QUICK-SCAN ZEK KWALITEIT VAN ZORG
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
1
INLEIDING ....................................................................................................1
2 2.1 2.2 2.3 2.4
DE QUICK-SCAN..............................................................................................1 Waarom een quick-scan? ...................................................................................1 Welke begrippen gebruiken we? ..........................................................................2 Hoe beoordelen we ?........................................................................................2 Met welke instrumenten beoordelen we ? ..............................................................2
3 3.1 3.2 3.3 3.4
WAAR KIJKEN WE NAAR IN DE GROEPEN MET DE QUICK-SCAN? ..................................3 Het onderwijsleerproces ...................................................................................3 De begeleiding ...............................................................................................4 De zorgstructuur .............................................................................................6 De opbrengsten ..............................................................................................7
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
STAPPENPLAN VOOR GEBRUIK VAN DE QUICK-SCAN ................................................8 Startgesprek ..................................................................................................8 Voorbereiding ................................................................................................8 Uitvoering zelfevaluatie....................................................................................8 Analyse ........................................................................................................9 Consentgesprek ..............................................................................................9 Afsluiting ......................................................................................................9 BIJLAGE: VERGELIJKINGSTABEL………………………………………………………………………………………… ..10
1.
INLEIDING Ter verbetering van de kwaliteit van de zorg in scholen en samenwerkingsverbanden is er de afgelopen jaren een zelfevaluatie-aanpak (ZEK) ontworpen. Aan de hand van een digitaal instrument kunnen scholen de kwaliteit van de leerlingenzorg op hun eigen school in kaart brengen, de beoordeling van verschillende betrokkenen ( managers, leraren, leerlingen, ouders) expliciteren en door middel van een zelf opgestelde ontwikkelagenda hun verbeterpunten opstellen. We spreken gemakshalve over ZEK, dat staat voor ‘zelfevaluatiekader’. Er zijn instrumenten voor samenwerkingsverbanden en REC’s, basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor het voortgezet onderwijs. Zo kan op eenzelfde wijze de kwaliteit van de leerlingenzorg in kaart worden gebracht. Bij ZEK staat het primaire proces centraal. Het primaire proces is het onderwijs en de zorg in de groepen aan alle leerlingen. Maar in het bijzonder aan leerlingen die aangewezen zijn op een orthopedagische en orthodidactische benadering. De school is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg. De ZE- aanpak maakt maatwerk mogelijk. Dat geldt zowel voor de gekozen werkwijze als voor het gebruik en de inrichting van de instrumenten. Kwaliteitszorg is een aangelegenheid van iedereen. Er is aandacht voor de positie van het management en ook aandacht voor het personeel door hen te betrekken bij de zelfevaluatie. Er is ten slotte aandacht voor de leerlingen, de ouders/verzorgers en de omgeving en hoe zij de kwaliteit zien. ZEK sluit aan bij het wettelijke kader en het toezicht door de Inspectie van het onderwijs.
2.
DE QUICK-SCAN
2.1.
Waarom een quick-scan van ZEK? De aanpak van ZEK leidt door het benutten van diverse bronnen een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van de leerlingenzorg. De biedt de mogelijkheid om het instrument eerst op maat te maken. Vervolgens wordt met behulp van verschillende instrumenten en met verschillende betrokkenen de kwaliteit in kaart gebracht. De quick-scan heeft niet de diepgang van de uitgebreide ZEK-instrumenten en ook niet de karakteristieke elementen van een 360º-feedback. De quick-scan is meer bedoeld om op een globale manier de kwaliteit van de zorg in kaart te brengen. In sommige omstandigheden kan het zinvol zijn om op een snelle en eenvoudige wijze de kwaliteit van het zorgaanbod na te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn aan het begin van een verbetertraject. De quick-scan vormt dan een nul-meting. Het kan ook zijn dat een school tussentijds snel na wil gaan of aangebrachte verbeteringen ook leiden tot betere zorg. Ook dan kan de quickcan ingezet worden. Daarnaast is de quick-scan ontwikkeld als mogelijk hulpmiddel bij het vormgeven van zorgplicht en passend onderwijs. De quick-scan is geschikt voor het snel in kaart brengen van het zorgaanbod van een groep scholen of een regio. Bij de invulling van zorgplicht en passend onderwijs is een heldere beginsituatie van de kwaliteit van de leerlingenzorg noodzakelijk. De gekozen standaarden en indicatoren zijn hiervoor goed te gebruiken. De quick-scan is te gebruiken voor alle sectoren van het funderend onderwijs (po, vo en so).
1
2.2
Welke begrippen gebruiken we? We gebruiken bij de quick-scan twee begrippen die voor scholen redelijk bekend zijn: standaarden en indicatoren. Een standaard is een omschrijving van een gewenste kwaliteit die als streefbeeld moet worden opgevat. Ook verwijst het begrip standaard naar een maatstaf die gebruikt kan worden bij het zelf vaststellen van de kwaliteit. Een vrij algemene definitie van een indicator is de volgende: het is wat de aandacht op iets vestigt; het is een aanwijzing over iets. Met een indicator geef je een indicatie van de kwaliteit van een standaard. Voor de school kunnen indicatoren 4 functies vervullen: een signaalfunctie: het zijn knipperlichten op een controlepaneel; een evaluatiefunctie: met indicatoren toon je aan in hoeverre standaarden worden gehaald; een dialoogfunctie: er kan over gesproken worden; een planningsfunctie: aan de hand van indicatoren kun je het effect van verbeteringen nagaan.
2.3
Hoe beoordelen we? We kiezen voor het oordelen op een vierpuntschaal. Verder staat de zelfevaluatie nadrukkelijk in het kader van het (verder) ontwikkelen van de kwaliteit in scholen. Vandaar dat we ook kiezen voor het aanduiden van de categorieën in ontwikkelingstermen. We kiezen op het niveau van de standaarden voor de volgende categorieën: Onvoldoende : (nog) geen ontwikkeling (gestart); Matig : er is geen of incidenteel beleid en praktijk1; Voldoende : er is beginnend beleid en praktijk; Goed : er is beleid en de praktijk werkt goed. Ook op het niveau van de indicatoren werken we met een vierpuntschaal. Daaraan is een vijfde punt toegevoegd, daar waar men geen oordeel kan uitspreken: -Zwak; Meer zwak dan sterk; + Meer sterk dan zwak; ++ Sterk; ? Weet ik niet.
2.4
1
Met welke instrumenten beoordelen we? Bij een quick-scan wordt alleen gebruik gemaakt van instrumenten die eenvoudig te scoren zijn. De methoden van dataverzameling zijn voor een quick-scan: ZE-lijsten voor het management, de intern begeleiding en het personeel van scholen en bovenschoolse voorzieningen; checklist documentenanalyse; checklist dossieronderzoek; Voor afname van de ZE-lijsten moet worden gerekend op een tijdsinvestering van de deelnemers van een half uur. Deelname aan het consentgesprek over de beoordelingen vergt gemiddeld een investering van 1,5 uur. Mogelijke gesprekspartners bij het
Praktijk moet hier worden opgevat in termen van kwaliteit: goede praktijken dus.
2
consentgesprek kunnen zijn: de directie, een vertegenwoordiging van personeel en de zorgspecialisten. Afhankelijk van de toegankelijkheid van gegevens en documenten kosten de onderdelen documentenanalyse en dossieronderzoek een halve dag. De investering van de kwaliteitscoördinator die het proces van zelfevaluatie coördineert, schatten we voorlopig op 2 dagen. 3
WAAR KIJKEN WE NAAR IN DE GROEPEN MET DE QUICK-SCAN?
3.1
Het onderwijsleerproces Binnen het onderwijsleerproces in enge zin – als het interactieproces tussen leraren en leerlingen – onderscheiden we standaarden die te maken hebben met de leeromgeving en standaarden die te maken hebben met het directe proces van onderwijzen en leren. Voor het onderwijsleerproces zijn vier standaarden geselecteerd voor de quick-scan. (1) betrokkenheid; (2) effectiviteit onderwijs; (3) afstemming instructie; (4) sociaal-emotionele ontwikkeling. In deze paragraaf werken we de standaarden verder uit. Standaard 1: Leerlingen zijn binnen hun mogelijkheden betrokken bij het leren en de school. Indicatoren: * Leerlingen mogen zich uiten (mening, gevoelens). * Leerlingen mogen meedenken over de inrichting van het werk (keuze inhoud, planning). * Leerlingen mogen meedenken over de beoordeling van het werk. * Leerlingen worden ingeschakeld bij het helpen van elkaar. * Leerlingen worden ingeschakeld bij het organiseren van activiteiten. * Leerlingen worden uitgedaagd initiatieven te nemen. * Leerlingen krijgen ruimte hun eigen leertijd in te delen. Toelichting: Stimuleren tot leren betekent ook leerlingen betrekken bij de school en bij hun eigen leerproces. Het gaat dan om vragen zoals: mogen leerlingen hun mening geven, mogen zij meedenken over de planning en inrichting van hun eigen werk, worden ze ook ingeschakeld bij het helpen van andere leerlingen? Standaard 2: Leraren geven op een effectieve manier onderwijs. Indicatoren: * Leraren zorgen ervoor dat leerlingen taakgericht bezig zijn (klassenmanagement). * Leraren plaatsen de leerstof in een voor leerlingen herkenbare context (actualiteit, leerlijn). * Onderwijsleeractiviteiten zijn gestructureerd (lesopbouw, uitleg). * Leraren leggen duidelijk uit (instructie en opdrachten). * Leraren zorgen voor veel interactie tussen leerlingen. * Leraren prikkelen de nieuwsgierigheid en stimuleren leerlingen tot activiteiten (afwisseling werkvormen en activiteiten). * Leraren geven leerlingen systematisch feedback.
3
Toelichting: Voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften zijn duidelijkheid en structuur een noodzakelijke basis voor eigen individuele ontwikkeling. Van leraren wordt verwacht dat zij door het onderwijs en hun begeleiding deze ontwikkeling ondersteunen. Standaard 3: Leraren geven op een adaptieve wijze onderwijs. Indicatoren: * Leraren passen de instructie aan op de onderwijsbehoeften van de leerlingen (tempo, niveau). * Leraren passen de inhouden aan op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. * Leraren passen de leeractiviteiten aan op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. * Leraren passen de werkvormen aan op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. * Leraren passen de taal aan op de taalbehoeften van de leerlingen. * Leraren nemen zonodig dispenserende of compenserende maatregelen ( andere of mindere inhouden of activiteiten). Toelichting: Leerlingenzorg begint in de groep doordat leraren in hun handelen er blijk van geven verschillen tussen leerlingen te honoreren en maatregelen te treffen om leerlingen met extra onderwijsbehoeften instructie te geven die bij hen past. Standaard 4: Leraren gaan bekwaam om met sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen. Indicatoren: * Leraren zijn in staat sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen vroegtijdig te onderkennen en hebben daarbij oog voor de belangen van alle leerlingen in de groep (pro-actief,preventief). * Leraren zijn bekwaam in het analyseren van probleemgedrag en probleemsituaties (op school, thuis, de bijdrage van alle betrokkenen bij het voorkomen, ontstaan en voortbestaan ervan). * Leraren gaan na hoe leerlingen problemen en probleemsituaties beleven en interpreteren in relatie tot hun toekomstperspectief (maatschappelijke deelname). * Leraren benutten in hun aanpak van problemen en probleemsituaties de positieve mogelijkheden en kansen van leerlingen (en ouders/verzorgers). * Leraren organiseren feedback op hun interacties met ‘problematische’ leerlingen en reflecteren op hun eigen opvattingen over probleemgedrag en hun aanpak hiervan. * Leraren verdiepen zich in de achtergronden en aanpakken van probleemgedrag en verbinden deze kennis met hun handelen in de praktijk. Toelichting: Voor de omgang met sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen in de praktijk van alledag is een aparte standaard ontwikkeld. 3.2
De begeleiding De school heeft de opdracht om voor elke leerling een ononderbroken ontwikkeling te realiseren. De activiteiten die voor deze ontwikkeling nodig zijn, legt de school voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften vast in een handelingsplan. De kenmerken van de leerling vormen het aangrijpingspunt voor de handelingsplanning. Op basis van deze kenmerken wordt het individuele onderwijsleerproces ingericht, een en ander vastgelegd in
4
een individueel handelingsplan of een groepsplan dat tussentijds kan worden bijgesteld op basis van de voortgang in de ontwikkeling. Voor de begeleiding zijn drie standaarden geselecteerd: (5) handelingsplan; (6) uitstroombegeleiding (7) ouders/verzorgers als partners. In deze paragraaf werken we de standaarden verder uit. Standaard 5: Leerlingen hebben een passend handelingsplan. Indicatoren: * Het handelingsplan heeft een vaste structuur (beginsituatie, leerdoelen; begeleiding (wat, met wie, wanneer); speciale voorzieningen; vorderingenregistratie; tijdstippen en wijze van evaluatie; voor sbo,(v)so, PrO, lwoo:ontwikkelingsperspectief). * Het handelingsplan bevat afspraken over de inbreng van ouders/verzorgers bij de begeleiding (hoe vaak en waarover wordt overlegd, de bijdrage van ouders/verzorgers aan de begeleiding, hoe gebruik gemaakt wordt van de ervaringsdeskundigheid van ouders/verzorgers). * Het handelingsplan bevat activiteiten ter ondersteuning van de sociaal-emotionele ontwikkeling. * Het handelingsplan is opgesteld samen met begeleider van de leerling (groepsleraar, mentor, coach). * Het handelingsplan is onderdeel van het leerlingdossier of het leerlingvolgsysteem. * Het handelingsplan is opgezet vanuit het principe 1-kind 1-plan (afstemming leraar,therapeuten, deskundigen, afstemming groepsplan). * Het handelingsplan is opgesteld samen met de ouders/verzorgers en de leerling. Toelichting: In het handelingsplan legt de school op individueel niveau die afspraken vast die specifiek zijn bedoeld voor de leerling in aanvulling op of afwijking van het groepsplan of de algemene leerstofafspraken die gelden binnen de school. Veel scholen werken met een model handelingsplan met een vaste structuur. Het is van belang zowel de leerling als de ouders/verzorgers te betrekken bij het opstellen van de afspraken. Standaard 6: Elke leerling krijgt een passende begeleiding bij het verlaten van de school. Indicatoren: * Leraren ondersteunen leerlingen en ouders/verzorgers bij de overstap naar een andere school. * Leerlingen krijgen een programma gericht op de overstap (bezoeken open dagen, voorbereidingsprogramma). * Elke leerling krijgt een onderwijskundig rapport mee bij het verlaten van de school. * Het onderwijskundig rapport heeft een vaste structuur (competenties, kennis, vaardigheden, inzicht en attitude). * De gegevens van leerlingen worden in een gesprek met de ontvangende school en de leerling zelf toegelicht en overgedragen (‘warme overdracht’).
5
Toelichting: Om een soepele overgang te garanderen, kunnen scholen een aantal activiteiten ontplooien. Het is van belang dat leerlingen goed worden begeleid bij de overgang naar een andere school of (tijdelijke) zorgvoorziening. Standaard 7: Voor de school zijn ouders/verzorgers partners in de begeleiding van leerlingen. Indicatoren: * De school voert met ouders/verzorgers een intakegesprek bij aanmelding van de leerling. * De groepsleraar/mentor, de leerling en de ouders/verzorgers maken samen afspraken over (begeleidings-)activiteiten en verantwoordelijkheden (ook ouderondersteuning vanuit school). * Leraren informeren ouders/verzorgers tijdig en regelmatig over de voortgang in ontwikkeling (in relatie tot ontwikkelingsperspectief/handelingsplan). * Het school betrekt ouders/verzorgers en leerlingen bij het evalueren van het handelingsplan. * De groepsleraar/mentor stelt in overleg met de ouders/verzorgers het onderwijskundig rapport op. * De school betrekken ouders/verzorgers bij de overstap van de leerling naar een andere vorm van onderwijs. * De school begeleidt ouders/verzorgers bij een eventuele aanmelding bij een eventuele indicering (PCL, RVC, CvI). Toelichting: Scholen die werk maken van onderwijs zien ouders/verzorgers vooral als partners bij de opvoeding en het onderwijs van hun leerlingen. Dat geldt des te meer voor leerlingen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Een goede afstemming van de begeleiding op school en daarbuiten heeft een versterkende werking op de ontwikkeling van de leerling. 3.3
De zorgstructuur Voor het goed laten verlopen van de zorg en de begeleiding van leerlingen zijn op schoolniveau twee voorwaarden van belang, namelijk iemand die eindverantwoordelijk is voor de coördinatie en een systematiek waarmee op schoolniveau de ontwikkeling van leerlingen kan worden gevolgd. Voor de zorgstructuur zijn twee standaarden geselecteerd: (8) coördinatie van de leerlingenzorg; (9) leerlingvolgsystematiek. In deze paragraaf werken we de standaarden verder uit.
6
Standaard 8: De leerlingenzorg vindt gecoördineerd plaats. Indicatoren: * De IB’er/zorgcoördinator bewaakt het proces van handelingsplanning (signaleren, diagnose, handelingsplan, evaluatie). * De IB’er/zorgcoördinator bewaakt de voortgang van de handelingsplanning. * De IB’er/zorgcoördinator bewaakt dat voldoende zorg gedragen wordt voor coaching en scholing van vaste begeleiders en deskundigen leerlingenzorg. * De IB’er/zorgcoördinator draagt zorg voor een goede samenwerking tussen leraren/begeleiders en deskundigen (het vastleggen van taken en verantwoordelijkheden). * De IB’er/zorgcoördinator bewaakt de leerlingbesprekingen (planning, afspraken, kwaliteit). * De IB’er/zorgcoördinator voert overleg met het management over de zorgcondities. * De IB’er/zorgcoördinator voert overleg met relevante partners buiten de school over structurele afspraken op het gebied van zorg. Toelichting: De zorgcoördinator neemt wat betreft de organisatie van de zorg binnen de school een centrale positie in. De zorgcoördinator is ook verantwoordelijk voor het onderhouden van goede contacten met de partners buiten de school en de scholen in het swv. Standaard 9: De school hanteert een samenhangend leerlingvolgsysteem. Indicatoren: * Het leerlingvolgsysteem is dekkend, overzichtelijk en samenhangend (geautomatiseerd). * Het leerlingvolgsysteem is toegankelijk (voor de leerling en zijn ouders/verzorgers, voor leraren en deskundigen). * Het leerlingvolgsysteem voldoet aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Toelichting: Veel leerlingen kunnen te maken krijgen met diverse leraren en deskundigen. Zij werken met leerlingen en dragen bij aan hun ontwikkeling. Het is van belang de informatie die gedurende de schoolloopbaan wordt verzameld systematisch onderdeel te laten uitmaken van een leerlingvolgsysteem. 3.5
Opbrengsten van zorg Standaard 10: De school bereikt met de leerlingen resultaten die zij verwacht. Indicatoren: ∗ De handelingsplannen worden overeenkomstig de planning uitgevoerd. ∗ De in de handelingsplannen geformuleerde doelen en resultaten worden bereikt. ∗ Leerlingen functioneren in het (vervolg)onderwijs naar verwachting (ook zorgvoorzieningen waarnaar leerlingen geschakeld worden). Toelichting: Van scholen mag worden verwacht dat zij uit de leerlingen halen, wat erin zit. Zicht op de resultaten van zorg geeft de school de mogelijkheid de kwaliteit van de eigen inspanningen te toetsen.
7
4
STAPPENPLAN VOOR GEBRUIK VAN QUICK-SCAN Eén van de uitgangspunten bij de ZE is dat de school deze zelf uitvoert en dat de uitvoering wordt belegd bij een kwaliteitscoördinator, die verantwoordelijk is voor het proces tot en met de fase van het opstellen van een ontwikkelagenda. Deze functionaris is ook verantwoordelijk voor de communicatie. Immers de school voert deze evaluatie zelf uit.
4.1
Stap 1: Startgesprek Het is belangrijk dat aan het begin van de quickscan de kaders van deze activiteit worden verhelderd. Het gaat daarbij om het beantwoorden van de volgende vragen: Wat is het doel van de quickscan en wat zijn de verwachtingen van de school daarbij? Welke plek heeft of krijgt de quickscan in de cyclus van kwaliteitszorg? Wat is de uitgangssituatie van de school wat betreft kwaliteitszorg en activiteiten op het terrein van ZE. Dus wat doet de school al allemaal? Hoe wordt er gedurende het proces van ZE binnen de organisatie gecommuniceerd? Hoe wordt de ZE georganiseerd? Bij dit startgesprek zijn in elk geval het management en de kwaliteitscoördinator aanwezig.
4.2
Stap 2: Voorbereiding Op basis van de uitkomsten van het startgesprek gaat in deze fase de kwaliteitscoördinator de feitelijke ZE voorbereiden en inrichten. Dat betekent dat hij – al dan niet in overleg met anderen – een aantal keuzes maakt of ter besluitvorming voorbereidt:
4.3
Welke actuele gegevens zijn beschikbaar op basis van instrumenten die de school al gebruikt. Leveren deze gegevens voldoende en betrouwbare indicaties voor de kwaliteit zodat deze in de ZE buiten beschouwing kunnen blijven of kunnen deze worden ingepast? Welke groepen worden bij de ZE betrokken om gegevens en oordelen aan te dragen: o Welke en hoeveel personen, situaties worden betrokken? Hoe representatief wil de school dat de oordelen zijn? o Wie worden er betrokken op het niveau van het management van de school; wie op het niveau van de scholen? o Met wie wordt het consentgesprek gevoerd en wanneer? o Wie draagt zorg voor de afname van de quickscan?
Welke analyses wil de school na afloop van de ZE kunnen maken? Groepen kunnen worden onderscheiden op basis van bepaalde kenmerken (locaties, groepen en dergelijke).
Welke basisdocumenten (schoolplan, schoolgids, model handelingsplan, zorgplan en dergelijke) maken onderdeel uit van een dossier ZE en zijn beschikbaar
Stap 3: Uitvoering zelfevaluatie In deze fase wordt de quickscan ingevuld. De lijsten worden desgewenst anoniem ingevuld, het gaat immers om een kwaliteitsbeeld van de school.
8
4.4
Stap 4: Analyse Als voorbereiding op het consentgesprek heeft de kwaliteitscoördinator de gegevens per groep verwerkt en geanalyseerd op de mate van onderlinge overeenstemming.
4.5
Stap 5: Consentgesprek2 In deze fase wordt onder leiding van de kwaliteitscoördinator een consentgesprek georganiseerd met de directie, een vertegenwoordiging uit alle bouwen en/of groepen en de zorgspecialist(en). Het gaat er bij het consentgesprek om op basis van de individuele oordelen binnen de groep te komen tot consent over het oordeel van de groep. Het gesprek wordt vooral gericht op de indicatoren waar individuele oordelen sterk verschillen. Het consentgesprek biedt deelnemers de mogelijkheid om elkaar te overtuigen met argumenten en gegevens. Daarnaast wordt het gesprek benut om consent te bereiken over de gewenste verbeterpunten.
4.6
Stap 6: Afsluiting Op basis van de scores van de deelnemers en op basis van het consentgesprek stelt de kwaliteitscoördinator een conceptrapport op. Dit rapport wordt toegezonden aan leden die deelgenomen hebben aan het consentgesprek, met de mogelijkheid feitelijke onjuistheden te corrigeren. Vervolgens wordt het rapport definitief gemaakt en ter bespreking aangeboden aan het management. Het rapport vormt het uitgangspunt bij het gesprek met het management over de ontwikkelagenda. Op basis van de geformuleerde conclusies wordt een gesprek gevoerd over: Welke punten vragen om verbetering/verdere ontwikkeling? Welke prioriteit kennen we toe aan de diverse punten? Binnen welke termijn willen we de geprioriteerde punten zichtbaar verbeterd hebben? Wat betekent dat in termen van activiteiten, voorwaarden en middelen? Welke elementen die goed gaan willen we borgen en hoe doen we dat? Wanneer en hoe gaan we de verbetering/borging opnieuw na? Het proces van ZE kan nu worden afgerond door de uitkomsten van het gesprek over de ontwikkelagenda - smart geformuleerd - te verwerken in het zelfevaluatierapport. Het zelfevaluatierapport wordt verstrekt aan het management. De inhoud van het rapport kan dienst doen bij het opstellen of aanpassen van het (eerstvolgende) schoolplan van de school. De quick-scan kan gebruikt worden voor een individuele school, maar kan ook worden ingezet om de kwaliteit van de zorg voor een groep scholen, een swv of een regio in kaart te brengen, bijvoorbeeld bij de uitwerking van zorgplicht/passend onderwijs. Het stappenplan is dan in aangepaste vorm goed te gebruiken.
2
Bij een consent behoudt ieder individu de eigen beoordeling maar wordt gestreefd naar het zoeken van de beoordeling die het meest past bij de gehele groep.
9
BIJLAGE: VERGELIJKINGSTABEL Quick-sc. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
ZEK4 PO 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Standaarden 8 en 9
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
ZEK4 VSO ZEK4 VO 5.1 3.1 5.2 3.2 5.3 3.3 5.4 3.5 5.5 3.4 5.6 3.6 5.7 3.7 6.1 11.1 6.2 11.2 6.3 11.3 6.4 11.4 6.7 11.6 6.6 11.7 6.5 11.5 7.1 12.1 7.2 12.2 7.3 12.3 7.4 12.4 7.6 12.5 7.7 12.6 8.1 13.1 8.2 13.2 8.3 13.3 8.4 13.4 8.5 13.5 8.6 13.6 12.1 14.1 12.2 14.2 --12.3 -12.4 14.4 12.5 14.5 12.6 14.7
Quick-sc. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 9.1 9.2 9.3 10.1 10.2 10.3
ZEK4 PO 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 27.1 27.2 27.3 27.4 27.5 27.6 27.7 32.3 32.5 32.6 40.1 40.2 40.3
ZEK4 VSO ZEK4 VO 15.1 -15.2 31.1 15.3 16.1 15.4 16.2 15.5 16.3 16.1 17.1 16.2 17.3 16.3 17.2 ---17.5 16.5 17.4 --28.1
20.1
28.2 20.3 28.3 -28.4 -28.5 -28.6 20.4,20.5,20.6 30.2,30.3 23.1 30.5 23.3 30.6 23.2, 23.4 38.1 42.1 38.2 42.2 38.5 42.3
RELATIE QUICK-SCANSTANDAARDEN EN ZEKPROGRAMMA’S Quick-sc. 1 2 3 4 5
ZEK4 PO 6 7 8,9 10 11
ZEK4 VSO 5 6 7 8 12
ZEK4 VO 3 11 12 13 14
Quick-sc. 6 7 8 9 10
ZEK4 PO 14 7 27 32 40
ZEK4 VSO 15 16 28 30 38
ZEK4 VO 16 17 20 23 42
10