Rekenkamercommissie Schiedam-Vlaardingen
Quick Scan re-integratie Vlaardingen
1. Beleid
5. Evaluatie
4. Resultaten
2. Middelen
3. Uitvoering
eindrapport oktober 2008
Rekenkamercommissie Schiedam-Vlaardingen
Quick Scan re-integratie Vlaardingen
eindrapport oktober 2008
Samenstelling Rekenkamercommissie Schiedam-Vlaardingen: Voorzitter: de heer P. Buisman Leden: mw. drs. K. Meijer de heer drs. Th. Bartelse de heer K.J. Borsboom de heer dr. R.J.H. Gilsing de heer R. van Harten de heer F. van Oosten Secretaris:
de heer J. Pegtel
Onderzoekers Van: SGBO Drs. N. Brinkman Drs. M. Corvers
Datum oktober 2008
INHOUD 1
Inleiding
1
1.1
Leeswijzer
1
2
Onderzoeksvraag
3
2.1
Onderzoekskader
3
2.2
Opzet van het onderzoek
4
3
Algemeen
6
4
Beleid
8
4.1
Onderzoeksvraag
8
4.2
Beleidskader
8
4.3
Doelstellingen
8
4.4
Samenhang
10
5
Inzet middelen
12
5.1
Onderzoeksvraag
12
5.2
Financiële middelen
12
5.3
5.2.1 Het budget
12
5.2.2 Formatie
13
5.2.3 De kosten van voorzieningen
14
5.2.4 De kosten van voorzieningen met loonkostensubsidie
15
Organisatie 5.3.1 Instrumenten
16 17
6
Uitvoering
22
6.1
Onderzoeksvraag
22
6.2
Looptijd van re-integratievoorzieningen
22
6.3
Samenwerking
22
7
Resultaten
25
7.1
Onderzoeksvraag
25
7.2
Financiële resultaten
25
7.3
Aantallen in een voorziening
26
7.4
Resultaat van voorzieningen
27
8
Evaluatie
30
8.1
Onderzoeksvraag
30
8.2
Toetsing
30
8.3
Informatie voor de raad
31
8.4
Kaderstellende raad
31
9
Conclusies
32
10
Aanbevelingen
35
Bijlage 1
37
Bijlage 2
39
1
Inleiding Hoe staat het met de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in uw gemeente? Hoe effectief is uw gemeente in het toeleiden naar werk? Hoe heeft het gemeentelijke beleid hieraan bijgedragen? Staan de middelen in verhouding tot de kosten? Uit ervaring van SGBO blijkt dat gemeenten een behoorlijke inzet plegen op het terrein van re-integratie, maar dat het resultaat van dat beleid in veel gemeenten nog onvoldoende scherp in beeld is. Het is voor de Rekenkamercommissie Schiedam-Vlaardingen (RKC) aanleiding om daar onderzoek naar te doen. Dit onderzoek is een quick scan naar het re-integratiebeleid van de gemeente Vlaardingen. Het brengt de huidige stand van zaken, knelpunten en risico’s op het gebied van de reintegratie en activering van werkzoekenden in deze gemeente in beeld. Het is een kortlopend onderzoek dat in meerdere gemeenten tegelijk plaatsvindt. Parallel aan het onderzoek in de gemeente Vlaardingen is deze quick scan ook uitgevoerd in vier andere gemeenten: Emmen, Hulst, Schiedam en Westland. De aanpak in deze groep van vijf gemeenten is identiek, maar de uitkomsten zijn specifiek. Het voordeel van de identieke aanpak is dat de uitkomsten tussen de deelnemers ook kunnen worden vergeleken. Dat geeft een context om de resultaten in te beoordelen. De quick scan is dus een combinatie van een rekenkameronderzoek en een benchmark. De gemeenten waarmee de gemeente Vlaardingen wordt vergeleken zijn niet geselecteerd op overeenkomsten met de gemeente Vlaardingen. Wat de gemeenten bindt is dat Hulst, Emmen, Schiedam en Westland zijn ingegaan op het onderzoeksaanbod van uitvoerend onderzoeksbureau SGBO. Het maken van vergelijkingen met gemeenten die zo sterk verschillen in demografische kenmerken en de regionale arbeidsmarkt kan een vertekend beeld opleveren.
1.1
Leeswijzer Dit rapport is verder als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan in op de onderzoeksopzet en het normenkader dat is gebruikt. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van algemene kenmerken van de deelnemende gemeenten. De hoofdstukken 4 tot en met 8 beschrijven de kern van het rapport. In deze hoofdstukken komen de bevindingen op de verschillende onderdelen van het re-integratiebeleid aan bod. Hoofdstuk 9 sluit af met conclusies en hoofdstuk 10 met aanbevelingen. De tabellen in de rapportage bevatten de gegevens van de deelnemende gemeenten en een gemiddelde van de vijf deelnemers. Om een vergelijking met een robuuster gemiddelde mogelijk te maken, is op een aantal plaatsen het gemiddelde van de benchmark WWB opgegeven. Sommige van die gemiddelden zijn berekend over de volledige populatie van 80 deelnemers in de benchmark WWB. Een aantal gemiddelden komt echter uit de facultatieve re-integratiemodule van de benchmark WWB, die door 17 gemeenten is ingevuld. Per geval
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
1
staat aangegeven hoe groot de onderzoeksgroep is. Gemiddelden uit de benchmark WWB zijn alleen opgenomen als dezelfde definities zijn gehanteerd in de meting en appels dus met appels worden vergeleken. Indien een zelfde meting in de benchmark WWB niet aanwezig was, ontbreekt het benchmarkgemiddelde in de tabel. Op een aantal plaatsen zijn de kwalitatieve kenmerken van de deelnemende gemeente samengevat in een box, zodat duidelijk wordt hoe de gemeenten op die betreffende onderdelen van elkaar verschillen. In de tekst zijn de verwijzingen naar de bron met een voetnoot aangegeven. De geraadpleegde documenten en de lijst met geïnterviewden zijn terug te vinden in de bijlagen.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
2
2
Onderzoeksvraag De centrale vraag in de Quick Scan Re-integratiebeleid luidt: In hoeverre is het re-integratiebeleid van de gemeente in 2007 doeltreffend en doelmatig en wat valt daaruit te leren voor de toekomst?
De Quick Scan Re-integratiebeleid geeft u inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het re-integratiebeleid door de inzet van middelen en instrumenten af te zetten tegen de uiteindelijke resultaten. Met behulp van een kwalitatieve analyse en kwantitatieve prestatieindicatoren wordt vastgesteld hoe uw gemeente in 2007 scoorde op verschillende onderdelen. 2.1
Onderzoekskader
Het beoordelen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gemeentelijk reintegratiebeleid is een vruchteloze onderneming als niet vooraf een kader wordt geformuleerd voor de beoordeling. Voor dit onderzoek is aansluiting gezocht bij het model van de beleidscyclus waarin een vijftal fasen kan worden onderscheiden: beleid, middelen (organisatie, personeel, budgetten etc.), uitvoering, resultaten en evaluatie (zie figuur 1). Een goed functionerende, zich telkens herhalende beleidscyclus is van groot belang voor een goede gemeentelijke uitvoering. Figuur 1
De vijf fasen van de beleidscyclus
1. Beleid
5. Evaluatie
4. Resultaten
2. Middelen
3. Uitvoering
Aan de hand van de (onderling samenhangende) fasen in de beleidscyclus is in dit onderzoek de doeltreffendheid en doelmatigheid van het re-integratiebeleid van de gemeente Vlaardingen vastgesteld. Per fase is een aantal vragen geformuleerd die als toetsstenen dienen voor de beoordeling. In dit onderzoek richten we ons op de resultaten en effecten
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
3
van het re-integratiebeleid. De beleidsprocessen, de organisatorische vormgeving, de feitelijke uitvoering (o.a. inkoop en aanbesteding, interne controle en de samenwerking met andere afdelingen en externe partners) en de wijze van evaluatie en verantwoording komen echter ook aan de orde. Deze aspecten zijn vooral belangrijk voor de verklaring en interpretatie van de resultaten en effecten. Het zijn de zogenaamde verklarende factoren. Figuur 2
De beleidscyclus doeltreffendheid en doelmatigheid van het re-integratiebeleid
Beleidscyclus
Beleid
Vragen Heeft de gemeente een duidelijk en onderbouwd beleid voor re-integratie en activering geformuleerd?
Normenkader • •
•
Inzet middelen
Welke middelen worden ingezet met het oog op de te realiseren doelstellingen?
•
•
Uitvoering
Welke voorzieningen heeft de gemeente ingezet met het oog op de te realiseren doelstellingen?
• •
•
Resultaten
Wat zijn de bereikte resultaten van het gevoerde re-integratiebeleid?
• • •
Evaluatie
2.2
Worden resultaten vergeleken met doel- en taakstellingen en worden daar conclusies uit getrokken?
•
•
De doelstellingen zijn SMART geformuleerd. De doelstellingen van beleid en projecten zijn in samenhang opgesteld. De doelen zijn afgestemd op het gemeentebeleid en de lokale situatie. Er zijn voldoende financiële middelen en personeel voor de uitvoering van het beleid. Er zijn heldere werkprocessen en werkinstructies opgesteld.
Vastgesteld beleid wordt conform uitgevoerd. De uitvoering is conform vastgestelde werkprocessen en instructies. Samenwerking met instellingen bij het vergroten van bereik en gebruik. Resultaten van projecten zijn in kaart gebracht. Projecten zijn uitgevoerd binnen beschikbare budgetten. “Lessen” zijn opgesteld voor verbetering in doelmatigheid en doeltreffendheid.
Er wordt systematisch getoetst op de realisatie van resultaten en de besteding van het budget. De systematiek van rapportage richting raad functioneert en is conform afspraken.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd in drie fasen. Gestart is met een inventarisatie van de beschikbare (beleids)documenten en -verslagen, zoals de programmabegroting, beleidsplannen en
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
4
beleidsverslagen, werkinstructies en procesbeschrijvingen, integratiebedrijven (zie bijlage 1 voor een volledig overzicht).
en
contracten
met
re-
De tweede fase betrof het opvragen en analyseren van een aantal kwantitatieve gegevens over de resultaten van het re-integratiebeleid van de gemeente Vlaardingen over het jaar 2007. De cijfers voor deze analyse zijn afkomstig van de gemeente Vlaardingen, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de benchmark Wet werk en bijstand (WWB)1. In de derde fase van het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de gemeente (de verantwoordelijke wethouder, het management van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en mensen uit de uitvoering), en met vertegenwoordigers van re-integratiebedrijven, waarmee wordt samengewerkt. De interviews hadden tot doel om te verifiëren of het beeld dat uit de (beleids)documenten en -verslagen naar voren komt, correct is en om meer inzicht te krijgen in de werkwijze in de praktijk. De resultaten van de documenten- en cijferanalyse, de interviews, en de schriftelijke enquêtes zijn vervolgens gebundeld in een nota van bevindingen. De nota is voor hoor en wederhoor voorgelegd aan de ambtelijke organisatie.
1
RKC
De benchmark WWB, die sinds 2000 wordt uitgevoerd door SGBO en StimulanSZ, is een hulpmiddel voor gemeenten om de eigen prestaties in kaart te brengen en deze, zo nodig, te verbeteren na de vergelijking met de (gemiddelde) prestaties van andere gemeenten. Het vergelijken gebeurt aan de hand van circa 35 prestatie-indicatoren. Deze indicatoren geven informatie over de doeltreffendheid (worden de gestelde doelen bereikt), en de doelmatigheid (tegen welke kosten gebeurt dit) van de uitvoering, evenals over de cliëntgerichtheid (hoe klantvriendelijk gebeurt dit). In totaal hebben in 2007 80 gemeenten deelgenomen aan de benchmark.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
5
3
Algemeen Zoals in de inleiding al aangekondigd, worden niet alleen specifieke prestaties van de gemeente Vlaardingen in beeld gebracht, maar worden de prestaties door het rapport heen op een aantal plaatsen ook vergeleken met die van andere gemeenten. Omdat alle gemeenten van elkaar verschillen, is het van belang inzicht te hebben in de uitgangssituatie van elke gemeente en daarmee de context van de vergelijking. Figuur 3 laat enkele algemene kenmerken zien die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de deelnemers aan de quick scan. Het gaat om het aantal inwoners, het aantal uitkeringen (huishoudens onder 65 jaar met een uitkering WWB levensonderhoud) op 1 januari 2007, de bijstandsdichtheid (aangegeven als het aantal bijstandsuitkeringen per 1.000 inwoners). Deze gegevens zijn afkomstig van het CBS. Daarnaast geeft de tabel nog twee indicatoren die iets zeggen over de verhouding tussen werkenden en niet werkenden in de kringgemeenten. Met dat doel zijn opgenomen: de beroepsbevolking in de gemeente (personen van 15 – 64 jaar die werk hebben of beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt voor minimaal 12 uur per week) en de netto participatiegraad (het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking). Deze gegevens zijn eveneens afkomstig van het CBS. Figuur 3
Algemene kengetallen per 1-1-2007 2 Emmen
Inwoners Bijstanduitkeringen Bijstandsdichtheid Beroepsbevolking Participatiegraad
108.863 2.340 22 46.800 60%
Hulst 28.021 220 8 12.500 64%
Schiedam 75.162 1.980 26 33.100 59%
Vlaardingen 71.461 1.750 25 33.800 61%
Westland 98.933 600 6 45.000 72%
Gemiddeld
Gemiddeld benchmark (n=80)
76.478 1.378 16 34.240 63%
102.566 2.110 21 48.078 64%
In omvang wijken de gemeenten niet zo sterk van elkaar af. Emmen en Westland zijn met ongeveer 100.000 inwoners de grootste gemeenten, gevolgd door Schiedam en Vlaardingen. Hulst is in dit gezelschap met afstand de kleinste. Dat omvang van de gemeente niet alles zegt, maken de overige cijfers in figuur 3 duidelijk. Het aantal bijstandsuitkeringen bijvoorbeeld is in Westland slecht een kwart van het aantal in Emmen, terwijl ze in omvang niet veel van elkaar verschillen. Dat komt omdat de bijstandsdichtheid in Westland met 6 uitkeringen per 1000 inwoners erg laag is. Relatief veel mensen zijn daar aan het werk. Ook in Hulst is de bijstandsdichtheid laag en het aantal uitkeringen relatief veel lager dan in Schiedam, Vlaardingen en Emmen. Het zijn verschillen die mede worden veroorzaakt door de kansen die de regionale en lokale arbeidsmarkt bieden, maar niet alleen. De participatiegraad (de verhouding tussen de werkzame beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking) ligt in Vlaardingen iets onder het gemiddelde, terwijl het beroep
2
RKC
Bron: CBS
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
6
op bijstand relatief hoog is. Dat betekent dat van de bevolking in Vlaardingen dus relatief veel mensen afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
7
4
Beleid
4.1
Onderzoeksvraag
Voor dit onderdeel is de volgende onderzoeksvraag relevant: Heeft de gemeente een duidelijk en onderbouwd beleid voor re-integratie en activering geformuleerd?
4.2
Beleidskader
Het beleid van de gemeente Vlaardingen ligt vast in de volgende nota’s: • De re-integratieverordening (2004). • De beleidsregels (2005). • Kadernota Wet Werk Bijstand 2004-2008 “Op weg naar werk”, 2003 en diverse uitwerkingsnotities e.d. • Notitie re-integratiebeleid ‘Werken aan de stad’, december 2005. • Economische Visie 2004 - 2010 en Uitvoeringsplan Economisch Beleid. De re-integratieverordening geeft het juridische kader waarbinnen de gemeente mensen ondersteunt met activiteiten gericht op arbeidsinschakeling. Dit kader wordt verder uitgewerkt in de beleidsregels, waarin concreet verschillende re-integratie-instrumenten en toepassing worden genoemd. Het beleid wordt vervolgens beschreven in diverse notities. Er zijn relatief veel notities waarin onderdelen van het re-integratiebeleid worden belicht, waardoor het beleid op papier een hele uitgebreide, maar ook versnipperde, indruk maakt. 4.3
Doelstellingen
In de jaarlijkse aansturing staan de jaarrekening en de begroting centraal. Van daaruit wordt een afdelingsplan gemaakt. Aansluitend daarop maken de uitvoerende units een werkplan en formuleren doelstelling op hun niveau. Zo worden de hoofddoelstellingen opgeknipt naar units en zelfs naar individuele medewerkers. In de programmabegroting 2007-2010 wordt een programma gewijd aan sociale structuur, waar re-integratie een onderdeel van is. Daarin staan de volgende re-integratiedoelstellingen geformuleerd:
“Werk boven uitkering” • De uitstroom naar duurzame arbeid neemt toe en de instroom neemt af. • Er zijn voldoende (subsidie)banen die goed passen bij de cliënten. Deze kwalitatieve doelstellingen wordt gecombineerd met doelstellingen op het terrein van armoedebeleid en werkgelegenheid. Beide zaken die raakvlakken hebben met re-integratie. Dat
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
8
laat zien dat er breder naar het onderwerp wordt gekeken en dat beleid integraal wordt geformuleerd. De kwalitatieve doelstellingen worden in de programmabegroting ook voorzien van drie meetbare doelstellingen voor re-integratie, namelijk: • In 2007 wordt minimaal 99% van de toegekende bijstandsaanvragen rechtmatig verstrekt. • Eind 2007 bedraagt het aantal cliënten 1900. • In 2007 heeft iedereen, die een uitkering in het kader van de WWB ontvangt, een trajectplan gericht op werk, sociale activering of zorg. De eerste doelstelling (rechtmatigheid) is een uitvoeringskwestie. De tweede is een volumedoelstelling, waar re-integratie op van invloed is (maar ook de instroom in de bijstand). De derde is een doelstelling op re-integratiegebied. Hij is weliswaar meetbaar, maar niet SMART3. Er wordt immers niet gespecificeerd wat een trajectplan gericht op werk, sociale activering of zorg is. Een trajectplan zorg kan ook een nette manier zijn om aan te geven dat een klant in de toekomst gewoon met rust wordt gelaten. Het SMART maken van doelstellingen blijft dus beperkt. Beperkt in de mate waarin de doelen specifiek worden, maar ook beperkt in het aantal zaken waarop wordt gestuurd. Er is maar één “knop” waaraan de raad kan draaien, namelijk het aantal cliënten, terwijl er meerdere doelstellingen mogelijk zijn. Naast uitstroom zijn in toenemende mate ook andere doelstellingen van re-integratie denkbaar. De bovenstaande doelstellingen zijn outputdoelstellingen voor de gemeentelijke organisatie. In dezelfde paragraaf wordt ook het maatschappelijk effect beschreven dat de gemeente met het beleid nastreeft. Dat komt neer op het vergroten van de arbeidsparticipatie. De paragraaf heet daarom ook “Meer Vlaardingers aan het werk”. Deze doelstelling wordt in de programmabegroting niet SMART gemaakt. In de programmabegroting wordt vervolgens een overzicht gegeven van de activiteiten die de gemeente gaat uitvoeren om aan deze doelstelling te voldoen, waarin o.m. het voorgenomen werkgeversservicepunt wordt genoemd. In box 1 treft u op hoofdlijnen de bevindingen in de deelnemende gemeenten. Box 1 Zijn er smart doelstellingen geformuleerd? Gemeente Doelstellingen geformuleerd? Geen SMART doelstellingen op re-integratie. De doelstelling is omschreven Hulst als een daling van het uitkeringsbestand met 5,4% in 2007. Voorts staat de inzet van instrumenten centraal. Deels SMART doelstellingen op re-integratie. Kwantitatieve doelstelling Schiedam geformuleerd als uitstroom aantal (390) personen. Overige doelstellingen zijn operationeel van aard, bijvoorbeeld het aantal leer/werk plaatsen. Beperkte SMART doelstellingen. De hoofddoelstelling is geformuleerd in Westland termen van het realiseren van een bestandsdaling van 50 klanten bij een gelijkblijvend aantal aanspraken op de bijstand. Wel SMART doelstellingen. Wat in de programmabegroting onduidelijk blijft is Emmen het verband tussen deze doelstellingen en de kwalitatieve doelstellingen. Geen SMART doelstellingen op re-integratie. Wel operationele doelen, zoals: Vlaardingen iedereen die een WWB uitkering ontvangt, krijgt een trajectplan. 3
RKC
SMART staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Het zijn eigenschappen van een doelstelling.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
9
4.4 Samenhang In de programmabegroting wordt niet alleen een link gelegd tussen de globale doelstellingen en voorgenomen activiteiten, maar ook met andere beleidsvelden onder de noemer Sociale Structuur. In het onderdeel ‘Meer Vlaardingers aan het werk’ wordt re-integratie primair in verband gebracht met armoede, inkomen en werkgelegenheid. Voor de afstemming van plaatselijke ontwikkelingen is in de gemeentelijke organisatie een stuurgroep in het leven geroepen. Daarin worden onderwerpen als werk, inkomen, welzijn, economie etc. in samenhang bekeken. Ten tijde van het onderzoek is de stuurgroep aan het werk om alle problematiek in Vlaardingen op straatniveau in beeld te brengen. Dat duidt erop dat ook op uitvoeringsniveau wordt gewerkt aan de integraliteit van beleid. Medewerkers belast met de beleidsontwikkeling van sociale zaken zijn zich erg bewust van het effect dat beleid in hun afdeling kan hebben op andere onderdelen van de organisatie en vice versa. Kinderopvang, de sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn voorbeelden van beleidsvelden waarvan wordt onderkend dat ze direct invloed hebben op Soza. In gesprekken komt naar voren dat de samenwerking met economische zaken nog onvoldoende ontwikkeld is. De afdeling ziet in de toekomst meer mogelijkheden dan er waren in 2007 indien re-integratiebeleid beter wordt gecombineerd met het economisch beleid. Afstemming van het beleid wordt ook gezocht met partners buiten de gemeente. Regionale samenwerking met Maassluis en Schiedam blijkt in een aantal opzichten belangrijk. Er zijn diverse overlegsituaties met de gemeenten Schiedam en Maassluis. Voor afstemming van beleid, op gebied van re-integratie, inkomen en armoedebestrijding is een regionaal beleidsoverleg, dat maandelijks bijeenkomt. De onderstaande boxen (2 en 3) geven op hoofdlijnen de bevindingen in de deelnemende gemeenten weer, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen samenhang binnen de organisatie en de samenhang tussen de gemeentelijke organisatie en de omgeving.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
10
Box 2
Zijn de doelen afgestemd op het gemeentebeleid? (interne samenhang)
Gemeente Hulst Schiedam
Westland
Emmen
Vlaardingen
Doelen afgestemd op gemeentebeleid? • Er wordt wel een korte analyse gemaakt van de lokale arbeidsmarktsituatie maar er zijn geen expliciete gevolgen voor het beleid. • Er wordt actief gestreefd naar samenwerking op beleidsniveau tussen verschillende gemeentelijke afdelingen. • De gemeente hanteert de re-integratieladder4 • Het beleid wordt redelijk integraal omschreven met medeneming van de beleidsvelden Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), de sociale werkvoorziening (WSW), de Wet inburgering (WI) en het minimabeleid. • Beleid wordt intern afgestemd op andere terreinen door medewerkers mee te laten draaien in andere teams. • Er wordt een analyse gemaakt van de lokale arbeidsmarktsituatie. • In hoeverre beleid wordt afgestemd met andere delen van de gemeentelijke organisatie, bijvoorbeeld welzijn en economie, is niet duidelijk. • In de programmabegroting wordt niet alleen een link gelegd tussen de globale doelstellingen en voorgenomen activiteiten, maar ook met andere beleidsvelden onder de noemer Sociale Structuur. • Voor de afstemming van plaatselijke ontwikkelingen is in de gemeentelijke organisatie een stuurgroep in het leven geroepen. Daarin worden onderwerpen als werk, inkomen, welzijn, economie etc. in samenhang bekeken.
Box 3 Zijn de doelen afgestemd op de gemeentelijke omgeving? (externe samenhang) Gemeente Doelen afgestemd op gemeentelijke omgeving? • Beleid wordt afgestemd met andere gemeenten, maar Hulst neemt soms ook een eigen positie in. De beleidsmatige basis van die keuzes ontbreekt. Hulst • Het beleid kent sinds 2006 het project Open Grenzen, waarin wordt samengewerkt met Belgische jobhunters en wordt gewerkt aan een netwerk met Belgische werkgevers. • De betrokkenheid van lokale en regionale werkgevers wordt in het beleid expliciet opgenomen als cruciaal. • Er worden initiatieven genomen om te komen tot een Lokaal Sociaal Schiedam Akkoord, tussen gemeente, werkgevers en de vakbeweging. • Vier regionale werkgeversservicepunten worden opgericht, om de matching van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter te kunnen reguleren. • Er is de intentie om meer en intensiever met externe partners samen te Westland gaan werken, zoals met het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid. • Een analyse van de lokale arbeidsmarktsituatie wordt uitgewerkt in het beleidsplan 2006 – 2010 op basis waarvan regionaal beleid wordt ontwikkeld voor een samenwerkingsverband (Qwink) met de gemeente Emmen Coevorden, het CWI en het UWV. • Er wordt nadrukkelijk belang gehecht aan het uitvoeren van het beleid in samenwerking met externe partijen. • Afstemming van het beleid wordt ook gezocht met partners buiten de Vlaardingen gemeente. Regionale samenwerking met Maassluis en Schiedam blijkt in een aantal opzichten belangrijk.
4
RKC
(zorg, sociale activering, gesubsidieerde arbeid, work first, directe toeleiding naar werk) als conceptueel model om de in te zetten instrumenten op het terrein van maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie in samenhang aan te bieden.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
11
5
Inzet middelen
5.1
Onderzoeksvraag
Voor dit onderdeel is de volgende onderzoeksvraag relevant: Welke middelen worden ingezet met het oog op de te realiseren doelstellingen?
5.2
Financiële middelen
5.2.1 Het budget Voor de uitvoering van de WWB krijgen gemeenten jaarlijks twee budgetten van het Ministerie van Sociale Zaken: één budget voor het betalen van uitkeringen aan mensen in de bijstand (het inkomensdeel, of I-deel) en een budget voor activiteiten gericht op arbeidsinschakeling (het werkdeel, of W-deel genoemd). Het W-deel mag worden aangewend voor reintegratieactiviteiten die aan een individuele klant kunnen worden toegerekend. Het W-deel is in principe niet bedoeld voor financiering van het ambtelijk apparaat. Geld dat in een gegeven jaar niet wordt opgemaakt mag één jaar worden meegenomen naar een volgend jaar (de zogenaamde meeneemregeling). Als het daarna nog niet is gebruikt, dient het te worden teruggegeven aan het rijk. Figuur 4
Beschikbaar budget W-deel (x miljoen) Meeneemregeling (x miljoen) Regulier budget Wdeel 2007 (x miljoen) Beschikbaar budget W-deel per cliënt WWB Budgetrealisatie beschikbaar budget W-deel Budgetrealisatie regulier budget Wdeel 2007
Budget W-deel en uitputting budget W-deel in 2007 5 Gemiddeld
Gemiddeld benchmark (n=80)
€ 3,9
€ 11,8
€ 22,4
€ 5,3
€ 1,6
€ 4,5
€ 6,7
€ 11,7
€ 8,1
€ 2,3
€ 7,3
€ 16,0
€ 7.814
€ 8.518
€ 7.014
€ 4.961
€ 6.976
€ 8.319
28%
53%
49%
40%
28%
40%
38%
-5%
15%
11%
0%
-24%
1%
12%
Emmen
Hulst
Schiedam Vlaardingen Westland
€ 19,3
€ 2,0
€ 20,4
€ 13,4
€ 6,0
€ 0,9
€ 8,7
€ 13,3
€ 1,1
€ 6.571
In de bovenste rij van figuur 4 staat welk budget W-deel de gemeenten ter beschikking hadden in 2007, inclusief de meeneemregeling. Daaronder staan respectievelijk het bedrag van de meeneemregeling, het reguliere budget W-deel voor 2007 en het beschikbare budget W-deel (inclusief meeneemregeling) per persoon in de bijstand. In de onderste twee regels treft u het 5
RKC
Bron: Benchmark WWB 2007
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
12
budgetresultaat berekend op basis van het beschikbare budget en het reguliere budget. Het budgetresultaat is het percentage van het budget dat over is of tekort. Een positief getal duidt hier op een overschot. Westland had in 2007 aanzienlijk minder budget te besteden per persoon in de bijstand dan andere gemeenten. De gemeente Hulst had per lid van de doelgroep een bovengemiddeld bedrag te besteden. De gemeente Vlaardingen scoort in verhouding met de vergelijkingsgroep gemiddeld met € 7.014. In de laatste twee regels van figuur 4 staat het overschot van het W-deel uitgedrukt in percentages. In 2007 houden alle deelnemers aan het onderzoek over van het beschikbare budget. Dat is conform het landelijke beeld, zoals we dat ook in de benchmark WWB zien. Hulst en Schiedam houden ongeveer de helft over, Westland en Emmen een kleine 30%. Ook hier scoort Vlaardingen gemiddeld met 40% overschot op het beschikbare budget voor reintegratie. Dat overschot is voor een deel te wijten aan de meeneemregeling. Geld dat in voorgaande jaren niet is uitgegeven, is meegenomen naar 2007, waardoor het budget groter is geworden. Het budget werkdeel is in 2007 voor Vlaardingen ongeveer € 13,4 miljoen, bestaande uit een overheveling van € 5,3 miljoen uit 2006 en een toegekend budget voor 2007 van € 8,1 miljoen. In 2007 is ruim 8 miljoen van het werkdeel uitgegeven. Dit houdt in dat het reguliere budget voor 2007 praktisch volledig is uitgegeven. Berekend op basis van het reguliere budget voor 2007 heeft Vlaardingen dus geen overschot in 2007. Er wordt in 2007 echter niet ingeteerd op de meeneemregeling. 5.2.2 Formatie Als we kijken naar figuur 5, waarin de personele formatie wordt getoond, blijkt dat Vlaardingen een gemiddelde formatie per 100 klanten heeft. Het betreft hier de formatie belast met reintegratieactiviteiten in vaste dienst van de gemeente. Figuur 5 Formatie
Formatie voor re-integratie per 100 WWB-cliënten Emmen 1,27
Hulst 1,15
Schiedam 0,57
Vlaardingen 0,53
Westland 0,28
Gemiddeld 0,76
De deelnemende gemeenten verschillen onderling behoorlijk. De gemeente met de grootste formatie heeft meer dan 4 keer zoveel fte als de gemeente met de kleinste formatie. Het verschil kan deels worden verklaard door minder uitbesteding aan derden (figuur 12, pagina 27). Uit de benchmark WWB 2007 blijkt dat de gehele afdeling sociale zaken van de gemeente Vlaardingen een relatief laag aantal klanten per fte (19,7 tegen 22 gemiddeld in de benchmark), wat kan worden verklaard door het lage aantal contracturen per fte waarmee in de gemeente Vlaardingen wordt gewerkt. In Vlaardingen is een fte 32,2 uur in plaats van de meer gebruikelijke 36 uur per formatieplaats in andere gemeenten. Omgerekend naar fte van 36 uur scoort Vlaardingen in de WWB benchmark in feite 22 klanten per fte, wat precies gemiddeld is.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
13
De formatie voor re-integratieactiviteiten van personeel in vast dienstverband blijkt uit de opgave van de gemeente niet zo ruim te zijn (figuur 5). Vlaardingen heeft voor reintegratieactiviteiten 0,53 fte per 100 cliënten. Als dat gegeven wordt gecorrigeerd voor het verschil in contracturen met andere gemeenten, dan heeft Vlaardingen eigenlijk 0,47 fte per 100 cliënten. Dat is ruim beneden het gemiddelde. Vlaardingen heeft dus een relatief kleine formatieomvang voor re-integratie (het gaat in totaal om 10 ongecorrigeerde fte). Daarnaast huurt de gemeente wel een aanzienlijke hoeveelheid arbeidskracht in (zie figuur 12), waardoor het verschil in personele inzet met andere gemeenten kleiner wordt. De formatie blijft echter aan de lage kant. De werkdruk werd vorig jaar als continu hoog ervaren. Het personele verloop was hoog, wat ook een verklaring kan zijn voor de aanzienlijke inhuur van derden. Om goed om te gaan met arbeidskracht wordt vanuit werk voor tijdelijke ondersteuning gekeken naar organisatieonderdelen waar de werkdruk op dat moment lager is. Dat levert weinig op. In Vlaardingen wordt de formatie van de sociale dienst vergeleken met die van andere organisatieonderdelen en, middels de benchmark WWB, met die van andere gemeenten. Uit de gesprekken blijkt dat de formatie politiek onder druk staat. De gemeente heeft een taakstelling voor bezuiniging op personeel. Uit gesprekken blijkt dat er in de afdeling sociale zaken een aantal ontwikkelingen wordt gesignaleerd, dat juist zal leiden tot een grotere formatievraag in de toekomst: • de gemeente gaat steeds meer zelf doen; • de ambities ten opzichte van re-integratie van dak en thuislozen en inburgeraars; • de ambities ten opzichte van re-integratie van problematische NUGGER's (Niet uitkeringsgerechtigden). Figuur 6 Kosten
Aandeel overhead op totale personele uitgaven Emmen 14%
Hulst 38%
Schiedam 7%
Vlaardingen 9%
Westland 13%
Gemiddeld 16%
In figuur 6 wordt het aandeel personele kosten van het management op het totaal (inclusief inhuur derden) in beeld gebracht. Dat aandeel is in de gemeente Vlaardingen met 9% lager dan elders. 5.2.3 De kosten van voorzieningen Het gebruik van het budget kunnen we vertalen naar een bedrag dat de gemiddelde voorziening in 2007 heeft gekost.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
14
Figuur 7
Kosten per voorziening
Gemiddelde kosten per voorziening Emmen
Hulst
€ 10.833
€ 5.223
Schiedam6 Vlaardingen -
€ 4.216
Westland € 3.781
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17) € 6.013
€ 5.737
De gemiddelde kosten van een re-integratievoorziening treft u in figuur 7. Die kosten liggen in deze groep gemiddeld op € 6.013 per voorziening. Voorzieningen in Westland zijn met € 3.781 het goedkoopst. Het bedrag dat in de gemeente Vlaardingen per voorziening is uitgegeven ligt onder het gemiddelde van de deelnemende gemeenten. 5.2.4 De kosten van voorzieningen met loonkostensubsidie Een onderdeel van het pakket aan maatregelen dat de gemeente kan nemen is het creëren van arbeidsplaatsen met een loonkostensubsidie. Onder loonkostensubsidie wordt een subsidie verstaan die door de gemeente wordt verstrekt (al of niet via een re-integratiebedrijf) aan een werkgever voor loonkosten van een persoon die tot de gemeentelijke re-integratiedoelgroep behoort. Vanwege het eigen karakter van deze instrumenten zijn hieronder de kosten voor deze categorie uitgesplitst weergegeven. Figuur 8
Kosten per voorziening
Gemiddelde kosten per voorziening loonkostensubsidie Emmen
Hulst
€ 17.692
€ 8.806
Schiedam7 Vlaardingen -
€ 12.281
Westland € 6.059
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17) € 11.210
€ 13.607
In figuur 8 is te zien dat de gemiddelde kosten van een voorziening met loonkostensubsidie in Vlaardingen € 12.281 waren. Voor Westland was dat maar € 6.059. Emmen kent de hoogste uitgave met € 17.692. Daarmee geeft de gemeente Vlaardingen met € 12.281 per voorziening loonkostensubsidie een meer dan gemiddeld bedrag uit, waarbij moet worden opgemerkt dat de gemeente Emmen het gemiddelde sterk beïnvloed. De gemiddelde duur van een voorziening is in Vlaardingen niet zo hoog als bij andere deelnemers aan dit onderzoek. De logische gevolgtrekking is dat de gemeente Vlaardingen relatief hoge vergoedingen verstrekt. Ter referentie: een jaar bijstandsuitkering kost de gemeente ongeveer € 14.262,- voor cliënten tussen 18 en 65 jaar (huishoudens), exclusief uitvoeringskosten.
6 7
RKC
Voor Schiedam is het niet mogelijk gebleken om dit gegeven aan te leveren. Voor Schiedam is het niet mogelijk gebleken om dit gegeven aan te leveren.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
15
5.3
Organisatie
De afdeling Sociale Zaken en Werk wordt geleid door een afdelingshoofd en is verdeeld in vier secties, namelijk Werk en inkomen (W&I), Uitstroom, zorg en inkomen (UZI), Beleid en advies en Bedrijfsondersteuning met elk een sectiehoofd. Werk en inkomen
W&I is de poort en bedoeld om de mensen zonder grote bagage te filteren van mensen die dat wel hebben. In de sectie W&I wordt bij nieuwe uitkeringen beoordeeld of een klant binnen 6 maanden zal uitstromen of niet. Wordt de klant beoordeeld als direct bemiddelbaar, dan wordt de klant gedurende 6 maanden bemiddeld naar werk door de sectie W&I. Indien het duidelijk is dat de klant niet direct bemiddelbaar is en dat het waarschijnlijk langer dan 6 maanden zal duren voor hij uit de uitkering is, dan wordt hij meteen overgedragen naar de sectie UZI. Het onderdeel werk en inkomen bestaat weer uit een team inkomen (verantwoordelijk voor de uitkeringsverstrekking aan de klant) en een team werk (verantwoordelijk voor de reintegratieinspanning). Elk onderdeel wordt geleid door een coördinator. Diens rol ligt in de caseloadbepaling en -verdeling, 1e lijnsaansturing en contractbeheer en de terugkoppeling van resultaten naar beleid. De sectie Werk en inkomen is naast zijn taken op werk en inkomen ook verantwoordelijk voor handhaving, inburgering, kwaliteit en terugvordering en verhaal. Op klantniveau zijn medewerkers van inkomen en werk aan elkaar gekoppeld. Dat geeft in praktijk een goed resultaat in de uitwisseling van klantgegevens en signalen. Uitstroom, zorg en inkomen (UZI)
Cliënten die bij de afdeling aankloppen worden 6 maanden onder beheer van W&I gesteld, tenzij duidelijk is dat een klant binnen 6 maanden niet kan uitstromen. Bij gebleken afstand tot de arbeidsmarkt wordt de klant (al dan niet na 6 maanden) overgedragen aan de sectie UZI, die met de klant gaat werken aan het overbruggen van zijn afstand tot de arbeidsmarkt. Cliënten worden bij hun intake ingedeeld in een categorie, afhankelijk van hun situatie en afstand tot de arbeidsmarkt. UZI beheert de clusters 2 (kinderopvang), 4 (dak en thuislozen) en 5/6 (zorgklanten met multiproblemen). Voor een deel van de aanbodversterkende maatregelen worden echter ook klantmanagers en faciliteiten ingeschakeld die onder beheer van W&I vallen. Overigens blijkt uit gesprekken dat het clustersysteem binnen de organisatie op de helling staat. Het is te gecompliceerd voor de organisatie. Er is overigens gewerkt aan een vereenvoudiging, die inmiddels is doorgevoerd. Binnen de sectie Uitstroom, zorg en inkomen zijn nu twee teams: een team zorg en een team uitstroom. De indruk die de RKC heeft overgehouden aan deze vorm van organiseren is dat het op sommige punten wat omslachtig werkt. De klanten die W&I niet in 6 maanden heeft weten te bemiddelen, worden naar een andere afdeling overgeheveld en krijgen een andere
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
16
contactpersoon voor werk. Voor hen verandert na 6 maanden ook de inkomensconsulent. In feite begint de klant binnen de organisatie weer opnieuw met andere relaties. Beleid en advies
De sectie Beleid en Advies vormt de schakel tussen bestuur en uitvoering. Hier wordt het beleid ontwikkeld en de gegevens over de uitvoering verzameld en verwerkt. De toegankelijkheid van en samenwerking met de leiding sociale dienst is goed. Er is een consequente uitleg van beleid tussen bestuur en leiding van de dienst. In box 4 treft u op hoofdlijnen de bevindingen in de deelnemende gemeenten aan. Box 4 Zijn er heldere werkprocessen en werkafspraken opgesteld? Gemeente Werkprocessen en –afspraken? Hulst Het ontbreekt aan strakke werkafspraken en naleving daarvan. Redelijk heldere werkafspraken, maar deze worden niet snel aangepast Schiedam aan nieuwe situaties. • De werkafspraken zijn duidelijk. Westland • Door veel wisseling van personeel zijn afspraken met contractpartijen in 2007 op werkvloerniveau nog wel eens onduidelijk. Doorgaans heldere werkafspraken, maar worden in de praktijk niet altijd Emmen zo uitgevoerd. Vlaardingen Redelijk heldere werkafspraken.
5.3.1 Instrumenten Het instrumentarium voor re-integratie bestaat in hoofdzaak uit subsidiearbeid en reintegratietrajecten. De gemeente kent de volgende vormen van subsidiearbeid: • Loonkostensubsidies • Detacheringsbanen (max. 1 jaar) • Participatiebanen (max. 1 jaar met mogelijkheid tot verlening) Voor de re-integratie-instrumenten is in 2007 voornamelijk gebruik gemaakt van reintegratiebedrijven. Daartoe zijn contracten voor vier jaar afgesloten. In juni 2006 is een nieuwe contractperiode ingegaan (8 juni 2006 t/m 7 juni 2010). De contracten zijn duidelijk en op uniforme wijze opgesteld. Ze bevatten een resultaat, streefcijfers voor het aantal aan te leveren cliënten door de gemeente en een prijs per traject, met in sommige gevallen een bonus (bijvoorbeeld als een klant een bepaalde periode aan het werk is). Hieronder volgt een overzicht van de instrumenten die voor deze periode zijn ingekocht: • Werkstage en praktijkdiagnose (SDW): voor uitkeringsgerechtigden, NUGGERS8 (met name uit het poortwachtercircuit) die drie dagen per week met behoud van uitkering 8
RKC
NUGGER = Niet Uitkerings Gerechtigde.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
17
•
•
•
•
•
RKC
kunnen werken. Het streven is ca. 20 trajecten per maand, gericht op het uitbrengen van een advies over arbeidsmarktkwaliteiten en beperkingen en een advies voor een vervolgtraject. De kosten zijn € 1.225,- exclusief BTW voor een diagnose en werkstage van 6 weken (met mogelijkheid tot verlening met 10 of 20 weken). Direct naar werk (Stichting Instroom service): voor uitkeringsgerechtigden die gemotiveerd zijn en snel aan de slag willen. De cliënt krijgt van SIS een arbeidsovereenkomst aangeboden max. 9 maanden inclusief een proefperiode van 3 maanden. De kosten zijn € 3.750,- BTW vrij voor de proefperiode van 3 maanden. Bij verlening van 6 maanden komt er € 2.350,- BTW vrij bij met een bonus van € 2.000,- bij uitstroom naar arbeid van 6 maanden. Arbeidsmarktgerichte training (Stichting Instroom service): voor uitkeringsgrechtigden die gemotiveerd zijn en snel aan de slag willen, maar nog wat extra ondersteuning nodig hebben bij het solliciteren. De training duurt max. 2 weken en kost € 750,- exclusief BTW. Werk via bemiddeling (Matchcare): voor cliënten die met enige ondersteuning snel aan het werk kunnen en voor niet-uitkeringsgerechtigden die zich bij de gemeente melden voor begeleiding. De streefaantallen voor de uit te voeren trajecten bedragen per maand: - 10 trajecten “Werk via bemiddeling” met een duur van max. 4 maanden (perceel 3); - 2 korte opleidingstrajecten met een duur van max. 3 maanden (perceel 7); - 2 korte taaltrainingen met een duur van max. 3 maanden (perceel 9). De kosten voor het traject “Werk via bemiddeling bedragen € 2.400,- met een bonus bij 3, 6 of 9 maanden uitstroom naar arbeid van € 500,-, € 1.500,- of € 2.500,- exclusief BTW. De kosten voor de opleidingstrajecten en korte taaltrainingen zijn respectievelijk: € 4.000,- en € 1.250,- exclusief BTW. Werk via persoonlijke begeleiding (Agens): voor cliënten en niet-uitkeringsgerechtigden met specifieke problematiek, maar die met extra ondersteuning aan het werk kunnen. De volgende doelgroepen worden onderscheiden; Jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt (< 23 jaar), alleenstaande ouders, cliënten met taalachterstand of medische/psychosociale belemmeringen als gevolg van fysieke beperkingen (WIAindicatie). De streefaantallen voor het aantal uit te voeren trajecten bedragen per maand: - 10 trajecten Werk via persoonlijke begeleiding met een duur van max. 12 maanden exclusief nazorg (perceel 4); - 2 opleidingstrajecten met een duur van max. 10 maanden (perceel 7); - 3 taaltrainingen met een duur van max. 6 maanden (perceel 9). De kosten zijn respectievelijk: € 2.667,-, € 4.000,- en € 1.300,- exclusief BTW met een bonus bij 3, 6 of 9 maanden uitstroom naar arbeid van € 500,-, € 1.500,- of € 2.500,exclusief BTW. Sociale activering (Het bureau Welzijnsprojecten): cliënten met een nog niet overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt. Bij deze klanten is er sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt en is de eerste stap het opheffen van een eventueel sociaal/maatschappelijk isolement. De kosten bedragen € 3.325,- exclusief BTW per traject, met een bonus (€ 500,-) indien de klant meer dan 9 maanden min. 8 uur per week vrijwilligerswerk doet of voor minimaal 3 maanden uitstroomt naar regulier werk.
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
18
• Zorgbegeleiding (RIBW): cliënten met een nog niet overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt en waarbij de specifieke problematiek (o.a. schulden, verslaving) en hulpvraag onduidelijk is. Het resultaat is passende hulpverlening en minimaal 8 uur vrijwilligerswerk in de week en/of doorverwijzing naar traject richting werk (drie trajecten perceel 5 en twee trajecten perceel 6 per maand). Streven is 2 trajecten per maand voor € 2.050,- exclusief BTW per traject, met een bonus van € 500,- exclusief BTW indien de klant meer dan drie maanden min. 8 uur per week vrijwilligerswerk doet. • Activeringstrajecten (RIBW): voor klanten met psychosociale of psychiatrische problematiek. Streven is drie activeringstrajecten van max. 18 maanden. Een traject kost per maand € 3.795,- exclusief BTW, met bonus van € 500,- indien klant meer dan drie maanden min. 8 uur per week vrijwilligerswerk doet. • Consulent zoekt collega (Werkgelegenheidsproject XOPP): voor uitkeringsgerechtigden die gemotiveerd zijn en voldoen aan de selectiecriteria zoals minimaal een MBO-opleiding en goede kennis en algemene omgang met computers. Een traject duurt 3 tot maximaal 6 maanden met behoud van uitkering met als doel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij XOPP. • Werkgelegenheidsproject in de beveiliging (Watch out): uitkeringsgerechtigden die gemotiveerd zijn voor de beveiliging en het Nederlands goed beheersen. Een traject duurt minimaal 6 en maximaal 12 maanden met als resultaat een opleidingscertificaat beveiliger niveau 2 en een reguliere baan als beveiliger. Een opleiding van € 2.750,- exclusief BTW maakt altijd onderdeel uit van het traject. Verder bedragen de kosten max. € 20.000,- aan loonkostensubsidie en een bonus van € 750,- exclusief BTW bij uitstroom naar arbeid van minimaal 6 maanden. • Opleidingen (Albeda college): voor uitkeringsgerechtigden en niet-uitkerings-gerechtigden die voor begeleiding naar de arbeidsmarkt scholing nodig hebben op het gebied van: basiseducatie, Nederlands voor anderstaligen, begeleiding naar beroep of werk. De opleidingen verschillen wat duur en prijs betreft. • Inburgeringstrajecten naar werk (SagEnn): Inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen die in een maatschappelijke achterstandspositie verkeren en het Nederlands onvoldoende beheersen, met name diegenen met een bijstandsuitkering. Het zijn duale trajecten (Nederlands + begeleiding naar werk/scholing) die max. 18 maanden duren, gemiddeld 12 maanden bij uitstroom naar een betaalde baan. De kosten bedragen € 5.659,- exclusief BTW. • Het project “Witte Motor” (Stichting Klussen en Diensten): voor uitkeringsgerechtigden, gericht op uitstroom naar werk (huishoudelijke zorg). Een traject duurt maximaal 12 maanden met als resultaat uitstroom naar werk. Een opleiding van € 4.200,- exclusief BTW maakt altijd onderdeel uit van het traject. Verder bedragen de kosten max. € 21.000,- aan loonkostensubsidie en een bonus van € 2.000,- exclusief BTW bij uitstroom naar arbeid van minimaal 6 maanden. • Re-integratietraject dak- en thuislozen (Grip BV): dak- en thuislozen met een of meerdere arbeidsbelemmerde problematieken zoals verslaving, schulden of criminaliteit. Een traject duurt max. 15 maanden inclusief nazorg 6 maanden en heeft als resultaat
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
19
uitstroom naar werk en zelfstandige woonruimte. De kosten bedragen € 29.500,- exclusief BTW. Aanvullende producten en activiteiten: • Huiscontrole en medische keuring (Arbo Unie): verzuimbegeleiding en controle voor uitkeringsgerechtigden, NUGGERS en ANW-gerechtigden. • WIA-keuring (Arbo Unie): Medische keuring ten behoeve van het aanvragen van de noriskpolis en premiekorting. Een aantal andere instrumenten wordt door de gemeente zelf georganiseerd, w.o. de Formulierenbrigade, acquisitie van vacatures middels een Werkgeversservicepunt, jobcoaching, samenwerking met het budgetbureau, een screening van het WWB-bestand op voorliggende voorzieningen, een persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) en een project rond dubieuze cliënten. Tenslotte heeft de gemeente zelf een vacaturekrant opgezet. Het afgelopen jaar is de inspanning voor het vinden van werk verplaatst naar de cliënt. De vacaturekrant heeft daar in hoge mate aan bijgedragen. Opmerkingen bij het instrumentarium naar aanleiding van de gesprekken: • Er wordt gewerkt met profielschetsen, waaruit het instrument wordt gekozen. Ze zijn vaak opgesteld door een werkconsulent CWI of een medewerker van UZI. Deze schetsen zijn vaak gericht op de beperkingen van de cliënt en niet op de mogelijkheden (die belangrijk zijn voor het bepalen van het vervolg). 9 op de 10 gevallen zijn de profielschetsen onvoldoende om mee te werken en wordt opnieuw een gesprek gehouden. • Uit gesprekken blijkt dat het trajectaanbod omvangrijk is en ook wel licht onoverzichtelijk. Consulenten hebben niet het gehele aanbod in beeld. • Het aanbod wordt door medewerkers ervaren als iets te eenzijdig gericht op toeleiding naar werk. Voor mensen van wie niet mag worden verwacht dat ze direct naar werk zullen uitstromen zijn te weinig mogelijkheden. Er is ook te weinig tijd voor deze groep mensen. De inkomenszaken moeten ook door, waardoor de zorgcomponent wel eens in het gedrang komt. • Het resultaat van voorzieningen die niet direct op werk zijn gericht, maar bijvoorbeeld op sociale activering, zijn niet goed meetbaar gemaakt op geaggregeerd niveau. Het resultaat is wel te omschrijven op individueel niveau, maar voor de hele categorie cliënten is het niet goed in beeld gebracht. In Vlaardingen ontbreekt de toepassing van een soort reintegratieladder, waarop de gemaakte stappen als duidelijk resultaat worden benoemd en gemeten. • Het gebruik van het aanbod van voorzieningen bij re-integratiebedrijven varieert naar het resultaat. Goede bedrijven krijgen meer mensen aangemeld. Dat leidt ook wel eens tot contractbeëindiging met partijen die het minder goed doen. In 2007 is om die reden een contract beëindigd. • Een gebrek aan kinderopvangplaatsen vormt een belemmering voor alleenstaande vrouwen om weer aan het werk te kunnen. Er is een tekort aan plaatsen, waardoor alleenstaanden
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
20
met kind moeten wachten voordat ze werk kunnen aanvaarden. Dat is een belemmering voor aanvaarding van gesubsidieerde arbeid. • Een gebrek aan plaatsen in de sociale werkvoorziening is eveneens een beperking voor uitstroom. WSW-geïndiceerden wachten 2 á 3 jaar op een plaats bij het SW-bedrijf. Tot die tijd zijn zij aangewezen op een bijstandsuitkering. • De groep cliënten met fundamentele problemen wordt verhoudingsgewijs steeds groter. Dat is ook te zien aan de inzet van voorzieningen. Bij werkstages komt een eerste verlening veel voor en een tweede verlening ook steeds vaker. Ook handhavings/motivatieproblemen doen zich steeds vaker voor. De gemeente is in die gevallen overigens bereid gebleken om de regels goed te handhaven. Het team werk en inkomen heeft in 2007 veel ingezet op handhaving. Box 5 bevat de belangrijkste bevindingen over de inzet van instrumenten in de aan dit onderzoek deelnemende gemeenten. Box 5 Van welke voorzieningen wordt in de uitvoering gebruik gemaakt? Gemeente Gebruikte voorzieningen Hulst werkt vrijwel exclusief samen met arbeidsintegratiebedrijf Dethon, Hulst wat echte concurrentie op de re-integratiemarkt uitsluit. Schiedam voert als gevolg van een motie van de SP steeds meer Schiedam re-integratietrajecten in eigen beheer uit. Westland heeft voldoende instrumenten beschikbaar voor re-integratie Westland van verschillende categorieën klanten, maar biedt ook ruimte aan klantmanagers om maatwerk toe te passen. De samenwerking met re-integratiebedrijven op managementniveau is Emmen goed. Op klantniveau wisselt het nogal. Het trajectaanbod in Vlaardingen is erg omvangrijk waardoor Vlaardingen het onoverzichtelijk kan worden.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
21
6
Uitvoering
6.1
Onderzoeksvraag
Voor dit onderdeel is de volgende onderzoeksvraag relevant: Welke voorzieningen heeft de gemeente ingezet met het oog op de te realiseren doelstellingen?
6.2
Looptijd van re-integratievoorzieningen Figuur 9 Doorlooptijd
Gemiddelde doorlooptijd per voorziening (in kalenderdagen) Emmen 458
Hulst 91
Schiedam 331
Vlaardingen -
Westland 46
Gemiddeld 231
Figuur 9 geeft de gemiddelde tijd weer tussen de startdatum van de voorziening (lees: het aanbod aan de klant) en de beëindiging ervan. Doorlooptijd van een gemiddeld traject loopt behoorlijk uiteen, van 46 dagen in de gemeente Westland tot 458 dagen in de gemeente Emmen. In de gemeente Hulst liep een gemiddelde voorziening 91 dagen, wat neerkomt op ca. 3 maanden. Dat betekent dat cliënten gemiddeld relatief kort in een traject zitten. Voordeel van kortere trajecten is dat iemand snel weer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en minder gevaar loopt gedemotiveerd te raken om weer aan het werk te gaan. De gemiddelde doorlooptijd is in Vlaardingen nog niet eenduidig uit het automatiseringssysteem te halen. Men geeft wel aan te weten dat een voorziening gemiddeld een jaar doorlooptijd heeft en een voorziening loonkostensubsidie gemiddeld een half jaar. Figuur 10
Doorlooptijd
Gemiddelde doorlooptijd per voorziening loonkostenvoorziening (in kalenderdagen) Emmen 343
Hulst 147
Schiedam 617
Vlaardingen -
Westland 242
Gemiddeld 337
De gemiddelde doorlooptijd van voorzieningen met een loonkostensubsidie hebben we in figuur 10 weergegeven. Deze voorzieningen duren gemiddeld langer dan andere instrumenten, en kosten ook meer (zie figuur 7 en 8). Ook hier zijn grote verschillen. In Schiedam duren trajecten met een loonkostensubsidie gemiddeld meer dan anderhalf jaar. In Hulst is dat nog geen half jaar. Over de doorlooptijd van voorzieningen loonkostenvoorzieningen heeft de gemeente Vlaardingen geen gegevens kunnen aanleveren. 6.3
Samenwerking
De gemeente Vlaardingen werkt samen met diverse instanties en maatschappelijke organisaties en natuurlijk met de re-integratiebedrijven. Er wordt samengewerkt met andere gemeenten, bijvoorbeeld in het steunpunt jongeren. Het beleid wordt afgestemd in een maandelijks overleg met de gemeenten Maassluis en Schiedam. RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
22
Deze gemeenten zitten ook in het regionaal ketenoverleg met UWV en CWI. Deze samenwerking is relatief hecht. Gezamenlijke inkoop van trajecten e.d. wordt echter niet overwogen. Regionale samenwerking is weliswaar politiek gewenst, maar de lokale situatie blijft uitdrukkelijk wel in beeld. Een belangrijke partner van de gemeente is het CWI. Op het CWI vindt inmiddels alleen nog maar klantherkenning plaats, omdat het CWI onvoldoende middelen heeft om de SUWI wetgeving uit te voeren. De uitkeringsintake werd in 2007 al door sociale dienst medewerkers zelf overgenomen en uitgevoerd. De gemeente Vlaardingen voert per medio 2008 ook de CWI intake voor de gemeente Maassluis uit. De gemeente heeft in 2007 een contactpunt richting werkgevers ingericht, in de vorm van een werkgeversservicepunt (WSP). Werkgevers die op zoek zijn naar arbeidskrachten kunnen zich daar melden. Het WSP bestond in 2007 nu alleen nog virtueel, dat wil zeggen op het internet. In de toekomst wordt dat uitgebreid met een fysieke lokatie. De wethouder speelt ook een rol in de benadering van werkgevers door contact te onderhouden met de plaatselijke industriële kring. Stevige contacten met de plaatselijke werkgevers wordt van belang geacht voor de steeds grotere groep uitkeringsgerechtigden in het bestand van de sociale dienst met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. De samenwerking met externe bedrijven blijkt uit gesprekken wisselend te zijn. De resultaten in termen van uitstroom zijn soms teleurstellend. In sommige gevallen worden mensen die zijn aangemeld ook teruggestuurd, wat zeer slecht is voor de motivatie van de betreffende cliënten. Een tweetal contracten zijn niet bevallen en daarom beëindigd. Problemen in de samenwerking met bedrijven wordt veelal geweten aan een gebrekkige communicatie. Door onvoldoende terugkoppeling van de bedrijven kan de regiefunctie niet volledig worden vormgegeven. Het is een aandachtspunt voor het management van de sociale dienst. Uit interviews komt naar voren dat de samenwerking door externe bedrijven als goed wordt ervaren. Het beleid wordt consequent uitgedragen en toegepast. Dat maakt de samenwerking voorspelbaar en transparant. De gemeente helpt mee om oplossingen te zoeken en geeft proactief feedback. Er wordt regelmatig (maandelijks) voortgangsoverleg gevoerd met de gemeente. Daarnaast worden wel eens presentaties gegeven in het teamoverleg om het aanbod van voorzieningen onder de aandacht te brengen. Er zijn echter ook onderdelen van de communicatie die door bedrijven als minder geslaagd worden ervaren. Een traject leidt bijvoorbeeld tot een diagnose die aan de gemeente wordt gerapporteerd, waarna er een vervolginstrument van de gemeente wordt gekozen. Het is niet altijd duidelijk welk advies wordt opgevolgd. De handelswijze over het advies is niet beleidsmatig geregeld. Verder kan de voorlichting van klantmanagers over de
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
23
mogelijkheden van de producten verder worden versterkt (wellicht in samenwerking met bedrijven). De gemeente werkt ook samen met bijvoorbeeld de Hogeschool, waarmee en convenant is gesloten en in het lokale zorgnetwerk met o.a. GGD.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
24
7
Resultaten
7.1
Onderzoeksvraag
Voor dit onderdeel is de volgende onderzoeksvraag relevant: Wat zijn de bereikte resultaten van het gevoerde re-integratiebeleid?
7.2
Financiële resultaten
In het hoofdstuk over de inzet van middelen is het W-budget al aan de orde gekomen. Daar bleek dat Vlaardingen in 2007 ongeveer 40% van het geld uit het werkdeel (het budget voor 2007 plus het restant van 2006) heeft gebruikt. Naast uitgaven voor het inkopen van reintegratievoorzieningen en betaling van loonkostensubsidies uit het W-deel, maakt de gemeentelijke organisatie ook kosten voor het ambtelijk apparaat (uitvoeringskosten). Figuur 11 Kosten
Uitvoeringskosten per cliënt (persoon in de bijstand) Emmen € 1.039
Hulst € 809
Schiedam € 429
Vlaardingen € 607
Westland € 1.009
Gemiddeld € 778
Figuur 11 betreft de uitvoeringskosten per cliënt in de bijstand. De uitvoeringskosten bestaan uit de personele kosten van alle gemeentelijke medewerkers (inclusief leidinggevenden) die werkzaamheden verrichten in het kader van het re-integratiebeleid en de kosten van het inhuren van personeel van derden, zoals gemeenten, stichtingen en/of externe bureaus voor het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van het re-integratiebeleid. Denk hierbij aan klantmanagement, werkgeversbenadering, beleidsontwikkeling en inkoop en beheer van contracten met re-integratiebedrijven. De kosten van (onderdelen van) ingekochte trajecten of instrumenten in het kader van arbeidstoeleiding of sociale activering door re-integratiebureaus zijn hier uitdrukkelijk buiten gehouden. De uitvoeringskosten per cliënt in de bijstand zijn in Schiedam het laagst. De kosten zijn het hoogst in de gemeente Emmen met € 1.039. De uitvoering in de gemeente Vlaardingen kost ca. € 600 per cliënt in de bijstand, wat onder het gemiddelde van de deelnemers aan dit onderzoek is. Met ervaring uit de benchmark WWB kunnen we zeggen dat het over het algemeen genomen aan lage kant is. Figuur 12 Aandeel
Aandeel van diensten derden op totale personele uitgaven Emmen 26%
Hulst 10%
Schiedam 10%
Vlaardingen 63%
Westland 83%
Gemiddeld 38%
De inhuur van derden voor activiteiten op het vlak van re-integratie (figuur 12) wisselt sterk per gemeente. Oorzaken kunnen liggen in personeelsverloop of langdurige ziekte, maar ook in de wens om te werken met een flexibele schil van personeel die snel kan worden aangepast aan de situatie. Westland (83%) huurt het meeste personeel in ten opzichte van de andere deelnemers
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
25
aan dit onderzoek, Hulst en Schiedam huren het minste personeel in. Ingehuurd personeel is vaak duurder dan eigen personeel. De gemeente Vlaardingen huurt relatief veel diensten van derden in. Ook als we dit vergelijken met het gemiddelde uit de WWB benchmark van 18% is dit erg veel. Opvallend is dat deze hoge inhuur niet leidt tot hoge uitvoeringskosten per cliënt. 7.3
Aantallen in een voorziening
Volgens de WWB hebben alle mensen met een bijstandsuitkering in principe een arbeids- en re-integratieplicht. Toch kunnen er in praktijk redenen zijn om mensen tijdelijk te ontzien of prioriteiten te stellen in groepen die starten met re-integratietrajecten. Hieronder brengen we in beeld welk aandeel mensen een re-integratievoorziening kreeg aangeboden. Figuur 13
Cliënten in voorziening
Percentage WWB cliënten in een re-integratievoorziening Emmen
Hulst
Schiedam
Vlaardingen
Westland
57%
67%
52%
93%
65%
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17) 67%
44%
Het percentage dat in figuur 13 wordt weergegeven is het aandeel mensen met een uitkering dat gedurende het jaar 2007 een aanbod heeft gekregen om deel te nemen aan een reintegratievoorziening. Schiedam heeft in 2007 iets meer dan de helft een voorziening aangeboden. In Vlaardingen ligt dat getal met 93% het hoogst van alle deelnemende gemeenten. De gemeenten hebben volgens de WWB, binnen zelf gestelde kaders, ook de plicht om mensen met een nabestaandenuitkering (ANW’ers) en mensen zonder bijstandsuitkering (zogenaamde NUGGERS) te helpen bij toeleiding naar werk. Figuur 14
Aandeel
Percentage ANW’ers en NUGGERS in een re-integratievoorziening Emmen
Hulst
Schiedam
5%
1%
3%
Vlaardingen Westland 2%
1%
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17) 2% 1%
Hierboven ziet u welk aandeel de ANW’ers en NUGGER hebben in de re-integratieinspanningen van de gemeente. Gemiddeld genomen gaat het om een heel klein aandeel van 2%. Vlaardingen heeft met 2% een gemiddelde groep NUGGER’s ondersteuning geboden. Het aantal voorzieningen waarbij loonkostensubsidies is verstrekt is hieronder gespecificeerd.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
26
Figuur 15
Aandeel
Percentage loonkostensubsidies op het totaal aan voorzieningen Emmen
Hulst
40,4%
14,4%
Schiedam Vlaardingen 6,6%
23,9%
Westland 5,7%
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17) 22,7% 18,1%
De gemeente Westland en Schiedam zetten dat instrument het minst vaak in (6%). Emmen maakt van alle deelnemende gemeenten het meest gebruik van het instrument loonkostensubsidie (40%). In de gemeente Vlaardingen is in 24% van de gevallen sprake van een loonkostensubsidie. 7.4
Resultaat van voorzieningen
De re-integratieactiviteiten van de gemeente hebben primair als doel om mensen uit te laten stromen uit de uitkering middels een reguliere baan. Re-integratietrajecten dragen daar aan bij, maar kunnen ook andere resultaten opleveren. Cliënten kunnen ook om een andere reden uitstromen, zoals een verhuizing of overlijden. In dit onderzoek is uitgegaan van de voorzieningen die in 2007 zijn beëindigd (ongeacht de datum waarop ze die voorziening zijn gestart). In Vlaardingen waren dat er 316 in 2007. Voor het beëindigen van een voorziening zijn vier mogelijke redenen: • Mensen die een voorziening aangeboden hebben gekregen, maar hebben afgezien van verdere deelname. In principe zou dat moeten leiden tot een sanctie, want cliënten zijn verplicht om mee te werken aan hun re-integratie. Desondanks gebeurt het in de praktijk echter regelmatig. • Mensen die zijn gestart aan het traject, maar die deelname aan de voorziening (vroegtijdig) beëindigen, omdat voorzetting van de kant van de gemeente niet als zinvol wordt ervaren. • Uitstroom uit de uitkering naar regulier werk. • Uitstroom uit de uitkering, maar niet naar regulier werk. Bijvoorbeeld uitstroom naar de sociale werkvoorziening (WSW) of ten gevolge van verhuizen, overlijden, een nieuwe relatie met iemand die inkomen heeft etc. In figuur 16 staan percentages die behoren bij de bovenstaande vier redenen van beëindiging van een voorziening.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
27
Figuur 16
Verloop voorzieningen Emmen
Ziet af van verdere deelname Deelname beëindigd Uitstroom naar regulier werk Uitstroom met andere reden
Hulst
Schiedam Vlaardingen
Westland
Gemiddeld Gemiddeld benchmark (n=17)
37%
2%
24%
12%
17%
14%
5%
3%
0%
42%
18%
25%
21%
21%
5%
44%
29%
33%
40%
37%
40%
55%
53%
6%
38%
18%
29%
28%
Het percentage cliënten dat tijdens hun traject besluit af te zien van verdere deelname is gemiddeld 14%. In Emmen is die groep het grootst met 37%, terwijl in Hulst deze groep op 2% ligt. Vlaardingen scoort hier ongeveer gemiddeld met 12%. De groep waarvoor deelname door de gemeente is beëindigd in Schiedam het grootste, namelijk 42%. Gemiddeld is dat 21% en Vlaardingen scoort ook hier iets onder het gemiddelde (18%). De uitstroom naar regulier werk is het hoogst in Hulst en het laagst in Emmen. Vlaardingen scoort hier iets onder het gemiddelde met 33% in deze vergelijking. In Emmen stroomt vervolgens 55% uit om een andere reden dan werkaanvaarding, wat in Schiedam met 6% weer veel lager ligt dan het gemiddelde. In Vlaardingen ligt dit percentage hoger dan gemiddeld (38%). De vergelijking duidt op een redelijke match tussen klant en re-integratieaanbod en handhaving in Vlaardingen. Kanttekening is dat 38% om een heel andere reden uitstroomt dan het vinden van een reguliere baan. De netto effectiviteit (in welke mate ook was uitgestroomd als er geen re-integratie-inspanning zou zijn verricht) is daardoor lager dan gemiddeld. Figuur 17
Aandeel
Bestandsontwikkeling bestand 18-65 jaar eind 2007 (indexcijfer 100=1-1-07) 9 Gemiddeld 10 Westland Gemiddeld benchmark Emmen Hulst Schiedam Vlaardingen (n=80) 83,5 86,6 94,7 86,8 90,6 88,4 90,1
In figuur 17 treft u de bestandsontwikkeling aan van het uitkeringsbestand van de sociale dienst over het jaar 2007. Het is een indexcijfer, waarbij 1 januari 2007 is gesteld op 100. Het betreft hier de ontwikkeling van het aantal uitkeringen. Gehuwden krijgen hun uitkering samen en worden in de uitkeringsadministratie als één uitkering geteld. De gemeente met de grootste bestandsdaling is de gemeente Emmen. De gemeente Hulst heeft, ondanks zijn goede score op de uitkomst van re-integratievoorzieningen toch een lage
9
Bron: Benchmark WWB 2007 Bron: CBS 2007
10
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
28
bestandsdaling. De gemeente Vlaardingen heeft een grote bestandsdaling in verhouding tot het gemiddelde. Ter referentie staat hieronder het budget I-deel. Het budget komt tot stand door de bepaling van een macrobudget door het rijk, wat vervolgens met een verdeelsleutel wordt verdeeld. De omvang van het macrobudget is gebaseerd op de gemiddelde bestandsdaling in het voorgaande jaar. De verdeelsleutel wordt bepaald op basis van negen objectieve kenmerken, zoals het aantal werkloosheidsuitkeringen, het aantal laag opgeleiden 15-64 jaar en het aantal huurwoningen. Een tekort of overschot ontstaat doorgaans door een te kleine bestandsdaling (minder dan het gemiddelde) en in sommige gevallen door een ongelukkige combinatie van scores op de objectieve verdeelkenmerken. Gemeenten die een tekort op het budget hebben van 10% of meer kunnen bij het rijk in aanmerking komen voor compensatie. Figuur 18
I-deel
Budgetresultaat I-deel 2007 (als % van het budget) 11 Emmen
Hulst
-2,60%
-7,90%
Schiedam 9,90%
Gemiddeld Vlaardingen Westland12 Gemiddeld benchmark (n=80) 10,00% -0,88% 1,70% 2,14%
Figuur 18 geeft een overzicht van de tekorten en overschotten op het budget inkomensdeel zoals dat door het ministerie is verstrekt in 2007. Westland had bijvoorbeeld een klein tekort ten opzichte van het budget, net als Emmen. Hulst had een aanzienlijk groter tekort. Vlaardingen heeft een heel groot overschot op het budget (10%). Gemiddeld is het budgetresultaat in deze groep 1,70%.
11 12
RKC
Bron: Benchmark WWB 2007 Bron: CBS
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
29
8
Evaluatie
8.1
Onderzoeksvraag
Voor dit onderdeel is de volgende onderzoeksvraag relevant: Worden resultaten vergeleken met doel- en taakstellingen en worden daar conclusies uit getrokken?
8.2
Toetsing
Voor het college wordt door de afdeling elk kwartaal een rapportage gemaakt, die wordt besproken met de wethouder. De wethouder heeft wekelijks overleg met het hoofd van de afdeling. De sturing op resultaten vind vooral plaats binnen de afdeling. Bij de inkoop van trajecten laat de afdeling beleid zich voeden door een inkoopgroep, bestaande uit de contracthouders/coördinatoren, twee beleidsmedewerkers en een inventarisatie onder consulenten in de clusters. Zo wordt verzekerd dat ervaringen in de praktijk worden meegenomen in de afweging van de aanbesteding. De afgelopen periode heeft de toetsing en evaluatie van resultaten een ontwikkeling doorgemaakt. Voor 2006 verzamelde Beleid en bedrijfsondersteuning weinig sturingsinformatie. De managementsamenvattingen waren financieel georiënteerd. Het nadeel daarvan was dat de energie die werd gestoken in re-integratie niet zichtbaar werd uitgedrukt in cijfers. Nadeel was ook dat de gemeente te afhankelijk was van externe bedrijven voor de cijfers. In feite kon geen zelfstandige beoordeling worden gemaakt van gegevens van contractpartners. In 2006 is de gemeente begonnen met het zelf vastleggen van gegevens over re-integratievoorzieningen, opdat de afhankelijk van de contractpartijen zou afnemen. Die opbouw heeft in 2007 een vervolg gekregen. De trajectadministratie is in dat jaar op orde gemaakt en er is hard getrokken aan het vullen van de re-integratiemodule. De persoonlijke aanpak (persoonlijk aanspreken) heeft hierbij geholpen. Consulenten zijn “opgevoed” in het registreren en verplicht hier aan mee te werken. Op dit moment is de afhandeling van facturen centraal geregeld, waarbij de consulent het centrale punt van informatie moet voorzien. In 2007 zijn de cijfers van de gemeente en de bedrijven vergeleken. Er zaten nog wel fouten in de registratie van gegevens, maar uit gesprekken kunnen we opmaken dat er niet buitensporig veel licht tussen zat. De maandelijkse managementinformatie die op basis van deze informatie en andere informatie wordt opgesteld, ziet er bruikbaar uit.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
30
8.3
Informatie voor de raad
De resultaten werden in 2007 gerapporteerd aan de gemeenteraad in de vorm van twee voortgangsrapportages (juni en november 2007). Deze rapportages zijn op hoofdlijnen en hoofdzakelijk financieel georiënteerd. Een toets op de resultaten komt hierin niet aan de orde. De gemeenteraad wordt wel op ad hoc basis geïnformeerd over het ambitieniveau en de mogelijkheden van het beleid, waarbij medewerkers uit de uitvoering aanwezig zijn om uitleg te geven. De raadsavond in maart (2007) is daar een voorbeeld van. In discussievorm is daar het beleid aan de orde geweest. Onderwerpen waren ondermeer de re-integratie van alleenstaande vrouwen met kind en de groep 57-65 jaar. Daar kwamen prioriteiten uit voort die zijn doorvertaald naar beleidsregels. In box 6 vind u een overzicht van bevindingen bij de deelnemende gemeenten. Box 6 Hoe functioneert systematische rapportage richting raad? Gemeente Systematische rapportage richting raad • De gemeenteraad krijgt onvoldoende informatie om goed te beoordelen Hulst wat het beleid heeft opgeleverd en welke financiële middelen zijn gebruikt. • Aan de hand van de jaarrekening kan worden gezegd dat informatie Schiedam ontbreekt over het effect van de afdelingen die betrokken zijn bij de (uitvoering van) het beleid. • De gemeenteraad krijgt voldoende informatie om goed te kunnen Westland beoordelen wat het beleid heeft opgeleverd en gekost. • Aan raad wordt hoofdzakelijk financieel gerapporteerd. Emmen Vlaardingen
8.4
• Aan raad wordt hoofdzakelijk financieel gerapporteerd.
Kaderstellende raad
Uit gesprekken komt het beeld naar voren dat de gemeenteraad in Vlaardingen relatief weinig aandacht heeft voor de WWB. Vlaardingen is geen nadeelgemeente en het I-deel heeft een goed resultaat. Dat speelt waarschijnlijk een rol. De gemeenteraad geeft weinig input op hoofdlijnen, maar stelt wel vragen over details.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
31
9
Conclusies Op basis van het onderzoek formuleert de RKC de belangrijkste conclusies aan de hand van de verschillende aspecten van de beleidscyclus. Beleid
Ten aanzien van het beleid: • In de programmabegroting is een begin gemaakt met het meetbaar maken van doelstellingen op het terrein van re-integratie, maar het is nog niet gelukt ze echt SMART te maken. De raad kan op basis daarvan haar kaderstellende en sturende rol beperkt vervullen. • De programmabegroting bevat geen maatschappelijke effecten die in de vorm van indicatoren zijn verwoord, waardoor duidelijk wordt welke ontwikkeling in de maatschappij wordt nagestreefd. • Doelstellingen zijn deels in verband te brengen met de inzet van financiële middelen voor re-integratie. • De afstemming van het beleid met andere beleidsvelden is in Vlaardingen goed georganiseerd. De afstemming met economische zaken kan nog beter. Inzet van middelen
Ten aanzien van de middelen en organisatie: • De gemeente Vlaardingen heeft met het budget werkdeel voldoende financiële ruimte over om re-integratie-inspanningen te verrichten. In 2007 werd ca. 60% van het budget aangewend. Uit het voorlopig verslag WWB 2007 en de benchmark WWB blijkt dat het budget I-deel ruim toereikend was voor de financiering van de inkomensvoorziening in 2007. • De formatie voor de uitvoering van activiteiten door klantmanagers is voldoende van omvang, maar werd in 2007 voor een relatief groot deel ingehuurd. De totale uitvoeringskosten zijn echter zeer beperkt gebleven. De overhead was ook laag. • De gemiddelde kosten van een voorziening waren in 2007 benedengemiddeld. Dat geldt niet voor de kosten van voorzieningen met loonkostenvoorzieningen. Loonkostenvoorzieningen waren in Vlaardingen relatief kostbare trajecten. • In Vlaardingen zijn in de uitvoering redelijk heldere werkinstructies. • De organisatie van Werk en inkomen is verdeeld in twee onderdelen (W&I en UZI), waardoor sommige klanten na 6 maanden intern wordt overgedragen. Deze vorm van organiseren komt wat omslachtig over. • De gemeente heeft veel instrumenten beschikbaar voor re-integratie van verschillende categorieën klanten, waardoor het soms wat onoverzichtelijk kan worden voor de klantmanager. Er zijn ook relatief veel categorieën waarin een klant kan worden ingedeeld. Inzicht in het profiel van de klant en zijn mogelijkheden kunnen beter.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
32
Uitvoering
Ten aanzien van de uitvoering: • De gemeente Vlaardingen heeft geen gegevens aangeleverd over de doorlooptijd van reintegratievoorzieningen. Delen van de trajectadministratie zijn nog niet goed genoeg gevuld, waardoor nog geen eenduidige doorlooptijd uit het systeem is te halen. • In de samenwerking met andere organisaties is overwegend goed. Als dat niet het geval is wordt actie ondernomen. Resultaten
Ten aanzien van de resultaten: • De uitvoeringskosten per cliënt in de bijstand zijn in Vlaardingen iets onder het gemiddelde (met € 607 per cliënt) in vergelijking met de andere gemeenten, ondanks de forse inhuur van extern personeel. Dit duidt op een beperkte inzet van personele middelen in vaste dienst en een efficiënte inhuur van externen. • Sociale zaken was in 2007 zeer actief met het aanbieden van trajecten. Er wordt een behoorlijke groep (93%) van het cliëntenbestand op traject gezet. Het resultaat, de bestandsdaling over 2007, is ook erg hoog in vergelijking met de andere deelnemers aan het onderzoek. • Het aandeel loonkostensubsidies in het totaal aan voorzieningen is hoger dan gemiddeld. • De uitstroom naar regulier werk uit re-integratievoorzieningen is in de gemeente Vlaardingen met 33% iets beneden gemiddeld. Daarnaast valt het groot aantal cliënten op dat uitstroomt om een heel andere reden dan werk. De netto effectiviteit is daardoor minder positief dan de bruto effectiviteit. Evaluatie
Ten aanzien van de evaluatie: • Interne managementinformatie was in 2007 voldoende aanwezig (in kwantitatieve zin) en inzichtelijk genoeg om te kunnen sturen op sociale zaken. Het cijfermateriaal heeft nog aan kwaliteit te winnen. • De informatie die de raad krijgt, bestaat uit de twee voortgangsrapportages. Daarin wordt alleen financieel gerapporteerd, maar wordt geen meetbaar resultaat aangereikt. • Hoewel de raad wel wordt geïnformeerd over beleidskeuzen is er geen sprake van een actieve sturing van de gemeenteraad op de resultaten van het re-integratiebeleid.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
33
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
34
10
Aanbevelingen Aan het college: Pleeg een extra inspanning om de doelstellingen meer SMART te definiëren, waardoor de gemeenteraad op basis daarvan zijn kaderstellende (sturende) en controlerende rol kan vervullen ten aanzien van het re-integratiebeleid. Verbeter de beschrijving van de indicatoren van de maatschappelijke effecten die zijn opgenomen in de programmabegroting, waardoor de prestaties van de afdelingen die aan reintegratie werken te meten zijn. Verbeter de aan de raad te verstrekken informatie, zodat er ook inzicht wordt verstrekt in de meetbare - resultaten. Verbeter de afstemming ten aanzien van het beleid tussen de vakafdelingen en het onderdeel economische zaken van uw gemeente. Verbeter de organisatiestructuur en de taakstelling van de afdeling Werk en inkomen, waardoor een klant gedurende het te doorlopen traject, niet meer met verschillende contactpersonen te maken heeft. Verander de werkwijze van de afdeling Werk en inkomen zodanig, dat het “denken” en “materieel faciliteren” vanuit de regelgeving veel meer gericht wordt op het creëren van kansen en stimuleren van de cliënten (zodat de kansen op de arbeidsmarkt toenemen). Verbeter de trajectadministratie door er op toe te zien dat deze tijdig, juist en volledig wordt gevuld hetgeen het onder meer mogelijk maakt om een eenduidige doorlooptijd uit het systeem te halen. Beoordeel kritisch de opgetreden verschillen tussen de bruto en netto effectiviteit ten opzichte van de gewenste maatschappelijke effecten en neem indien nodig maatregelen om de te verwezenlijken effectiviteit te vergroten. Aan de raad: Vergroot de actieve betrokkenheid bij het beleidsveld door naast financiële kaders, ook de te bereiken maatschappelijke effecten met het college overeen te komen.
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
35
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
36
Bijlage 1 • • • • • • • • • • •
RKC
Geraadpleegde documenten
Re-integratieverordening 2004 Beleidsregels re-integratie 2004 Programmabegroting 2007-20010 1e voortgangsrapportage 2007 2e voortgangsrapportage 2007 Re-integratiebeleid 2006, ‘Werken aan de stad’ Re-integratie-instrumenten – voor wie, door wie en waar - (juni 2006) Managementrapportages 2007 IC rapportages 2007 CWI Service Niveau Overeenkomst 2006 Diverse contracten met re-integratiebedrijven
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
37
RKC
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
38
Bijlage 2 • • • • • • • • • • • • • • •
RKC
Lijst van geïnterviewden
Mw. A. Naloop - SDW - Directeur re-integratie Dhr. A. Bouterse - Manager Matchcare Re-integratie Dhr. R. Droppert - Consulent trajectbegeleider Werk en Inkomen Dhr. R. Sneldeweert - Consulent trajectbegeleider Werk en Inkomen Dhr. E. Kajmovic - Clustercoördinator Mw. A. Norville - Sectiehoofd Werk & Inkomen Dhr. H. Briggeman - Coördinator Uitstroom Zorg en Inkomen Mw. P. Molenaar - Consulent dienstverlening Werk en Inkomen Mw. J. van den Berg - Consulent dienstverlening Uitstroom, Zorg en Inkomen Mw. N. Voogd - Dak en thuislozen Mw. J. Assies - Sectiehoofd Beleid & Advies Dhr. U. Beekhuizen - Beleidsmedewerker Beleid & Advies Mw. L. van Bemmel - Financieel medewerker Bedrijfsondersteuning Mw. A. Attema - Wethouder Gemeente Vlaardingen Dhr. J.J.M. Blom - Afdelingshoofd Sociale Zaken en Werk
QUICK SCAN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE VLAARDINGEN
39