Quick scan VVE-programma’s
Quick scan VVE-programma’s
IJsbrand Jepma Sjak Rutten Sandra Beekhoven November 2009
Inhoudsopgave Samenvatting……………………………………………………………………
3
1. Inleiding………………………………………………………………………. 7 2. Onderzoeksvragen……………………………………………………………
9
3. Bevindingen…………………………………………………………………..
11
1
2
Samenvatting In opdracht van het ministerie van OCW heeft Sardes een quick scan uitgevoerd naar VVEprogramma’s. De quick scan heeft betrekking op (a) het marktaandeel/gebruik van VVEprogramma’s in voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven), (b) de beweegreden(en) van de keuze voor VVE-programma’s, (c) de mate waarin deze VVEprogramma’s aandacht hebben voor vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen (taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, denkontwikkeling en ontluikend rekenen, motorische en creatieve ontwikkeling en persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling) en (d) de invoeringskosten van deze VVE-programma’s. In deze samenvatting beschrijven we de belangrijkste bevindingen. a) Gebruik en marktaandeel VVE-programma’s Er worden in Nederland negen landelijk erkende 1 VVE-programma’s gebruikt in voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). Dit zijn: (1) Piramide, (2) Ko-totaal (Puk & Ko), (3) Startbokken, (4) Kaleidoscoop, (5) Doe meer met Bas, (6) Speelplezier, (7) Sporen, (8) Boekenpret en (9) De Taallijn. De eerste zeven programma’s staan bekend als integraal centrumgericht VVE-programma. De laatste twee zijn programma’s voor taalstimulering 2 . Daarnaast zijn er andere programma’s in gebruik die niet bekend staan als VVE-programma. Vaak betreft het hier lokale varianten, deels gebaseerd op bestaande VVE-programma’s. Van de negen VVE-programma’s die worden gebruikt zijn acht opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi. Alleen Doe meer met Bas is nog niet opgenomen, dit VVE-programma is in beoordeling. De drie VVE-programma’s met het grootste marktaandeel in peuterspeelzalen zijn Piramide (33 procent), Ko-totaal (Puk & Ko) (21 procent) en Startblokken (16 procent). Binnen kinderdagverblijven heeft Ko-totaal (Puk & Ko) het grootste marktaandeel met 38 procent, gevolgd door Piramide met 13 procent en daarna Boekenpret, Startblokken en Kaleidoscoop, elk met 6 procent. Tussen gemeenten van verschillende grootte zijn er verschillen in het marktaandeel van VVEprogramma’s die worden gebruikt in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Op peuterspeelzalen in kleinere gemeenten wordt vaker een programma gebruikt dat niet bekend staat als VVE-programma. Peuterspeelzalen in de vier grootste gemeenten (G4) werken uitsluitend met erkende VVE-programma’s. Een klein deel (7 procent) van de peuterspeelzalen die gemeentelijke subsidie krijgt voor VVE, werkt met een ander programma dan een VVEprogramma. Voor de kinderdagverblijven wordt dit percentage geschat op 14 procent.
1
Met ‘erkend’ wordt bedoeld dat het VVE-programma is aangemeld bij en/of wordt genoemd in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi (www.jeugdinterventies.nl) 2 De Taallijn is strikt genomen geen VVE-programma, maar een traject ter versterking van het taalaanbod in de bestaande VVE-programma’s. In principe is de Taallijn in alle VVE-programma’s verwerkt, wat betekent dat het een zeer groot bereik heeft. Veel groter dan het gebruik/marktaandeel van de Taallijn alleen suggereert.
3
b) Beweegredenen programmakeuze De allerbelangrijkste beweegreden om voor een VVE-programma te kiezen is het willen aansluiten bij het VVE-programma dat andere voor- en vroegschoolse instellingen in de directe omgeving gebruiken. Klaarblijkelijk wordt er veel waarde gehecht aan het garanderen van een doorgaande lijn tussen voorschoolse en vroegschoolse educatie. Voor 44 procent van de voorschoolse instellingen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) is dit de belangrijkste beweegreden. Andere beweegredenen hebben betrekking op de pedagogisch-didactische onderbouwing (16 procent), de samenstelling van de kindpopulatie (10 procent) en de subsidievoorwaardelijke bepaling (eveneens 10 procent). Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven verschillen niet in hun beweegredenen voor het kiezen van een VVE-programma. c) Tegemoetkoming van VVE-programma’s aan vier ontwikkelingsdomeinen De negen VVE-programma’s zijn beoordeeld aan de hand van een beoordelingskader waarmee is vastgesteld in hoeverre het programma aandacht heeft voor de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen, (I) taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, (II) denkontwikkeling en ontluikend rekenen, (III) motorische en creatieve ontwikkeling en (IV) persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling 3 . Tabel S1.
Beoordeling VVE-programma’s a.d.h.v. beoordelingskader m.b.t. aandacht voor de vier ontwikkelingsdomeinen
VVE-programma
type programma
taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid
denkontwikkeling en ontluikend rekenen
motorische en creatieve ontwikkeling
persoonlijke en sociaalemotionele ontwikkeling
1. Piramide
integraal centrumgericht VVE-programma
volledig
volledig
volledig
volledig
2. Ko-totaal (Puk & Ko)
integraal centrumgericht VVE-programma
volledig
volledig
in hoge mate
volledig
3. Startblokken
integraal centrumgericht VVE-programma
in hoge mate
in hoge mate
in hoge mate
volledig
4. Kaleidoscoop
integraal centrumgericht VVE-programma
volledig
volledig
volledig
volledig
5. Doe meer met Bas
integraal centrumgericht VVE-programma
volledig
volledig
in geringe mate
in geringe mate
6. Speelplezier
integraal centrumgericht VVE-programma
volledig
volledig
in hoge mate
in hoge mate
4
(Vervolg) Tabel S1. Beoordeling VVE-programma’s a.d.h.v. beoordelingskader m.b.t. aandacht voor de vier ontwikkelingsdomeinen VVE-programma
type programma
taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid
denkontwikkeling en ontluikend rekenen
motorische en creatieve ontwikkeling
persoonlijke en sociaalemotionele ontwikkeling
7. Sporen
integraal centrumgericht VVE-programma
in hoge mate
in hoge mate
in hoge mate
in hoge mate
8. Boekenpret
programma voor taalstimulering
in hoge mate
niet
niet
niet
9. De Taallijn
programma voor taalstimulering
in hoge mate
niet
niet
niet
We komen tot de conclusie dat er zeven VVE-programma’s zijn die aan de voorwaarde voldoen dat ze in meer of mindere mate aandacht hebben voor de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen (zie tabel S1). De mate waarin dat het geval is, varieert. De ontwikkelingsgerichte VVE-programma’s als Startblokken en Sporen zijn minder voorgestructureerd dan de programmagestuurde VVE-programma’s als Piramide en Ko-totaal (Puk & Ko). Het inhoudelijk aanbod van de ontwikkelingsgerichte VVE-programma’s is minder expliciet omschreven. Dit maakt het lastiger om deze VVE-programma’s te beoordelen in termen van aandacht besteden aan de vier ontwikkelingsdomeinen. We benadrukken verder dat de kwaliteit van uitvoering van het VVE-programma (de uitvoering zoals door de programma-ontwikkelaars bedoeld, ofwel ‘programmagetrouwheid’) voor een groot deel de effectiviteit van het programma op de ontwikkeling van de kinderen bepaalt. Het gezamenlijke marktaandeel van de zeven VVE-programma’s die (meer of minder) aandacht besteden aan de vier ontwikkelingsdomeinen bedraagt 87 procent binnen de peuterspeelzalen en 69 procent binnen de kinderdagverblijven. Tabel S2.
Marktaandeel VVE-programma’s die aandacht hebben voor de vier ontwikkelingsdomeinen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, in % locaties
tegemoetkoming aan inhoudelijke kwaliteitseis
peuterspeelzalen
kinderdagverblijven
wel
87%
69%
niet
13%
31%
13 procent van de peuterspeelzalen en 31 procent van de kinderdagverblijven werken niet met VVE-programma’s die aan deze inhoudelijke eis tegemoet komen.
3
Zowel de beoordeling als de schatting van de invoeringskosten van de VVE-programma’s zijn voor een inhoudelijke reactie aan de programma-ontwikkelaars/-eigenaren voorgelegd. Dit heeft niet geleid tot noemenswaardige bijstellingen.
5
d) Aanschafkosten VVE-programma’s We zijn nagegaan wat de kosten zijn voor één groep van een kinderdagverblijf/peuterspeelzaal (met 16 kinderen en twee pedagogisch medewerkers/leidsters op de groep) die wil gaan werken met het VVE-programma. De invoeringskosten van een VVE-programma op een groep laten zich uitdrukken in kosten ten aanzien van (a) materiaal (aanschaf van de methode, praatplaten, woordenlijsten e.d.), (b) omgeving/ruimte (inrichting van hoeken e.d.) en (c) scholing (trainingstraject, certificering e.d.). Het is lastig gebleken om de invoeringskosten van de VVE-programma’s onderling te vergelijken, bijvoorbeeld omdat de scholingskosten op basis van uiteenlopende rekenmodellen is berekend. De hieronder genoemde bedragen zijn daarom slechts indicatief. Tabel S3.
Invoeringskosten VVE-programma’s (afgerond)
VVE-programma 1. Piramide 2. Ko-totaal (Puk & Ko)
kosten (in euro’s) € 7.500,00 € 10.000,00
3. Startblokken
€ 7.500,00
4. Kaleidoscoop
€ 11.500,00
5. Doe meer met Bas 6. Speelplezier 7. Sporen
€ 8.500,00 € 8.000,00 € 25.000,00
De kosten van de scholing zijn verreweg de grootste kostenpost (75 procent of nog meer van de totale kosten) bij de invoering van een VVE-programma. Sporen is het duurste VVEprogramma in aanschaf. Dit heeft grotendeels te maken met de inzet van de pedagogista en artelierista vanuit de verantwoordelijke stichting en de intensieve scholing die nodig is om de pedagogische visie en handelingen die uit het werken met dit VVE-programma voortvloeien te internaliseren in het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leidsters.
6
7
1
Inleiding
Het ministerie van OCW wil via een quick scan beter inzicht krijgen in de inhoudelijke aspecten van voorschoolse educatie in de praktijk. De quick scan heeft betrekking op het gebruik van de VVE-programma’s bij voorschoolse educatie. Hierbij worden vaak vier ontwikkelingsdomeinen genoemd, namelijk: 1) taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, 2) denkontwikkeling en ontluikend rekenen, 3) motorische en creatieve ontwikkeling en 4) persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Op basis van de quick scan VVE-programma’s wil het ministerie een beter inzicht verkrijgen in de inhoud en het gebruik van VVE-programma’s. Daarvoor is onderzoek nodig naar de mate waarin programma’s gebruikt worden, welke ontwikkelingsdomeinen zij bevatten en wat de kosten zijn van de invoering van de verschillende programma’s. Deze informatie is niet alleen behulpzaam in de ontwikkeling van het beleid, maar kan ook benut worden door gemeenten, peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen.
8
9
2
Onderzoeksvragen
Er zijn in Nederland verschillende VVE-programma’s in gebruik. Er zijn in het verleden enkele landelijke VVE-programma’s (Piramide en Kaleidoscoop) geïntroduceerd. Inmiddels zijn meerdere nieuwe VVE-programma’s op de markt gekomen. Het is gebruikelijk daarbij onderscheid te maken in drie typen VVE-programma’s, te weten: 1) Type 1: integrale instellingsgerichte VVE- programma’s (ook wel centrumgerichte of totaalprogramma’s gericht op alle ontwikkelingsdomeinen, bijv. Piramide en Kaleidoscoop); 2) Type 2: instellingsgerichte programma’s voor de cognitieve ontwikkeling/taalontwikkeling (bijv. Boekenpret, Taallijn) en 3) Type 3: gezinsgerichte programma’s voor ontwikkelingsstimulering (bijv. de Stapprogramma’s). De laatste tijd is er vanuit het beleid4 steeds meer aandacht voor het benutten van effectief gebleken VVE-programma’s (‘evidence based’) van het eerste type. Een belangrijke reden hiervoor is dat dergelijke programma’s meer gewenste effecten lijken te sorteren bij jonge kinderen dan andersoortige programma’s. Bovendien is er de komende tijd sprake van een intensivering van het VVE-budget op macroniveau, waardoor voorschoolse instellingen beter in de gelegenheid worden gesteld om met dergelijke VVE-programma’s te gaan werken. Tegen deze achtergrond is de quick scan VVE-programma’s opgezet. De quick scan moet antwoord geven op de volgende vragen: 1. Welke VVE-programma’s worden gebruikt in Nederland en welk marktaandeel hebben de programma’s? 2. Wat zijn de beweegredenen voor de keuze voor het gebruik van een bepaald programma? 3. Welk deel van de VVE-programma’s die (landelijk) gebruikt worden is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies? 4a. Welk deel van de VVE-programma’s beslaan de ontwikkelingsgebieden (1) taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, (2) denkontwikkeling en ontluikend rekenen, (3) motorische en creatieve ontwikkeling en 4) persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling? 4b. Welke VVE-programma’s beslaan niet de vier genoemde ontwikkelingsgebieden? Wat ontbreekt er per programma? Wat is het (gezamenlijke en aparte) marktaandeel (percentage) van deze programma’s? 5. Van de VVE-programma’s die wel aan de voorwaarden voldoen, wat zijn de aanschafkosten van deze programma’s (inclusief of exclusief een opleidingstraject dat aan het programma is verbonden)?
4
Ministerie van OCW (2008). Bestuurlijke overeenkomst over voorschoolse educatie in de G4. Wetsvoorstel ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Kamerstukken II, 2008/09, 31 989, nr. 3.)
10
11
3
Bevindingen
In dit hoofdstuk rapporteren we de bevindingen van de quick scan naar de VVE-programma’s. Dit doen we aan de hand van de vijf onderzoeksvragen. 1.
Welke VVE-programma’s worden gebruikt in Nederland en welk marktaandeel hebben de programma’s?
We beantwoorden deze vraag afzonderlijk voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Peuterspeelzalen In Nederland zijn er naar schatting zo’n 4.000 locaties waar peuterspeelzaalwerk wordt verzorgd5. Geschat wordt dat er binnen ongeveer 2.600 locaties met een VVE-programma wordt gewerkt. Onderstaande tabel bevat informatie over het gebruik en marktaandeel van deze VVEprogramma’s binnen deze peuterspeelzalen. De VVE-programma’s met het grootste marktaandeel staan bovenaan in de tabel. Ook het marktaandeel van de VVE-programma’s binnen peuterspeelzalen in gemeenten van verschillende grootte is berekend.
Uit tabel 1a volgt dat er drie VVE-programma’s zijn met een marktaandeel van redelijke omvang: (1) Piramide, (2) Ko-totaal (Puk & Ko) en (3) Startblokken. Het marktaandeel van Piramide is verreweg het grootst: 33 procent van de peuterspeelzalen die VVE verzorgen, werkt met dit VVE-programma. Voor Ko-totaal (Puk & Ko) is dit 21 procent en voor Startblokken is dit 16 procent. Kaleidoscoop en Doe meer met Bas hebben duidelijk een minder groot marktaandeel: respectievelijk 7 en 8 procent van de VVE-peuterspeelzalen werkt met deze VVEprogramma’s. Boekenpret, De Taallijn en Speelplezier hebben elk een nog klein marktaandeel: respectievelijk 3 procent, 3 procent en 2 procent. Het marktaandeel van Sporen is te verwaarlozen. Er zijn verschillen in het gebruik van VVE-programma’s tussen peuterspeelzalen uit gemeenten van verschillende grootte. Peuterspeelzalen in de vier grootste gemeenten (G4) hebben een duidelijke voorkeur voor Ko-totaal (Puk & Ko): 49 procent van de VVEpeuterspeelzalen werkt hiermee. De helft (50 procent) van de VVE-peuterspeelzalen binnen de G27 gebruikt Piramide. Peuterspeelzalen in gemeenten met meer dan 30.000 inwoners gebruiken even vaak Piramide als Startblokken, in beide gevallen werkt 31 procent van de VVE-peuterspeelzalen met een van deze VVE-programma’s. Peuterspeelzalen in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners werken ook het vaakst met Piramide: 27 procent van de VVE-peuterspeelzalen heeft dit. Op peuterspeelzalen in kleinere gemeenten zien we vaker een programma dat niet bekend staat als VVE-programma (overige VVE-programma’s). Het gaat hier vaak om eigen
5
Jepma, IJ., Vegt, A.L. van der, Cuelenaere, B., Siegert, J. en Thio, V. (2009). Trends in en rondom het peuterspeelzaalwerk. Utrecht/Rotterdam: Sardes/ECORYS.
12
varianten van bekende VVE-programma’s, of varianten als Ben ik in beeld, Peutergym, Peuterpraat, Taalrijk etc. Peuterspeelzalen in de G4 werken enkel en alleen met de grote VVE-programma’s. Tabel 1a.
Gebruik en marktaandeel VVE-programma’s in peuterspeelzalen (aantal en % locaties)* G4 (n = 315)
G27 (n = 325)
> 30.000 inw. (n = 470)
< 30.000 inw. (n = 369)
totaal** (n = 2.600)
Piramide
28%
50%
31%
27%
33%
Ko-totaal (Puk & Ko)
49%
11%
19%
19%
21%
Startblokken
7%
11%
31%
8%
16%
Kaleidoscoop
16%
6%
4%
4%
7%
Doe meer met Bas
0%
0%
8%
20%
8%
Boekenpret
0%
3%
3%
7%
3%
De Taallijn
0%
11%
0%
6%
3%
Speelplezier
0%
3%
0%
5%
2%
Sporen
0%
0%
0%
0%
0%
andere programma’s***
0%
11%
11%
10%
8%
onbekend welke programma’s****
0%
0%
0%
4%
1%
*
**
*** ****
De (geschatte) cijfers uit deze tabel komen uit de Landelijke Monitor VVE 2009. We hebben ons gebaseerd op geschikte gegevens op locatieniveau uit 157 gemeenten (G4: 3 gemeenten; G27: 20 gemeenten; > 30.000 inwoners: 57 gemeenten; < 30.000 inwoners: 77 gemeenten). In de laatste kolom gaat het om gewogen aantallen en percentages locaties. Daarmee is een landelijk beeld gekregen van het marktaandeel van de VVE-programma’s. Opgeteld is het marktaandeel van alle programma groter dan 100 procent; deels komt dit door ‘dubbelgebruik’, deels door kleine afrondingsverschillen. Dit zijn stimuleringsprogramma’s die niet als VVE-programma’s bekend staan: vooral allerlei lokale varianten, deels gebaseerd op bestaande programma’s worden genoemd. Deze gemeenten gaven aan wel VVE te subsidiëren in peuterspeelzalen, maar hebben gedeeltelijke of helemaal geen informatie verschaft over het VVE-programma. Bij deze groep (7 gemeenten) zitten twee gemeenten die geen financiële middelen krijgen voor VVE.
Binnen 5 procent van de peuterspeelzalen wordt met meer dan één programma gewerkt (‘dubbelgebruik’). We schatten dat 7 procent van de peuterspeelzalen die gemeentelijke subsidie krijgen voor VVE, met een ander programma werken dan een VVE-programma. Dit betekent dat 2 procent van de peuterspeelzalen dit andere programma uit eigen middelen bekostigen. Daarbij komt dat voor een klein deel van de peuterspeelzalen niet bekend is of het om een VVE-programma of ander programma gaat. Gedeeltelijk komt dit doordat ze voorheen hiervoor wel subsidie kregen van de gemeente, maar nu niet meer. Toch zijn ze met het programma blijven werken.
13
Kinderdagverblijven Nederland telt zo’n 3.900 locaties waar dagopvang voor 0 tot 4-jarigen wordt gegeven6. Geschat wordt dat binnen ongeveer 300 kinderdagverblijven met een VVE-programma wordt gewerkt. De volgende tabel geeft informatie over het gebruik en marktaandeel van deze VVEprogramma’s binnen deze kinderdagverblijven. Tabel 1b.
Gebruik en marktaandeel VVE-programma’s in kinderdagverblijven (aantal en % locaties)* G4 (n = 88)
G27 (n = 33)
> 30.000 inw. (n = 65)
< 30.000 inw. (n = 36)
totaal** (n = 300)
Ko-totaal (Puk & Ko)
86%
21%
35%
17%
38%
Piramide
13%
36%
11%
8%
13%
0%
0%
6%
25%
6%
Startblokken
0%
21%
11%
0%
6%
Kaleidoscoop
1%
6%
11%
6%
6%
Doe meer met Bas
0%
0%
8%
15%
5%
De Taallijn
0%
6%
0%
19%
4%
Speelplezier
0%
9%
0%
0%
1%
Sporen
0%
0%
0%
0%
0%
andere programma’s***
0%
3%
41%
33%
20%
Boekenpret
*
** ***
De (geschatte) cijfers uit deze tabel komen uit de Landelijke Monitor VVE 2009. We hebben ons gebaseerd op geschikte gegevens op locatieniveau uit 48 gemeenten die VVE subsidiëren in de kinderopvang (G4: 4 gemeenten; G27: 10 gemeenten; > 30.000 inwoners: 17 gemeenten; < 30.000 inwoners: 17 gemeenten). In de laatste kolom gaat het om gewogen aantallen en percentages locaties. Daarmee is een landelijk beeld gekregen van het marktaandeel van de VVE-programma’s. Dit zijn stimuleringsprogramma’s die niet als VVE-programma’s bekend staan: vooral allerlei lokale varianten, deels gebaseerd op bestaande programma’s worden genoemd.
Binnen kinderdagverblijven bestaat een ietwat ander beeld in het gebruik en marktaandeel van VVE-programma’s dan binnen peuterspeelzalen. Kinderdagverblijven die met een VVE-programma werken, gebruiken meestal Ko-totaal (Puk & Ko): 38 procent van de VVE-kinderdagverblijven doet dit. Piramide heeft een marktaandeel van 13 procent. De overige VVE-programma’s hebben duidelijk een minder groot marktaandeel. Sporen wordt nagenoeg niet gebruikt. Net als bij de peuterspeelzalen zien we bij de kinderdagverblijven ook verschillen in het gebruik en marktaandeel van de VVE-programma’s tussen gemeenten van verschillende grootte. Waar Ko-totaal (Puk & Ko) verreweg het grootste marktaandeel heeft (86 procent) binnen VVE-kinderdagverblijven van de G4, heeft Piramide het grootste marktaandeel binnen VVE-kinderdagverblijven van de G27 (36 procent). Boekenpret heeft het grootste marktaandeel (25 procent) binnen de VVE-kinderdagverblijven van de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners.
6
Paulussen-Hoogeboom, M.C. en Gemmeke, M. (2009). Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011. Capaciteitsgegevens in het jaar 2008. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek.
14
2.
We schatten dat 14 procent van de kinderdagverblijven die gemeentelijke subsidie krijgen voor VVE, met een ander programma werken dan een VVE-programma. Dit betekent dat 6 procent van de kinderdagverblijven dit andere programma uit eigen middelen bekostigen. Wat zijn de beweegredenen voor de keuze voor het gebruik van een bepaald programma?
Met een landelijke steekproef van ruim 300 voorschoolse instellingen (142 organisaties van peuterspeelzaalwerk en 159 organisaties van kinderopvang) is gebeld om na te gaan welke beweegredenen ze hebben voor de keuze van een VVE-programma. Beweegredenen: overall Om te beginnen presenteren we de beweegredenen die peuterspeelzalen en kinderdagverblijven hebben bij de keuze van een VVE-programma, zonder onderscheid te maken naar de verschillende VVE-programma’s die ze gebruiken. Tabel 2a.
Beweegreden(en) keuze VVE-programma’s (aantal en % organisaties)
Beweegreden
totaal (n = 158)
1. aansluiten bij VVE-programma in naburige voor- en vroegschoolse instellingen/ basisscholen (bijv. ‘we wilden een doorgaande lijn in VVE met de basisschool’)
44%
2. pedagogisch-didactische onderbouwing (bijv. ‘paste het beste bij onze werkwijze/benadering van kinderen’)
16%
3. samenstelling kindpopulatie (bijv. ‘we hebben (g)een grote groep kinderen met een taalachterstand’)
10%
4. subsidievoorwaardelijke bepaling (bijv. ‘moest van gemeente, anders kregen we geen subsidie’)
10%
5. gemakkelijkheid in gebruik (bijv. ‘gebruikersvriendelijk’, ’geeft vrijheid/ professionaliteit aan pedagogisch medewerkers/leidsters’, ‘is geen keurslijf’)
7%
6. praktische invoering (bijv. ‘dit VVE-programma was makkelijk in te voeren’, ‘stelt geen hoge implementatie-eisen’)
5%
7. beleidslijn van de instelling (bijv. ‘op managementniveau is bepaald dat we met dit VVE-programma moesten gaan werken’)
3%
8. aanschafkosten/financiën (bijv. ‘was de goedkoopste’, ‘paste binnen ons budget’)
3%
9. advies van externen (bijv. ‘er is een analyse gemaakt door een adviseur die ons dit VVE-programma aanraadde’)
2%
10. effectiviteit (bijv. ’van dit programma is wetenschappelijk bewezen dat het effectief is’, ‘evidence based’)
1%
Verreweg de belangrijkste beweegreden om voor een VVE-programma te kiezen is het willen aansluiten bij het VVE-programma dat andere voor- en vroegschoolse voorzieningen in de directe omgeving gebruiken. Voor 44 procent van de voorschoolse instellingen is dit de belangrijkste beweegreden. Kennelijk wordt er veel waarde gehecht aan de samenwerking en afstemming met andere voor- en vroegschoolse instellingen ten einde een doorgaande leerlijn in VVE voor jonge kinderen te realiseren. De op één na belangrijkste beweegreden heeft betrekking op de pedagogisch-didactische benadering die het VVE-programma voorstaat; 16 procent van de voorschoolse instellingen
15
geeft deze beweegreden de hoogste prioriteit. Voorschoolse voorzieningen willen dat deze benadering aansluit bij de eigengemaakte wijze van de leidsters/pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzaal/het kinderdagverblijf. De samenstelling van de kindpopulatie en de subsidievoorwaardelijke bepaling spelen een rol bij de keuze voor een VVE-programma, maar deze rol is betrekkelijk klein. Voor 10 procent van de voorschoolse instellingen zijn dit de belangrijkste beweegredenen. De overige beweegredenen spelen slechts een marginale rol (minder dan 10 procent) in de keuze voor een VVE-programma. Verdiepende analyses naar verschillen in beweegredenen voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven tonen aan dat beide type voorschoolse instellingen vrijwel dezelfde beweegredenen hebben voor de keuze van een VVE-programma.
Beweegredenen voor keuze Piramide, Ko-totaal (Puk & Ko) en Startblokken Vervolgens gaan we voor de drie VVE-programma’s met het grootste gebruik en marktaandeel na welke beweegreden(en) de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven hebben voor hun keuze. Tabel 2b.
Beweegreden(en) keuze Piramide, Ko-totaal (Puk & Ko) en Startblokken (aantal en % organisaties)
beweegreden(en)
Piramide (n = 70)
Ko-totaal (Puk & Ko) (n = 51)
Startblokken (n = 41)
1. aansluiten bij VVE-programma in naburige voor- en vroegschoolse instellingen/basisscholen (bijv. ‘we wilden een doorgaande lijn in VVE met de basisschool’)
47%
39%
61%
2. subsidievoorwaardelijke bepaling (bijv. ‘moest van gemeente, anders kregen we geen subsidie’)
14%
4%
5%
3. samenstelling kindpopulatie (bijv. ‘we hebben (g)een grote groep kinderen met een taalachterstand’)
13%
10%
2%
4. pedagogisch-didactische onderbouwing (bijv. ‘paste het beste bij onze werkwijze/ benadering van kinderen’)
11%
16%
17%
5. gemakkelijkheid in gebruik (bijv. ‘gebruikersvriendelijk’, ’geeft vrijheid/ professionaliteit aan pedagogisch medewerkers/leidsters’, ‘is geen keurslijf’)
4%
12%
5%
6. praktische invoering (bijv. ‘dit VVE-programma was makkelijk in te voeren’, ‘stelt geen hoge implementatieeisen’)
3%
8%
2%
7. beleidslijn van de instelling (bijv. ‘op managementniveau is bepaald dat we met dit VVE-programma moesten gaan werken’)
3%
6%
2%
8. advies van externen (bijv. ‘er is een analyse gemaakt door een adviseur die ons dit VVE-programma aanraadde’)
1%
2%
5%
9. effectiviteit (bijv. ’van dit programma is wetenschappelijk bewezen dat het effectief is’, ‘evidence based’)
1%
0%
0%
10. aanschafkosten/financiën (bijv. ‘was de goedkoopste’, ‘paste binnen ons budget’)
0%
4%
0%
Bij alle voorschoolse instellingen is de belangrijkste beweegreden het aansluiten bij het VVE-programma dat in naburige voor- en vroegschoolse instellingen wordt toegepast. Het relatieve belang verschilt echter per VVE-programma. Vooral voor de voorschoolse
16
3.
instellingen die met Startblokken werken is dit een belangrijke beweegreden geweest voor de keuze van het VVE-programma. De keuze voor Piramide wordt daarnaast (in ongeveer gelijke mate) gemotiveerd uit drie andere beweegredenen: de subsidievoorwaardelijke bepaling, de samenstelling van de kindpopulatie en de pedagogisch-didactische onderbouwing. Alle andere beweegredenen hebben een klein aandeel in het keuzeproces. De keuze voor Startblokken, maar ook Ko-totaal (Puk & Ko) wordt daarnaast voor een betrekkelijk groot deel ingegeven door de pedagogisch-didactische onderbouwing. Overige beweegredenen spelen bij de keuze voor Startblokken slechts een kleine rol. Bij de keuze voor Ko-totaal (Puk & Ko) doet ook de gemakkelijkheid in gebruik en de samenstelling van de kindpopulatie mee. Andere beweegredenen spelen geen grote rol van betekenis. Opvallend is dat er onder invloed van een groeiend belang van ‘evidence based’ de bewezen effectiviteit van een VVE-programma niet meespeelt bij de keuze. Welk deel van de VVE-programma’s die (landelijk) gebruikt worden is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies?
Op basis van de bevindingen bij vraag 1 blijkt dat de volgende VVE-programma’s worden gebruikt bij het verzorgen van voorschoolse educatie: 1) Piramide 2) Ko-totaal (Puk & Ko) 3) Startblokken 4) Kaleidoscoop 5) Doe meer met Bas 6) Speelplezier 7) Sporen 8) Boekenpret 9) De Taallijn Van deze VVE-programma’s is via raadpleging van de databank Effectieve Jeugdinterventies nagegaan of ze erin zijn opgenomen. In de databank worden alleen interventies opgenomen die op z'n minst goed zijn beschreven en theoretisch goed zijn onderbouwd. Van de interventie is erkend dat ze (in theorie) effectief zijn. Van een deel van de opgenomen interventies is de effectiviteit ook door onderzoek aangetoond. Een interventie wordt pas in de databank opgenomen na erkenning door een onafhankelijke erkenningscommissie: de erkenningscommissie Interventies van het NJi, deelcommissie Ontwikkelingsstimulering en onderwijsgerelateerde interventies en jeugdwelzijn. Er zijn ook programma's die niet in aanmerking komen voor opname in de databank Effectieve Jeugdinterventies. Bijvoorbeeld als de ontwikkelaar de interventie niet ter beoordeling wil voorleggen aan de erkenningscommissie of als de interventie niet (meer) wordt uitgevoerd. Als een VVE-programma niet is opgenomen in de databank, kan dat op impliciete wijze ook iets zeggen over de kwaliteit van het programma: het kan zijn afgewezen.
17
Tabel 3.1
Welke VVE-programma’s zijn opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies?
naam VVE-programma
type programma
1. Piramide
integraal centrumgericht VVE-programma
opgenomen ja
2. Ko-totaal (Puk & Ko)
integraal centrumgericht VVE-programma
ja
3. Startblokken
integraal centrumgericht VVE-programma
ja
4. Kaleidoscoop
integraal centrumgericht VVE-programma
ja
5. Doe meer met Bas*
integraal centrumgericht VVE-programma
nee
6. Speelplezier
integraal centrumgericht VVE-programma
ja
7. Sporen
integraal centrumgericht VVE-programma
ja
8. Boekenpret
programma voor taalstimulering
ja
9. De Taallijn
programma voor taalstimulering
ja
*
Dit VVE-programma is in beoordeling. Er is nog niet bekend of het programma al dan niet (in theorie) effectief is.
De raadpleging van de databank leert dat het overgrote deel van de landelijk gebruikte VVEprogramma’s is opgenomen. Enkel het VVE-programma Doe meer met Bas is (nog) niet opgenomen, het is voorgelegd ter beoordeling. 4a.
4b.
Welk deel van de VVE-programma’s beslaan de ontwikkelingsgebieden (1) taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, (2) denkontwikkeling en ontluikend rekenen, (3) motorische en creatieve ontwikkeling en (4) persoonlijke en sociaalemotionele ontwikkeling? Welke VVE-programma’s beslaan niet de vier genoemde ontwikkelingsgebieden? Wat ontbreekt er per programma? Wat is het (gezamenlijke en aparte) marktaandeel (percentage) van deze programma’s?
Vooraf De negen programma’s vallen in de classificatie van de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi onder twee hoofdgroepen. Zeven programma’s vallen in de categorie integrale centrumgerichte VVE-programma’s. Dit zijn Piramide, Ko-totaal (Puk & Ko), Startblokken, Kaleidoscoop, Doe meer met Bas, Speelplezier en Sporen. De overige twee, Boekenpret en De Taallijn, zijn programma’s voor taalstimulering en besteden dus per definitie minder aandacht aan de overige drie ontwikkelingsdomeinen. De zeven programma’s binnen de categorie integrale centrumgerichte VVE-programma’s kennen een heel verschillende aanpak, die uitgaat van een verschillende visie op de ontwikkeling van kinderen en de wijze waarop dit in een kindercentrum gestimuleerd kan worden. Wanneer we programma’s plaatsen op een continuüm dan vinden we aan de ene kant de ontwikkelingsgerichte programma’s. Leidsters en pedagogisch medewerkers volgen en observeren de ontwikkeling van het kind en bieden activiteiten aan waar het kind op dat moment aan toe is. Er wordt gewerkt volgens een vaste methodiek, maar er wordt geen vaststaand inhoudelijk programma afgewerkt. Aan de andere kant van het continuüm staan de programmagestuurde VVE-programma’s. Deze kennen een vaste structuur, waarbij de kinderen vaste activiteiten worden aangeboden, bijvoorbeeld via thema’s. Het beschrijven van programma’s in termen van de aandacht die besteedt wordt aan de vier ontwikkelingsgebieden is veel moeilijker bij ontwikkelingsgerichte programma’s dan bij programmagestuurde VVE-programma’s, omdat het inhoudelijk aanbod bij
18
ontwikkelingsgerichte programma’s minder in de methodiek is omschreven. Het werken volgens een bepaalde methodiek is bij deze programma’s belangrijker. Bij programmagestuurde VVE-programma’s is over het algemeen eenvoudiger na te gaan of de genoemde ontwikkelingsgebieden in het programma aan de orde komen. Als we de zeven programma’s plaatsen op een continuüm van ontwikkelingsgericht naar programmagericht dan zijn Startblokken en Sporen ontwikkelingsgerichte programma’s, nemen Kaleidoscoop, Doe meer met Bas en Speelplezier een middenpositie in en zijn Piramide en Kototaal (Puk & Ko) meer programmagestuurd. Beoordelingskader De VVE-programma’s zijn op grond van een inhoudsanalyse beoordeeld op de aanwezigheid van aandacht voor de vier onderscheiden ontwikkelingsgebieden, namelijk: (I) taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, (II) denkontwikkeling en ontluikend rekenen, (III) motorische en creatieve ontwikkeling en (IV) persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Per programma is gekeken in hoeverre er aandacht is voor de afzonderlijke vier ontwikkelingsdomeinen. Dit is gedaan aan de hand van een eenvoudig classificatiesysteem, te weten: (1) niet: hiermee wordt bedoeld dat het programma geen expliciete aandacht heeft voor dit ontwikkelingsdomein, het is geen doel op zich, er zijn geen specifieke activiteiten gericht op het programmatisch ontwikkelen van kennis, vaardigheden en/of attitudes binnen dit ontwikkelingsdomein voor jonge kinderen; (2) in geringe mate: hiermee wordt bedoeld dat het programma weinig expliciete aandacht heeft voor dit ontwikkelingsdomein, er zijn amper specifieke activiteiten gericht op het programmatisch ontwikkelen van kennis, vaardigheden en/of attitudes binnen dit ontwikkelingsdomein voor jonge kinderen; (3) in hoge mate: hiermee wordt bedoeld dat het programma expliciete aandacht heeft voor dit ontwikkelingsdomein, het is het centrale doel of een van de centrale doelen van het programma, er zijn meerdere specifieke activiteiten gericht op het programmatisch ontwikkelen van kennis, vaardigheden en/of attitudes binnen enkele facetten van dit ontwikkelingsdomein voor jonge kinderen; (4) volledig: hiermee wordt bedoeld dat het programma zeer expliciete aandacht heeft voor dit ontwikkelingsdomein, het is het centrale doel of een van de centrale doelen van het programma, er zijn vele specifieke activiteiten gericht op het programmatisch ontwikkelen van kennis, vaardigheden en/of attitudes binnen alle facetten van dit ontwikkelingsdomein voor jonge kinderen. Bij de uitvoering van bovenstaande is in de eerste plaats gebruik gemaakt van de specifieke programmagegevens die beschikbaar zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies. Daarnaast is relevante documentatie bekeken op de webpagina’s van de ontwikkelaars/licentiehouders van de VVE-programma’s. Voorts is bij enkele programma’s teruggegrepen op het oorspronkelijke materiaal dat Sardes in huis heeft. Deze gegevens zijn
19
gecombineerd met de VVE-wijzer en bijbehorend overzicht van de VVE-programma’s7 die Sardes in het kader van een ander project heeft ontwikkeld. Op basis van een eerste beoordeling zijn enkele VVE-experts binnen Sardes benut voor een contra-oordeel. Hen is gevraagd of de eerste waardering van de VVE-programma’s met betrekking tot de aanwezigheid van de vier ontwikkelingsdomeinen overeenkomt met hun ervaring, kennis en expertise op het gebied van de VVE-programma’s en de ontwikkelingsdomeinen. Op grond hiervan is – waar nodig – een verbeterde beoordeling gemaakt. Tot slot is de programmabeoordeling voor een inhoudelijke reactie voorgelegd aan de programma-ontwikkelaar/licentiehouder van het betreffende VVE-programma. Beoordeling van de programma’s Piramide Piramide is een totaalprogramma. Dat betekent dat er aandacht is voor alle ontwikkelingsdomeinen van jonge kinderen. Piramide richt zich op acht ontwikkelingsdomeinen op basis van drie soorten van intelligentie die worden verondersteld: (1) emotionele intelligentie, (2) fysieke intelligentie en (3) cognitieve intelligentie. Overzicht ontwikkelingsgebieden Emotionele intelligentie: Persoonlijkheidsontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Fysieke intelligentie: Motorische ontwikkeling Kunstzinnige ontwikkeling Cognitieve intelligentie: Ontwikkeling van de waarneming Denkontwikkeling en ontwikkeling van het rekenen Taalontwikkeling en de ontwikkeling van het lezen en schrijven Oriëntatie op ruimte, tijd en wereldverkenning In onderstaande tabel worden de acht ontwikkelingsdomeinen van Piramide gerangschikt naar de vier ontwikkelingsdomeinen van het onderzoek.
7
Partou en Sardes (2009a). Partou Keuzewijzer VVE-programma’s. Amsterdam/Utrecht: Partou, afdeling Ontwikkeling & Kwaliteit/Sardes. Partou en Sardes (2009b). Overzicht VVE-programma’s. Amsterdam/Utrecht: Partou, afdeling Ontwikkeling & Kwaliteit/Sardes.
20
Tabel 4.1
Aandacht van Piramide voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsgebied
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Het ontwikkelingsdomein Taalontwikkeling en de ontwikkeling van het lezen en schrijven van Piramide dekt dit ontwikkelingsdomein.
volledig
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Drie ontwikkelingsdomeinen van Piramide dekken samen dit ontwikkelingsdomein. Dit zijn Ontwikkeling van waarnemen, Denkontwikkeling en ontwikkeling van het rekenen en Oriëntatie op ruimte, tijd en wereldverkenning.
volledig
III. Motorische en creatieve ontwikkeling Twee ontwikkelingsdomeinen van Piramide dekken samen dit ontwikkelingsdomein: Kunstzinnige ontwikkeling en Motorische ontwikkeling.
volledig
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Twee ontwikkelingsdomeinen van Piramide dekken samen dit ontwikkelingsdomein: Sociaalemotionele ontwikkeling en Persoonlijkheidsontwikkeling.
volledig
Ko-totaal (Puk & Ko) Ko-totaal is een doorlopend programma voor 0 tot 7-jarigen. En is opgebouwd uit Uk & Puk (0 tot 4 jaar), Puk & Ko (2,5 tot 4 jaar), Ik & Ko (4- en 5-jarigen; groep 1 en 2 van het basisonderwijs) en Ko heeft praatjes (6-jarigen; groep 3 van het basisonderwijs). In het kader van deze quick scan is enkel gekeken naar Puk & Ko als onderdeel van Ko-totaal. Ko-totaal (Puk & Ko) werkt doelgericht aan de ontwikkeling van peuters op drie gebieden: taal, beginnend rekenen en sociaal-communicatieve vaardigheden. Het hoofddoel is het vergroten van de Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast is er aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische en zintuiglijke ontwikkeling en denkontwikkeling/rekenprikkels. Activiteiten zijn ingedeeld in thema’s die herkenbaar zijn en aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Er zijn 18 thema’s van drie tot vier weken die in willekeurige volgorde kunnen worden uitgevoerd. Per thema zijn 12 verschillende typen activiteiten, zoals spel, ontdekken, expressie, knutselen en voorlezen. Deels vinden deze in de grote en deels in de kleine groep plaats. Het aanbod is in onderstaande tabel ingedeeld naar de vier ontwikkelingsdomeinen.
21
Tabel 4.2
Aandacht van Ko-totaal (Puk & Ko) voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Ko-totaal onderscheidt, naast woordenschatuitbreiding, mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden. Puk & Ko werkt met name aan mondelinge taalvaardigheden. Ook Ik & Ko legt daarop de nadruk, maar in elk thema van Ik & Ko komen tevens de schriftelijke taalvaardigheden aan bod. Woordenschatuitbreiding vindt in elke activiteit van zowel Puk & Ko als Ik & Ko plaats. Puk & Ko gaat uit van een passieve beheersing van de aangeboden woorden; Ik & Ko streeft een actieve woordkennis na.
volledig
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen In Puk & Ko doen peuters eerste ervaringen op met rekenen. Aan bod komen meten, ruimtelijke oriëntatie en ontluikende gecijferdheid. Bij Ik & Ko is een speciaal rekenonderdeel ontwikkeld, Ik & Ko Rekenen, met vijf rekenactiviteiten bij elk thema: tellen, getalbegrip, meten, tijd en meetkunde.
volledig
III. Motorische en creatieve ontwikkeling De activiteiten zijn ingebouwd in de vaste activiteiten binnen de thema’s, bijv. knutselen en expressie.
in hoge mate
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Ko-totaal bevat naast taal en rekenen, sociaal–communicatieve vaardigheden als ontwikkelingsdoel. Hierbij worden sociale vaardigheden geleerd, gericht op communicatie met anderen. De volgende categorieën komen daarbij aan bod: jezelf presenteren en opkomen voor je zelf, jezelf kenbaar maken in de groep, samenspelen en werken, gevoelens delen, aardig doen, omgaan met een ruzie, omgaan met een taak, kiezen.
volledig
Startblokken Startblokken heeft een ontwikkelingsgerichte aanpak. De methode sluit aan op de actuele ontwikkelingsmogelijkheden en belangstelling van kinderen. Er wordt steeds aangestuurd op de volgende stap in de kinderlijke ontwikkeling, ‘de zone van naaste ontwikkeling’. Er is geen voorgeschreven structuur of gesloten werkplan. De kernactiviteiten van Startblokken zijn spel (bewegingsspel, manipulerend spel, rollenspel), experimenterend spel (constructiespel en beeldende activiteiten), gespreks- en kringactiviteiten, activiteiten met verhalen (samen lezen en vertellen) en onderzoek/uitstapjes. In onderstaande tabel worden deze kernactiviteiten ingedeeld volgens de ontwikkelingsdomeinen. De beoordeling “ in hoge mate” bij drie domeinen komt voort uit het ontbreken van een voorgeschreven structuur, waardoor het moeilijk is het aanbod op grond van de vier inhoudelijke ontwikkelingsdomeinen te beschrijven. Of een bepaald ontwikkelingsdomein ‘in hoge mate’ kan scoren hangt af van de wijze waaraan aan dat domein aandacht wordt geschonken in de interactie tussen pedagogisch medewerkers/leidster en de kinderen.
22
Tabel 4.3
Aandacht van Startblokken voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Aan dit ontwikkelingsdomein wordt vooral aandacht besteed door gesprekken en kringactiviteiten, rollenspel, samen lezen en vertellen.
in hoge mate
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Aan dit ontwikkelingsdomein wordt vooral aandacht besteed door verschillende vormen van spel, met name constructiespel.
in hoge mate
III. Motorische en creatieve ontwikkeling Aan dit ontwikkelingsdomein wordt vooral aandacht besteed door met name manipulerend in hoge mate spel beeldende activiteiten. IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Startblokken kent afwisseling van activiteiten die beweging en concentratie vragen. Activiteiten zijn zowel gericht op initiatief en actief handelen als aandacht voor inbreng van anderen.
volledig
Kaleidoscoop Kaleidoscoop werkt met sleutelervaringen. Deze beschrijven concreet de kennis en vaardigheden op het gebied van sociale, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling die voor kinderen belangrijk zijn om op te doen. De sleutelervaringen zijn onderverdeeld in 10 categorieën. De 10 categorieën bevatten 54 concreet omschreven sleutelervaringen. Voor elk kind wordt het van belang geacht deze sleutelervaringen op te toen. De 10 categorieën worden in onderstaande tabel ingedeeld in de vier ontwikkelingsdomeinen. Tabel 4.4
Aandacht van Kaleidoscoop voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid De sleutelervaringen in de categorie Taal en ontluikende geletterdheid van Kaleidoscoop dekken dit ontwikkelingsdomein.
volledig
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen De sleutelervaringen in de categorieën Classificatie (groeperen), Seriatie (volgorde bepalen), Hoeveelheid, Ruimte en Tijd van Kaleidoscoop dekken dit ontwikkelingsdomein.
volledig
III. Motorische en creatieve ontwikkeling De sleutelervaringen in de categorieën Creatieve representatie, Dans en beweging en Muziek van Kaleidoscoop dekken dit ontwikkelingsdomein.
volledig
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling De sleutelervaringen in de categorie Sociale relaties en initiatief van Kaleidoscoop dekken dit ontwikkelingsdomein.
volledig
Doe meer met Bas Het Basproject is van oorsprong vooral een (voorlees)programma, inmiddels is het uitgebouwd tot een volwaardiger VVE-programma. De nadruk ligt nog steeds op de taalontwikkeling. Het programma is in de jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkeld in de gemeente Staphorst, het wordt vooral in reformatorische kringen gebruikt. Doe meer met Bas is geschikt voor kinderen van 3 tot 6 jaar met (een verhoogd risico op) taalof onderwijsachterstanden. Doe meer met Bas is uitgewerkt op drie niveaus: voor 3/4-jarigen, 4/5-jarigen en 5/6-jarigen. Doe meer met Bas gaat uit van doelen voor taal en rekenen waarmee kinderen spelenderwijs stap voor stap worden voorbereid op het ‘echte’ lezen, schrijven en rekenen in groep 3. Gelijkertijd werkt het aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. De aanpak van Doe meer met Bas is gebaseerd op de Taallijn. Het onderdeel rekenen is gebaseerd op
23
inzichten in de ontwikkeling van rekenvaardigheid bij jonge kinderen, ontwikkeld door het Freudental Instituut. Het materiaal is mede bekend vanwege de illustrator Dagmar Stam. Voor Doe meer met Bas zijn acht thema’s uitgewerkt bij de bijbehorende Bas-prentenboeken (bijv. Met Bas naar de boerderij en Welterusten, Bas!). Vier thema’s zijn vooral gericht op peuters en vier thema’s meer gericht op kleuters. Elk uitgewerkt thema/prentenboek bevat spel/ontdekactiviteiten (liedjes versjes, taal- en bewegingsspelletjes) voor kinderen en ouderactiviteiten. Hierbij worden ook ICT-middelen ingezet. Er is ook materiaal voor het begeleiden van kinderen met een taalachterstand (Bas spreekt een woordje mee). Bij Doe meer met Bas bepaalt de pedagogisch medewerker/leidster in grote mate zelf hoe en in welke volgorde het programma wordt aangeboden. Elk thema duurt drie tot zes weken, het materiaal kan eenvoudig uitgebreid worden met eigen activiteiten. Tabel 4.5
Aandacht van Doe meer met Bas voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Er zijn per thema doelen voor (passieve en actieve) woordenschat, interactief taalgebruik, beginnende geletterdheid en taalbewustzijn. Het (interactief) voorlezen van prentenboeken en het praten aan de hand van praatplaten is een vast onderdeel van Doe meer met Bas. Prentenboeken worden aan de hand van een voorleescyclus behandeld. Bij elk thema zijn er kernwoorden beschikbaar. Per thema is aangegeven van welke woorden wordt verwacht dat kinderen die passief en actief beheersen. De woordenschat wordt uitgebreid aan de hand van vier stappen: woorden selecteren, betekenis duidelijk maken (semantiseren), herhalen en oefenen (consolideren) en controleren.
volledig
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Bij voorbereidend rekenen zijn doelen geformuleerd voor beginnende gecijferdheid, tellen en aantallen, meten en meetkunde, hoeveelheden, vergelijken en omgevingsoriëntatie. Hierop is het leerstofaanbod op gebaseerd. Er zijn allerlei thematische activiteiten om dit op een speelse manier en met rijke illustraties te oefenen.
volledig
III. Motorische en creatieve ontwikkeling De bevordering van de motorisch en creatieve ontwikkeling is geen expliciet doel. Wel bevat elk prentenboek/thema ook bewegingspelletjes en liedjes voor de kinderen.
in geringe mate
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Er zijn geen expliciete doelen op persoonlijk of sociaal-emotioneel gebied. De praatplaten en in geringe mate verhalen bij de thema’s kunnen wel worden benut voor het praten over gevoelens en emoties in uiteenlopende situaties. Aspecten die in de Bas-boeken regelmatig terugkomen zijn bijvoorbeeld vriendschap, alleen zijn, verdrietig, genieten, boos, bang, blij, en plezier hebben.
Speelplezier Kwaliteit van het spel staat centraal in Speelplezier. Spel van hoge kwaliteit kenmerkt zich door een grote betrokkenheid, eigen initiatief, creativiteit, afwisseling, enthousiasme, plezier en intensiteit. Speelplezier onderscheidt drie hoofdtypen spel: manipulatief spel, (exploratiespel, sensopatisch spel, effectspel, oefenspel), verbeeldend spel (naspelen, samenspelen) en constructiespel (spel met materialen en objecten). Tijdens het spel doen kinderen sensomotorische en wiskundige ervaring op. Door te praten over spel verwerven ze taal. Speelplezier werkt met vrij spel en begeleide spelactiviteiten. Er wordt gewerkt met terugkerende activiteiten, de spel-taal-routines, in de grote en de kleine groep. Speelplezier is eclectisch in die zin dat een aantal inhoudelijke tussendoelen en daarbij behorende activiteiten
24
in het programma zijn opgenomen. Er is een klapper beschikbaar waarin de inhoud van de thema’s beschreven staan. Tabel 4.6
Aandacht van Speelplezier voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Ontluikende geletterdheid is een expliciet doel. De tussendoelen beginnende geletterdheid van het Expertise Centrum Nederland worden gebruikt. In de spel-taalroutines zit de woordenschatdidactiek van Verhallen verwerkt. Woordenschatuitbreiding, waaronder taal- en rekenbegrippen zit in het programma, alsmede een geleidelijke opbouw van steeds complexere taalconstructies: van benoemen naar redeneren.
volledig
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Beginnende gecijferdheid wordt bevorderd. De tussendoelen tellen, meten en meetkunde uit volledig de Taalbrochure van het Freudenthal Instituut vormen de leidraad. III. Motorische en creatieve ontwikkeling Volgens programmaklapper is er in elk thema aandacht voor beweging, schrijfmotoriek, muzikale en bewegingsactiviteiten, versjes en liedjes.
in hoge mate
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Het bevorderen van eigen initiatief en zelfstandigheid is een expliciet genoemd doel.
in hoge mate
Sporen Sporen richt zich op de brede ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen. Sporen richt zich op de ontwikkeling van een drietal competenties: (a) ego-competenties, (b) sociale competenties en (c) cognitieve competenties. Dit gebeurt via het verwerven van 'vakinhoudelijke' kennis en vaardigheden op een breed terrein. Deze kennis en vaardigheden worden onderscheiden in zes ontwikkelingsgebieden: 1) lichaam, beweging en gezondheid, 2) sociaal en cultureel leven, 3) taal, schrijfcultuur en media 4) gebruik van diverse materialen en gereedschappen, 5) wiskundige basiservaringen en 6) natuurwetenschappelijke en technische basiservaringen. De aanpak van Sporen is erop gericht dat de kinderen zich voldoende kennis en vaardigheden op deze ontwikkelingsgebieden eigen maken zodat zij groep 3 van hun basisschool aankunnen. Binnen Sporen als VVE-programma is voor de ontwikkelingsgebieden 3 en 5 speciale aandacht. Met betrekking tot de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid, beginnende geletterdheid en beginnende gecijferdheid zijn daarom einddoelen geformuleerd. Dit hangt samen met de cruciale rol die aan deze factoren doorgaans wordt toegewezen in samenhang met het risico op onderwijsachterstanden. Kenmerkend voor de Sporen werkwijze is de open/kindvolgende benadering, gecombineerd met een strakke organisatie en systematiek. Deze systematische werkwijze, waarbij zowel gebruik gemaakt wordt van diverse voorgestructureerde documentatie-instrumenten, als de doorgaande begeleiding van pedagogista en atelierista (pedagogisch coördinator en een pedagogisch beeldend kunstenaar), bieden een garantie voor het aan bod komen van de gespecificeerde ontwikkelingsdomeinen. Om kindvolgende en ontwikkelingsstimulerende leer- en ontwikkelingscontexten te construeren voorziet Sporen in een werkwijze en organisatie voor: documenteren het werken in kleine groepjes en interactie onderwerpwerken en symboliseren overleg tussen en ondersteuning van professionals
25
de educatieve inzet van ruimte en materialen oudercontacten de vormgeving van de relatie met de buurt dag-, week- en jaarindeling kwaliteitsbewaking randvoorwaarden Toch blijft het enigszins lastig om Sporen te beschrijven in de vorm van een aanbod. Sporen is niet zozeer een methode, maar veeleer een pedagogiek dat werkt met een kindvolgend curriculum. De basis van de pedagogische benadering is een krachtig kindbeeld. Kinderen zijn competent, nieuwsgierig, leergierig en uit op communicatie. Sporen kent geen standaardactiviteiten en vast ontwikkelingsmodellen. De pedagogisch medewerker/leidster ontwikkelt een aanbod op basis van observatie en interactie. Daarbij bepaalt de pedagogisch medewerker/leidster in interactie met de kinderen en in samenspraak met haar duo collega, de pedagogista en atelierista, welk aanbod op een bepaald moment voor kinderen geschikt is. Dat deze activiteiten betrekking hebben op de vier genoemde ontwikkelingsdomeinen, zoals onderscheiden in deze quick scan, is waarschijnlijk, maar de handleidingen en beschrijvingen bieden weinig duidelijkheid over de mate waarin deze domeinen aan de orde komen. Daarom is in onderstaande tabel “in hoge mate” gescoord voor alle gebieden en is verder afgezien van een inhoudelijke beschrijving per domein. De training en doorgaande begeleiding van de pedagogisch medewerkers/leidsters en de competentie om naar de ontwikkeling van kinderen te kijken en hierop te reageren zijn belangrijk om in context vorm en inhoud te kunnen geven aan de inhoudelijke aandachtsgebieden. Dagelijks stellen de pedagogisch medewerkers/leidsters een aanbod samen dat in de kern bestaat uit taakgerichte activiteiten in kleine groepjes. Tabel 4.7
Aandacht van Sporen voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Grotendeels afhankelijk van pedagogisch-didactische kwaliteiten van pedagogisch medewerkers/leidsters.
in hoge mate
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Grotendeels afhankelijk van pedagogisch-didactische kwaliteiten van pedagogisch medewerkers/leidsters.
in hoge mate
III. Motorische en creatieve ontwikkeling Grotendeels afhankelijk van pedagogisch-didactische kwaliteiten van pedagogisch medewerkers/leidsters.
in hoge mate
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Grotendeels afhankelijk van pedagogisch-didactische kwaliteiten van pedagogisch medewerkers/leidsters.
in hoge mate
De volgende twee programma’s, Boekenpret en De Taallijn zijn geen integrale centrumgerichte VVE-programma’s en hebben die pretentie ook niet. Boekenpret is een leesbevorderingsprogramma, De Taallijn een aanpak, gericht op taalstimulering die naast andere VVE-programma’s kan worden gebruikt.
26
Boekenpret Boekenpret is een leesbevorderingsprogramma. Boekenpret heeft als doel de leescultuur die kinderen omgeeft te bevorderen, waardoor uiteindelijk de taalontwikkeling en het leesgedrag van jonge kinderen gestimuleerd worden. Het einddoel is kinderen 500 (voor)leesuren op te laten doen in de periode tussen 0 en 6 jaar. Doelstellingen: de materiële leesomgeving thuis en in de centra is verbeterd, opvoeders zijn zich bewust van het belang van (voor)lezen, de kwaliteit van de interacties tussen opvoeders en kind is verbeterd en het leesgedrag van de opvoeders is verbeterd doordat ze voorleesroutines hebben geleerd. Kwantitatieve doelstellingen (in de vorm van (voor)leesminuten) en kwalitatieve kinddoelen in de vorm van vaardigheden die de kinderen moeten beheersen, zijn geformuleerd voor kinderen van 0 tot 2, 2 tot 4 en 4 tot 6 jaar. Tabel 4.8
Aandacht van Boekenpret voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Wordt door de activiteiten van Boekenpret bevorderd.
in hoge mate
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Is niet het doel van Boekenpret.
niet
III. Motorische en creatieve ontwikkeling Is niet het doel van Boekenpret.
niet
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Is niet het doel van Boekenpret.
niet
De Taallijn De Taallijn is een werkwijze om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. De Taallijn kan los worden ingezet, maar is geen vervanging van een VVE-programma. De Taallijn is oorspronkelijk juist ontwikkeld ter versterking van bestaande VVE-programma’s. Tabel 4.9
Aandacht van de Taallijn voor de vier ontwikkelingsdomeinen
ontwikkelingsdomein
aandacht
I. Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid De Taallijn richt zich op vijf speerpunten: - Mondelinge taal - Woordenschat - Beginnende geletterdheid - Ouderbetrokkenheid - ICT en multimedia
in hoge mate
II. Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Is niet het doel van de Taallijn.
Niet
III. Motorische en creatieve ontwikkeling Is niet het doel van de Taallijn.
Niet
IV. Persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Is niet het doel van de Taallijn.
niet
27
Conclusie We concluderen dat er zeven VVE-programma’s zijn die aan de voorwaarde voldoen dat ze in meer of mindere mate aandacht hebben voor de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen. Dit zijn: 1) Piramide 2) Ko-totaal (Puk & Ko) 3) Startblokken 4) Kaleidoscoop 5) Doe meer met Bas 6) Speelplezier 7) Sporen We zeggen er meteen bij dat de mate waarin de bovenstaande VVE-programma’s aandacht hebben voor de vier ontwikkelingsdomeinen varieert. Bij deze conclusie past een aantal kanttekeningen. 1. Zoals eerder gesteld is een programma moeilijker te scoren naarmate het meer ontwikkelingsgericht is en gemakkelijker naarmate het meer programmagestuurd is. 2. Zes van de zeven programma’s hebben van de erkenningscommissie de kwalificatie “theoretisch goed onderbouwd” gekregen. Geen van de zeven programma’s kwam in aanmerking voor de kwalificatie “waarschijnlijk effectief” of “bewezen effectief”. Dit doet met name de beide programma´s Piramide en Kaleidoscoop (effectief bij taal- en cognitieve ontwikkeling) en in mindere mate ook het programma Startblokken (effectief bij sociaalemotionele ontwikkeling) te kort in vergelijking met de andere programma´s die niet onderworpen zijn geweest aan een streng evaluatieonderzoek met een experimentele/controlegroep opzet, waardoor het niet mogelijk is geweest om de effectiviteit aan te tonen en evenmin te verwerpen. Voor Doe meer met Bas is vooralsnog geen beoordeling beschikbaar. 3. De beoordeling door de erkenningscommissie heeft betrekking op VVE-programma’s die voor peuterspeelzaal en basisschool zijn ontwikkeld. Nagenoeg alle programma’s hebben inmiddels een variant voor de kinderopvang ontwikkeld of werken daar aan. Deze varianten voor de kinderopvang kennen dezelfde uitgangspunten als de gelijknamige programma’s voor peuterspeelzalen. Ze zijn echter aangepast aan de kenmerken van de kinderopvang, waaronder de aanwezigheid van jongeren kinderen en het andere dagritme. Er kan niet op voorhand van worden uitgegaan dat effectieve programma’s voor de peuterspeelzaal ook effectief zijn in de kinderopvang. Hiervoor is een aparte beoordeling van de kinderopvangvariant door de erkeningscommissie nodig. 4. De inhoud en opbouw van een programma is maar één aspect van de effectiviteit. De effectiviteit wordt echter ook bepaald door de kwaliteit van de uitvoering van het programma. Daarbij gaat het om de vraag of wordt voldaan aan belangrijke structurele uitvoeringscondities, waaronder intensieve begeleiding van de kinderen, extra dagdelen en geschoolde leidsters. Nog meer gaat het om de kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerkers/leidsters en de kinderen.
28
Marktaandeel VVE-programma’s Gecombineerd met de informatie bij vraag 1 komen we tot de conclusie dat het gezamenlijke marktaandeel van de zeven VVE-programma’s die (meer of minder) aandacht besteden aan de vier ontwikkelingsdomeinen 87 procent bedraagt binnen de peuterspeelzalen8 en 69 procent binnen de kinderdagverblijven. Tabel 4.10
Marktaandeel VVE-programma’s die aandacht hebben voor de vier ontwikkelingsdomeinen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, in % locaties
tegemoetkoming aan inhoudelijke kwaliteitseis
peuterspeelzalen
kinderdagverblijven
wel
87%
69%
niet
13%
31%
Dit betekent dat 13 procent van de peuterspeelzalen en 31 procent van de kinderdagverblijven niet werken met VVE-programma’s die aan deze inhoudelijke eis tegemoet komen. Het afzonderlijke marktaandeel van deze VVE-programma’s staat vermeld bij de beantwoording van vraag 1 (tabel 1a en tabel 1b). 5. Van de VVE-programma’s die wel aan de voorwaarden voldoen, wat zijn de aanschafkosten van deze programma’s (inclusief of exclusief een opleidingstraject dat aan het programma is verbonden)? Voor de zeven VVE-programma’s die aandacht hebben voor de vier ontwikkelingsdomeinen zijn we nagegaan wat de (geschatte) invoerkosten zijn. Op grond van de programmabeschrijvingen in de databank Effectieve Jeugdinterventies hebben we enig inzicht in de kosten die het gebruik van het VVE-programma met zich meebrengen. Deze kostengegevens zijn echter onvolledig en gedateerd. Bovendien laten ze zich moeilijk vergelijken omdat er per programma verscheidende kostenposten worden opgevoerd. Voor het preciezer kunnen beantwoorden van deze vraag hebben we daarom aanvullend de ontwikkelaars/licentiehouders van de VVE-programma’s benaderd om inzicht te geven in de opbouw van de invoeringskosten. Aan hen is gevraagd wat de kosten zijn voor één groep van een kinderdagverblijf/peuterspeelzaal (met 16 kinderen en twee pedagogisch medewerkers/leidsters op de groep9) die wil gaan werken met het VVE-programma waarvan de organisatie de ontwikkelaar/licentiehouder is. Er is specifiek gevraagd naar: (a) materiaal: handleiding, methode, praatplaten, werkboekjes, woordenlijsten, dagritmekaarten, kindvolgsysteem e.d.; (b) omgeving/ruimte: aanpassing speel-/leeromgeving, inrichting van hoeken e.d.; 8
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is gebleken is bij 1 procent van de peuterspeelzalen niet bekend om wat voor programma het gaat. Mogelijk maakt een deel hiervan gebruik van een VVE-programma dat aandacht besteed aan de vier ontwikkelingsdomeinen. Deze schatting is dus enigszins conservatief. 9 Voor het gemak hebben we voor beide groepen een groepsgrootte van 16 kinderen aangehouden. Dit is bij de Wet OKE de maximale groepsomvang in het peuterspeelzaalwerk (staf/kind-ratio 1:8). In de kinderopvang is de maximale groepsgrootte 15 bij een groep bestaande uit 2- en 3-jarigen (staf/kind-ratio bij 2-jarigen is 1:7; staf/kind-ratio bij 3-jarigen is 1:8).
29
(c) scholing: training, cursusmateriaal, certificaat, e.d. De personele kosten (inzet van de tutor, of ‘dubbele bezetting’) die het invoeren van het VVEprogramma met zich meebrengen, zijn buiten beschouwing gelaten. Deze personeelskosten zijn voor elk VVE-programma min of meer gelijk. De jaarlijkse kosten kunnen worden geschat op € 14.000,00 voor vier dagdelen per week.10 Verder laten we de vervangingskosten bij scholing achterwege. Naarmate een scholingstraject intensiever is, zijn de vervangingskosten hoger. Deze drie gespecificeerde kostengegevens zijn in combinatie gebruikt voor het maken van een adequate berekening van de invoerkosten. De gerapporteerde invoerkosten van de VVEprogramma’s zijn niet zonder meer één-op-één vergelijkbaar. Dit heeft te maken met het aanbod van de programma-eigenaren. Ter voorbeeld: sommige VVE-programma’s worden enkel ingevoerd op een groter aantal locaties tegelijk. Bij het invoeren van het VVE-programma op meerdere locaties tegelijk nemen de kosten per locatie af. Daarnaast zijn er bij sommige VVEprogramma’s maatwerktrajecten die kunnen variëren in scholingsintensiteit en dus kosten. Hoe meer bijeenkomsten in een traject, des te hoger de scholingskosten. Bovendien kunnen de scholingskosten die worden gemaakt vaak uitgesmeerd worden over een langere periode (zo lang de scholing duurt). Waar dit het geval is, wordt dit nader toegelicht. Verder komt het nog voor dat er bij de invoering van het VVE-programma groepsoverstijgende kosten worden gemaakt: kosten voor de locatie als geheel. De geschatte kosten zijn veelal exclusief BTW. Totaaloverzicht invoeringskosten Allereerst bieden we een totaaloverzicht van de geschatte invoeringskosten van de zeven VVEprogramma’s. Hierna gaan we specifieker in op de opbouw van de kosten per VVE-programma. Tabel 5.1
Invoeringskosten VVE-programma’s (afgerond)
VVE-programma 1. Piramide 2. Ko-totaal (Puk & Ko)
kosten (in euro’s) € 7.500,00 € 10.000,00
3. Startblokken
€ 7.500,00
4. Kaleidoscoop
€ 11.500,00
5. Doe meer met Bas
€ 8.500,00
6. Speelplezier
€ 8.000,00
7. Sporen
€ 25.000,00
Zoals later nog zal blijken, vormen de kosten van de scholing verreweg de grootste kostenpost (75 procent of nog meer van de totale kosten). Het lijkt erop dat de invoeringskosten van de ontwikkelingsgerichte programma’s wat hoger liggen dan die van de programmagestuurde programma’s. Dit heeft grotendeels te maken met de intensieve scholing die nodig is om de pedagogische visie en handelingen die uit het werken met het VVE-programma voortvloeien te
10
Hier is als volgt geredeneerd. Een pedagogisch medewerker/leidster op mbo3-niveau verdient volgens de COA Kinderopvang/Welzijn op jaarbasis (maximaal) ongeveer € 35.000,- bruto (inclusief vakanties, premies e.d.). Dit zijn ook de kosten voor de werkgevers. Een jaar telt 12 maanden, dus ongeveer € 3.000,- bruto per maand. Een week telt 10 dagdelen, één dag is twee dagdelen per week. De inzet van een pedagogisch medewerker/leidster bij VVE van goede kwaliteit wordt gesteld op vier dagdelen per week. Hierbij is vanuit gegaan dat ook de leidsters in peuterspeelzalen een ‘volwaardig’ contract hebben, tijdens de vakantieperiode doorbetaald worden.
30
internaliseren in het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leidsters. Vooral Sporen vraagt om een intensief scholingstraject. Piramide In de twee volgende tabellen presenteren we de invoeringskosten van Piramide, het VVEprogramma met het grootste marktaandeel in voorschoolse instellingen. Er is onderscheid gemaakt in de invoerkosten voor een peuterspeelzaal en een kinderdagverblijf omdat Piramide onlangs een Piramide-variant voor de kinderopvang op de markt heeft gebracht. Tabel 5.2a
Aanschafkosten Piramide voor één groep van 16 kinderen peuterspeelzaal (met twee leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - Piramidemethode, handleiding observatie en toetsen, sociaal-emotionele ontwikkeling, materiaallijst, ouderfolders
€ 140,00
- spelboek + leerboek
€100,00
- projectboeken 2/3-jarigen
€ 710,00
- set praatplaten incl. koffer + boek
€ 320,00
- dagritmepakket
€ 90,00
- cd's + DVD Welkom bij Piramide
€ 70,00
- kindvolgsysteem (observatielijsten, toetsen) + hulpprogramma* Subtotaal Materiaal
€ 345,00 € 1.775,00
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.)
-
- ontwikkelingsmateriaal
€ 600,00
Subtotaal Omgeving/ruimte
€ 600,00
3. Scholing** - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters
€ 5.000,00
- trainingsmateriaal
incl.
- certificaat
incl.
Subtotaal Scholing
€ 5.000,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 7.375,00
* **
Betreft het peutervolgsysteem van Cito met hulpprogramma. Uiteraard kan men ook gebruik maken van een ander kindvolgsysteem. Een training per pedagogisch medewerker/leidster kost tussen € 2.000,00 en € 3.000,00. Dit is afhankelijk van het uurtarief van de schoolbegeleidingsdienst of de welzijnsinstelling, die gecertificeerde Piramide-trainers in dienst heeft.
We schatten de invoerkosten van Piramide op een peuterspeelzaalgroep op € 7.375,00. De geschatte kosten van het invoeren van Piramide op een groep in een kinderdagverblijf staat in de volgende tabel.
31
Tabel 5.2b
Aanschafkosten Piramide voor één groep van 16 kinderen kinderdagverblijf (met twee pedagogisch medewerkers)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - Piramideboek voor kinderdagverblijven, handleiding observatie en toetsen, sociaal emotionele ontwikkeling, materiaallijst, ouderfolders - spelboek + leerboek
€ 170,00 €100,00
- projectboeken 2/3-jarigen + suggesties baby's en dreumesen
€ 750,00
- set praatplaten incl. koffer + boek
€ 320,00
- dagritmepakket - cd's + DVD Welkom bij Piramide - kindvolgsysteem (observatielijsten, toetsen) + hulpprogramma* Subtotaal Materiaal
€ 90,00 € 70,00 € 345,00 € 1.845,00
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.)
-
- ontwikkelingsmateriaal
€ 600,00
Subtotaal Omgeving/ruimte
€ 600,00
3. Scholing** - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters
€ 5.000,00
- trainingsmateriaal
incl.
- certificaat
incl.
Subtotaal Scholing
€ 5.000,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 7.445,00
* **
Betreft het peutervolgsysteem van Cito met hulpprogramma. Uiteraard kan men ook gebruik maken van een ander kindvolgsysteem. Een training per pedagogisch medewerkers/leidster kost tussen € 2.000,00 en € 3.000,00. Dit is afhankelijk van het uurtarief van de schoolbegeleidingsdienst of de welzijnsinstelling, die gecertificeerde Piramide-trainers in dienst heeft.
De geschatte invoerkosten van Piramide op een groep in de kinderopvang zijn € 7.445,00. Ko-totaal (Puk & Ko) Hieronder staan de geschatte kosten van het implementeren Ko-totaal (Puk & Ko). Naast Puk & Ko voor 2,5 tot 4-jarigen is Uk & Puk op de markt voor 0 tot 4-jarigen. Afwijkende kosten van Uk & Puk t.o.v. Puk & Ko staan onderaan de tabel vermeld.
32
Tabel 5.3
Aanschafkosten Ko-totaal (Puk & Ko) voor één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - Pakket Puk*
€ 334,70
Subtotaal Materiaal
€ 334,70
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.)
-
Subtotaal Omgeving/ruimte
-
3. Scholing - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters**
€ 9.600,00
- certificaat
€ 25,00
Subtotaal Scholing
€ 9.625,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 9.969,70
*
**
Het Pakket Uk & Puk kost € 375,00. Puk & Uk thuis kost € 101,00. De trainingsmap voor Uk & Puk kost € 75,00. Het thuisprogramma is overigens nog in ontwikkeling, de kosten hiervan zijn een voorlopige schatting. Deze schatting is als volgt opgebouwd. Er is van uitgegaan dat de pedagogisch medewerkers/leidsters zowel de basismodules als een optionele module volgen. Alle scholingsonderdelen verspreid over 1,5 tot 2 jaar worden gevolgd. Dit betekent de inzet van 6 dagen voor de basismodules, 3 tot 6 dagen voor de optionele modules (1 dag per module), 3 quick scans en 4 groepsconsultaties. Bij de optionele modules is er 1 groepsconsultatie per 2 bijeenkomsten. Al met al schatten we voor een goede invoering van Ko-totaal (Puk & Ko) dat dit een trainingsinzet van 12 dagen vraagt. De kosten van een trainer worden geschat op € 800,00 per dag. Het gaat hier nadrukkelijk om maattrajecten (minder dan 50% doelgroepkinderen), al naar gelang de behoefte en beschikbare financiële middelen voor scholing worden deze trajecten afgenomen. Bij Uk & Puk is het mogelijk om een interne coach op te leiden. De kosten hiervan bedragen € 1.800,00 (incl. materiaal en catering). Deze persoon kan ervoor zorgen dat Uk & Puk stevig wordt ingebed in de organisatie. Dit bedrag is niet meegnomen in de berekening.
Al met al denken we dat het invoeren van Ko-totaal (Puk & Ko) geschat kan worden op € 9.969,70. Startblokken Welke kosten brengen de invoering van Startblokken met zich mee?
33
Tabel 5.4
Aanschafkosten Startblokken voor één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - kindvolgsysteem (observatielijsten, toetsen)
€ 230,00
Subtotaal Materiaal
€ 230,00
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.) Subtotaal Omgeving/ruimte
variabel € 0-100,00*
3. Scholing - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters; NB: kosten per deelnemer zijn afhankelijk van het aantal deelnemers per groep. Kosten worden voor een groep op uurbasis berekend.** - trainingsmateriaal en boeken
€ 7.200,00
€ 50,00
Subtotaal Scholing
€ 7.250,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 7.480,00
*
**
Pedagogische medewerkers/peuterleidsters leren een rijke leeromgeving op te bouwen vanuit interessante thema's. Deze leeromgeving verandert dus regelmatig, want het past bij het thema én het moet voor de kinderen herkenbaar zijn. Daar zijn weinig kosten aan verbonden. Er worden ook veel spullen van huis meegenomen, zowel door de kinderen (en hun ouders) als door de pedagogisch medewerkers/leidsters. Wanneer er bij het thema boeken worden aangeschaft zullen dat de grootste kosten zijn. Maar meestal is er ook een abonnement bij de bibliotheek. Verder zijn de kringloopwinkel, de markt plaatsen om spullen te halen. De vermelde kosten zijn de kosten bij een cursusgroep van 15 deelnemers in een tweejarig traject. Per jaar kost de scholing voor één medewerker/leidster € 1.800,00; voor 2 jaar dus € 3.600,00 voor één cursist. Voor twee cursisten dus € 7.200,00. Het is overigens zo dat het volgens de ontwikkelaars niet nodig is om bij Startblokken met 2 mensen een groep van 16 kinderen te begeleiden.
Op basis van bovenstaande informatie wordt de invoerkosten van Startblokken gehouden op € 7.480,00. Kaleidoscoop In tabelvorm staan hieronder de invoeringskosten van Kaleidoscoop.
34
Tabel 5.5
Aanschafkosten Kaleidoscoop voor één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - handleiding
n.v.t.
- methode
n.v.t.
- werkboekjes
n.v.t.
- praatplaten
n.v.t.
- dagritmekaarten
n.v.t.
- woordenlijsten - kindvolgsysteem (observatielijsten, toetsen)
n.v.t. zie opmerking*
Subtotaal Materiaal
n.v.t.
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.)
€ 340,00
Subtotaal Omgeving/ruimte
€ 340,00
3. Scholing - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters
€ 11.000,00***
- trainingsmateriaal
zie opmerking**
- certificaat
zie opmerking**
Subtotaal Scholing
€ 11.000,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 11.340,00
*
**
***
Kaleidoscoop werkt momenteel aan de webbased versie van de KOR (Kind Observatie Registratie). Scholen/peuterspeelzalen/kinderdagverblijven kunnen daar optioneel voor kiezen. De kosten hiervoor zijn op dit moment nog niet bekend. De ‘papieren versie’ van de KOR kost € 3,95 per boekje (gebruik voor twee jaar per kind). Kosten trainingsmateriaal (ongeveer € 300,00 p.p.) en certificaat (€ 182,00) zitten in het totaalbedrag van de training à € 5.500,00 p.p. voor 20-daagse LTTP training + begeleiding op locatie. Pedagogisch medewerkers die het Kaleidoscoop-certificaat hebben behaald, worden na drie jaar gehercertificeerd. De kosten hiervoor bedragen ongeveer € 700,00 voor twee personen.
Op basis van bovenstaande schatten we de kosten van het invoeren van Kaleidoscoop op € 11.340,00. Doe meer met Bas Welke invoeringskosten er worden gemaakt bij het werken met Doe meer bij Bas staat in de nu volgende tabel.
35
Tabel 5.6
Aanschafkosten Doe meer met Bas één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal* - handleiding Doe meer met Bas - serie prentenboeken (10) - Bas-pop - werkboeken (4) - posters Subtotaal Materiaal
€ 99,00 € 140,00 € 9,95 € 100,00 € 99,00 € 447,95
2. Omgeving/ruimte onbekend Subtotaal Omgeving/ruimte
onbekend
3. Scholing** - scholing van twee pedagogisch medewerkers/leidsters*** - kosten trainingsmateriaal
€ 8.000,00 € 60,00
Subtotaal Scholing
€ 8.060,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 8.507,95
*
** ***
Er zijn vele materialen beschikbaar binnen Doe meer met Bas: handleidingen, memoryspellen, poppen, posters, prentenboeken, taalkisten, werkboeken, cd-roms (Bas gaat digitaal). Een deel van deze materialen is geschikt voor peuters, een ander deel is geschikt voor kleuters. Voor de berekening van de materiaalkosten is een selectie gemaakt van de materialen voor peuters (voorschoolse educatie). Er ligt nergens vast aan welke eisen een scholingstraject rond Doe meer met Bas zou moeten voldoen. Er is geen sprake van officiële en landelijke vastgestelde certificeringseisen. Volgens de IJsselgroep vraagt de invoering van Doe meer met Bas om de inzet van 8 dagen (scholing en individuele begeleiding in de praktijk), hoewel in het verleden het scholingsaanbod uit 4 dagdelen bestond. Een scholingstraject duurt 1,5 jaar. Als er grotere groepen deelnemen aan het scholingsaanbod verlaagt dat de kosten meer pedagogisch medewerker/leidster. Bij bijvoorbeeld de scholing van 15 pedagogisch medewerkers/leidsters bedragen de totale kosten rond de € 40.000,00. De kosten per deelnemer bedragen dan ongeveer € 2.500,00. Er is hier gerekend met een uurtarief van € 125,00, inclusief BTW.
We schatten de invoeringskosten op € 8.507,95. Onbekend is welke aanpassingen in het speel/leerlokaal nodig zijn voor de uitvoering van het Bas-project.
36
Speelplezier Hieronder staan de kosten die een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf heeft bij de invoering van Speelplezier. Tabel 5.7
Aanschafkosten Speelplezier voor één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - themaklapper - Speelplezier Speel-leerwijzer voor peuters
€ 300,00 € 27,50
- Speelplezier Speel-leerthema ‘we spelen een boek’
€ 47,50
- Speelplezier Speel-leerwijzer spelbegeleiding*
€ 27,50
- dagritmekaarten
€ 20,00
- groeiwijzer
€ 75,00
- speelplankaarten (per set)
€ 39,50
-Speelplezier Speel-leerwijzer voor organisatie en interactie
€ 27,50
Subtotaal Materiaal
€ 539,50
2. Omgeving/ruimte - aanpassing speel-/leeromgeving (inrichten hoeken e.d.)
€ 500,00
Subtotaal Omgeving/ruimte
€ 500,00
3. Scholing (train de trainer) - implementatietraject van zes zalen en de scholing van pedagogisch medewerkers/leidsters tot Speelpleziertrainer voor peuters, kosten per zaal (excl. materialen voor vijf zalen)** - peuterspeelzaalcertificering Speelplezier (in ontwikkeling)
€ 7.000,00
-
Subtotaal Scholing
€7.200,00
Totaal van de drie subtotalen
€8.039,50
*
**
De voormalige Speelplezier moduleklapper is vervangen en aangevuld met Speel-leerwijzers, losse katernen steeds rondom een ander ontwikkelingsgebied. Deze Speel-leerwijzers wijzen leidsters en leerkrachten de weg hoe ze jonge kinderen spelenderwijs wijzer maken. De oude themaklapper is inmiddels vervangen door vernieuwde en nieuwe Speelplezier speelleerthema’s. De Speel-leerwijzer Spelbegeleiding (verschijnt in januari 2010) geeft leidsters en leerkrachten handvatten voor de bevordering voor de persoonlijke, de sociaal-emotionele en de creatieve ontwikkeling. In 2011 verschijnt de Speelplezier Speel-leerwijzer Sensomotoriek. De kosten voor een expert om in vijf zalen Speelplezier in te voeren zijn € 6.000,00 per zaal, exclusief materialen en inrichtingskosten.
De geschatte invoeringskosten van Speelplezier bedragen € 8.039,50.
37
Sporen De invoering van Sporen op een groep vraagt vooral om een zeer intensief implementatietraject van twee jaar waarbij coaching op de werkplek plaatsvindt door een pedagogista en artelierista (beiden in dienst van Stichting Pedagogiekontwikkeling 0-7). Tabel 5.8
Aanschafkosten Sporen voor één groep van 16 kinderen (met twee pedagogisch medewerkers/leidsters)*
kostenpost
kosten (in euro’s)
1. Materiaal - documentatiemateriaal
€ 1.000,00
Subtotaal Materiaal
€ 1.000,00
2. Omgeving/ruimte - inbouw en aanpassing ruimte
€ 2.500,00
- inrichting en materiaal
€ 1.500,00
Subtotaal Omgeving/ruimte
€ 4.000,00
3. Scholing - begeleiding en ondersteuning van een groep gedurende twee jaar (20 dagdelen in totaal) door pedagogista en artelierista
€ 13.000,00
- training twee pedagogisch medewerkers/leidsters
€ 2.850,00
- stages en werkbezoeken (voorbeeldpraktijken en leerwerkplaatsen)
€ 4.000,00
Subtotaal Scholing
€ 19.850,00
Totaal van de drie subtotalen
€ 24.850,00
*
*
*
Per locatie worden er extra kosten gemaakt in de vorm van (a) de voorbereiding tot een samenwerkingsovereenkomst, (b) de start van de implementatie, de 0-meting en het onderzoeksverslag en (c) de afsluiting van het samenstellen van de Pedagogische Systematiek. Ter grootte van € 4.400,00 per locatie. De meerkosten van het Sporen-programma worden vooral veroorzaakt door de inzet van de pedagogista en de atelierista. Stichting Pedagogiekontwikkeling 0-7, de ontwikkelaar van het Sporen- programma, onderzoekt of deze kosten gedekt kunnen worden vanuit een specifieke invulling van bijvoorbeeld de dubbele bezetting of vanuit een herschikking van taken en functies binnen bestaande formatie. Sporen staat, in tegenstelling tot de andere VVE-programma’s, aan het begin van implementatie op grotere schaal. Om deze schaalvergroting goed te laten verlopen is in september 2009 een tweejarig onderzoeksproject gestart, gefinancierd door de Bernard van Leer Foundation. Uitkomsten van dit project kunnen van invloed zijn op de implementatiekosten.
We schatten de invoeringskosten van Sporen in een peutergroep op € 24.850,00.
38
Colofon Titel: Quick scan VVE-programma’s Auteurs: IJsbrand Jepma, Sjak Rutten, Sandra Beekhoven Project: (OCW Quick scan VVE programma’s + Sardes projectnummer: TR0801) Opdrachtgever: Ministerie van OCW Datum: november 2009
39