĮrOUp
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Habitatrichtlijn Bijla ge IV-soorten Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Habitatrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag w o r d e n voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van bijlage IV-soorten met als wettelijk belang ruimtelijke ingrepen. Een ontheffing voor ruimtelijke ingrepen is alleen mogelijk onder de volgende wettelijk belangen: Bescherming van flora en fauna; Volksgezondheid of openbare veiligheid; Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten. Voor de meeste ruimtelijke projecten betekend dit dat een ontheffing voor Habitatrichtlijn Bijlage IV-soorten alleen kan worden aangevraagd onder dwingende redenen van groot openbaar belang. Dit belang moet w o r d e n onderbouwd o m het groot openbaar belang aan te tonen. Een groot openbaar belang is een belang op regionale of nationale schaal. Vaak is de verwijzing naar een regionale structuurvisie voldoende. Vogels Vogels zijn niet opgenomen in tabel 1 t o t en met 3. Alle vogels zijn in het broedseizoen gelijk beschermd. De bescherming van vogels is hoofdzakelijk gericht op de bescherming van de nesten. Daarbij w o r d t wel een onderscheid gemaakt in nesten die jaarrond zijn beschermd (Categorie 1 t o t en met 4-vogelsoorten), nesten die alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen (Categorie 5vogelsoorten) en nesten die niet jaarrond zijn beschermd (overige vogelsoorten). Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Vogelrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag w o r d e n voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vogels met als wettelijk belang ruimtelijke ingrepen of dwingende redenen van groot openbaar belang. Om ruimtelijke ontwikkelingen toch uit te kunnen voeren, moeten mitigerende maatregelen worden genomen om effecten vooraf te voorkomen. O m zeker te zijn van de juiste maatregelen is het aan te bevelen om de maatregelen voor te leggen aan het Ministerie van EZ door het indienen van een ontheffingsaanvraag. Hoewel een ontheffing voor vogels in de meeste gevallen niet kan worden afgegeven, geeft de Minister in haar besluit aan of de maatregelen voldoende zijn (positieve afwijzing). Zorgplicht In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen w o r d e n . Dit betekent dat handelingen (of het nalaten hiervan) waarvan men weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat ze nadelig zijn voor planten en/of dieren niet mogen worden uitgevoerd. Wanneer dergelijke handelingen toch uitgevoerd moeten w o r d e n , moeten maatregelen, voor zover dit in redelijkheid kan, worden genomen om de nadelige gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Er dient bijvoorbeeld zo gewerkt te worden dat dieren kunnen ontsnappen en het kan nodig zijn o m soorten te verplaatsen (bijvoorbeeld planten en amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Procedure ontheffingsa a nvra a g Voor soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet wel de zorgplicht nakomen. Voor soorten van tabel 2 geldt dat als u kunt werken volgens een goedgekeurde gedragscode er een vrijstelling geldt. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet uw activiteiten aantoonbaar uitvoeren zoals in de gedragscode staat. Tevens blijft de zorgplicht gelden.
Pagina 28va n 33
O anteďgr Up
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Bijlage 1: Wettelijk Kader
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Indien u niet kunt werken volgens een gedragscode, maar u kunt maatregelen nemen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen (zogenoemde mitigerende maatregelen), dan hoeft u ook geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen. Wilt u zeker weten of uw mitigerende maatregelen voldoende zijn, en er inderdaad geen ontheffing nodig is? Vraag dan een ontheffing aan om uw maatregelen goed te keuren. Indien beschermde soorten van tabel 3 zijn aangetroffen in het plangebied, dan is mogelijk een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Net als voor tabel 2-soorten geldt dat als u maatregelen kunt nemen om de functionaliteit van de voortplantings- e n / o f vaste rust- en verblijfplaats te garanderen (zogenoemde mitigerende maatregelen), u geen ontheffing van de Flora- en faunawet hoeft aan te vragen. U kunt uw mitigatieplan voorleggen bij Dienst Regelingen voor goedkeuring. Voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn (die ook onder de tabel 3-soorten van de Floraen faunawet vallen) is het niet langer mogelijk ontheffing aan te vragen op grond van ruimtelijke ontwikkelingen. Dat zelfde geldt voor vogelsoorten. Zie bijlage 1 Flora- en faunawet voor een beschrijving van de te volgen procedure voor deze soorten. Indien u geen mitigerende maatregelen kunt nemen, dan dient een ontheffing te worden aangevraagd bij Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw 8t Innovatie. Voor de ontheffingsaanvraag is het noodzakelijk te weten welke soorten aanwezig zijn, zodat gerichte mitigerende maatregelen kunnen w o r d e n getroffen. Dienst Regelingen zal, indien het akkoord is met het aangeleverde stappenplan waarin de aanpak voor mitigatie beschreven w o r d t , een zogenoemde 'verklaring van geen bedenkingen' (vvgb) afgeven. Daarmee zegt zij in feite dat een ontheffing niet noodzakelijk is wanneer men zich bij de uitvoering houdt aan het opgestelde stappenplan. Wanneer gesloopt of gekapt w o r d t zonder vervolgonderzoek te laten plaatsvinden, en er blijken beschermde soorten aanwezig te zijn, dan w o r d t de Flora- en faunawet overtreden. Dit is een economisch delict waar boetes aan verbonden zijn. Onderzoek naar vleermuizen duurt ongeveer zes maanden. Indien het onderzoek over de winterperiode heen getrokken moet worden, kan het langer duren. Onderzoek naar andere soortgroepen kan vaak sneller (met 1 of 2 bezoeken) afgerond worden. De doorlooptijd van een ontheffingsaanvraag bij Dienst Regelingen bedraagt doorgaans zes weken t o t 4 maanden. Een vleermuisonderzoek is circa drie jaar geldig. Indien de werkzaamheden niet binnen drie jaar hebben plaatsgevonden, dan moet opnieuw onderzoek w o r d e n uitgevoerd. Wabo Vanaf 1 oktober 2010 is voor ruimtelijke ontwikkelingen de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Dit houdt in dat de benodigde vergunningen en ontheffingen, dus ook die ten aanzien van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet, in de meeste gevallen via een omgevingsvergunning gaan lopen. De aanvraag voor de omgevingsvergunning w o r d t ingediend bij de betreffende gemeente en vervolgens door de gemeente ter beoordeling voorgelegd aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (voormalig Ministerie van LNV). Het Ministerie van EZ geeft bij goedkeuring een vvgb (verklaring van geen bedenkingen) af. Deze vvgb vervangt de huidige ontheffing Flora- en faunawet.
Papina 39 v a n 33
a n r o a n r n i in
Bijlage 1: Wettelijk Kader
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
De grootste veranderingen in het nieuwe systeem zijn dat: 1. het M inisterie van EZ geen direct contact meer met de aanvrager heeft; 2. de gemeente verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving van de vvgb in de omgevingsvergunning. Het doel van deze herstructurering is het versnellen en vergemakkelijken van de procedure.
Pagina 30van 33
aľitea'grOUp
Horecagelegenheid de Meer te Den Hout
Bijlage 1: Wettelijk Kader
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Natuur Netwerk Nederland Hierna volgt een algemene beschrijving van het Natuur Netwerk Nederland. Algemeen Natuur Netwerk Nederland De Nederlandse natuur staat steeds meer onder druk, bijvoorbeeld door huizenbouw, aanleg van wegen en industrie. Toch leeft bij veel Nederlanders de wens o m natuurgebieden in de buurt te hebben. Natuur geeft rust en biedt ruimte voor recreatie. De overheid heeft daarom extra geld uitgetrokken om de Nederlandse natuur te beschermen en verder te ontwikkelen. Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen v o r m t het Natuur Netwerk Nederland (NNN) van Nederland. In het NNN liggen de t w i n t i g Nationale Parken die Nederland kent. Ze hebben gezamenlijk een oppervlakte van 123.000 ha. Ongeveer 459ovan alle hectares NNN op het land is ook Natura 2000-gebied. De term NNN w e r d in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). N e t w e r k van gebieden Het NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan w o r d e n gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Het NNN bestaat uit: bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). Het NNN is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn.
Pagina 31 van 33
a n t p a ' n r n i in
nuieidgeicĮscifiiciu uc
IVICC
projectnummer 401397 27 januari 2015, revisie 00
Natuurbeschermingswet 1998 Hierna volgt een algemene beschrijving van de Natuurbeschermingswet. Algemeen Natuurbeschermingswet Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. Beschermde gebieden De volgende gebieden w o r d e n aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); beschermde n a t u u r m o n u m e n t e n ; wetlands. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. M eestal verlenen de provincies de vergunningen, maar soms doet het ministerie van Economische Zaken (EZ) dit. Bestaand gebruik Op 1 februari 2009 is de w e t opnieuw gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het zogenoemde 'bestaand gebruik'. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura 2000gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. De wijzigingen zijn gericht op: verbetering van de werking van de w e t in de praktijk; verbetering van de aansluiting van de w e t bij de Habitatrichtlijn. Beschermde Natuurmonumenten M e t de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 is in 2005 het verschil tussen Beschermde Monumenten en Staatsnatuurmonumenten vervallen: beide zijn nu Beschermde Natuurmonumenten. Beschermde Natuurmonumenten die overlappen met Natura 2000-gebieden worden opgeheven en niet langer beschermd als beschermd n a t u u r m o n u m e n t . De natuurwaarden, waarvoor het natuurmonument was aangewezen, worden wel in de Natura 2000-aanwijzing opgenomen.
Pagina 32 van 33
antetfgroup
< O)
I J
-J I
—
7î
X DJ
f
CD DJ
Ln
X) O
XI O
XI
DJ ^
(Th
Q. r —