NAE Congres Kwaliteit van zorg in tijden van bezuinigingen
27 november 2014 Regardz Nieuwe Buitensociëteit, Zwolle
www.naeweb.nl
COLOFON Redactie-adres: Bureau NAE, p/a Amarum-GGNet Den Elterweg 75, 7207 AE Zutphen Email:
[email protected] Eindredactie: Judith Offringa-Rodenburg Illustratie: Susan Koldenhof, Karen Niesing Uitgave: november 2014
Kwaliteit van zorg – in tijden van bezuinigingen Voorwoord Waar we bij het vorige congres in 2012 met enige zorg op vooruit blikten, is nu volop in de actualiteit: de bezuinigingen waar de GGZ voor staat, de stelselwijziging en de transformatie in de zorg voor jeugdigen hebben hun beslag gekregen. De invloed van de gemeentes en de zorgverzekeraars groeit. Hoe gaan we met deze ontwikkelingen om? Met welke creativiteit zorgen we toch nog voor een goede kwaliteit van zorg in de komende tijd? De NAE wil staan voor goede zorg, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en waar dit niet mogelijk is, op de beste praktijk gebaseerde kennis of innovatie. Het lidmaatschap van de NAE is voor een aantal zorgverzekeraars een ‘must’ en ook de invloed van het TOPGGZ-keurmerk groeit. Kortom, het veld is volop in beweging. Opnieuw hebben we dit congres georganiseerd met elkaar, met hulpgebruikers en hulpverleners. Het ochtendprogramma bestaat uit drie langere en drie ‘flits’ presentaties, in de middag vindt u weer drie rondes aan workshops, inclusief een symposium en een voorstelling. Daarnaast zijn er posters in de bovenfoyer, met een prijs! en de pauze wordt opgefleurd met beelden van eerdere congressen om goede herinneringen op te halen. Dit vierde NAEcongres zou er niet zijn gekomen zonder de inspanning van de congrescommissie, onze bureaumedewerkers en tweede congresmanager, onze grote dank! Ook danken wij de Leontien Foundation die opnieuw de toegang voor hulpgebruikers en hun naasten mogelijk heeft gemaakt. Namens het bestuur en de congrescommissie wens ik u en jou een hele goede dag toe!
Prof. Dr. Annemarie van Elburg Voorzitter NAE Congrescommissie: Wijbrand Hoek, voorzitter Alexandra Dingemans Annemarie van Elburg Hetty Gunning Lisette Kok Greta Noordenbos Sjoukje Sinke Erik Vleeschdrager Patricia Bos
Congresmanagers: Judith Offringa-Rodenburg Marga Oudendijk-Meems
INHOUD
Algemeen .......................................................................................................... 6 Plattegronden.................................................................................................... 7 Programma ........................................................................................................ 9 Symposium ...................................................................................................... 13 Workshops....................................................................................................... 17 Posters ............................................................................................................. 45 Informatiemarkt .............................................................................................. 66 Bijlagen: Lidinstellingen NAE................................................................................... 69 Bijscholingstraject NAE............................................................................. 73
ALGEMEEN Doelgroep Psychiaters, kinderartsen, huisartsen, AIOS, psychologen, psychotherapeuten, gedragstherapeuten, socio- en vaktherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen, zorgprofessionals, zorgmanagers, beleidmakers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen, patiënten en belangstellenden. Accreditatie (ID-nummer 192042) (Cognitief) gedragstherapeuten (VGCt): 5 punten; Diëtisten NVD (Kwaliteitsregister Paramedici): 5 punten; Eerstelijns psychologen (NIP): 6,5 punten; Huisartsen (Accreditatie Bureau Cluster 1): 5 punten; Kinderartsen (NVK Ned. Ver. voor Kindergeneeskunde): 5 punten; Kinder- en jeugdpsycholoog/Orthopedagoog-Generalist (NIP-K&J/NVO-OG): 5 punten Klinisch psycholoog (FGzPt): 3 punten; Psychiaters (NVvP Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie): 5 punten; Relatie- en gezinstherapeuten (NVRG): 1 punt; Vaktherapeuten (SRVB Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen): 8 punten; Verpleegkundig Specialisten (RSV): 5 punten; Verpleegkundigen (Kwaliteitsregister V&V / Register Zorgprofessionals): 5 punten; Materiële steun Dankzij steun van de Leontien Foundation is aan hulpgebruikers en hun naasten de mogelijkheid geboden het NAE Congres 2014 ‘Kwaliteit van zorg – in tijden van bezuinigingen’ tegen gereduceerd tarief te bezoeken. Congresorganisatie NAE Nederlandse Academie voor Eetstoornissen p/a Accare Boschlust, Postbus 39, 9400 AA ASSEN Telefoon: 06 – 52 56 18 03 E:
[email protected] W: www.naeweb.nl Congressecretariaat Voor alle nazorg, vragen over facturering, accreditatie, etc. Marga Oudendijk-Meems, congresmanager Telefoon: 06 – 52 56 18 03 Voor perscontacten, vragen over publicaties (web en print) Judith Offringa-Rodenburg, congresmanager Telefoon: 06 – 20 96 12 06 Congreslocatie Regardz Event Center Nieuwe Buitensociëteit Zwolle Stationsplein 1, 8011 CW ZWOLLE Telefoon: 038 – 426 02 60
Plattegrond
Nieuwe Buitensociëteit Zwolle
Begane grond REE ENT EER K PAR AATS PL
wc 20
Res
21
18
tau
19
L
16 Foyer 1
14
Bar
13
Bar 12
wc
5
6
Receptie
11
7 8
ENTREE
L = Lift 1 t/m 21 = zalen Zaal 5 en 6 zijn te combineren Zalen 11 t/m 14 zijn te combineren
Zaal 15 en 16 zijn te combineren Zalen 17 t/m 21 zijn te combineren
t ran
15 17
Plattegrond
Nieuwe Buitensociëteit Zwolle
1e verdieping
wc
25 24
Boven Foyer
Ba r
1
26
23 27 28 29 30
3
4 2b
2a
L = Lift 1
= balkon grote zaal
2 t/m 4
= zalen
23 t/m 30 = zalen Zaal 2a en 2b zijn te combineren
Zaal 24 en 25 zijn te combineren
L
NAE Congres 27 november 2014, Zwolle Kwaliteit van zorg – in tijden van bezuinigingen PROGRAMMA 08.30 – 09.30 uur
Ontvangst en registratie
09.30 – 12.15 uur
Plenair ochtendprogramma
09.30 – 09.40 uur
Welkom / opening Prof.dr. Annemarie van Elburg, voorzitter bestuur NAE Prof.dr. H. Wijbrand Hoek, voorzitter congrescommissie NAE
09.40 – 10.10 uur
Een toekomstbestendige visie op de zorg voor eetstoornissen: uitdagingen en kansen Prof.dr. Eric van Furth, Centrum Eetstoornissen Ursula / Universiteit Leiden
10.10 – 10.20 uur
FLITS De 7 eigenschappen van een effectieve patiëntenorganisatie Jesús de la Torre y Rivas, voorzitter WEET vereniging rond eetstoornissen
10.20 – 10.50 uur
Onderzoek naar psychotherapie: over RCT’s, werkingsmechanismen en essentiële componenten Prof.dr. Pim Cuijpers, VU Amsterdam
10.50 – 11.20 uur
Pauze / Poster- & informatiemarkt
11.20 – 11.30 uur
FLITS De kunst van het (niet) eten Prof.dr. Annemarie van Elburg, Altrecht Eetstoornissen Rintveld / Universiteit Utrecht
11.30 – 12.00 uur
Exposure bij eetstoornissen: hoe doe je dat (goed)? De nieuwste inzichten Prof.dr. Anita Jansen, Universiteit Maastricht
12.00 – 12.10 uur
FLITS Cognitieve gedragstherapie is ongeschikt voor emotioneel etende BED’s Prof.dr. Tatjana van Strien, VU Amsterdam & Radboud Universiteit Nijmegen
12.10 – 12.15 uur
Afronding ochtendprogramma & Huishoudelijke mededelingen
12.15 – 13.30 uur
Lunch / Poster- & informatiemarkt
12.45 – 13.15 uur
Algemene Ledenvergadering NAE
12.45 – 13.25 uur
Special Interest Group PMT (werkveldgroep van de NVPMT)
13.30 – 17.00 uur
Parallelsessies
13.30 – 14.30 uur
Workshops ronde 1
14.40 – 15.40 uur
Workshops ronde 2, Symposium & Posterpresentaties
15.40 – 16.00 uur
Pauze / Poster- & informatiemarkt
16.00 – 17.00 uur
Workshops ronde 3
17.00 – 17.10 uur
Uitreiking posterprijzen
17.10 – 18.15 uur
Borrel en afsluiting
Het NAE Congres 2014 wordt mede mogelijk gemaakt door inspanningen van de Leontien Foundation en WEET vereniging rond eetstoornissen.
NAE Congres 27 november 2014, Zwolle Kwaliteit van zorg – in tijden van bezuinigingen Workshops Ronde 1
13.30 – 14.30 uur
1
Behandeling van eetstoornissen 2.0: cognitieve bias modificatie bij eetstoornissen Renate Neimeijer, psycholoog Accare en promovenda Rijksuniversiteit Groningen; Klaske Glashouwer, docent/onderzoeker Rijksuniversiteit Groningen en GZ-psycholoog Accare
2
Leontien van Moorsel over motiveren voor herstel van een eetstoornis Leontien Zijlaard-van Moorsel, viervoudig Olympisch kampioene wielrennen, meervoudig wereldkampioene en oprichter Leontien Foundation; Anton van Amerongen, sociotherapeut Centrum Eetstoornissen Ursula en bestuurslid NAE en Leontien Foundation; Greta Noordenbos, senior onderzoeker en universitair docent Universiteit Leiden
3
Gericht op een gezond gewicht Diana Barneveld, diëtist en psychosociaal werker; Liesbeth Libbers, diëtist en psycholoog namens de stuurgroep Voedings Interventie Eetstoornissen (VIE)
4
Aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt Anita Dortmans, coördinator regio Zuid/GZ-psycholoog, Angèle Morren, GZ-psycholoog, & Margreet Faber, psychiatrisch verpleegkundige namens Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE)
5
Groepsbehandeling van eetstoornissen. Hoe groepsdynamische processen hanteren in een intensieve behandeling en binnen het team? Wendy Baakman, cognitief gedragstherapeut VGCt, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, & Leonie Muller-van Domburg, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, Amarum Centrum voor Eetstoornissen (GGNet)
6
Minder geld voor meer duurzaam herstel: een contradictio in terminis, of bereikbare realiteit? Jouke Hoeksma, bestuurder, & Sander de Vos, onderzoeker, Human Concern
7
De PMT-module agressieregulatie bij eetstoornissen: een korte en krachtige interventie Cees Boerhout, PMT Lentis PsyQ Groningen en Rob Giel Onderzoekcentrum UMCG; Marjon Voskamp, PMT GGNet en secretaris NVPMT
8
(Geweldloos) Verzet bij eetstoornissen: een nieuwe benadering om ouders en hulpverleners van onmacht naar kracht te helpen Elisabeth Thiadens & Maartje Snoek, GZ-psychologen, De Bascule
9
Individuele rehabilitatie bij langdurige eetstoornissen: kwaliteit van zorg of overbodige luxe? Carla Hoogenhout, verpleegkundige/IRB trajectbegeleider, Mirjam van der Linden, GZpsycholoog, & Diane Hop-Duijst, SPH/trajectbegeleider/CGW, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
Workshops Ronde 2
14.40 – 15.40 uur
10
Begrip voorop: behandel- en bedrijfsresultaat Grip op behandel- en bedrijfsresultaat Barbara Bertina, medisch directeur, & Thom van Haaren, bestuursadviseur onderzoek en innovatie, Centrum Obesitas Europa (CO-EUR)
11
Het Leontienhuis: samen strijden tegen eetstoornissen Fieke Thijs, alg. manager Leontienhuis; Leontien Zijlaard-van Moorsel, viervoudig Olympisch kampioene wielrennen, meervoudig wereldkampioene en oprichter Leontien Foundation; Floor van Dooren, Annemarie Klee, & Marloes de Visser, ervaringsdeskundige vrijwilligers Leontienhuis
12
Normaliseren naar herstel: is meergezinsdagbehandeling mogelijk voor volwassen cliënten? Sonja Fleminger, supervisor, Saskia Vermeulen, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Marja Krieger, systeemtherapeut, & Machteld Touw, systeemtherapeut Centrum Eetstoornissen Ursula
13
E-health, online hulpverlenen en ondersteunen, hoe doe je dat? Scarlet Hemkes, projectleider Proud2Bme, Masja Ninck Blok, psycholoog/projectmanager Featback, Nouska de Bruijn, projectmedewerker/ervaringsdeskundige, & Hiske Visser, centrumadviseur ervaringsdeskundigheid, Centrum Eetstoornissen Ursula
14
De noodzaak van preventie van eetstoornissen in tijden van bezuiniging: overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Vlaanderen Greta Noordenbos, senior onderzoeker en universitair docent Universiteit Leiden; An Vandeputte, oprichter en coördinator van Vlaams Kenniscentrum rond eet- en gewichtsproblemen, Eetexpert, en gedragspsychotherapeut
15
DSM-5 in de praktijk Wijbrand Hoek, opleider psychiatrie/directeur Parnassia Academie en hoogleraar UMCG; Annemarie van Elburg, medisch manager Altrecht Eetstoornissen Rintveld en hoogleraar Universiteit Utrecht
16
De vermijdend restrictieve voedselinname stoornis (ARFID) Jeannette Hop, kinder- en jeugdpsychiater, Jacomien van der Linden, GZ-psycholoog, psychotherapeut, Hanneke Tuijtel, diëtiste, & Anne Bressers, systeemtherapeut, allen Altrecht Eetstoornissen Rintveld
17
Groepsbehandeling van eetstoornissen. Hoe groepsdynamische processen hanteren in een intensieve behandeling en binnen het team? Wendy Baakman, cognitief gedragstherapeut VGCt, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, & Leonie Muller-van Domburg, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, Amarum Centrum voor Eetstoornissen (GGNet)
18
Interactieve presentaties onderzoek en innovatie in de zorg ingeleid door Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula; Sandra Mulkens, universitair docent Universiteit Maastricht en klinisch psycholoog/psychotherapeut Riagg Maastricht; Hermien Elgersma, klinisch psycholoog/psychotherapeut & supervisor CGT, Accare Centrum voor Eetstoornissen en Rijksuniversiteit Groningen
Het NAE Congres 2014 wordt mede mogelijk gemaakt door inspanningen van de Leontien Foundation en WEET vereniging rond eetstoornissen.
Workshops Ronde 3
16.00 – 17.00 uur
W19
Stillen - een beeldende voorstelling over de lange weg naar herstel van een eetstoornis Maartje Wikkerink, theatermaker, poppenspeler, theaterdocent
W20
Routine Outcome Monitoring. Wat kunnen en moeten we ermee? Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula; Eric van Furth, directeur behandelzaken Centrum Eetstoornissen Ursula en hoogleraar Universiteit Leiden
W21
Onderzoek en bevindingen bij de MGDB-jongeren: let the data do the talking Sonja Fleminger, supervisor, Saskia Vermeulen, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Arnoud Cambier, sociotherapeut, & Gabriëlle van Son, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula
W22
Dilemma’s in de behandeling van complexe anorexia cliënten en hoe hiermee om te gaan Isis Elzakkers, psychiater, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
W23
Lichaamsbeleving 2.0 in anorexia nervosa Anouk Keizer, post-doc onderzoeker, Universiteit Utrecht; José Bonekamp, PMT, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
W24
De inzetbaarheid van de Verpleegkundig Specialist GGZ Laura Moerland, verpleegkundig specialist GGZ, & Chantal Oonincx, verpleegkundig specialist i.o., Emergis
W25
Hoe kan de kwaliteit en effectiviteit van behandeling verbeterd worden? Een perspectief vanuit cliënten Carmen Netten, inhoudelijk directeur/oprichter, & Sander de Vos, onderzoeker Human Concern
W26
SMAAKK! Een blended vorm van behandeling voor eetstoornissen: een combinatie van online interventies en face-to-face gesprekken Rozemarijn Vos, GZ-psycholoog, Accare Centrum voor Eetstoornissen; Hermien Elgersma, klinisch psycholoog/psychotherapeut en supervisor CGT, Accare Centrum voor Eetstoornissen en Rijksuniversiteit Groningen
W27
EMDR bij eetstoornissen: evidentie uit de klinische praktijk en onderzoek naar de behandeleffecten op lichaamsbeleving Antonet Pepers, klinisch psycholoog/psychotherapeut & supervisor VGCt, PsyQ Groningen; Marte Swart, senior onderzoeker & psycholoog, Lentis – PsyQ Groningen
Symposium
S 10
Begrip voorop: behandel- en bedrijfsresultaat Grip op behandel- en bedrijfsresultaat Barbara Bertina, medisch directeur, & Thom van Haaren, bestuursadviseur onderzoek en innovatie, Centrum Obesitas Europa (CO-EUR)
LEERDOELEN:
1. Grip op de inhoud van de behandeling 2. Multidisciplinair planmatig behandelen, hoe doe je dat binnen de richtlijnen van de zorgverzekeraar? 3. Financieel en procesmatig grip op een bedrijf met maatwerkbehandelingen hoe kan dat? VOOR WIE BESTEMD: bedoeld voor bestuurders en behandelaren die therapeutische vrijheid binnen hun organisatie willen behouden en controle willen verkrijgen over de procesmatige afspraken door invoer van bedrijfsmatige sturingsmechanismen. In het symposium wordt ingegaan op zowel inhoudelijke elementen uit de behandeling van CO-EUR, als op de bewaking van de binnen CO-EUR – conform kwaliteitssysteem – ingerichte processen. CO-EUR is een gespecialiseerde 2e lijns GGZ-instelling. Bij CO-EUR worden jaarlijks ongeveer 1000 cliënten met een eetstoornis en/of andere psychische stoornissen in combinatie met (ernstig) overgewicht behandeld middels een evidence based multidisciplinair programma. De multiple diagnoses bij alle eetstoornissen maakt het behandelen van cliënten complex. Bij de ontwikkeling van het behandelprogramma stonden evidence based maatwerk én de richtlijnen van zorgverzekeraars centraal. Als ondernemer wil je grip op je bedrijf. Maatwerkbehandelplannen maken, in combinatie met de complexe afrekenmethode van de GGZ DBC’s, en daarbij grip houden op je bedrijfsvoering is een uitdaging. CO-EUR is die uitdaging aangegaan en heeft zowel inhoudelijk als procesmatig de bedrijfsvoering grondig aangepakt. Hierdoor is een vernieuwde, wetenschappelijk onderbouwde, modulair vormgegeven behandeling ontstaan. Elke module wordt gemonitord en met ROM metingen geëvalueerd. Deze modules zijn vertaald in vaste en variabele procesmatige parameters. Een standaard behandelplan biedt een procesmatige kapstok met vaste parameters. De variabele maatwerk modules kunnen door de behandelaren in gewenste combinatie en volgorde achter, of parallel aan elkaar in het behandelplan worden toegevoegd. De speciaal op maat gemaakte software voorspelt een verdeling van directe en indirecte tijd opgedeeld naar discipline. De daadwerkelijk gerealiseerde minuten worden vergeleken met de prognose. Zowel het plan als proces kunnen naar wens worden bijgesteld. In 1,5 jaar tijd heeft CO-EUR haar programma gedigitaliseerd en grip gekregen op zowel de inhoudelijke- als de procesmatige processen. De declarabiliteit van de medewerkers ligt rond de 80% . De resultaten van de behandelmodules in relatie tot diagnose en behandeldoel kunnen worden geëvalueerd en medewerkers kunnen worden beoordeeld op persoonlijke kwaliteiten. Hierdoor is de kwaliteit en efficiëntie van de behandeling verbeterd en is het bedrijf organisatorisch gezond.
Het NAE Congres 2014 wordt mede mogelijk gemaakt door inspanningen van de Leontien Foundation en WEET vereniging rond eetstoornissen.
S 10
Symposium
Begrip voorop: behandel- en bedrijfsresultaat (vervolg) Barbara Bertina, medisch directeur, Centrum Obesitas Europa (CO-EUR)
DOELGROEP: bestuurders, programmamanagers, behandelaren TREFWOORDEN: bedrijfsvoering, bedrijfsresultaat, maatwerk modules, procesmatige aanpak, ROM,
kwaliteitssysteem, obesitas Inventarisatie: De uniformiteit van de uitzondering CO-EUR behandelt alleen cliënten met een eetstoornis en/of andere psychische stoornissen in combinatie met (ernstig) overgewicht. Een gerichte en beperkte doelgroep is geschikt voor een gestandaardiseerde aanpak zou men denken! Behandelaren zijn het daar niet mee eens. Iedere cliënt is uniek en daarom bestaat ieder behandelplan uit een unieke reeks van behandelsessies met een persoonsgebonden invulling ervan. Onderliggende diagnoses op zichzelf zijn echter niet uniek en er bestaan goede wetenschappelijk onderbouwde protocollen om te behandelen. Co-morbiditeit in combinatie met de cliënt zijn/haar levenservaring maakt dat multidisciplinair maatwerk vereist is. Om dit zowel inhoudelijk als bestuurlijk mogelijk te maken heeft CO-EUR een uniek multidisciplinair modulair systeem ontwikkeld. Hierbij hebben we de cliënt en een kwalitatief hoogwaardig maatwerkplan centraal gesteld. De kapstok van het plan is door de beleidsmakers van CO-EUR aan hand van de richtlijnen en eisen van de zorgverzekeraars opgesteld. Aan deze kapstok worden wetenschappelijk onderbouwde psychologische modules toegevoegd. Deze worden geselecteerd aan hand van de gediagnostiseerde pathologie en persoonlijke leer- en behandeldoelen van de cliënt. Deze lezing bestaat uit twee delen: Als eerst wordt tekst en uitleg gegeven over het tot stand komen van behandelmodules en de parameters en elementen waaruit ze bestaan. Als tweede wordt aandacht gegeven aan de noodzakelijke verandering in denken en handelen voor het behandelteam als het gaat om het werken met een multidisciplinair modulair systeem. Hierna is ruimte voor een korte discussie welke gevolgd zal worden door de tweede lezing welke over de implementatie van deze werkwijze zal gaan.
Symposium
S 10
Grip op behandel- en bedrijfsresultaat (vervolg) Thom van Haaren, bestuursadviseur onderzoek en innovatie, Centrum Obesitas Europa (CO-EUR)
DOELGROEP: bestuurders, programmamanagers, behandelaren TREFWOORDEN: bedrijfsvoering, bedrijfsresultaat, maatwerk modules, procesmatige aanpak, ROM,
kwaliteitssysteem, obesitas Ontwikkeling en implementatie: Grip op parameters Als ondernemer wil je grip op je bedrijf. Wat kost het en wat brengt het op? Dat zijn vragen die je als ondernemer beantwoord wil zien. Alleen zo kun je besturen. Maatwerkbehandelplannen maken, in combinatie met de complexe afrekenmethode van de GGZ DBC en daarbij grip op de parameters van je bedrijfsvoering houden is lastig. CO-EUR heeft haar behandeling en processen gedigitaliseerd. In het hiervoor op maat gemaakte softwarepakket is het mogelijk de modules, die Barbara Bertina hiervoor heeft beschreven, op te nemen. Hierbij worden eenmalig, per module, alle sturings- en afrekenparameters ingevoerd: directe en indirecte tijd, DBC code, aantal en frequentie van behandeling, bevoegd medewerker, individueel of groep, groepsgrootte enz. Hierdoor is het opnemen van een maatwerk behandelplan kinderlijk eenvoudig. Door de ingebouwde procesmatige besturingselementen worden geen zaken vergeten en de hulpverleners kunnen zich concentreren op de cliënt en het inhoudelijke proces van de behandeling. Gelijktijdig heeft het MT een reëel beeld van het onderhandse werk, liquiditeit en weet wat er nog gedaan moet zodat erop geanticipeerd kan worden. In deze lezing wordt ingegaan op de ontwikkeling en de implementatie van dit systeem vanuit bedrijfstechnisch oogpunt. Aan bod komen: Het doel van de missie, de randvoorwaarden, de struikelblokken de negatieve consequenties van veranderen en het rendement van de verandering. Hierna is er ruimte voor vragen en discussie. Omdat door de tweede lezing vragen over de inhoudelijke kant van de lezing kunnen opleven, zal Barbara Bertina aanschuiven bij de discussieronde.
Workshops
W1
Behandeling van eetstoornissen 2.0: cognitieve bias modificatie bij eetstoornissen Renate Neimeijer, psycholoog Accare en promovenda Rijksuniversiteit Groningen; Klaske Glashouwer, docent/onderzoeker Rijksuniversiteit Groningen en GZ-psycholoog Accare
DOELGROEP: behandelaren, onderzoekers TREFWOORDEN: cognitieve processen, informatieverwerking, bias, experimenteel onderzoek
Mensen die last hebben van psychische stoornissen vertonen allerlei vertekeningen (“biases”) in de manier waarop ze informatie verwerken. Recent onderzoek toont aan dat ook mensen met eetstoornissen deze biases laten zien, zoals een overmatige aandacht voor voedsel of het lichaam en een automatische neiging om zulke zaken te naderen of juist te vermijden. Een belangrijke vraag is natuurlijk of deze verstoorde cognitieve processen ook bijdragen aan het ontstaan, in stand houden en/of terugkeren van eetstoornissen, of dat zeverschijnen en verdwijnen tegelijk met de eetstoornis, zonder dat ze van invloed zijn op de eetstoornis symptomen. Recente onderzoeksresultaten ondersteunen inmiddels de eerste mogelijkheid (zie bijvoorbeeld Smith & Rieger, 2009). Dat maakt het interessant om verder te onderzoeken of deze biases verminderd kunnen worden door middel van gerichte training (zgn. cognitieve bias modificatie). Ook roept het de vraag op of zulke trainingen effectief en bruikbaar zouden kunnen zijn als (additionele) therapie in de behandeling van eetstoornissen of obesitas (Smith, 2009). In tijden van bezuiniging is het immers extra belangrijk op zoek te gaan naar vernieuwende, kostenefficiënte interventies die het bestaande behandelaanbod kunnen versterken. In deze workshop/lezing zullen we uitgebreid stilstaan bij de theoretische onderbouwing en empirische evidentie van cognitieve bias modificatie bij eetstoornissen. Ook zullen we voorbeelden van computertaken laten zien die worden gebruikt in dit type onderzoek en is er de gelegenheid deze taken zelf uit te proberen.
Literatuur: Kemps, E., Tiggemann, M., & Hollitt, S. (2014). Biased attentional processing of food cues and modification in obese individuals. Health Psychology, doi:10.1037/hea0000069. Smith, E., & Rieger, E. (2009). The effect of attentional training on body dissatisfaction and dietary restriction. European Eating Disorders Review, 17(3), 169-176. doi:10.1002/erv.921.
W2
Workshops
Leontien van Moorsel over motiveren voor herstel van een eetstoornis Leontien Zijlaard-van Moorsel, viervoudig Olympisch kampioene wielrennen, meervoudig wereldkampioene en oprichter Leontien Foundation; Anton van Amerongen, sociotherapeut Centrum Eetstoornissen Ursula en bestuurslid NAE en Leontien Foundation; Greta Noordenbos, senior onderzoeker en universitair docent Universiteit Leiden
DOELGROEP: cliënten, betrokkenen, ervaringsdeskundigen, behandelaren TREFWOORDEN: motivatie, herstel, keerpunt, ambivalentie
In deze workshop wordt begonnen met het belang van intrinsieke motivatie voor herstel van een eetstoornis, waarbij mensen zelf van binnenuit gemotiveerd raken om te herstellen. Helaas duurt het vaak heel lang om gemotiveerd raken voor herstel. Iemand die daar zelf ervaring mee heeft is de Olympisch kampioen Leontien van Moorsel. Zij wordt in deze workshop geïnterviewd door Greta Noordenbos van de Universiteit Leiden. Daarbij komen onder ander de volgende vragen aan bod: Hoe lang heeft het bij jou geduurd voordat je gemotiveerd raakte voor herstel? Waarom heeft dat zo lang geduurd? Heb je een keerpunt of omslagmoment gehad waarbij je echt beter wilde worden? Welke personen zijn daarbij belangrijk geweest? Hoe lang heeft het toen nog geduurd voordat je herstelde van je eetstoornis? In het tv-programma”Tot op het bot” van BNN probeer je verschillende meiden te motiveren voor herstel van hun eetstoornis. Daarbij begin je vaak met het stellen van positieve doelen die ze graag willen bereiken. Waarom is het stellen van positieve doelen zo belangrijk voor de motivatie om te herstellen? Mensen met een eetstoornis blijven vaak lange tijd ambivalent in hun motivatie om te herstellen en soms merk je dat ze weer terugvallen. Is het belangrijk om hen hiermee te confronteren? Kun je daar voorbeelden van geven? Na dit interview is er tijd voor het stellen van allerlei vragen over de mogelijkheden om mensen te motiveren om te herstellen van hun eetstoornis.
Literatuur: Spaans, J. & Bloks. H. (2008). Motivering tot verandering. In: W. Vandereycken en G. Noordenbos (red.) Handboek Eetstoornissen. (pp. 119-154). De Tijdstroom, Utrecht. Noordenbos, G. (2014). Keerpunt in de motivatie voor herstel van een eetstoornis. Klinische Psychologie, Universiteit Leiden, Leiden.
Workshops
W3
Gericht op een gezond gewicht Diana Barneveld, diëtist en psychosociaal werker; Liesbeth Libbers, diëtist en psycholoog namens de stuurgroep Voedings Interventie Eetstoornissen (VIE)
DOELGROEP: diëtisten, psychologen, psychotherapeuten, artsen, verpleegkundigen TREFWOORDEN: lichaamsgewicht, herstel van het gewicht, gewichtsveranderingen
Hoe weet je wanneer je op een gezond gewicht zit? Een veelgestelde vraag van patiënten met een eetstoornis. Maar ook hulpverleners kunnen met deze vraag worstelen. Zeker als in populaire media informatie over het lichaamsgewicht te vinden is: http://www.nu.nl/gezondheid/3009527/nieuwe-meetmethode-menselijk-gewicht.html In de meeste instellingen wordt naar de BMI gekeken, verhouding tussen lichaamsgewicht en lengte. In de literatuur wordt BMI 18,5-25 aangehouden voor gezond gewicht, in de praktijk wordt ook 20-25 genoemd. Wat is nu een gezond gewicht? Is het getal voor iedereen hetzelfde? Hoe zit het met de groeicurve bij kinderen? Een belangrijke vraag is waarom een gezond gewicht belangrijk is bij een eetstoornis. Zowel bij ondergewicht als bij overgewicht is dit een vraag die een behandelaar mee zou moeten nemen in de behandeling. Er bestaat discussie over wat nu een gezond gewicht is en het belang hiervan. In de workshop willen we de discussie hierover verder uitwerken. Hierbij laten we vanuit de diëtetiek een aantal punten de revue passeren, zoals: - Wie bepaalt het streefgewicht en waarom? - Is iemand hersteld bij een hersteld gewicht? - Zegt herstel van het gewicht iets over herstel van lichamelijke functies? In de praktijk zult u ook te maken krijgen met gewichtsveranderingen: het aankomen bij patiënten met anorexia nervosa en afvallen bij patiënten met eetbuistoornis en obesitas. Wat doet u als een cliënt niet wil wegen of te vaak weegt? Tegen welke knelpunten loopt u aan of gaat het u juist gemakkelijk af? Ook hierover gaan we graag met u in discussie.
Literatuur: Krakauer, N.Y., & Krakauer, J.C. (2012). A new body shape index predicts mortality hazard independently of Body Mass Index. PLoS ONE 7(7): e39504. doi:10.1371/journal.pone.0039504 Van Elburg, A.A. (2007). Changes in body composition and hormone levels during recovery from anorexia nervosa. Doctoral dissertation, Universiteit van Utrecht, 2007.
W4
Workshops
Aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt Anita Dortmans, coördinator regio Zuid/GZ-psycholoog, Angèle Morren, GZ-psycholoog, & Margreet Faber, psychiatrisch verpleegkundige namens Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE)
DOELGROEP: psychiaters en andere professionals, cliënten, betrokkenen en belangstellenden TREFWOORDEN: sociaal-emotionele ontwikkeling, vaardigheden, begeleidingsstijl
Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) is de afgelopen jaren bij ongeveer 30 complexe casussen betrokken waarbij sprake was van anorexia in combinatie met een andere stoornis, zoals ASS, depressie of problemen met zintuiglijke integratie en probleemgedragingen als agressie en zelfverwonding. Een analyse van deze casussen laat zien dat er vaak sprake is van een significant lagere sociaalemotionele ontwikkeling ten opzichte van de cognitieve mogelijkheden. Dit leidt tot een groot verschil in vaardigheden (het “kunnen”) en hoe hier mee om te gaan (het “aankunnen”) en daarmee de kans op overvraging. Wat zijn de implicaties hiervan voor de behandeling van de eetstoornis, maar ook bijvoorbeeld voor de mogelijkheden tot zelfbepaling van de cliënt en het werken aan herstel en groei? Casuïstiek laat zien dat de kans op een succesvolle behandeling en een blijvend effect daarvan aanzienlijk vergroot wordt als op een goede manier aangesloten wordt bij het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau. In de praktijk is men echter vooral nog gericht op de cognitieve mogelijkheden en gericht op inzicht, motivatie en verbale communicatie. Wat te doen? In deze workshop gaan we in op de diagnostiek van de sociaal-emotionele ontwikkeling, maar ook op het vormgeven van een behandeling en begeleidingsstijl die daarbij aansluit, zowel in een professionele setting als in de thuissituatie. Thema’s zijn: `naast` de cliënt staan en tot samenwerking komen. Hoe kan de cliënt leren de eigen verantwoordelijkheid te dragen en het eigen leven te leiden? Hoe kan er tot herstel van het gewone levensritme en het oefenen van vaardigheden gekomen worden?
Workshops
W5
Groepsbehandeling van eetstoornissen. Hoe groepsdynamische processen hanteren in een intensieve behandeling en binnen het team? Wendy Baakman, cognitief gedragstherapeut VGCt, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psycho-therapeut, & Leonie Muller-van Domburg, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, Amarum Centrum voor Eetstoornissen (GGNet)
DOELGROEP: behandelaren die (beginnen met) werken met groepen, o.a. basis-/GZ-psychologen,
sociotherapeuten, psychomotorisch therapeuten, behandelaren in opleiding TREFWOORDEN: groepsprocessen, psychotherapie, overdracht Groepsprocessen kunnen een onopgemerkte, maar zeer belangrijke rol spelen in groepen, zowel in positieve als in negatieve zin. Denk maar aan de opzwepende kracht van een volle voetbaltribune, of aan de vernietigende kracht van een groep vol pestkoppen. Eigenlijk in alle groepen waarin we functioneren spelen groepsprocessen een rol, maar in psychotherapeutische groepen des te meer. Niet voor niets vinden vele eetstoornisbehandelingen in groepen plaats. Naast de te verwachten effecten van een intensieve eetstoornistherapie, zijn er toegevoegde effecten van groepsbehandeling waarneembaar, zoals het vinden van (h)erkenning, steun, een gezamenlijk doel, hoop en aanmoediging. Het is echter niet alleen een kwestie van achterover leunen en de groep het werk laten doen. Er gaan namelijk ook allerlei andere groepsprocessen een rol spelen, die door de therapeut dienen te worden herkend en gehanteerd. Zo kan een groep zich ontwikkelen in fasen (een interventie in een beginnende groep moet anders worden aangeboden dan in een gevorderde groep), er kan sprake zijn van rolvorming of rolfixatie die de behandeldoelen kunnen blokkeren (zoals de Zondebok, Hulpafwijzende Klager, Co-therapeut of Stille), er kunnen bondjes, conflicten of onveiligheid ontstaan. Ook kunnen parallel- of overdrachtsprocessen een rol spelen binnen het behandelteam zelf. In deze workshop onderzoeken we o.a. door oefeningen en voorbeelden overdracht/tegenoverdracht en parallelprocessen in behandelteams, de kracht en effecten van groepsprocessen in een deeltijdbehandeling en reiken we handvatten aan om deze te herkennen en hanteren, waar het kan specifiek gericht op adolescenten of de behandeling van eetstoornissen.
Literatuur: - De Haas, W. (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg: Een praktische handleiding op basis van de groepsdynamica. Soest: Uitgeverij Nelissen. - Hoijtink, T.A.E. (2001). De Kracht van groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. - Arendsen Hein, M. (1998). Overdrachts- en tegenoverdrachtsverschijnselen in behandelteams. In Berk, T.J.C. e.a. (red.), Handboek Groepspsychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. - Berk, T.J.C. (2005). Leeftijdsfasegroepen. In Berk, T.J.C. e.a. (red.), Leerboek Groepspsychotherapie (438-440). Utrecht: de Tijdstroom.
W6
Workshops
Minder geld voor meer duurzaam herstel: een contradictio in terminis, of bereikbare realiteit? Jouke Hoeksma, bestuurder, & Sander de Vos, onderzoeker, Human Concern
DOELGROEP: programmamanagers, beleids-/stafmedewerkers, bestuurders en wetenschappers TREFWOORDEN: marktwerking, nazorg, terugvalpreventie, innovatie, e-health
Er is een tegenstrijdigheid te vinden in de huidige marktwerking van de behandeling van psychische stoornissen. Van instellingen wordt namelijk verwacht dat zij meer kwaliteit leveren tegen lagere kosten. Vraagstelling: ‘Hoe gaan instellingen met deze tegenstrijdigheden om?’ ‘Welke initiatieven worden ontwikkeld en hoe kunnen we van elkaar leren?’ Het is duidelijk dat de markt een hoge mate van innovativiteit en creativiteit van zorgaanbieders eist. Denk daarbij bijvoorbeeld aan nieuwe nazorg- en terugvalpreventieprogramma’s, e-health en andere initiatieven. Uit intakegegevens van Stichting Human Concern blijkt dat 3 op de 4 cliënten die zich voor een behandeling aanmelden al eerder in behandeling zijn geweest. Daarvan is bijna 50% al 4 of meer keer behandeld.Gegeven deze terugvalcijfers is het verkorten van de behandelduur voor eetstoornissen géén optie. Zorgverzekeraars stellen uitdrukkelijk de eis aan zorgaanbieders om de gemiddelde prijs per unieke verzekerde te verlagen. In de praktijk worden prijsafspraken gemaakt voor één behandeljaar. Met andere woorden: de behandelkosten worden berekend over 365 dagen (DBCjaar). De gemiddelde behandelduur van een eetstoornis is echter 16,8 maanden (GGZ Sectorrapport, 2014). Korter behandelen is geen optie, maar eigenlijk de enige mogelijkheid die de huidige financieringsstructuur en zorgverzekeraars bieden. Het bestuur van Stichting Human Concern gaat tijdens deze workshop in op de huidige marktwerking en uitdagingen die daar liggen. Een groot deel van de workshop is ingericht voor een discussie, die we aan de hand van een aantal stellingen vormgeven.
Literatuur: GGZ Nederland. (2014). Sectorrapport GGZ 2012; feiten en cijfers over een sector in beweging. Amersfoort.
W7
Workshops
De PMT-module agressieregulatie bij eetstoornissen: een korte en krachtige interventie Cees Boerhout, PMT Lentis PsyQ Groningen en Rob Giel Onderzoekcentrum UMCG; Marjon Voskamp, PMT GGNet en secretaris NVPMT
DOELGROEP: psychomotorisch therapeuten, professionals, ervaringsdeskundigen TREFWOORDEN: agressieregulatie, interventie, emoties, PMT, RCT
Uit internationaal onderzoek bij eetstoornissen blijkt dat geïnternaliseerde woede behoort tot de kern van de eetproblematiek. Gebrek aan behandelmogelijkheden voor agressieproblemen kan leiden tot stagnatie in de behandeling. In tijden van bezuinigingen is het belangrijk wetenschappelijk onderbouwde mogelijkheden te benutten om het vaak langdurige therapeutisch proces te faciliteren. Voor PMT blijkt dit een gat in de markt, getuige bemoedigende resultaten van gerandomiseerd onderzoek (RCT) bij Lentis Groningen en Amarum Zutphen. Uitkomsten wijzen in de richting van significante verbetering van agressieregulatie en van de eetproblematiek. Daarnaast is een gedragsmaat nodig voor agressieregulatie, als aanvulling op zelfrapportage. Ook hier neemt PMT de handschoen op met introductie van een psychomotorische gedragsmaat, de zogenaamde Methode voor Stamp-Stoot-Stem (MSSS). Testontwikkeling heeft plaatsgevonden bij Bewegingswetenschappen RU Groningen. Workshopdeelnemers krijgen de kans de onderdelen van de module agressieregulatie zelf te ervaren, want PMT is leren door doen! Promotietraject: Promotoren: Team Zutphen: Team Groningen:
Cees Boerhout Wijbrand Hoek, Jooske van Busschbach, Marte Swart Marjon Voskamp, Maartje Vroling Marieke Dorhout, Robert Statema, Bianca Boomsma, Maria Sluiter, Noor Struijk, At Hof, Wigger Jonker, Marije Vermerris
Literatuur: - Boerhout, C. & Weele, K. van der (2007). Psychomotorische therapie en agressieregulatie; een pilotonderzoek. Tijdschrift voor Vaktherapie, 2, 11-19. - Boerhout C, Busschbach van JT, Wiersma D, Hoek HW (2011). Do we need to treat aggression? British Journal of Psychiatry, 198, 408a (eletter). - Boerhout, C., Busschbach, J.T. van, Wiersma, D. & Hoek, H.W. (2013). Psychomotor therapy and aggression regulation in eating disorders. Body, Movement and Dance in Psychotherapy, 8, 241– 253.
W8
Workshops
(Geweldloos) Verzet bij eetstoornissen: een nieuwe benadering om ouders en hulpverleners van onmacht naar kracht te helpen Elisabeth Thiadens & Maartje Snoek, GZ-psychologen, De Bascule
DOELGROEP: hulpverleners in de kinder- en jeugdpsychiatrie, ervaringsdeskundigen, ouders TREFWOORDEN: ernstige eetstoornis, onmacht, zelfdestructief gedrag
Ouders met een kind met een ernstige eetstoornis voelen zich vaak onmachtig en radeloos. Ze raken uitgeput en weten niet meer wat ze moeten doen om hun kind te helpen. Dit heeft tot gevolg dat ze of meegaan in de eetstoornis (toegeven) en/of agressief reageren en daardoor steeds verder verwijderd raken van hun kind. Ouders zien een (dag)klinische opname als vaak enige uitweg, waarbij terugkeer naar huis steeds moeilijker wordt. Tegelijkertijd wordt in deze tijd van bezuinigingen en ambulantisering meer en meer verwacht van ouders en hun omgeving. Hoe krijg je ouders in hun eigen kracht wanneer de wanhoop nabij is? We maken gebruik van de nieuwe benadering geweldloos verzet, die in Israël is ontwikkeld door Haim Omer. Hierin staan het herstellen van de relatie tussen ouders en kind en het geweldloos verzetten tegen (zelf)destructief gedrag centraal. Lijnen, braken en ander ernstig eetgestoord gedrag is een vorm van zelfdestructief gedrag waarbij ouders en hulpverleners zich machteloos voelen. In deze workshop gaan we in op het werken met geweldloos verzet bij jongeren met een eetstoornis, zowel in gezinnen als in een klinische setting.
Literatuur: Omer, H. (2007). Geweldloos verzet in gezinnen. Omer, H. (2011). Nieuwe autoriteit: samenwerken aan een krachtige opvoedingsstijl thuis, op school en in de samenleving.
Workshops
W9
Individuele rehabilitatie bij langdurige eetstoornissen: kwaliteit van zorg of overbodige luxe? Carla Hoogenhout, verpleegkundige/IRB trajectbegeleider, Mirjam van der Linden, GZ-psycholoog, & Diane Hop-Duijst, SPH/trajectbegeleider/CGW, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
DOELGROEP: hulpverleners, ervaringsdeskundigen, overige belangstellenden TREFWOORDEN: langdurige eetstoornis, rehabilitatie, IRB, empowerment, kwaliteit van leven
Het doel van de Individuele Rehabilitatie Benadering is: mensen met ernstige, langdurige beperkingen helpen beter te functioneren, zodat ze met succes en naar tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en sociale contacten hebben in de omgeving van eigen keuze met zo min mogelijk professionele hulp (Anthony e.a., 2002). Binnen Nederland is er nog hoegenaamd geen ervaring opgedaan met het toepassen van rehabilitatie bij patiënten met eetstoornissen. Altrecht Eetstoornissen Rintveld is voor patiënten met een langdurige eetstoornis gaan werken met de individuele rehabilitatie benadering,afgekort IRB, gericht op het vergroten van de kwaliteit van leven van patiënten, waarbij het vraaggericht werken – de zorg op maat – centraal staat. Hierbij wordt uitgegaan van de gedachte dat iemand met een langer bestaande eetstoornis in een situatie verkeert die vermoedelijk niet herstelt, maar mogelijk wel kan verbeteren. Naast het reguliere behandelaanbod wordt de focus meer op dagbesteding, vrije tijd, sociale contacten en wonen gelegd. Op deze terreinen meer perspectief krijgen en (kleine) successen behalen, werkt naar ons idee goed in het vergroten van de motivatie om een regelmatig eetpatroon te blijven hanteren en een minimaal gewicht te handhaven. De IRB is onder de naam ‘Psychiatric Rehabilitation’ ontwikkeld door het Center for Psychiatric Rehabilitation van de Universiteit van Boston (Anthony e.a., 2002). In 1992 is de IRB in Nederland geïntroduceerd door de Stichting Rehabilitatie ’92 in Rotterdam (Dröes, 1992). De IRB kan intramuraal, semimuraal en ambulant ingezet worden. Mensen met beperkingen van welke aard dan ook zijn gebaat bij hoop op verbetering en bij empowerment, dat wil zeggen: macht over hun ziekte, zichzelf en hun omstandigheden. De maatschappelijke betekenis van rehabilitatie ligt dan ook op dit vlak. Ook de setting bepaalt de manier waarop de methode wordt toegepast.
Literatuur: Anthony, W.A., Cohen, M., Farkas, M. & Gagne, C. (2002). Psychiatric Rehabilitation. Boston, Center for Psychiatric Rehabilitation. Dröes, J. (Ed.) (2005). Individuele rehabilitatie, behandeling en herstel. Amsterdam: SWP. Korevaar, L. & Dröes, J. (Red.) (2008). Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Rogers, E.S., Anthony, W.A. & Farkas, M. (2006). The Choose-Get-Keep Model of Psychiatric Rehabilitation: A Synopsis of Recent Studies. Rehabilitation Psychology, 51 (3): 247-256. Swildens, W., Keijzerswaard, A. van, Wel, T.F. van, Valk, G. de & Valenkamp, M. (2003). Individuele rehabilitatie voor chronische psychiatrische patiënten: een open onderzoek. Tijdschrift voor Psychiatrie, 45: 15-26.
W 10
Workshops
Begrip voorop: behandel- en bedrijfsresultaat Grip op behandel- en bedrijfsresultaat Barbara Bertina, medisch directeur, & Thom van Haaren, bestuursadviseur onderzoek en innovatie, Centrum Obesitas Europa (CO-EUR)
DOELGROEP: bestuurders, programmamanagers, behandelaren TREFWOORDEN: bedrijfsvoering, bedrijfsresultaat, maatwerk modules, procesmatige aanpak, ROM,
kwaliteitssysteem, obesitas Een beschrijving van de inhoud vindt u elders in deze congresreader in de rubriek Symposium.
Workshops
W 11
Het Leontienhuis: samen strijden tegen eetstoornissen Fieke Thijs, alg. manager Leontienhuis; Leontien Zijlaard-van Moorsel, viervoudig Olympisch kampioene wielrennen, meervoudig wereldkampioene en oprichter Leontien Foundation; Floor van Dooren, Annemarie Klee, & Marloes de Visser, ervaringsdeskundige vrijwilligers Leontienhuis
DOELGROEP: voor alle belangstellenden TREFWOORDEN: inloopprogramma, motivatie, coaching, begeleiding
Sinds Leontien van Moorsel zelf van een eetstoornis herstelde zet zij zich met haar Leontien Foundation met hart en ziel in om iets te kunnen betekenen voor mensen met eetstoornissen. Eind 2014 opent Leontien van Moorsel haar eerste Leontienhuis in Zuidplas (regio Rotterdam), een inloophuis voor jonge mensen met een eetstoornis en hun naasten. Het Leontienhuis wil aansluiten bij de bestaande hulpverlening door te werken aan preventie, zo nodig motivatie tot behandeling en nazorg. Het Leontienhuis is geen behandelinhoudelijke hulpverleningsinstantie. Het doel van het Leontienhuis is o.a. om mensen te motiveren en te ondersteunen richting herstel en (hernieuwde) deelname aan de maatschappij. Het Leontienhuis gaat werken met ervaringsdeskundige vrijwilligers vanuit begrip, herkenning en gelijkwaardigheid. Het Leontienhuis gaat: - informatie geven over eetstoornissen - mensen met een eetstoornis motiveren, coachen en begeleiden - indien nodig motiveren voor behandeling en doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp - steun geven aan ouders en naasten van mensen met een eetstoornis - na behandeling ondersteuning bieden bij het oppakken van het dagelijks leven (om terugval te helpen voorkomen) - een inloopprogramma met diverse activiteiten verzorgen Ontspanning en plezier dragen bij aan motivatie in de strijd tegen de eetstoornis en helpen om lekker in je vel te zitten. Tijdens deze workshop willen we hier graag meer over vertellen!! www.leontienhuis.nl – bezoek ons ook op facebook! www.leontienfoundation.nl
W 12
Workshops
Goed eten voor weinig geld, een kijkje in de keuken van de MeerGezinsDagBehandeling (MGDB) – Deel 1 Normaliseren naar herstel Is meergezinsdagbehandeling mogelijk voor volwassen cliënten? Sonja Fleminger, supervisor, Saskia Vermeulen, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Marja Krieger, systeemtherapeut, & Machteld Touw, systeemtherapeut Centrum Eetstoornissen Ursula
DOELGROEP: alle behandelaren van eetstoornissen TREFWOORDEN: herstel, volwassenen, systeemtherapie, protocol
Sinds 2003 wordt in ons land op enkele plaatsen de Meer Gezins Dag behandeling toegepast in de behandeling van jongeren met een eetstoornis. Deze manier van behandelen wordt over het algemeen zeer gewaardeerd door cliënten en hun gezinnen, en de resultaten zijn veelbelovend. In 2011 werd bij het Centrum Eetstoornissen Ursula besloten om deze behandeling tot hoofdbehandeling te maken bij de afdeling jeugd. Sindsdien zijn jaarlijks in gemiddeld 8 groepen van 7 tot 10 gezinnen vrijwel alle jeugdige cliënten met hun ouders/ gezinnen in de MGDB gestart. De visie die ten grondslag ligt aan deze behandeling, en die in deze lezing zal worden uitgewerkt, leek ons met enige aanpassingen evenzeer geschikt voor de behandeling van volwassen cliënten. Wij hebben deze het afgelopen jaar dan ook uitgewerkt voor deze doelgroep in een nog te verschijnen tweede protocol , waarover wij u vandaag meer zullen vertellen. Een eerste pilot met dit protocol is ten tijde van de NAE dag reeds gestart, en we zullen verslag doen van de eerste ervaringen. In deze lezing wordt het MGDB protocol voor volwassenen gepresenteerd. Net als bij jeugd worden zowel het symptoomgedrag van een eetstoornis als bijkomende problemen op gebied van emoties, conflicthantering, zelfbeeld, intimiteit en dergelijke onderwerpen, behandeld door middel van een meer gezinsgroep. Het begrip ‘gezin’ moet hier breed genomen worden, het kan gaan om ouders, partners ,maar ook vrienden die van belang zijn. Net als bij de jeugd wordt op alle behandel dagen gegeten waarbij in stappen doelen gesteld worden om het afwijkende eetgedrag aan te pakken. Onder het motto van “veranderen kun je niet alleen” wordt van meet af aan zeer intensief de omgeving betrokken.
Workshops
W 13
E-health, online hulpverlenen en ondersteunen, hoe doe je dat? Scarlet Hemkes, projectleider Proud2Bme, Masja Ninck Blok, psycholoog/projectmanager Featback, Nouska de Bruijn, projectmedewerker/ervaringsdeskundige, & Hiske Visser, centrumadviseur ervaringsdeskundigheid, Centrum Eetstoornissen Ursula
DOELGROEP: hulpverleners, ervaringsdeskundigen, cliënten, betrokkenen TREFWOORDEN: e-health, innovatie, zelfmonitoring, ervaringsdeskundigheid
E-health en bezuinigingen lijken elkaar in de meeste gevallen niet voor de voeten te lopen. Over het samengaan van kwaliteit en wordt e-health vaak wel gediscussieerd. Zo denken vele dat ehealth niet persoonlijk genoeg kan zijn, te vrijblijvend is of dat het juridische knelpunten met zich mee brengt. Binnen Centrum Eetstoornissen Ursula zijn er meerdere vormen van e-Health beschikbaar. In deze workshop worden 3 vormen besproken met oog op de toegevoegde waarde voor een kwalitatief goede zorg in tijden van bezuinigingen. Ten eerste de website Proud2Bme met meer dan 200.000 uniek bezoekers per maand. Het bereik van Proud2Bme is zeer groot en daarmee ook de mogelijkheden tot impact op de doelgroep. Wat is de werkwijze van Proud2Bme? Hoe zorg je dat een zelfhulpsite gezond en ondersteunend blijft en op welke manieren kan Proud2Bme een bijdrage aan een effectief, kwalitatief en goedkoop behandeltraject? Ten tweede zal Featback, een online zelfmonitoringsprogramma, en het onderzoek wat hier naar gedaan is worden gepresenteerd. Aan de hand van praktijkvoorbeelden van email en chat waarin psychologische hulp wordt geboden aan anonieme hulpvragers zullen de mogelijkheden van ehealth worden besproken. Welke gesprekstechnieken kan men inzetten om de kans op miscommunicatie zo klein mogelijk te houden en hoe sluit men aan bij de cliënt? Tot slot bestaat er naast Featback, waarbij hoofdzakelijk psychologische hulp wordt ingezet, ook e-mailondersteuning door ervaringsdeskundigen. Op welke manieren kan ervaringsdeskundige emailondersteuning bijdrage aan het behandeltraject? Er wordt zowel ingegaan op de voordelen als de beperkingen van e-mailondersteuning, zoals het brede bereik met persoonlijke inslag en het overbruggen van de wachttijd. www.proud2bme.nl – bezoek ons ook op facebook en Twitter!
W 14
Workshops
De noodzaak van preventie van eetstoornissen in tijden van bezuiniging: overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Vlaanderen Greta Noordenbos, senior onderzoeker en universitair docent Universiteit Leiden; An Vandeputte, oprichter en coördinator van Vlaams Kenniscentrum rond eet- en gewichtsproblemen, Eetexpert, en gedragspsychotherapeut
DOELGROEP: preventiemedewerkers, huisartsen, docenten en behandelaren TREFWOORDEN: vroegsignalering, preventie, organisatie, financiering
In tijden van bezuiniging is preventie en vroegsignalering van eetstoornissen van groot belang, omdat hierdoor de behandelkosten sterk gereduceerd kunnen worden. In Nederland werd in 1994 het eerste congres georganiseerd over het belang van preventie van eetstoornissen. Welke preventie projecten zijn er in die afgelopen twintig jaar ontwikkeld en hoe effectief zijn die? In het eerste deel van deze workshop zal Greta Noordenbos ingaan op de diverse preventie activiteiten die zijn ontwikkeld in Nederland en de resultaten daarvan. De preventie aanpak in Nederland is vooral gericht op het rechtstreeks benaderen van scholen met behulp van diverse lesprogramma’s. De financiering hiervan is sterk afhankelijk van scholen en gemeenten en daardoor niet structureel gegarandeerd. Vervolgens zal An Vandeputte vertellen over de preventie activiteiten in Vlaanderen. Naast inhoudelijke overeenkomsten tussen Nederland en Vlaanderen, zijn er ook grote verschillen wat betreft de organisatie en de financiering van preventieprojecten. In Vlaanderen investeert het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in systematische vroegdetectie via Centra Leerlingbegeleiding en huisartsen, en (vroeg)behandeling via Centra geestelijke gezondheidszorg en ambulante zorgverstrekkers. Primaire preventie krijgt in Vlaanderen geen structureel budget, maar wel beleidsaandacht. Met privésponsering zijn sinds 2007 meer dan 4000 leerkrachten getraind om leerlingen weerbaarder te maken door middel van betere zelfwaardering, positievere lichaamsbeleving, mediaweerbaarheid, en sociale verbondenheid. Hierna volgt een discussie over de vragen: Hoe kan effectiviteit van preventieprogramma’s onderzocht en verbeterd worden? Welke ontwikkelingen zijn wenselijk om preventie aanpak in Nederland en Vlaanderen te verbeteren?
Literatuur: Noordenbos G & Vandereycken W.(2006). Preventie van eetstoornissen. Een gewichtig probleem. Mechelen: Kluwer. Noordenbos G & Meijerink FGJ. (2006). Dragen preventieprogramma’s voor eetstoornissen bij aan vroegtijdige onderkenning en hulp? Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg 38: 52-55. Vandeputte, A. (2009). Naar een geïntegreerde preventie van eet- en gewichtsproblemen in Vlaanderen, Tijdschrift Klinische Psychologie, sept 2009. Vandeputte, A. (2010). Jongeren en hun eetgewoonten: kapstokken voor leerlingbegeleiders. Handboek leerlingenbegeleiding 2, afl. 26: 19-34.
Workshops
W 15
DSM-5 in de praktijk Wijbrand Hoek, opleider psychiatrie/directeur Parnassia Academie en hoogleraar UMCG; Annemarie van Elburg, medisch manager Altrecht Eetstoornissen Rintveld en hoogleraar Universiteit Utrecht
DOELGROEP: behandelaren TREFWOORDEN: diagnostiek, classificatie, comorbiditeit
In mei 2013 verscheen de DSM-5 en in april 2014 de Nederlandse vertaling. Een van de problemen met de DSM-IV is dat de restcategorie Eetstoornis NAO de meest voorkomende eetstoornis is, niet alleen in bevolkingsonderzoek, maar zelfs in gespecialiseerde centra voor eetstoornissen. In de DSM-5 zijn de criteria met name voor anorexia nervosa aanzienlijk gewijzigd. Daarnaast kent de DSM-5 twee nieuwe officiële voedings- en eetstoornissen: Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder en Binge Eating Disorder. De workshop bestaat uit een interactieve lezing over de veranderingen in de DSM-5 op hoofdlijnen en een overzicht van de classificatie van DSM-5 voedings- en eetstoornissen en veel voorkomende comorbide stoornissen. Daarnaast zullen de deelnemers aan de hand van casuïstiek zelf oefenen met het gebruik van de DSM-5.
Literatuur: Hoek HW, van Elburg AA.(2014). Voedings- en eetstoornissen in de DSM-5. Tijdschr Psychiatr 56:187-91. Hoek HW. (2013). Worden we beter van de DSM-5? Ned Tijdschr Geneeskd 157:A6602. Hoek HW. (2013). Classification, epidemiology and treatment of DSM-5 feeding and eating disorders. Curr Opin Psychiatry 26:529-31.
W 16
Workshops
De vermijdend restrictieve voedselinname stoornis (ARFID) Jeannette Hop, kinder- en jeugdpsychiater, Jacomien van der Linden, GZ-psycholoog/ psychotherapeut, Hanneke Tuijtel, diëtiste, & Anne Bressers, systeemtherapeut Altrecht Eetstoornissen Rintveld
DOELGROEP: kinder- en jeugdpsychiaters, kinderartsen, gedragswetenschappers,
systeemtherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen TREFWOORDEN: kinderen, jongeren, selectief/restrictief voedingspatroon, ondergewicht
Naast dé klassieke vormen van eetstoornissen zijn in de DSM-5 ook de voedingsstoornissen onder de eetstoornissen opgenomen. Maar wat zijn eigenlijk voedingsstoornissen? In de DSM-5 wordt gesproken over de Vermijdend Restrictieve Voedselinnamestoornis, of in het Engels Avoidant Restrictive Food Intake Disorder (ARFID). Het gaat doorgaans om kinderen of jongeren die een zeer selectief voedingspatroon hebben (bijv. uit angst voor bepaalde producten), of een restrictief voedingspatroon hebben (bijv. samenhangend met emotionele factoren), waarbij er sprake kan zijn van een ondergewicht en/of voedingsdeficiënties. Er is doorgaans geen sprake van een verstoorde lichaamsbeleving. Deze stoornissen zijn vaak lastig te herkennen, en vormen een uitdaging wat betreft de behandeling. Binnen Rintveld hebben we sinds 2013 een multidisciplinaire poli voor kinderen en jongeren met voedingsstoornissen en eetproblemen (de poli V&E). In deze workshop willen we graag: 1. Kennis overdragen over deze stoornissen, de achtergronden en mogelijke comorbiditeit. 2. Uitleg geven over onze werkwijze op Rintveld, aan de hand van casuïstiek. Hierbij zal de problematiek vanuit de diverse disciplines (medisch, systemisch, psychologisch en diëtistisch) besproken worden. 3. Op interactieve wijze met de deelnemers casuïstiek uitwisselen, en behandelopties en ervaringen bespreken.
Workshops
W 17
Groepsbehandeling van eetstoornissen. Hoe groepsdynamische processen hanteren in een intensieve behandeling en binnen het team? Wendy Baakman, cognitief gedragstherapeut VGCt, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psycho-therapeut, & Leonie Muller-van Domburg, GZ-psycholoog i.o. tot (groeps)psychotherapeut, Amarum Centrum voor Eetstoornissen (GGNet)
DOELGROEP: behandelaren die (beginnen met) werken met groepen, o.a. basis-/GZ-psychologen,
sociotherapeuten, psychomotorisch therapeuten, behandelaren in opleiding TREFWOORDEN: groepsprocessen, psychotherapie, overdracht Groepsprocessen kunnen een onopgemerkte, maar zeer belangrijke rol spelen in groepen, zowel in positieve als in negatieve zin. Denk maar aan de opzwepende kracht van een volle voetbaltribune, of aan de vernietigende kracht van een groep vol pestkoppen. Eigenlijk in alle groepen waarin we functioneren spelen groepsprocessen een rol, maar in psychotherapeutische groepen des te meer. Niet voor niets vinden vele eetstoornisbehandelingen in groepen plaats. Naast de te verwachten effecten van een intensieve eetstoornistherapie, zijn er toegevoegde effecten van groepsbehandeling waarneembaar, zoals het vinden van (h)erkenning, steun, een gezamenlijk doel, hoop en aanmoediging. Het is echter niet alleen een kwestie van achterover leunen en de groep het werk laten doen. Er gaan namelijk ook allerlei andere groepsprocessen een rol spelen, die door de therapeut dienen te worden herkend en gehanteerd. Zo kan een groep zich ontwikkelen in fasen (een interventie in een beginnende groep moet anders worden aangeboden dan in een gevorderde groep), er kan sprake zijn van rolvorming of rolfixatie die de behandeldoelen kunnen blokkeren (zoals de Zondebok, Hulpafwijzende Klager, Co-therapeut of Stille), er kunnen bondjes, conflicten of onveiligheid ontstaan. Ook kunnen parallel- of overdrachtsprocessen een rol spelen binnen het behandelteam zelf. In deze workshop onderzoeken we o.a. door oefeningen en voorbeelden overdracht/tegenoverdracht en parallelprocessen in behandelteams, de kracht en effecten van groepsprocessen in een deeltijdbehandeling en reiken we handvatten aan om deze te herkennen en hanteren, waar het kan specifiek gericht op adolescenten of de behandeling van eetstoornissen.
Literatuur: - De Haas, W. (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg: Een praktische handleiding op basis van de groepsdynamica. Soest: Uitgeverij Nelissen. - Hoijtink, T.A.E. (2001). De Kracht van groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. - Arendsen Hein, M. (1998). Overdrachts- en tegenoverdrachtsverschijnselen in behandelteams. In Berk, T.J.C. e.a. (red.), Handboek Groepspsychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. - Berk, T.J.C. (2005). Leeftijdsfasegroepen. In Berk, T.J.C. e.a. (red.), Leerboek Groepspsychotherapie (438-440). Utrecht: de Tijdstroom.
W 18
Workshops
Interactieve presentaties onderzoek en innovatie in de zorg ingeleid door Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula; Sandra Mulkens, universitair docent Universiteit Maastricht en klinisch psycholoog/psychotherapeut Riagg Maastricht; Hermien Elgersma, klinisch psycholoog/psychotherapeut & supervisor CGT, Accare Centrum voor Eetstoornissen en Rijksuniversiteit Groningen
DOELGROEP: onderzoekers, hulpverleners, programmamanagers, preventiefunctionarissen TREFWOORDEN: onderzoek, zorginnovatie, preventie, interactie
State-of-the-art in onderzoek en zorginnovatie in de vorm van posterpresentaties en met een persoonlijke toelichting door de posterindiener(s). Een posterjury bestaande uit Alexandra Dingemans, Sandra Mulkens en Hermien Elgersma, selecteert de beste poster in de categorie onderzoek en de beste poster in de categorie zorginnovatie. Aan de winnaars wordt een geldbedrag van € 250 toegekend. Een beschrijving van de posters vindt u elders in deze congresreader in de rubriek Posters.
Workshops
W 19
Stillen - een beeldende voorstelling over de lange weg naar herstel van een eetstoornis Maartje Wikkerink, theatermaker, poppenspeler, theaterdocent Theater Nachtbaard
DOELGROEP: alle belangstellenden TREFWOORDEN: herstel, lotgenoten, projectie
‘Beste eetstoornis, ga alsjeblieft nog een beetje dichter bij me weg’ Stillen is een beeldende voorstelling met getekende figuren over de weg naar herstel van een eetstoornis. Theatermaker Maartje Wikkerink (Theatergroep Nachtbaard) maakte deze voorstelling op basis van haar eigen ervaring met anorexia en boulimia nervosa én de verhalen van vele lotgenoten. Stillen vertelt het verhaal van het meisje dat vecht voor haar herstel, voor een gezond leven waarin ze haar eetstoornis niet nodig heeft om haar angsten te hanteren. Een moeilijk gevecht waarbij terugval en destructieve gedachtes op de loer liggen, maar waar ook perspectief wordt geschetst op een ander –beter- leven. Maartje speelt een authentiek verhaal waarin de verschillende fases van herstel herkenbaar zijn. Ze maakt gebruik van getekende figuren en projecties om beeld te geven aan de irreële gedachtes en gevoelens van de onderliggende problematiek. Leidende thema’s in de voorstelling zijn: de scheiding tussen verstand en gevoel (hoofd en lijf), angst en vervulling. Waarom zou je iets loslaten als je niet weet wat je ervoor terugkrijgt? Tegelijkertijd is Stillen een pleidooi om de persoon achter de eetstoornis te zien en te blijven vechten en hopen voor de volledige terugkeer van deze persoon. Stillen is speciaal geschikt voor mensen die een eetstoornis hebben of hiervan hersteld zijn, voor partners, ouders en professionele hulpverleners. De voorstelling zal in de meeste gevallen worden gecombineerd met een randprogrammering gericht op het uitwisselen van ervaring. Tijdens het NAE congres zal hier tijdens een korte nabespreking gelegenheid voor zijn. Stillen is een initiatief van Stichting Theater, Zorg en Welzijn
W 20
Workshops
Routine Outcome Monitoring. Wat kunnen en moeten we ermee? Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula; Eric van Furth, directeur behandelzaken Centrum Eetstoornissen Ursula en hoogleraar Universiteit Leiden
DOELGROEP: psychologen, psychiaters, artsen, managers, ROM-medewerkers, sociotherapeuten TREFWOORDEN: ROM, metingen, kwaliteit, behandelevaluatie, wetenschappelijk onderzoek
Er is veel weerstand en kritiek ten aanzien van Routine Outcome Monitoring (ROM), met name sinds de zorgverzekeraars ROM hebben verplicht. Het is moeilijk om cliënten, behandelingen en instellingen met elkaar te vergelijken. Zo gebruikt bijvoorbeeld niet iedereen dezelfde instrumenten, instellingen behandelen verschillende doelgroepen, reductie van symptomen is niet altijd de insteek van behandeling etc. In deze workshop willen we laten zien dat er ook positieve kanten zijn aan het herhaaldelijk meten van onze cliënten. Kortom, ROM hoeft niet alleen gebruikt te worden voor externe verantwoording aan de zorgverzekeraars, maar kan ook een bijdrage leveren aan: 1. de kwaliteit van de individuele behandeling, 2. kwaliteitsinstrument voor het behandelaanbod, en 3. wetenschappelijk onderzoek. Zo zullen we laten zien dat ROM kan dienen als ondersteuning bij behandelevaluaties en bepalen van vervolgbehandelingen, maar ook dat het teams inzicht kan geven in de effectiviteit van hun inspanningen. Resultaten van de ROM kunnen bijvoorbeeld per team of centrum worden besproken en kunnen dienen als ondersteuning bij een discussie over zaken die goed gaan en zaken die minder goed gaan in de behandeling. Tenslotte zullen we voorbeelden geven van wetenschappelijk onderzoek. Het is de bedoeling dat er tijdens deze workshop een levendige discussie ontstaat over de zin en onzin van Routine Outcome Monitoring.
Workshops
W 21
Goed eten voor weinig geld, een kijkje in de keuken van de MeerGezinsDagBehandeling – Deel 2 Onderzoek en bevindingen bij de MGDB-jongeren Let the data do the talking Sonja Fleminger, supervisor, Saskia Vermeulen, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Arnoud Cambier, sociotherapeut, & Gabriëlle van Son, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula
DOELGROEP: alle behandelaren van eetstoornissen TREFWOORDEN: jongeren, eetmanagement, gezin, systeemtherapie, rollenspel
Op basis van het uitgewerkte protocol voor MeerGezinsdagBehandeling (Fleminger & Vermeulen) is in 2011 bij Centrum Eetstoornissen Ursula besloten om deze behandeling tot hoofdbehandeling te maken bij de afdeling Jeugd. Sindsdien zijn jaarlijks in gemiddeld 8 groepen van 7 tot 10 gezinnen vrijwel alle jeugdige cliënten met hun ouders/ gezinnen in de MGDB gestart. In 2012 verscheen de eerste druk van een uitgewerkt protocol. Inmiddels verscheen dit jaar een tweede druk, waarin het protocol enige wijzigingen heeft ondergaan vanuit voortschrijdend inzicht en ervaring. Opmerkelijk is dat sinds de start met deze behandeling er nauwelijks meer cliënten worden opgenomen in een ziekenhuis of kliniek. De behandeling is efficiënt en kostenbesparend, omdat de gezinnen zelf het intensieve en tijdrovende deel van het eetmanagement thuis voor hun rekening nemen, en er o.a. door de groepsgrootte relatief weinig inzet van behandelaars wordt gevraagd. Wij zullen vandaag in een workshop zowel informatie geven over dit protocol, als er ook live ervaring mee laten opdoen. Daarnaast worden de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd.
Literatuur:
W 22
Workshops
Dilemma’s in de behandeling van complexe anorexia cliënten en hoe hiermee om te gaan Isis Elzakkers, psychiater, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
DOELGROEP: behandelaren TREFWOORDEN: ernstige AN, complexiteit, wilsonbekwaamheid, dwangbehandeling
In de workshop wordt besproken welke dilemma’s kunnen spelen bij patienten met ernstige AN die niet goed lijken te reageren op behandeling en hoe hiermee om te gaan. Gepoogd wordt aan de hand van een stappenplan om dergelijke complexe situaties meer hanteerbaar te maken. Van belang is om allereerst goede diagnostiek te bedrijven en de voorgeschiedenis met wat wel en zeker niet werkte in kaart te brengen. Voorts is het belangrijk om zoveel mogelijk tot een gedeelde hypothese te komen met de patiente en de omgeving over waarom dit alles niet tot blijvend succes heeft geleid. Hierna kan dan gezamenlijk besproken worden of, gezien alle voorgaande behandelingen, er nog zinnige nieuwe pogingen te wagen zijn of dat de kans op succes erg gering wordt geacht. Indien geen zinvolle behandeling meer in zicht lijkt te zijn, wordt besproken wat dan volgende stappen kunnen zijn, zowel bij de stabiel slechte patienten als bij de instabiele patienten. Ook het staken van behandeling zal aan de orde komen. In dit alles wordt de rol van wilsbekwaamheid betrokken alsook hetgeen bekend is uit de literatuur aangaande dwangbehandeling. Bij voorkeur wordt er ook gezamenlijk gediscussieerd hoe het veld de lacunes in de behandeling en begeleiding van end stage anorexia nervosa kan invullen. Voor de ethisch geïnteresseerden volgen hieronder enkele literatuurreferenties.
Literatuur: Kendall, S. (2014). Anorexia nervosa: The diagnosis: A postmodern ethics contribution to the bioethics debate on involuntary treatment for anorexia nervosa. Journal of Bioethical Inquiry 11:31–40. Hope, T., J. Tan, A. Stewart, and J. McMillan. (2013). Agency, ambivalence and authenticity: The many ways in which anorexia nervosa can affect autonomy. International Journal of Law in Context 9(1): 20–36.
Workshops
W 23
Lichaamsbeleving 2.0 in anorexia nervosa Anouk Keizer, post-doc onderzoeker, Universiteit Utrecht; José Bonekamp, PMT, Altrecht Eetstoornissen Rintveld
DOELGROEP: alle belangstellenden TREFWOORDEN: lichaamsbeeld, verstoorde lichaamsbeleving, interventie
Een kernsymptoom van anorexia nervosa (AN) is dat patiënten hun eigen lichaam dikker/groter beleven dan het daadwerkelijk is. Succesvolle behandeling van dit verstoorde lichaamsbeeld verloopt vaak moeizaam. Uit de literatuur blijkt dat AN patiënten denken dat hun lichaam groter is dan het in realiteit is, en dat zij zichzelf ook zo zien. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat de lichaamsbeeldstoornis in AN verder gaat en dieper zit. AN patiënten blijken ook op een andere manier aanrakingen op hun huid waarnemen (ze voelen zich letterlijk dikker) en zij bewegen zich onbewust alsof hun lichaam breder is. José Bonekamp (PMT therapeute) en Anouk Keizer (post-doc onderzoeker) hebben op basis van bovenstaande onderzoeksresultaten een nieuwe lichaamsbeeld interventie opgezet. Met behulp van hoepels van verschillende afmetingen worden patiënten gecoacht in het beter leren inschatten van hun lichaamsomvang. Tijdens de interventie zien patiënten een serie hoepels en kiezen hieruit de kleinste hoepel waar ze nog net doorheen verwachten passen. De hoepel die ze kiezen moeten ook echt om hun lichaam omhoog halen. Op deze manier worden alle niveaus waarop lichaamsbeleving verstoord is aangesproken: Gedachten over het lichaam in relatie tot de hoepel, het zien van de hoepel, de hoepel langs het lichaam voelen gaan, en bewegingen met het lichaam uitvoeren. In het eerste deel van deze workshop zal Anouk Keizer de verstoorde beleving van lichaamsomvang in AN in een theoretisch kader plaatsten. In het tweede deel zal José Bonekamp ingaan op hoe zij de interventie in de praktijk brengt en wat haar ervaringen hiermee zijn.
W 24
Workshops
De inzetbaarheid van de Verpleegkundig Specialist GGZ Laura Moerland, verpleegkundig specialist GGZ, & Chantal Oonincx, verpleegkundig specialist i.o., Emergis
DOELGROEP: behandelaren, psychiaters, klinisch psychologen, gz-psychologen, verpleegkundigen,
verpleegkundig specialisten TREFWOORDEN: verpleegkundig specialist, gespecialiseerde en geïntegreerde zorg, pilotstudie In deze workshop wordt de implementatie van de verpleegkundig specialist als behandelaar in een GGZ-instelling uitgelegd. Het doel is bevordering van taakherschikking in de geestelijke gezondheidszorg door andere beroepsgroepen te attenderen en de relevantie van de inzet van een verpleegkundig specialist uit te leggen. Zorg moet immers goedkoper; dit kan, met behoud van kwaliteit, worden uitgevoerd door de verpleegkundig specialist. De verpleegkundig specialist is een art.14 beroep en hij/zij kan volgens art.36a zelfstandig (somatisch/farmacotherapeutisch) behandeling initiëren en uitvoeren. VWS heeft een proefperiode afgegeven om de praktijk de gelegenheid te geven de functie als zodanig in te bedden. Aan de hand van een pilotstudie, uitgevoerd bij eetstoornissen, werd de functie van verpleegkundig specialist onderzocht. Met een theoretische analyse als onderbouwing is het takenpakket van de verpleegkundig specialist als behandelaar eetstoornissen beschreven in de rol van behandelaar, coördinator, onderzoeker/innovator. Aan de hand van de CanMEDS-rollen * is de verpleegkundig specialist opgeleid als behandelaar. Een protocol is ontwikkeld voor somatiek en farmacotherapie. • • •
De taakovername in somatiek en farmacotherapie bij het zorgprogramma eetstoornissen leveren een bijdrage in reductie van kosten in de gezondheidszorg met behoud van benodigde kwaliteit. Er is een verbetering in de behandeling van de kwetsbare eetstoornispatiënt, want er is één uitvoerend behandelaar die zowel de somatische, de psychische als de sociale problematiek coördineert, danwel uitvoert. De pilotstudie heeft aangetoond dat de verpleegkundig specialist klaar is voor de rol van behandelaar bij eetstoornissen en dat hij/zij gespecialiseerde en geïntegreerde zorg kan bieden.
*Canadian Medical Education Directives for Specialists (CanMEDS)
Workshops
W 25
Hoe kan de kwaliteit en effectiviteit van behandeling verbeterd worden? Een perspectief vanuit cliënten Carmen Netten, inhoudelijk directeur/oprichter, & Sander de Vos, onderzoeker Human Concern
DOELGROEP: therapeuten/behandelaren, beleidsmakers TREFWOORDEN: herstel, terugval, kwaliteit
In tijden van bezuinigingen is het van groot belang dat de behandeling voor mensen met een eetstoornis effectief is en bijdraagt aan duurzaam herstel, zodat cliënten niet terugvallen en opnieuw een behandeling nodig hebben. Helaas komt het nog vaak voor dat eetstoornispatiënten na behandeling onvoldoende hersteld zijn, of een terugval meemaken, zodat ze opnieuw behandeling nodig hebben. Uit het patiëntenbestand van mensen die zich voor behandeling aanmelden bij Human Concern blijkt dat het merendeel al verschillende behandelingen heeft gehad; slechts 24 % is niet eerder voor een eetstoornis in behandeling geweest. Van mensen die eerder behandeld zijn, heeft 48% zelfs 4 of meer behandelingen gehad. Het “stapelen” van behandelingen heeft echter niet geleid tot een duurzaam herstel. De vraag is hoe de kwaliteit van de behandeling zodanig verbeterd kan worden dat de kans op duurzaam herstel groter wordt en de kans op terugval en het ‘stapelen’ van behandelingen kleiner wordt. Wat betekent dat voor de inhoud, de lengte en de doelen van de behandeling? In deze workshop vertellen enkele cliënten over hun persoonlijke ervaringen met onvolledig herstel en terugval, waardoor ze opeenvolgende behandelingen nodig hadden om te herstellen van hun eetstoornis. Vervolgens wordt er een discussie gestart waarin de mogelijkheden om duurzaam herstel te bevorderen en terugval te verminderen centraal worden gesteld. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat tijdens de discussie zowel het perspectief van cliënten, als dat van behandelaren en ervaringsdeskundigen/ervaringsprofessionals wordt belicht.
W 26
Workshops
SMAAKK! Een blended vorm van behandeling voor eetstoornissen: een combinatie van online interventies en face-to-face gesprekken Rozemarijn Vos, GZ-psycholoog, Accare Centrum voor Eetstoornissen; Hermien Elgersma, klinisch psycholoog/psychotherapeut en supervisor CGT, Accare Centrum voor Eetstoornissen en Rijksuniversiteit Groningen
DOELGROEP: behandelaren, psychologen, cognitief gedragstherapeuten en cognitief werkers met
name in de kinder- en jeugdpsychiatrie, managers en cliënten TREFWOORDEN: cognitieve gedragstherapie, motivatie, online interventie, internet SMAAKK! is een nieuw ontworpen programma waarmee jongeren met een eetstoornis en hun ouders/verzorgers een blended behandeling volgen; blended wil zeggen: in een combinatie van face-to-face gesprekken en online interventies. SMAAKK! geeft de hoofdinterventies uit de cognitieve gedragstherapie weer: dieetmanagement, exposure, cognitieve therapie en terugvalpreventie. SMAAKK! gaat dus met name over de vorm van de therapie. Het doel is om: jongeren vanuit hun eigen omgeving en in hun eigen tijd gemakkelijker aan hun behandeling te laten werken, hen thuis te motiveren tot gedragsverandering en dit te doen op een manier die aansluit bij hun belevingswereld, namelijk via internet. In dit alles gesteund door hun ouders/verzorgers. In deze workshop krijgt u een eerste kennismaking met het programma SMAAKK! en wordt u zelf uitgenodigd om met het programma aan de slag te gaan. De workshopleiders besteden tevens aandacht aan het implementeren van deze vorm van behandeling in de instelling en zullen de ervaringen tot nog toe met u bespreken.
Literatuur: Vos, R., Elgersma, H.J., Nauta, M.H. (2014). www.99gram.nl voor jongeren: van online informatie over lijf en leden tot hulp bij eetproblemen. Psychopraktijk, 6, 35-37.
Workshops
W 27
EMDR bij eetstoornissen: evidentie uit de klinische praktijk en onderzoek naar de behandeleffecten op lichaamsbeleving Antonet Pepers, klinisch psycholoog/psychotherapeut & supervisor VGCt, PsyQ Groningen; Marte Swart, senior onderzoeker & psycholoog, Lentis – PsyQ Groningen
DOELGROEP: (klinisch) behandelaren, onderzoekers TREFWOORDEN: EMDR, behandeleffect, cognitie, lichaamsbeleving
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) wordt steeds vaker gebruikt bij de behandeling van verschillende angst-gerelateerde stoornissen onder andere bij eetstoornissen. Het uitgangspunt is dat er een relatie is tussen onverwerkte herinneringen met daaruit voortkomende negatief geladen cognities en het ontstaan en/of het in stand houden van de eetstoornis. Negatieve lichaamsbeleving is een belangrijke factor bij het ontstaan en instandhouden van eetstoornissen. Kan EMDR-behandeling een bijdrage leveren aan de verbetering van de lichaamsbeleving van patiënten met een eetstoornis? Deze workshop zal bestaan uit twee gedeeltes. In het eerste gedeelte zal op basis van praktijkervaringen worden ingegaan op wanneer en hoe EMDR ingezet kan worden bij eetstoornissen in de klinische praktijk. In het tweede gedeelte zal het onderzoek worden besproken dat we aan de behandeling gekoppeld hadden. De eerste resultaten van deze pilotstudie wijzen erop dat EMDR behandeling gericht op belastende ervaringen in de voorgeschiedenis van de eetstoornis een positief effect heeft op de lichaamsbeleving na een relatief korte behandelduur. Deze resultaten zullen worden gepresenteerd alsmede de mogelijke implicaties voor het inzetten van EMDR bij de behandeling van eetstoornissen. Verder zullen we ook de opzet van de vervolgstudie laten zien in deze workshop. Er is ruimte voor het uitwisselen van ervaringen en discussie.
Literatuur: – Beer, R. & Hornsveld H., (2008). EMDR in de behandeling van eetstoornissen. Praktijkboek EMDR; Casusconceptualisatie en specifieke patiëntengroepen, 201-243. – Bloomgarden, A., Calogero R.M. (2008). A Randomized Experimental Test of the Efficacy of EMDR Treatment on Negative Body Image in Eating Disorder Patients. Eating Disorder: The Journal of Treatment and Prevention, 16, 418-427.
Posters
P1
Featback - Een online interventie voor eetproblemen: effectiviteit & toegevoegde waarde van een psycholoog Jiska Aardoom, wetenschappelijk onderzoeker, Centrum Eetstoornissen Ursula co-auteurs: Alexandra Dingemans, Philip Spinhoven, Leona Hakkaart-van Roijen & Eric van Furth
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: E-mental health biedt veelbelovende perspectieven in de gezondheidszorg. ‘Featback’ is een online zelfhulpprogramma voor mensen met eetproblemen. Deelname is laagdrempelig en anoniem. Featback bestaat uit psychoeducatie en een geautomatiseerd monitoring en feedback systeem. In deze studie is de effectiviteit van Featback en de toegevoegde waarde van een psycholoog onderzocht. Methode: Personen (N=354) van 16 jaar of ouder, met milde tot ernstige eetstoornissymptomen, werden door het lot toegewezen aan één van de vier condities: 1) Featback 2) Featback + één keer per week digitale (e-mail, chat, of Skype) ondersteuning van een psycholoog, 3) Featback + drie keer per week digitale ondersteuning van een psycholoog, 4) Wachtlijst. De primaire uitkomstmaat was eetstoornispathologie. Deelnemers vulden voor en na de interventie (8 weken) en op 3- en 6-maanden follow-up vragenlijsten in. Lineaire mixed model analyses werden uitgevoerd. Resultaten:Deelnemers die ondersteuning van een psycholoog hadden ontvangen waren meer tevreden dan deelnemers zonder deze ondersteuning. De Featback condities bleken effectiever in het verminderen van symptomen van boulimia nervosa (eetbuien, compensatoir gedrag, overbezorgdheid lichaam), piekeren/rumineren en symptomen van angst en depressie dan een wachtlijst. Er werden geen effecten gevonden voor symptomen van anorexia nervosa (eetbuien, compensatoir gedrag, overbezorgdheid lichaam). Na 6-maanden follow-up hadden deelnemers die drie keer per week ondersteuning van een psycholoog konden ontvangen een hogere kwaliteit van leven dan deelnemers die één keer per week ondersteuning konden ontvangen. Tot slot bleek een hogere motivatie om te veranderen een grotere afname in eetstoornispathologie te voorspellen. Conclusie:Featback is effectief in het verminderen van eetstoornispathologie, symptomen van angst en depressie en piekeren/rumineren. Subjectief gezien heeft de psycholoog veel toegevoegde waarde, echter objectief gezien is Featback met psycholoog niet effectiever dan zonder.
P2
Posters
Versterkt cognitieve gedragstherapie het effect van bariatrische chirurgie bij obesitas? Een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek Linda Paul, GZ-psycholoog / klinisch psycholoog i.o., PsyQ Rotterdam co-auteurs: Colin van der Heiden, Sofie Rongen
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Bariatrische chirurgie is een effectieve interventie voor morbide obesitas, maar tussen de twintig en dertig procent van de patiënten heeft op de lange termijn ongunstige resultaten, zoals vroegtijdige gewichtsstabilisatie of opnieuw toename van gewicht (Melton, Steele, Schweitzer, Lidor, & Magnuson, 2008; Magro et al, 2008). De operatieresultaten zijn mede afhankelijk van een actieve gedragsverandering. Psychologische factoren zoals depressie en eetgedrag (met name eetbuien) blijken hieraan een belangrijke bijdrage te leveren (Wimmelmann, Dela and Mortensen, 2013). In dit (lopende) onderzoek wordt onderzocht of cognitieve gedragstherapie (CGT) voorafgaande aan bariatrische chirurgie bijdraagt aan het behoud van gewichtsverlies op korte en langere termijn na de ingreep. Methode: Honderdachtentwintig patiënten die op de wachtlijst zijn geplaatst voor een gastric bypass worden gerandomiseerd toegewezen aan de controle- of behandelconditie. Patiënten in de behandelconditie krijgen 10 sessies cognitieve gedragstherapie aangeboden gericht op leefstijlverandering. De controleconditie bestaat uit de reguliere voorbereidingsprocedure van de deelnemende ziekenhuizen, het Maasstad Ziekenhuis en Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Het gewicht, eetgedrag, eetstoornissen, depressie, psychisch en lichamelijk welbevinden en kwaliteit van leven wordt voor en na de behandeling gemeten, alsmede 1, 3 en 5 jaar na de operatie. Resultaten: Momenteel is de helft van het benodigde aantal patiënten geïncludeerd. Eerste voorlopige resultaten worden in oktober geanalyseerd en kunnen in november worden gepresenteerd. Discussie: Verwacht wordt dat de preoperatieve psychologische behandeling resulteert in een beter behoud van gewichtsverlies na de operatie. Het onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan de multidisciplinaire richtlijn en behandeling van morbide obesitas.
Literatuur: Melton, G. B., Steele, K. E., Schweitzer, M. A., Lidor ,A. O., & Magnuson, T. H. (2008). Suboptimal weight loss after gastric bypasssurgery: Correlation of demographics, comorbidities, and insurance status with outcomes. Journal of Gastrointest inal Surgery, 12, 250-255. Magro, D. O., Geloneze, B., Delfini, R., Pareja, B.C., Callejas, F., & Pareja, J. C. (2008). Long-term weight regain after gastric bypass: A 5-year prospective study. Obesity Surgery, 18, 648-651. Wimmelmann, C. L.,Dela, F., & Mortensen, E. L. (2013). Psychological predictors of weight loss after bariatric surgery: A review of the recent research. Obesity Research & Clinical Practice, 8, 299-313.
Posters
P3
Anorexia nervosa: Helpen met hoepels Anouk Keizer, post-doc onderzoeker, Universiteit Utrecht co-auteur: José Bonekamp
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Kenmerkend voor anorexia nervosa (AN) is dat patiënten hun lichaam op een verstoorde manier ervaren en beleven, namelijk groter dan het daadwerkelijk is. Uit de literatuur en praktijk blijkt dat de verstoorde waarneming van het eigen lichaam bij AN moeilijk te behandelen is. Anderszins herstelde patiënten kunnen nog lange tijd worstelen met een onrealistische ervaring van hun lichaamsomvang. De meeste interventies gericht op de verstoorde beleving van het lichaam richten zich voornamelijk op cognities over en visuele perceptie van lichaamsomvang. Onderzoek heeft echter aangetoond dat de te dikke ervaring van het eigen lichaam verder gaat dan dat. AN patiënten denken en zien zichzelf niet alleen als dikker, ze voelen ook letterlijk dikker met hun lichaam (overschatten de grootte van aanraking op hun huid) en bewegen zich onbewust alsof ze breder zijn dan ze daadwerkelijk zijn (draaien hun lichaam voor te brede poortjes wanneer ze erdoorheen lopen). Het doel van het huidige onderzoek was daarom het opzetten van een interventie waarbij alle aspecten van “dik voelen” aan bod komen. Tijdens deze nieuwe “hoepel-interventie” (geïntegreerd in reguliere PMT) kregen patiënten uit de experimentele groep in elke sessie (8 in totaal) een serie hoepels van verschillende afmetingen te zien. De afmetingen en volgorde van de hoepels verschilde per sessie. Patiënten moesten (individueel) de kleinste hoepel kiezen waar ze nog net doorheen pasten, en hier ook daadwerkelijk doorheen gaan. Patiënten zien dus een hoepel, hebben hier gedachten over, bewegen zichzelf door de hoepel, en voelen de hoepel langs hun lichaam gaan. In elke sessie werd twee keer gekozen, waarin coachend werd opgetreden door de behandelaar bij de tweede keuze. De controlegroep volgde de reguliere PMT module en deed niet mee aan de hoepel-interventie. Voorafgaand aan de eerste sessie en na de laatste sessie is in zowel de experimentele als controlegroep gemeten wat de kleinste hoepel was die patiënten kozen wanneer zij niet gecoacht werden in hun keuze. Daarnaast is eetstoornispathologie in het algemeen gemeten met de EDI. Ook is de verstoring van lichaamservaring gemeten door patiënten hun lichaam in te laten schatten door 1) de breedte van hun lichaam te tekenen en 2) de afstand tussen twee prikjes op hun huid in te schatten (letterlijk dik voelen). Data verzameling is op moment van schrijven nog gaande, samengevat zal dit onderzoek laten zien of de hoepelinterventie zorgt voor het beter inschatten van lichaamsomvang op verschillende niveaus en of dit invloed heeft op algemene eetstoornispathologie.
P4
Posters
Beloning gerelateerde aandacht bias in overgewicht en obesitas – TRAILS studie Nienke Jonker, promovenda Rijksuniversiteit Groningen co-auteurs: Klaske Glashouwer, Madelon van Hemel-Ruiter, Frederique Smink, Wijbrand Hoek, Peter de Jong
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Overgewicht en obesitas vormen een groeiend probleem voor onze samenleving en gaan samen met een verhoogd risico op medische en psychische aandoeningen. Het is dan ook van groot belang meer zicht te krijgen op de factoren die bijdragen aan het ontstaan/voortbestaan van overgewicht. Mogelijk speelt een verhoogde gevoeligheid voor beloning hierbij een belangrijke rol. Methode: In deze studie onderzoeken we voor de eerste keer zowel cross-sectioneel als longitudinaal de relatie tussen overgewicht en beloningsgevoeligheid gemeten met een gedragstaak (i.p.v. vragenlijst). Deelnemers (N = 619) waren een subgroep van de prospectieve cohort studie TRAILS (www.trails.nl). De huidige data maakte deel uit van de derde (T3; Mleeftijd=15.9, SD=0.61) en vierde meting (T4; Mage=18.7, SD=0.56). Adjusted-BMI werd gemeten tijdens beide meetmomenten. Algemene beloningsgevoeligheid werd gemeten tijdens T3 met een gevalideerde cueing task (Derryberry & Reed, 2002). Deze computer taak meet hoe snel mensen hun aandacht richten op, en hoeveel moeite ze hebben om hun aandacht weg te richten van, cues die beloning aanduiden. Zulke cues zullen meer saillant zijn voor personen die gevoelig zijn voor beloning. Resultaten & conclusies: Resulaten laten zien dat aandacht voor beloning niet samenhangt met BMI op T3, noch met BMI op T4, of de verandering in BMI van T3 naar T4. Gezien de hoge power van de huidige studie kan dit met grote zekerheid geconcludeerd worden. Mogelijk vertonen individuele verschillen in gevoeligheid voor beloning wel samenhang met overeten, maar wordt dit niet weerspiegeld in BMI als gevolg van andere factoren die onafhankelijk zijn van gevoeligheid voor beloning. De volgende stap zal zijn om de samenhang tussen gevoeligheid voor beloning en het hebben van binge-eating episodes te onderzoeken.
Posters
P5
Onderzoek naar werkingsmechanismen van cue exposure voor vrouwen met overgewicht en obesitas Ghislaine Schyns, promovenda Maastricht University co-auteurs: Anne Roefs, Sandra Mulkens, Anita Jansen
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
In 1998 werd door Jansen een belangrijk leertheortisch model ontwikkeld voor eetbuien: eetbuien zijn door middel van klassieke conditionering aangeleerd, ofwel ‘cue controlled’. Een belangrijke klinische implicatie luidde dat eetbuien, maar ook overeten in het algemeen, door middel van cue exposure met response preventie kunnen worden afgeleerd. Ondanks dat een aantal kleine klinische studies de effectiviteit van cue exposure voor bulimia nervosa hebben aangetoond, bestaat er weinig kennis over de werkingsmechanismen. Recent werd een klinisch experiment uitgevoerd bij vrouwen met overgewicht/ obesitas, waarbij proefpersonen werden gerandomiseerd in een cue exposure training van 1 dagdeel, of een controletraining van 1 dagdeel waarbij de focus lag op lichaamstevredenheid. Tijdens de training werd cue reactiviteit gemeten, en na afloop van de training werd bekeken hoe succesvol proefpersonen waren om zich in te houden bij het eten van zes smakelijke toetjes nadat ze net een lunch hadden geconsumeerd (eating in the absence of hunger). De resultaten laten zien dat de cue exposure groep een flinke stijging had van cue reactiviteit (speeksel & trek) tijdens de training, en dat trek na afloop van de training was uitgedoofd. Cue exposure zorgde verder voor een sterke afname in geloofwaardigheid van de eet-gerelateerde cognitie ‘als ik lekkere dingen voor mijn neus heb, dan kan ik er niet vanaf blijven’. Daarbij was het de cue exposure groep die vergeleken met de controlegroep significant minder consumeerde van het toetje dat ook aanwezig was tijdens cue exposure, maar niet van alle toetjes in totaal.
Literatuur: Jansen, A. (1998). A Learning model of binge eating: cue reactivity and cue exposure. Behaviour Research and Therapy, 36, 257-272.
P6
Posters
Bekijk jezelf door een roze bril! Preventief online zelfhulpprogramma Renate Neimeijer, GZ-psycholoog, Accare; promovenda Rijksuniversiteit Groningen co-auteur: Hermien Elgersma
CATEGORIE: zorginnovatie
‘Leer jezelf door een roze bril bekijken’: preventief online zelfhulpprogramma Veel jongeren lopen dagelijks rond met vragen over hun uiterlijk, gewicht en eten. Meestal zijn deze vragen passend bij de leeftijd, maar een deel van hen ontwikkelt een eetstoornis. Het zelfhulpprogramma ‘Leer jezelf door een roze bril bekijken’ is bedoeld om de veerkracht van jongeren te vergroten en zo een bijdrage te leveren aan het voorkómen van het ontwikkelen van eetstoornissen. Het is gebaseerd op principes uit de positieve psychologie. Het programma maakt onderdeel uit van de website 99gram. Deze site biedt een heleboel informatie over eten, gewicht, lichaam, piekeren en onzekerheid en trekt ruim 800 bezoekers per dag. Bezoekers leren wat normaal is op deze terreinen en wat zij kunnen doen wanneer zij zich zorgen maken. Jongeren kunnen zelf bepalen hoeveel hulp zij op welk moment willen. In de eerste maand na de lancering van ‘Leer jezelf door een roze bril bekijken’in 2013 zijn 300 jongeren begonnen aan de zelfhulpmodule, gericht op zelf actief in het leven staan, beter negatieve gevoelens hanteren, aardiger voor zichzelf zijn en bewust aandacht besteden aan sociale contacten. Naast een voor- en nameting met een zelfcompassieschaal, krijgen jongeren 6 weken elke keer kort informatie, een voorbeeld en opdrachten om zelf te doen. Elke week bevat een notificatiemail met ook een positieve spreuk passend bij het thema. In principe volgen de jongeren deze module zonder begeleiding, maar ze kunnen bij elke opdracht via een hulpknop een vraag aan de professionals van 99gram.nl stellen.
Literatuur: Vos, R., Elgersma, H.J., Nauta, M.H. (2014). www.99gram.nl voor jongeren: van online informatie over lijf en leden tot hulp bij eetproblemen. Psychopraktijk, 6, 35-37. Bohlmeijer, E. , e.a. (2013). Handboek positieve psychologie. Amsterdam: Boom.
Posters
P7
Ervaringsdeskundigheid onder behandelaren: welke invloed heeft dit op de kwaliteit van de behandeling? Sander de Vos, onderzoeker, Human Concern co-auteurs: Carmen Netten, Greta Noordenbos
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Internationaal onderzoek toont aan dat een kwart tot de helft van de behandelaren zelf ervaring heeft met een eetstoornis en hiervan hersteld is. In Amerika ligt het percentage van herstelde behandelaren tussen de 24% en 48% (Barbarich 2002; Bloomgarden 2003; Warren, Schafer et al. 2013). In Nederland is dit percentage onbekend. Ervaringsdeskundigheid wordt in Nederland als een aparte discipline neergezet, los van het vak van behandelaar. Het gaat veelal om ex-patiënten die zich op vrijwillige basis inzetten voor lotgenoten die nog een eetstoornis hebben. Inmiddels zijn er richtlijnen verschenen die ervaringsdeskundigen een officiële rol toekennen binnen de GGZ instellingen. Ook zijn er speciale opleidingen ontwikkeld voor ervaringsdeskundigen om te functioneren binnen de hulpverlening. Naar behandelaren die eveneens ervaringsdeskundig zijn blijkt echter nog weinig onderzoek te zijn gedaan. Op welke manier zetten zij hun ervaringsdeskundigheid in? Welke voor- en nadelen kleven hieraan en wat is de invloed daarvan op de kwaliteit van de behandeling? Voor Human Concern, Centrum voor eetstoornissen, zijn dit belangrijke vragen. Al 12 jaar werkt zij met ervaringsdeskundige behandelaren (Ervaringsprofessionals), waarbij doorlopend kwalitatief onderzoek wordt gedaan naar de invloed van ervaringsdeskundigheid op zowel de behandelaren zelf, als op cliënten en hun herstelproces. In deze posterpresentatie worden de meest recente onderzoeksresultaten gepresenteerd. Daarbij wordt gekeken naar zowel het perspectief van de cliënten, als het perspectief van ervaringsprofessionals.
Literatuur: Barbarich, N. C. (2002). Lifetime prevelence of eating disorders among professionals in the field. Eating Disorders 10(4): 305. Bloomgarden, A., Gerstein, F., and Moss, C. (2003). The last word: A "recovered enough" therapist. Eating Disorders 11(2): 163-167. Warren, C. S., Schafer, K. J., et al. (2013). Treatment providers with a personal history of eating pathology: A qualitative examination of common experiences. Eating Disorders 21(4): 295-309.
P8
Posters
Evaluatie van het klinische boost programma Be-LeeF! Sander de Vos, onderzoeker, Human Concern co-auteur: Carmen Netten
CATEGORIE: zorginnovatie
In 2012 is Stichting Human Concern begonnen met de klinische boost behandeling Be-LeeF!. Dit programma bestaat uit een kortdurende klinische opname waarin de behandeling een boost gegeven wordt. De klinische opname duurt een maand en vindt in Portugal plaats. Een voortraject, 1 maand dagbehandeling na afloop en daarna een ambulant of nazorgtraject is onderdeel van het programma. De klinische boost behandeling is bedoeld voor cliënten die al meerdere malen zijn behandeld zonder resultaat en/of al langdurig een eetstoornis hebben. Het programma combineert verschillende behandelmethodieken, zoals CGT, PMT systeemtherapie en inzichtgevende therapie. In deze posterpresentatie wordt een overzicht gegeven van het herstel van cliënten voorafgaand, tijdens en na afloop van de klinische boost behandeling Be-LeeF! Herstel wordt gemeten op verschillende criteria, zoals eet- en compenseergedrag, lichaamsbeleving, psychische gesteldheid, emotionele gesteldheid en de sociale situatie (Noordenbos, 2011). In de conclusie wordt beschreven in hoeverre het herstel toe te schrijven is aan de behandeling en waar verbeterpunten liggen in de behandeling. Beide conclusie punten zijn tevens een belangrijk discussiethema.
Literatuur: Noordenbos, G. (2011). Which criteria for recovery are relevant according to eating disorder patients and therapists? Eating Disorders: The Journal of Treatment & Prevention 19(5): 441-451.
Posters
P9
Eetstoornissen van binnenuit belicht. Nederlandstalige egodocumenten Liesbeth Libbers, psycholoog / onderzoeker, PICOWO co-auteur: Martine Delfos
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Ervaringsdeskundigen spelen een steeds grotere rol in de hulpverlening. Ze begeleiden zelfhulpgroepen, geven voorlichting over hun eigen ziekteproces of bieden ondersteuning via een telefonische hulpdienst. Ervaringsdeskundigheid vormt de basis van belangenbehartiging zoals dit door patiëntenorganisaties wordt gedaan. Binnen de hulpverlening wordt steeds meer ervaring opgedaan met het inzetten van ervaringsdeskundigen. Soms wordt ervaring uitgedrukt in een boek. Dergelijke geschriften worden egodocumenten genoemd. Op het gebied van eetstoornissen, met name anorexia, zijn talrijke boeken verschenen. Om deze ervaringsdeskundigheid te kunnen benutten, moet het gebied van deze egodocumenten ontsloten worden via wetenschappelijk onderzoek. In hun onderzoek hebben Liesbeth Libbers en Martine Delfos geprobeerd de egodocumenten te ontsluiten. De eerste stap was om ze te verzamelen, dat leidde tot 147 egodocumenten. Vervolgens zijn ze gecategoriseerd en gerubriceerd volgens 14 criteria. Daarnaast zijn handvatten ontwikkeld om de lezer de mogelijkheid te geven een inschatting te maken van de kwaliteit en het belang. Zo wordt het voor mensen met een eetstoornis, hun familie en professionals mogelijk om in te schatten welk boek voor hen zinvol zou kunnen zijn om te lezen.
Literatuur: Libbers, L. & Delfos, M.F. (2014). Eetstoornissen van binnenuit belicht. Nederlandstalige egodocumenten. Amsterdam: SWP.
P 10
Posters
Dialectische gedragstherapie als behandeling voor eetbuistoornis: even effectief als cognitieve gedragstherapie? Mirjam Lammers, klinisch psycholoog / psychotherapeut, Amarum co-auteurs: Maartje Vroling, Machteld Ouwens, Tatjana van Strien
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Er bestaat enige evidentie dat dialectische gedragstherapie (DGT) als een effectieve behandeling voor eetbuistoornis kan worden beschouwd. Zo bleek DGT zowel in een ongecontroleerde studie als in een wachtlijstgecontroleerde studie effectief in het reduceren van eetbuiklachten (Telch, Agras & Linehan, 2000; 2001). Bovendien bleek DGT effectiever in het reduceren van eetbuien dan een actieve controlebehandeling. Echter, dit verschil tussen DGT en de actieve controlebehandeling was bij een jaar follow-up niet langer aanwezig (Safer, Robinson & Jo, 2010). Ter verklaring voor dit onverwachte effect werd gesteld dat de actieve controlebehandeling mogelijk ook als effectieve behandeling gezien kan worden. De ultieme test voor DGT als effectieve behandeling voor eetbuistoornis is de vergelijking met de huidige ‘eerste keus behandeling’: Cognitieve gedragstherapie (CGT). Binnen Amarum voeren we deze ultieme test uit: We vergelijken DGT met CGT bij mensen die lijden aan een eetbuistoornis. Indien mensen daartoe bereid zijn, worden zij at random toegewezen aan de DGT dan wel de CGT behandeling (studie 1: RCT). Indien mensen niet gerandomiseerd willen worden, wordt hen op basis van indicatie, beschikbaarheid of persoonlijke voorkeur DGT dan wel CGT aangeboden (studie 2: quasi-experimentele studie). Voor beide studies is de dataverzameling nog gaande. De voorlopige resultaten van de quasi-experimentele studie laten zien dat DGT en CGT vergelijkbaar effectief zijn in het reduceren van eetbuiklachten. Wel vinden we verschillen op secundaire uitkomstmaten. De voorlopige data van de RCT laten een soortgelijk patroon zien.
Literatuur: Safer, D. L., Robinson, A. H., & Jo, B. (2010). Outcome from a randomized controlled trial of group therapy for binge eating disorder: Comparing dialectical behavior therapy adapted for binge eating to an active comparison group therapy. Behavior Therapy, 41, 106–120. Telch, C. F., Agras, W. S., & Linehan, M. M. (2000). Group dialectical behavior therapy for binge eating disorder: A preliminary uncontrolled trial. Behavior Therapy, 31, 569-582. Telch, C. F., Agras, W. S., & Linehan, M. M. (2001). Dialectical behavior therapy for binge eating disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 69, 1061-1065.
Posters
P 11
Executief functioneren van patiënten met BED en gezonde controles met een normaal gewicht Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula co-auteurs: Christine Vanhaelen, Eric van Furth
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Executieve functies spelen een belangrijke rol bij zelfcontrole, zelfregulatie en het maken van beslissingen. Verschillende studies laten zien dat patiënten met anorexia nervosa verstoringen hebben in executief functioneren. Het aantal studies bij mensen met Binge Eating Disorder (BED) is beperkt en de resultaten zijn wisselend. Mogelijk hangen problemen met emotieregulatie en impulscontrole samen met beperkingen in executief functioneren. Doel van de studie was het in kaart brengen van het executief functioneren van patiënten met BED. Methode: Patiënten met BED (N=44) werden vergeleken met gezonde controles (BMI<30) (N=39) gematcht op leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Naast eetstoornissymptomen (EDE-Q) en depressieve symptomen (BDI-II) werden executieve functies gemeten door afname van neuropsychologische tests (Trail Making Test, Wisconsin Card Sorting Test, Iowa Gambling Test, Stroop test, Rey Complex Figure Test, Digit Span) en een zelfbeoordelingvragenlijst (BRIEF-A-SR). Resultaten: Voorlopige analyses lieten zien dat de BED-groep meer set-shifting problemen vertoonde dan de controlegroep (Trail Making Test en Stroop test). Op de andere tests werden er geen significante verschillen gevonden. Er werden geen verschillen gevonden tussen patiënten met milde en ernstige depressieve symptomen op de neuropsychologische tests. Op alle schalen van de BRIEF-A rapporteerde de BED-groep significant meer executief disfunctioneren dan de controlegroep. Ook de BED-groep met ernstige depressieve symptomen gaf aan meer problemen in het dagelijks leven te ervaren dan de BED-groep zonder depressieve symptomen. Er werden geen significante correlaties gevonden tussen de neuropsychologische tests en de zelfbeoordelingvragenlijst. Conclusie: Vergeleken met de gezonde controlegroep vertoonde de BED-groep meer verstoringen in set-shifting en rapporteerde meer problemen in het executief functioneren bij activiteiten in het dagelijks leven.
P 12
Posters
Voorspellers van behandelresultaat bij patiënten met een eetstoornis Alexandra Dingemans, senior onderzoeker Centrum Eetstoornissen Ursula co-auteurs: Gabriëlle van Son, Kiki Bruidegom, Jiska Aardoom, Rita Op 't Landt Slof, Eric van Furth
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Eetstoornissen zijn ernstige psychische stoornissen met een vaak langdurig en chronisch verloop. Ongeveer de helft van de patiënten herstelt volledig, een derde verbetert, maar houdt klachten en 20% herstelt niet. Het overgrote deel heeft daarnaast comorbide psychiatrische stoornissen, met name depressie en angst. Mogelijke voorspellers voor behandelbeloop zijn depressieve symptomen,comorbide as I en II stoornissen, sociaal functioneren, duur van de stoornis, leeftijd begin stoornis en impuls controle. Echter de meeste studies maken gebruik van geselecteerde patiëntenpopulaties zoals bijvoorbeeld klinische studies met strikte inclusiecriteria. Doel van deze studie is het identificeren van voorspellers van herstel in een naturalistisch cohort van patiënten die in behandeling zijn voor een eetstoornis. Methode: In totaal zijn er 1188 patiënten geïncludeerd. Alle patiënten werden op 2 of meer momenten gemeten door middel van vragenlijsten in het kader van de Routine Outcome Monitoring (ROM). Herstel werd gedefinieerd als een score van 3 of lager op de totaal score van de Eating Disorder Examination-Questionnaire (EDE-Q). Potentiële voorspellers waren eetstoornis subtype, algemene psychopathologie, duur, leeftijd, kwaliteit van leven, BMI, zelfwaardering en najagen dunheid & impulscontrole.. Dit werd onderzocht door middel uni- en multivariate cox regressie analyses. Resultaten: Een hogere mate van zelfwaardering (Rosenberg) (HR=1.3 (CI: 1.2 – 1.5; p<0.001) en een kortere duur van de eetstoornis bij aanvang behandeling (HR= .80; CI: .70 - .92; p<0.001) bleken significante voorspellers voor een goede uitkomst. Conclusie: Het identificeren van voorspellers is belangrijk voor het maken van prognoses en keuzes omtrent de soort behandeling. Het analyseren van ROM data kan helpen bij het ontwikkelen van specifieke behandelingen voor bepaalde subgroepen. Vroege detectie van de eetstoornis en het richten van specifieke interventies op het vergroten van de zelfwaardering kunnen mogelijk de prognose verbeteren.
Posters
P 13
Methode voor Stamp Stoot Stem. Ontwikkeling van een psychomotorische gedragsmaat voor agressieregulatie Marije Vermerris, psychomotorisch therapeut Lentis/PsyQ Groningen; junior onderzoeker Rob Giel Onderzoekcentrum co-auteurs: Cees Boerhout, Jooske van Busschbach, Wijbrand Hoek, At Hof, Wigger Jonker
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Uit onderzoek naar agressieregulatie komt naar voren dat bij gebruik van vragenlijsten een vertekend beeld kan optreden door ontkenning van boosheid, verstoorde waarneming van lichaamssignalen of het geven van sociaal wenselijk antwoorden. Om dit risico te verkleinen is er behoefte aan een gedragsmaat in aanvulling op zelfrapportage. Voor agressieonderzoek bij eetstoornissen is dit des te meer relevant omdat vaak sprake is van internaliserende problematiek, dat wil zeggen dat patiënten hun boosheid vaak binnenhouden en op zichzelf richten via straffende cognities en eetgestoord gedrag. Vanuit de psychomotorische therapie van Lentis Groningen is een meetinstrument ontwikkeld in samenwerking met het Centrum Bewegingswetenschappen en de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RU Groningen. Dit instrument, de Methode voor Stamp Stoot Stem (MSSS), meet de op- en afbouw van kracht waarmee iemand stampt op een krachtplaat, stoot tegen een bokszak en gebruik maakt van de stem voor een microfoon. Het resultaat wordt grafisch weergegeven op een monitor. De afgelopen twee jaar is een normgroep van 100 studenten getest om de interne structuur te onderzoeken en het meetinstrument te valideren door scores op de MSSS te vergelijken met de scores op een vragenlijst over het internaliseren, externaliseren en controleren van boosheid. Als volgende stap worden momenteel 50 patiënten met een eetstoornis getest op de polikliniek van PsyQ Eetstoornissen, Lentis Groningen. De poster geeft een beeld van de werking van de MSSS en de voorlopige resultaten van de eerste psychometrische analyses.
P 14
Posters
Percentages, timing en voorspellende factoren van een succesvol programma voor terugvalpreventie bij anorexia nervosa Tamara Berends, verpleegkundig specialist, Altrecht Eetstoornissen Rintveld co-auteurs: Annemarie van Elburg, Wijbrand Hoek, Unna Danner, Berno van Meijel. Willem Nugteren, Mathijs Deen
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Ondanks een succesvolle behandeling is terugval veel voorkomend onder patiënten met anorexia nervosa (AN). Vanuit onderzoeken komt naar voren dat terugvalpercentages tussen de 9 en 65% liggen, waarbij de meeste een terugvalpercentage tussen de 30-50% laten zien. In 2010 is de richtlijn terugvalpreventie AN ontwikkeld. In deze studie onderzoeken wij de percentages, de timing en de voorspellende factoren van terugval van patiënten die gewerkt hebben met deze richtlijn terugvalpreventie. Methode: Er is een retrospectieve cohort onderzoeksdesign gebruikt met data van de dossiers van de patiënten en hun terugvalpreventie plannen. Data is geanalyseerd door de Kaplan Meijer survival analyse te gebruiken en logistische regressie. Resultaten: Drieëntachtig patiënten zijn geincludeerd voor dit onderzoek. 10,8% (n=9) van hen heeft een volledige terugval ervaren, daarnaast hebben 19,3% (n=16) van de patiënten een gedeeltelijke terugval gehad en 69,9% (n=58) van de patiënten hebben geen terugval ervaren. De survival analyse laat zien dat er geen terugval heeft plaatsgevonden in de eerste vier maanden na ontslag. Het hoogste risico op volledige terugval ligt tussen de 4 en 16 maanden. De enige voorspellende factor voor terugval was de duur van de behandeling. Conclusie: Vergeleken met andere onderzoeken met dezelfde follow-up periode van 18 maanden is het percentage volledige terugval in onze studie aanzienlijk laag met 11%. De richtlijn terugvalpreventie zorgt voor een gestructureerde werkwijze om terugval te voorkomen. Aan het eind van de behandeling zouden patiënten met AN een persoonlijk terugvalpreventieplan moeten opstellen en daarna gecheckt moeten worden middels een laag frequent check systeem, genaamd de APK (Anorexia Periodieke Keuring).
Posters
P 15
Set-shifting en impliciet leren in adolescenten met anorexia nervosa en de associatie met een intolerantie voor onzekerheid Lot Sternheim, universitair docent, Universiteit Utrecht co-auteurs: Jacintha Tieskens, Megan Shott, Annemarie van Elburg, Unna Danner, Guido Frank
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Wetenschappelijk onderzoek en klinische observaties tonen aan dat volwassenen met anorexia nervosa (AN) vaak rigide zijn in hun gedrag, en in hun manier van denken. Deze patiënten vinden het bijvoorbeeld lastig om zich nieuwe regels aan te meten als een verandering in de huidige situatie dit vereist (set-shifting), en zijn geneigd vast te houden aan oude en vaak ineffectieve regels. Set-shifting studies bij adolescenten met AN zijn minder eenduidig, mogelijkerwijs is dit toe te schrijven aan de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren en de nog veranderende hersenprocessen. Deze studie onderzocht of set-shifting bij adolescenten met AN geassocieerd is met 1) het aanleren van regels (impliciet leren), en 2) intolerantie voor onzekerheid (IU) typisch voor AN patiënten. Methode: Set-shifting en impliciet leren werd d.m.v. computertaken gemeten bij 40 AN patiënten en 20 gezonde controles (HC) (leeftijd 12-17). Daarnaast werden IU data en klinische gegevens verzameld. Resultaten: AN patiënten waren ouder en hadden hogere IU niveaus, maar waren even goed in set-shifting en in impliciet leren als HC. Set-shifting was niet geassocieerd met impliciet leren. IU was significant gecorreleerd met set-shifting en impliciet leren in beide groepen. Conclusie: In tegenstelling tot volwassen met AN lijken adolescenten met AN vergelijkbaar in hun set-shifting en impliciet leren met gezonde leeftijdsgenoten. Leeftijdsverschillen en hersenontwikkelingen dragen mogelijkerwijs bij aan huidige bevindingen. Verder suggereren resultaten dat, net als bij volwassene, IU een belangrijke factor is voor adolescenten met AN. Ook lijkt IU een invloed te hebben op cognitief functioneren.
P 16
Posters
Heeft intolerantie voor onzekerheid een invloed op het beoordelen van affectieve stimuli in anorexia nervosa en individuen met hoge angst? Lot Sternheim, universitair docent, Universiteit Utrecht co-auteurs: Agnes van Rossum, Paul Smeets, Murray Stein, Unna Danner, Annemarie van Elburg, Alan Simmons
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: Een toenemend aantal studies toont een relatie aan tussen intolerantie voor onzekerheid (IU) en psychopathologie. Onderzoek naar IU bij eetstoornissen staat nog in de kinderschoenen, maar laat wel zien dat IU relevant is, bijvoorbeeld verhoogde IU niveaus correleren met ernstiger eetpathologie bij anorexia nervosa (AN). Er is tot nu toe geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen IU en emotie-verwerking. De literatuur suggereert abnormale emotie-verwerking in AN, maar de onderliggende mechanismen zijn tot nog toe onbekend. Deze studie vergelijkt AN patienten met gezonde controles (HC) en zeer angstige controle participanten (HA). Methode: 15 AN patienten, 15 HC en 15 HA hebben de Wall of Faces taak (Simmons et al., 2006) gedaan, een taak waarbij participanten 32 gezichten met verschillende (blije en boze) emoties zien in 2 condities: een gelijke en een ongelijke verdeling tussen blij en boos. Reactietijd en precisie worden gerapporteerd. Resultaten: Voor alle groepen geldt dat reactietijd en selectie bias anders waren in de gelijke en ongelijke condities. Namelijk AN en HA reageren sneller, en AN participanten antwoorden minder accuraat dan HC tijdens de ongelijke condities. Conclusie: bij AN en HA participanten waren er significant verhoogde reactietijden, maar ook een verschuiving in reactie op de ongelijke condities (tov de gelijke conditie). Verdere analyses suggereren dat AN participanten minder accuraat zijn tijdens onzekerheid ( i.e. tijdens de ongelijk verdeelde condities). Dit onderzoek biedt verder inzicht in de overeenkomsten tussen angst en anorexia en in de rol van IU tijdens emotieverwerking.
Posters
P 17
Intelligentie profiel bij adolescenten met anorexia nervosa Christien Schilder, klinisch neuropsycholoog, Altrecht Eetstoornissen Rintveld co-auteur(s):
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Achtergrond: Cognitieve functies bij eetstoornispatiënten, vooral specifieke functies zoals ’concept shifting’ en ‘centrale coherentie’ staan sterk in de wetenschappelijke belangstelling. Ondervertegenwoordigd zijn studies bij adolescenten en studies met globale cognitieve maten, zoals intelligentietests. Methode: Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-III)-scores van 245 vrouwelijke adolescenten met Anorexia Nervosa (AN) of Eetstoornis–NAO, klinische beeld AN zijn geanalyseerd. De patiënten stonden aan het begin van hun behandeling bij Altrecht Eetstoornissen Rintveld. Het Totaal-IQ, Verbaal-IQ en Performaal-IQ zijn vergeleken met normgegevens. Sterkten en zwakten in het intelligentieprofiel zijn geanalyseerd, alsmede relaties tussen IQ’s en maten voor de ernst van de eetstoornis (BMI en Eating Disorder Inventory-2 [EDI-2] totaalscore). Resultaten: Het Totaal-IQ en Verbaal-IQ waren hoger dan het gemiddelde in de algemene populatie (resp. 104,6 en 106,3). Het Performaal-IQ (101,3) verschilde niet van de norm. Sterke kanten zijn Informatieverwerkingssnelheid (Symbool Substitutie, Symbool Zoeken), verbaal abstractievermogen (Overeenkomsten) en woordenschat (Woordkennis). Relatief zwak, lager dan de norm verloopt het vinden van missende details in een betekenisvol geheel (Onvolledige Tekeningen). Er werden geen correlaties gevonden tussen IQ-scores en maten voor de ernst van de eetstoornis. Conclusie: Het intelligentieniveau van adolescente AN-patiënten is hoger dan het gemiddelde in de algemene populatie en laat specifieke sterktes (informatieverwerkingssnelheid, woordenschat, verbaal abstractievermogen) en zwaktes (vinden van missende details in een betekenisvol geheel) zien. De ernst van de ziekte (zowel BMI als eetstoornis-gerelateerde psychopathologie) is niet gerelateerd aan IQ-scores, hetgeen impliceert dat het WISC-III-IQ een stabiele maat is voor intelligentie bij adolescente patiënten met AN.
P 18
Posters
Beslisgedrag in ernstig zieke patiënten met anorexia nervosa Unna Danner, senior onderzoeker, Altrecht Eetstoornissen Rintveld co-auteurs: Isis Elzakkers, Lot Sternheim, Wijbrand Hoek, Annemarie van Elburg
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Patiënten met anorexia nervosa (AN) zijn vaak ambivalent om in behandeling te gaan ondanks ernstige somatische en psychische problemen. Zij lijken vooral in het moment te beslissen en de langere termijn gevolgen minder zwaar te laten wegen. Het beslisgedrag van deze patiënten lijkt daarmee af te wijken van gezonde mensen. Wetenschappelijke studies naar beslisgedrag bevestigen dit, maar bevindingen zijn niet altijd consistent. Vaak wordt er een enkel meetinstrument gebruikt, zijn de groepen klein of zijn de inclusiecriteria streng. Het huidige onderzoek heeft tot doel beslisgedrag te onderzoeken in een grotere groep ernstig zieke AN patiënten. Aan het onderzoek namen 70 AN patiënten en 40 controle vrouwen (HC) deel. Naast de beslisgedrag taken werden diverse klinische en andere kenmerken meegenomen die de ernst van de patiënten bevestigden (BMI=15.57; ziekteduur=8 jaar). Resultaten lieten zien dat beslisgedrag van de AN groep afwijkt van de HC groep wanneer zij intuïtief keuzes moesten maken. Een andere taak liet zien dat zij net als de HC groep geneigd waren voor veilige keuzes te gaan. Er werden sterke relaties gevonden tussen deze twee beslisgedrag taken en de neiging om te persevereren. Er werden geen correlaties met klinische kenmerken gevonden. Ook in deze studie werden problemen in het beslisgedrag van AN patiënten gevonden. Interessant was de bevinding dat deze problemen samen leken te gaan met andere (neuro)cognitieve kwetsbaarheden, maar niet gerelateerd waren aan klinische kenmerken. De volgende stap is het onderzoeken van de voorspellende waarde hiervan voor het beloop van de ziekte.
Posters
P 19
Het beste meisje van de klas: sociale status op school en het risico op eetpathologie in de jongvolwassenheid Frédérique Smink, psychiater, PsyQ Haaglanden; promovenda TRAILS co-auteurs: Wijbrand Hoek, Daphne van Hoeken, Tineke Oldehinkel
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Sociale status is een belangrijke determinant van (psycho)pathologie, zowel bij dieren als mensen, gemedieerd door chronische stress. In instabiele sociale hiërarchieën wordt een hoge mate van stress zowel door de hoge als de lage rang ervaren, waarbij sociale steun daarentegen een beschermende rol heeft (1). Bij mensen is lage sociale status geassocieerd met depressie en psychose. Sociale status kent minstens twee aspecten: genegenheid en prestatie. Er is steeds meer bewijs dat sociale status ook een rol speelt bij eetstoornissen. Hypotheses waren aanvankelijk gebaseerd op een anorexia-achtig syndroom bij varkens, welke enkele van hen ontwikkelden na een sociale nederlaag (2). Verschillende studies in het afgelopen decennium hebben de rol van zelf-ervaren sociale rang in relatie tot eetstoornissen onderzocht. Onafhankelijk van (een toename van) depressieve symptomen, bleek lage sociale rang geassocieerd met eetstoornissymptomen, zowel cross-sectioneel als longitudinaal (3). In tegenstelling tot depressie, waar meer sprake lijkt van een intern georiënteerde lage sociale rang (je minderwaardig voelen), lijkt het erop dat bij eetstoornissen de ervaren lage sociale rang meer extern georiënteerd is (het gevoel hebben dat anderen jou als minderwaardig zien). Of dat gevoel gerechtvaardigd is, ofwel: of anderen diegene inderdaad als van een lagere sociale rang beschouwen, is onbekend. Bij adolescenten spelen peers een cruciale rol in het definiëren van sociale status. In deze studie wordt onderzocht hoe sociale status in de klas (gem. leeftijd 13 jaar), op gebied van zowel genegenheid (sympathie, populariteit)- als prestatie (schoolprestaties, populariteit, uiterlijk), is geassocieerd met eetpathologie in de jongvolwassenheid.
Literatuur: Sapolsky, R. M. (2005). The influence of social hierarchy on primate health. Science 308: 648-652. Treasure, J. L., & Owen, J. B. (1997). Intriguing links between animal behavior and anorexia nervosa. Int J Eat Disord 21: 307–311. Troop, N. A. et al. (2014). Social rank and symptom change in eating disorders: a 6-month logitudinal study. Clin Psychol Psychother 21, 115–122.
P 20
Posters
Gewichtscurve deelnemers MeerGezinsDagBehandeling tijdens de eerste fasen van de behandeling Gabriëlle van Son, senior onderzoeker Rivierduinen co-auteurs: Saskia Vermeulen, Sonja Fleminger, Eric van Furth
CATEGORIE: wetenschappelijk onderzoek
Introductie: De MeerGezinsDagBehandeling (MGDB) voor jongeren (12-19 jaar) met een eetstoornis is een groepsbehandeling in 3 fasen waaraan meerdere gezinnen tegelijkertijd deelnemen. MGDB beoogt de empowerment van de ouders te vergroten zodat zij thuis het kind adequate begeleiding kunnen bieden, om te herstellen. Doel studie: te onderzoeken hoe het gewicht van de deelnemers zich tijdens de eerste fasen van de behandeling ontwikkeld. Methode: In totaal zijn de gewichtscurven van 17 jongeren met ondergewicht uit twee opeenvolgende MGDB groepen (gestart in 2014) bestudeerd. Voorafgaand aan elke bijeenkomst wordt het gewicht van alle deelnemers gemeten. Met t-testen voor gepaarde steekproeven worden vergelijkingen gemaakt tussen de verschillende behandelfasen. Resultaten: De eerste fase (‘symptoomfase’) bestaat uit vier opeenvolgende behandeldagen. Op behandeldag4 is het gewicht toegenomen (Mdag1=48,3kg±SD=4,4 versus Mdag4=49,0kg±SD=4,5; t=-4,59;df=15;p<0,0001). Twee jongeren zijn stabiel gebleven en één jongere is <1 kg verloren. Na 12 dagen start de ‘gezinsfase’ (behandeldagen5&6). Na deze fase is een gewichtstoename te zien t.o.v. behandeldag4 (Mdag6=50,2±SD=4,7; t=-7,93;df=15;p<0,0001). Geen vd jongeren verliest gewicht in deze fase. Na 21 dagen start de ‘terugkomfase’ (behandeldagen7 tm13), in de tussenliggende periode stijgt het gemiddeld gewicht tov behandeldag6 (niet significant) naar (Mdag7=51,2kg±SD=3,9; t=-5,82;df=14;p=0,57,ns). Zes jongeren zijn in deze tussenperiode in gewicht gedaald (range=-0,4 tot -2 kg), het merendeel van deze jongeren blijf echter boven het gewicht dat zij hadden aan het einde van fase1. Conclusie: Deze pilotstudie laat zien dat het gewicht, in de eerste fasen van de MGDBbehandeling significant toeneemt. Een kritiek punt in de gewichtsontwikkeling ligt in de periode tussen het einde van de gezinsfase en start van de terugkomfase.
Informatiemarkt Gedurende de dag is er in de foyer op de begane grond en in de bovenfoyer een informatiemarkt ingericht. Standhouders (in alfabetische volgorde): 1.
Altrecht Eetstoornissen Rintveld www.altrecht.nl/rintveld; Twitter: @Rintveld
2.
Amarum / GGNet www.amarum.nl; Twitter: @WijZijnAmarum
3.
Artiva food & vitality coaching www.artiva.nl
4.
Centrum voor Consultatie en Expertise - CCE www.cce.nl
5.
Centrum Eetstoornissen Ursula - CEU www.centrumeetstoornissen.nl Twitter: @eetstoornissen
6.
CO-EUR centrum obesitas - eetstoornissen www.co-eur.com
7.
Human Concern www.humanconcern.nl; www.ikookvanmij.nl Twitter: @NLhumanconcern
8.
ISA Power www.isabelleplasmeijer.com; www.mijnkindheefteeneetstoornis.nl
9.
Ixta Noa www.ixtanoa.nl Twitter: @IxtaNoa
10. Leontien Foundation / Leontienhuis www.leontienfoundation.nl; www.leontienhuis.nl Twitter: @LeontienNL 11. Nederlandse Academie voor Eetstoornissen - NAE www.naeweb.nl 12. Proud2Bme www.proud2bme.nl Twitter: @Proud2tweet 13. Stichting Theater Zorg en Welzijn www.krachtvanbeleving.nl Twitter: @KrachtvBeleving 14. Uitgeverij de Tijdstroom webshop via www.tijdstroom.nl 15. Weet www.weet.info; https://nl-nl.facebook.com/weet.info
BIJLAGEN
ADRESLIJST NAE LIDINSTELLINGEN De volgende organisaties zijn opgenomen in het register van specialistische instellingen. Hoewel gerangschikt naar postcode/provincie, hebben vrijwel alle lidinstellingen een supraregionale functie. •
PROVINCIE GRONINGEN
PsyQ Eetstoornissen & Obesitas / Lentis Hereweg 76, 9725 AG Groningen T 0900 – 235 77 97 E
[email protected] W www.psyq.nl/programma/eetstoornissen •
PROVINCIE DRENTHE
Accare Centrum voor Eetstoornissen, locatie Smilde Fazantenlaan 1, 9422 EZ Smilde T 0592 – 48 08 03 E
[email protected] W www.accare.nl •
PROVINCIE FRIESLAND
GGZ Friesland, afdeling Eetstoornissen Noordvliet 37, 8921 GD Leeuwarden T 058 – 294 88 88 E
[email protected] W www.ggzfriesland.nl •
PROVINCIE OVERIJSSEL
Amarum / GGNet Specialistisch centrum voor eetstoornissen, locatie Zutphen Den Elterweg 75, 7207 AE Zutphen T 088 – 933 12 50 E
[email protected] W www.amarum.nl •
PROVINCIE GELDERLAND
Amarum / GGNet Specialistisch centrum voor eetstoornissen, locatie Nijmegen Oranjesingel 32, 6511 NV Nijmegen T 024 – 382 22 70 E
[email protected] W www.amarum.nl
Nederlandse Academie voor Eetstoornissen | Den Elterweg 75, 7207 AE Zutphen | T 06 27 22 00 36 E
[email protected] | www.naeweb.nl | KvK 271 883 55 | NL49 INGB 0008 5476 51
•
PROVINCIE LIMBURG
CO-EUR Centrum voor Obesitas – Eetstoornissen Randwijcksingel 35, 6229 EG Maastricht T 0900 – 1510 E
[email protected] W www.co-eur.com Riagg Maastricht Parallelweg 45-47, 6221 BD Maastricht T 043 – 329 96 11 W www.riagg-maastricht.nl Maastricht UMC+ Unit eetstoornissen P. Debyelaan 25, 6229 HX Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht T 043 – 387 71 00 W www.mumc.nl •
PROVINCIE NOORD-BRABANT
GGZ Oost Brabant Specialistisch centrum voor eetstoornissen Gebouw ’t Warant Wesselmanlaan 25a, 5707 HA Helmond T 0492 – 84 44 04 E
[email protected] W www.ggzoostbrabant.nl/eetstoornissen GGz Breburg, locatie Tilburg Centrum Eetstoornissen Lage Witsiebaan 4, 5042 DA Tilburg T 088 – 016 16 16 E
[email protected] W www.ggzbreburg.nl GGz Breburg, locatie Breda Centrum Eetstoornissen Poolseweg 190, 4818 CG Breda T 088 – 016 16 16 E
[email protected] W www.ggzbreburg.nl
•
PROVINCIE ZEELAND
Emergis, zorgprogramma Eetstoornissen Oostmolenweg 101, 4481 PM Kloetinge T 0113 – 26 77 66 E
[email protected] W www.emergis.nl •
PROVINCIE UTRECHT
Altrecht Eetstoornissen Rintveld Wenshoek 4, 3705 WE Zeist T 030 – 696 54 77 E
[email protected] W www.altrecht.nl •
PROVINCIE ZUID-HOLLAND Curium-LUMC, Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie Endegeesterstraatweg 27, 2342 AK Oegstgeest T 071 – 515 96 00 E
[email protected] W www.curium-lumc.nl
Centrum Eetstoornissen Ursula / Rivierduinen Gebouw Rijnveste (2e etage) Sandifortdreef 19, 2333 ZZ Leiden T 071 – 890 33 44 E
[email protected] W www.rivierduinen.nl/centrumeetstoornissen •
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
Triversum, Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie Kees Boekestraat 5, 1817 EZ Alkmaar T 072 – 514 04 00 W www.triversum.nl •
PROVINCIE FLEVOLAND
GGz Centraal De Meregaard, behandelprogramma Eetstoornissen Boomgaardweg 12, 1326 AD Almere T 036 – 521 02 00 W www.ggzcentraal.nl Accare Centrum voor Eetstoornissen, locatie Almere Randstad 20-27a, 1314 BC Almere T 036 – 743 01 10 E
[email protected] W www.accare.nl
•
PROVINCIE NOORD-HOLLAND (vervolg)
GGz Centraal Rembrandthof, behandelprogramma Eetstoornissen Laan van de Heelmeesters 2, 1211 MS Hilversum T 035 – 655 75 55 W www.ggzcentraal.nl De Bascule, Centrum voor eetstoornissen Meibergdreef 5, 1105 AZ Amsterdam Zuid Oost T 020 – 890 10 00 E
[email protected] W www.debascule.com Novarum / Arkin Jacob Obrechtstraat 92, 1071 KR Amsterdam T 020 – 590 47 10 E
[email protected] W www.novarum.nl Human Concern Baden Powellweg 305 M, 1069 LH Amsterdam T 020 – 610 62 24 E
[email protected] W www.humanconcern.nl
(adressen actueel per nov-2014)
Aan: NAE-leden en niet NAE-leden
Assen, 20 november 2014 Onderwerp: bijscholingstraject NAE
Geachte heer/mevrouw, Hierbij informeren wij u over het bijscholingstraject dat de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen organiseert voor (nieuwe) medewerkers van instellingen, die zich bezighouden met het behandelen van eetstoornissen. Een aantal deskundigen is bereid gevonden om op hun specifieke terrein de bijscholing te verzorgen. De namen van de docenten en het onderdeel waar zij les in geven, staan op het programma vermeld. De bijscholing komt neer op 4 donderdagmiddagen van 13.00 – 17.00 uur en vindt plaats op een nader te bepalen locatie centraal in Nederland. De groep zal uit ongeveer 20 deelnemers bestaan. Bij voldoende animo zal er in het najaar (vanaf september 2015) nogmaals een bijscholing worden ingepland (met het zelfde programma, zelfde locatie). De kosten voor de bijscholing zijn € 350,- voor NAE-leden en medewerkers van één van onze lidinstellingen, € 400,- voor niet NAE-leden. U kunt zich aanmelden per email:
[email protected]. Wanneer docenten gebruik maken van lesstof (over het algemeen hoofdstukken uit het Handboek voor eetstoornissen ) wordt dit ruim voor elk lesonderdeel digitaal naar de deelnemers toegestuurd. Voor een map/ordner dient men zelf te zorgen. Verder maken de meeste docenten gebruik van Power Point presentaties waarvan de hand-outs tijdens de lessen zullen worden uitgedeeld. Voor een overzicht van de data en de onderwerpen, zie volgende pagina.
Nederlandse Academie voor Eetstoornissen | Den Elterweg 75, 7207 AE Zutphen | T 06 27 22 00 36 E
[email protected] | www.naeweb.nl | KvK 271 883 55 | NL49 INGB 0008 5476 51
NAE BIJSCHOLING VOORJAAR 2015 Precieze data worden binnenkort vastgesteld; het programma van de bijscholing ziet er als volgt uit: Maart 2015 13.00 – 17.00 uur:
April 2015 13.00- 14.30 uur:
15.00 – 17.00 uur:
Mei 2015 13.00 – 14.20 uur:
Diagnostiek, somatiek en kinderen & jeugdigen Docenten: A.C.M. van Bellegem, kinderarts Emma Kinderziekenhuis AMC, Amsterdam A. van Elburg, kinder- en jeugdpsychiater Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Zeist
Motivationele aspecten/opzetten behandeling Docent: H. Bloks, klinisch psycholoog/psychotherapeut Centrum Eetstoornissen Ursula, Leiden (Terugval)Preventie Docent: T. Berends, verpleegkundig specialist Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Zeist
Cognitieve Gedrags Therapie Docent: I. Lugtenberg, klin. psycholoog/gedragsther./supervisor Amarum/GGNet, Nijmegen
14.25 – 15.20 uur:
Gezinstherapie Docent: H. Gunning, gedragstherapeut/systeemtherapeut Amarum/GGNet, Nijmegen
15.25 – 16.10 uur:
Diëtetiek Docent:
16.10 – 17.00 uur:
Juni 2015 13.00 - 14.45 uur:
15.00 – 17.00 uur:
H. Tuijtel, diëtist/cognitief gedragstherapeutisch werker Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Zeist
Psychomotorische therapie Docent: J. ter Riet, psychomotorisch therapeut Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Zeist
Klinische- en deeltijdbehandeling Docenten: A. Jansingh, klinisch psycholoog Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Zeist M. ten Napel, klinisch psycholoog Amarum/GGNet, Zutphen Langdurige eetstoornissen en ervaringsdeskundigheid Docent(en): nog niet bekend
Voor vragen en/of informatie kan contact worden opgenomen met het NAE bureau:
[email protected].
Nederlandse Academie voor Eetstoornissen | Den Elterweg 75, 7207 AE Zutphen | T 06 27 22 00 36 E
[email protected] | www.naeweb.nl | KvK 271 883 55 | NL49 INGB 0008 5476 51