Quickscan N207 Zuid Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11
© Ed Zijp
Concept
Provincie Zuid-Holland 17 september 2013
Quickscan N207 Zuid Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11
Concept dossier : BB3667 registratienummer : LW-AF20122543 versie : 5.0 classificatie : Klant vertrouwelijk
Provincie Zuid-Holland 17 september 2013
HaskoningDHV Nederland B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HaskoningDHV Nederland B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
©
HaskoningDHV Nederland B.V.
INHOUD
BLAD
1
INLEIDING
3
2 2.1 2.2 2.3
BELEID Flora -en faunawet Natura 2000 (Vogel en Habitatrichtlijn) Ecologische Hoofdstructuur
6 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
RESULTATEN NATUURVERKENNING Effecten op EHS Effecten op weidevogelgebied Effecten Flora- en faunawet Effect Natura 2000-gebieden Inschatting kosten compensatiemaatregelen
11 11 13 15 17 17
4
CONCLUSIE
19
5
VERVOLGSTAPPEN
21
6
BRONNEN
23
7 COLOFON
24
BIJLAGEN 1 2
Natuurverkenning eerdere varianten B en C Procedureschema compensatie provincie Zuid-Holland
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -1-
HaskoningDHV Nederland B.V.
1
INLEIDING
Deze natuurverkenning van corridorstudie N207 Zuid bestaat uit het beoordelen van de effecten op natuur voor de drie voorliggende varianten voor de verbinding Greenport Boskoop - N11. Het gaat hierbij om een nieuwe verbinding tussen het boomkwekerijgebied ten noordwesten van Boskoop en de aansluiting Goudse Schouw op de N11 bij Alphen aan de Rijn. Het vrachtverkeer van en naar het noordwestelijke boomkwekerijgebied maakt in de huidige situatie in oostelijke richting gebruik van de Zijde, de oost-west verbinding door Boskoop. Op de Zijde stagneert de doorstroming en wordt veel hinder ervaren, vooral ook van het vrachtverkeer. Dit wordt versterkt door de Hefbrug over de Gouwe in deze route, die regelmatig de doorgang van het wegverkeer verhindert. Voor in het bijzonder het vrachtverkeer van en naar Greenport Boskoop moet een oplossing gezocht worden in de vorm van een nieuwe verbindingsweg van dit kwekerijgebied naar de N11. Voor deze verbinding zijn drie varianten uitgewerkt. Voor die varianten is een natuurverkenning gedaan naar de natuureffecten, vooral gericht op verstoring van weidevogels. De varianten
In figuur 1 zijn de drie varianten voor de wegverbinding weergegeven. In een eerdere studie (december 2012) zijn de toenmalige varianten A, B en C reeds getoetst. Hieruit bleek dat variant A (nu 3a genoemd) ecologisch gezien de beste optie is, doordat deze de minste schade aan weidevogels veroorzaakt. De toenmalige varianten B en C betroffen meer westelijk gelegen verbindingen die het weidevogelgebied doorkruisten en daardoor de natuurwaarden veel meer aantastten. Deze twee varianten zijn daarom afgevallen. Voor de aantasting van de EHS waren er geen grote verschillen. In bijlage 1 van dit rapport is ter volledigheid nog wel de natuurverkenning van de varianten B en C toegevoegd. De varianten worden getoetst aan de huidige natuurwaarden, het EHS- en het weidevogelbeleid. Op variant 3a zijn daarna nog nieuwe varianten bedacht, in dit rapport toetsen we de varianten 3a, 3aII en 3c (zie figuur 1 op de volgende pagina). De variant 3a is dus de voormalige A variant Variant 3a is de wegverbinding langs het spoor naar de noordkant van de N11 via de onderdoorgang bij het spoor en vervolgens via de bestaande weginfrastructuur van Alphen aan 1 den Rijn. Het ruimtebeslag van deze variant is ongeveer 4,8 ha . Variant 3aII is een nieuwe wegverbinding zoals 3a, maar deze buigt eerder af en sluit direct aan op de nieuwe ongelijkvloerse aansluiting Goudse Schouw - N11. Het ruimtebeslag van deze variant is ongeveer 4,5 ha1. Variant 3c is een nieuwe wegverbinding aansluitend op het Jagerspad en loopt dan parallel tussen de Gouwe en de spoorlijn in noordelijke richting en sluit in het noorden aan op De Schans In Alphen aan den Rijn. Via De Schans en de Goudse Schouw ontstaat er dan een verbinding met de N11. Het ruimtebeslag van deze variant is ongeveer 3,8 ha1.
1
Dit is gebaseerd op berekening met autocad en een grove schatting: (lengte) x 24 (breedte).
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -3-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 1. De drie varianten 3a, 3aII en 3c
Werkwijze en toetsingscriteria
Deze verkenning geeft een eerste inzicht in de natuureffecten voor de verbinding Greenport Boskoop-N11, in het kader van de corridorstudie N207 Zuid. De verkenning is globaal van aard en is gebaseerd op een literatuurstudie (zie geraadpleegde bronnen). Voor deze verkenning is geen veldbezoek of nader veldonderzoek uitgevoerd. In een later stadium is dit wel noodzakelijk (zie vervolgstappen).
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -4-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Aan de hand van toetsingscriteria worden de varianten beoordeeld op effecten op de natuur. Hieronder zijn de criteria weergegeven. Effect op beschermde flora en fauna (Flora en faunawet) Nabijheid Natura 2000-gebieden (De Wilck, Nieuwkoopse Plassen en de Haeck en Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein). Effect op EHS en ecologische verbindingszone Elfenbaan Effect op functionaliteit belangrijk weidevogelgebied en vaststellen compensatieopgave weidevogels Aanwezigheid andere verstorende objecten Oppervlakte verloren natuur (dit zal in eerste instantie een grove schatting zijn op basis van autocad en google earth) In geval er aanleiding is tot compensatie van natuurwaarden die verloren gaan, zal dienen te worden gehandeld volgens de procedure die de provincie Zuid-Holland daarvoor hanteert en is opgenomen in bijlage 2. Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft het beleid waarmee rekening moet worden gehouden. In hoofdstuk 3 is de effectbeoordeling opgenomen en een inschatting gemaakt van de kosten die gemoeid zijn met compensatie. De conclusies zijn beschreven in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 worden de vervolgstappen toegelicht. Er wordt afgesloten met een hoofdstuk 6 met de geraadpleegde bronnen.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -5-
HaskoningDHV Nederland B.V.
2
BELEID
2.1
Flora -en faunawet
De Flora- en faunawet regelt de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten en dieren in Nederland. De wet gaat uit van het nee, tenzij- beginsel. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn (artikel 8 tot en met artikel 12). Voor initiatiefnemers die activiteiten of plannen willen uitvoeren, zijn vooral de ‘zorgplicht’ en de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet relevant. De zorgplicht houdt in dat er bij de uitvoering rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van planten en dieren en dat schade zoveel mogelijk voorkomen moet worden. De zorgplicht geldt altijd voor alle individuen van in Nederland voorkomende planten en dieren, ongeacht of de soort beschermd is en of er ontheffing of vrijstelling is verleend. In een aantal gevallen is het mogelijk vrijstelling of ontheffing te verkrijgen voor het overtreden van de verbodsbepalingen uit artikel 8 tot en met 12. Dit is afhankelijk van het niveau van de bescherming van de aanwezige beschermde soorten en van het type handeling en bijhorende belang.
2.2
Natura 2000 (Vogel en Habitatrichtlijn)
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben betrekking op de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten en instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna op het grondgebied van de Europese Unie. Op grond van beide richtlijnen moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om voor de bedoelde soorten een voldoende variatie en omvang van leefgebieden te garanderen (gebieds- en soortbescherming). De lidstaten moeten gebieden aanwijzen voor de instandhouding van waardevolle soorten en gebieden als speciale beschermingszones (SBZ). In deze gebieden mogen nog steeds economische activiteiten plaatsvinden. Deze activiteiten mogen echter geen effect hebben op de kwaliteit van een SBZ en/of storende factoren met zich meebrengen voor de soorten waarvoor de SBZ is aangewezen. Indien er strijdigheid met dit artikel van de Habitatrichtlijn optreedt, vindt er een afweging plaats. In de afweging wordt gekeken of er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang, of er een alternatieve locatie is en zo niet of de natuur elders gecompenseerd kan worden. Op grond daarvan wordt besloten of de activiteit wel of niet door kan gaan. In figuur 2 zijn de Natura 2000 gebieden weergegeven. Het meest westelijke gebied is De Wilck waarbij de afstand tot het plangebied ongeveer 6 km is en het Noordoostelijk gebied is Nieuwkoopse Plassen & de Haeck met tevens een afstand van ongeveer 6 km ten opzichte van het plangebied. Het Zuidoostelijk gebied is Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein en ligt ongeveer 8 km vanaf het plangebied.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -6-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 2. Belangrijke weidevogelgebieden (geel), EHS (groen), ecologische verbindingszones (roze), van voor de herijking EHS, het plangebied ligt binnen de rode cirkel. Bron: http://geo.zuidholland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=EHS.
2.3
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS bestaat uit natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Deze zijn aangevuld met robuuste verbindingen, welke van meer Europees schaalniveau zijn. Bestemmingswijzigingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant (duidelijk onmiskenbaar) aantasten zijn niet toegestaan. Het plangebied is deels aangemerkt als EHS gebied, zie figuur 3. Hiermee zal er sprake zijn van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarde van de EHS. Negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden kunnen hiermee niet op voorhand uitgesloten worden. Het driehoekige natuurgebied het Zaanse Rietveld tussen de spoorlijn en N11 is bestaande natuur, een veenweidepolder. Het gebied is ca. 275 ha groot en vormt een belangrijke ecologische schakel met andere waterrijke gebieden in de regio. Het gebied biedt plaats aan verschillende diersoorten als libellen, waterspitsmuizen, watervogels en weidevogels. Tussen De Gouwe en het Zaanse Rietveld loopt nog een ecologische verbindingszone: de Elfenbaan. Deze ecologische verbindingszone loopt ten westen van het Zaanse Rietveld verder langs de N11. Alle varianten (noord-zuid verbindingen) kruizen deze verbindingszone, hier is dan ook een ontsnipperingsmaatregel nodig. De doelsoorten voor deze ecologische verbinding zijn met name kleine zoogdieren.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -7-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 3. Natuurbeheerplankaart 2014, grijs is bestaande natuur EHS met beheertype moeras (N05.01), weidevogelgebieden (licht groen). Bron: http://geo.zuid-holland.nl/geoloket/html/atlas.html?atlas=EHS.
Figuur 4. EHS wijzigingen in het plangebied (groen is EHS, rood is te schrappen ecologische verbinding, geel is te schrappen EHS, conform de herijking EHS, provinciale verordening (ontwerp) 12-06-2013). Bron: http://ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl/
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -8-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Verordening Ruimte, Visie op Zuid-Holland Deze verordening heeft betrekking op het deel van de EHS op land en in regionale wateren. De beheersgebieden vallen hier niet onder en zijn in de structuurvisie (zie hieronder) vertaald naar belangrijke weidevogelgebieden. In de verordening staat genoemd dat herbegrenzing van de EHS mogelijk is voor kleinschalige ontwikkelingen, of indien sprake is van een groot openbaar belang of bij toepassing van de saldobenadering. Het besluit over een bestemmingsplan die een ingreep in EHS mogelijk maakt en het compensatieplan moeten gelijktijdig genomen worden. In de verordening Ruimte heeft een herijking van de EHS plaatsgevonden, provinciale verordening (ontwerp) 12-06-2013, zie figuur 4 voor de wijzigingen in dit plangebied. De manier waarop het compensatiebeginsel (bij ruimtelijke ingrepen) moet worden toegepast en de stappen die in een compensatieprocedure moeten worden doorlopen, zullen worden uitgewerkt in de herziene provinciale beleidsregel ‘Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid- Holland (2012). De ‘Spelregels EHS’ worden daarbij als leidraad gebruikt. Provinciale Structuurvisie In de Structuurvisie van de provincie Zuid-Holland is opgenomen dat bij het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur ook het beschermen van belangrijke weidevogelgebieden hoort. Zie figuur 3 voor de kaart met de ligging van bestaande natuur en belangrijk weidevogelgebied. In deze visie staat ook genoemd hoe de Greenport Boskoop zich in de toekomst zal ontwikkelen, wat relevant is als onderbouwing voor het aanleggen van een nieuwe wegverbinding. De Greenport Boskoop ligt in het Groen Hart en heeft de functie agrarisch landschap, boom –en sierteelt. Het maakt onderdeel uit van het topgebied cultureel erfgoed Boskoop/Reeuwijk Dorp. Het teeltgebied heeft smalle kavels, veel sloten en lintbebouwing. Binnen de Greenport Boskoop zijn nieuwe teeltmethoden in ontwikkeling en wordt de handelsfunctie steeds sterker. Verder heeft het teeltgebied al langere tijd te maken met verzilting van oppervlaktewater en daardoor zoetwatertekort. De vraag naar schoon, zoet water is voor sierteelt juist erg belangrijk. Voorgenoemde aspecten zijn aanleiding voor een herstructurering. Dit houdt in dat er onder andere waterbergingsopgaven gerealiseerd moeten worden binnen de Greenport Boskoop en er zal een betere ontsluiting van het gebied moeten komen. Hierbij wordt gestreefd naar een aantrekkelijk werklandschap waarbinnen de Greenport Boskoop zich duurzaam kan ontwikkelen (van internationaal belang) en verrommeling van het landschap wordt tegengegaan. Een onderdeel van deze herstructurering kan betekenen dat er meer ruimte komt voor intensieve pot –en containerteelt. Pot –en containerteelt en concentratie van kennis en handel is het meest intensieve onderdeel van de Greenport Boskoop. In de structuurvisie wordt ook genoemd dat in het provinciale landschap Land van Wijk en Wouden (waar het plangebied onder valt) bufferzones zijn opgenomen. In deze bufferzones geldt aanvullende regelgeving ten aanzien van een verbod op het toelaten van benzinestations en wegrestaurants, de procedure bij ontheffingen voor intensieve dagrecreatie en een verbod op uitbreiding van intensieve veeteelt. De regelgeving en begrenzing van de bufferzones zijn in de verordening opgenomen. Weidevogelbeleid Het compensatiebeleid voor weidevogels is een autonome provinciale beleidskeuze en vloeit niet voort uit wetgeving. Het beleid is deels in de structuurvisie vastgelegd. Het plangebied ligt binnen het collectief Beheerplan Gouwe Wiericke, maar ligt grotendeels buiten belangrijke weidevogelgebieden (zie figuur 5). Op een deel van de landbouwpercelen in het plangebied zijn voor 2013 beheerpakketten vastgelegd, de beheerpakketten bestaan voornamelijk uit legselbeheer en een deel uit uitgestelde maaidatum (rustperiode 1 april tot 15 juni)
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 -9-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 5. Belangrijke weidevogelgebieden (geel), plangebied (rood). Bron: http://geo.zuidholland.nl/geo-loket.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 10 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
3
RESULTATEN NATUURVERKENNING
Twee van de varianten liggen in (3aII) en langs de rand (3a) van het bestaande natuurgebied Zaanse Rietveld. De derde variant (3c) ligt verder van dit natuurgebied en ligt in een landbouwgebied tussen spoor en N207. Het natuurgebied Zaanse Rietveld is na verwerving ingericht als natuurgebied met EHS-status. Het natuurbeheertype volgens het Natuurbeheerplan van de provincie is moeras. De inrichting omvat de aanleg van natuurvriendelijke oevers en een centraal gelegen plas. Voorts is de waterhuishouding van het gebied zodanig aangepast dat een plas dras situatie is ontstaan. Het beeld is er een van grasland, moeras en open water. De recreatieve inrichting behelst een parkeerplaats, met een informatiepaneel en een bankje met daarnaast een weide als ontvangstplek. Van hier uit kunnen mensen in twee richtingen het gebied verkennen. De ecologische betekenis van het gebied is door haar inrichting en beheer boven verwachting groot. Met name het grote aantal vogelsoorten levert een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit in de provincie: er broeden zowel weidevogels als moerasvogels. Het gebied is tevens van groot belang voor doortrekkende vogels en wintergasten. Het plangebied van de 3 varianten ligt precies tussen de aangewezen belangrijke weidevogelgebieden in, de afstand tussen deze belangrijke weidevogelgebieden is ca. 500 m. Verder liggen alle varianten in het nationaal landschap het Groene Hart en liggen op ca. 6 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied (De Wilck, Nieuwkoopse Plassen en de Haeck en Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein). In dit hoofdstuk worden de effecten op EHS en weidevogelgebied, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet beschreven.
3.1
Effecten op EHS
Onderstaand kaartje (figuur 6) geeft de ligging van de tracés binnen/nabij de belangrijke weidevogelgebieden en EHS weer. Hieronder wordt per variant de effecten beschreven, op basis van de toetsingscriteria. Variant 3a Variant 3a ligt strak langs de bestaande spoorlijn en ligt deels in/op de rand van een bestaand EHS gebied (Zaanse Rietveld)met natuurdoeltype moeras. De aanleg van deze variant betekent 2 dat er een fysieke aantasting van de EHS natuur plaats gaat vinden (ongeveer 4,8 ha ) die gecompenseerd moet worden. Deze variant ligt tegen de spoorlijn aan - een nu al verstorend infrastructuurelement - en is daardoor minder verstorend voor de natuur dan wanneer een nieuwe weg in een onverstoord gebied wordt aangelegd. Deze variant doorsnijdt ook de ecologische verbindingszone De Elfenbaan, hiervoor moet een ontsnipperingsmaatregel worden genomen in de vorm van een faunaduiker voor water- en voor landgebonden diersoorten. Bij de landgebonden diersoorten moet met name gedacht worden aan kleine zoogdieren.
2
Dit oppervlakteverlies is permanent oppervlak verlies, waarbij er is gerekend met 24 m (breedte variant) die EHS aantast) x 1m (lengte variant die EHS aantast). Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 11 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Variant 3aII Deze variant volgt gedeeltelijk het tracé langs de bestaande spoorlijn, maar gaat halverwege midden door het bestaande EHS gebied Zaanse Rietveld, hiermee verliest dit gebied de functie als belangrijke ecologische schakel tussen de natte gebieden als De Wilck, Nieuwkoopse Plassen & de Haeck, Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein. Het gebied wordt hierdoor doorsneden, waardoor de overblijvende delen aan beide zijden van het wegtracé niet meer functioneel zijn. Ook gaan er veel bestaande natuurwaarden verloren. De fysieke aantasting ruimtebeslag beslaat ca. 4.5 ha, echter hier is de aantasting in werkelijkheid veel groter, door de versnippering van het bestaande natuurgebied. Afhankelijk van de aanwezige soorten moet er rekening mee worden gehouden dat dan het gehele gebied als verloren moet worden beschouwd. In totaal is dan sprake van 31,5 ha te compenseren EHS gebied. Ook hier moet een ontsnipperingsmaatregel worden genomen in de vorm van een faunaduiker voor water- en landgebonden diersoorten, omdat het EHS gebied ook functioneert als ecologische verbindingszone. Bij de landgebonden diersoorten moet met name gedacht worden aan kleine zoogdieren. Variant 3c Deze variant ligt tussen de spoorlijn en de Gouwe en doorsnijd geen EHS gebied, ook in deze variant, net zoals 3a, zal er niet veel meer verstoring optreden, omdat het spoor en de N207 al verstorend werken. De zone tussen spoor en N207 is nu al verstoord gebied. De fysieke aantasting van de EHS is 0,0 ha. Deze variant doorsnijdt wel de ecologische verbindingszone De Elfenbaan. Zodat ook hier een faunaduiker nodig is voor water- en landgebonden diersoorten. Bij de landgebonden diersoorten moet met name gedacht worden aan kleine zoogdieren.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 12 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 6. Ligging Tracés 3 varianten (3a, 3aII en 3C), binnen/nabij de EHS en weidevogelgebieden. Groen is EHS, Roze is ecologische verbindingszone, Geelgroen zijn belangrijke weidevogelgebieden. Rood gearceerd is ontgrenzing EHS (EHS-herijking).
Voor alle varianten geldt dat stikstofdepositie mogelijk een negatief effect zou kunnen hebben op het natuurgebied. Wanneer de stikstofdepositie boven een bepaalde waarde komt, kunnen er problemen ontstaan bij het halen van de natuurdoelstelling, in dit geval moeras. Echter dit criterium is niet dermate onderscheidend voor de drie varianten, dat dit tot een keuze voor één van de varianten zou leiden. Conclusie: De variant 3c heeft niet of nauwelijks verstorende werking op de EHS en veroorzaakt geen versnippering van de EHS. Variant 3aII daarentegen gaat midden door een waardevol EHS gebied en heeft een grote fysieke aantasting en verstorende werking. Het gebied raakt zo versnipperd, dat het eigenlijk niet mogelijk is om de natuurwaarden hier te handhaven, het volledige gebied ( 31,5 ha) zal gecompenseerd moeten worden. Variant 3a heeft een beperkte verstorende werking en aantasting ruimtebeslag EHS van 4,8 ha.. Bij alle varianten treed een negatief effect op als gevolg van stikstofdepositie, dit effect is niet onderscheiden. Voor de varianten 3a en 3c geldt overigens dat de weg de ecologische verbindingszone De Elfenbaan doorsnijdt. Hiervoor moeten een ontsnipperingsmaatregel in de vorm van een faunaduiker worden aangelegd onder de weg voor water- en landgebonden diersoorten. Bij de landgebonden diersoorten moet met name gedacht worden aan kleine zoogdieren. Hiermee is dit negatieve effect op de verbindingszone dus vrij eenvoudig op te lossen. Echter ook in de variant 3aII moet er een faunaduiker worden aangelegd, de verbindingszone loopt immers via het EHS gebied zelf. De ontsnipperingsmaatregel is dus niet onderscheidend tussen de varianten en hiermee is de doorsnijding van het natuurgebied Zaanse Rietveld niet opgelost. Variant 3c veroorzaakt de minste aantasting van de EHS. Het verdient aanbeveling het EHS gebied buiten het weidevogelgebied te compenseren, aangezien anders ook extra weidevogelgebied gecompenseerd dient te worden.
3.2
Effecten op weidevogelgebied
Uit reeds bestaand onderzoek kan worden opgemaakt dat de invloed van wegen op de weidevogelpopulatie uiteenloopt van 125 m (5000 voertuigen per dag) tot zelfs 1000 m (150.000 voertuigen per dag), afhankelijk van de verkeersintensiteit (Reijnen et al. 1992, Reijnen 1995). Ook per soort zijn er verschillen: bij Grutto is de gevoeligheid voor verstoring groter dan bij andere soorten. Uit onderzoek van Reijnen (1995) blijkt dat voor Grutto de verstoringsafstand toeneemt als de verkeersintensiteit toeneemt: van 230 m bij 5000 voertuigen per dag, tot zelfs 900 m bij 50.000 voertuigen per dag. Daarnaast blijkt ook wegverlichting een rol te spelen, waarbij van de verlichting een merkbare invloed uitgaat op de locatie van de nestplaatsen. Er zijn indicaties dat wegverlichting tot op 250-500 m afstand invloed heeft op de locaties van gruttonesten. Deze afstandsmaat is echter onzeker omdat er maar weinig
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 13 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
experimenteel onderzoek is uitgevoerd naar de invloed van wegverlichting op nestlocaties van weidevogels (Molenaar et al. 2000). Afhankelijk van de verkeersintensiteit en ook de lokale terreincondities is een minimale afstand van 125 m al van belang voor de stabiliteit van weidevogelpopulaties. Alle varianten liggen in de buurt van belangrijke weidevogelgebieden en ook het EHS gebied is van (groot) belang voor weidevogels, zo blijkt uit gegevens van beheerder Staatsbosbeheer en waarneming.nl. Variant 3a Daar waar de variant 3a aansluit op bestaande infrastructuur, in het noorden van Boskoop, gaat de variant vlak langs belangrijk weidevogelgebied (ten westen van het beoogde tracé). Er gaat fysiek geen weidevogelgebied verloren er is wel sprake van verstoring door geluid en licht. Ook aan de oostzijde ligt weidevogelgebied, maar hier lopen nog infrastructuren (spoor en N207) tussendoor en is dus al verstoord waardoor het nu al geen waardevol weidevogelgebied is. Het belangrijke weidevogelgebied ligt op een afstand van ca. 500 m ten opzicht van het tracé 3a. Gezien de vrij lage verkeersintensiteit van ca 3.000 mvt per etmaal, is de verstoringsafstand gering, ca 100-150 m (afhankelijk van de soort). Omdat er nu al een spoorlijn ligt die ook een verstoringsafstand heeft van 100-150 m, zullen er binnen deze zone al nauwelijks weidevogels broeden. Het is dus een voordeel dat bij het realiseren van deze variant infrastructuur gebundeld wordt, waardoor de verstoring minder toeneemt, de openheid minder wordt aangetast en versnippering van het weidevogelgebied voorkomen wordt. Aan weerszijden van de spoorlijn is het gebied op dit moment minder geschikt als broedgebied voor (weide)vogels. Daardoor zal het oppervlak natuurwaarden dat verloren gaat, kleiner zijn. Variant 3aII Deze variant volgt voor een deel het zelfde tracé als 3a, echter deze variant buigt halverwege af en gaat midden door het EHS-gebied Zaanse Rietveld. Dit moerasgebied met plas-dras oevers en natte graslanden is mogelijk een slaapplaats voor weidevogels en wordt ook als foerageergebied gebruikt door weidevogels. Uit waarneming.nl blijkt ook dat hier veel weidevogels, zoals kieviet, scholekster, tureluur, kemphaan, e.d. voorkomen. Deze doorsnijding van het gebied heeft een groot effect op de aanwezige weidevogels, het EHS-beleid heeft immers tevens als doel om ook belangrijke weidevogelgebieden te beschermen. Dit negatieve effect op de weidevogels door de doorsnijding van het natuurgebied moet gecompenseerd worden en deze compensatie zal dan ook groter zijn dan voor variant 3a. Variant 3c Deze variant doorsnijdt geen belangrijk weidevogelgebied en ligt tussen de spoorlijn en de weg N207 met daarnaast de Gouwe. Dit gebied is door de verstoring van deze infrastructuur al minder geschikt voor weidevogels en is daarmee geen belangrijk weidevogelgebied. De afstand tot het belangrijke weidevogelgebied is ca. 100 meter (de polder ten oosten van de N207 is aangewezen als belangrijk weidevogelgebied). Dit gebied wordt deels al verstoord door de ligging van de N207 en door het spoor. Er zal naar verwachting wel sprake zijn van een lichte toename van verstoring door een mogelijke toename van de verkeersintensiteit. De verstoringsafstand van een dergelijke weg kan ca. 100-200 m zijn, dit is afhankelijk van de verkeersintensiteit. De verstoring van weidevogels is in deze variant veel minder dan in de twee andere varianten. Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 14 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Daarnaast heeft stikstofdepositie mogelijk in alle varianten effect op het verschralingbeheer dat bij het weidevogelbeheer hoort. Wanneer de stikstofdepositie boven een bepaalde waarde komt, kunnen er problemen ontstaan bij het halen van de natuurdoelstelling. Wanneer het verschralingbeheer van weidevogelbeheer negatief wordt beïnvloed door stikstof, kan door toename van stikstofminnende plantensoorten de openheid van het weidevogelgebied aangetast worden en het kuikenland minder geschikt worden als voedselbron voor de kuikens. Het effect van stikstofdepositie is niet onderscheidend voor de 3 varianten. Conclusie: De negatieve effecten op weidevogels zullen het grootst zijn in de variant 3aII en het kleinst in variant 3c. Bij variant 3aII gaat er bestaand natuurgebied verloren dat door weidevogels wordt benut. De weg gaat er midden door, dus deze variant heeft het grootste ruimtebeslag, alsmede de grootste verstoring. De variant 3a ligt geheel langs de spoorlijn, die ook al verstoring van het belangrijke weidevogelgebied met zich meebrengt. Variant 3c ligt tussen twee verstorende elementen, de spoorlijn en de N207 in en veroorzaakt daardoor de minste extra verstoring op de belangrijke weidevogelgebieden. De verstoring van het weidevogelgebied is dus in deze variant 3c het kleinst in vergelijking met de ander varianten. In alle varianten gaat er geen belangrijk weidevogelgebied (beleidsmatig gezien) verloren. Het EHS gebied is wel van groot belang voor de weidevogels. De vernietiging en verstoring van dit gebied zal daarom gecompenseerd moeten worden. Voor compensatie van belangrijk weidevogelgebied als gevolg van verstoring en vernietiging heeft variant 3aII de grootste compensatieopgave. Voor variant 3c is de compensatieopgave van belangrijk weidevogelgebied het geringst. Het verdient aanbeveling voor de compensatie van verlies aan weidevogelgebied, beheersovereenkomsten af te sluiten met agrariërs die grenzen aan het huidige weidevogelgebied.
3.3
Effecten Flora- en faunawet
Aan de hand van een literatuurstudie waarbij literatuur van internet is geraadpleegd (zie geraadpleegde bronnen) zijn de effecten op de Flora –en faunawet bepaald. Hieronder zal per soortgroep de effecten worden beschreven. Er is voor deze summiere effectbepaling geen veldbezoek uitgevoerd. Vogels Vooral voor weidevogels heeft de geplande ingreep een groot negatief effect. Het gaat hier om soorten als kievit, grutto, tureluur en scholekster. Dit is gebaseerd op bronnen als SOVON.nl en waarneming.nl. Vooral in de broedtijd zijn weidevogels gevoelig voor verstoring. Nachtelijk kunstlicht van lantaarnpalen heeft bij broedende grutto’s in weidevogelgebied een negatief effect op het ruimtegebruik en de eilegdatum (de Molenaar et al. 2000). De grutto is een van de meest kritische weidevogels, samen met de tureluur, watersnip, zomertaling en kemphaan, waarvoor bovenstaande ook geldt. Kievit en scholekster zijn meer tolerante soorten wat betreft verstoring. Daarnaast is er een effect te verwachten op overige broedvogels, zoals knobbelzwaan, kuifeend, krakeend, meerkoet en kwikstaart. Indien bomen en struiken verwijderd worden, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden, zodat overtreding van de FF-wet wordt voorkomen.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 15 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Zoogdieren Uit de bureaustudie blijkt dat er verschillende (streng) beschermde vleermuissoorten voorkomen in de omgeving van het plangebied, zoals Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis. Binnen het plangebied wordt verder mogelijk de waterspitsmuis verwacht en enkele meer algemene soorten als vos, haas, wezel en hermelijn. (bron: vleermuis.net en zoogdiervereniging.nl) Dit is mede gebaseerd op het voorkomen van geschikt biotoop voor deze soorten. Het is onduidelijk wat de aanleg van een van de varianten voor effect zal hebben op deze soorten, hiervoor is een veldonderzoek en mogelijk vervolgonderzoek nodig. Amfibieën Op basis van de literatuurstudie kan de rugstreeppad verwacht worden in het plangebied. De rugstreeppad is een pioniersoort die voorkomt op (net opgespoten) zandige gronden, maar hij wordt ook aangetroffen in veen en klei gebieden. Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren, die vrij snel opwaren, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn. Er kan verder worden aangenomen dat de algemeen beschermde Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander (allen tabel 1 FF-wet) voorkomen binnen het plangebied. Deze soorten komen voor in waterrijke gebieden met sloten, oeverbegroeiing en onderwaterbegroeiing. Andere (streng) beschermde amfibieën worden binnen het plangebied niet verwacht. Deze aannames zijn gedaan op basis van gegevens van ravon.nl. Reptielen Beschermde reptielen worden op basis van de literatuurstudie niet verwacht door het ontbreken van geschikt biotoop maar dit zal pas uitgesloten kunnen worden na een veldbezoek en mogelijk aanvullend onderzoek. Vissen Uit de bureaustudie blijkt dat de (streng) beschermde vissoorten Bittervoorn en Kleine modderkruiper voorkomen in de directe omgeving van het plangebied. Het is de verwachting dat deze soorten ook voorkomen in de sloten rond het plangebied (Ravon.nl). Nader veldonderzoek is nodig om dit zeker te weten. Wanneer er geen sloten worden gedempt zal de gunstige staat van instandhouding worden gewaarborgd. Wanneer dit wel het geval is, zullen de betreffende watergangen leeggevist moeten worden en zullen de gevangen soorten overgezet moeten worden naar geschikt habitat. Conclusie: Vooral voor weidevogels zal er afhankelijk van welke variant er wordt gekozen, een (groot) negatief ontstaan in de vorm van verstoring door geluid en licht. Echter zijn de weidevogels niet specifiek beschermd conform de Flora-en faunawet, behalve als ze broeden. Wel is het leefgebied van weidevogels beschermd en compensatieplichtig binnen de Structuurvisie en Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland. Verder komen er mogelijk beschermde soorten voor in het gebied, zoals kleine modderkruiper, bittervoorn, verschillende vleermuissoorten en de rugstreeppad. Er zal uit een veldbezoek en mogelijk vervolgonderzoek moeten blijken welke soorten er daadwerkelijk aanwezig zijn en naar aanleiding van deze resultaten zal er wel of geen ontheffing aangevraagd moeten worden. Variant 3aII zal waarschijnlijk met meer beschermde soorten te maken hebben dan de andere varianten, omdat deze dwars door bestaand natuurgebied gaat waar diverse beschermde soorten voorkomen. Variant 3a gaat vlak langs of aan de rand door het natuurgebied en zal daardoor mogelijk meer beschermde soorten tegen komen dan variant 3c.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 16 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.4
Effect Natura 2000-gebieden
Aan de hand van de Natura 2000 kaart van synbiosys is berekend dat de afstand tussen het plangebied met de varianten en de drie in de buurt liggende Natura 2000 gebieden zo groot is, dat er waarschijnlijk geen effecten zullen optreden in deze gebieden. Het effect van licht en geluid kan op voorhand worden uitgesloten door de grote afstand. Het effect van stikstof op een 3 Natura 2000 gebied is uit te sluiten vanaf een afstand groter dan 3 km .
3.5
Inschatting kosten compensatiemaatregelen
In deze verkenning is kwalitatief beschreven wat de te verwachten effecten zijn van de aanleg van nieuwe wegverbindingen Greenport Boskoop-N11. Voor een goede bepaling van de daaraan verbonden maatregelen is meer inzicht nodig in de soorten en de dichtheid van die soorten. Om toch in deze fase al een indicatie te krijgen van de te verwachten kosten voor compensatie is er voor gekozen om via een areaalbenadering een eerste inschatting te maken van de kosten. Het gaat daarbij om de volgende zaken: • Het toepassen van een faunaduiker om de ecologische verbinding in stand te houden. Deze verbinding loopt in oost-west richting door het gebied en dient bij alle drie de varianten door toepassing van een faunaduiker in stand te blijven. • Het compenseren van het EHS gebied dat wordt aangetast. • Het compenseren van het weidevogelgebied dat wordt aangetast. Faunaduiker Deze duiker is zowel nodig voor water- als voor de landgebonden kleine zoogdieren. In alle drie de varianten dient deze te worden aangebracht. Voor de inschatting van de kosten wordt hier uitgegaan van een vierkante betonnen faunaduiker met looprichels aan beide zijden. Voor de afmetingen van die duiker wordt een maat van 1.000 x 1.000 mm aangehouden. De duiker zal minimaal 1/3 boven het waterpeil dient te worden aangelegd. De kosten exclusief BTW bedragen dan € 48.000 voor alle drie de varianten. Compenseren EHS gebied Bij variant 3a gaat 4,8 ha EHS gebied verloren, bij variant 3aII moet het gehele EHS gebied als verloren worden beschouwd ofwel 31,5 ha. Bij variant 3c wordt geen EHS gebied aangetast. Er is hier sprake van een moerasgebied met plas-drasoevers en natte graslanden dat in beheer is bij Staatsbosbeheer. Er wordt van uitgegaan dat de compensatie van het EHS gebied in de huidige omgeving plaatsvindt, maar buiten het weidevogelgebied wordt gerealiseerd, bij voorkeur direct aansluitend op het weidevogelgebied. Voor de compensatie hiervan moet gedacht worden aan de volgende kosten: • De kosten van aankoop van vervangende grond doordat cultuurgrond wordt ingericht als natuurgebied dat vervolgens weer door Staatbosbeheer zal worden beheerd. Wij gaan er van uit dat deze compensatiekosten gelijk zijn aan de aankoopkosten, ofwel € 60.000 per ha bedragen (geen BTW). • De kosten van inrichting van het gebied conform het huidige gebied. De kosten daarvan worden geschat op € 75.000 per ha (excl. BTW).
3
Deze aanname is gebaseerd op een algemeen gehanteerd uitgangspunt bij Rijkswaterstaat (bron: Royal HaskoningDHV) Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 17 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Voor de beheerkosten rekenen we met een bedrag van € 505 per ha te rekenen over een periode van 30 jaar, ofwel € 15.150 per ha. • Eventuele compensatie vanwege de overgangstijd naar nieuw EHS gebied. Wij gaan er van uit dat deze kosten nihil zijn, aangezien voor het nieuwe gebied de kosten voleldig vergoed worden en er dus niet rekening gehouden wordt met vermindering van kosten die nu voor het huidige gebied al worden gemaakt.. Voor de totale kosten komen we dan op een bedrag van afgerond € 150.000 per ha. •
Compenseren weidevogelgebied De gehanteerde uitgangspunt voor de kosteninschatting zijn de volgende: • Er wordt voor de compensatie van weidevogels steeds een verstoringsafstand van 150 m (van de Grutto) aangehouden. • Bij variant 3a moet 50% van het areaaal in een strook van 150 m langs de spoorlijn nu al als verloren worden beschouwd als gevolg va de aanwezigheid van de spoorbaan. Van de resterende waarde gaat weer 50% verloren als gevolg van de aanleg van de weg in dit spoorgebied. Per saldo wordt gerekend met een verlies van 25% van het areaal binnen de 150 m grens langs de weg. Het oppervlakte aan weidevolgegebied dat verloren gaat is dan 1990 m x 150 m= 28 ha Dit betekent dat bij deze variant 3a 25% van de deze opervlakte aan weidevogelgebied dient te worden gecompenseerd, ofwel 7 ha. • Bij variant 3aII wordt naast 25% van de strook van 150 m langs het spoor over een lengte van 1.415 m, ofwel 25% van 21,2 ha = 5,3 ha bij variant 3aII ook gerekend met een verlies van 50% van het gebied binnen een zone van 150 m aan weerszijden van de verbinding naar aansluiting N11-Goudse Schouw buiten de 150 m zone van het spoor. Die 50% is er op gebaseerd dat dit EHS gebied deels begroeid is en niet als weidevogelgebied kan worden aangemerkt. Bij een lengte van de doorsnijding van ca 435 m en een strookbreedte van 300 m betekent dat 50% van 13 ha, ofwel 6,5 ha. Opgeteld bij de eerdergenoemde 5,3 ha is het totaal te compenseren weidevogelgebied in deze variant 3aII dan afgerond 12 ha. • Bij variant 3c is geen sprake van een weidevogelgebeid en ligt de weg in een zone tussen het spoor en de provinciale weg N207. In het kader van de nu gehanteerde areaalbenadering beschouwen we het te compenseren gebied als nihil. Een vogeldichtheidsbenadering kan bij verdere uitwerking van deze variant er toe leiden dat alsnog een beperkte compensatie nodig is. • Er wordt hier uitgegaan van agrarisch beheer waarbij de betrokken eigenaren hun grond behouden, maar een beheeroveereenkomst afsluiten voor het beheer als weidevogelgebied. • Voor de kosten van compensatie moet gedacht worden aan een jaarlijkse beheervergoeding voor de betrokken agrariërs in het kader van de met hen af te sluiten beheerovereenkomsten van € 1.000 per jaar per ha, te rekenen over een periode van 12 jaar, ofwel van € 12.000 per ha (geen BTW) te compenseren gebied.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 18 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
4
CONCLUSIE
Aantasting EHS In de variant 3aII is de aantasting van de EHS het grootste, omdat eigenlijk het hele gebied van 31,5 ha verloren gaat. Het gebied raakt zo versnipperd dat het niet meer mogelijk is om hier de natuurwaarden in stand te houden. Deze oppervalkte zal dus gecompenseerd moeten worden. Ook in variant 3a kis sprake van vernietiging van EHS-gebied (bestaand natuurgebied), de fysieke aantasting is ca. 4,8 ha. Bij variant 3c is de fysieke aantasting van EHS.gebied nihil. De verstoring van de bestaande natuurwaarden is in variant 3aII het grootste en in variant 3C het kleinste, omdat dit tracé tussen bestaande spoorweg- en weginfrastructuur in ligt. Ecologische verbindingszone In alle varianten vindt er een doorsnijding van de ecologische verbindingszone plaats. Dat geldt dus ook voor variant 3aII, omdat de verbindingszone via de EHS loopt. Dit effect is met een faunaduiker onder de weg voor water- en landgeboden diersoorten deels te mitigeren. Het effect blijft dus nog negatief. Aantasting Weidevogelgebied In alle varianten is sprake van (enige mate) vernietiging en verstoring van weidevogelgebied. Er is geen fysieke aantasting van de beleidsmatige vastgestelde belangrijke weidevogelgebieden; het plangebied ligt er immers precies tussen in. Variant 3aII kent de grootste vernietiging van weidevogelhabitat, omdat het bestaande natuurgebied door weidevogels gebruikt wordt en daarmee zal in deze variant het grootste oppervlakte aan weidevogelgebied verloren gaan. Qua verstoring door geluid en licht zijn de varianten 3a en 3aII meer verstorend omdat deze varianten vlak langs belangrijk weidevogelgebied gaan, ondanks dat ze (deels) bestaande infrastructuren volgen. Variant 3aII kent de grootste verstoring met 12 ha, omdat deze dwars door bestaand natuurgebied gaat. Bij variant 3a is het oppervlakte verstoord gebied bepaald op 7 ha. Variant 3c ligt tussen twee bestaande infrastructuren in, die nu al een verstorende factor zijn en zal dus de minst verstorende werking hebben. Vanuit de areaalbenadering is deze oppervlakte nihil. Compensatieopgave Voor zowel de vernietiging als verstoring van belangrijk EHS-gebied en weidevogelgebied is compensatie nodig. Voor compensatie van EHS en belangrijk weidevogelgebied als gevolg van verstoring en vernietiging heeft variant 3aII de grootste compensatieopgave van 31,5 ha. Voor variant 3c is de compensatieopgave nihil en bij variant 3a zal 4,8 ha compensatie van EHSgebied moeten plaatsvinden. Voor de compensatie hiervan dient gerekend te worden met een bedrag van € 150.000 per ha. Bij variant 3a bedraagt het te compenseren oppervlakte aan weidevogelgebied 7 ha, bij variant 3aII 12 ha en bij variant 3c 0 ha. Voor de compensatie hiervan dient gerekend te worden met een bedrag van € 12.000 per ha. Stikstofdepositie Bij alle varianten treedt mogelijk een negatief effect op het bestaande natuurgebied Zaanse Rietveld (bestaande EHS) en het weidevogelgebied als gevolg van stikstofdepositie. Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 19 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Flora en faunawet Vooral voor weidevogels zal er afhankelijk van welke variant er wordt gekozen, een (groot) negatief ontstaan in de vorm van verstoring door geluid en licht. Verder komen er mogelijk beschermde soorten voor in het gebied, zoals kleine modderkruiper, bittervoorn, verschillende vleermuissoorten en de rugstreeppad. Er zal uit een veldbezoek en mogelijk vervolgonderzoek moeten blijken welke soorten er daadwerkelijk aanwezig zijn en naar aanleiding van deze resultaten zal er wel of geen ontheffing aangevraagd moeten worden. Natura 2000 De afstand tussen het plangebied en de drie in de buurt liggende Natura 2000 gebieden is dusdanig groot, dat er waarschijnlijk geen effecten zullen optreden in deze Natura 2000 gebieden als gevolg van de aanleg van een van deze drie varianten.
Criterium Flora en Fauna-wet Natura 2000 EHS Verbindingszone Weidevogelgebied Stikstofdepositie
3a -0 --/0
3aII --0 ----/0
3c 0 0/0/-/0
Tabel 1. Toetsingstabel voor de verschillende criteria en 3 varianten (0= geen effect, - = negatief effect, 0/- mogelijk licht negatief). Conclusie: variant 3aII scoort op de verschillende criteria het meest negatief en kent de grootste compensatieopgave vanwege de doorsnijding van het bestaande natuurgebied. Daarmee is er sprake van verlies aan de functionaliteit van het gebied. Variant 3c scoort ecologisch gezien het beste en is slechts licht negatief beoordeeld en kent niet of nauwelijks een compensatieopgave.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 20 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
5
VERVOLGSTAPPEN
Hieronder worden de vervolgstappen benoemd die gezet moeten worden bij het realiseren van de meest geschikte variant. Hier wordt ook de borging van de compensatie uiteengezet. Flora- en faunawet Wat betreft het voorkomen van beschermde soorten zal uit een veldbezoek moeten blijken welke soorten er daadwerkelijk aanwezig zijn en naar aanleiding van deze resultaten zal er wel of geen ontheffing aangevraagd moeten worden. Voor de algemene soorten (Bruine kikker, Groene kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander) geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient de algemene zorgplicht in acht genomen te worden. Natuurbeschermingswet Door de grote afstand van 6 en 8 km ten opzichte van de drie omliggende Natura 2000 gebieden kunnen effecten worden uitgesloten. Het effect van stikstof is uit te sluiten vanaf een afstand van 3 km of meer. Ecologische Hoofdstructuur Om te bepalen of stikstofdepositie een negatief effect heeft op het moerasgebied zal er een berekening moeten worden gemaakt van de te verwachten stikstofdepositie bij de realisatie van alle drie de varianten. Daarnaast zal er gekeken moeten worden hoe de fysieke aantasting van de EHS gecompenseerd moet worden en zal er een bestemmingsplanwijziging in gang gezet moeten worden. Het natuurgebied dat verloren gaat zal gecompenseerd moeten worden. Hiermee hangt ook samen hoe gemakkelijk de compensatie zal zijn, kwalitatieve compensatie is over het algemeen moeilijk. Zie hieronder en de provinciale structuurvisie paragraaf 4.8.4.21 voor de compensatieregels voor natuur, recreatie en landschap. Compensatiebeginsel De Nota Ruimte beschrijft de hoofdlijnen voor het toepassen van compensatie. Wanneer een ingreep onvermijdelijk blijkt, dan is in dat geval de initiatiefnemer van het plan, project of de handeling verantwoordelijk voor realisatie van mitigerende maatregelen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen en waar dit niet volstaat, de resterende effecten te compenseren. Het bevoegd gezag dat verantwoordelijk is voor het opleggen van compensatieverplichtingen ziet er op toe dat de initiatiefnemer daadwerkelijk compenseert. Aan compensatie worden de volgende voorwaarden gesteld: - geen nettoverlies aan waarden, voor wat betreft areaal, kwaliteit en samenhang; - compensatie aansluitend of nabij het gebied, onder de voorwaarde dat een duurzame situatie ontstaat. Bij fysieke compensatie kan onteigening aan de orde zijn; - indien fysieke compensatie aansluitend of nabij het gebied onmogelijk is, door compensatie door de realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden, dan wel door fysieke compensatie verder weg van het aangetaste gebied; - indien zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden redelijkerwijs onmogelijk is, wordt financiële compensatie geboden. Deze wordt in het door rijk en provincies beheerde Nationaal groenfonds gestort, maar blijft gelabeld aan de betrokken ingreep;
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 21 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Weidevogelcompensatie Goed weidevogelgebied is moeilijk te compenseren. In belangrijke weidevogelgebieden zijn geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. In het algemeen vindt de compensatie plaats volgens het hierboven omschreven compensatiebeginsel. Mitigatiemaatregelen Om de effecten van de aanleg van een van de varianten zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende maatregelen mogelijk: •
• • • •
• • •
Aanleg Faunaduiker (in alle varianten) doorsnede ca 1,0 m met loopstrook voor zoogdieren. Toegangen natuurvriendelijk inrichten en faunarasters langs de weg plaatsen Toepassing geluidsschermen. Toepassing dubbellaags ZOAB. Geen aanplant van bomen of houtige gewassen om de openheid van het weidevogelgebied zoveel mogelijk te behouden Aanpassen verlichting. Door gebruik te maken van kortere lichtmasten, aangepaste armaturen die alleen naar beneden schijnen, hierdoor wordt verstrooiing van licht verminderd. Bovendien kan zacht oranje of groen licht worden gebruikt; zacht oranje of groen licht wordt door dieren als minder verstorend ervaren Verplaatsen van beschermde plantensoorten en mogelijk oeverplanten). Leegvissen watergangen - vangen en overzetten van vissen en amfibieën naar een andere geschikte locatie. Het buiten het voortplantingseizoen (half februari – augustus) uitvoeren van de werkzaamheden om verstoring van broedvogels en andere diersoorten te voorkomen.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 22 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
6
BRONNEN
• • • • • • •
Bruinzeel, L.W. & A.G.M. Schotman 2011. Onderbouwing verstoringafstanden weidevogels Fryslân. A&W rapport.1624/Alterra 2184 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden/Alterra Wageningen de Boer, E.J.F., & C. Heunks, 2009. Berekening natuurcompensatieopgave oostelijke rondweg Boskoop. Rapport 09-132. Bureau Waardenburg BV, Culemborg. Compensatiebeginsel voor natuur en landschap 11, september 1997, Provincie Zuid-Holland Ontwerp-Natuurbeheerplan 2013, mei 2012, Zuid-Holland K.L. Krijgsveld et al, 2008, Verstoringsgevoeligheid van vogels, update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie Molenaar et al, 2000, wegverlichting en natuur, lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie
Geraadpleegde internetsites: http://ro.zuidholland.nl/Verordening/Herziening_2011/ontwerp/r_NL.IMRO.9928.DOSx2010x0019 • 373VO-OW01_Artikel010603.html (bezocht op 10 december 2012) • http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=EHS (bezocht op 18 juni 2013) • http://www.ravon.nl/Soorten/tabid/61/Default.aspx (bezocht op 3 december 2012) • http://www.vleermuis.net/ (bezocht op 3 december 2012) • www.waarneming.nl/ (bezocht op 3 december 2012) • www.sovon.nl (bezocht op 3 december 2012)
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 23 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
7 COLOFON
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : : : :
Provincie Zuid-Holland Quickscan N207 Zuid BB3667 24 pagina's Carolien van der Ziel Piet Westeneng Martine Verheijen ten Kate Piet Westeneng 17 september 2013 Piet Westeneng
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 Klant vertrouwelijk
17 september 2013, versie 5.0 - 24 -
HaskoningDHV Nederland B.V. Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (088) 468 20 00 F (088) 468 28 01 W www.dhv.nl
BIJLAGE 1 Natuurverkenning eerdere varianten B en C
In een eerdere verkenning (december 2012) zijn de varianten A, B en C met elkaar vergeleken. Variant A is het zelfde als variant 3a in dit rapport. Hieronder volgen de effecten op EHS en weidevogels van de varianten B en C in vergelijking met variant 3a Variant B Variant B doorsnijdt belangrijk weidevogelgebied. Daarnaast zal een strook ter weerszijden van de aan te leggen weg als gevolg van verstoring door verkeer minder geschikt worden als broedgebied voor weidevogels. Daar waar de variant parallel loopt aan de N11 is er minder aantasting van het weidevogelgebied doordat de N11 al een verstorende factor is. Uit onderzoek van bureau Waardenburg (2009) blijkt dat de dichtheid aan broedvogels binnen 300 meter van de weg met gemiddeld 35% zal afnemen als gevolg van verstoring door geluid en licht. Daar waar de variant het weidevogelgebied doorsnijdt (vanaf Boskoop tot aan de aansluiting op de N11)zal er op basis van bovenstaand onderzoek worden verwacht dat een groot aantal territoria weidevogels verloren gaat. Variant B ligt in de buurt van het Rietveldse pad, dat op dit moment een erfontsluitings weg is met een lage intensiteit verkeer, en een verbinding in de vorm van een fietspad heeft richting Boskoop. Het Rietveldse pad is in de huidige situatie een verstorend element voor weidevogels. Gezien de ligging van variant B en de Rietveldse pad zal, mede gebaseerd op de
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 -1Klant vertrouwelijk
verstoringsafstand van 300 meter4, het gehele gebied tussen variant B en het Rietveldsepad verstoord worden voor weidevogels. Daarnaast heeft stikstof mogelijk effect op het verschralingbeheer dat bij het weidevogelbeheer hoort en op het moerasgebied. Wanneer de stikstofdepositie boven een bepaalde waarde komt, kunnen er problemen ontstaan bij het halen van de natuurdoelstelling. Wanneer het verschralingbeheer van weidevogelbeheer negatief wordt beïnvloed door stikstof, kan door toename van stikstofminnende plantensoorten de openheid van het weidevogelgebied aangetast worden en het kuikenland minder geschikt worden als voedselbron voor de kuikens. Variant C Deze variant ligt het meest noordelijk en westelijk. Variant C doorsnijdt net als variant B belangrijk weidevogelgebied. Variant C heeft de grootste weglengte waardoor het grootste gebied belangrijk weidevogelgebied verloren zal gaan. Daarnaast zal een strook aan weerszijden van de aan te leggen weg als gevolg van verstoring door verkeer minder geschikt worden als broedgebied voor weidevogels. Daar waar de variant parallel loopt aan de N11 is er minder aantasting van het weidevogelgebied doordat de N11 al een verstorende factor is. Uit onderzoek van bureau Waardenburg (2009) blijkt dat de dichtheid aan broedvogels binnen 300 meter van de weg met gemiddeld 35% zal afnemen als gevolg van verstoring door geluid en licht. Daar waar de variant het weidevogelgebied doorsnijdt (vanaf Boskoop tot aan de aansluiting op de N11) zal er op basis van bovenstaand onderzoek worden verwacht dat een groot aantal territoria weidevogels verloren gaat. Gezien de ligging van variant C ten opzichte van het Rietveldse pad zal, mede gebaseerd op een verstoringsafstand van 300 meter4, vrijwel het gehele gebied tussen variant C en het Rietveldsepad verstoord worden voor weidevogels. Het gebied dat verstoord wordt is bij variant C aanmerkelijk groter dan bij variant B, gezien de ligging ten opzichte van het Rietveldsepad en de grotere weglengte.
Conclusie Variant C heeft het grootste ruimtebeslag en daarmee zal in deze variant het grootste deel van belangrijk weidevogelgebied verloren gaan. Qua verstoring zijn de varianten B en C het meest verstorend (in vergelijking met variant A), omdat deze varianten belangrijk weidevogelgebied doorsnijden. Daar waar de varianten B en C parallel lopen aan de N11 is er minder aantasting van het weidevogelgebied dan waar de varianten het weidevogelgebied doorsnijden, doordat de N11 al een verstorende factor is. Variant C heeft het grootste ruimtebeslag en daarmee zal in deze variant het grootste deel van belangrijk weidevogelgebied verloren gaan. Bij variant A gaat het minst belangrijk weidegebied verloren. Qua verstoring zijn de varianten B en C het meest verstorend omdat deze varianten belangrijk weidevogelgebied doorsnijden. Daar waar de varianten B en C parallel lopen aan de N11 is er minder aantasting van het weidevogelgebied dan waar de varianten het weidevogelgebied doorsnijden, doordat de N11 al een verstorende factor is. Variant A ligt naast het spoor, waar in de huidige situatie al sprake van verstoring is. Daarbij ligt bij variant A alleen aan de westzijde van variant A belangrijk weidevogelgebied. Een voordeel bij het realiseren van variant A, is dat er infrastructuur gebundeld kan worden, waardoor de verstoring minder toeneemt, de openheid minder wordt aangetast en versnippering van het weidevogelgebied voorkomen wordt. Daarnaast ligt deze variant in dezelfde richting als de
4
Bureau Waardenburg (2009)
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 -2Klant vertrouwelijk
percelering wat een groot voordeel is bij de aanleg van de variant, in verband met het dempen van sloten en het aanpassen van het hydrologische systeem. Voor zowel de vernietiging als verstoring van belangrijk weidevogelgebied en EHS-gebied is compensatie nodig. Wanneer de huidige en toekomstige verstoring van de varianten nader in beeld gebracht is, zal in overleg met de provincie de compensatieopgave bepaald moeten worden. Voor compensatie van belangrijk weidevogelgebied als gevolg van verstoring en vernietiging heeft variant C de grootste compensatieopgave. Voor variant A is de compensatieopgave van belangrijk weidevogelgebied het geringst, maar bij variant A zal compensatie van vernietiging van EHS-gebied moeten plaatsvinden.
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 -3Klant vertrouwelijk
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 -4Klant vertrouwelijk
BIJLAGE 2 Procedureschema compensatie provincie Zuid-Holland A. IS DE AANTASTING ONONTKOOMBAAR? A1. is er een zwaarwegend maatschappelijk belang voor de aantasting? A2. zijn er alternatieve locaties voor de voorgenomen activiteit A3. zijn er minder schadelijke uitvoeringsmethoden voor de voorgenomen activiteit A4. zijn de effecten door een goede landschappelijke inpassing te voorkomen danwel te verminderen? A5. zijn er effectbeperkende maatregelen mogelijk en worden die ook uitgevoerd? B- GELDT DE COMPENSATIEREGELING? BI. vindt er een directe of indirecte schade plaats aan de SGR-gebieden ofwel aan biotopen van bijzondere soorten? B2. vindt er aantasting plaats van gebieden met hoge of zeer hoge natuur- en /of landschappelijke waarden? C. WAT IS DE AARD EN OMVANG VAN DE SCHADE AAN NATUUR EN LANDSCHAP? C1. is de schade aan natuur en landschap zowel kwalitatief als kwantitatief beschreven? Beschrijf de schade, C2. hoe groot is de onbetrouwbaarheid van de effectvoorspelling? D. WELKE MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN WORDEN ALS VOORWAARDE GESTELD VOOR HET TOESTAAN VAN DE ACTIVITEIT E. IS COMPENSATIE MOGELIJK? E1. zijn de natuurwaarden die worden aangetast vervangbaar, moeilijk vervangbaar of niet vervangbaar? E2. zijn concrete compenserende maatregelen uitgewerkt? E3. wordt door de voorgestelde (compenserende) maatregelen voldaan aan het uitgangspunt: "netto geen verlies aan natuurwaarden"? E4. zijn de landschappelijke waarden die worden aangetast te compenseren? F- IS DE COMPENSATIE GEREGELD OP HET MOMENT DAT EEN BESLISSING WORDT GENOMEN OVER DE (SCHADELIJKE) ACTIVITEIT G. OP WELKE WIJZE IS DE DAADWERKELIJKE UITVOERING VAN DE COMPENSATIE ZEKER GESTELD? H. MONITORING VAN DE RESULTATEN I. EVALUATIE: VOLDOET DE COMPENSATIE?
Provincie Zuid-Holland/ Quickscan N207 Zuid, Natuurverkenning verbinding Greenport Boskoop - N11 -5Klant vertrouwelijk