Quick Scan Ondersteuning Initiatieven Antillianen Hoofdrapport Eindrapport aan de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden van het Ministerie van Justitie
30 oktober 2003
Colofon
Auteurs: Alfons Fermin Kees Le Blansch Gershwin Bonevacia Valika Smeulders
Onderzoek en Adviesgroep Questions, Answers and More bv Surinamestraat 4 2585 GJ Den Haag Telefoon: 070-302 5830 Fax: 070-302 5839 E-mail:
[email protected] KvK 28083351
© Copyright QA+, Questions, Answers & More bv, beleidsonderzoek & advies. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoudsopgave
Colofon 2 Samenvatting 5 1
2
3
4
5
Inleiding 15 1.1
Aanleiding Quick Scan 15
1.2
Doel- en vraagstelling Quick Scan 15
1.3
Dit rapport 17
Verantwoording en methode 19 2.1
Inleiding 19
2.2
Karakter van quick scan 19
2.3
De onderzoeksopzet 20
2.4
De uitvoering van het project 20
Aangetroffen initiatieven 25 3.1
Inleiding 25
3.2
Impressie van de aangetroffen initiatieven 25
3.3
De uitgelichte initiatieven in vogelvlucht 31
Stedelijke en bovenstedelijke context van initiatieven 35 4.1
Inleiding 35
4.2
Impressie van de stedelijke en bovenstedelijke contexten 35
4.3
De stedelijke contexten in vogelvlucht. 36
Analyse: de ondersteuning van lokale initiatieven 41 5.1
Inleiding 41
5.2
Analyse initiatieven 41
5.3
Analyse vanuit gemeenten en ondersteuning 57
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
4
6
Conclusies en aanbevelingen 63 6.1
Inleiding 63
6.2
Conclusies 63
6.3
Aanbevelingen 66
Bronnen 73
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
5
Samenvatting Aanleiding Onderzoeks- en adviesbureau QA+ heeft in opdracht van de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM) van het ministerie van Justitie een quick scan uitgevoerd naar de ondersteuning van initiatieven van Antillianen. Dit mede naar aanleiding van zorgen over tekortschietende professionele ondersteuning op zowel landelijk, provinciaal als lokaal niveau van initiatieven van Antillianen, zoals naar voren gebracht in het rapport ‘Nèt Loke Falta’ van de adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland en door het OCaN. Doelstelling De Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen heeft als tweeledige doelstelling: (1) inzicht bieden in de wijze waarop de bestaande organisatorische infrastructuur (zowel op lokaal, provinciaal als landelijk niveau) initiatieven van ‘bottom up’ van de Antilliaanse gemeenschap faciliteert en ondersteunt, en (2) aanbevelingen formuleren - op basis van het onderzoek over de wijze waarop zowel binnen als buiten de bestaande organisatorische infrastructuur deze initiatieven beter kunnen worden ondersteund en gefaciliteerd. Onderzoeksdesign Het onderzoek heeft het karakter van een quick scan, met als kenmerken (1) dat het een snelle scan aan de oppervlakte is, (2) dat we inzoomen op initiatieven en van daaruit de bestaande organisatorische infrastructuur de maat nemen, en (3) dat het onderzoek een handelingsoriëntatie heeft. Dat betekent dat het onderzoek een momentopname geeft, niet pretendeert een uitputtende beschrijving te bieden van initiatieven en de ondersteuning ervan, maar bovenal gericht is op het snel aanleveren van praktijkgerichte en bruikbare kennis. Onder ‘ondersteuning’ verstaan we in dit onderzoek het hele scala van activiteiten door instanties die hier taken hebben liggen, variërend van het bieden van elementaire informatie over faciliteiten tot en met het met raad en daad en eventueel ook financieel verder helpen ontwikkelen van de activiteiten van de initiatiefnemers. De gehanteerde onderzoeksopzet omvat vijf stappen: (1) voorbereiding dataverzameling (2) quick scan initiatieven, (3) verdiepend onderzoek, (4) analyse en concept-aanbevelingen, en (5) eindrapportage. Er is gekozen voor een speurtocht naar lokale en bovenlokale initiatieven langs twee sporen: een generiek spoor (landelijke informatiebronnen en sleutelpersonen) en een stedenspecifiek spoor (per stad zoeken via zelforganisa-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
6
ties, welzijnsinstellingen en gemeente). Naast de zeven ‘klassieke’ Antillianengemeenten (Amsterdam, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Groningen, Nijmegen, Rotterdam) zijn bij het stedenspecifiek spoor twee andere gemeenten met een substantieel aandeel Antillianen in het onderzoek betrokken (Almere en Tilburg). Langs deze weg zijn ruim 130 initiatieven van Antillianen geïdentificeerd (de zgn. ‘long list’). 1 Deze diende als reservoir voor de selectie van 18 initiatieven (de ‘short list’). Met de overzichten van aangetroffen initiatieven wordt geenszins gepretendeerd een uitputtend overzicht van initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap te geven, noch is het hieruit een representatieve steekproef. Sterker nog, het is aannemelijk dat de wijze waarop we de initiatieven hebben opgespoord van invloed is op de soort initiatieven die we boven tafel hebben gekregen. Zo kan aangenomen worden dat sprake is van een oververtegenwoordiging van bekendere initiatieven (bekend bij de gemeenten en instanties) en van initiatieven die - al dan niet effectief - zijn ondersteund. De selectie van de 18 uitgelichte initiatieven vond als volgt plaats. • De 130 initiatieven uit de long list zijn allereerst gescoord op verschillende variabelen (aard initiatief, type initiatiefnemer, aard ondersteuning, wel/geen doelbereiking). • Hieruit is een medium list opgesteld van zo’n 40 geprononceerde, exemplarische of juist bijzondere initiatieven, die zich goed lenen voor nadere uitdieping. • Uiteindelijk zijn uit deze lijst 18 initiatieven voor de short list geselecteerd, waarbij is zorggedragen voor voldoende spreiding over de gemeenten (ten minste 1 per stad), over type initiatieven (accent op hulpverleningsinitiatieven vanwege beleidsrelevantie), en wel of geen good practice (leeraspecten voor interactie met ondersteuning). Beschrijving en analyse initiatieven Zoals gezegd hebben we zo’n 130 initiatieven gevonden (zie het bijlagenrapport). Het betreft initiatieven die variëren naar initiatiefnemer (individu, groep, zelforganisatie, niet-Antilliaanse organisatie), aard van het initiatief (sociaal-recreatief, hulpverlening, politiek-participatief, religieus), lokaal of bovenlokaal en naar stad. De analyse van de 18 uitgelichte initiatieven richt zich op de succes- en faalfactoren en de rol van ondersteuning. We vatten een initiatief op als succesvol indien sprake is van een zekere mate van doelrealisatie, maar ook van een adequate reactie van de instellingen die hier een rol hebben te spelen. Zo kan een initiatief gericht op het aanpakken van een evidente maatschappelij1
We hebben bij onze zoektocht geen onderscheid gemaakt tussen initiatieven van/voor Antillianen dan wel Arubanen; de long list van initiatieven bevat ook enkele initiatieven van Arubaanse initiatiefnemers. Voor het gemak spreken we in dit rapport in algemene termen over Antilliaanse initiatieven en initiatiefnemers.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
7
ke misstand pas als een succes worden aangemerkt als instellingen die hier een taak hebben liggen ook erop inspelen. De analyse richt zich op drie hoofdcategorieën van initiatieven: sociaalrecreactieve, hulpverlenings- en politiek-participatieve inititiatieven (het gaat om resp. 4, 11 en 3 initiatieven van de uitgelichte initiatieven). Van de laatste categorie hebben we er in totaal (in de long list) weinig gevonden (ongeveer een-tiende van het totaal), van de eerste twee veel (resp. de helft en eenderde van het totaal). In de praktijk zijn initiatieven niet altijd eenduidig bij een van de drie categorieën onder te brengen, omdat de categorieën in elkaar overlopen maar ook omdat initiatieven meerdere dimensies kunnen omvatten (bijv. sportactiviteiten die tevens sociale vaardigheden voor scholing en werk wil bijbrengen bij jongeren in de marges van de samenleving). De analyse van de sociaal-recreatieve en hulpverleningsinitiatieven richt zich op het benoemen van slaag- en faalfactoren bij de ondersteuning. Bij de analyse van politiek-participatieve initiatieven zijn, vanwege het beperktere aantal en het veelal prille karakter van de initiatieven, spanningsvelden en valkuilen benoemd. Tevens zijn de gemeenten vergeleken op verschillende onderscheidende aspecten, om na te gaan of via deze weg slaag- en faalfactoren zijn te identificeren. Op basis van de conclusies over faal- en slaagfactoren zijn vervolgens aanbevelingen opgesteld voor versterking van de ondersteuning en facilitering van burgerinitiatieven van Antillianen. 1. Sociaal-recreatieve initiatieven In onze zoektocht zijn we veel recreatieve initiatieven tegengekomen. We spreken over sociaal-recreatieve initiatieven, omdat sport en spel bij deze initiatieven veelal ‘sociale’ doeleinden dienen, variërend van hangjongeren van de straat houden tot (doelbewust) sociale competenties bijbrengen via het middel van sport en spel. Juist op dit terrein zijn veel initiatieven te vinden waarin het eigene van Antillianen naar voren komt en wat hen bindt: carnaval, muziek, sport en sociaal-culturele bijeenkomsten. Faalfactoren: o problemen met accommodatie; weinig flexibiliteit bij regelen accommodatie en beperkt gemeentelijk budget hiervoor o moeizame interactie tussen initiatiefnemer en gemeente / instanties, vanwege gebrekkige bureaucratisch competenties initiatiefnemer en afwachtende en rigide benadering gemeenten Succesfactoren: o herkenbare en aantrekkelijke (Antilliaanse) culturele en sportieve activiteiten als vehikel om doelgroep te bereiken o ondersteuning die nauw aansluit bij behoeften initiatiefnemers o outreachende, laagdrempelige en flexibele ondersteuning via een zichtbare en herkenbare contactpersoon (veelal van Antilliaanse afkomst) bij algemene instelling of Antilliaanse brugorganisatie
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
8
2. Hulpverleningsinitiatieven Deze initiatieven zijn gericht op maatschappelijke hulpverlening aan diverse doelgroepen die hulp behoeven, met als meest voorkomende doelgroep Antilliaanse jongeren die problemen hebben met het vinden van aansluiting bij de Nederlandse samenleving. Zoals eerder opgemerkt vormt dit type initiatieven een grote groep onder de gevonden initiatieven. We hebben 11 ervan uitgelicht en nader onderzocht. 2.a. Politisering Eén van de uitgelichte hulpverleningsinitiatieven is gericht op het aankaarten van een maatschappelijke misstand bij de politiek. Het betreft het initiatief gericht op steun aan tienermoeders van Sylvie Raap en haar Stichting Steady. Zij is er in geslaagd dit vraagstuk op de politieke agenda te plaatsen. Dat dit een vrij uniek geval is onder Antillianen is een teken dat de maatschappelijke en politieke participatie van bepaalde geledingen van de Antilliaanse gemeenschap zwak is. 2.b. Maatschappelijke hulpverlening Alle andere initiatieven van dit type zijn gericht op het zelf aanpakken van de geconstateerde maatschappelijke misstand, door zelf maatschappelijke hulp te gaan verlenen. Bijvoorbeeld opvang en begeleiding van nieuwkomers, verslaafden en kinderen die na school op straat rondzwerven. Deze hulpverleningsinitiatieven zijn te clusteren in twee subgroepen met twee verschillende patronen van interactie met de instanties, en wel voor (1) laagopgeleide initiatiefnemers en voor (2) beroepsmatig betrokken initiatiefnemers. Laagopgeleide initiatiefnemers Bij laagopgeleide initiatiefnemers gaat het vaak om vrouwen (in vier van de vijf uitgelichte gevallen), afkomstig uit en met veel zicht op wat leeft in de doelgroep, die voor opvang zorgen in de privé-sfeer (huiskamer). Als ze al naar de gemeente stappen, volgt gewoonlijk een moeizame interactie. Faalfactoren: - Aan de kant van initiatiefnemer: o al ontwikkelde activiteiten die niet passen in gemeentelijk stramien o eigenzinnigheid, vasthouden aan eigen (opvattingen over) werkwijze, (te) sterke persoonlijke betrokkenheid, o minder realistische ideeën en verwachtingen o gebrek aan bureaucratische competenties o wantrouwen tegenover de overheid. - Aan de kant van gemeente/instanties: o accommodatieproblemen (financieel; rigiditeit) o weinig flexibiliteit, lange procedures, onpersoonlijke behandeling o op weinig respectvolle wijze behandelen van initiatiefnemers, overname initiatief
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
9
Succesfactoren: o signaalwaarde van initiatief voor wat speelt onder Antilliaanse gemeenschap en voor misstanden of lacunes in maatschappelijke hulpverlening van algemene (welzijns-)instellingen o drive van initiatiefnemers en binding met moeilijk bereikbare doelgroepen Beroepsmatig betrokken initiatiefnemers Een geheel andere categorie wordt gevormd door de beroepsmatig betrokken initiatiefnemers. De initiators van dit type pakken het vaak ambitieuzer aan en kloppen bij de startfase al aan bij instanties voor ondersteuning, subsidie en accommodatie. De kansen op succes zijn hier groter dan bij de vorige categorie. Faalfactoren: o praktische problemen (accommodatie enz.) o het niet oppikken door de gemeente van signalen die uitgaan van het initiatief o concurrentie met professionele hulpverleningsinstellingen o een overtuiging bij gemeenten en diensten dat maatschappelijke hulpverlening het best overgelaten kan worden aan professionele organisaties en niet aan vrijwilligers Succesfactoren: - Aan de kant van de initiatiefnemers o opleidingsniveau en kennis van het veld / instellingen o bureaucratische vaardigheden o positieve houding tegenover de overheid - Aan de kant van de instanties o flexibiliteit, maatwerk en inzet, o financiële middelen. o Sensibiliteit voor signaalwaarde van initiatief voor wat speelt onder Antilliaanse gemeenschap en voor misstanden Kerkelijke organisaties Ten slotte zijn ook kerkelijke organisaties, zoals New Song, actief op het terrein van hulpverlening. Indien zij van de gemeente subsidie en erkenning van hun activiteiten verlangen, doen zich regelmatig problemen voor. Deels zijn die hetzelfde als bij de interactie tussen instanties en laagopgeleide initiatiefnemers, maar daarnaast speelt de scheiding van kerk en staat een complicerende rol. 3. Politiek-participatieve initiatieven Politiek-participatieve initiatieven vormen de kleinste deelverzameling onder de gevonden initiatieven. De drie uitgelichte initiatieven hebben betrekking op het stimuleren van dialoog tussen de Antilliaanse gemeenschap en de omringende samenleving en gemeentelijke overheid. Een ervan heeft een
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
10
eenmalig karakter (discussiebijeenkomst tussen wijkbewoners en Antilliaanse hangjongeren, waarbij de gemeente en instanties vertegenwoordigd waren), terwijl de andere twee initiatieven de intentie hebben meer structurele vormen van dialoog te bevorderen. Het betreft in beide gevallen prille initiatieven voor de oprichting van dialoogstructuren, zodat op basis hiervan nog niet veel gezegd kan worden over succes/faalfactoren. Wel laten zich de volgende spanningsvelden en problemen aanduiden: o elite versus ‘volksklasse’: initiatiefnemers komen veelal uit de elite, wat spanningen en problemen kan geven met de achterban die ze zeggen te vertegenwoordigen o spanningen tussen pluriformiteit van de Antilliaanse gemeenschap en het streven naar één aanspreekpunt (ook een wens van gemeenten) o mate en wijze van investeren van gemeenten in de juridische en financiële voorwaarden voor dialoogstructuren Het geheel (alle uitgelichte initiatieven) overziend kunnen we vaststellen dat – hoewel de selectie een positieve bias bevat door de zoek- en selectiemethoden – toch maar in 7 van de 18 gevallen van een good practice kan worden gesproken. De interactie met de gemeente en andere instanties blijkt in veel gevallen niet succesvol te verlopen: in negen gevallen is sprake van een niet optimale interactie (zoals: af en toe subsidie, pas recentelijk erkenning, weinig ondersteuning, overname initiatief) of is ondersteuning geheel afwezig. De good practice voorbeelden zijn zonder uitzondering recente voorbeelden, terwijl enkele van de uitgelichte initiatieven waarbij van een weinig optimale interactie sprake is al een lange geschiedenis hebben. Hierin komt tot uitdrukking dat het recente op Antillianen gerichte beleid van gemeenten beter lijkt aan te sluiten bij de doelgroep dan voorheen. Verschillen tussen gemeenten De onderzochte gemeenten zijn op verschillende onderscheidende punten vergeleken. Het aantal gevonden initiatieven is niet recht evenredig met de omvang van de stad en de omvang van de Antilliaanse bevolking, al zijn het wel belangrijke factoren. De meest relevante verschillen tussen de onderzochte steden hebben te maken met: o de financiële ruimte voor beleid gericht op Antillianen, o.a. door de Rijksbijdrageregeling Antillianengemeenten o speciale aandacht voor het bereiken van Antillianen door de betreffende instellingen, zoals een zichtbare, outreachende Antilliaanse contactpersoon in een algemene instelling of een Antilliaanse brugorganisatie o de angst (of juist de afwezigheid hiervan) bij sommige gemeenten van de precedentwerking van specifieke maatregelen voor Antillianen in de richting van andere etnische groepen o een diverse ondersteuningsstructuur o (leer-) ervaringen op dit terrein (bijv. ook gevoed door evaluaties)
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
11
Faal- en slaagfactoren Resumerend zijn de volgende slaag- en faalfactoren aan te geven die van belang zijn voor een situatie waarin de instanties en initiatiefnemers op een geëigende wijze interacteren. Slaag- en faalfactoren: resumé -
Faalfactoren bij de interactie en ondersteuning zijn: - Angst gemeente voor precedentwerking van specifieke maatregelen voor Antillianen; - Weinig financiële ruimte en/of rigiditeit bij aanpakken van praktische problemen van o.a. accommodatie; - Een afwachtende en reactieve houding van de instelling; - Rigide, onpersoonlijke, bureaucratische benadering; - Onvoldoende sensibiliteit voor Antilliaanse initiatiefnemers; - Paternalistische houding, niet serieus nemen laag opgeleide initiatiefnemers en soms initiatief uit handen nemen; - Wantrouwen van initiatiefnemer tegenover de overheid en instellingen; - De geneigdheid van de Antilliaanse gemeenschap hulpverleningsproblemen zelf, in eigen kring op te lossen; - Gebrekkige aansluiting van verkokerde instanties enerzijds en veelzijdige karakter initiatieven anderzijds
Gepercipieerde concurrentie tussen algemene hulpverleningsinstanties en -initiatieven (m.n. in geval van beroepsmatig betrokken initiators).
Slaagfactoren bij de interactie en ondersteuning zijn: - Een proactieve en outreachende aanpak van instanties; - Passend inspelen op doelgroep; - Herkenbaarheid en zichtbaarheid van contactpersonen/instanties; - Een Antilliaanse contact- of brugpersoon in algemene instanties of een Antilliaanse scharnierorganisatie; - Serieus nemen van Antilliaanse initiatiefnemers, respectvol behandelen; - Maatschappelijke urgentie van het ‘Antillianenvraagstuk’; - Een preventieve, opbouwende aanpak; - Financiële ruimte voor projecten voor Antillianen; - Aansluiting bij regulier beleid / voorzieningen (voor continuïteit); - Sensibiliteit, ook in politieke zin (oppikken signalen); - Een frisse start (zonder beladen verleden); - Actieve, voorwaardenscheppende rol gemeente bij initiatieven tot dialoogstructuur.
Slotconclusies en aanbevelingen We kunnen concluderen dat voor wat betreft de wijze waarop de bestaande organisatorische infrastructuur (zowel op lokaal, provinciaal als landelijk niveau) initiatieven van ‘bottom up’ van de Antilliaanse gemeenschap faciliteert en ondersteunt, de ondersteuning in het bijzonder bij onderzochte hulpverleningsinitiatieven in het merendeel van de gevallen te wensen overlaat. Op bovenlokaal niveau hebben we weinig ondersteuning aangetroffen. Soms wordt dit gegeven door professionele Antilliaanse organisaties (bijvoorbeeld
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
12
Profor en OCaN), een enkele keer biedt een landelijke zelforganisatie ondersteuning (MAAPP bijvoorbeeld). Het algemene, landelijke multiculturele instituut Forum heeft taken bij de ondersteuning van landelijke zelforganisaties, maar blijkt zelden door Antilliaanse organisaties te worden benaderd voor hulp bij bijvoorbeeld subsidieaanvragen. Aan de ene kant liggen de oorzaken hiervan bij de landelijke Antilliaanse zelforganisaties (die Forum lijken te mijden). Aan de andere kant onderneemt Forum weinig actie om het vertrouwen te winnen van landelijke Antilliaanse zelforganisaties. Hierbij dient opgemerkt te worden dat Forum in haar taakstelling heeft staan dat ze niet doelgroepgericht maar themagericht werkt. Op lokaal niveau is geen eenduidig beeld te geven van de ondersteuning. Er zijn gemeenten waar Antilliaanse initiatieven beter worden ondersteund (zowel qua aantal initiatieven als kwaliteit van ondersteuning). Rotterdam, Dordrecht, Nijmegen en Amsterdam zijn daarvan voorbeelden. En er zijn gemeenten die het minder goed doen, zoals Tilburg. Een belangrijke bevinding is dat gemeenten die outreachende benadering hebben van de doelgroep via een Antilliaanse contactpersoon binnen een algemene instelling of via een Antilliaanse brugorganisatie, over het algemeen succesvoller blijken in het ondersteunen van burgerinitiatieven van Antillianen dan gemeenten met een afwachtende benadering en die een dergelijke contactpersoon of brugorganisatie ontberen. Het ontwikkelen van een adequate ondersteuningsstructuur voor initiatieven blijkt een moeizaam proces, waarin gemeenten succesvoller blijken naar gelang ze al langer specifieke aandacht hebben voor de Antilliaanse doelgroep. In die gevallen waarin van overheidswege géén goede ondersteuning wordt gegeven aan initiatieven vanuit Antilliaanse kring, bestaat het gevaar dat het negatieve beeld van de overheid dat leeft onder (segmenten van) de Antilliaanse gemeenschap wordt versterkt. Tilburg is hiervan een voorbeeld. Op basis van de conclusies hebben we aanbevelingen geformuleerd. Op grond van slaag en faalfactoren bij de ondersteuning van afzonderlijke initiatieven komen we tot aanbevelingen voor concrete ondersteuning door instellingen. Daarnaast hebben we aanbevelingen geformuleerd op het lokale en bovenlokale niveau: hoe de verschillende overheden algemeen bevorderlijke condities kunnen scheppen voor de concrete ondersteuning door instellingen. -
Instellingen die initiatieven ondersteunen kunnen hun interactie met Antilliaanse initiatiefnemers verbeteren door middel van: o zichtbaar en herkenbaar te zijn voor initiatiefnemers, o een outreachende methodiek, het opzoeken van initiatiefnemers, o een brugpersoon als contactpersoon binnen algemene instellingen. Zo’n persoon dient het vertrouwen te genieten van Antilianen en een brug te kunnen slaan tussen gemeente en Antilliaanse gemeenschap, door zijn/haar kennis van de lokale Antilliaanse gemeenschap en van de Antilliaanse taal en cultuur, o oplossingsgerichte omgang met regels, o oog hebben voor multidimensionaliteit van de initiatieven,
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
13
o o
rekening houden met de achtergrond van de cliënten en respect betonen voor de initiatiefnemers.
-
Gemeenten kunnen gunstige voorwaarden scheppen voor adequaat functionerende instellingen door onder meer: o eisen te stellen aan welzijnsorganisaties inzake het bereiken van de Antilliaanse doelgroep, o Antillianen als specifieke aandachtsgroep binnen het generiek beleid definiëren, o bevorderen dat gemeentelijke diensten responsief en sensibel functioneren naar de Antilliaanse gemeenschap toe, o zelf investeren in de communicatie met de Antilliaanse gemeenschap, o de nodige (financiële en juridische) voorwaarden scheppen voor Antilliaanse beraden (in oprichting).
-
Op bovenlokaal niveau kunnen Rijk en provincies (provinciale steunfuncties) de methodiekontwikkeling en uitwisseling van best-practices door gemeenten stimuleren en ondersteunen. Provinciale steunfuncties dienen meer zichtbaar en herkenbaar te zijn voor de Antilliaanse gemeenschap wat betreft hun taken bij ondersteuning van lokale zelforganisaties.
-
-
Het Rijk kan op haar beurt voorwaarden scheppen voor gemeenten bij gemeentelijke taken inzake ondersteuning van initiatieven door: o (financiële) ruimte voor specifieke maatregelen binnen generiek beleid te creëren en o inzicht te vragen in gemeentelijke resultaten van beleid met Rijksbijdragen en evaluaties te stimuleren.
-
Het Rijk krijgt op haar beurt direct te maken met initiatieven voor gemeenteoverstijgende activiteiten. Hiervoor kan ze gunstige voorwaarden scheppen door aandacht te hebben: o voor de spanning tussen hoge eisen die gesteld dienen te worden aan subsidieaanvragen bij het Rijk (vernieuwend, professioneel) en de waarde van landelijke initiatieven van Antillianen voor hun emancipatieproces, o voor de gebrekkige aansluiting tussen ondersteuning en zelforganisaties/initiatiefnemers op landelijk niveau en o voor positieve communicatie met de Antilliaanse gemeenschap.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
15
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Quick Scan
De achtergrond voor de Quick Scan Ondersteuning Initiatieven Antillianen wordt gevormd door het rapport van de adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland. Deze adviescommissie, met dhr. Veeris als voorzitter, werd in september 2000 geïnstalleerd door de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid (GSI). De commissie Veeris had als taak de ministers te adviseren over “de wijze waarop justitiële instellingen adequaat kunnen reageren op het urgente criminaliteitsprobleem onder Antillianen, in het bijzonder de jongeren, in Nederland” (Kabinetsreactie 2002: 1). Op 4 december 2001 kwam de adviescommissie met haar rapport, getiteld “Nèt Loke Falta; ontbrekende schakels/missing links”. Uit het rapport kwam naar voren dat de commissie haar taak breder had opgevat, met een accent op preventie. De directe aanleiding voor de Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen vormt het overleg op 4 juni 2002 tussen de minister van GSI en de staatssecretaris van Justitie met het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN) over de reactie van de regering op het rapport van de commissie. Daarbij zijn afspraken gemaakt, vastgelegd in de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer van 20 juni 2002. In dit overleg met het OCaN heeft de minister voor GSI toegezegd een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten, te weten deze Quick Scan, naar de wijze waarop initiatieven van Antillianen op lokaal niveau het best kunnen worden gefaciliteerd en gestructureerd. Deze toezegging houdt mede verband met de zorgen die OCaN kenbaar had gemaakt over de kaalslag die in de jaren negentig zou zijn opgetreden op het terrein van de ondersteuning van lokale initiatieven van Antillianen. Deze bezorgdheid van OCaN wordt gedeeld door de commissie Veeris, die in het rapport “Nèt Loke Falta” concludeert dat lokale Antilliaanse initiatieven onvoldoende worden ondersteund, terwijl dit juist essentieel is voor het proces van “vitalisering” van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland.
1.2
Doel- en vraagstelling Quick Scan
Het doel van de Quick Scan is tweeledig: 1. inzicht bieden in de wijze waarop de bestaande organisatorische infrastructuur (zowel op lokaal, provinciaal als landelijk niveau) initiatieven van ‘bottom up’ van de Antilliaanse gemeenschap faciliteert en ondersteunt en 2. aanbevelingen formuleren - op basis van het onderzoek - over de wijze waarop zowel binnen als buiten de bestaande organisatorische infrastructuur deze initiatieven beter kunnen worden ondersteund en gefaciliteerd.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
16
Met het oog op deze doelstelling hebben we een onderzoek verricht ter beantwoording van de volgende vragen: 1. Hoe is het gesteld met de ondersteuning van ‘bottom up’ initiatieven van Antillianen door de bestaande organisatorische infrastructuur? a. Wat is het beeld van de veelheid aan initiatieven van Antillianen op met name lokaal niveau? b. Welke ondersteunende rol speelt de organisatorische infrastructuur bij de ontplooiing van deze initiatieven? c. Wat zijn succes- en faalfactoren bij de interactie tussen ondersteunende instanties en initiatiefnemers? 2. Op welke wijze zijn deze initiatieven beter te ondersteunen en te faciliteren zowel binnen als buiten de bestaande organisatorische infrastructuur? a. Hoe kunnen ondersteunende instellingen deze ondersteuning beter aanpakken? b. Hoe kunnen de gemeenten en het Rijk gunstige voorwaarden scheppen voor ondersteuning door professionele instellingen? In het project zijn deze vragen beantwoord aan de hand van een onderzoek naar initiatieven en de ondersteuning ervan. Het onderzoek had het karakter van een quick scan: snel, niet diepgravend, handelingsgericht en een momentopname. In het volgende hoofdstuk gaan we hierop nader in. In korte tijd is een veelheid aan met name lokale initiatieven in negen steden in kaart gebracht, via gemeenteambtenaren die belast zijn met het beleid gericht op Antillianen, welzijnsorganisaties, Antilliaanse zelforganisaties en Antilliaanse sleutelinformanten.2 Vervolgens is een achtiental initiatieven geselecteerd voor een verdiepend onderzoek naar de wijze waarop ondersteuning is geboden. Onder ‘ondersteuning’ verstaan we in dit rapport: het hele scala van activiteiten door instanties die hier taken hebben liggen variërend van het bieden van elementaire informatie over faciliteiten tot en met het met raad en daad en eventueel ook financieel verder helpen ontwikkelen van de activiteiten van de initiatiefnemers. Op basis van de analyse van deze initiatieven in relatie tot de geboden ondersteuning zijn slaag- en faalfactoren voor de ondersteuning afgeleid en aanbevelingen geformuleerd voor versterking van de ondersteuning van initiatieven.
2
We spreken in dit rapport voor het gemak in algemene termen over Antilliaanse initiatiefnemers, informanten enz., maar daarmee bedoelen we ook de Arubaanse initiatiefnemers, al vormen de Antilliaanse initiatiefnemers de overgrote meerderheid.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
17
1.3
Dit rapport
In dit hoofdrapport wordt gerapporteerd over de aanpak en vooral over de resultaten van het empirische onderzoek. Het materiaal dat via het onderzoek is verzameld is uitgebreid beschreven in het bijlagenrapport dat bij dit hoofdrapport behoort. In het bijlagenrapport staan de aangetroffen initiatieven kort gekarakteriseerd, wordt een achtiental uitgelichte initiatieven nader beschreven en worden de landelijke en stedelijke contexten van de initiatieven in grote lijnen aangeduid. Het hoofdrapport is los van het bijlagenrapport te lezen. In het volgende hoofdstuk van dit rapport zetten we onze onderzoeksaanpak en –methode uiteen en verantwoorden we deze. In hoofdstuk 3 geven we een korte aanduiding van de aangetroffen initiatieven in negen steden en op landelijk niveau. De achttien uitgelichte initiatieven worden iets uitgebreider beschreven. In hoofdstuk vier worden de stedelijke en bovenstedelijke contexten van de initiatieven geschetst. Geïnteresseerde lezers kunnen het Bijlagenrapport erop naslaan voor een uitgebreidere beschrijving van de initiatieven en de stedelijke en bovenstedelijke contexten. De kern van het rapport wordt gevormd door het vijfde en zesde hoofdstuk. In hoofdstuk vijf vindt de analyse plaats van de aangetroffen initiatieven en de ondersteuning ervan. In het laatste hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies gerecapituleerd en worden op basis hiervan aanbevelingen geformuleerd inzake de versterking van de ondersteuningsstructuur voor lokale en bovenlokale initiatieven.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
19
2 Verantwoording en methode 2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk geven we de uitgangspunten en het onderzoeksdesign van de uitgevoerde Quick Scan weer, en verantwoorden we de gehanteerde werkwijze. Op onderdelen verwijzen we naar de bijlagen bij dit rapport, waarin een verdere verantwoording is opgenomen.
2.2
Karakter van quick scan
Het onderzoek heeft het karakter van een quick scan met de volgende kenmerken: 1. Een snelle scan die een momentopname biedt en onvermijdelijk aan de oppervlakte blijft. Dat betekent onder meer dat we niet pretenderen een uitputtende beschrijving te bieden van initiatieven en de ondersteuningsstructuur. Het onderzoek geeft wel een indruk van hoe het op dit moment ervoor staat met initiatieven in relatie tot de ondersteuning; het geeft een momentopname. 2. Het onderzoek zoomt in op concrete initiatieven van ‘bottom up’ van de Antilliaanse gemeenschap en pas van daaruit wordt de ondersteuning vanuit de bestaande organisatorische infrastructuur de maat genomen. Dat betekent dat (a) de bestaande organisatorische infrastructuur slechts onderwerp van onderzoek is voor zover ze medebepalend is voor de ondersteuning van initiatieven van Antillianen en dus geen eigenstandige doorlichting van de infrastructuur plaats vindt, en (b) de conclusie en aanbevelingen alleen betrekking hebben op de ondersteunende infrastructuur. 3. Het onderzoek voor de quick scan heeft een handelingsoriëntatie. Dat betekent dat het niet gericht is op een uitputtende beschrijving, maar op praktijkgerichte en bruikbare kennis en hanteerbare conclusies. Bruikbaarheid houdt ook in dat een controleerbare methode van dataverzameling wordt gekozen en dat in de rapportage helder en inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze tot de conclusies en aanbevelingen is gekomen; dit mede ten behoeve van de aanvaardbaarheid en het gezag van de conclusies en aanbevelingen. Een aanvullend uitgangspunt van het onderzoek is dat de quick scan met het oog op de beleidsrelevantie focust op initiatieven die gericht zijn op positieverbetering van Antillianen en versterking of ‘vitalisering’ van de Antilliaanse gemeenschap, of, met andere woorden, op processen van integratie en sociale cohesie.3 3
Deze focus ligt in de lijn van de gevoelde noodzaak gezamenlijk de problemen aan te pakken die te maken hebben met het gegeven dat een relatief grote groep Antillianen de aansluiting mist met de Nederlandse maatschappij. Zie hiervoor het rapport van de commissie Veeris en de kabinetsreactie hierop.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
20
2.3
De onderzoeksopzet
De quick scan is uitgevoerd in vijf stappen. Deze zijn weergegeven in onderstaande Figuur 1. Daarbij zijn, mede met het oog op de korte tijdsspanne die voor het onderzoek beschikbaar was, de stappen 2 en 3, oftewel de brede zoektocht naar initiatieven en het verdiepend onderzoek naar geselecteerde initiatieven, vloeiend in elkaar overgegaan. Figuur 1: Gehanteerde opzet Quick Scan Voorbereiding
Stap 1
Bgc 1
Quick scan Initiatieven Stap 2
9 steden
generiek spoor Verdiepend onderzoek
Bgc 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Analyse / concept-aanbevelingen
Eindrapportage
Bgc 3
Bgc 4
Tussen elk van de stappen heeft overleg plaatsgehad met de begeleidingscommissie. Deze bestond uit: - Dhr. W. Palm, DCIM, Ministerie van Justitie - Dhr. D. Ebbeling, Ministerie VWS
2.4 2.4.1
De uitvoering van het project Stap 1: voorbereiding
Het onderzoek begon met een voorbereidende stap, waarin de zoekstrategie naar initiatieven en de itemlijsten voor de te verkrijgen informatie zijn opgesteld en met de begeleidingscommissie zijn vastgesteld.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
21
Er is voor gekozen de speurtocht naar initiatieven en de ondersteuning daarvan langs twee sporen uit te voeren, te weten langs: - een generiek spoor, gericht op landelijke informatiebronnen en specifieke sleutelpersonen in en om de Antilliaanse gemeenschap en - een stedenspecifiek spoor, waarbij per stad gezocht wordt via ingangen bij plaatselijke Antilliaanse zelforganisaties, het algemene welzijnsbeleid en waar van toepassing het specifieke Antillianenbeleid. Wat de te betrekken steden bij dit laatste spoor betreft, is gekozen voor de zeven ‘klassieke’ Antillianengemeenten: Amsterdam, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Groningen, Nijmegen en Rotterdam. Daarnaast zijn twee andere gemeenten met een substantieel aandeel Antilliaanse inwoners in het onderzoek betrokken, te weten Almere en Tilburg. Met de itemlijsten is met name ingezoomd op de initiatieven die, al dan niet met ondersteuning èn al dan niet succesvol, recentelijk van Antilliaanse zijde aan de dag zijn of worden gelegd. Daarnaast is de blik gericht op het beleid en de voorzieningen die plaatselijk en bovenlokaal aanwezig zijn. 2.4.2
Stap 2: quick scan initiatieven
In de volgende stap is de speurtocht langs de genoemde sporen van start gegaan, wat in het begin overigens door de zomervakantieperiode werd bemoeilijkt. Deze speurtocht leidde tot een aanzienlijke verzameling van uiteenlopende initiatieven, vanuit verschillende hoeken ondernomen, met meer of minder succes, en ons meer of minder bekend. In totaal hebben we ruim 130 initiatieven geïdentificeerd. Deze hebben we alle op een long list geplaatst. Deze long list – die in het bijlagenrapport als bijlage 1 is opgenomen – diende voor ons als reservoir van waaruit we de meest interessante en bruikbare deelverzameling initiatieven konden plukken voor het verdiepend onderzoek, de shortlist van 18 initiatieven. We hechten er aan op te merken – en het volgt overigens ook uit de gehanteerde methode – dat we met deze lijst van initiatieven geenszins een uitputtend overzicht van initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap pretenderen te geven, noch suggereren we dat het hieruit een representatieve steekproef betreft. Sterker nog, het is aannemelijk dat de wijze waarop we de initiatieven hebben opgespoord van invloed is op de soort initiatieven die we boven tafel hebben gekregen. Zo kan aangenomen worden dat sprake is van een oververtegenwoordiging van bekendere initiatieven (bekend bij de gemeenten en instanties) en van initiatieven die - al dan niet effectief - zijn ondersteund. Het was ook niet de bedoeling met deze greep uit de initiatieven volledig of representatief te zijn. Ons oogmerk was over voldoende analysemateriaal te beschikken om meer te kunnen begrijpen van het slagen of mislukken van initiatieven, en van de rol die de ondersteuning van die initiatieven speelt. De lange lijst die in de bijlage is weergegeven is hiervoor ruimschoots toereikend.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
22
De selectie van de uitgelichte initiatieven van de short list vond als volgt plaats: • De 130 initiatieven uit de long list zijn allereerst gescoord op verschillende variabelen (aard initiatief, type initiatiefnemer, aard ondersteuning, wel/geen doelbereiking). • Hieruit is een medium list opgesteld van zo’n 40 geprononceerde, exemplarische of juist bijzondere initiatieven, die zich goed lenen voor nadere uitdieping. • Uiteindelijk zijn uit deze lijst 18 initiatieven voor de short list geselecteerd, waarbij is zorggedragen voor voldoende spreiding over de gemeenten (ten minste 1 per stad), over type initiatieven (accent op hulpverleningsinitiatieven vanwege beleidsrelevantie), en wel of geen good practice (leeraspecten voor interactie met ondersteuning). Naast deze long list leverde de zoektocht een grote hoeveelheid informatie over de landelijke en stedelijke context waarbinnen de genoemde initiatieven al dan niet tot bloei komen. De beschrijvingen van deze contexten – die wel nog ter controle aan de gemeentelijke contactpersonen zijn voorgelegd – zijn opgenomen in bijlage 3 in het bijlagenrapport. We benadrukken dat het daarbij steeds gaat om schetsen van de lokale contexten. We pretenderen met de beschrijvingen geenszins een analyse van het in de verschillende gemeenten gevoerde beleid te presenteren, noch een evaluatie van de ondersteuning per stad. De beschrijvingen moeten vooral gezien worden als achtergrondinformatie, die ertoe dient om de beschreven initiatieven te kunnen bezien in het licht van de plaatselijke situatie (ofwel: de context). 2.4.3
Stap 3: verdiepend onderzoek
Bij een selecte deelverzameling van 18 van de 130 aangetroffen initiatieven hebben we vervolgens verdiepend onderzoek uitgevoerd. Zoals gezegd is deze selectie gemaakt door te kijken welke initiatieven binnen de verzameling een duidelijke eigen toegevoegde waarde hebben, in zekere zin een bepaald type initiatief optimaal representeren of juist opvallend a-typisch zijn. Het verdiepend onderzoek heeft er vervolgens uit bestaan om – via een ‘inktvlekmethode' – per initiatief met de initiatiefnemer contact op te nemen en zijn of haar verhaal te horen, en vervolgens naar alle betrokken of juist opvallend niet-betrokken ondersteunende instanties toe te stappen voor aanvullende informatie of juist hun kant van het verhaal. Waar nodig is hoor en wederhoor toegepast. De beschrijvingen van deze geselecteerde initiatieven, die bij elkaar de short list vormen, zijn opgenomen in bijlage 2 in het bijlagenrapport. We hebben er daarbij voor gekozen de initiatiefnemers met naam en toenaam te noemen, omdat dit het verhaal levendiger en krachtiger maakt. Indien het noemen van de naam als te gevoelig werd bevonden, hebben we dit achterwege gelaten. Het feitenmateriaal uit het bijlagenrapport is voor een toets op correctheid voorgelegd aan de contactpersonen bij de gemeenten. Alle ingekomen op-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
23
merkingen zijn – indien nodig in overleg met de contactpersoon van de gemeente – verwerkt in het eindrapport. 2.4.4
Stap 4: analyse / conceptaanbevelingen
Het verzamelde empirische materiaal hebben we vervolgens gebruikt om te analyseren welke rol het al dan niet aanwezig zijn van ondersteuning speelt bij het al dan niet welslagen van heel uiteenlopende initiatieven van Antilliaanse zijde. Diverse mogelijke slaag- en faalfactoren zijn afgeleid en beproefd. Vervolgens zijn conceptaanbevelingen geformuleerd, gericht op het creëren van een organisatorische infrastructuur ter ondersteuning van Antilliaanse initiatieven die zoveel mogelijk slaagfactoren in zich bergt en de faalfactoren zoveel mogelijk vermijdt. 2.4.5
Stap 5: eindrapportage
De beschrijvingen, verantwoording, analyse en conceptaanbevelingen zijn in conceptrapportvorm voorgelegd aan de begeleidingscommissie. Na kennis te hebben genomen van hun opmerkingen en waar nodig de rapportage bijgesteld te hebben, is een definitief conceptrapport opgesteld. Daarna volgde een afsluitende presentatie van de onderzoeksresultaten aan de de directeur van de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM). Opmerkingen naar aanleiding van die presentatie zijn verwerkt in het definitieve eindrapport. Dat eindrapport is aangeleverd en door de opdrachtgever vastgesteld.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
25
3
Aangetroffen initiatieven
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk schetsen wij het beeld van de initiatieven die wij landelijk en in de negen geselecteerde steden aantroffen. Wij concentreren ons daarbij op de aard van de initiatieven, de beoogde doelgroep en het type initiator. In de laatste paragraaf presenteren wij in vogelvlucht de achttien uitgelichte initiatieven, die uitgebreider beschreven staan in bijlage 2 van het bijlagenrapport. In bijlage 1 van het bijlagenrapport zijn de 130 initiatieven van de longlist beschreven.
3.2
Impressie van de aangetroffen initiatieven
Onze zoektocht leverde de volgende aantallen initiatieven op per stad en landelijk. Tabel 1: Aantal gevonden initiatieven per stad/landelijk
Landelijk Almere Amsterdam Den Haag Den Helder Dordrecht Groningen Nijmegen Rotterdam Tilburg
Aantal gevonden initiatieven 25 11 22 8 6 9 14 7 25 7
Aantal A/A inwoners4 1.371 11.714 10.380 1.341 3.406 3.097 2.064 20.039 4.459
Rotterdam en Amsterdam leveren van de steden de meeste initiatieven op, ongeveer evenveel als we landelijk hebben gevonden. Dit zijn ook de twee steden met de grootste Antilliaanse gemeenschap. In de derde ‘Antilliaanse’ stad in Nederland, Den Haag, hebben we verhoudingsgewijs weinig initiatieven gevonden. De omvang van de Antilliaanse gemeenschap is dus niet allesbepalend voor de aantallen gevonden initiatieven. In hoofdstuk 5 gaan we nader in op de relatie tussen aantallen gevonden initiatieven en de omvang van de lokale Antilliaanse gemeenschap en het verband van beide met de mate van ondersteuning van initiatieven. Sport, carnaval en brassbands zijn erg populair en in vrijwel elke gemeente te vinden. Ook ouderenverenigingen, religieuze initiatiefnemer New Song, moeders die zich ontfermen over jongeren en minderbedeelden en moeders die zich ontfermen over andere (jonge) moeders, kwamen we in meerdere 4
CBS-cijfers voor 2003.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
26
delen van het land tegen. Sport, spel en andere recreatieve activiteiten worden vaak gebruikt als brug naar hulpverlening. Het gebrek aan mogelijkheden voor typisch Antilliaans vermaak (zoals een gezellig, luidruchtig spelletje domino onder een boom) en op Antilliaanse leest geschoeide hulpverlening wordt blijkbaar vaak als een gemis ervaren en is dan ook regelmatig het doel van een initiatiefnemer. Solidariteit met groepen die het moeilijk hebben, spreekt uit een opvallend groot deel van de initiatieven. 3.2.1
De aard van de initiatieven
Als we kijken naar de aard van de initiatieven dan blijken deze zich niet altijd gemakkelijk in een apart hokje te laten duwen. Dit komt doordat sprake is van een geleidelijk verloop langs een continuüm van recreatieve naar politiek-participatieve initiatieven en doordat initiatieven meerdere dimensies kunnen omvatten. Wel is het mogelijk grofweg de verhoudingen van de typen van initiatieven binnen de verzameling aangetroffen initiatieven aan te geven; zie daarvoor het onderstaande figuur. Verdeling over typen initiatieven (n=130)
Overig Politiek / participatief
Sociaal recreatief
Hulpverlening
Hieronder doorlopen wij de hoofdtypen van initiatieven (inclusief ‘religieuze initiatieven’ van de categorie ‘overig’) en lichten wij deze toe: • Sociaal-recreatieve initiatieven • Hulpverleningsinitiatieven • Politiek-participatieve initiatieven • Religieuze initiatieven Sociaal-recreatieve initiatieven Bijna de helft van de initiatieven heeft een sociaal-recreatief karakter. Dat deel treffen we landelijk tijdens jaarlijkse ontmoetingsevenementen zoals de diverse Antillendagen. Wat dichter bij huis zien we sportieve, muzikale en feestelijke bijeenkomsten. Kleinere groepen met een speciale gedeelde belangstelling komen ook regelmatig bij elkaar, zoals de diverse ouderengroepen of de literaire groep Simia Literario.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
27
De overgang van sociaal-recreatieve naar hulpverleningsinitiatieven is vloeiend. In een minimale zin hebben veel recreatieve initiatieven een sociale kant, vanuit de gedachtegang ‘Wie musiceert / danst / carnavalskostuums maakt, steelt niet’. De kloof die lijkt te gapen tussen hangjongere en voorbeeldjongere kan worden overbrugd door een goedgekozen initiatief. Op het gebied van sport bijvoorbeeld: een spelletje softball zorgt voor overlast en klachten als het op een plek gebeurt die daarvoor niet bestemd of besproken is. Maar diezelfde spelers oogsten bijval als ze deelnemen aan een georganiseerd toernooi. Betrokken Antillianen zetten zich in om jongeren van de straat te houden en op een zinvolle manier bezig te houden. Via die weg zijn Antilliaanse jongeren makkelijker te bereiken, ook voor maatschappelijke hulpverlening. Via sport en spel kan gewerkt worden aan het bijbrengen van sociale competenties die vereist zijn voor scholing en werk en sommige van de initiatieven hebben dit expliciet als doel. Dan is maatschappelijke hulpverlening het doel en zijn sport en spel de middelen daarvoor. Vanwege de sociale aspecten van al deze initiatieven duiden we ze aan als ‘sociaalrecreatief’. Hulpverleningsinitiatieven Ongeveer een derde van de aangetroffen initiatieven is gericht op maatschappelijke hulpverlening, aan jonge moeders, woningzoekenden, ouderen, verslaafden en andere kwetsbare groepen, bezoek aan jeugdige gevangenen en begeleiding van scholieren bij hun huiswerk. In een aanzienlijk aantal (ongeveer de helft van de aangetroffen initiatieven) is sprake van een individuele initiatiefnemers, waarbij het vaak om vrouwen gaat (2/3 van de individuele initiatiefnemers). Een deel van de initiatiefnemers is laagopgeleid. Een ander deel bestaat uit professionals die, vanuit hun beroep, in hun vrije tijd doorgaan met mensen bijstaan met raad en daad. Als luisterend oor met een gedeelde taal en culturele achtergrond, vormen zij een kleinschalige aanvulling op bestaande instellingen, waarnaar zij vooral doorverwijzen. Ook werpen zij zich op als tolk, mentor en soms zelfs eerste opvanghuis, bij gebrek aan andere noodhuisvesting. Verder gaan die initiatieven, die maatschappelijke misstanden constateren of een gat in de bestaande maatschappelijke hulpverlening. In het geval van tienermoeder Sylvie Raap is het gelukt dit gat te duiden, de noodzaak op de politieke agenda te plaatsen. In andere gevallen werpen vrijwilligers zichzelf op om een geconstateerde lacune te dichten. Zij plaatsen zich hiermee in de moeilijke positie (vaak onbezoldigd) te werken op het gebied dat de reguliere welzijns- en hulpverleningsinstellingen zouden moeten dekken. Deze initiatieven verworden tegelijkertijd tot concurrent en ‘afvalbak’, aangezien zij de moeilijkste gevallen aantrekken. Verbittering over onvoldoende erkenning en waardering kunnen hier het gevolg van zijn. Op het breukvlak tussen hulpverlening en participatie bevinden zich uiteenlopende initiatieven, die Antillianen actief en zichtbaar in de samenleving neer willen zetten. Initiatieven die willen bijdragen aan een groter bewustzijn van de eigen achtergrond en het eigen kunnen (empowerment); die (jonge)
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
28
vrouwen wegwijs willen maken in de samenleving en Antillianen willen stimuleren tot participatie in uiteenlopende belangengroepen (bijvoorbeeld van de woningbouwvereniging) en zelforganisaties. Politiek-participatieve initiatieven Politiek-participatieve initiatieven zijn er weinig (zo’n 10% van de aangetroffen initiatieven). Op lokaal niveau worden in het kader van de ontwikkeling van aanvragen voor Direkshon-projecten plaatselijke Antilliaanse beraden gestart. Op landelijk niveau is MAAPP als beweging actief. Zij wil onder meer de lokale Antilliaanse beraden ondersteunen en individuele Antillianen stimuleren te stemmen en zich kandidaat te stellen voor verkiezingen. Religieuze initiatieven Onder de initiatieven in de longlist is een klein aantal (een achttal) van religieuze aard: zoals het houden van missen voor de doelgroep, in de eigen taal. De initiatieven staan op de lijst omdat ze een uiting zijn van saamhorigheid. De initiatieven van het kerkgenootschap New Song zijn opgenomen als initiatieven op sociaal en hulpverleningsvlak. De beweegreden is dan wel spiritueel, de activiteiten (van gevangenisbezoeken tot verslaafdenzorg en familiedagen) liggen in de sfeer van maatschappelijke hulpverlening. Als laatste noemen we nog enkele initiatieven die onder geen van bovenstaande noemers te vangen zijn: de banenmarkt van de stichting Carrière Oriëntatie Dagen, het positieve nieuws van SOLO, het mislukte schoonmaakproject (Almeers initiatief nr. 7 uit de long list; zie bijlagenrapport). Het zijn projecten die een plaats hebben gekregen op de lijst vanuit het oogmerk van sociale cohesie. 3.2.2
De doelgroep van de initiatieven
Het is mogelijk verschillende doelgroepen te onderscheiden bij de initiatieven. Hieronder passeren enkele veelvoorkomende doelgroepen de revue, zoals Antilliaanse jongeren in sociale nood en Antillianen met gedeelde interessen of belangen. De doelgroep waarop de veel van de lokale initiatieven gericht zijn, bestaat uit degenen die nog zoekende zijn in de Nederlandse samenleving en dus de maatschappelijke aansluiting nog niet volledig gevonden hebben. Vele initiatieven (ruim twee vijfde van de lokale initiatieven) zijn er voor tienermoeders, dolende jongeren, nieuwkomers, verslaafden, ouderen, gedetineerden en andere kwetsbare groepen. Hen wordt een gids bij het vinden en bereiken van voorzieningen geboden, een luisterend oor en een maaltijd, hulp bij de opvoeding, huiswerkbegeleiding, en, meer recreatief: sport en spel, muziek en carnavalsactiviteiten. Andere initiatieven richten zich op groepen met een gedeelde interesse: het is de liefde voor literatuur of theater die de groep samenbrengt; samen sporten; een gemeenschappelijke belangstelling voor het uitdragen van de Antil-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
29
liaanse cultuur en historie; of een gedeelde situatie, zoals de ouderengroepen waar de leden elkaar gezelschap verschaffen; of het gedeelde werkniveau van de VAN. Een aantal, vooral landelijke initiatieven, spreekt de Antilliaans/Arubaanse bevolkingsgroep meer in het algemeen aan. MAAPP en Splika zijn voorbeelden, maar de diverse lokale radio- en TV-uitzendingen net zo. Ook een initiatief als de LAAVO, richt zich op de vooruitgang van alle A/A vrouwen, dwars door maatschappelijke scheidslijnen heen. Vrouwen lijken als doelgroep iets minder specifiek in trek bij initiatieven dan mannen. Veel activiteiten op het gebied van muziek, sport en spel trekken voornamelijk mannen. Bij vrouwen lijken vooral de moederprojecten genderspecifiek te zijn. Uit bovenstaande blijkt ook dat de communicatie met autochtoon Nederland of andere etnische groepen zelden een doel op zich zelf is van de inititiatieven; met uitzondering van de politiek-participatieve initiatieven. Alle andere initiatieven zijn erop gericht individuele Antillianen een helpende hand te bieden of groepen Antillianen en Arubanen bij elkaar te brengen.. Enkele initiatieven richten zich hoofdzakelijk op publiek van één eiland: zoals het Arubaanse Dande en de Arubadag. Daar staan meer initiatieven tegenover waar Arubanen, Curaçaoënaars en mensen afkomstig van de vier andere eilanden zij aan zij werken aan hun idealen (zoals stichting Divi en Nos Derechonan). 3.2.3
Het type initiatiefnemer
Indien we kijken naar het type initiatiefnemer (zie het onderstaande figuur), valt op dat de individuele initiators een respectabel aantal vormen (in een derde van het aantal gevallen). Ook komt het regelmatig voor dat enkele individuen samen, als groep, een initiatief tot ontplooiing trachten te brengen. Of een individuele initiatiefnemer start met haar activiteiten en anderen sluiten zich erbij aan. Het is dan ook niet altijd mogelijk een scherp onderscheid te maken tussen individuen en groepen als initiatiefnemers. Onder de initiatiefnemers van dit type (een of meerdere individuen) kunnen verschillende categorieën worden onderscheiden, die bijvoorbeeld variëren qua professionaliteit of qua mate van maatschappelijke betrokkenheid.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
30
Verdeling over typen initiatiefnemers (n=130)
A/A prof. org. Niet-Antill. org Individuen
Zelforganisatie
Groep
Zo zijn er initiatiefnemers die iets willen doen aan de problematiek die zij om zich heen zien. Bekendere voorbeelden zijn Sissy Dulfer (Sihaky, hulp aan sociaal zwakkeren in Den Haag), Sylvie Raap (Steady, opvang tienermoeders) en Annie Ras (activiteiten voor jongeren in Amsterdam Zuidoost). Het zijn vaak vrouwen, die zelf problemen hebben ondervonden in de Nederlandse samenleving en oog hebben voor de nood om hun heen. “Het zijn mijn buren, waar we het over hebben”, vertelt een van hen. “Ik weet dat deze kinderen zonder brood naar school gaan en na school niet weten waar ze heen moeten.” Een ander: “Ik ken moeders die in opdracht stelen om aan geld te komen. Je bestelt een pak Pampers bij ze en de volgende dag kan je het komen ophalen. Moeders ook die hun eigen kinderen aanmoedigen te stelen.” De diverse anonieme moeders die hun huiskamers en keukens openstellen of op andere manieren zorg bieden aan de risicogroepen, willen laten zien dat het anders kan. Zo ontstaan klasjes van kinderen die Antilliaanse dansen leren en begeleid worden met hun huiswerk. Maar ook brassbands, softballteams en, in het uitzonderlijke geval van Sylvie Raap, zelfs wijzigingen in het beleid. ‘De professionals’ vormen een andere groep initiatiefnemers. Deze Antillianen en Arubanen in Nederland komen met de problematiek in aanraking via hun werk. Ook daaruit vloeien initiatieven voort: professionele hulpverleners gaan in hun vrije tijd door met het bieden van advies en meer. Zo ontstonden het sociale spreekuur en het politiespreekuur bij Nos Kultura in Almere en het sociale spreekuur in een koffieshop in Rotterdam. Nam een medewerkster van de Dordtse Foyers steeds weer zelf daklozen in huis. En willen medewerkers van Parnassia verslaafden iets extra’s bieden in hun afkickproces (via de Haagse stichting Divi). Dat brengt ons in de professionaliseringstrap naar de ‘Antillectuals’, de groep geslaagde, hoger opgeleide Caribische Nederlanders die op eigen kracht of via Antilliaanse organisaties (van 1e tot 3e lijns), zich inzetten voor beleidsverbeteringen en concrete initiatieven. Profor en OCaN zijn voorbeelden, en op individueel niveau, het idee van Ronnie Martina (Landelijk initiatief nr.21 uit de long list; zie bijlagenrapport). Over het algemeen hebben deze initiatiefnemers een uitgebreid netwerk, weten ze de weg naar sub-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
31
sidies en sponsoren te vinden en wordt dan ook hoger ingezet. Zo kan het gaan om landelijke en financieel omvangrijke projecten. Ook organisaties treden op als initiatiefnemers. In veel gevallen (een derde van de aangetroffen initiatieven) gaat het om zelforganisaties die initiatieven ontplooien. Het betreft zowel bestaande zelforganisaties als initiatiefnemers die zich organiseren om het initiatief te kunnen uitvoeren. Bij de initiatieven op landelijk niveau nemen zelforganisaties een belangrijke plaats in als initiatiefnemers (in ongeveer de helft van de gevallen). In enkele gevallen betreft het initiatieven vanuit professionele Antilliaanse organisaties, zoals Profor of OCaN. Op lokaal niveau is het beeld gevarieerder. Ook komt het voor dat niet-Antilliaanse organisaties, met name welzijns- of projectorganisaties (dus niet-Antilliaanse organisaties), geluiden vanuit de Antilliaanse gemeenschap oppikken en zelf het initiatief vormgeven, zoals de ‘Onder de boom’ conferentie in Nijmegen.
3.3
De uitgelichte initiatieven in vogelvlucht
Uit de meer dan 125 aangetroffen initiatieven selecteerden wij er 18. Samen vormen zij een gevarieerde verzameling van uiteenlopende initiatieven, met meer of minder succes vanuit verschillende hoek ondernomen. De selectie is gemaakt door te kijken welke initiatieven binnen de verzameling een duidelijke eigen toegevoegde waarde hebben, een bepaald type initiatief optimaal representeren of juist opvallend a-typisch zijn. Hieronder volgen de geselecteerde initiatieven, geordend naar de negen steden van herkomst, met daaraan voorafgaand een landelijk initiatief. 1. LAAVO (landelijk) Het landelijk vrouwennetwerk LAAVO organiseert periodiek activiteiten, zoals empowerment- en bewustwordingstrainingen. Er is sprake van weinig continuïteit door de complexiteit van het vinden van subsidie/fondsen en ondersteuning voor de projecten. 2. A/A beraad in oprichting (Almere) De Antilliaanse leden van de begeleidingsgroep bij de aanvraag voor een Direkshon-project in Almere en de denktank in het kader van een Direkshon-aanvraag van Lelystad willen hun werk breder voortzetten, door een A/A-beraad op te richten. Er wordt nog gereflecteerd op de vraag wat het verstandigst is: een Flevoberaad op provinciaal niveau of eerst beginnen met A/A-beraden in verschillende steden. Zomer 2003 is een werkgroep gevormd, die de plannen en mogelijkheden uitwerkt en bestuursleden zoekt. De gemeente staat er positief tegenover. Er loopt een subsidieaanvraag voor ondersteuning bij de opstartfase. 3. Recreatie voor hangjongeren (Amsterdam Z/O) Mevrouw Ras organiseert al 20 jaar allerlei activiteiten voor hangjongeren, waaronder brassbands, een show- en carnavalsgroep. Ze stelt haar
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
32
computer beschikbaar en haar huis in Zuidoost fungeert wel eens als inloophuis. 4. Candela (Amsterdam Z/O) Candela is een muziekproject van zeven jongens (waarvan vier Antilliaans) die via muziek en zelfgemaakte documentaires, cd’s en radioprogramma’s een brede groep jongeren willen bereiken. In eerste aanleg werden ze ondersteund vanuit welzijnsinstelling Alcides. Met de gemeente Zuidoost hebben ze nu een realistisch, gedreven plan op papier gezet. 5. New Song (Den Haag) New Song brengt sociaal-culturele activiteiten vanuit religieuze overtuiging, voor jongeren die tegen het drugscircuit aanzitten. Onder meer een brassband voor jongeren, om ze na school van de straat te houden, samen met het Haagse Stevin College en de politie. Ze heeft problemen met subsidieaanvragen, waarbij onder meer het religieuze karakter van de organisatie een rol speelt. 6. Stichting Sihaky (Den Haag) Mevrouw Dulfer en haar stichting Sihaky vangen al zo’n 20 jaar nieuwkomers, drugsverslaafden, tienermoeders en andere kwetsbaren in Den Haag op en helpen hen bij het benaderen van instanties. De stichting heeft incidenteel subsidie en ondersteuning, momenteel in het kader van het Antilliaanse beleidsprogramma Traha Brug. 7. Stichting Divi (Den Haag) De jonge stichting Divi, wil naast de recreatieve activiteiten die zij reeds organiseerde, ook hulpverlening bieden in de Haaglanden. Zij bedacht een outreachende aanpak om Antilliaanse verslaafden te bereiken, op traject te krijgen bij Parnassia en aanvullend groepsgesprekken en een reïntegratietraject inclusief arbeidstoeleiding en ‘begeleid wonen’. Ze is ondersteund bij het schrijven van een projectplan, maar haar plannen inzake verslavingszorg worden door Parnassia als concurrentie gezien. 8. Opvang nieuwkomers, kledingverkoop en geld lenen (Den Helder) Als één van eerste Antillianen die zich in Den Helder vestigde, en vanuit haar centrale positie binnen familie- en vriendennetwerk vervult een vrouw in Den Helder jarenlang een belangrijke rol bij de opvang van nieuwkomers uit de Antillen in Den Helder. Tevens verkoopt ze exclusieve kleding uit de Antillen aan Antillianen in Nederland en leent ze geld aan Antilianen in nood. 9. Sportinitiatieven via sportcontact (Dordrecht). Sportinitiatieven worden in banen geleid door de Dordts/Antilliaanse sportleraar Doran, in dienst bij de gemeente. Zijn informele aanpak en weg naar oplossingen voor accommodatieproblemen en de bijbehorende
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
33
overlastklachten leiden tot diverse toernooien en teams die volleybal, hockey, softbal, zaalvoetbal spelen. 10. Huisopvang (Dordrecht) De Dordtse foyermedewerkster Francis Henderson biedt sinds drie jaar aan de meest schrijnende gevallen (twaalf tot nu toe), een tijdelijk onderdak en begeleiding bij het aanvragen van een uitkering. Daar zijn ook zwangere tieners bij. De opvangcapaciteit van reguliere voorzieningen schiet hier tekort. 11. Werkplaats automonteurs (Groningen) Een ongediplomeerd Groningse automonteur wil jongeren die op straat aan hun auto’s sleutelen begeleiden bij het in de praktijk leren van het vak van monteur. Hij benaderde de gemeente voor een werkplaats, die hem doorstuurde naar Forsa. Hij wil het heft in eigen handen houden en probeert het nu via andere wegen: een gediplomeerde monteur en eventueel sponsoring door garagebedrijven. 12. Onder de boom conferentie (Nijmegen) In een Nijmeegse ‘probleemwijk’ worden door de projectorganisatie signalen opgevangen dat de bewoners graag willen praten over wederzijdse irritaties. Er wordt een ‘onder de boom’-conferentie georganiseerd, met Antilliaanse hangjongeren en andere buurtbewoners. Zo’n 200 deelnemers, waaronder instanties, bespreken de onvrede onder Antillianen en hun wantrouwen tegenover instellingen. De burgemeester hoort het aan. Het vervolg: een voetbaltoernooi en de herstart van het buurtoverleg. 13. Palu Kultural (Nijmegen) Enkele betrokken Antillianen starten voorjaar 2003 Palu Kultural, een zelforganisatie die activiteiten verzorgt en begeleidt voor Antilliaanse jongeren. Het doel is om hen te ondersteunen bij hun maatschappelijke ontwikkeling/integratie: discipline leren, motiveren, luisteren naar elkaar. Dit gebeurt via culturele activiteiten, ingebracht door de jongeren zelf. De gemeente en Trabou Tin stonden van meet af aan positief tegenover dit initiatief en hebben het ondersteund. 14. Steun aan tienermoeders (Rotterdam) Sylvie Raap werd op haar zeventiende moeder. Tijdens haar zwangerschap ondervond ze veel tegenstand van haar omgeving. Ze richtte stichting Steady op, die ondersteuning biedt aan tienermoeders. Haar initiatief leidde tot verandering van het Rotterdamse sociale beleid, en werd onder meer onderscheiden met de FIOM-prijs en de Joke Smit-prijs. 15. Subsidieaanvraag in Feyenoord (Rotterdam) Een Antilliaanse stichting doet bij de deelgemeente Feyenoord een subsidieaanvraag voor het opzetten van sociaal-educatieve projecten, zoals een jeugdpoëziefestival en een vrijdagdisco. De deelgemeente heeft be-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
34
hoefte aan aanvullende informatie, maar daarop komt nooit reactie. Later krijgt de stichting wel ondersteuning van de Rotterdamse stichting SBAW, maar door onregelmatigheden binnen het bestuur komen de voorgenomen activiteiten niet van de grond. Een vervolgstichting probeert alsnog projecten op te zetten, maar slaagt er niet in de zaak bestuurlijk rond te krijgen, waarna de SBAW na enige tijd de ontwikkelingsrelatie opzegt. 16. Mentorenproject in Hoogvliet (Rotterdam) Het Mentorenproject Hoogvliet is een Lus di Trafiko-activiteit die voortkomt uit de A/A gemeenschap en draait op A/A krachten. Het idee komt van dhr. Alcides Martina, een Antilliaanse professional die tevens voorzitter van een A/A zelforganisatie is. Door een tweetal deelgemeentebestuurders enthousiast te krijgen voor de plannen, en met veel volharding, lukt het hem na drie jaar om het initiatief daadwerkelijk van de grond te krijgen. 17. Huiswerkbegeleiding in Hoogvliet (Rotterdam) Een mevrouw die Antilliaanse basisschoolleerlingen huiswerkbegeleiding bood en daar meer faciliteiten voor zocht, werd door de deelgemeente Hoogvliet doorverwezen naar zelforganisatie Shimaruku. Deze heeft het idee overgenomen. In het inmiddels gesubsidieerde en regulier draaiende project wordt de huiswerkbegeleiding door een professional verzorgd, omdat de initiatiefneemster zelf niet formeel gekwalificeerd is voor lesgeven. Dat leidde tot een conflict tussen haar en de stichting, waardoor zij zich uiteindelijk terugtrok. 18. Platform Antilliaanse zelforganisaties (Tilburg) Met als directe aanleiding de eenzijdige en negatieve berichtgeving over Antillianen na incidenten in de zomer van 2003 besloten een negental A/A zelforganisaties in Tilburg om meer samen te gaan werken bij de communicatie naar de samenleving en de overheid. Het doel is zowel taakverdeling bij de externe communicatie als onderlinge afstemming, zodat met één stem kan worden gesproken. De grootste zelforganisatie SAT coördineert dit overleg tussen de zelforganisaties.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
35
4
Stedelijke en bovenstedelijke context van initiatieven
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk geven we een impressie van de stedelijke en bovenstedelijke contexten waarbinnen de in het vorige hoofdstuk beschreven initiatieven plaatsvinden. Paragraaf 4.2 geeft enkele hoofdlijnen van de bovenstedelijke context, terwijl in paragraaf 4.3 de context in de afzonderlijke gemeenten kort wordt geschetst.
4.2 4.2.1
Impressie van de stedelijke en bovenstedelijke contexten Relevant landelijk beleid.
Voor de wijze waarop relevante landelijke regelingen doorwerken in de lokale contexten in de door ons onderzochte gemeenten, geven we in onderstaande tabel enige kerngegevens weer (voor meer detail zie bijlage 3 in het bijlagenrapport). Tabel 2: kerngegevens m.b.t. lokale toepassing relevante landelijke regelingen
Gemeente Almere
Aantal Antilli- Rijksbijdrage SPAGDirekshon aanse inwoners Antillianen- projecten 2001- Projecten en 2003 gemeenten 2004 aanvragen Bron: CBS 2001-2005 Un kaso di 3.659 n.v.t. Aanvraag Balansa
Amsterdam
11.714
€ 1.633.610
Geen
Aanvraag
Den Haag
10.380
€ 1.134.450
Lanta Para
Prome Base
Den Helder
1.341
€ 1.806.045
Stimuleringsproject A/A
Bon Komienso
Dordrecht
3.406
€ 1.678.986
Fundeshi
2 Foyers
Groningen
3.097
€ 1.315.962
SPAG-project
Biba Bon
Nijmegen
2.064
€
Trabou Tin
Aanvraag
Rotterdam
20.039
€ 2.390.000
Goals
Cohar
Tilburg
4.459
n.v.t.
Altrnativa Nobo
Direkshon Tilburg
930.249
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
36
4.2.2
Ondersteuningsstructuur initiatieven/zelforganisaties
Met de aanvaarding van de notie Met verende kracht (1999) door de Tweede Kamer is er een nieuwe systematiek ter ondersteuning van landelijke zelforganisaties van minderheden (Kabinetsreactie op Net Loke Falta 2002). Er is activiteitenbudget voor zelforganisaties ter beschikking gesteld in het kader van de Welzijnswet 1994, waarvan de verdeling is geregeld door middel van een tijdelijke stimuleringsregeling zelforganisaties minderheden (Stcrt. Nr. 241). Daarnaast is bij Forum Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling in de loop van het jaar 2001 is het projectplan ‘Platform Zelforganisaties’ van start gegaan, met subsidie van het ministerie van VWS. Landelijke zelforganisaties van migranten die behoefte hebben aan advies of ondersteuning kunnen terecht bij Forum. Het Platform biedt naast een telefonische helpdesk ondersteuning op het gebied van informatievoorziening en communicatie, kadertraining, fondswerving en vergaderfaciliteiten. Een ander onderdeel van het project is het opzetten van een adressenbestand en een databank met gegevens die voor zelforganisaties van belang zijn. Landelijke Antilliaanse zelforganisaties blijken evenwel relatief weinig van de diensten van het platform zelforganisaties van Forum gebruik te maken. 4.2.3
Landelijke Antilliaanse zelforganisaties
Enkele actieve landelijk Antilliaanse zelforganisatie zijn MAAPP, die zich richt op stimulering van (politieke en maatschappelijke) participatie van Antillianen en Arubanen; Stichting 2000 die actief is op het terrein van hulpverlening; Nos Derechonan, die bewustzijn wil losmaken; Splika die het Papiamentu promoot; LAAVO die Antilliaanse/Arubaanse (A/A) vrouwen een eigen netwerk biedt en Komishon dia di lucha pa libertad die zich richt op de herdenking van de emancipatie vanuit het slavernijverleden. Het zijn organisaties van vrijwilligers, veelal van hoger opgeleide Antillianen die activiteiten voor Antillianen in heel Nederland organiseren.
4.3
De stedelijke contexten in vogelvlucht.
Almere Almere kent een sterk groeiende Antilliaanse bevolking, die vooral in Almere Buiten is gevestigd. Almere voert een generiek beleid, vanuit de gedachte dat iedereen eigenlijk nieuw is in Almere en dat segregatie zoals in andere, 'oude’ steden moet worden voorkomen door samenwerking van groepen te eisen bij onder meer subsidieverlening en in wijkcentra. Projecten voor Antillianen zijn er wel, maar deze dienen na bewezen meerwaarde generiek geïmplementeerd te worden. Het jongerencentrum Nos Kultura, met een Antilliaanse projectmedewerker, neemt een belangrijke plaats in binnen de preventieve aanpak van problemen onder Antilliaanse jongeren. Initiatieven van Antillianen kunnen daar ondersteund worden en een plaats krijgen. De belangrijkste Antilliaanse/Arubaanse zelforganisatie is SAABA, die als belangenbehartiger optreedt.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
37
Amsterdam Amsterdam betaalt mede vanuit de Rijksbijdrage Antillianengemeenten een project voor Antillianen in het stadsdeel Zuidoost. In het kader van het specifiek project in het stadsdeel Zuidoost is een servicepunt voor nieuwkomers in het leven geroepen waar maatschappelijke begeleiding wordt geboden, is een Antilliaanse procesmanager aangesteld en worden voorts A/A activiteiten in kaart gebracht en ondersteund. Met het oog op het ondersteunen van initiatieven functioneert een outreachende en ‘laagdrempelige’ contactambtenaar binnen de deelgemeente. In Amsterdam zijn verschillende zelforganisaties van Antillianen actief, evenals een Antilliaans participatieorgaan Sabana en de tweedelijnsorganisatie Profor. Den Haag Met de toekenning van extra middelen voor de Antillianengemeenten is het actieprogramma ‘Traha Brug’(bruggen slaan) ontwikkeld voor een ketenaanpak van Antilliaanse jongeren; het loopt sinds 2002. Met Traha Brug is sprake van een integrale aanpak met zowel repressieve als preventieve maatregelen. De Welzijnorganisatie Centrum (WOC) en de Haagse Ondersteuningsfunctie HOF vervullen belangrijke activiteiten bij de stimulering en ondersteuning van initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap. HOF ondersteunt startende zelforganisaties, ook van Antillianen. Het Steunpunt Antillianen en Arubanen Den Haag (STAAD), een onderdeel van WOC, is een 1e en 2e lijnsorganisatie die activiteiten in het kader van het Traha Brug programma uitvoert en signalen uit de Antilliaanse gemeenschap opvangt en doorgeeft. Ze heeft ook taken bij het ondersteunen van initiatieven, maar daarmee krijgt ze weinig te maken. Enkele Antilliaanse zelforganisaties (Sihaky, New Song, Kokolishi) zijn al lange tijd actief. Den Helder Den Helder heeft mede met de Bijdrageregeling Antillianengemeente beleid voor Antillianen gefinancierd. Het Helderse beleid is gericht op terugdringen van de overlast enerzijds en de begeleiding en activering van Antilliaanse probleemjongeren anderzijds. Op beide beleidslijnen wordt al een aantal jaren specifiek ingezet op de problematiek, in combinatie met een herstructureringsplan voor de wijk Nieuw Den Helder waar de meeste Antillianen gevestigd zijn. De welzijnsinstelling Triton voert enkele activiteiten gericht op Antillianen uit, zoals een aanloop- en inloopcentrum en een hulpverleningspost. Om vanuit het beleid meer voeling te krijgen worden pogingen ondernomen een Antilliaans beraad op te richten. Vanuit de Antilliaanse gemeenschap zijn enkele organisaties actief, zoals New Song, Karpatula en de Werkgroep Opvang Antillianen. Dordrecht Dordrecht heeft al sinds begin jaren negentig specifieke projecten voor Antillianen ontwikkeld, vanwege overlastproblemen. Mede betaald vanuit de Rijksbijdrage Antillianengemeenten is een Antillianenbeleid ontwikkeld. Hiervoor is een Antilliaanse projectleider aangesteld, met een breed netwerk
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
38
onder de Antillianen in de gemeente. Hij ondersteunt, activeert en begeleidt het gehele Antillianenprogramma. Op basis van een uitgebreide externe evaluatie van het programma 2001 is het huidige Antillianenprogramma ontwikkeld. Een kenmerk van het Dordtse programma is dat contact wordt gezocht met de Antilliaanse gemeenschap in de wijken, via onder meer opbouwwerkers en buurtwoningen en professionals van Antilliaanse afkomst als contactpersoon binnen verschillende instellingen. Een Antilliaanse sportleraar vangt sportinitiatieven op, coördineert ze en leidt ze in goede banen. Er wordt gewerkt aan een klankbordgroep van Antilliaanse inwoners, om mee te denken en te adviseren op het beleid van de gemeente. Er is een aparte initiatievenpot in het kader van het Antillianenprogramma. De zelforganisatie Bon-Aire is actief, maar niet met het ondersteunen van initiatieven. Groningen Groningen heeft door zijn universiteit al een zekere traditie van Antillianen die zich vestigen. Tegenwoordig overheersen kansarme Antillianen. Met de Rijksbijdrage Antillianengemeenten is een Antillianenproject onder de naam Ganashi ontwikkeld, dat loopt sinds 2001. Het is gericht op (re)integratie van de met name moeilijk bereikbare categorieën Antilliaanse jongeren met meervoudige problemen. Het projectbureau Ganashi heeft een regiefunctie bij de uitvoering van het programma. De uitvoering gebeurt in belangrijke mate via reguliere voorzieningen; daarnaast neemt de eerste en tweede lijnsorganisatie Forsa Groningen een belangrijke rol hierbij in. Zij coördineert vrijwilligersgroepen, is een belangrijke vindplaats van jongeren, is een aanspreekpunt in de stad als het gaat om Antillianen en beheert drie wijkcentra. Antilliaanse initiatiefnemers die bij de gemeente aankloppen worden doorgestuurd naar Forsa. Naast Forsa zijn er nauwelijks zelforganisaties actief. Nijmegen In Nijmegen loopt mede met de Rijksbijdrage Antillianengemeenten en SPAG-gelden sinds 1998 het Antilliaanse project Trabou Tin (‘Er is werk’). De oorspronkelijk gedachte was de problematiek van overlast en criminaliteit, marginalisering, werkloosheid en schooluitval met een eenmalige inhaalslag terug te brengen tot beheersbare proporties. Dat is niet gelukt, mede door de verhoogde instroom van Antillianen, en daarom is het project verlengd. Trabou Tin is opgezet als een integrale aanpak van de problematiek via de drie sporen van preventie, repressie en verhoging van de uitstroom naar scholing en werk. Het projectteam van Trabou Tin bestaat grotendeels uit Antilliaanse medewerkers. Het project is ondergebracht bij de welzijnsorganisatie Tandem. Initiatieven worden gestimuleerd, opgepikt en gefaciliteerd door Trabou Tin. Sinds kort is de zelforganisatie Palu Kultural opgericht, met steun van Trabou Tin en gemeente. Ook zij heeft een belangrijke functie bij het oppikken, faciliteren en begeleiden van initiatieven. Rotterdam Rotterdam is de stad met de grootste Antilliaanse gemeenschap. De stad liep voor met het ontwikkelen van beleid voor Antillianen, waarbij het aanpakken van problemen als overlast en criminaliteit een belangrijke motivatie
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
39
vormden. Het Lus di Trafiko programma is het Rotterdamse collegeprogramma dat, mede gefinancierd uit de genoemde bijdrageregeling Antillianengemeenten, extra aandacht geeft aan succesvolle inburgering van en hulpverlening aan Antilliaanse Rotterdammers. Taakstelling van het programma is het voeren van de regie over de verschillende activiteiten die de inburgering en hulpverlening bevorderen en daarmee de samenhang in de aanpak bewerkstelligen. Het streven is dat er een sluitende hulpverleningsketen ontstaat waarin het aanbod van voorzieningen aansluit op de behoefte van de Antilliaanse doelgroepen. Er zijn drie prioriteiten gesteld voor de uitvoering van de stedelijke en deelgemeentelijke activiteiten: (1) Aan de slag in Rotterdam (inburgering, werk, onderwijs, begeleiding); (2) Investeren in de nieuwe generatie (tegengaan schooluitval, opvoedingsondersteuning en preventie van crimineel gedrag) en (3) Op het juiste spoor (individuele aanpak van overlastgevende jongeren door middel van een samenwerkingsverband tussen preventieve en repressieve/justitiële instellingen. In het kader van dit programma worden in de vier deelgemeenten met de meeste Antillianen specifieke projecten ontwikkeld en uitgevoerd. Burgerinitiatieven van Antillianen worden in het bijzonder ondersteund door de stichting Welzijn Antillianen en Arubanen SWA, en daarnaast in algemene zin door SBAW. Rotterdam kent een groot aantal A/A zelforganisaties en een Strategisch Antilliaans Beraad. Tilburg Tilburg heeft geen specifiek Antillianenbeleid en behoort niet tot de Antillianengemeenten. Het voert een generiek beleid voor de multiculturele samenleving. De enige twee Antillianenprojecten zijn mede opgezet met SPAGgelden en de bijdrage voor Direkshon-projecten. Sinds enige tijd is sprake van een beleidswijziging, van erkenning van Antillianen als specifieke doelgroep binnen het generieke beleid, mede ingegeven door problemen van overlast en criminaliteit. Er bestaat geen structuur voor ondersteuning van initiatieven van Antillianen. De twee belangrijkste zelforganisaties SAT en Judansa hebben taken bij de ondersteuning van initiatieven. Om tegenwicht te kunnen bieden tegen de eenzijdige, stigmatiserende berichtgeving over Antillianen naar aanleiding van incidenten van afgelopen zomer in Tilburg zijn een negental Antilliaanse zelforganisaties nauwer gaan samenwerken. Het Platform van zelforganisaties kan wellicht op termijn meer structurele vormen aannemen als dialoogstructuur met de gemeente. Maar zulke concrete plannen zijn er nog niet; er wordt vooralsnog voorzichtig geopereerd en afgetast, vanwege de verhoudingen tussen de zelforganisaties (kerkelijke en seculiere) en de niet geheel vlekkeloze relatie tussen sommige zelforganisaties en de gemeente.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
41
5
Analyse: de ondersteuning van lokale initiatieven
5.1
Inleiding
We richten ons nu op de analyse van de eerder beschreven initiatieven in relatie tot de ondersteunende infrastructuur. Het uiteindelijke doel van deze exercitie is een antwoord te formuleren op de hoofdvragen naar (1) de wijze waarop burgerinitiatieven gefaciliteerd en ondersteund worden door de bestaande organisatorische infrastructuur en (2) tot aanbevelingen te komen voor versterking van de ondersteuning en facilitering van initiatieven. De beantwoording van deze hoofdvragen gebeurt gefaseerd. Eerst (§ 5.2) gaan we na wat voor patronen naar voren komen in de gevonden initiatieven en wat slaag- en faalfactoren zijn voor een succesvolle professionele ondersteuning. Vervolgens bewandelen we een tweede route door te onderzoeken of relevante verschillen bestaan tussen de onderzochte steden (§ 5.3). In hoofdstuk 6 zullen we tenslotte op basis van de conclusies onze aanbevelingen formuleren voor de versterking van de ondersteuning en facilitering van initiatieven.
5.2 5.2.1
Analyse initiatieven Inleiding
In deze paragraaf analyseren we de gevonden initiatieven in relatie tot de al dan niet geboden ondersteuning. De 18 uitgelichte initiatieven staan centraal, maar indien relevant en mogelijk refereren we ook aan de bredere verzameling van initiatieven. Vragen die we in deze paragraaf willen beantwoorden zijn: 1. Welke factoren zijn bevorderlijk en welke belemmerend voor het succes van initiatieven? Wat zijn hierbij relevante onderscheidingen? 2. In welke mate en in welke vorm vinden de initiatieven ondersteuning? 3. Wat zijn de succes- en faalfactoren voor deze ondersteuning? In welke mate draagt deze ondersteuning bij aan het succes van initiatieven? Deze vragen zijn over het algemeen niet te beantwoorden op grond van de summiere informatie die we hebben over de 130 initiatieven in de long list.5 5
De verworven informatie door de quick scan over de initiatieven heeft ook in een ander opzicht noodgedwongen zijn grenzen. Zo is niet te zeggen of de 130 aangetroffen initiatieven er relatief weinig zijn in vergelijking met andere groepen, omdat we geen vergelijking hebben gemaakt met andere etnische groepen (dat was geen onderdeel van de vraagstelling). Wel maakten beleidsmedewerkers, ondersteunende instellingen en zelfs initiatiefnemers in de onderzochte steden af en toe vergelijkende opmerkingen in de trant van ‘andere etnische groepen zijn initiatiefrijker’.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
42
Zo kunnen we de mate en adequaatheid van de ondersteuning alleen beoordelen voor de nader onderzochte, uitgelichte initiatieven. Bij uitspraken over zowel de aangetroffen als de uitgelichte initiatieven dient wel in het achterhoofd te worden gehouden dat de verzameling van aangetroffen initiatieven geen representatieve steekproef betreft, maar een selectie die mede door onze onderzoeksaanpak bepaald is. Zo kan veilig aangenomen worden dat sprake is van een oververtegenwoordiging van bekendere initiatieven (bekend bij de gemeenten en instanties) en van initiatieven die - al dan niet effectief - zijn ondersteund, doordat we bij onze speurtocht informatie hebben verzameld via beleidsmedewerkers, ondersteunende instanties en zelforganisaties. In die zin betreft het een ‘positieve’ selectie van initiatieven, waarin initiatieven die een vroege dood zijn gestorven welhaast afwezig zijn. De selectie van 18 initiatieven is gemaakt met het oog op de verdere analyse; deze verzameling moest daarvoor voldoende variëteit bezitten. De onderstaande tabel, waarin van elk uitgelicht initiatief wordt aangegeven van welk type initiatief, initiatiefnemer en ondersteuning sprake is en of het initiatief een succes is of niet, maakt deze variatie zichtbaar. Tabel 3: Kenmerken van de uitgelichte initiatieven
1. LAAVO 2. Werkgroep A/A-beraad i.o. 3. Recreatie hangjeugd 4. Candela 5. New Song 6. Sihaky 7. Vrije tijd en hulp 8. Opvang nieuwkomers 9. Sportcontact 10. Huisopvang 11. Autowerkplaats 12. Onder de boom 13. Palu Kultural 14. Steun tienermoeders 15. Subsidieaanvraag 16. Mentorenproject 17. Huiswerkbegeleiding 18. Platform A/A organisaties
Succes
Initiatiefnemer
(- / 0 / +)
(I = individu G = groep Z = zelforganisatie N = niet-A/A organisatie)
0 0 0 + 0 0 0 0 + 0 + + + + 0 0
Z G I G Z I/Z G I I/N I I I/N Z I I I I G/Z
Aard van het initiatief
Aard van de ondersteuning
(SR = sociaalrecreatief H = hulpverlening P = politiek / participatief)
(A = subsidieaanvraag S = subsidie, fondsen Z = zelforganisatie I = instanties (incl. gemeente)
H/P P SR/H SR/H H H SR/H H SR H H P SR/H H H H H P
I, S A I A, I I S, I A, I I I, S, I S S, I A, I S, I S, Z, I I
De analyse richt zich op drie hoofdcategorieën van initiatieven: sociaalrecreactieve, hulpverlenings- en politiek-participatieve (het gaat om resp. 4, 11 en 3 initiatieven van de uitgelichte initiatieven). De analyse van de soci-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
43
aal-recreatieve en hulpverleningsinitiatieven richt zich op het benoemen van slaag- en faalfactoren bij de ondersteuning. Bij de analyse van politiekparticipatieve initiatieven zijn, vanwege het beperktere aantal en het veelal prille karakter van de initiatieven, spanningsvelden en valkuilen benoemd. Later in dit hoofdstuk worden de gemeenten vergeleken op verschillende onderscheidende aspecten, om via deze weg slaag- en faalfactoren te identificeren. Criteria van succes Voordat we overgaan tot de analyse van de drie typen initiatieven wijden we enkele woorden aan het complexe begrip van ‘succes’. Wanneer is een burgerinitiatief als een succes aan te merken binnen de (lokale) institutionele en maatschappelijke context? 1. Een initiatief moet ergens toe leiden. Het gaat hier om ‘doelrealisatie’, al moet in het achterhoofd worden gehouden dat bij prille initiatieven de initiatiefnemers het doel niet altijd scherp voor ogen staat en bovendien het doel tijdens de uitwerking en realisatie van het initiatief zich kan wijzigen. Het succes van een initiatief kan verschillend beoordeeld worden door de initiatiefnemers, ondersteunende instanties en derden. 2. Een initiatief dat gericht is op het opvangen van een evidente maatschappelijke misstand waar kennelijk lokale voorzieningen tekortschieten (en waarbij het initiatief deze misstand soms zelfs afdekt, bijvoorbeeld door het bieden van noodopvang) kan niet zonder meer een succes worden genoemd, ook al wordt het doel gerealiseerd. Er kan pas van een succes worden gesproken als deze boodschap wordt opgepikt door de relevante instellingen en deze er op een adequate wijze op reageren, dat wil zeggen, het initiatief op een gepaste wijze ondersteunen en/of zelf hun aanbod screenen op lacunes. Aansluitende bij het laatste criterium kan van een good practice van een initiatief in relatie tot ondersteuning worden gesproken als alle relevante instellingen (inclusief de ondersteunende) hun geëigende rol spelen. Dat betekent dat de ondersteunende instellingen het initiatief zo mogelijk ondersteunen, andere instellingen het initiatief doorverwijzen en de ondersteuning ervan mogelijk maken. Het betekent ook dat instellingen sensibel genoeg zijn om initiatieven die een signaal zijn voor een maatschappelijk misstand en/of het disfunctioneren van (algemene) instellingen, zich niet beperken tot het ondersteunen van een initiatief (dat anders het disfunctioneren van instellingen afdekt), maar verdere stappen ondernemen om dit disfunctioneren te corrigeren. Onderstaande tabel geeft per type initiatief aan hoeveel van de uitgelichte initiatieven als good practice dan wel als problematisch zijn op te vatten wat betreft de ondersteuningsrelatie.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
44
Tabel 4 : overzicht good practice of niet in relatie tot type initiatief Type initiatief Sociaal-recreatieve initiatieven
Aantal in short list 4
Good practice? 3 good practices, 1 problematisch initiatief goede (recente) voorbeelden
Hulpverleningsinitiatieven
11
Politiek / participatieve initiatieven
3
3 good practices, 8 problematische of gefaalde initiatieven Faalfactoren spelen dominante rol Goede (recente) voorbeelden 1 good practice, 2 prille, breekbare initiatieven Tastbare spanningsvelden
We maken twee opmerkingen bij de tabel: - In minder dan de helft van de uitgelichte gevallen (7 van de 18 gevallen) is sprake van een adequate reactie van relevante instellingen. Dat is een teken dat nog vaak problemen optreden bij de ondersteuning van initiatieven. Dat oordeel wordt versterkt doordat de uitgelichte initiatieven een positieve selectie vormen, in die zin dat ze zijn geselecteerd met het oog op hun leerzame aspecten wat betreft de ondersteuningsrelatie; hierdoor zijn de ondersteunde initiatieven oververtegenwoordigd. We kunnen rustig aannemen dat de ondersteuning in de praktijk verhoudingsgewijs vaker problematisch van aard is. - Opvallend is dat de good practice gevallen zonder uitzondering recente initiatieven betreffen. Onder de initiatieven gekenmerkt door typische problemen van interactie met de ondersteuning zijn daarentegen enkele initiatieven met een lange voorgeschiedenis te vinden. Hierin komt tot uitdrukking dat het recente op Antillianen gerichte beleid van enkele gemeenten beter lijkt aan te sluiten bij de doelgroep dan voorheen. 5.2.2
Sociaal-recreatieve initiatieven
Allereerst richten we onze aandacht op de sociaal-recreatieve initiatieven (zie onderstaand kader). Overzicht: de uitgelichte sociaal-recreatieve initiatieven
3. 4. 9. 13
Recreatie voor hangjongeren (Amsterdam Z/O) Candela (Amsterdam Z/O) Sportinitiatieven via sportcontact (Dordrecht) Palu Kultural (Nijmegen)
De aard van de uitgelichte initiatieven varieert van recreatief met sociale dimensies tot recreatief met expliciete hulpverleningsdoelen. De initiatieven die mogelijk worden gemaakt door het sportcontact in Dordrecht zijn recreatief van aard, net als de recreatie van hangjongeren in Amsterdam Zuidoost.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
45
Wel hebben deze initiatieven sociale dimensies, al was het alleen maar doordat ze hangjongeren van de straat houden. Voorbeelden van sociaalrecreatieve initiatieven met expliciete hulpverleningsdoelen zijn de activiteiten die Palu Kultural ondersteunt en de activiteiten rond Candela. Sociaalrecreatieve en hulpverleningsinitiatieven lopen in elkaar over en initiatieven kunnen meerdimensionaal zijn. Zo kunnen sport- en spelactiviteiten gebruikt worden voor het bereiken van jongeren die hulp nodig hebben en – indien problemen naar voren komen tijdens de recreatieve activiteiten – kan het ook leiden tot maatschappelijke hulpverlening. De initiatiefnemers variëren van individuen tot organisaties. Naarmate meer sprake is van laagdrempelige, outreachende ondersteuning zijn de initiatieven zelf moeilijker op te sporen en komt de ondersteuning zelf op de voorgrond te staan. Bij Candela betreft het een groep jongeren die zowel recreatieve als sociale doelen nastreeft, door jongeren te inspireren en via hun activiteiten integratie te bevorderen. Het initiatief is mogelijk gemaakt in nauwe samenwerking met en ondersteuning vanuit een welzijnsorganisatie en steun van de deelgemeente. Een vergelijkbaar patroon zien we bij Palu Kultural, ditmaal professionele medewerkers van de projectorganisatie Trabou Tin die een zelforganisatie opzetten, met steun van Trabou Tin en de gemeente. In het geval van Dordrecht is evenzeer sprake van structurele ondersteuning van sport- en spelinitiatieven, ditmaal door een Antilliaanse sportleider bij de sportafdeling van de gemeente. De ondersteuning zelf komt centraal te staan en de ruimte en ondersteuning die het biedt aan diverse initiatiefnemers. Drie van de vier uitgelichte initiatieven zijn als good practices op te vatten, maar er kan ook veel misgaan bij dit soort initiatieven. Faalfactoren: o Praktische problemen zoals het vinden van geschikte accommodatie; weinig flexibiliteit instanties bij regelen accommodatie en beperkt gemeentelijk budget hiervoor. (Dergelijke praktische problemen speelden bijvoorbeeld voorheen in Dordrecht en Nijmegen bij het verwezenlijken van sport- en spelinitiatieven.) o Moeizame interactie tussen initiatiefnemer en gemeente / instanties, vanwege gebrekkige bureaucratisch competenties initiatiefnemer en afwachtende en rigide benadering gemeenten (zoals in het voorbeeld van ‘recreatie van hangjongeren’). Juist bij dit type initiatieven zijn interessante voorbeelden gevonden van geslaagde ondersteuning. Bij drie initiatieven (nrs. 4, 9, 13) gaat het om een passend samenspel van initiatiefnemers en personen uit de ondersteunende infrastructuur. Hieronder volgen enkele succesfactoren.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
46
Succesfactoren: o Herkenbare en aantrekkelijke (Antilliaanse) culturele en sportieve activiteiten als vehikel om doelgroep te bereiken. o Ondersteuning die nauw aansluit bij de behoeften van de initiatiefnemers (o.a. kennis taal en culturele achtergrond). o Outreachende, laagdrempelige en flexibele ondersteuning. o Een zichtbare en herkenbare contactpersoon, met begrip voor en vertrouwen van de Antilliaanse doelgroep, die een brug slaat tussen instellingen, gemeente en Antilliaanse gemeenschap. o Een positieve houding van de gemeente tegenover de initiatieven in het algemeen en aansluiting van deze houding bij het gemeentelijk beleid gericht op Antillianen (dit schept gunstige voorwaarden voor de ondersteunende instanties; zoals bijvoorbeeld bij de Dordtse en Nijmeegse initiatieven). 5.2.3
Hulpverleningsinitiatieven
Maatschappelijke hulpverleningsinitiatieven vormen de grootste groep van zowel de gevonden als de uitgelichte initiatieven. Ze vormen tevens de categorie met de meeste problemen in de interactie met instanties, zodat we aan deze categorie uitgebreid aandacht zullen besteden. Initiatieven in de sfeer van maatschappelijke hulpverlening komen regelmatig voort uit geconstateerde maatschappelijke missstanden waarop de relevante instanties in de ogen van de initiatiefnemers niet adequaat reageren. In principe staan twee wegen open voor initiatiefnemers om zo’n geconstateerde misstand aan te pakken: (1) zelf maatschappelijke hulp verlenen (met een element van - oneerbiedig gezegd - ‘pappen en nathouden’), of (2) het probleem duiden en opspelen als een collectief probleem bij de instanties en de politiek en eventueel een achterban mobiliseren om de eis kracht bij te zetten. Van deze laatst genoemde strategie van politisering hebben we slechts een voorbeeld gevonden: Sylvie Raap. Alle overige uitgelichte initiatieven van deze categorie richten zich op het zelf organiseren van maatschappelijke hulpverlening in brede zin. Deze initiatieven vallen weer uiteen in twee subgroepen met twee verschillende patronen van interactie met de instanties, te weten: (a) die van laag opgeleide initiatiefnemers en (b) die van initiatiefnemers die beroepsmatig betrokken zijn en als vrijwilliger initiatieven ontplooien. Daarnaast is er een restcategorie van kerkelijke organisaties die hulpverleningsactiviteiten organiseren. De uitgelichte initiatieven zijn volgens deze typologie als volgt te clusteren (zie onderstaand overzicht).
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
47
Overzicht: de uitgelichte hulpverleningsinitiatieven
Politisering lacune in hulpverlening 14. Steun tienermoeders (Sylvie Raap) Maatschappelijke hulpverlening Laagopgeleide initiatiefnemers, moeizame interactie ondersteuning 6. Stichting Sihaky 8. Opvang nieuwkomers, kledingverkoop en geld lenen 11. Autowerkplaats 15. Subsidieaanvraag 17. Huiswerkbegeleiding Opgeleide, beroepsmatig betrokken initiatiefnemers, variatie in interactie ondersteuning 1. LAAVO 7. Vrije tijd en hulp (Stichting Divi) 10. Huisopvang 16. Mentorenproject Hulpverleningsinitiatieven kerkelijke organisaties 5. New Song De drie clusters worden achtereenvolgens geanalyseerd. Ad A. Politisering van lacune in hulpverlening De steun aan tienermoeders van Sylvie Raap is een vrij uniek initiatief in onze verzameling. In reactie op een geconstateerde maatschappelijke misstand waar relevante instanties onvoldoende op inspelen, klopte ze aan met haar klachten bij een belangenorganisatie (vakbond) en (later) bij de gemeenteraad. Het probleem werd door haar toedoen op de politieke agenda geplaatst. Met steun uit de omgeving, lotgenoten en de vakbond werd een stichting opgericht die tevens als belangenvereniging optreedt. Het gegeven dat het hier gaat om een vrij uniek initiatief (als er meer van dit soort waren, hadden we er waarschijnlijk wel over gehoord) kan als een teken worden opgevat dat de maatschappelijke en politieke participatie van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland niet optimaal is. Enerzijds kunnen oorzaken hiervan gezocht worden bij de initiatiefnemers zelf, waarbij gedacht kan worden aan gemis aan passende bureaucratische competenties, zelfbewustzijn en assertiviteit. Hierbij speelt ook een rol de geneigdheid binnen Antilliaanse gemeenschap om maatschappelijke misstanden zelf aan te pakken. Anderzijds is het feit dat we maar een voorbeeld van politisering van maatschappelijke misstanden hebben gevonden op te vatten als een signaal dat sprake is van een kloof tussen politiek en segmenten van de Antilliaanse gemeenschap en dat de instanties over het algemeen onvoldoende voelhorens hebben om op te merken wat onder de Antilliaanse gemeenschap speelt.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
48
De kloof tussen overheid en instanties enerzijds en Antillianen anderzijds lijkt ook te maken te hebben met een verschil in verwachtingspatronen. Antillianen, met name de lager opgeleiden, blijken vaak met een nogal wantrouwige blik naar de overheid en ‘het’ establishment te kijken. Terwijl autochtone Nederlanders (nog) gewend zijn aan de verzorgingsstaat en bij misstanden naar de overheid wijzen als partij die het op kan en moet lossen, lijken Antillianen over het algemeen minder van de overheid te verwachten en wordt die overheid ook minder als ‘hun’ overheid gezien. De negatieve ervaringen met de overheid op de Nederlandse Antillen lijkt aan de wortels te liggen van dit verwachtingspatroon (zie ook Van Hulst 2000, 2003). Een voorbeeld van het bewust op afstand houden van de overheid en het zelfstandig ontplooien van initiatieven vormt de Helderse mevrouw van het uitgelichte initiatief nr. 8. Inzicht in dit wantrouwen tegenover ‘de’ overheid zouden gemeenten en instanties kunnen benutten door - indien Antilliaanse initiatiefnemers met plannen komen om maatschappelijke misstanden zelf aan te pakken - dit sneller mede op te vatten als een signaal dat sprake is van misstanden en er wellicht iets mis is in het aanbod van de instellingen, om vervolgens zelf onderzoek en actie te ondernemen.
Ad B. Maatschappelijke hulpverlening Ad a. Laagopgeleide initiatiefnemers (uit de doelgroep) Bij laagopgeleide initiatiefnemers afkomstig uit de doelgroepen zelf stuiten we steeds weer op dezelfde patronen: eenlingen, individuen die juist doordat zij deel uitmaken van de ‘volksklasse’ goed zien waar de maatschappelijke hulpverlening en opvang te kort schieten en die vanuit hun sociale bevlogenheid de problemen zelf gaan aanpakken. Vrouwen zijn hier duidelijk het sterkst vertegenwoordigd (bij initiatieven nrs. 6, 8, 17; ook bij die van 15) wat niet geheel bevreemdt: het gaat om zorgtaken die aansluiten bij het traditionele vrouwelijke rolmodel. Als het een man betreft, gaat het om initiatieven die meer ‘mannelijk’ zijn zoals het opzetten van een ruimte om jongens te leren sleutelen aan auto’s (initiatief 11). Doordat de initiatiefnemers uit de doelgroep komen, hebben ze duidelijk voeling ermee, delen ze een taal en cultuur en is tevens de drempel voor de hulpvragers laag. Dit patroon van moeizame interactie tussen initiatiefnemer en instanties komen we overigens ook tegen bij sociaal-recreatieve initiatieven, zoals die van de ‘recreatie voor hangjongeren’ (initiatief nr. 3). De interactie met de ondersteuningsstructuur verloopt bij deze categorie initiatiefnemers gewoonlijk moeizaam. Het komt voor dat een initiatiefnemer weinig ondersteuning wenst en zoekt, zoals bij de opvang van nieuwkomers (nr. 8). Maar als ze het wel wensen en ondersteuning proberen te verwerven, verloopt de interactie stroef en levert het weinig op aan ondersteuning (zoals bij initiatieven nrs. 6, 11, 15 en 17). Er zijn verschillende
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
49
factoren aan te geven waarom deze interactie tussen initiatiefnemers en ondersteunende organisaties moeizaam verloopt. Faalfactoren: - Aan de kant van initiatiefnemers: 1. De initiatiefnemers proberen vaak in eerste instantie - op kleine schaal - de lacune in de hulpverlening zelf op te vullen en gaan pas later na of ondersteuning mogelijk is (subsidie, accommodatie). De vorm waarin ze hun activiteiten dan hebben ontwikkeld komt vaak niet voor subsidie en andere ondersteuning in aanmerking. 2. Bij deze betrokken vrouwen is het initiatief al gauw niet los van de initiatiefnemer te zien; zij blijven sterk vasthouden aan de wijze waarop zij vinden dat het moet gebeuren (bijv. nrs. 6, 8, 11). Die personifiering en een zekere mate van eigenzinnigheid bemoeilijken pogingen tot samenwerking en zijn al gauw onverenigbaar met staande beleidsregels, indien ondersteuning wordt gezocht. 3. Hun initiatieven zijn in de Nederlandse omstandigheden niet altijd reeel, mede vanwege hun lage opleidingsniveau (de ongediplomeerde automonteur die jongeren wil opleiden voor monteur (11); een vrouw die huiswerkbegeleiding wil beginnen maar de vereiste onderwijscompetenties mist (17). Hierbij speelt tevens een rol dat het perspectief van Antilliaanse migranten deels nog bepaald wordt door de Antilliaanse realiteit: op de Nederlandse Antillen kan het gewoon zijn een vak van je vader te leren en kan het mogelijk zijn om als ongediplomeerd monteur aan de slag te gaan, in Nederland gelden andere eisen. 4. De initiatiefnemers lijken over het algemeen niet over geëigende bureaucratische competenties te beschikken, wat weer samenhangt met hun lage opleidingsniveau. Vaak kunnen ze het geduld en doorzettingsvermogen al niet opbrengen die bureaucratische procedures vergen. Een enkele keer is er regelrecht sprake van fraude (15). Initiatiefnemers die al langere tijd functioneren in hun ‘niche’ leren de juiste instanties en regels op den duur zeer goed kennen, maar de verhoudingen tussen initiatiefnemer en instanties is dan al verstoord en dat beladen verleden blijft hen achtervolgen. 5. Wantrouwen tegenover de instanties, de gemeente en de overheid in het algemeen. Door ‘slechte’ ervaringen in het verleden, van weinig of geen steun en weinig betoond respect, wordt dit wantrouwen versterkt. Dit wantrouwen komt ook naar voren in de neiging de problemen eerder zelf aan te pakken dan bij de instellingen en gemeente aan te kloppen en hen te wijzen op hun gebrekkige functioneren. - Aan de kant van de ondersteuning 1. De instanties doen zich maar al te vaak naar de initiatiefnemers voorkomen als logge, starre, onpersoonlijke en traag werkende bureaucratische apparaten die weinig oog hebben voor het niet bereiken van de Antilliaanse doelgroep en zich bij ondersteuning evenmin inspannen om naar mogelijkheden te zoeken binnen het bestaande beleid en regels. Met de ontwikkeling van specifiek Antillianenbeleid lijkt hierin
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
50
in enkele gemeenten enige verandering te komen. Zo krijgt Stichting Sihaky (nr.6) nu wat meer erkenning en ondersteuning van de gemeente dan voorheen. 2. De instanties hebben weinig oog ervoor dat hun optreden door Antilliaanse initiatiefnemers snel als niet-respectvol wordt ervaren. Zo klagen enkele initiatiefnemers (nrs. 6, 8) dat ze niet eens een bloemetje van de gemeente hebben gekregen voor het jarenlange gratis opvullen van gaten die de gemeentelijke diensten hebben laten vallen. Gebrek aan respect kan ook tot uiting komen in de overname van initiatieven. Zo wordt het initiatief van huiswerkbegeleiding (nr. 17) door een zelforganisatie overgenomen, op aandrang van de deelgemeente, wat uitdraait op een conflict met de initiatiefnemer. Dit zal eerder gebeuren bij initiatieven waarbij de initiatiefnemer in de ogen van de instanties niet over de vereiste competenties beschikt. Het kan ertoe leiden dat Antilliaanse initiatiefnemers hun plannen zo vaag mogelijk houden in het begin, om overname te voorkomen. Dit in de ogen van initiatiefnemers weinig respectvolle optreden van instanties versterkt weer het wantrouwen tegenover de gemeente (en de zelforganisaties). Hoewel de interactie bij dit type van hulpverleningsinitiatieven vaak moeizaam verloopt, zijn toch factoren aan te wijzen waardoor deze initiatieven in principe succesvol kunnen zijn. Succesfactoren: 1. De initiatiefnemers hebben binding en voeling met de doelgroep en weten daardoor wat er speelt onder de Antilliaanse gemeenschap. De instanties kunnen dit oppikken als signalen. Indien de instanties hierop alert reageren, komt dat het Antillianenbeleid ten goede evenals het functioneren van de gemeentelijke diensten en instellingen. 2. De initiatiefnemers met hulpverleningsinitiatieven, hebben over het algemeen veel drive, maar missen gepaste competenties om het tot een goed einde te brengen, zeker in de ogen van de ondersteunende instanties. Met een goede ondersteuning is deze energie te benutten en wordt tevens een bijdrage geleverd aan het overbruggen van het wantrouwen tegenover de overheid. Ad b. Beroepsmatig betrokken initiatiefnemers Het gaat bij dit cluster om initiatiefnemers die vaak zelf werkzaam zijn bij maatschappelijke hulpverleningsinstellingen en juist daardoor duidelijk zicht hebben op maatschappelijke misstanden op dat terrein. Het kan bijvoorbeeld gaan om het onvoldoende bereiken van Antilliaanse jongeren door professionele instanties. Ze besluiten vervolgens die misstand eigenhandig aan te pakken (zoals bij nrs. 7 , 10 en 16). Ook de LAAVO (nr. 1) speelt de beroepsmatige betrokkenheid een rol, maar gaat het om een eigenstandig doel: empowerment van A/A vrouwen bevorderen. In die zin kan dit initiatief gelokaliseerd worden op het grensvlak van hulpverlenings- en politiekparticipatieve initiatieven. Bij initiatieven 7, 10 en 16 zijn de initiatiefnemers
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
51
goed opgeleid en komen ze niet uit hetzelfde sociale milieu als de doelgroep. Bij de LAAVO zijn de initiatiefnemers hoog opgeleid, maar is de doelgroep divers. Zijn onder het eerste cluster veel vrouwen die hun eigen woning openstellen, dit tweede cluster van beroepsmatig betrokken initiatiefnemers (die verhoudingsgewijs wat meer mannen telt, nl. 2 van de 4 uitgelichte initiatieven) regelt sneller een accommodatie buiten de privé-sfeer. Zij pakken het vaker iets ambitieuzer aan dan de eerste, tot uiting komend in verzoeken naar de gemeente voor subsidie, accommodatie en andere vormen van ondersteuning en het uitbouwen naar een groter project, dat niet alleen afhankelijk is van één individu (in alle uitgelichte gevallen, uitgezonderd nr. 10). Deze initiatieven hebben we overigens minder aangetroffen dan initiatieven van het eerste cluster (van laagopgeleide initiatiefnemers). De initiatieven van beroepsmatig betrokken initiatiefnemers zijn over het algemeen succesvoller in het verwerven van subsidie en ondersteuning dan die van de vorige categorie. Een uitzondering vormt die van huisopvang (nr. 10), die eigenlijk geheel binnen het patroon van de eerste categorie past, ook wat betreft de aard van de activiteiten die geen opleiding vereisen. Bij de drie overige initiatieven wordt gezocht naar ondersteuning en subsidie. Het mentorenproject kan als succesvol worden aangemerkt, mede door de interactie met de ondersteuningsstructuur. Stichting Divi lijkt de goede weg op te gaan. De LAAVO voorziet al zo’n 20 jaar in een behoefte van Antilliaanse/Arubaanse vrouwen en is in die zin succesvol, al is het aanbod van activiteiten sterk wisselend doordat het niet eenvoudig is telkens weer fondsen voor activiteiten te werven. Belangrijke succes- en faalfactoren bij de interactie tussen initiatiefnemers en instanties bij deze initiatieven (uitgezonderd nr. 10) zijn de volgende. Faalfactoren bij de interactie: 1. Gemeenten zijn over het algemeen weinig bereid hulpverleningstaken te laten oppakken door vrijwilligers. Ze willen dat maatschappelijke hulpverlening een zaak blijft van professionele organisaties; vrijwilligers mogen alleen activiteiten aan de rand van de professionele hulpverlening ontplooien (zoals de gemeente Den Haag het zelf verwoordt, m.b.t. initiatief nr. 7). Tegelijk komt het regelmatig voor dat de algemene instellingen de A/A doelgroep onvoldoende bereiken, zoals in het geval van initiatief nr. 7. Het gevolg kan zijn dat de algemene organisatie gebrekkig blijft functioneren terwijl hulpverleningsinitiatieven die dit proberen op te vullen worden gefrustreerd. Dit is bijvoorbeeld het geval in Tilburg, waar de algemene instelling voor maatschappelijk werk Antillianen niet bereikt, maar de subsidie voor een maatschappelijk werker bij de zelforganisatie SAT wordt ingehouden omdat het een taak van de algemene instelling is. Het gevolg is dat nu een gat bestaat in de hulpverlening.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
52
2. Als de initiatiefnemer zich op hetzelfde terrein beweegt als op dat van de professionele organisatie waar hij/zij werkt, dreigt het gevaar dat zijn initiatief als een bedreiging wordt gezien, als concurrentie en als ‘een bedrijf binnen het bedrijf’ zoals bij Stichting Divi (nr. 7). 3. Onvoldoende sensibiliteit gemeente voor het oppikken van signalen die uitgaan van het initiatief (misstand, lacune hulpverlening). Succesfactoren bij de interactie - Aan de kant van de initiatiefnemer: 1. Opleidingsniveau en kennis van het betreffende professionele terrein; deze zorgen ervoor dat men de wegen beter kent, aanvragen beter kan verantwoorden en eerder serieus wordt genomen door de instanties. 2. Bureaucratische competenties; deze hangen samen met opleidingsniveau. Deze en de hiervoor genoemde factor worden expliciet genoemd als verklaring voor het succes in onder meer het mentorenproject (nr.16). 3. Positieve houding tegenover gemeente en instanties; in enkel van de uitgelichte initiatieven hebben initiatievers veel duidelijker dan bij die van het vorige cluster een initieel vertrouwen in de overheid (bij nrs. 7 en 16). - Aan de kant van de instanties: 1. Indien de gemeente overtuigd en enthousiast gemaakt kan worden voor een initiatief, blijkt met die inzet flexibiliteit en maatwerk mogelijk (zoals bij initiatief nr. 16). 2. Een beleid gericht op Antillianen en extra budget dat daarvoor vrij wordt gemaakt blijkt aanknopingspunten of extra kansen te bieden voor subsidie (zoals bij het mentorenproject (16) en bij Stichting Divi (7)). Zo heeft Stichting Divi dankzij een cursus en ondersteuning - een onderdeel van het ondersteuningsbeleid in het kader van het Haagse Traha Brug project - een plan kunnen opstellen.
Ad c.: hulpverleningsinitiatieven van kerkelijke organisaties Kerkelijke organisaties, en met name New Song, zijn in verschillende gemeenten actief op het vlak van hulpverlening. Hun bijdrage wordt door beleidsambtenaren van gemeenten regelmatig als waardevol aangemerkt (bijvoorbeeld in Den Helder, Den Haag en Tilburg). Zij vertegenwoordigen ook een duidelijke achterban, die verschilt van die van seculiere organisaties. Religieuze initiatiefnemers blijken een speciale voeling voor en vertrouwen van hun doelgroepen te bezitten. Soms functioneren de kerkelijke organisaties los van de gemeentelijke instellingen, zoals in Den Helder; dat levert geen problemen op. In andere gevallen willen ze wel erkenning voor hun activiteiten en subsidie van de gemeente; dan kunnen zich problemen voordoen.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
53
In de uitgelichte casus van New Song in Den Haag is de interactie tussen initiatiefnemer en gemeente niet optimaal. In feite komen enkele van dezelfde problemen naar voren als bij initiatieven van het eerste cluster (a): eigenzinnigheid, irreële eisen en onvoldoende bureaucratische competenties bij de initiatiefnemers en een weinig flexibele houding van ondersteuningsinstellingen. Een bijkomende complicatie is dat het hier om een kerkelijke organisatie gaat en in het seculiere Nederland kan dat snel tot problemen leiden bij subsidieaanvragen. De gemeente Den Haag heeft New Song diverse malen geadviseerd op welke wijze ze meer kans maakt op subsidie voor haar sociale activiteiten (door een aparte stichting voor zulke activiteiten, gescheiden van het kerkgenootschap), maar daar wordt niet naar geluisterd. New Song is zelf van mening dat de kerkelijke achtergrond juist een garantie van oprechtheid verschaft. In Tilburg wil New Song erkenning en betrokken worden bij het op Antillianen gerichte beleid van de gemeente. De gemeente is hiertoe in principe bereid, ook met het oog op het vergroten van het draagvlak van het beleid, en laat onderzoeken of enkele kerkelijke organisaties samen met zelforganisaties opgenomen kunnen worden in een klankbordgroep. 5.2.4
Politiek-participatieve initiatieven
In de uitgelichte initiatieven zijn er drie van politiek-participatieve aard (zie onderstaand kader). Overzicht: de uitgelichte politiek participatieve initiatieven
2. Werkgroep A/A-beraad in oprichting (Almere) 12. ‘Onder de boom’-conferentie (Nijmegen) 18. Platform van zelforganisaties in oprichting (Tilburg)
Politiek-participatieve initiatieven vormen de kleinste deelverzameling van de uitgelichte initiatieven. Daarom een enkel woord over de politiekparticipatieve initiatieven in de long list, om een indruk te geven van wat er nog meer op dit terrein gebeurt. De MAAPP richt zich op landelijk niveau op bevordering van politieke en maatschappelijke participatie van Antillianen en geeft ondersteuning aan participatieve initiatieven op lokaal niveau, onder meer via regioleiders (zoals in Den Haag). Op lokaal niveau gaat het vooral om A/A-beraden en aanverwante dialoogstructuren met de overheid, maar ook om zelforganisaties die als belangenbehartiger optreden. Daarnaast zijn er op landelijk niveau initiatieven gericht op bewustwording, Afrobewustzijn en empowerment, zoals de First World Alliance. De LAAVO kan geplaatst worden tussen maatschappelijke en politiek-participatieve initiatieven in; hetzelfde geldt voor het initiatief van Sylvie Raap. Politiekparticipatieve initiatieven kunnen dus verschillende vormen aannemen. De drie uitgelichte participatieve initiatieven hebben alle betrekking op een bepaalde vorm van dialoog. In één geval, de Nijmeegse ‘onder de boom’ conferentie, is sprake van een eenmalige discussie tussen wijkbewoners en
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
54
Antilliaanse hangjongeren. Dit is een initiatief waarbij opbouwwerkers signalen opvangen dat de bewoners graag willen praten over wederzijdse irritaties, maar waarbij de ontwikkeling en organisatie van het initiatief door de gemeentelijke organisatie voor het Antillianenproject gebeurd. Er kan nauwelijks meer van een burgerinitiatief worden gesproken. Wel komt hier een duidelijk vraagstuk of spanning naar voren die ook bij andere politiekparticipatieve initiatieven tot uiting komt: gemeenten zijn een direct betrokken partij bij de dialoog en zien vaak ook het belang van dialoogstructuren in, maar vervolgens is het de vraag wat voor voorwaarden ze hiervoor dient te scheppen en of ze het initiatief bij de Antillianen moet laten liggen of de dialoog zelf zou moeten organiseren Gemeenten zijn zich steeds meer ervan bewust dat betrokkenheid en dialoog met de doelgroep vereist is voor het aanpakken van de problemen met bepaalde segmenten van de Antilliaanse gemeenschap, maar vaak wordt er nog mee geworsteld hoe dat het best vorm te geven en te stimuleren. Enkele gemeenten (zoals Dordrecht, Den Haag, Tilburg, Almere) vormen zelf een klankbordgroep voor het Antillianenbeleid of zijn daar momenteel mee bezig, soms in het verlengde van de klankbordgroep voor de Direkshon-aanvraag. Daarnaast zijn Antillianen zelf actief in het vormgeven van dialoogstructuren, al dan niet naast een door de gemeente opgezette klankbordgroep. De twee andere uitgelichte initiatieven, een werkgroep A/A-beraad in oprichting in Almere en een Platform van zelforganisaties in Tilburg (die wellicht op termijn kan uitgroeien tot een A/A-beraad), zijn hiervan voorbeelden. Zonder uitzondering zijn goed opgeleide Antillianen hiervan de trekkers (Antillectuals). Het Tilburgse Platform wordt ontwikkeld op basis van bestaande structuren, namelijk de zelforganisaties. Hier heeft de grootste zelforganisatie SAT al lange tijd de wens om een A/A-beraad op te richten. Na de stigmatiserende en negatieve berichtgeving over Antillianen in Tilburg na enkele incidenten in de zomer van 2003, besloten enkele zelforganisaties dat meer afstemming en samenwerking in de communicatie naar buiten toe gewenst was. Er is vooralsnog gekozen voor de minder ambitieuze vorm van samenwerking in een Platform van zelforganisaties, mede omdat sprake is van een grote diversiteit aan organisaties (inclusief kerkelijke) en vanwege de niet-optimale verhouding tussen Antilliaanse gemeenschap en de gemeente. Het A/A-beraad in oprichting in Almere vindt zijn inspiratie in A/Aberaden die in vele andere steden in oprichting zijn of zijn opgericht. Het al eerder opgerichte Rotterdamse Strategische Beraad fungeert in zekere mate als voorbeeld. Beide uitgelichte initiatieven bevinden zich in een pril stadium, zodat op basis hiervan nog niet veel gezegd kan worden over succes- en faalfactoren. Wel is ons duidelijk geworden, mede op basis van wat we in andere steden gehoord hebben over A/A-beraden en aanverwante dialoogstructuren, dat zich vele knelpunten kunnen voordoen bij de oprichting en functioneren van dialoogstructuren. De A/A-beraden en andere dialoogstructuren komen niet goed van de grond (zoals in Den Helder) of functioneren niet naar ieders tevredenheid (bijv. in Amsterdam). Wij constateren op grond van ons onder-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
55
zoek enkele spanningsverhoudingen waarop initiatiefnemers en gemeenten bij de oprichting en het opereren van beraden en andere organen stuiten. De omgang met deze problemen en spanningsverhoudingen bepaalt mede het succes van de beraden en platforms. Enkele punten waarop zich problemen kunnen voordoen zijn de volgende: -
Elite versus ‘volksklasse’. De initiatiefnemers zijn - zoals in Almere veelal hoger opgeleide Antillianen met een goed netwerk en de vereiste bureaucratische competenties voor dit soort werk. Dit is bevorderlijk voor een handzaam beraad, maar staat op gespannen voet met de vereiste van representativiteit en achterban. Indien het beraad gekozen wordt, zoals in Rotterdam, wordt dit probleem deels omzeild, al blijven hoger opgeleiden oververtegenwoordigd. De gemeente Dordrecht zoekt juist vanwege dit probleem haar heil in het van bovenaf organiseren van een klankbordgroep voor het beleid die een dwarsdoorsnede moet vormen van de lokale Antilliaanse gemeenschap.
-
Pluriformiteit versus één aanspreekpunt voor de gemeente. Mede gezien de verscheidenheid en verdeeldheid van de lokale Antilliaanse gemeenschappen is het de vraag of er maar één deur naar de gemeente moet zijn. Gemeenten vinden het handig één aanspreekpunt te hebben, maar vaak willen niet alle Antillianen en Arubanen door dezelfde deur. Het kan verstandig zijn een alternatieve weg open te houden, al is het maar via een achterdeurtje. Zo wordt in Rotterdam gecommuniceerd over het Antillianenbeleid met meerdere organisaties, waarvan het Strategisch Antilliaans Beraad er een is. Hiermee kan ook worden voorkomen dat de oprichting van een A/A-beraad of een Platform problemen oplevert van concurrentie met andere organisaties die vergelijkbare adviserende functies vervullen.
-
Gemeenten staan veelal positief tegenover de oprichting van een aanspreekpunt voor de Antilliaanse gemeenschap. Maar als ze werkelijk een vruchtbaar overlegorgaan tot stand willen brengen, moeten ze daarin ook investeren door het creëren van de juiste juridische en financiële voorwaarden. Daarbij kan gedacht worden aan het juridisch regelen van de formele positie van het orgaan, het vastleggen van de inhoudelijke voorwaarden (waarover gesproken wordt, met wie, wanneer), de materiële voorwaarden (financiële en andere). Opvallend is dat dit soort voorwaarden voor overleg op lokaal niveau vaak nauwelijks zijn geregeld, dit in contrast met het landelijk overleg (zoals het wettelijke geregelde Landelijk Overleg Minderheden tussen kabinet en samenwerkingsverbanden van minderheidsgroepen). Het creëren van deze voorwaarden kan problemen en onhelderheden vanwege de eerder genoemde spanningsverhoudingen verminderen. Problemen met taakafbakening van dialoogstructuren (die door hun centrale positie tevens te maken krijgen met verzoeken vanuit de gemeenschap en zelforganisaties voor ondersteuning bij allerhande karweitjes) kunnen eveneens hierdoor worden vermeden. Indien de gemeente de nodige voorwaarden heeft gecreëerd, is ze vervol-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
56
gens in de positie om eisen te stellen aan de structuren (zoals m.b.t. representativiteit). 5.2.5
Overige initiatieven
De uitgelichte initiatieven hebben we alle onder een van de drie hoofdtypen kunnen plaatsen. Dit geldt eveneens voor de meeste initiatieven uit de long list, maar er zijn er enkele die niet onder deze drie noemers zijn te schikken. Zo zijn er netwerken op landelijk niveau van studenten (bijv. juristen), met ontmoetings- en netwerkfuncties. Het carrièreperspectief is ook duidelijk aanwezig bij de banenmarkt georganiseerd door de stichting Carrière Oriëntatie Dagen. Ten slotte moeten ook initiatieven in de ondersteunende sfeer worden genoemd. OCaN is momenteel in de weer met het ontwikkelen en aanbieden van kadertrainingen, OCaNElan en een mentorenplatform. Deze initiatieven komen voort uit de specifieke positie die OCaN inneemt in de Antilliaanse gemeenschap in Nederland. Ze vormen deels een aanvulling op de bestaande ondersteuningsstructuur. Multicultureel Instituut Forum, die taken heeft bij de ondersteuning van landelijke zelforganisaties, schittert over het algemeen in de verhalen over landelijke initiatieven door haar afwezigheid. Forum geeft zelf als reden dat landelijke Antilliaanse zelforganisaties zelden aankloppen voor ondersteuning; hierbij zou de voorgeschiedenis van de oprichting van Forum een rol spelen, waardoor bepaalde zelforganisaties liever contact met Forum vermijden. Het probleem ligt hier aan twee kanten. Enerzijds neemt Forum een nogal passieve en weinig outreachende rol aan en toont geen initiatief om verandering te brengen in de situatie. Daarbij dient wel in gedachte te worden gehouden dat Forum een themagerichte en niet een doelgroepgerichte benadering hanteert. Anderzijds kunnen landelijke zelforganisaties moeilijk klagen over een gebrek aan ondersteuning als ze zelfs al niet eens gebruik hebben gemaakt van de diensten van Forum. Ook de MAAPP speelt een rol bij de ondersteuning van landelijke en lokale initiatieven, en wel op het vlak van politieke en maatschappelijke participatie. In Den Haag is bijvoorbeeld een regioleider van de MAAPP actief, die onder meer overlegbijeenkomsten organiseert over de oprichting van een A/Aberaad in die stad. Bij de twee uitgelichte politiek-participatieve initiatieven hebben we weinig gehoord over een adviserende rol van de MAAPP; wel is een van de leden van de werkgroep A/A-beraad in oprichting zojuist begonnen als regioleider van de MAAPP. Het geheel (alle uitgelichte initiatieven) overziend kunnen we vaststellen dat in 7 van de 18 gevallen van een good practice kan worden gesproken. De interactie met de gemeente en andere instanties blijkt in veel gevallen niet succesvol te verlopen: in negen gevallen is sprake van een niet optimale interactie (af en toe subsidie, pas recentelijk erkenning, weinig ondersteuning, overname initiatief, enz.) of is ondersteuning geheel afwezig. De good practice voorbeelden zijn zonder uitzondering recente voorbeelden, terwijl enkele van de uitgelichte initiatieven waarbij van een weinig optimale inter-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
57
actie sprake is al een lange geschiedenis hebben. Hierin komt tot uitdrukking dat het recente op Antillianen gerichte beleid van gemeenten beter lijkt aan te sluiten bij de doelgroep dan voorheen.
5.3
Analyse vanuit gemeenten en ondersteuning
Een tweede route om succes- en faalfactoren in de interactie tussen ondersteuningstructuur en initiatieven op te sporen verloopt via een analyse van verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende onderzochte stedelijke contexten. In deze paragraaf zullen we systematisch enkele punten van verschil en overeenkomst tussen de steden behandelen om na te gaan of ze relevant zijn voor de ontplooiing van initiatieven en de ondersteuning ervan. ● Omvang van de steden. Er lijken zich geen relevante verschillen voor te doen tussen grote en kleinere steden. Zo hebben we in een stad als Almere meer initiatieven gevonden dan in Den Haag. De mate van ondersteuning van initiatieven door instanties lijkt evenmin samen te hangen met de grootte van de steden. Wel speelt in een grote stad als Rotterdam mee dat tussen de verschillende niveaus van deelgemeente en centrale stad kan worden geschakeld; ook leren deelgemeenten van elkaars fouten en successen. In Amsterdam speelt dit veel minder, doordat de Antillianen meer geconcentreerd zijn gehuisvest. In Den Haag treedt een verfijning zoals in Rotterdam in het geheel niet op. ● Omvang Antilliaanse bevolking Een omvangrijke lokale Antilliaanse gemeenschap levert al snel meer lokale initiatieven op. Zo hebben we in de twee steden met de meeste Antillianen (Rotterdam en Amsterdam) ook de meeste initiatieven gevonden. Maar in de derde ‘Antilliaanse stad’, Den Haag, hebben we weer veel minder initiatieven gevonden dan in vele andere steden. Er zijn dus meer factoren in het spel. ● Rijksbijdragen Er zijn drie belangrijke Rijksbijdrageregelingen: de Rijksbijdragen voor de zeven zgn. Antillianengemeenten, de SPAG-gelden en de SEV-gelden voor Direkshon-projecten. De eerste regeling geldt voor de 7 ‘klassieke’ Antillianengemeenten. De SPAG-regeling geldt voor stimuleringsprojecten voor minderheidsgroepen in het algemeen, waarbij sommige gemeenten specifieke projecten voor Antillianen hebben opgezet. Aanvragen voor Direkshonprojecten in het kader van de SEV-regeling zijn specifiek gericht op opvang en integratie van Antillianen; in principe kunnen alle steden met een Antilliaanse gemeenschap een aanvraag hiervoor indienen. Deze drie regelingen hebben zonder meer een stimulerende invloed gehad op het op de ontwikkeling van een op Antillianen gericht beleid, inclusief het beleid ten aanzien van ondersteuning van initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap. Dat geldt met name voor de Rijksbijdrage voor de Antillianengemeenten, die voor Antillianenbeleid in het algemeen kan worden ingezet.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
58
Bijzonder aan dit onderzoek is dat het de zeven ‘klassieke’ Antillianengemeenten kan vergelijken met twee andere steden (Almere en Tilburg) met een aanzienlijke populatie Antillianen. Vergelijking van de Antillianengemeenten met de twee overige maakt duidelijk dat de Rijksbijdrage aan de zeven gemeenten de ontwikkeling van specifieke maatregelen en beleid voor het aanpakken van de problematiek van Antilliaanse jongeren heeft gestimuleerd. In een gemeente als Dordrecht wordt door de projectleider voor het Antillianenprogramma gesteld dat praktische problemen van financiële aard waarop initiatieven vaak stranden, zoals accommodatieproblemen, met de extra Rijksbijdrage pas goed aangepakt konden worden. Het stimuleren en ondersteunen van bottum up initiatieven en zelforganisaties van Antillianen is overigens slechts één van de vele aspecten van het lokale beleid gericht op Antillianen. Indien we ons beperken tot dit facet van ondersteuning van initiatieven, dan is het verschil tussen Antillianengemeenten en de nietAntillianengemeenten minder scherp. We zien steden met een Rijksbijdrage voor Antillianengemeenten zoals Den Helder en Den Haag die niet navenant meer initiatieven losmaken dan een niet-Antillianen gemeente als Almere. Er zijn dus meer factoren in het spel dan de extra Rijksbijdrage. ● Antilliaans contactpersoon of brugorganisatie Antillianengemeenten als Rotterdam, Dordrecht, Nijmegen, Amsterdam en Groningen lijken goed op weg bij de ondersteuning van initiatieven vanuit Antilliaanse kring. Tilburg, als niet-Antillianengemeente, heeft nauwelijks een ondersteuningsstructuur voor Antilliaanse initiatieven. Maar de nietAntillianengemeente Almere heeft een structuur voor de ondersteuning van initiatieven die tot meer geslaagde initiatieven leidt dan in de Antillianengemeente Den Haag. Een verschil tussen deze twee steden is de aanwezigheid in Almere van een zichtbare professional die een brugfunctie tussen gemeente en Antilliaanse gemeenschap vervult. Het gaat hier om een contactpersoon van Antilliaanse origine (bij het Almeerse jongerencentrum Nos Kultura) die initiatieven opzoekt, aantrekt, in banen leidt en ondersteuning biedt. Dicht op de doelgroep zelf zitten, via een buurthuis of andere centra waar veel Antillianen komen, is daarbij van essentieel belang. Daarentegen richt de Haagse ondersteuning zich vooral op organisatievorming.
Zo’n brugpersoon met begrip voor en vertrouwen van de Antilliaanse doelgroep (een Antilliaanse organisatie kan ook een brugfunctie vervullen, zoals in Nijmegen) blijkt een sleutel tot succes wat betreft de stimulering en ondersteuning van initiatieven. Ook in de andere genoemde gemeenten zijn zulke contactpersonen of brugorganisaties factoren die bepalend zijn voor succesvolle interactie tussen instellingen en Antilliaanse initiatiefnemers, zoals SWA in Rotterdam, diverse professionals van Antilliaanse origine in Dordrecht (Pa Tur, Nos Kas, Antilliaanse sportleider) en Palu Kultural in Nijmegen. Daarnaast speelt het eerder genoemde wantrouwen tegenover ‘de’ overheid onder de Antilliaanse ‘volksklasse’ mee; men klopt niet snel bij de overheid aan, maar een ‘vertrouwde, vaak Antilliaanse contactpersoon kan dan net een stimulans zijn om er eerder op af te stappen.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
59
Generiek beleid versus specifiek beleid Alle steden hebben als uitgangspunt dat ingezet wordt op algemeen beleid, maar dat specifiek beleid voor bepaalde etnische groepen mogelijk is indien noodzakelijk. De Rijksbijdrageregelingen zijn categoriaal van aard en hebben daardoor lokaal beleid gericht op Antillianen en specifieke maatregelen gestimuleerd. In de Antillianengemeenten vinden we samenhangende en geïntegreerde projecten gericht op Antillianen, terwijl dit niet het geval is in de twee niet-Antillianensteden. De geldstroom heeft dat mede mogelijk gemaakt. ●
In sommige steden is de keuze ook een kwestie van ideologie. Almere en Tilburg zeggen beide op principiële gronden te kiezen voor generiek beleid voor de multiculturele samenleving. Daarbij lijkt de motivatie voor deze keuze in Tilburg sterk samen te hangen met een persoonlijke visie van een vorige wethouder voor de multiculturele samenleving, maar schuift het beleid mede door problemen met de Antillianen op in de richting van specifieke aandacht en maatregelen voor Antillianen. In Almere is deze keuze voor een generieke benadering breder gedragen en komt ze voort uit het doel om van alle nieuwe (allochtone en autochtone) groepen in de nieuwe stad Almere een nieuwe bevolking te smeden en segregatie te voorkomen. Maar in Almere wordt de ruimte geboden om projecten voor specifieke groepen uit te proberen, om ze vervolgens generiek te implementeren. Dit komt dicht bij de benadering in vele andere van de onderzochte steden. In feite is het onderscheid tussen generiek en categoriale aanpak weinig verhelderend als we kijken naar wat feitelijk gebeurt in de steden. Dordrecht wordt door geïnterviewden buiten Dordrecht vaak aangehaald als het voorbeeld van een categoriale aanpak. Maar de gemeente zegt zelf gekozen te hebben voor een aanpak die zoveel mogelijk aansluit bij de bestaande voorzieningen en structuren, ook omdat het Antillianenprogramma van de gemeente loopt tot in 2004 (net als in andere gemeenten). Het ideologische onderscheid tussen generiek en categoriaal is van weinig tot geen betekenis als het gaat om het verklaren van verschillen in het stimuleren en faciliteren van initiatieven van Antillianen. Algemene instellingen blijken goed te kunnen functioneren, indien ze werken met een outreachende benadering via Antilliaanse brugpersonen. Aan de andere kant komt uit de gereconstrueerde verhalen rondom de uitgelichte initiatieven naar voren dat algemene voorzieningen regelmatig problemen hebben met het bereiken van de Antilliaanse doelgroep. Nadat dit geconstateerd wordt kiezen sommige gemeenten voor specifieke voorzieningen voor Antillianen binnen het algemene aanbod en/of Antilliaanse initiatiefnemers springen in dit gat. De ideologische weerstand tegen specifieke maatregelen en/of Antilliaanse brugpersonen – en voor een deel ook de angst voor precedentwerking richting andere etnische groepen – lijkt in Tilburg een belemmering te vormen voor het creatief aanpakken van het geconstateerde gat in de maatschappelijke hulpverlening jegens Antilliaanse jongeren. Initiatieven om dit gat op te vullen vanuit de zelforganisaties worden niet ondersteund.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
60
● Beleidsverleden / leerprocessen Een belangrijk verschil kan worden geconstateerd tussen enerzijds gemeenten die uit eigen kracht al specifieke maatregelen hebben ontwikkeld (binnen het generieke beleid) om ook de Antilliaanse doelgroep te bereiken en deze vervolgens kunnen uitbouwen met extra Rijksbijdragen (zoals Almere, Dordrecht, Rotterdam) en anderzijds gemeenten die alleen een specifiek Antillianenproject ontwikkelen om zodoend aanspraak te kunnen maken op een specifieke Rijksbijdrage (zoals het geval is in Tilburg).
Wat verder opvalt is de stroperigheid en de traagheid van de ontwikkeling van geïntegreerde, specifieke projecten voor Antillianen. Zo heeft de ontwikkeling van beleid gericht op Antillianen in enkele van de ‘klassieke’ Antillianensteden (zoals als Amsterdam) lang op zich laten wachten en vallen de resultaten tegen wat betreft de ondersteuning van initiatieven (zoals in Den Helder, dat een behoorlijke Rijksbijdrage ontvangt). Rotterdam en Dordrecht worden regelmatig als voorbeeldsteden genoemd als het om Antillianenprojecten en -beleid gaat. Niet toevallig zijn het twee steden die al voor de Rijksbijdrageregeling Antillianensteden op dit terrein beleid hadden ontwikkeld. De stimulans hiertoe lag bij ernstige problemen in de sfeer van criminaliteit en overlast, factoren die ook in andere steden (later) de ontwikkeling van specifieke maatregelen voor Antillianen hebben gestimuleerd. Rotterdam en Dordrecht hadden dus een voorsprong en blijven voorop lopen. Dit maakt duidelijk dat de ontwikkeling en vooral de implementering van beleid gericht op Antillianen tijd vergt. Leerervaringen kunnen worden gevoed door evaluaties. Zo heeft Dordrecht zijn Antillianenbeleid enkele malen laten evalueren en op basis daarvan bijgesteld en verbeterd. Andere steden kunnen leren van de ervaringen (fouten en successen) van de steden die voorop lopen. Het periodiek overleg van de Antillianengemeenten biedt een kader voor uitwisseling van zulke ervaringen. ● Variatie in ondersteuning (of niet) Indien we nader inzoomen op de ondersteuningsstructuur in de verschillende gemeenten, vallen enkele verschillen in aanpak op. a. In sommige steden worden initiatieven opgezocht en is de toegang tot ondersteuning laagdrempelig (Dordrecht, Rotterdam, Almere, Nijmegen). Dit gebeurt mede vanuit de ervaring die in die steden is opgedaan dat het afwachten van subsidieaanvragen weinig initiatieven van Antillianen blijkt op te leveren – iets dat momenteel nog altijd in Tilburg waarneembaar is. b. Het accent in de gemeente Den Haag op ondersteuning van zelforganisaties grijpt weliswaar aan bij belangrijke faalfactoren van sommige initiatieven, maar Den Haag plaatst zich hiermee op een achterstand wat betreft het ondersteunen van initiatieven in het algemeen. De voorwaarde van het oprichten van een zelforganisatie werpt een drempel op waardoor bepaalde initiatieven niet tot bloei zullen komen.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
61
De laagdrempelige stimulering en facilitering van incidentele initiatieven van Antillianen (zoals in Dordrecht, Nijmegen en enkele andere steden) bieden wel ruimte voor allerlei activiteiten van ‘doorsnee’ Antillianen. Hier krijgen initiatieven niet een formele organisatorische vorm, maar gaat het veelal louter om het beschikbaar stellen van accommodatie voor activiteiten. Beide benaderingen kunnen elkaar aanvullen, maar de tweede levert duidelijk meer ondersteunde initiatieven op. c. Ondersteuning kan vanuit een gemeentelijke welzijnsorganisatie plaats vinden (zoals in Dordrecht en Almere) of via een Antilliaanse zelforganisatie (zoals Forsa in Groningen, Palu Kultural in Nijmegen). Beide mogelijkheden blijken in staat initiatieven succesvol te kunnen stimuleren en ondersteunen. Algemene welzijnsorganisaties kunnen deze taken vervullen, maar het succes blijkt – zoals in Dordrecht, Amsterdam en Almere – mede afhankelijk te zijn van de inzet van brugpersonen van Antilliaanse herkomst. d. Een diverse ondersteuningsstructuur lijkt tenslotte het best de diversiteit aan initiatieven en initiatiefnemers te kunnen bedienen. In sommige steden bestaat een zeer diverse ondersteuningsstructuur (Rotterdam, Dordrecht), in andere steden is deze veel eenzijdiger en beperkter. Groningen is van dit laatste het meest sprekende voorbeeld, omdat initiatiefnemers standaard naar Forsa worden doorverwezen. Niet alle initiatiefnemers willen evenwel bij Forsa aankloppen, onder meer vanwege minder gunstige ervaringen in het verleden of verhalen daaromtrent. Ook in Den Haag is de ondersteuning nogal ‘eenzijdig’, ditmaal gericht op ondersteuning aan startende zelforganisaties door HOF.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
63
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Inleiding
In dit slothoofdstuk zullen we de twee hoofdvragen van het onderzoek beantwoorden, te weten: (1) op welke wijze de bestaande organisatorische infrastructuur burgerinitiatieven faciliteert en ondersteunt en (2) aanbevelingen formuleren voor de versterking van de ondersteuning en facilitering. In de volgende paragraaf recapituleren we de belangrijkste conclusies uit het rapport in de vorm van faal- en slaagfactoren bij de ondersteuning van initiatieven. In de daarop volgende paragraaf worden op basis van deze inzichten aanbevelingen geformuleerd die zo veel mogelijk de slaagfactoren incorporeren en de faalfactoren vermijden.
6.2
Conclusies
Zoals we in het voorgaande hebben gezien, heeft de quick scan ondersteuning initiatieven van Antillianen duidelijk gemaakt dat de Antilliaanse gemeenschap in de onderzochte steden de nodige initiatieven ontplooit. Veel van de gevonden initiatieven zijn te situeren in de sociaal-recreatieve sfeer en die van maatschappelijke hulpverlening. Maar weinig initiatieven hebben een politiek-participatief karakter. Dat is op zich zelf al een teken dat de politiek-maatschappelijke participatie van geledingen van de Antilliaanse gemeenschap te wensen over laat. De overheid zal daarom extra moeite moeten doen om signalen uit deze gemeenschap (over misstanden en behoeften) op te vangen. Wat betreft de ondersteuning van de initiatieven hebben we zowel geslaagde als minder geslaagde initiatieven gevonden. Het voor de hand liggende gegeven in aanmerking nemend dat succesvolle en ondersteunde initiatieven eerder over- dan ondervertegenwoordigd zijn, kunnen we veilig constateren dat de ondersteuning vaak afwezig of gebrekkig is. Op landelijk niveau blijkt ondersteuning van initiatieven vrijwel afwezig. Het platform zelforganisaties van Forum zou hier een rol moeten spelen, maar Antilliaanse zelforganisaties blijken niet graag bij Forum aan te willen kloppen. Forum onderneemt geen actie om verandering te brengen in deze situatie. Maar ook de landelijke zelforganisaties laten zo een mogelijkheid van ondersteuning onbenut. Op lokaal niveau is geen eenduidig beeld te geven van de ondersteuning. Er zijn gemeenten waar Antilliaanse initiatieven beter worden ondersteund (zowel qua aantal initiatieven als kwaliteit van ondersteuning). Rotterdam, Dordrecht, Nijmegen en Amsterdam zijn daarvan voorbeelden. En er zijn gemeenten die het minder goed doen, zoals Tilburg. Het lijkt geen toeval dat de geslaagde initiatieven (wat betreft ondersteuning) van recente datum zijn. Het beleid gericht op Antillianen lijkt recentelijk pas goed op gang te komen en mede door de verschillende bijdrageregelingen is er extra financiële ruimte hiervoor.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
64
Een belangrijke bevinding is dat gemeenten die outreachende benadering hebben van de doelgroep via een Antilliaanse contactpersoon binnen een algemene instelling of via een Antilliaanse brugorganisatie, over het algemeen succesvoller blijken in het ondersteunen van burgerinitiatieven van Antillianen dan gemeenten met een afwachtende benadering en die een dergelijke contactpersoon of brugorganisatie ontberen. Het ontwikkelen van een adequate ondersteuningsstructuur voor initiatieven blijkt een moeizaam proces, waarin gemeenten succesvoller blijken naar gelang ze al langer specifieke aandacht hebben voor de Antilliaanse doelgroep. Vooral bij initiatieven gericht op maatschappelijke hulpverlening is de ondersteuning veelal gebrekkig. Maar ook bij de twee andere onderscheiden categorieën van initiatieven (sociaal-recreatieve en politiek-participatieve) doen zich regelmatig problemen voor bij de ondersteuning. In die gevallen waarin van overheidswege géén goede ondersteuning wordt gegeven aan initiatieven vanuit Antilliaanse kring, bestaat het gevaar dat het negatieve beeld van de overheid dat leeft onder (segmenten van) de Antilliaanse gemeenschap wordt versterkt. Tilburg (met zijn gespannen verhouding tussen gemeente en Antillianen) is hiervan een voorbeeld. Zonder uit deze bevindingen één rode draad te kunnen halen voor een geslaagde interactie, is wel een aantal slaag- en faalfactoren aan te geven die van belang zijn voor een situatie waarin de instanties en initiatiefnemers op een geëigende wijze interacteren. Deze slaag/faalfactoren zijn in het vorige hoofdstuk al benoemd. Hieronder worden ze geresumeerd. A. Faalfactoren bij de interactie en ondersteuning: a. Een afwachtende en reactieve houding van de ondersteuningsinstelling. Hoger opgeleide initiatiefnemers weten de weg vaak wel te vinden en hebben meer geduld om de lange en complexe wegen binnen de bureaucratie te volgen, maar lager opgeleide Antillianen haken snel af. b. Bureaucratische instanties en ambtenaren die weinig sensibel zijn en weinig oog hebben voor de specifieke behoeften en ‘subtiliteiten’ bij de interactie met Antilliaanse initiatiefnemers (in spe). We zijn in veel gevallen gestuit op praktische problemen bij het verwezenlijken van initiatieven, zoals gebruik van accommodatie. Juist het oplossen van deze problemen wordt belemmerd door rigiditeit en bureaucratisch handelen. Ook speelt bij sommige gemeenten de angst een rol van precedentwerking van specifieke maatregelen voor Antillianen richting andere etnische groepen. c. Een paternalistische houding, laagopgeleide initiatiefnemers niet serieus nemen, soms zelfs aan de haal gaan met hun initiatieven. Dit zijn we vooral tegengekomen bij initiatieven in de sfeer van hulpverlening, met name als een zekere opleiding of professionaliteit vereist is volgens de instanties. d. Wantrouwen van initiatiefnemers tegenover de overheid en instellingen vormt een belemmerende factor, die versterkt kan worden door
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
65
e.
f.
g.
h.
i.
een bureaucratische en onpersoonlijke behandeling van de initiatiefnemers. Een beladen verleden blijft de interactie met initiatiefnemers die al jaren actief zijn vaak parten spelen, ook als de gemeente werkt aan verbetering van de ondersteuning en meer ruimte biedt aan initiatieven. De geneigdheid van de Antilliaanse gemeenschap om maatschappelijke misstanden informeel en in eigen kring aan te pakken, maakt het voor de instanties moeilijk om hierop adequaat in te spelen en bijvoorbeeld lacunes in hun aanbod op te merken. Gebrekkige aansluiting tussen verkokerde instanties enerzijds en het juist veelzijdige karakter van initiatieven anderzijds. Door de meerdimensionaliteit van initiatieven, zoals sociaal-recreatieve initiatieven die tevens tot doel hebben via sport en spel hulpverlening te bieden, doen zich problemen voor bij de ondersteuning door instanties. Gepercipieerde concurrentie tussen algemene hulpverleningsinstanties en initiatieven van beroepsmatig betrokken initiatiefnemers die een lacune in het bereik van de Antilliaanse doelgroep bij deze instanties willen aanpakken. Een afwachtende houding van gemeenten bij het oprichten van dialoogstructuren. Veel van deze structuren blijken niet optimaal te functioneren.
B. Slaagfactoren bij de interactie en ondersteuning: a. Een proactieve en outreachende aanpak, initiatieven opzoeken, dicht op de huid van de doelgroep en potentiële initiatiefnemers zitten (via bijvoorbeeld wijkcentra of een zelforganisatie die sociaal-culturele activiteiten voor Antillianen organiseert). b. Het passend inspelen op doelgroep, een aanpak op de maat van de initiatiefnemer (informeel, laagdrempelig, kennis van achtergrond/cultuur en taal van Antillianen). Zo blijken Antilliaanse jongeren vaak goed te bereiken via recreatieve activiteiten en initiatieven; dit kan uiteindelijk ook leiden tot maatschappelijke hulpverlening. Hierop dienen gemeenten en instanties bedacht te zijn. c. Herkenbaarheid en zichtbaarheid van de instanties en personen waar initiatiefnemers kunnen aankloppen. d. Een brugpersoon van of een brugorganisatie blijkt vaak bevorderlijk voor herkenbaarheid en zichtbaarheid en voor een laagdrempelige en maatwerkgerichte aanpak. In de onderzochte gevallen betreft het Antilliaanse brugpersonen of –organisaties. Maar het gaat uiteindelijk om de kwaliteiten, zoals voeling met de Antilliaanse gemeenschap en kennis van de Antilliaanse taal en cultuur, waardoor name de interactie met lager opgeleide initiatiefnemers beter verloopt en wantrouwen wordt overwonnen. e. Respect hebben voor Antilliaanse initiatiefnemers en hen en hun initiatieven serieus nemen, inclusief het respecteren van het eigenaarschap. De ontwikkeling van het initiatief kan wel gestuurd worden (via subsidievoorwaarden, begeleiding), maar het botweg annexeren van het initiatief leidt snel tot conflicten met de initiatiefnemer. Dit
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
66
f.
g. h.
i.
j.
k.
l.
6.3
leidt ook tot aantasting van de mobilisatie en cohesieversterkende effecten van het initiatief. Bovendien is het in tegenspraak met het doel om de eigen verantwoordelijkheid van de burgers te bevorderen. Maatschappelijke urgentie van het ‘Antillianenvraagstuk’. We zien dat de aandacht van gemeenten voor Antillianen vooral gestuurd wordt door een gevoel van urgentie. Veelal wordt die urgentie pas gevoeld bij incidenten en oververtegenwoordiging van Antilliaanse jongeren in criminaliteit. Betere sensibiliteit maakt het mogelijk al eerder tekenen op te vangen van nood onder de Antilliaanse gemeenschap. Een preventieve aanpak (naast en verbonden met een repressieve) van problemen onder segmenten van de Antilliaanse bevolking. Financiële ruimte om te experimenteren met specifieke projecten voor Antillianen, voordat het beleid regulier wordt gemaakt. Leerprocessen kosten tijd. Maar tegelijk wordt die tijd vaak onvoldoende benut door de traagheid en stroperigheid van de beleidsontwikkeling en –implementatie. Aansluiting van specifieke maatregelen en ondersteuningsactiviteiten bij bestaande voorzieningen en structuren; dit is alleen al vereist met het oog op de continuering van de activiteiten. Een frisse start vormt een gunstige voorwaarde. De vertroebelde verhouding tussen initiatiefnemers en instellingen/gemeente is vaak een blijvende storingsfactor, ook na beleidswijziging die meer ruimte aan initiatieven biedt. Sensibiliteit ook in politieke zin. De gemeente en instanties moeten gevoelig zijn voor signalen vanuit de Antilliaanse gemeenschap die onder meer via initiatieven naar boven komen. Zonodig moeten die signalen nader onderzocht worden, als het een teken lijkt te zijn dat de dienstverlening gebrekkig functioneert en Antillianen onvoldoende bereikt. Dit punt speelt des te meer bij de Antilliaanse gemeenschap, omdat de politieke participatie ervan te wensen overlaat en ze de neiging blijkt te hebben misstanden zelf aan te pakken in plaats van aan de bel te trekken bij de politieke actoren. Een actieve en voorwaardenscheppende rol van de gemeente bij initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap gericht op de vorming van dialoog-structuren zoals een A/A-beraad.
Aanbevelingen
Op basis van de conclusies en de inzichten uit het onderzoek zullen we in het vervolg aanbevelingen formuleren voor versterking van de ondersteuning van initiatieven. De aanbevelingen incorporeren de slaagfactoren en vermijden zo veel mogelijk de faalfactoren. We hebben aanbevelingen geformuleerd voor de verschillende beleidsniveaus: de ondersteuningsinstellingen, de gemeente en het bovenlokale niveau. De aanbevelingen voor de concrete ondersteuning door instellingen zijn gebaseerd op eerdere conclusies over waar het mis gaat en waar het goed gaat. De aanbevelingen voor het ge-
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
67
meenten, provincies en Rijk hebben betrekking op algemeen bevorderlijke condities voor de concrete ondersteuning door instellingen. Daarnaast heeft het Rijk ook taken bij gemeenteoverstijgende initiatieven; ook hiervoor formuleren we enkele aanbevelingen. A. Aanbevelingen voor instellingen die initiatieven ondersteunen: i. Een outreachende methodiek. Initiatiefnemers opzoeken en voeling houden met de Antilliaanse gemeenschap via bijvoorbeeld straathoekwerkers of opbouwwerkers en via een wijkcentrum waar activiteiten voor Antillianen worden georganiseerd. Samenwerking met zelforganisaties en Antilliaanse sleutelfiguren kan eveneens ervoor zorgen dat voeling wordt gehouden met de verschillende geledingen van de Antilliaanse gemeenschap. ii. Deze outreachende aanpak kan vormgegeven worden door een brugpersoon met begrip voor en vertrouwen van de Antilliaanse doelgroep, binnen algemene instellingen, bij voorkeur op een plaats waar Antillianen veel komen voor andere activiteiten (bijv. in een wijkcentrum of buurthuis). Een brugorganisatie (zelforganisatie) kan die rol ook vervullen. iii. Zichtbaarheid en herkenbaarheid van de persoon en instantie waar initiatiefnemers kunnen aankloppen voor ondersteuning. iv. Maatwerk in de zin van flexibiliteit, oplossinggerichte omgang met regels, rekening houden met achtergrond van cliënten, vraaggericht in plaats van aanbodgericht werken. Juist voor het bereiken van laagopgeleide Antilliaanse initiatiefnemers is maatwerk en flexibiliteit vereist. De eis van maatwerk geldt des te sterkere vanwege de meerdimensionaliteit van initiatieven. Maatwerk impliceert ook een goede afstemming met andere diensten en instanties, zodat initiatiefnemers niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. v. Respect betonen voor de initiatiefnemers, het initiatief zoveel mogelijk bij de mensen zelf laten maar indien nodig wel begeleiden en bijsturen. Het burgerinitiatief zo veel mogelijk een echt burgerinitiatief laten, dus door de mensen zelf laten ontwikkelen (in metaforische zin: verenigingen - met leden – hebben de voorkeur boven stichtingen). vi. Belang hechten aan het bereiken van ook laagopgeleide Antilliaanse initiatiefnemers, juist omdat zij voeling hebben met de lokale Antilliaanse gemeenschap en ook de probleemgroepen daaronder. Het betekent: niet de makkelijke weg kiezen van alleen initiatiefnemers met de gepaste opleiding en competenties serieus nemen en begeleiden. Het aanstellen van een contactpersoon of opbouwwerker die voeling heeft met de gewone Antillianen (bij voorkeur van Antilliaanse afkomst) en het reserveren van middelen voor de realisatie van het initiatief kan hieraan uitdrukking geven. Initiatieven vanuit de Antilliaanse gemeenschap op zichzelf al waarderen, als blijk van sociale cohesie, als bindende factor in de gemeenschap, en hiervoor ruimte bieden
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
68
B. Gemeenten kunnen de onderstaande gunstige voorwaarden voor adequate ondersteuning scheppen. i. Gemeenten moeten eisen stellen aan uitvoerende organisaties met betrekking tot het bereiken van de Antilliaanse doelgroep. Het vereist ook gevoeligheid voor signalen uit de gemeenschap, ook in de vorm van initiatieven. ii. Antilliaanse en andere moeilijk bereikbare doelgroepen zo dicht mogelijk op de huid zitten. Onder meer door decentralisatie van gemeentelijke taken naar wijkniveau (in wijkcentra), laagdrempelige voorzieningen, Antilliaanse zelforganisaties bij het beleid betrekken. iii. Antillianen als specifieke doelgroep binnen generiek beleid definieren. Antillianen vereisen vooralsnog een specifieke aandacht, vanwege segmenten onder jongeren die de aansluiting met de Nederlandse samenleving onvoldoende weten te maken en diensten die de Antillianen onvoldoende bereiken. Wel is het met het oog op de continuïteit van belang dat specifieke projecten zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande voorzieningen en structuren en uiteindelijk ook generiek worden geïmplementeerd. Het vereist financiële ruimte voor specifieke projecten en maatregelen (zoals aanstellen A/A contactpersoon) gericht op Antillianen en voor de ondersteuning en facilitering van initiatieven. iv. Responsiviteit en sensibiliteit van gemeentelijke diensten jegens Antillianen bevorderen, zodat signalen uit de gemeenschap opgepikt worden. Dat kan via professionals in verschillende uitvoerende organisaties die een die een groot netwerk hebben onder de lokale Antilliaanse gemeenschap. v. Investeren in de communicatie naar de Antilliaanse gemeenschap. Onder meer via het betrekken van hen bij beleid en bij de uitvoering, via wijkgesprekken en klankbordgroepen. Een beleid voor communicatie is van des te groter belang vanwege het wantrouwen tegenover overheid en instellingen die kenmerkend lijkt voor segmenten van de Antilliaanse ‘volksklasse’. Dat betekent ook: stigmatisering vermijden, niet alleen in gesprek gaan met Antilliaanse organisaties als zich incidenten voordoen, vermijden om in krachttermen over ‘de’ Antillianen te spreken als zich incidenten hebben voorgedaan waarbij Antillianen betrokken zijn geweest. vi. Bij het ondersteunen van de oprichting van Antilliaanse/Arubaanse beraden of bij het opzetten van andere dialoogstructuren die als gesprekspartner functioneren voorwaarden hiervoor scheppen. In analogie met de voorwaarden voor landelijke inspraak kan hierbij gedacht worden aan juridische en financiële regelingen. Vervolgens kan de gemeente ook eisen stellen aan beraden, o.a. inzake representativiteit. vii. Het is daarnaast van belang dat de gemeente buiten de dialoogstructuur om contacten onderhoudt met (andere) segmenten van de
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
69
Antilliaanse gemeenschap. De gemeente dient ook zelf informatie in te winnen over wat er speelt onder de Antilliaanse gemeenschap en te monitoren of zich misstanden voordoen, om vroegtijdig hierop te kunnen reageren en niet te wachten tot zich incidenten voordoen. C. Ook op bovenlokaal niveau kunnen gunstige voorwaarden worden geschapen voor de ondersteuning van initiatieven. -
Het Rijk en provincies (via steunfunctie-instellingen) kunnen methodiek-ontwikkeling en uitwisseling van best-practices door gemeenten stimuleren. Momenteel zijn al kaders hiervoor geschapen, zoals de uitwisseling tussen gemeenten met Direkshon-projecten en de bijeenkomsten van Antillianengemeenten. Deze kaders voor overleg kunnen benut worden voor uitwisseling van good practices. Eén van de conclusies van dit onderzoek is dat dergelijke good practices qua wijze van ondersteuning van initiatieven uit de Antilliaanse gemeenschap voorhanden zijn. In onderstaand tekstkader geven we daarvan een drietal concrete voorbeelden.
Drie voorbeelden van good practices Good practice 1: Antilliaans Sportcontact Dordrecht - Een outreachende contactambtenaar van Antilliaanse afkomst binnen een gemeentelijke dienst - Oplossingsgerichte brugfunctie naar Antilliaanse gemeenschap - Informele en flexibele aanpak - Herkenbaar, zichtbaar en laagdrempelig - Goede contacten en afstemming met andere uitvoerende organisaties; opbouwwerkers en agenten sturen Antillianen met sportinitiatieven of diegene die voor overlast zorgen (met straatvoetbal) naar hem door. Andere voorbeelden van een outreachende contactambtenaar hebben we gevonden bij het jongerencentrum Nos Kultura (Almere), bij buurtwoning Pa Tur en buurthuis Nos Kas (Dordrecht) en in Amsterdam Zuidoost (Candela). Good practice 2: Palu Kultural Nijmegen - Een brug- of scharnierorganisatie tussen gemeente en A/A-gemeenschap - Opgericht met ondersteuning van de gemeente; goede contacten met gemeente en wethouder - Outreachende benadering, zoekt de jongeren op - Begeleidt sociaal-recreatieve initiatieven van de jongeren met het oog op hulpverleningsdoelen (ontwikkeling sociale competenties voor scholing en werk) - Herkenbaar, zichtbaar en laagdrempelig, ook door een vaste locatie in de wijk. Uitstraling van de succesvolle activiteiten zorg ervoor dat ook minder gemotiveerde jongeren uiteindelijk langskomen. Andere voorbeelden van een brugorganisatie zijn: SWA in Rotterdam en Forsa Groningen.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
70
Good practice 3: Mentorenproject Hoogvliet (Rotterdam) - Exemplarisch voor professioneel Antilliaans perspectief, effectief ondersteund en adequate interactie met gemeente - Beroepsmatig betrokkene Antilliaan die lacune in de hulpverlening opmerkt en plan ontwikkelt - Gunstige combinatie van competenties en opleiding initiatiefnemer en flexibele, enthousiaste en vasthoudende (deel)gemeenteambtenaren - Uiteindelijk realisatie van een preventief project dat jongeren dicht op de huid zit Ander voorbeeld van zo’n adequate ondersteuning van een beroepsmatig betrokken Antilliaanse initiatiefnemer is Stichting Divi (Den Haag)
-
Provinciale steunfuncties dienen zichtbaar en herkenbaar te zijn voor de Antilliaanse gemeenschap wat betreft hun taken bij ondersteuning van zelforganisaties. Het Rijk en/of de provincies dienen typische ondersteuningsbehoeften (subsidie aanvragen, zoeken fondsen, schrijven van een werkplan en statuten enz.) uitdrukkelijk bij bepaalde gesubsidieerde instellingen (bijv. steunfuncties) neer te leggen en ervoor te zorgen en te eisen (subsidievoorwaarden!) dat deze een duidelijk gezicht naar buiten toe krijgen, ook voor de Antilliaanse gemeenschap.
Het Rijk kan voorwaarden scheppen voor gemeenten bij gemeentelijke taken inzake infrastructuur voor ondersteuning van initiatieven door: -
-
Financiële ruimte voor specifieke projecten binnen generiek beleid te creëren. De drie stromen van Rijksbijdragen hebben hiervoor ruimte geschapen, maar lopen alle in 2004 af, terwijl veel gemeenten nog niet zo ver zijn dat de ervaring opgedaan met de projecten wordt geïmplementeerd in het regulier beleid. Inzicht vragen in gemeentelijke resultaten van beleid met Rijksbijdragen en stimuleren van evaluaties.
Het Rijk krijgt op haar beurt direct te maken met initiatieven voor gemeenteoverstijgende activiteiten. Hiervoor kan ze gunstige voorwaarden scheppen door: Oog te hebben voor spanning tussen hoge eisen die gesteld dienen te worden aan subsidieaanvragen bij het Rijk (vernieuwend, professioneel) en de waarde van landelijke initiatieven van Antillianen voor hun emancipatieproces. Oog te hebben voor gebrekkige aansluiting tussen ondersteuningstructuur en zelforganisaties/initiatiefnemers op landelijk niveau. Aandacht te hebben voor positieve communicatie met de Antilliaanse gemeenschap, met het oog op het bevorderen van vertrouwen en acceptatie. Waken voor onbedoelde verdere stigmatisering
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
71
-
van Antillianen als ‘de probleemgroep’, door ‘harde’ en ongenuanceerde uitspraken van bestuurders. Bevorderen van samenwerking en uitwisseling van informatie en methodieken tussen de Antilliaanse gemeenschap in Nederland en de Nederlandse Antillen. Veel burgerinitiatieven op het gebied van sport, muziek en dans komen oorspronkelijk uit de Nederlandse Antillen. Ondersteuning van uitwisseling kan gebeuren door een apart expertisecentrum, maar mogelijk kan ook OCaN hier taken toebedeeld krijgen.
QA+ 30 oktober 2003
Quick Scan ondersteuning initiatieven Antillianen - Hoofdrapport
73
Bronnen Bijdrageregeling Antillianengemeenten, Staatscourant 18 mei 2001, nr. 96. Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren, Staatscourant 3 mei 2002, nr. 84. Hulst, H. van. 2000. A continuing construction of crisis. Antilleans, especially Curacaçaoans, in the Netherlands. In: H. Vermeulen en R. Penninx (red.) Immigrant Integration: the Dutch Case. Amsterdam: Het Spinhuis. Hulst, H. van. 2003. Geen snelle recepten. Gezichtspunten en bouwstenen voor een andere aanpak van Antilliaanse jongeren. Amsterdam: Aksant. Kabinetsreactie op rapport adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland. Brief van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 20 juni 2002. Nèt Loke Falta; ontbrekende schakels, missing links. 2001. Advies inzake de aanpak van de criminaliteitsproblematiek onder Antillianen in Nederland. Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland. Den Haag. Uitvoering motie Melkert: stimuleringsprojecten Allochtone Groepen (SPAG) 2001-2004. Brief van de minister van SZW d.d. 19 sept. 2001, TK, vergaderjaar 2001-2002, 27 083, nr. 20.