Technische Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen
QANU maart 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
Deel I
9
Algemeen deel
1. De onderwijsvisitatie Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen 11 2. Het referentiekader van de commissie 17 3. Algemene bevindingen 25
Deel II
Opleidingsdeel
27
1. De bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde en masteropleiding Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen 29
Bijlagen
81
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D: Bijlage E:
83 87 89 93 97
Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Programma visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde RUG Checklist onderwijsvisitatie Technische Bedrijfskunde RUG Opleidingsrendementen: laatste KUO-cijfers Lijst van gebruikte afkortingen
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde RUG van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelormasterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE
In 2003 vond een proefvisitatie plaats van de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. De toenmalige visitatiecommissie stelde vast dat er sprake was van een levensvatbare opleiding. In een bijna totaal vernieuwde samenstelling van de commissie werd de instelling in september 2006 opnieuw gevisiteerd. Tot genoegen van de commissie werd geconstateerd dat veel van de gegeven aanbevelingen waren gerealiseerd of in gang gezet. Wel heeft de commissie geconstateerd dat er nog steeds punten voor verbetering aanwezig zijn. De commissie heeft inmiddels begrepen dat een aantal verbeterpunten reeds voor het gereedkomen van dit rapport wordt opgepakt. De commissie is veel dank verschuldigd aan de gevisiteerde opleiding. De kritische zelfanalyse, de reacties op de door de commissie gestelde vragen en de wijze waarop de opleiding tijdens het bezoek ter wille is geweest zijn alle essentiële elementen van het visitatieproces. De commissie heeft begrip voor de verzuchting dat er wel erg veel werk moet worden verzet voor visitaties en accreditaties. Gaarne wil ik de secretaris van de visitatiecommissie, mevrouw ir. S. van Bruggen, medewerkster van QANU, danken voor de wijze waarop zij de commissie heeft bijgestaan bij het vervullen van haar niet altijd gemakkelijke taak. Ten slotte wenst de commissie Technische Bedrijfskunde in Groningen een goede toekomst toe waarbij aan de metafoor van de ‘brug over de vijver’ een praktische inhoud wordt gegeven. C.A.T. Takkenberg, voorzitter van de visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde RUG
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
10
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
1.
De onderwijsvisitatie Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen
1.1.
Inleiding
Met het oog op de accreditatie van wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen door middel van externe kwaliteitsbeoordeling heeft de stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) in het najaar van 2006 de visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen (RUG) ingesteld. In de september 2006 heeft deze commissie een bezoek gebracht aan de bachelor- en masteropleiding op het gebied van de Technische Bedrijfskunde (TBK), waarvoor de QANU een verzoek tot visiteren had ontvangen van het Colleges van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (zie par. 1.2). De commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in hoofdstuk 3 van Deel I en in het in Deel II opgenomen opleidingsrapport, waarbij de bachelor- en masteropleiding in samenhang beschreven en beoordeeld worden. In hoofdstuk 3 van Deel I gaat de commissie in op een aantal punten die haar tijdens de visitatie bijzonder hebben getroffen. Hoofdstuk 2 van deel I bevat het door de commissie gehanteerde referentiekader. 1.2.
De betrokken opleidingen
De volgende opleidingen zijn in het kader van deze visitatie bezocht: Rijksuniversiteit Groningen (RUG) 25- 27 september 2006: • •
Bachelor Technische Bedrijfskunde: voltijd (CROHO: 56994) Master Technische Bedrijfskunde (Industrial Engineering and Management): voltijd (CROHO: 66994)
1.3.
De samenstelling en taak van de commissie
De samenstelling van de commissie is door het QANU-bestuur vastgesteld. De betrokken opleidingen en faculteitsbesturen zijn in de voorbereidingsfase in de gelegenheid gesteld om bezwaar aan te tekenen tegen de door QANU voorgestelde conceptsamenstelling van de commissie, e.e.a. conform C 2.2.1. van het QANU-kader. Van deze gelegenheid is geen gebruikgemaakt. De visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde RUG bestond uit de volgende personen: Voorzitter van de commissie: •
prof. dr. ir. C.A.T. (Kees) Takkenberg, emeritus hoogleraar Bestuurlijke Informatiekunde aan de Universiteit van Tilburg.
Overige leden: •
prof. dr. M. (Martin) Mulder, hoogleraar Educatie- en competentiestudies aan Wageningen Universiteit (vice-voorzitter);
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
11
• • • •
dr. P.W.G. (Pieter) Bots, universitair hoofddocent aan de Technische Universiteit Delft, thans gedetacheerd als gastonderzoeker bij Cemagref te Montpellier; prof. dr. J. (Jacques) Vandenbulcke, emeritus hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Leuven; drs. R. (Renée) Kamphuis, Manager Management Development Atos Origin te Utrecht; de heer B.F.G. (Bart) van den Akker, student MSc Business Administration met als specilisatie Finance aan de faculteit der Economische Wetenschappen en bijna afgestudeerd bachelorstudent Technologie Management aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Tot secretaris van de commissie werd benoemd: •
ir. S. (Lineke) van Bruggen, van het bureau van QANU.
Als bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. Op grond van het instellingsbesluit van de commissie d.d. 25 september 2006 was het de taak van de commissie om op basis van de door de faculteiten (opleidingen) aan te leveren informatie (zelfstudierapport en verdere relevante documenten) en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het QANU-kader d.d. januari 2004; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleidingen naar haar oordeel voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit; en 3. de aspecten van de opleidingen te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. Twee leden van deze visitatiecommissie, te weten de voorzitter en de vice- voorzitter, alsmede de secretaris hebben ook deelgenomen aan de visitatie Technische Bedrijfskunde en Technische Bestuurskunde van 2003-2004. De net gestarte opleiding Technische Bedrijfskunde van de Rijkuniversiteit Groningen heeft toen als proef meegedaan aan deze visitatie. 1.4.
De werkwijze van de commissie
De commissie hield haar installatievergadering op 25 september 2006 in Groningen. Daaraan voorafgaand zijn van de zijde van QANU met nadruk de bepalingen in bijlage 2 van het QANU-kader met betrekking tot de onafhankelijkheid van de leden van een visitatiecommissie onder de aandacht gebracht van de leden. Tijdens de bespreking heeft de voorzitter aangegeven af en toe betrokken te zijn bij het meedenken over het vormgeven van nieuwe onderzoekslijnen en leerstoelgroepen in de nieuwe faculteit Bedrijfskunde en Economische Wetenschappen, van de RUG. Aangezien dit onderzoek betreft in een andere faculteit leek dit geen belemmering om het onderwijs van de TBKopleiding te beoordelen. De student die deelnam aan de visitatie is een student van een verwante opleiding in een andere faculteit. Voor de commissie was dit een voordeel. De student kon af en toe eenvoudig toelichten hoe bepaalde zaken in Groningen geregeld waren. Er waren geen andere universiteiten bij de beoordeling betrokken. 12
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Daarmee was de visitatie Technische Bedrijfskunde RUG naar het oordeel van het QANUbestuur omgeven met voldoende onafhankelijkheidswaarborgen. Er zijn gedurende het visitatietraject geen situaties voorgevallen waardoor onafhankelijkheid van de oordeelsvorming in het geding is gekomen. Alle leden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Deze zijn in het projectdossier opgenomen. Vervolgens werden afspraken gemaakt op de volgende punten: • • • •
de te volgen werkwijze; het vice-voorzitterschap van de commissie; de verdeling in globale zin van aandachtsgebieden tussen de commissieleden; vaststelling van de vanuit de QANU aangereikte ‘checklist’ (zie bijlage C).
Mede op basis van een door voorzitter en secretaris geformuleerd voorstel heeft de commissie in haar startvergadering tevens de concepttekst besproken van het, in het visitatieprotocol voorziene, referentiekader. Tijdens haar installatievergadering heeft de commissie ook de zelfstudie besproken en werden specifieke aandachtspunten geïnventariseerd. Na de installatievergadering op 25 september 2006 is het formele instellingsbesluit van de commissie vanuit de QANU verzonden naar de daarvoor in aanmerking komende instanties (colleges van bestuur, faculteitsbesturen, NVAO, VSNU, Ministerie van OCW et cetera). Vanuit het QANU-bureau is contact opgenomen met de betrokken lokale visitatiecoördinator en is de voorbereiding van het visitatiebezoek in onderling overleg tussen de visitatiecoördinator en de secretaris van de visitatiecommissie ter hand genomen. Laatstgenoemde heeft daartoe ongeveer één maand voorafgaand aan het visitatiebezoek een bezoek gebracht aan de instelling. Daarbij werden concrete afspraken gemaakt over de invulling van het bezoek op basis van het globale dagprogramma dat de commissie had vastgesteld. Ook werd besproken welke materialen ter inzage gelegd werden en welke aan de commissie werden toegezonden. In aanvulling op de gebruikelijke documentatie heeft de commissie de opleidingen gevraagd om van vier kernvakken een volledige set met materialen te sturen, bestaande uit: • • • •
schriftelijk studiemateriaal (zoals bijvoorbeeld syllabus/reader, literatuur(lijst), gebruikte sheets en overzichten et cetera) (boeken hoeven niet, als er maar duidelijke literatuurverwijzingen zijn); toetsen en uitwerking van de toetsen; digitaal materiaal (verwijzing naar website is ook voldoende); overig materiaal dat nuttig is voor de commissie om een goed beeld te krijgen van de inhoud en kwaliteit van het vak.
De samenstelling van de studentendelegatie heeft plaatsgevonden door het ‘prikken’ van studenten uit een lijst met alle ingeschreven studenten. Als de uitgekozen student niet beschikbaar was is volgens afspraak de volgende student op de lijst van hetzelfde jaar en variant geselecteerd.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
13
De commissie heeft verzocht om ruimschoots vóór het bezoek toegang te krijgen tot de elektronische leeromgeving van de opleiding. De opleiding heeft de commissie voor het bezoek toegang verschaft door middel van een guestaccount. De commissie heeft de beschikking gekregen over het voorgaande visitatierapport uit 2004. Namens de commissie is bij de voorbereiding van het visitatiebezoek verzocht om tijdens het bezoek inzage te kunnen krijgen in het volgende informatiemateriaal: de gebruikte onderwijsliteratuur van de verplichte onderdelen, een representatieve hoeveelheid voorbeelden van gemaakte en gecorrigeerde tentamens, richtlijnen en regelingen voor stages en scripties, evaluatieverslagen van het onderwijs (inclusief jaaroverzichten), gebruikte handboeken kwaliteitszorg, notulen van de opleidingscommissie en examencommissie, en beleidsstukken. Ter bestudering vooraf werden afstudeerscripties (minimaal twee per commissielid, zie de volgende alinea) en het meest recente beschikbare materiaal op het gebied van alumnionderzoeken opgevraagd. Het bezoek begon op de eerste dag met een startvergadering met een (nadere) bespreking in commissieverband van de zelfstudies en de afstudeerscripties. Uit de bij de zelfstudie gevoegde lijst van 25 meest recente scripties had de commissie er ruim vóór het bezoek een aantal geselecteerd en opgevraagd, waarbij was gelet op een goede spreiding naar specialisatie en gegeven eindcijfer. Voor zover dat mogelijk was heeft de commissie tijdens het bezoek de overige bachelor- en mastertheses bestudeerd en in de beoordeling betrokken. Vanaf de tweede visitatiedag werden gesprekken gevoerd met verschillende delegaties, zoals de opstellers van de zelfstudie, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg (studenten apart), de leden van de opleidingscommissie (studenten apart), verschillende groepen studenten (waaronder vertegenwoordigers van studieverenigingen), leden van de wetenschappelijke staf, vertegenwoordigers van de examencommissie, studieadviseurs/-begeleiders, onderwijscoördinatoren, en opleidingsmanagement/faculteitsbestuur. Tijdens het bezoek hield de commissie een ruim van tevoren op brede schaal aangekondigd spreekuur, waar zowel studenten als docenten de gelegenheid kregen om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Belangstellenden konden zich daarvoor direct bij de secretaris van de commissie aanmelden. Van deze mogelijkheid is geen gebruikgemaakt. Bij het bezoeken heeft de commissie een rondleiding van ongeveer een uur gekregen om zich een beeld te kunnen vormen van de beschikbare faciliteiten. Na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar conclusies geformuleerd aan de hand van de checklist (zie bijlage C). De commissie is bij het toekennen van scores per facet uitgegaan van de in het QANU-kader beschreven vierpuntsschaal (zie eveneens bijlage C voor de waarden van de gehanteerde scores). De ingevulde lijst is de basis geweest voor de formulering van het opleidingsrapport en voor de inhoud van de mondelinge rapportage met het voorlopige oordeel van de commissie aan het eind van de laatste visitatiedag. Beslisregels De commissie heeft voor de beoordeling van de 21 facetten een vierpuntsschaal en de standaard QANU-beslisregels gevolgd. Deze zijn:
14
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
• • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basis kwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waar door de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
Binnen een facet kan compensatie plaatsvinden: een onvoldoende en een goed punt leiden tot het gemiddelde: voldoende. Per onderwerp is op een tweepuntsschaal een oordeel gegeven: voldoende (positief ) of onvoldoende (negatief ). In de opleidingsrapporten is na het laatste facet een overzicht van de oordelen op facet- en onderwerpniveau opgenomen. Uitwerking van de beslisregels Doordat de commissie, conform de regels, het predikaat ‘voldoende’ heeft gebruikt voor de basisstandaard of basisnorm, zou het oppervlakkig kunnen lijken of ze de gevisiteerde programma’s als aan de magere kant beschouwt. De visitatiecommissie beoordeelt echter of de gestelde basiskwaliteit binnen de opleiding is gewaarborgd. Het conceptbeoordelingsrapport is in commissieverband vastgesteld tijdens de slotvergadering op 5 december 2006. Vervolgens heeft de hoor- en wederhoorprocedure plaatsgevonden, waarbij het rapport voor correctie van eventuele feitelijke onjuistheden is aangeboden aan de betrokken faculteitsbesturen. De commissie heeft de ontvangen reactie bekeken en wanneer daartoe in haar ogen aanleiding bestond, verwerkt in de formulering van het definitieve rapport. Aan het eind van het proces is het rapport nog formeel (via e-mail) voor goedkeuring aan alle commissieleden voorgelegd.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
15
16
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
2.
Het referentiekader van de commissie
2.1.
Inleiding
De visitatiecommissie heeft als taak een oordeel te geven over het onderwijs dat door de verschillende studierichtingen Technische Bedrijfskunde wordt verzorgd. De commissie mag niet volstaan met het geven van oordelen, zij dient ook aan te geven waarop deze gebaseerd zijn. Daarom wordt in dit hoofdstuk het referentiekader van de commissie beschreven. Het eerste referentiekader is uiteraard het QANU-kader met de door de NVAO aangegeven onderwerpen en toetspunten die in het QANU-kader nader uitgewerkt zijn. De meer specifieke invulling van de meest relevante elementen wordt in het domeinspecifiek referentiekader uitgewerkt. Dit referentiekader sluit aan op het referentiekader van de vorige visitatiecommissie. Daarnaast heeft de commissie kennisgenomen van niet-Nederlandstalige internationale benchmarks (zoals de benchmark voor Engineering van de Quality Assurance Agency for Higher Education, UK, en ABET). De commissie hecht er ook aan te benadrukken dat binnen de kaders de keuze van de opleiding voor haar eigen profiel en doelstellingen nadrukkelijk wordt meegenomen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit van dezelfde opleiding over de verschillende universiteiten heen veronderstelt dat in de eerste plaats wordt nagegaan in hoeverre deze opleiding erin slaagt de eigen doelstellingen te realiseren. Dit neemt niet weg dat van de opleiding in ieder geval verwacht wordt dat aan een aantal algemene doelstellingen voldaan moet worden. 2.2.
Het referentiekader
2.2.1. Het onderwijsprogramma A. Doelstelling en aard van de opleidingen De bachelor- en masteropleiding die in de visitatie Technische Bedrijfskunde worden beoordeeld, hebben als doel studenten op te leiden tot een academische bachelor, met verdieping, dan wel meer specialisatie in de master op wetenschappelijk niveau op het gebied van het object van de studie. Daarnaast bereiden ze studenten voor op een maatschappelijke loopbaan waarbij de kennis en vaardigheden die binnen de studie verworven zijn, van nut kunnen zijn. Dit betekent dat zowel het wetenschappelijk niveau als de maatschappelijke relevantie worden gegarandeerd. Actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied krijgen voldoende aandacht in de opleiding. Voor de bacheloropleiding geldt tevens dat de student zodanig wordt opgeleid dat hij gekwalificeerd is voor een masteropleiding. Voor de masteropleiding geldt dat de student zodanig wordt opgeleid dat hij/zij kan worden toegelaten tot een opleiding die voorbereidt op een promotie. De commissie verwacht van de bachelor- en masteropleiding die in het kader van de visitatie Technische Bedrijfskunde beoordeeld worden, dat zij tot doel hebben: a. kennis van en inzicht te bieden in algemene theorievorming en methoden op het gebied van Technische Bedrijfskunde; QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
17
b. kennis van en inzicht te bieden in specifieke verdieping ten aanzien van het vakgebied en object van studie; c. kennis van en inzicht in (actuele) vraagstukken in het vakgebied en hiertoe een beargumenteerd standpunt kunnen bepalen; d. bekendheid met enkele wezenlijke gebieden van lopend onderzoek in het object van studie; concepten en waarden op het gebied van studie kunnen hanteren en onderscheiden en debatten op dat gebied kunnen aangaan, inclusief de bewustheid dat kennis beperkingen kent; e. de nadruk te leggen op de waarde van de wetenschappelijke benadering, van inzicht in theorie en methodologie, en van een optiek van relativiteit van interpretaties; f. een kader te bieden waarbinnen de student probleemgericht leert omgaan met de theorie en de verworven kennis, en het verworven inzicht op een wetenschappelijke manier leert toe te passen, ook op bronnen op het betreffende wetenschapsgebied; g. integratie van de verschillende disciplines bij multi- en interdisciplinaire opleidingen; h. een evenwicht te bieden tussen breedte en diepte van kennis. De bacheloropleiding biedt een basisopleiding en leidt op tot een elementair academisch niveau. De masteropleiding biedt specialisatie en verdieping per vakgebied. Bij de masteropleiding is het ook denkbaar dat de specialisatie en verdieping meerdere vakgebieden bestrijken, dit heeft dan gevolgen voor de mate van diepgang. Doelstellingen en eindtermen algemeen • • • • • • • • •
De eindtermen van de opleiding zijn mede gebaseerd op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen; de keuzes die daarbij door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd in het onderwijsbeleid van de opleiding en vertaald naar het opleidingsprofiel; de doelstellingen en eindtermen zijn helder en concreet. De eindtermen zijn beschreven aan de hand van bij de studenten waarneembaar gedrag; in de doelstellingen en eindtermen komt het wetenschappelijk niveau van de opleiding concreet tot uitdrukking; de eindtermen zijn sturend en richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijsaanbod; doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op programmafase en cursusniveau; de docenten werken aantoonbaar in het kader van de eindtermen van de opleiding; er is sprake van een herkenbare samenhang tussen de eindtermen van de opleiding en de doelstellingen op cursusniveau, programmafase en programmaniveau; eindtermen en doelstellingen zijn zo geformuleerd dat ze toetsbaar zijn.
Minimale inhoudseisen ten aanzien van de vakkennis De afgestudeerde bachelorstudent: 1. heeft kennis van en inzicht in een breed scala aan natuurwetenschappelijke en bedrijfskundige vakken die dienen als basis om een (eenvoudig) product of proces te beschrijven. Daarnaast heeft de bachelor kennis van en inzicht in de technisch bedrijfskundige basisprincipes om de functionaliteit en werking van een product of proces te onderzoeken en een (her)ontwerp te maken. Heeft enige kennis van en passief inzicht in wetenschappelijk onderzoek; 18
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
2. kan kennis inventariseren, verwerven en gebruiken om technisch bedrijfskundige vraagstellingen op te lossen. Kan wetenschappelijke kennis toepassen in het opzetten en uitvoeren van een eenvoudig (leer)onderzoek. Is in staat om kennis uit de verschillende gebieden te integreren. Is in staat kennis en inzicht te vertalen in praktische handelingen; 3. kan kennisbronnen en wetenschappelijke publicaties beoordelen. Is in staat eigen gedrag en gemaakte keuzes te beoordelen en te verantwoorden. Heeft inzicht in de beroepsmatige verantwoordelijkheden van een technisch bedrijfskundig ingenieur; 4. kan mondeling en schriftelijk rapporteren over wetenschappelijke en maatschappelijk relevante technisch bedrijfskundige onderwerpen; 5. is in staat om actief en zelfstandig kennis en inzicht te verwerven en toe te passen in een probleemgerichte context (op een niveau dat aansluit bij de masteropleiding TBK). De afgestudeerde masterstudent: 1. heeft kennis van en inzicht in (complexe) producten of processen en is in staat om de functionaliteit en werking hiervan te toetsen. Hierbij maakt de master gebruik van kennis van en inzicht in zowel de laatste ontwikkelingen op het gekozen technologisch gebied als relevante kennis over organisatie en managementmogelijkheden. Tevens bezit de master de vaardigheid om een functioneel (her)ontwerp te maken en te implementeren op een wetenschappelijk onderbouwde wijze in samenwerking met belanghebbers. De master kan bovendien zelfstandig (delen van) wetenschappelijk onderzoek verrichten; 2. kan kennis inventariseren, verwerven, integreren en gebruiken om complexe technisch bedrijfskundige vraagstellingen op te lossen. Daarnaast is de master in staat kennis en inzicht toe te passen bij het (her)ontwerpen van een proces of product, rekening houdend met de bedrijfskundige, sociale en ethische aspecten van het toepassen van technologie; 3. kan een (eigen) ontwerp beoordelen en verantwoorden, rekening houdend met de wetenschappelijke ontwikkelingen, belanghebbenden en de maatschappelijke context; 4. kan op wetenschappelijke wijze communiceren over zijn/haar werk met ingenieurs en managers en op interprofessionele manier samenwerken met de diverse belanghebbenden bij het oplossen van problemen in een multidisciplinaire omgeving; 5. heeft de kennis en vaardigheden om zelfstandig zijn/haar vak op academisch niveau te houden en te verdiepen. Kennis omvat reflectie op eigen zelfstandig handelen en het detecteren en opheffen van kennishiaten alsmede het formuleren van een individueel leertraject. Tevens is de master in staat wetenschappelijke ontwikkelingen te volgen. B. Eindtermen en kwalificaties bacheloropleiding Algemeen, aansluiting en eisen eerste jaar • • • • • •
Er is sprake van een structureel voorlichtingsbeleid; het eerste jaar is afgestemd op de vooropleiding van de instromende studenten; er zijn doelstellingen geformuleerd waarmee de geschiktheid voor het beroep en het kunnen volgen van het bachelorprogramma beoordeeld kunnen worden door zowel de student als de opleiding; het eerste jaar geeft een duidelijk beeld van het beroep en is representatief voor de inhoud en het niveau van het vervolg van het bachelorprogramma; de selectie in het eerste jaar is zodanig dat uitval in het vervolg van het bachelorprogramma als uitzondering kan worden beschouwd; de begeleiding in het eerste jaar is erop gericht tijdig een verantwoord studieadvies te geven.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
19
Studenten die een bachelor hebben afgerond in de opleiding die in het kader van de visitatie Technische Bedrijfskunde beoordeeld wordt, beschikken over domeinspecifieke kennis en vaardigheden. Opleidingen kunnen naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek die zij gekozen hebben, keuzes maken en accenten leggen. Het diploma van het bachelorprogramma geeft toegang tot één of meerdere masterprogramma’s. Kennis • • •
Beheersen van de grondbeginselen van de kerndisciplines van de betreffende studie en een algemeen inzicht in de methodologie in de bestudeerde discipline(s); verdiepte kennis van een deelgebied van de betreffende studie; kennis van wetenschapsfilosofische achtergronden van het wetenschappelijk onderzoek op het bestudeerde terrein.
Vaardigheden • • • •
Goede taalvaardigheid in het Nederlands, zowel lezen als schrijven, luisteren, spreken en interpreteren, maar ook communicatie en presentatie; in staat zijn om relevante wetenschappelijke teksten te lezen, deze te analyseren en te interpreteren en daarover een standpunt verdedigen, eventueel in een andere taal; effectief gebruik kunnen maken van naslagwerken op het betreffende vakgebied en ICT (in verband met life long learning), bronnen kunnen raadplegen; beheersing van de gangbare onderzoeksmethoden en -technieken van de betreffende (sub)discipline, de meeste passief, sommige actief (gegevens verzamelen, interpreteren en analyseren). Voor dit laatste kan een goede beheersing van het Engels van belang zijn.
Afstemming op het afnemend veld De opleiding kan aantonen dat zij de eindkwalificaties heeft afgestemd op de verwachtingen van het afnemend veld. De commissie is zich bewust van het feit dat de opleiding zeer jong is. Zij verwacht echter dat de opleiding zich bewust is van het afnemend veld en op dit vlak een verantwoordelijkheid voelt. Bachelorafgestudeerden beschikken over voldoende vaardigheden zoals boven genoemd om beroepen of functies te kunnen vervullen waarvoor een elementaire wetenschappelijke bacheloropleiding op het gebied van opleidingen die in de visitatie Technische Bedrijfskunde beoordeeld worden, vereist of dienstig is. Academische vaardigheden en attitude Bachelorafgestudeerden zijn in staat: • •
zich op het gebied van het object van de studie een oordeel te vormen mede gebaseerd op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; tot reflectie op eigen verantwoordelijkheid.
C. Eindtermen en kwalificaties masteropleiding De masteropleiding bouwt wat betreft kennis en vaardigheden voort op de bacheloropleiding. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing afhankelijk van de keuze voor een of meerdere specialismen in de masteropleiding. Opleidingen kunnen naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek die zij gekozen hebben, keuzes maken en accenten leggen. 20
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Studenten die een master hebben afgerond in een van de opleidingen die in het kader van de visitatie Technische Bedrijfskunde worden beoordeeld, zullen over de volgende kennis en vaardigheden beschikken. Kennis •
• •
Kennis van en het vermogen tot actieve deelname aan de wetenschappelijke activiteiten van de discipline, in het bijzonder op het gebied van de gevolgde specialisatie. Dit impliceert voldoende kennis en inzicht voor het zelfstandig opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek; grondige kennis van en inzicht in de belangrijkste theorieën en de kernbegrippen, de onderzoeksmethoden en -technieken; kennis van de complexiteit en diversiteit van het vakgebied en het vermogen om deze kennis bij de beoordeling van eigen en ander onderzoek toe te passen.
Vaardigheden • • • •
De afgestudeerde zal in staat zijn deel te nemen aan een discussie met vakgenoten; zowel lezen als schrijven, luisteren, spreken en interpreteren is daarvoor noodzakelijk; actieve beheersing van de onderzoeksmethoden en -technieken van het betreffende vakgebied, zodat de student onder begeleiding zelfstandig onderzoek kan uitvoeren; gegevens op een diepgaand academisch niveau kunnen analyseren, vergelijken, kritisch toetsen en hiervan op een heldere wijze schriftelijk en mondeling verslag kunnen doen; in staat zijn de kennis van de verschillende bestudeerde domeinen te integreren.
Afstemming op het afnemend veld Afgestudeerden beschikken over voldoende van de genoemde vaardigheden om zelfstandig beroepen of functies te kunnen vervullen op academisch niveau - zogenaamde academische beroepen - waarvoor een wetenschappelijke masteropleiding op het gebied van de opleiding die in de visitatie Technische Bedrijfskunde beoordeeld wordt, vereist of dienstig is. Onder academische beroepen worden beroepen verstaan waarin duurzame kennisontwikkeling, -verwerving of -verwerking, onzekerheid (er wordt langdurig gewerkt aan iets waarvan niet alleen de uitkomst onbekend is, maar waarvan ook onzeker is of er wel iets uitkomt dat echt standhoudt) en verantwoordelijkheid samengaan. Academische vaardigheden en attitude Afgestudeerden van de masteropleiding zijn in staat: • • •
zich op het gebied van het object van de studie een oordeel te vormen op grond van onvolledige of beperkte informatie, daarbij rekening houdend met relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; tot reflectie op ethische, historische, methodologische en sociaal-psychologische aspecten van de wetenschap die zich richt op het object van de studie; zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten.
D. Inhoud/programma bacheloropleiding In het programma van de bacheloropleiding kunnen afhankelijk van de aard van de opleiding een of meerdere domeinen aan bod te komen. Tussen de deeldomeinen die aan bod komen, QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
21
komt voldoende synergie tot stand. In de bachelor krijgt de integratie van disciplines aandacht. De student beschikt niet alleen over voldoende en actuele kennis van de bovengenoemde domeinen. Hij/zij verwerft tevens de nodige basisvaardigheden die hem/haar zullen toelaten zelfstandig en kritisch met wetenschappelijke literatuur en met wetenschappelijk onderzoek om te gaan. Binnen het geheel van de opleiding is er voldoende aandacht voor academische vorming. Het verdient aanbeveling dat de studenten tijdens de bacheloropleiding reeds worden ingewijd in het analyseren van teksten, in het redigeren van wetenschappelijke teksten en in het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. De bacheloropleiding wordt afgesloten met een integratieve, afsluitende opdracht, bijvoorbeeld een bachelorscriptie. E. Inhoud/programma masteropleiding De masteropleiding realiseert een verdieping van de algemene doeleinden van de bacheloropleiding. Daarnaast moet de student opgeleid worden tot het verrichten van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld door een leeronderzoek. In de masteropleiding specialiseert de student zich in een of meerdere domeinen. Het programma biedt ruimte voor grondige bestudering van methodologie en theorie en voor de samenstellende of ondersteunende disciplines. De deeldomeinen dienen op elkaar afgestemd te zijn, zodat de opleiding een samenhangend en coherent geheel is. In de opleiding krijgt de integratie van de verschillende disciplines aandacht. In het programma van de masteropleiding is voldoende ruimte aanwezig voor de ontwikkeling van de specifieke onderzoeksvaardigheden zodat een masterstudent in staat is een masterscriptie te schrijven op het gebied van het object van studie. De masteropleiding wordt afgesloten met een integratieve, afsluitende opdracht, bijvoorbeeld een masterscriptie. In de masteropleiding wordt bovendien aandacht geschonken aan de maatschappelijke inbedding van het vakgebied. Voor het masterprogramma geldt dat: • • • • •
het masterprogramma een verdieping geeft van de theoretische overzichten en methodologische vaardigheden verworven in de bachelorfase; het masterprogramma zo is ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het afleggen van een proeve van bekwaamheid; de afstudeeropdracht/leeronderzoek/afstudeerstage is een individuele proeve van bekwaamheid in het zelf verrichten van wetenschappelijk onderzoek; de procedures en beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd; de beoordeling vindt plaats op basis van van tevoren vastgestelde beoordelingscriteria.
Het masterprogramma zal meestal een leeronderzoek, als proeve van bekwaamheid voor wetenschappelijk onderzoek, bevatten. De opleiding kan ook de mogelijkheid bieden om die te vervangen door een andersoortige stage of afstudeeropdracht.
22
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
2.2.2. Omgevingsfactoren De commissie hecht er aan in haar referentiekader expliciet aandacht te schenken aan internationalisering en de relatie met de arbeidsmarkt. Internationalisering • • • •
De opleiding heeft een duidelijke en geëxpliciteerde visie op de internationalisering van de opleiding; de opleiding maakt actief deel uit van een netwerk van onderwijsinstellingen; de kwaliteit van het in het buitenland gevolgde onderwijs wordt getoetst; de infrastructuur van de opleiding is afgestemd op buitenlandstudies en de opvang van buitenlandse studenten.
Arbeidsmarkt • • • • • •
De opleiding heeft structurele contacten met het werkveld; de opleiding heeft een duidelijk beeld van de arbeidsmarkt voor technisch bedrijfskundigen en heeft zich daarin geprofileerd; de kennis van en ervaring met het werkveld wordt systematisch vertaald naar het onderwijsaanbod; binnen de opleiding is ‘iemand’ herkenbaar verantwoordelijk voor de aansluiting van het onderwijsaanbod op de arbeidsmarkt; de opleiding voert een actief alumnibeleid; de opleiding biedt de studenten in het reguliere onderwijsprogramma (extra) mogelijkheden om zich voor te bereiden op en zo sterk mogelijk te kwalificeren voor de arbeidsmarkt.
Studenteninstroom • • • • • • •
De opleiding voert een beleid gericht op het vroegtijdig signaleren van veranderingen in de instroom; het onderwijsprogramma is afgestemd op de wettelijk toelaatbare student; er zijn herkenbare leerroutes voor studenten met verschillende vooropleidingen; het vrijstellingenbeleid is expliciet geformuleerd; in het onderwijsaanbod zijn mogelijkheden ingebouwd om deficiënties in kennis en vaardigheden weg te werken; de opleiding heeft een beleid gericht op het aanleren van de vereiste studievaardigheden en studiehouding; de opleiding heeft een signaleringssysteem voor het tijdig onderkennen van aansluitingsproblemen.
2.2.3. De onderwijsorganisatie • • •
is zodanig ingericht dat sturing van het onderwijs mogelijk is; is zodanig van opzet dat de samenhang in het onderwijsprogramma (zowel in de ontwikkelingsfase als in de uitvoerings- en verbeterfase) gewaarborgd is; het opleidingsmanagement heeft de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om vanuit de
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
23
• •
doelstellingen en eindtermen en het daarop gebaseerde opleidingsprofiel vorm en inhoud te geven aan het onderwijs en de onderwijsorganisatie; de interne werk- en overlegstructuur is afgestemd op de noodzakelijke sturing van het onderwijsprogramma; de opleiding heeft een studentenbegeleidingssysteem met duidelijk omschreven taken en verantwoordelijkheden.
2.2.4. Beheer Personeelsbeleid • • • •
Selectie van personeel vindt mede plaats op basis van taakomschrijvingen die afgestemd zijn op de onderwijstaken; het periodiek voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken is een integraal onderdeel van het personeelsbeleid van de opleiding; de opleiding heeft een geëxpliciteerd scholingsbeleid dat afgestemd is op de eisen van het onderwijsprogramma en op de resultaten van functioneringsgesprekken; resultaten van evaluaties vormen mede de basis voor het te voeren personeelsbeleid.
Interne kwaliteitszorg • • • • • • • • •
24
De opleiding beschikt over een geëxpliciteerd integraal kwaliteitszorgsysteem; het kwaliteitsbeleid en -systeem is zowel preventie- als controlegericht; de kwaliteitszorg betreft niet alleen het primaire proces maar alle kwaliteitsaspecten in hun onderlinge samenhang en in relatie tot de verantwoordelijkheidsniveau’s; de opleiding werkt zo veel mogelijk met streefnormen voor het beoordelen of en in welke mate de gewenste kwaliteit wordt gerealiseerd; er is duidelijk vastgelegd waar de verantwoordelijkheden liggen voor de kwaliteitszorg en wie welke taken daarin heeft; de opleiding beschikt over de informatiesystemen nodig voor het tot stand brengen van kwaliteit en voor het bewaken en beoordelen van geleverde kwaliteit; de kwaliteitsbewaking is afgestemd op de met het onderwijsontwerp beoogde doelen en de streefnormen die voor het halen daarvan zijn vastgesteld; binnen de opleiding is een klimaat aanwezig gericht op het leveren van maximale kwaliteit; de opleiding voert een beleid dat aandacht voor het leveren van kwaliteit bevordert.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
3.
Algemene bevindingen
Technische Bedrijfskunde vindt zijn oorsprong vooral in de weerbarstige communicatieproblemen tussen technische ontwerpers en overige betrokken actoren in het ontwerpproces. Verschillende kennisdomeinen met achterliggende taal en vanuit traditie gegroeide cultuur veroorzaken verwarring, conflict en verspilling. Het Amerikaanse ‘Industrial Engineering’ speelde hierop in door een multidisciplinaire benadering en in de zestiger jaren zijn er ook in Nederland binnen Bedrijfskunde diverse specialisaties ontstaan met eigen accenten. In Groningen is gekozen voor een bedrijfskundige opleiding in het domein waar het ontwerpen van productieprocessen centraal staat. Voor Nederland is dit een unieke positionering. Bij de visitatieronde van 2003-2004 was voor TBK aan de RUG een proefvisitatie. Vergeleken met de TUD, TUE en UT bleek TBK Groningen het meest technisch en het minst gedragswetenschappelijk gekleurd. De visitatiecommissie beoordeelde de levensvatbaarheid van deze opleiding positief. De aanbevelingen van de commissie zijn over het algemeen goed opgevolgd. Gezien de jonge leeftijd van de opleiding is, waar het de ontwikkeling naar volwassenheid betreft, nog sprake van een faseverschil met de overige opleidingen TBK in Nederland. In dit kader kan in de eerste plaats de invloed worden genoemd van het onderzoek op het onderwijs. Bedrijfskundig onderzoek eist samenwerking van diverse disciplines zoals bijvoorbeeld technische wetenschappen, gedragswetenschappen en rechtswetenschappen. Het is niet eenvoudig om multidisciplinair onderzoek te organiseren. Naast het overbruggen van paradigmatische verschillen lijkt het erop dat monodisciplinair onderzoek in de wetenschappelijke ratings hoger wordt gewaardeerd. Het multidisciplinaire onderzoek betreft meestal gevalsstudies en in mindere mate hoger gewaardeerde surveys. Het eigen TBK-onderzoek moet nog meer gestalte krijgen ten einde het onderwijs te voeden. De commissie constateert met genoegen dat de aanbevolen ‘actorbenadering’ is overgenomen en dat ook de methodologie voor probleemgericht onderzoek in de vorm van de regulatieve cyclus meer is geformaliseerd. Het zal nog om interne afstemming en lering van docenten vragen om hier tot volle wasdom te komen en dit in het onderwijs in te bedden. Uiteindelijk moeten deze wetenschappelijke spelregels een weerslag krijgen op de kwaliteit van de scripties. Op het terrein van de kwaliteitsbeheersing zijn vorderingen gemaakt, maar een verdere uitbouw van ‘plan do check act’ cirkels naar jaar- en curriculumniveau moet nog plaatsvinden. Voor wat betreft de tentamens kan worden opgemerkt dat bij de bedrijfskundige vakken nog veel MC-toetsing plaatsvindt, waardoor in het algemeen overwegend feitenkennis wordt getoetst en meting van inzicht en vaardigheid in het toepassen daarvan minder goed aan de orde kan komen. De procedures rondom de tentamens kunnen worden verbeterd en de eisen gesteld aan de scripties meer geformaliseerd. Internationalisering is wel een onderdeel van het referentiekader, maar maakte geen deel uit van de beoordeling; op dit terrein kunnen nog flinke slagen worden gemaakt. In het kader van de relatie met de arbeidsmarkt kan worden gesteld dat, gezien het feit dat afgestudeerden eenvoudig een baan vinden, aan te nemen valt dat het afnemende veld tevreden is over de afgestudeerden. Er is een initiatief genomen voor een vereniging van alumni. Bij de afstemming van de opleiding op de wensen van het afnemende veld zou een adviesraad een nuttige rol kunnen spelen. De commissie beveelt dan ook aan hier invulling aan te geven. Zoals hiervoor in de aanhef van dit hoofdstuk is gesteld is het communicatieaspect een cruciale invalshoek in het functioneren van de afgestudeerde Technisch Bedrijfskundige. De commissie constateerde in gesprekken met studenten dat sprake is van mondige en zelfbewuste studenten die breed in de wereld staan. Hiermee wordt de kern van de beroepsuitoefening geraakt. QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
25
Wij bevelen de opleiding aan deel te nemen aan de eerstvolgende visitatie van Technische Bedrijfskunde/Bestuurskunde in Nederland.
26
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
27
28
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
1.
De bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde en masteropleiding Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde: Naam van de opleiding/ CROHO-nummer Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Studielast in ECTS-studiepunten Graad Varianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) De locaties waar de opleiding wordt aangeboden Geaccrediteerd tot Beoordeling bijzonder kwaliteitskenmerk
Technische Bedrijfskunde (56994) Bachelor wo 180 BSc Voltijd Groningen 31 december 2007 Nee
Masteropleiding Technische Bedrijfskunde: Naam van de opleiding/ CROHO-nummer Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Studielast in ECTS-studiepunten Graad Varianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) De locaties waar de opleiding wordt aangeboden Geaccrediteerd tot Beoordeling bijzonder kwaliteitskenmerk
Technische Bedrijfskunde (Industrial Engineering and Management) (66994) Master wo 120 MSc Voltijd Groningen 31 december 2007 Nee
Vooraf Het voorliggende rapport van de visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde (TBK) bevat het oordeel over één bachelor en één masteropleiding die de Rijksuniversiteit Groningen ter beoordeling aan de commissie heeft aangeboden: de bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde. 1.1.
Structuur en organisatie van de faculteit
De bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen worden verzorgd door een interfacultair opleidingsinstituut voor Technische Bedrijfskunde (IITB). Dit instituut is in 2001 opgericht door de faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN) en de faculteit der Bedrijfskunde (FBK). De faculteit FWN is penvoerende faculteit.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
29
1.2.
Invoering bachelor-master structuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Deze opleidingen zijn nieuwe opleidingen die in 2002 van start zijn gegaan. Bij de start van de opleidingen is de bachelor-masterstructuur direct ingevoerd. Derhalve is er geen sprake van een oude ongedeelde opleiding en is een oordeel over dit punt niet van toepassing. Dit betekent dat ten tijde van het bezoek (september 2006) het bachelorprogramma één maal volledig was doorlopen en dat het masterprogramma met de reguliere masterstudenten nog niet volledig was doorlopen (het tweede jaar van de masteropleiding werd voor de eerste keer regulier aangeboden). Er waren al wel enkele afgestudeerden van de zij-instroom en/of schakelprogramma (studenten van andere opleidingen in het wo of studenten met een hbovooropleiding, zie ook F8). Deze studenten hadden vrijstellingen voor onderdelen van het programma. Vandaar dat het oordeel van de visitatiecommissie deels gebaseerd is op de voornemens en verwachtingen, en reeds in gang gezette verbeteringen. Oordeel n.v.t. 1.3.
Het beoordelingskader
1.3.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Bachelor In de zelfstudie wordt aangegeven dat de doelstelling van de opleiding Technische Bedrijfskunde is: “om studenten op te leiden die in staat zijn (eenvoudige) technologische producten en processen uit het bedrijfsleven te (her)ontwerpen. Hiervoor dient de student te beschikken over wetenschappelijke kennis, vaardigheden en attitudes op het gebied van de bedrijfskunde en de technologie. Daarnaast wordt met de opleiding beoogd studenten academisch te vormen.” De doelstellingen van de opleiding zijn uitgewerkt in zeven competenties. Er zijn ook aparte competenties geformuleerd voor de drie stromen binnen de opleiding (DT: Discrete technologie, IT: Informatie en communicatietechnologie en PT: Proces- en Producttechnologie). (Zie bijlage 1 voor de uitwerking van doelstellingen in competenties.) Master In de zelfstudie wordt de doelstelling voor de (Engelstalige) masteropleiding als volgt beschreven: “The aim of the master’s degree program in Industrial Engineering and Management is to produce scientifically trained industrial engineers with a thorough understanding of the implications of new advanced techniques and technologies for industry and society.” 30
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Dit algemene doel is uitgewerkt in de volgende (deel)doelstellingen: 1. Met de opleiding wordt beoogd studenten zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van de technische bedrijfskunde dat een (complex) technologisch product en proces kan worden (her)ontworpen in een bedrijfskundige context. 2. Met de opleiding wordt beoogd dat de student voorbereid is op een academische loopbaan in technisch bedrijfskundig onderzoek of een loopbaan als technisch ingenieur. 3. De opleiding van de student dient voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student in het bijzonder met betrekking tot: • het zelfstandig wetenschappelijk denken en handelen; • het wetenschappelijk communiceren in de Engelse taal. Deze doelstellingen van de opleiding zijn uitgewerkt in acht competenties (kennis, inzicht en vaardigheden) voor het vakgebied Industrial Engineering and Management. (Zie bijlage 1 voor de uitwerking van de doelstellingen in competenties). Bachelor en master Voor het opstellen van de doelstellingen en eindtermen heeft de opleiding gebruikgemaakt van richtlijnen voor ‘engineering management’-opleidingen van ABET (Accreditation Board for Engineering and Technology) en Quality Assurance Agency for Higher Education. Daarnaast zijn zusterinstellingen in Eindhoven, Delft, Twente en Bremen (Duitsland) geraadpleegd. Overwegingen Voor zowel de bachelor- als de masteropleiding is voor de commissie de nadruk op het (technisch) ontwerpen duidelijk. De nog op te richten industriële adviesraad kan een goede rol gaan spelen bij het verder aanscherpen van de doelstellingen voor beide opleidingen. Via integratieopdrachten en scripties zijn er contacten met de praktijk, die idealiter kunnen leiden tot aanpassing van doelstellingen. Een deel van de docenten komt ook uit de praktijk. De commissie is van mening dat de opleiding voor zowel de bachelor- als de masteropleiding een duidelijk profiel van zichzelf en haar eindkwalificaties heeft beschreven tegen de achtergrond van de landelijke en internationale vergelijking (QAA en ABET). De commissie is van oordeel dat voor zowel de bachelor- als de masteropleiding de eindkwalificaties aansluiten bij algemene internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de bachelor- en masteropleiding. De commissie heeft de doelstellingen en eindtermen naast haar domeinspecifiek referentiekader gelegd en geconstateerd dat de opleiding in voldoende mate voldoet aan de eisen die daarin aan een bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde worden gesteld. Zij is van mening dat zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding voldaan wordt aan de formele eisen. De commissie wil de volgende punten (die door de opleiding al onderkend zijn) daarbij benadrukken. De eisen vanuit de beroepspraktijk kunnen nader worden gearticuleerd, waardoor deze een betere basis kunnen vormen voor het verder ontwikkelen van de opleiding (bijvoorbeeld door de op te richten industriële adviesraad). In de doelstellingen ontbreekt aandacht voor externe logistiek en aandacht voor de huidige trend naar een meer op diensten gerichte maatschappij. De opleiding is bezig daar beleid voor te ontwikkelen. Dit wordt door de commissie ondersteund. De behoefte aan TBK-afgestudeerden als bruggenbouwers tussen de meer technisch opgeleiden en de meer bedrijfskundig opgeleiden is duidelijk aanwezig.
Zelfstudie p.49
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
31
Gezien het bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de eindkwalificaties van de opleiding in voldoende mate aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Bachelor De opleiding heeft in de zelfstudie de competenties van de bacheloropleiding, zoals afgeleid uit de doelstellingen, getoetst voor elk van de vijf Dublin-descriptoren en heeft vervolgens een relatie gelegd tussen competenties en Dublin-descriptoren. Dit staat naar de mening van de commissie adequaat beschreven in de zelfstudie en alle gebieden komen daarbij voldoende aan bod. Ze zijn weergeven in matrices en leerlijnen. De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties getoetst aan de beschrijving van de bachelorkwalificaties van de Dublin-descriptoren (zie ook bijlage 1). Op grond van de mate waarin de verschillende competenties zijn te koppelen aan één of meerdere van de beschreven descriptoren trekt zij de conclusie dat het beoogde niveau van de opleiding correspondeert met het niveau van een universitair afgestudeerde bachelor. Master De opleiding heeft in de zelfstudie de competenties van de masteropleiding, zoals afgeleid uit de doelstellingen, getoetst voor elk van de vijf Dublin-descriptoren en heeft vervolgens een relatie gelegd tussen competenties en Dublin-descriptoren. Naar de mening van de commissie staat dit adequaat beschreven in de zelfstudie en alle gebieden komen daarbij voldoende aan bod. Ze zijn weergeven in matrices en leerlijnen. De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties getoetst aan de beschrijving van de masterkwalificaties van de Dublin-descriptoren (zie ook bijlage 1). Op grond van de mate waarin de verschillende competenties zijn te koppelen aan één of meerdere van de beschreven descriptoren trekt zij de conclusie dat het beoogde niveau van de opleiding correspondeert met het niveau van een universitair afgestudeerde master. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
32
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Bachelor De eindtermen van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde zijn uitgebreid beschreven onder F1 en F2 (zie ook bijlage 1) en zijn naar het oordeel van de commissie van voldoende academisch niveau. De eindtermen van de bacheloropleiding zijn afgestemd op directe toelating tot de aansluitende masteropleiding Industrial Engineering and Management van de RUG en tot de masteropleiding Technologie Management van de RUG. Daarnaast geeft een afgeronde bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde toegang tot masteropleidingen op het gebied van Technische Bedrijfskunde van de technische universiteiten (Technische Universiteit Delft, Universiteit Twente en Technische Universiteit Eindhoven). Een deel van de integratieopdrachten wordt uitgevoerd bij een extern bedrijf, hierdoor worden afgestudeerde bachelors voorbereid op het eventueel betreden van de arbeidsmarkt. Afgestudeerde bachelors zullen naar verwachting terechtkomen in functies als: assistent product engineer, junior technisch ontwerper, medewerker technisch-commerciële verkoop et cetera. Gegevens over de arbeidsmarktparticipatie van bachelorafgestudeerden zijn nog niet bekend. Aan het verwerven van vaardigheden in de praktijk zou meer expliciete aandacht gegeven kunnen worden (bijvoorbeeld door een deel van het cijfer van bepaalde opdrachten te baseren op de getoonde vaardigheden). De meeste bachelorafgestudeerden gaan door naar een masteropleiding. Op basis van het bovenstaande, de gesprekken tijdens het bezoek en het bestuderen van het materiaal komt de commissie tot de conclusie dat de oriëntatie van de opleiding in voldoende mate aansluit bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een wetenschappelijke bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde. De bacheloropleiding geeft rechtstreeks toegang tot minstens twee masteropleidingen op wetenschappelijk niveau. Master De eindtermen van de masteropleiding Technische Bedrijfskunde zijn uitgebreid beschreven onder F1 en F2 (zie ook bijlage 1) en zijn naar het oordeel van de commissie van voldoende academisch niveau. In de masteropleiding worden drie doelen nagestreefd: verdieping van de technologische kennis, oefening in wetenschappelijk onderzoek, integratie van wetenschappelijke en bedrijfskundige kennis tot kennis en vaardigheden in bedrijfskundig ontwerpen. In de zelfstudie wordt aangegeven dat de masterafgestudeerden kennis, inzicht en vaardigheden bezitten om een technisch-bedrijfskundig promotieonderzoek uit te voeren, dan wel op QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
33
wetenschappelijk verantwoorde wijze als master of science/ingenieur een praktijkfunctie te vervullen. De commissie is van mening dat de ontwerpkwalificaties voldoende zijn, de onderzoekskwalificaties gericht op interdisciplinair onderzoek verdienen nog aandacht. Dit zou een weerslag moeten vinden in de scripties, die zijn nu nog redelijk disciplinair van aard. Recentelijk hebben de eerste afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden. Deze afgestudeerden lijken eenvoudig een relevante functie te vinden. Op basis van het bovenstaande, de gesprekken tijdens het bezoek en het bestuderen van het materiaal komt de commissie tot de conclusie dat de oriëntatie van de opleiding in voldoende mate aansluit bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een wetenschappelijke masteropleiding Technische Bedrijfskunde. De commissie is van oordeel dat het onderscheid in bachelor- en masteropleiding goed is verwoord en voldoende duidelijk is. De opleidingen voldoen aan de internationale standaard. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen opleiding luidt: positief.
1.3.2. Programma Vooraf De opleiding Technische Bedrijfskunde is in 2002 van start gegaan als bacheloropleiding voor reguliere studenten en als masteropleiding voor zij-instromers. De opleiding is een interfacultaire opleiding die is opgebouwd uit voor TBK ontwikkelde ‘eigen’ vakken en uit bestaande vakken van andere opleidingen die zonodig substantieel zijn aangepast. In de loop der tijd zijn er steeds meer ‘eigen’ TBK-onderdelen bijgekomen. De bestaande vakken betreffen vooral de basisvakken, zowel bedrijfskunde vakken als bètavakken. Het programma van de bachelor- en masteropleiding is te vinden in bijlage 2.
34
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Bachelor In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de inhoud van het programma van de verschillende jaren. Het eerste jaar is voor alle studenten gelijk, daarna kiezen studenten voor één (of soms twee) van de drie studierichtingen: Discrete Technologie (DT), Informatie- en Communicatietechnologie (IT) of Proces- en Productietechnologie (PT). In het bachelorprogramma is naast de keuze voor een van de drie richtingen geen vrije keuzeruimte (in bijlage 2 is het programma van de bacheloropleiding opgenomen). De domeinspecifieke en generieke eisen zijn per competentiegebied gedefinieerd. Deze komen samen in de ontwerpgerichte vakken. De complexiteit van het ontwerp neemt per jaar toe. Actuele theorie en praktijk komen volgens de zelfstudie aan de orde door klassikaal behandelde theorie te spiegelen aan aangereikte literatuur en bedrijfsbezoeken. Overwegingen De commissie heeft tijdens het bezoek en vooraf kennisgenomen van de relevante literatuur en heeft eveneens enkele kernvakken nauwkeuriger bestudeerd. De commissie is van oordeel dat het onderwijs voldoende gevoed wordt uit wetenschappelijk onderzoek. Wel is dit onderzoek voornamelijk disciplinair onderzoek van de docenten en minder eigen interdisciplinair TBK-onderzoek. Het interdisciplinair onderzoek is wel in ontwikkeling, maar nog zwak. Op de lange termijn is het voor deze opleiding met haar eigen karakter belangrijk dat er een goede inbedding komt van het onderwijs in het interdisciplinair TBK-onderzoek. De bij TBK betrokken docenten in het ITM moeten nog specifieke TBK-onderzoeksthema’s benoemen en ontwikkelen. Dit vindt de commissie een belangrijk punt van aandacht voor de toekomst. Reeds in de proefvisitatie werd aangegeven dat, om een volwaardige opleiding te worden, eigen onderzoek onontbeerlijk is. De ervaring van andere vergelijkbare opleidingen leert dat dit een lastig proces is en relatief lange ontwikkeltijd kost. Het kan derhalve nog niet van de opleiding gevraagd worden om nu reeds een volwaardige disciplinaire onderzoekstak te hebben. Naar het oordeel van de commissie wordt het wetenschappelijk niveau van de opleiding mede gedefinieerd in moeilijkheidsgraad van de vakken (zoals deze wordt ervaren door studenten). Vooral de bedrijfskunde vakken kunnen meer uitdagend en meer gericht worden op het TBK-profiel. De relatie tussen onderwijs en werkveld komt tot uiting in de integratieopdrachten. Deze opdrachten worden deels uitgevoerd bij een extern bedrijf, hierdoor wordt de relatie van de opleiding met de praktijk bevorderd. Gezien het bovenstaande, de bevindingen tijdens het bezoek en de nader bestudeerde informatie en kernvakken is de commissie van oordeel dat in voldoende mate voldaan wordt aan de QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
35
eisen die aan een wetenschappelijke bacheloropleiding worden gesteld. Er is voldoende interactie tussen onderwijs en onderzoek. Wel is commissie van mening dat naast het disciplinaire onderzoek, het eigen interdisciplinair onderzoek nog verder ontwikkeld moet worden. Master In de zelfstudie wordt aangegeven dat het wetenschappelijk karakter van opleiding als volgt tot uiting komt: • Het onderwijs wordt gegeven door docenten die of lid zijn van het eigen onderzoeksinstituut ITM óf lid van een ander erkend onderzoeksinstituut. Zij doceren (mede) vanuit hun onderzoek. • Studenten kunnen domeinspecifieke onderzoeksvaardigheden oefenen in de technologie gebonden vakken, waarin docenten eigen onderzoek en actuele theorieën bespreken. De vakken Systems Engineering en Research Methodology brengen generieke onderzoeksvaardigheden bij. • Masterstudenten presenteren hun eigen en becommentariëren elkaars onderzoek. Zij leren aldus wetenschappelijk te communiceren. • Wisselwerking tussen wetenschappelijke theorieën en de praktijk komt veelvuldig aan bod in vakken waarbij een (actuele) casus wordt uitgewerkt, maar bovenal in het master-afstudeeronderzoek waarbij de student een realistisch probleem moet oplossen. De afstudeeropdracht vraagt om een wetenschappelijk verantwoorde interventie in een reële organisatie (diagnose en ontwerp moeten kunnen worden geabstraheerd van de casus naar de gevestigde theorie). Overwegingen De commissie heeft tijdens het bezoek en vooraf kennisgenomen van de relevante literatuur en heeft eveneens enkele kernvakken nauwkeuriger bestudeerd. De commissie is van oordeel dat het onderwijs voldoende gevoed wordt uit wetenschappelijk onderzoek. Wel is dit onderzoek voornamelijk disciplinair onderzoek van de docenten en minder eigen interdisciplinair TBK-onderzoek. Dit onderzoek is wel in ontwikkeling, maar nog zwak. Op de lange termijn is het voor deze opleiding met haar eigen karakter belangrijk dat er een goede inbedding komt van het onderwijs in het interdisciplinair TBK-onderzoek. De bij TBK betrokken docenten in het ITM moeten nog specifieke TBK-onderzoeksthema’s benoemen en ontwikkelen. Dit vindt de commissie een belangrijk punt van aandacht voor de toekomst. Reeds in de proefvisitatie werd aangegeven dat, om een volwaardige opleiding te worden, eigen onderzoek onontbeerlijk is. De ervaring van andere vergelijkbare opleidingen leert dat dit een lastig proces is en relatief lange ontwikkeltijd kost. Het kan derhalve nog niet van de opleiding gevraagd worden om nu reeds een volwaardige disciplinaire onderzoekstak te hebben. Naar het oordeel van de commissie wordt het wetenschappelijk niveau van de opleiding mede gedefinieerd in moeilijkheidsgraad van de vakken (zoals deze wordt ervaren door studenten). Vooral de bedrijfskunde vakken kunnen meer uitdagend en meer gericht worden op het TBK-profiel. Daarnaast is meer aandacht voor explicitering van wetenschappelijke principes en hun operationalisering (in methodes, denken en handelen) gewenst. De gekozen werkvormen op zich bieden voldoende mogelijkheden voor overdracht van deze principes, maar uit gesprekken met studenten én docenten is gebleken dat deze overdracht thans nog onvoldoende gestalte krijgt. De commissie heeft dit tijdens de proefvisitatie ook aan de orde gesteld en tijdens deze visi36
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
tatie naar de stand van zaken en de plannen voor de toekomst gevraagd. De commissie is van mening dat er genoeg plannen zijn, maar dat de implementatie en uitvoering langzaam verloopt. De relatie tussen onderwijs en werkveld komt tot uiting in de vakken waarbij een casus aan de orde is en in de afstudeeropdrachten, hierdoor wordt de relatie van de opleiding met de praktijk bevorderd. Gezien het bovenstaande, de bevindingen tijdens het bezoek en de nader bestudeerde informatie en kernvakken is de commissie van oordeel dat in voldoende mate voldaan wordt aan de eisen die aan een wetenschappelijke masteropleiding worden gesteld. Er is voldoende interactie tussen onderwijs en onderzoek. Wel is commissie van mening dat naast het disciplinaire onderzoek, het eigen interdisciplinair onderzoek nog verder ontwikkeld moet worden. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Bachelor De inhoud van het programma is volgens de zelfstudie afgeleid uit de doelstellingen. De doelstellingen zijn vertaald naar competentiegebieden en voor elk competentiegebied zijn competenties en concreet toetsbare leerdoelen gedefinieerd. De samenhang tussen de eindtermen (leerdoelen) en programma zijn in de zelfstudie weergegeven in een overzichtelijke tabel. In een bijlage bij de zelfstudie is de gedetailleerde vakkenopbouw en samenhang per competentiegebied weergegeven. De commissie komt op basis van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten, studenten en afgestudeerden tot de conclusie dat het bachelorprogramma een adequate concretisering vormt van de beoogde eindkwalificaties in termen van niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Studenten kunnen met dit programma de eindkwalificaties bereiken. Het programma voldoet daarmee aan de gestelde eisen. Wel wil de commissie nog een aantal opmerkingen maken over het programma. De commissie beveelt aan om de methodologische integratie te versterken. De ‘eigen’ bachelorvakken in het eerste en tweede jaar hebben duidelijk een ontwikkeling doorgemaakt; die in het derde jaar (nog) niet. De wel zeer (meta) theoretische invulling van het vak Ontwerpen van Bedrijfskundige Systemen (OBS) is een punt van zorg. Een tweede aanbeveling is specifiek aandacht te schenken aan maatschappelijk en ethisch handelen (dit is geen verplicht en ook geen keuzevak). Naar de mening van commissie behoort een dergelijk vak toch tot de kern van een bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde. Daarnaast is de commissie van mening dat de TBK-signatuur van de toegeleverde vakken wellicht nog verder versterkt kan worden en dat QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
37
de meer gedragsgerelateerde competenties (communiceren en werken in teamverband) meer aandacht zouden kunnen krijgen. Master Net als voor het bachelorprogramma heeft de opleiding de doelstellingen van het masterprogramma vertaald naar competentiegebieden. Elk competentiegebied is uitgewerkt in een cluster van vakken met meetbare leerdoelen. De samenhang tussen de eindtermen (leerdoelen) en programma zijn in de zelfstudie weergegeven in een overzichtelijke tabel. In een bijlage bij de zelfstudie is de gedetailleerde vakkenopbouw en samenhang per competentiegebied weergegeven. In het masterprogramma is ruimte voor keuzevakken. De student kan daartoe kiezen uit een aantal door de examencommissie goedgekeurde vakken, maar kan ook andere vakken kiezen die dan door de examencommissie moeten worden goedgekeurd (bijvoorbeeld vakken die in het buitenland zijn gevolgd). De commissie komt op basis van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten, studenten en afgestudeerden tot de conclusie dat het masterprogramma een adequate concretisering vormt van de beoogde eindkwalificaties in termen van niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Studenten kunnen met dit programma de eindkwalificaties bereiken. Het programma voldoet daarmee aan de gestelde eisen. Ook voor het masterprogramma wil de commissie nog een aantal opmerkingen maken. De commissie beveelt aan om de methodologische integratie ook in dit programma te versterken, door de relatie tussen T(echnologie) en B(edrijfkunde), ontwerpcompetenties en het management van ontwerpprocessen meer expliciet te maken en, voor zover kennis op dit punt ontbreekt, deze relatie in de vorm van onderzoeksvragen te problematiseren. Een tweede aanbeveling is om ook hier specifiek aandacht te schenken aan maatschappelijk en ethisch handelen (dit is geen verplicht en ook geen keuzevak). Daarnaast is de commissie van mening dat de TBK-signatuur van de toegeleverde vakken wellicht nog verder versterkt kan worden en dat de meer gedragsgerelateerde competenties (leiderschap, onderhandelen en conflicthantering) meer aandacht zouden kunnen krijgen. Ondanks de gemaakte opmerkingen is de commissie van oordeel dat de relatie tussen doelstellingen en programma voor zowel de bachelor- als de masteropleiding zeker voldoende zijn. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Bachelor Beschrijving In de zelfstudie wordt aangegeven dat binnen het studieprogramma van de bacheloropleiding TBK zes competentiegebieden bestaan: Industrial Engineering and General Technology (T), Discrete Technology and Production Automation (D), Information and Communication Technology (I) , Product and Process Technology (P), Mathematics (M), Managerial and 38
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Business Science (B). Elk competentiegebied kent een opbouw van concreet naar abstract, van eenvoudig naar complex, van beschrijven en analyseren naar ontwerpen en veranderen en van monodisciplinair naar multidisciplinair. Deze themalijnen zijn verdeeld over de drie jaren van de bacheloropleiding TBK. Het eerste jaar is het programma gericht op het ontwikkelen van voldoende basiskennis op technologisch en bedrijfskundig gebied, waarbij de wiskunde een ondersteunende rol speelt. Daarnaast vindt een introductie van en oefening met betrekking tot de methodologie plaats. De student is na het eerste jaar in staat te bepalen of hij/zij de juiste mix van analytisch/wetenschappelijke, synthetisch/bedrijfskundige en constructief technologische vaardigheden bezit. In het tweede jaar worden drie doelen nagestreefd: keuze en verdieping van de technologiestroom (DT, IT of PT), kennismaking met functionele gebieden en eerste technologische integratie. In het begin van het tweede jaar kiest de student voor een van de drie technologie stromen Discrete technologie (DT), Informatie- en communicatietechnologie (IT) en Product- en procestechnologie (PT). Voordat de definitieve keuze voor een van de stromen gemaakt moet worden, volgt iedere student twee inleidende vakken waarin de kern van de desbetreffende stroom uiteengezet wordt. Het onderwijsprogramma is voor de drie stromen DT, IT en PT verschillend qua gekozen technologie. Daarnaast volgen studenten de vakken uit de competentiegebieden algemene technologie (T) bedrijfskunde (B) en wiskunde (M) gezamenlijk. In het derde jaar wordt de kennis van de technologie verder geïntegreerd met de bedrijfskundige en organisatiekundige kennis. Dit gebeurt theoretisch in het vak ontwerpen van bedrijfskundige systemen en praktisch in de integratieve eindopdracht. Tevens wordt de wiskundelijn afgesloten met het vak regeltechniek. Het bachelorprogramma wordt afgesloten met het integratieproject. In dit laatste project oefent de student voor het eerst zelfstandig in het integreren van opgedane kennis ter oplossing van een eenvoudig concreet bedrijfsprobleem. In het programma zijn naast de keuzevakken die samenhangen met de gekozen stroom geen andere keuzevakken opgenomen. Binnen de competentiegebieden bedrijfskunde en wiskunde komt het onderwerp methodologie expliciet aan de orde. Daarbij leren de studenten de verschillen en toepassingsmogelijkheden kennen tussen de empirisch gefundeerde methodologie van wetenschappelijk onderzoek (gebruikelijk in de bètawetenschappen) en de regulatief gefundeerde methodologie van wetenschappelijk onderzoek (gebruikelijk in de bedrijfskunde). De samenhang van de verschillende vakkenclusters rondom de technologische integratie is weergegeven in figuur 1. In de middenkolom staan de vakken Introductie TBK, Technologie & Maatschappij en Eerstejaars leeronderzoek T&M/ELO, Analyse van Organisatie systemen (jaar 1), Innovatie & nieuwe Technologie (jaar 2), Ontwerpen van Bedrijfskundige systemen, Integratieopdracht (jaar 3) die aan de competentie algemene technologie bijdragen en waarin de kennis van andere vakken wordt geïntegreerd. In de flankerende kolommen staan de ondersteunende vakken, waarbij is aangegeven in welke integrerende vakken de vakkenclusters vooral bijdragen.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
39
Figuur 1:
Vakken(cluster) samenhang in technologische integratielijn van bachelor TBK Intro TBK T&M/ELO
Bedrijfskundige vakken
Wiskundige vakken
Analyse van Organisatie systemen Innovatie & nieuwe Technologie
Technische vakken
OBS
Bachelor Integratieopdracht Bron: zelfstudie p.36
Overwegingen De commissie heeft bovenstaande beschrijving getoetst aan de aangetroffen materialen en de gesprekken met docenten en studenten. Studenten gaven tijdens het bezoek aan dat ze ervaren dat ze een inhoudelijk integrerend programma volgen. De commissie is van oordeel dat het concept van de opbouw in vakken goed is, maar dat de intenties maar ten dele worden waargemaakt. De commissie is zich er wel van bewust dat het realiseren van interdisciplinaire integratie een grote uitdaging is die ontwikkeltijd en voedend eigen TBK-onderzoek behoeft. De commissie is van oordeel dat de studenten een voldoende doordacht programma volgen, de mix van vakken is evenwichtig en er is sprake van een goede kennisopbouw. Wel is de commissie van mening dat de integratie-elementen tussen technische en bedrijfskundige vakken verder versterkt kunnen worden. Er is veel aandacht geweest voor de samenhang tussen de vakken en er zijn in het bachelorprogramma ook duidelijke verbeteringen in samenhang te constateren. Maar zeker omdat het de intentie van de opleiding zelf is een multidisciplinaire opleiding aan te bieden, dient de samenhang tussen de vakken een voortdurend punt van aandacht te blijven, met name de bedrijfskundige vakken die toegeleverd worden vanuit de faculteit bedrijfskunde. Gezien het bovenstaande en de bevindingen tijdens het bezoek is de commissie van mening dat de studenten een inhoudelijk samenhangend studieprogramma volgen.
40
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Master Beschrijving Binnen het studieprogramma van de masteropleiding TBK bestaan zes competentiegebieden (T, D, I, P, M, B), zoals hiervoor beschreven. Per competentiegebied wordt geduid wat de masteropleiding beoogt. •
•
• •
Algemene technologie (T): In de master wordt technologische verdieping verkregen door het aanbod van verplichte en keuzevakken. Centraal staat de regulatieve onderzoekscyclus en een systeemgerichte benadering in de trits vakken System Engineering, Research Methodology en Master’s Research. Masterstudenten leren om een bestaand of realistisch probleem te vertalen naar een (mathematisch) modelleerbaar probleem en terug. Technisch bedrijfskundige generieke theorieën komen tot uiting waar de ontwerpvisie gehanteerd kan worden (alles wat een MSc IEM/TBK-ingenieur in de praktijk doet kan worden gezien als het herontwerpen van een systeem). Technisch bedrijfskundige methodologische benaderingen komen vooral aan bod in de cursus Research Methodology. In dit vak moeten studenten onderzoeksvoorstellen beoordelen en opstellen. Tijdens het afstudeeronderzoek leert de student technische en management kennis en vaardigheden te combineren. Specifieke technologie (D, I, P): Wetenschappelijke theorieën en hun toepasbaarheid in de beroepspraktijk komen aan bod in technologiegebonden mastervakken (bijvoorbeeld Flexible Production Automation (DT), Business Intelligence (IT) en Product Engineering (PT)). Wiskundige/numerieke methoden (M): In de master dienen de bachelorvakken wiskunde 1, 2, 3 en statistiek als basis om een complexe casestudy te onderzoeken en te formaliseren in de vakken Simulation of Business Processes en System Engineering. Bedrijfskunde (B): In de master wordt een verdieping aangebracht in kennis van en inzicht in bedrijfskundige disciplines. Studenten leren om deze disciplines toe te passen in het ontwerpen van oplossingen voor technisch bedrijfskundige problemen. Met name in de vakken Business Law, Information Management, Strategic Management en Applied Capital Budgeting and Finance worden de studenten onderwezen om diagnostische methoden toe te passen in casestudies.
Een competentiegebied kent een opbouw van concreet naar abstract, van eenvoudig naar complex, van beschrijven en analyseren naar ontwerpen en veranderen en van monodisciplinair naar multidisciplinair. Het studieprogramma van de masteropleiding TBK is voor de drie technologiestromen qua opzet gelijk. In het eerste studiejaar wordt voortgebouwd op de natuurwetenschappelijke en bedrijfskundige basis die in de bachelor gelegd is. Daarnaast vindt een verdere verdieping plaats in de gekozen technologiestroom en worden keuzemodules op het gebied van management en/of technologie gevolgd. Het tweede studiejaar bestaat uit een verdere verdieping in de gekozen technologiestroom. Tevens worden keuzemodules op het gebied van management en/of technologie gevolgd. Daarnaast wordt dieper ingegaan op het gebied van wetenschappelijk onderzoek met afsluitend het master afstudeeronderzoek. Voor en tijdens het afstudeeronderzoek volgt de student het TBK-colloquium om kennis te maken met (ander) TBK-onderzoek. De samenhang tussen de vakkenclusters wordt geïllustreerd in de volgende figuur.
De te volgen keuzemodules verschillen per technologiestroom.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
41
Figuur 2:
Vakken(cluster) samenhang in methodologische lijn master TBK TBK-bachelor kennis/vaardigheden
Systems Engineering
Bedrijfskundige vakken
Research Methodology Introduction Masterʼs research
Technische vakken
Individual Masterʼs research
Beroepspraktijk
Wetenschap / PhD
Bron: zelfstudie p.59
Overwegingen De commissie heeft bovenstaande beschrijving getoetst aan de aangetroffen materialen en de gesprekken met docenten en studenten. Studenten gaven tijdens het bezoek aan dat ze ervaren dat ze een inhoudelijk integrerend programma volgen. Net als bij de bacheloropleiding is de commissie van oordeel dat het concept van de opbouw in vakken goed is, maar dat de intenties maar ten dele worden waargemaakt. De commissie is zich er wel van bewust dat het realiseren van interdisciplinaire integratie een grote uitdaging is die ontwikkeltijd en voedend eigen TBK-onderzoek behoeft. De commissie is van oordeel dat de studenten een voldoende samenhangend programma volgen, de mix van vakken is evenwichtig en er is sprake van een goede kennisopbouw. Wel is de commissie van mening dat de integratie-elementen tussen technische en bedrijfskundige vakken en de afstemming van vakken onderling (in de master meer nog dan in de bachelor) verder versterkt kunnen worden. Zeker omdat het de intentie van de opleiding zelf is een multidisciplinaire opleiding aan te bieden, dient de samenhang tussen de vakken een voortdurend punt van aandacht te blijven, met name inpassing van de bedrijfskundige vakken die toegeleverd worden vanuit de faculteit Bedrijfskunde. Gezien het bovenstaande en de bevindingen tijdens het bezoek is de commissie van mening dat de studenten een inhoudelijk samenhangend studieprogramma volgen Ondanks de gemaakte opmerkingen, die bedoeld zijn de opleiding te helpen de samenhang in het programma te optimaliseren, is de commissie van mening dat de samenhang in beide 42
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
programma’s voldoende is. Wel vindt ze de samenhang in het bachelorprogramma beter dan in het masterprogramma. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Bachelor De geprogrammeerde studielast per vak is aangegeven in de studiegids. Voor docenten vormt dit het uitgangspunt bij het vaststellen van het aantal contacturen en de werkvormen. De opleiding streeft naar optimale studievoortgang door het aanbieden van vakken in cohorten. Uit studentenevaluaties van de diverse cursussen kan worden afgeleid dat het programma studeerbaar is, de studielast is over het algemeen niet te hoog en over het algemeen ook niet te licht. Studenten geven wel aan dat de ervaren studielast per student verschilt. Technisch georiënteerde studenten vinden de bedrijfskundige vakken in de eerste jaren soms te gemakkelijk, dan wel niet uitdagend genoeg. Meer bedrijfskundig georiënteerde studenten hebben soms moeite met de grote hoeveelheid techniek in een aantal vakken. Dit heeft ook veel te maken met de individuele interesse van studenten. De conclusie van de commissie is dat de studielast van de TBK-vakken en de technische vakken goed is, maar dat in verhouding de bedrijfskundige vakken wellicht wat verzwaard kunnen worden en meer toegespitst kunnen worden op het TBK-domein. De spreiding van de studielast door de jaren heen wordt door studenten als goed ervaren. Uit de door de opleiding aangeleverde algemene informatie, bestudering van de stof en gesprekken met de studenten leidt de commissie af dat de studielast goed verdeeld is. Wat betreft studiebelemmerende factoren of struikelvakken heeft de commissie geen indicatie dat er problemen zijn. Struikelblokken zijn niet geconstateerd. In het verleden zijn mogelijke struikelblokken al aangepast. Er zijn voldoende, vooral informele, kanalen om eventuele knelpunten snel op te sporen en te verhelpen. De studenten gaven ook aan dat er goed naar studenten geluisterd wordt en dat geconstateerde knelpunten daadwerkelijk worden aangepakt en opgelost. Op basis hiervan komt de commissie tot het oordeel de studeerbaarheid van het programma goed is en dat factoren die eventueel de studievoortgang zouden belemmeren op adequate wijze worden opgespoord en worden weggenomen. Master De geprogrammeerde studielast per vak is aangegeven in de studiegids. Voor docenten vormt dit het uitgangspunt bij het vaststellen van het aantal contacturen en de werkvormen. De opleiding geeft aan dat ze optimale studievoortgang garandeert door: vier instroommomenten per jaar, een beperkt aantal vakken die ingangseis zijn voor volgende vakken, ten minste twee QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
43
maal per jaar de gelegenheid om tentamen te doen per vak, en roostertechnisch de mogelijkheid voor studenten op elk moment beginnen met het afstudeeronderzoek. Uit studentenevaluaties van de diverse cursussen kan worden afgeleid dat het programma studeerbaar is, de studielast is over het algemeen niet te hoog en over het algemeen ook niet de licht. De spreiding van de studielast door de jaren heen wordt door studenten als goed ervaren. Uit de door de opleiding aangeleverde algemene informatie, bestudering van de stof en gesprekken met de studenten leidt de commissie af dat de studielast goed verdeeld is. Wat betreft studiebelemmerende factoren of struikelvakken heeft de commissie geen indicatie dat er problemen zijn. Struikelblokken zijn niet geconstateerd. Er zijn voldoende, vooral informele, kanalen om eventuele knelpunten snel op te sporen en te verhelpen. De studenten gaven ook aan dat er goed naar studenten geluisterd wordt en dat geconstateerde knelpunten daadwerkelijk worden aangepakt en opgelost. Op basis hiervan komt de commissie tot het oordeel de studeerbaarheid van het programma goed is en dat factoren die eventueel de studievoortgang zouden belemmeren op adequate wijze worden opgespoord en worden weggenomen. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Bachelor Toelating tot het eerste jaar van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde geven: • • • •
Het einddiploma gymnasium of vwo (profiel Natuur en Techniek (N+T) of Natuur en Gezondheid (N+G); het profiel Cultuur en Maatschappij (C+M) dient te zijn aangevuld met wiskunde B1 en natuurkunde 1. Het propedeutisch examen of een einddiploma aan een instelling voor hoger onderwijs. Aanvullend wordt geëist dat wiskunde B1 en natuurkunde 1 op vwo-niveau wordt beheerst. Een diploma van een al dan niet buitenlandse onderwijsinstelling, die volgens de minister van OC&W of volgens de FWN gelijkwaardig is aan een vwo-opleiding. Aanvullend wordt geëist dat wiskunde B1 en natuurkunde 1 op vwo-niveau wordt beheerst. Colloquium doctum.
Het studieprogramma bevat veel Engelstalige literatuur, waardoor een goede passieve beheersing van de Engelse taal noodzakelijk is. Meer dan 80% van de studenten die in de bachelor instroomt, komt direct van het vwo. Een minderheid heeft een afwijkende vooropleiding. Het betreft ondermeer studenten met een hbo-opleiding of van een andere (verwante) wo-opleiding. Deze studenten kunnen op grond van hun vooropleiding vrijstelling krijgen van bepaalde vakken. 44
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat de aansluiting tussen vwo en wo een voortdurend punt van aandacht is. Bij de roostering en werkvormen in de eerste maanden van de opleiding wordt ernaar gestreefd dat studenten zich het vereiste studieritme zo spoedig mogelijk eigen maken. Van de studenten zijn geen klachten vernomen over de aansluiting tussen vooropleiding en bachelorprogramma. De voorlichting aan aankomende studenten is goed geregeld, de commissie heeft de indruk dat het juiste type studenten door de opleiding wordt aangetrokken (mondige technologen). Ook het aantal studenten dat instroomt is goed. Wel is het aantal vrouwelijke studenten zeer beperkt. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de bacheloropleiding qua vorm en inhoud goed aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. De bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde geeft direct toegang tot de aansluitende masteropleiding. Master De masteropleiding heeft verschillende groepen instromers: • • • • •
reguliere (eigen) bachelors; voorwaardelijke eigen bachelor (vertraagd); zij-instromers van andere academische studies; hbo-ers met een schakelprogramma; internationale bachelors. In 2005-2006 op experimentele basis, vanaf 2006-2007 regulier.
Studenten die een diploma van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen of een andere Nederlandse universiteit bezitten worden toegelaten tot de masteropleiding TBK. Het gaat hier om een stroomspecifieke toelating. Studenten met een Nederlandse of buitenlands bachelor- of masterdiploma equivalent aan bovengenoemde bachelor zijn eveneens toelaatbaar. Daarnaast kunnen studenten van de eigen bacheloropleiding voorwaardelijk worden toegelaten wanneer maximaal 30 ECTS-studiepunten ontbreekt (zachte knip). Om te zorgen dat deze studenten op masterniveau kunnen deelnemen aan programmaonderdelen wordt gesteld dat enkel vakken gevolgd mogen worden waarvoor de vereiste voorkennis aanwezig is. Studenten moeten hun studieprogramma samenstellen in samenspraak met de mastercoördinator om te zorgen dat het bachelordiploma behaald is binnen twaalf maanden na aanvang van mastervakken. Studenten met een hbo-bachelordiploma of studenten afkomstig van een academische opleiding met verwantschap aan TBK, kunnen − indien er sprake is van aantoonbare relevante kennis − toegelaten worden tot de opleiding. Er zijn twee mogelijkheden: 1. De student krijgt op grond van de vooropleiding een aantal vrijstellingen voor de bachelor en behaalt de ontbrekende vakken om het TBK-bachelordiploma te verkrijgen (en zich zo automatisch te kwalificeren voor de TBK-masters). Deze instroom van studenten valt onder de bachelor en is daar beschreven. 2. De totale studielast die de student nog dient te behalen om zich voor de master TBK te kwalificeren is dusdanig gering (<60 ECTS-studiepunten), dat met een individueel schakelprogramma volstaan kan worden. Deze groep instromende studenten komt van verschillende opleidingen en heeft uiteenlopende kennishiaten. Na toelating volgt de student QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
45
een individueel schakelprogramma vaak bestaande uit een mix van bachelorvakken uit alle jaren. Wanneer de student nog minder dan 30 ECTS-studiepunten te gaan heeft voor definitieve toelating tot de master TBK, mag het programma aangevuld worden met mastervakken (voorlopige toelating). Een toelatingscommissie bepaalt of instromende studenten aan de toelatingseisen voldoen. De toelatingscommissie bestaat uit de leden van de examencommissie. De opleidingscoördinator van de opleiding treedt op als adviserend lid en secretaris. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. Daarnaast bepaalt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de toelatingseisen. De commissie betrekt bij haar onderzoek de attitude van de kandidaat, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats met betrekking tot het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. De commissie is van oordeel dat er sprake is van duidelijke en heldere toelatingseisen. Van de studenten zijn geen klachten vernomen over de aansluiting tussen vooropleiding en masterprogramma. De voorlichting aan aankomend studenten is goed geregeld. De commissie heeft de indruk dat het juiste type studenten door de opleiding wordt aangetrokken (mondige technologen). De hbo-instroom heeft deficiëntie, die moet worden gestuurd door afstudeerbegeleiders, dit bleek ook duidelijk uit de scripties. Het aantal studenten dat instroomt lijkt goed. Wel is het aantal vrouwelijke studenten wat beperkt. De verbondenheid met de opleiding is hoog en het zicht op banen van afgestudeerden is goed. Gezien het boventaande is de commissie van mening dat de masteropleiding qua vorm en inhoud goed aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. De commissie is van mening dat de instroomeisen voor het masterprogramma voldoende strikt en helder zijn om een goede aansluiting tussen vooropleiding en masteropleiding te waarborgen. Instroomgegevens: Zie voor de KUO-cijfers bijlage D. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed.
46
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Bachelor/master Het bachelorprogramma Technische Bedrijfskunde omvat 180 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het masterprogramma omvat 120 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoet. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoet. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Bachelor Volgens de zelfstudie heeft de opleiding gekozen voor een hybride onderwijsconcept: basisvakken zijn kennisgericht, technische vakken zijn kennis- en handelingsgericht en integrerende vakken zijn ontwerpgericht. De commissie is van mening dat er geen duidelijk didactisch (onderwijskundig) concept is beschreven in de zelfstudie. Tijdens de gesprekken bleek dat de initiatiefnemers van de opleiding de opleiding wel vanuit een bepaald didactisch concept hebben opgezet. Bij andere docenten en bij de studenten was dit echter niet als gedeeld concept terug te vinden. Dit is echter meer instrumenteel dan inhoudelijk. In de zelfstudie wordt een duidelijke relatie aangegeven tussen leerdoelen en werkvormen en er wordt een overzicht gegeven van studielast per jaar per werkvorm. Ongeveer eenderde van de tijd is daarbij zelfstudie, de rest is hoorcollege, werkcollege en opdracht/practicum. Het bachelorprogramma wordt afgesloten met de scriptie. De commissie is van mening dat het didactisch concept onvoldoende gedeeld wordt door het gehele docententeam, hoewel de kern wel aanwezig is. De initiatiefnemers van de opleiding hebben er een duidelijke visie over, maar deze wordt onvoldoende gedeeld door de rest van de staf. De commissie constateert daarnaast beduidend minder ‘wij-gevoel’ tussen docenten dan tussen studenten. Er is wel goed nagedacht over de didactische werkvormen die passen bij de vakinhoud. Dat blijkt uit de overzichten van de leerlijnen en de verantwoording van de werkvormen en toetsvormen (zie ook bijlage 2). Ook de verdeling van de werkvormen ten opzichte van elkaar is goed. De borging van de kwaliteit van de eindscripties is iets dat nog duidelijk in ontwikkeling is en dat voor de toekomst nog verdere aandacht behoeft. Bij het trainen van vaardigheden in het onderwijs wordt coaching als aan te leren vaardigheid nog onvoldoende expliciet gemaakt. Bovendien wordt de beheersing van vaardigheden niet of nauwelijks afzonderlijk getoetst. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat het didactische concept (hoewel onvoldoende gedeeld door de gehele staf ) wel duidelijk is en in lijn is met de doelstellingen, de gekozen werkvormen sluiten daar adequaat bij aan. QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
47
De commissie wil echter wel wijzen op de noodzaak tot meer afstemming tussen docenten, een afstemming die moet leiden tot expliciete en gedragen normen en richtlijnen met betrekking tot de begeleiding bij, en beoordeling van, scripties en training in vaardigheden. Master Voor de masteropleiding wordt in de zelfstudie gesteld dat TBK een interdisciplinaire opleiding is waarin zowel analytische als organisatorische aspecten aan de orde komen, gevoed vanuit de twee faculteiten. Binnen de natuurwetenschappen staan vanuit de missie de empirische cyclus en de kennisopbouw centraal, terwijl binnen de bedrijfswetenschappen de regulatieve cyclus en kennisgestuurd handelen vanuit de missie centraal staan. Er worden daarom verschillende werkvormen gebruikt. Voor analytische vakken is de kennisoverdracht primair. Hierop voortbouwend worden via vakgebonden toepassingen inzicht en vaardigheid verkregen. Voor bedrijfskundige vakken wordt ook van de omgekeerde leerweg gebruikgemaakt (ervaringsgericht leren van experimenteren met cases naar inzicht en kennis). Voor de eigen integratieve TBK-vakken worden vakgebonden kennis, inzicht en vaardigheden geïntegreerd in complexere cases en projecten (projectgeoriënteerd onderwijs). Hierbij wordt een ontwerpvisie gehanteerd (alles wat een TBK-ingenieur in de praktijk doet kan worden gezien als het (her)ontwerpen van een systeem), waarbij de student wordt geleerd om van perspectief te kunnen switchen. Schriftelijke en mondelinge vaardigheden worden beperkt separaat getraind maar vooral in de context van de integratieve vakken individueel benadrukt (studentgeoriënteerd onderwijs). TBK heeft zo gekozen voor een hybride didactisch concept. Hierbij wordt afhankelijk van het leerdoel een onderwijsvorm gekozen en niet voor een enkele vorm zoals projectgestuurd onderwijs PGO. Tijdens de gesprekken bleek dat de initiatiefnemers van de opleiding de opleiding wel vanuit een bepaald didactisch concept hebben opgezet, maar bij de meeste docenten was dit niet als gedeeld concept terug te vinden. In de zelfstudie staat dit concept voor de masteropleiding wel duidelijker beschreven dan voor de bacheloropleiding. Het concept is echter meer instrumenteel dan inhoudelijk. In de zelfstudie wordt een duidelijke relatie aangegeven tussen leerdoelen en werkvormen en er wordt een overzicht gegeven van studielast per jaar per werkvorm. Ongeveer de helft van de tijd is daarbij zelfstudie, de rest is hoorcollege, werkcollege, PGO-groepen en practica. Het masterprogramma wordt afgesloten met de scriptie. De commissie is van mening dat het didactisch concept onvoldoende gedeeld wordt door het gehele docententeam, hoewel een kern wel aanwezig is. De initiatiefnemers van de opleiding hebben er een duidelijke visie over, maar deze wordt onvoldoende gedeeld door de rest van de staf. Er is wel goed nagedacht over de didactische werkvormen die passen bij de vakinhoud. Dat blijkt uit de overzichten van de leerlijnen en de verantwoording van de werkvormen en toetsvormen (zie ook bijlage 2). Ook de verdeling van de werkvormen ten opzichte van elkaar is goed. De borging van de kwaliteit van de eindscripties is iets dat nog duidelijk in ontwikkeling is en dat voor de toekomst nog verdere aandacht behoeft. Bij het trainen van vaardigheden in het onderwijs wordt coaching nog onvoldoende expliciet gemaakt. Bovendien wordt de beheersing van vaardigheden niet of nauwelijks afzonderlijk getoetst. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat het didactische concept (hoewel onvoldoende gedeeld door de gehele staf ) wel duidelijk is en in lijn is met de doelstellingen, de gekozen werkvormen sluiten daar adequaat bij aan. 48
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Ondanks deze opmerkingen die bedoeld zijn om de opleiding te helpen om de afstemming tussen vormgeving en inhoud te optimaliseren, is de commissie van oordeel dat dit onderdeel voor zowel de bachelor- als de masteropleiding voldoende is. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Bachelor Beschrijving Informatie over de doelen van de cursus, de omvang en de toetsvorm per cursus kunnen studenten vinden in de studiegids. Volgens de zelfstudie sluit de vorm van toetsing aan op de gehanteerde werkvormen, terwijl de inhoud wordt bepaald door de competenties en de leerdoelen zoals vastgelegd in de OER. In de OER is de procedure rond inschrijving en afmelden voor tentamens geregeld, alsmede de geldigheid van de beoordelingen en de nakijktijd. De examencommissie bewaakt de goede gang van zaken. De toetsing is onderdeel van evaluaties: er wordt bekeken of de toetsen voldoende representatief zijn, van voldoende niveau zijn en of er voldoende differentiatie is. Ook wordt gekeken naar de slagingspercentages. Studenten krijgen inzage in de toetsresultaten en zij kunnen op deze wijze feedback geven. Volgens de zelfstudie is de planning van de toetsen zo optimaal mogelijk. Hertentamens worden meerdere keren per jaar op aparte momenten aangeboden, zodat geen interferentie optreedt met andere vakken. Volgens de zelfstudie vindt de beoordeling van de eindscripties plaats door twee docenten, één uit elke faculteit (FWN en BDK). Hierbij wordt een handleiding en een lijst beoordelingcriteria gebruikt om uniformiteit en consistentie van beoordeling te waarborgen. Kwaliteitsbewaking op cohortniveau gebeurt door een drietal kerndocenten van de opleiding door periodieke toetsing van scripties, criteria en handleiding. Overwegingen De commissie is van mening dat het er op papier (in de zelfstudie) mooi uit ziet, maar dat dit niet de praktijk is. Zij heeft met name bij de scripties de indruk dat de praktijk behoorlijk afwijkt van de beschrijving in de zelfstudie. Tijdens de gesprekken heeft de commissie gevraagd naar gang van zaken in de praktijk ter zake van scriptiebegeleiding. Deze bleek geenszins overeen te komen met het beeld dat de zelfstudie schetst. Wat de beoordeling van scripties betreft heeft de commissie gevraagd om een lijst met criteria. Die bleek niet beschikbaar te zijn. Na het bezoek is er op aanvraag van de commissie wel een beoordelingslijst nagezonden. Wat betreft de beoordeling van de door de commissie bestudeerde scripties heeft de commissie geen expliciete lijst met beoordelingscriteria kunnen constateren. De commissie is van oordeel dat er op zijn best sprake is van matige explicitering van criteria voor scripties. Ook bij de opgevraagde examens was vaak geen handleiding voor beoordeling. Daarnaast constateert de commissie dat de examencommissie alleen let op het proces en niet op de QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
49
inhoud en kwaliteit. Als examens niet door collega’s (vakgenoten/ peers) getoetst worden lijkt de examencommissie daarvoor evenwel de geëigende instantie. De wijze van toetsen lijkt over het algemeen adequaat, het komt in een enkel geval echter wel voor dat de toetsvorm niet aansluit bij het vak. Dat is veelal het geval bij bedrijfskunde vakken, ook soms bij eigen TBK-vakken (i.h.b. kernvak OBS). De commissie is van mening dat te veel met multiplechoicetoetsen getoetst wordt (zelfs in het laatste jaar van de bachelor). Dit is kritiek die ook door studenten geuit werd. De commissie vindt het zorgelijk dat er geen inhoudelijke controle is op de kwaliteit van de examens, er vindt bijvoorbeeld geen intercollegiaal toezicht plaats op de kwaliteit van de examens. (En zoals eerder genoemd is er geen expliciete rol voor de examencommissie.) Ook heeft de commissie na bestudering van een groot aantal tentamens kunnen constateren dat er enerzijds zeer goede tentamens bij zaten, maar dat er anderzijds toch ook een behoorlijk aantal (te veel) tentamens waren met toetsing gericht op kennis en te weinig op het toetsen van inzicht. De commissie stelt vast dat de communicatieve vaardigheden niet afzonderlijk worden getoetst en vindt dat de studenten op dit punt onvoldoende feedback krijgen. De commissie stelt vast dat de toetsing en beoordeling op papier voldoen, de praktijk die de commissie heeft geconstateerd is echter duidelijk anders en naar de mening van de commissie onvoldoende. Op basis het bovenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de toetsing en beoordeling in de praktijk onvoldoende zijn. De bachelorscripties die commissie gelezen en beoordeeld heeft voldeden niet geheel aan de eisen die daar volgens de eigen doelstellingen van de opleiding aan worden gesteld (zie ook F20). De scripties die de commissie gelezen heeft worden door de commissie over het algemeen lager beoordeeld dan door de TBK-docenten. Wel is de commissie van mening dat de scripties wel voldeden aan de eisen die in het algemeen aan bachelorscripties in het wo gesteld mogen worden, maar de ambitie van de opleiding zelf strekt verder. Master Beschrijving De gang van zaken rond de afsluiting van examenonderdelen wordt geregeld in de regels en richtlijnen van de examencommissie Technische Bedrijfskunde. Volgens de zelfstudie is in het algemeen de toetsingvorm afhankelijk van de leerdoelen die in het onderdeel worden nagestreefd (zoals opgenomen in de studiegids). Kennis en inzicht wordt bijvoorbeeld getoetst met een schriftelijk tentamen, terwijl vaardigheden worden getoetst door middel van presentaties of praktische uitvoering. Ook worden tussentoetsen afgenomen. Volgens de zelfstudie is de planning van de toetsen zo optimaal mogelijk. Hertentamens worden meerdere keren per jaar op aparte momenten aangeboden, zodat geen interferentie optreedt met andere vakken. Voor deelname aan (her)tentamens dienen studenten zich via internet in te schrijven. In het rooster zijn afspraken vastgelegd voor datum, tijdstip en locatie. Wat betreft de termijn van publiceren van de uitslagen conformeert de opleiding zich aan de facultaire regelingen. Schriftelijke werkstukken worden individueel beoordeeld en van commentaar voorzien. De examencommissie bewaakt de goede gang van zaken. De inhoud van de toetsing is onderdeel van het evaluatiesysteem van TBK: er wordt bekeken of de toetsen voldoende representatief zijn, van voldoende niveau zijn en of er voldoende differentiatie is. Ook wordt gekeken naar de slagingspercentages. Volgens de zelfstudie blijkt uit evaluaties dat toetsing goed aansluit bij de inhoud en leerdoelen van de verschil50
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
lende onderdelen. Tijdens de gesprekken heeft de commissie hierover van de studenten geen klachten vernomen. Voor het masteronderzoek stelt de mastercoördinator in een gesprek met de student vast of de student voldoet aan de eisen om te starten. Via een verwijsbrief wordt de student gekoppeld aan de eerste afstudeerbegeleider. Als de student een onderzoeksvoorstel gereed heeft kan hij of zij starten met het onderzoek. Op dat moment wordt ook een tweede begeleider toegewezen. Dit is altijd één van de drie hoogleraren van de specialisatierichting. In de regel zijn de twee begeleiders afkomstig uit verschillende bij de opleiding betrokken faculteiten. Voor de afstudeeropdracht is een lijst met beoordelingscriteria opgesteld. Alle medewerkers die optreden als eerste begeleider hebben een brief met de procedures en beoordelingscriteria ontvangen. Daarmee wordt beoogd zowel de technische meetlat als de bedrijfskundige meetlat (voor een gekozen aandachtsgebied) op niveau te houden. De drie docenten (elk uit een technologiestroom) die verantwoordelijk zijn voor het vak Master’s Thesis Preparation beoordelen periodiek of de verrichte onderzoeken en de afstudeerverslagen voldoen aan de beoordelingscriteria. De eerste en tweede begeleider beoordelen de afstudeeronderzoeken in het licht van de competenties van de opleiding. De student wordt beoordeeld op het zelfstandig diagnosticeren, ontwerpen, implementeren en verantwoorden van de gekozen oplossing voor een concreet probleem. De opleiding wordt afgesloten met het masterexamen. In de OER is vastgelegd welke onderdelen deel uitmaken van dit examen. Overwegingen De commissie is van mening dat het er op papier (in de zelfstudie) mooi uit ziet, maar dat dit niet de praktijk is. Zij heeft met name bij de scripties de indruk dat de praktijk behoorlijk afwijkt van de beschrijving in de zelfstudie. Tijdens de gesprekken heeft de commissie gevraagd naar de gang van zaken in de praktijk ter zake van scriptiebegeleiding. Deze bleek geenszins overeen te komen met het beeld dat de zelfstudie schetst. Wat de beoordeling van scripties betreft heeft de commissie gevraagd om een lijst met criteria. Die bleek niet beschikbaar te zijn. Na het bezoek is er op aanvraag van de commissie wel een beoordelingslijst nagezonden. Wat betreft de beoordeling van de door de commissie bestudeerde scripties heeft de commissie geen expliciete lijst met beoordelingscriteria kunnen constateren. De commissie is van oordeel dat er op z’n best sprake is van matige explicitering van criteria voor scripties. Ook bij de opgevraagde examens was vaak geen handleiding voor beoordeling. Daarnaast constateert de commissie dat de examencommissie alleen let op het proces en niet op de inhoud en kwaliteit. Als examens niet door collega’s (vakgenoten/peers) getoetst worden lijkt de examencommissie daarvoor evenwel de geëigende instantie. De wijze van toetsen lijkt over het algemeen adequaat. De commissie vindt het zorgelijk dat er geen inhoudelijke controle is op de kwaliteit van de examens, er vindt bijvoorbeeld geen intercollegiaal toezicht plaats op de kwaliteit van de examens. (En zoals eerder genoemd is er geen expliciete rol voor de examencommissie.) De commissie stelt vast dat de communicatieve vaardigheden in de masteropleiding wel afzonderlijk worden getoetst in de afsluitende presentatie. De commissie stelt vast dat de toetsing en beoordeling op papier voldoen, de praktijk die de commissie heeft geconstateerd is echter anders en naar de mening van de commissie onvoldoende. Op basis van het bovenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de toetsing en beoordeling in de praktijk onvoldoende zijn.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
51
Wel is de commissie van mening dat de scripties wel voldeden aan de eisen die in het algemeen aan masterscripties in het wo gesteld mogen worden, maar de ambitie van de opleiding zelf strekt verder. De masterscripties die de commissie gelezen en beoordeeld heeft voldeden niet geheel aan de eisen die daar volgens de eigen doelstellingen van de opleiding aan worden gesteld (zie ook F20). Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: onvoldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: onvoldoende.
Oordeel op onderwerpniveau De opleiding krijgt voor toetsing en beoordeling een onvoldoende, daarbij is aangetekend dat dit niet voor alle vakken geldt, maar wel voor een te groot aantal. Inmiddels zijn er vanuit de universiteit al stappen ondernomen om hier verbetering in te brengen. Voor de onderdelen studielast en instroom krijgt de opleiding een goede beoordeling, voor de overige onderdelen een voldoende. Op basis van de beoordelingen per facet, het feit dat de opleiding zich bewust is van de zwakke onderdelen (die ten dele zijn ingegeven door het hoge ambitieniveau van de opleiding zelf ), en heeft aangegeven maatregelen te nemen om een en ander te verbeteren, concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: positief.
1.3.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Uit de informatie in de zelfstudie en de informatie die verkregen is tijdens het bezoek blijkt dat het overgrote merendeel van de docenten gepromoveerd is. Tabel 1 geeft per 1 december 2005 de inzet van de onderwijsstaf voor de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde weer (aantal en omvang in fte), onderverdeeld naar functie en geslacht, met vermelding van het percentage gepromoveerden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vast en vooralsnog tijdelijk personeel. In totaal werd 6,6 fte formatieplaats ingezet voor onderwijs. Daarvan is 27% HL, 17% UHD, 26% UD. Van de totale onderwijsstaf is 93% vast personeel en 7% vooralsnog tijdelijk personeel. Voor de tabellen 1 en 2 is gewerkt met een gemiddelde onderwijslast van tweehonderd uur voor een 5 ECTS-studiepunten vak.
52
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel 1: Aantal fte’s betrokken bij de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde per 1 december 2005 Categorie HL UHD UD promovendi docenten studentassistenten overig WP Totaal
M V Totaal Percentage gepromoveerden aantal fte’s aantal fte’s aantal fte’s 14 1,8 0 0 14 1,8 100% 9 1,1 0 0 9 1,1 100% 13 1,6 1 0,1 14 1,7 79% 0 0 0 0 0 0 8 1,2 0 0 8 1,2 p.m. 3 47
0,7 6,4
1 2
0,1 0,2
4 49
0,8 6,6
Tabel 2 geeft per 1 december 2005 de inzet van de onderwijsstaf voor de masteropleiding Industrial Engineering and Management weer (aantal en omvang in fte), onderverdeeld naar functie en geslacht, met vermelding van het percentage gepromoveerden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vast en vooralsnog tijdelijk personeel. In totaal werd 2,9 formatieplaats ingezet voor onderwijs. Daarvan is 34% HL, 24% UHD, 28% UD. Van de totale onderwijsstaf is 100% vast personeel. Tabel 2: Aantal fte’s betrokken bij masteropleiding Industrial Engineering and Management per 1 december 2005 Categorie HL UHD UD promovendi docenten studentassistenten overig WP Totaal
M V aantal fte’s aantal fte’s 8 1,1 0 5 0,7 0 7 0,8 0 0 0 0 3 0,3 0
Totaal Percentage gepromoveerden aantal fte’s 8 1,0 100% 8 0,7 100% 7 0,8 86% 0 0 3 0,3
p.m. 0 23
0 2,9
0 0
0 23
0 2,9
TBK streeft naar een personeelsbezetting die qua samenstelling een afspiegeling is van de toeleverende faculteiten. De meeste docenten hebben een gecombineerde onderwijs-/onderzoeksaanstelling. Volgens de zelfstudie wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door medewerkers die onderzoek verrichten waarvan de kwaliteit wordt gewaarborgd door periodieke (inter-) nationale visitaties. Formeel bekeken heeft bijna iedere medewerker een aanstelling binnen een onderzoekschool (SOM of ITM), maar de docenten uit de faculteit FBK in mindere mate dan de docenten uit de faculteit FWN. Over het algemeen is de commissie van mening dat het aantal gepromoveerden en de inbedding van de staf in onderzoeksscholen voldoende is. QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
53
Wel is de commissie van mening dat het aanbeveling behoeft om een eigen onderzoeksschool op en uit te bouwen (onderwijs kan meer worden gedragen door eigen TBK-onderzoek, zie ook de opmerkingen daarover bij F4). Onderzoekers met een kleine aanstelling binnen TBK worden beoordeeld binnen de thuisbasis (FBK of FWN). Het ITM moet daar verandering in brengen. Er wordt gewerkt aan nieuwe TBK-benoemingen en benoemingen binnen de faculteit FBK en FWN met een interdisciplinair karakter. Dit lijkt de commissie essentieel. Hoogleraren worden in voldoende mate ingezet in het onderwijs, in zowel de bachelor- als de masteropleiding. Oordeel Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleiding voor een belangrijk deel wordt verzorgd door docenten die tevens onderzoeker zijn. Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Tabel 3: Staf-studentratio TBK-RUG Jaar
2005-2006 (raming) 2004-2005 2003-2004
Aantal Aantal fteingeschreven onderwijs studenten
Aantal diploma’s
Aantal studenten per fteonderwijs
Aantal afge studeerden per fteonderwijs
10,8
214 + 47 (H)
53 Ba + 10 Ma
24
5,8
9,8 6,0
170 + 29 (H) 115 + 16 (H)
25 Ba + 4 Ma 1 Ba
21 22
2,9 0,2
De twee faculteiten FWN en FBK hebben formeel afgesproken om voor TBK adequaat en voldoende personeel beschikbaar te stellen. Mede hierdoor heeft de opleiding veel docenten met een kleine aanstelling. Tijdens de gesprekken is aangegeven dat er gestreefd wordt naar ‘indikking’ van de benoemingen. Dit lijkt de commissie een zeer goede zaak, op deze wijze wordt ook de betrokkenheid van de docenten bij de TBK-opleiding vergroot. In de zelfstudie wordt aangegeven dat de onderwijslast voor een aantal kerndocenten erg hoog is. Dit is tijdens de gesprekken bevestigd. Door een reorganisatie bij de penvoerende faculteit FWN is het slechts beperkt mogelijk meer personeel aan te trekken om de groei van de opleiding op te vangen. Wel is aangegeven dat er bij vervanging en aanstelling van docenten naar gestreefd wordt om de betrokkenheid bij TBK te verhogen. Door ze ook als TBK-docent aan te stellen en niet alleen in één van beide faculteiten. In vergelijking met vergelijkbare opleidingen elders lijkt de staf-studentratio iets ongunstiger, maar niet onverantwoord. De commissie concludeert dat de staf-studentratio acceptabel is, er zijn voldoende docenten om het programma te verzorgen. Wel beveelt de commissie aan om door te gaan met het indikken van aanstellingen om versnippering tegen te gaan en betrokkenheid bij de opleiding te stimuleren.
54
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Er zijn veel docenten betrokken bij de opleiding Technische Bedrijfskunde. Zij vertegenwoordigen een breed scala aan deskundigheden die aansluiten bij de competenties en doelstellingen van de opleidingen. Zoals eerder reeds is opgemerkt zijn de meeste docenten gepromoveerd en zijn de meesten ook betrokken bij onderzoek van erkende kwaliteit (zij het meer disciplinair en minder TBK multidisciplinair). In de afgelopen jaren is in beide faculteiten veel aandacht besteed aan het professionaliseren van docenten. Nieuwe docenten volgen conform het universitaire beleid de basisopleiding didactische vaardigheden. In functioneringsgesprekken komen aan de hand van vakevaluaties ook de didactische kwaliteiten aan de orde. Op basis van vakevaluaties wordt bepaald of docenten bijscholing behoeven, bijvoorbeeld op inhoudelijke vakkennis, presentatievaardigheden, op het geven van feedback aan studenten of op tentaminering. De commissie vindt over het algemeen de specialismen van de docenten breed genoeg gezien de doelstellingen en eindkwalificaties. Het academisch niveau van de docenten is adequaat, alleen lijkt er behoefte aan meer ‘echte’ TBK-docenten. De kwaliteit van docenten wordt door studenten in evaluaties overwegend positief beoordeeld. Ook tijdens de discussies gedurende het bezoek heeft de commissie hierover geen klachten gehoord van studenten. Wel werd duidelijk dat studenten de presentatievaardigheden van de docenten uit de faculteit FBK hoger achten dan die van de docenten uit de faculteit FWN (die presenteren soms met handgeschreven sheets). In de masteropleiding is het niveau van het Engels van docenten soms een punt dat aandacht behoeft. Ook wat betreft de organisatorische realisatie van het programma heeft de commissie geen klachten vernomen. De commissie heeft de indruk dat er een discrepantie bestaat tussen de onderwijs/onderzoekslast van de docenten in beide faculteiten. Hiervoor vraagt ze aandacht. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de kwaliteit van de docenten zowel inhoudelijk als wat betreft onderwijskundige kwaliteiten voldoet aan de eisen. Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Inzet van personeel luidt: positief.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
55
1.3.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn ook de voorzieningen bekeken. Tijdens de proefvisitatie was de commissie hier reeds tevreden over. TBK is ondergebracht in een eigen paviljoen met eigen kleinschalige onderwijsruimten. Voor grootschalige onderwijsruimten wordt gebruikgemaakt van zalen van andere opleidingen. Het eigen paviljoen is de laatste jaren uitgebreid. De eigen kleine onderwijsruimten voor onder andere PGO-onderwijs worden zeer gewaardeerd en dragen bij tot het TBK-gevoel. Doordat TBK gevoed wordt vanuit twee faculteiten heeft dit wat betreft de beschikbare onderwijsruimten en computerfaciliteiten duidelijk voordelen voor studenten en docenten. Alle onderwijsruimten zijn goed geoutilleerd en beschikken over moderne audiovisuele middelen. Practicum- en laboratoriumvoorzieningen zijn meer dan voldoende voorhanden. De ICT-voorzieningen, de digitale leeromgeving (NESTOR) en de bibliotheek zijn ook op orde. De commissie is van mening dat er over het algemeen voldoende collegezalen, werkgroepruimten en ruimten voor studenten zijn om alleen of in groepjes te werken. Tijdens de gesprekken en de rondleiding zijn geen tekortkomingen geconstateerd, integendeel de opleiding heeft de beschikking over goede faciliteiten. De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Regelingen en procedures voor studiebegeleiding zijn vastgelegd in de studiegids en worden toegelicht tijdens informatiebijeenkomsten. Beide faculteiten (FBK en FWN) hebben eigen systemen voor onderwijsondersteuning. TBK maakt gebruik van beide systemen, dit is niet altijd even helder voor studenten. Er wordt aan gewerkt om procedures en administratie zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Bij de bacheloropleiding TBK is de studieadviseur tevens opleidingscoördinator. Volgens de zelfstudie blijkt dit goed te werken, en uit onderwijsevaluaties blijkt dat de studenten hier positief over zijn. De korte lijnen en persoonlijke aandacht zijn op zich goed, maar de commissie wil hierbij toch een opmerking maken: als de studentenaantallen stijgen is een dergelijke, meer informele, benadering niet meer mogelijk en wellicht ook niet gewenst. De commissie heeft kunnen constateren dat de informatie niet altijd even helder was voor de studenten en niet overal op een systematische wijze werd aangeboden of was terug te vinden. Bij groeiende studentenaantallen zal hier toch meer aandacht voor moeten komen. Voor de masteropleiding was er een aparte coördinator op tijdelijke basis die recentelijk vervangen is door een coördinator op structurele basis. Dit lijkt de commissie een goede zaak.
56
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
In de zelfstudie staat aangegeven dat het TBK-bestuur ten minste een maal per jaar alle studenten uitnodigt voor een persoonlijk studievoortgangsgesprek. In het eerste jaar zijn daarbij de behaalde resultaten de basis voor een niet-bindend studieadvies. In het tweede jaar dient het gesprek met name om studenten te helpen bij het maken van een gefundeerde keuze voor een van de specialisatiestromen. Aan het eind van het derde jaar dient het gesprek er vooral voor om de overgang van bachelor- naar masterfase zo soepel mogelijk te laten verlopen. In dat gesprek wordt ook de docent toegewezen die de student tijdens de bachelorthesis (integratieproject) zal begeleiden. Om te worden toegelaten tot het masterprogramma volgen de studenten een intakeprocedure en hebben zij een gesprek met de mastercoördinator. In het masterprogramma wordt de student begeleid in het zoeken naar een afstudeeropdracht en wordt de student verwezen naar een vakdocent die het afstudeertraject begeleidt. Van studenten heeft de commissie evenwel begrepen dat de handleiding voor scripties niet voldoet en dat het handboek afstuderen niet beschikbaar is. Om nieuwe studenten wegwijs te maken wordt gebruikgemaakt van mentorgroepen met ouderejaars studenten als mentoren. De studievoortgang van studenten wordt geregistreerd in ProgRESS. Binnen dit systeem worden studieresultaten van studenten geregistreerd, overzichten geproduceerd en standaardevaluaties uitgevoerd. Twee maal per jaar ontvangen studenten hun studieresultaten per post. Gezien het bovenstaand is de commissie van oordeel dat er sprake is van adequate studiebegeleiding, studievoortgangsregistratie en voorlichting aan studenten. De commissie is evenwel van mening dat bij een toename van het studentenaantal een en ander wellicht meer geformaliseerd en gestructureerd kan worden. Er moet in ieder geval een goede handleiding voor de scripties en afstuderen komen (zie ook de opmerkingen bij F11). Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: positief.
1.3.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Het onderwijsproces wordt periodiek geëvalueerd vooral door middel van vakevaluaties en collegevolggroepen. De studenten van de collegevolggroep volgen een vak kritisch en onder leiding van de studiecoördinator vindt na afloop van elk vak een gesprek plaats met de studenten van de volggroep en de docent. Naar aanleiding van dat gesprek wordt een kort verslag gemaakt met afspraken. De opleidingscommissie fungeert als monitor van de kwaliteit van het onderwijs, de resultaten van de vakevaluaties worden daar besproken. Vanwege de korte lijnen en de informele cultuur QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
57
worden problemen snel gesignaleerd en veelal snel opgelost. Tijdens de gesprekken zijn geen klachten vernomen. De opleiding heeft er voor gekozen in 2003, toen de opleiding net gestart was, als proef mee te doen met de reguliere onderwijsvisitatie. De opleiding is vrij nieuw, daarom is er in de kwaliteitszorg nog geen aandacht geschonken aan de relatie met de arbeidsmarkt. De opleiding heeft het voornemen om in de toekomst (na oprichting van de alumnivereniging) vragenlijsten af te nemen bij alumni en het afnemend veld. De opleiding heeft (nog) geen adviesraad vanuit het afnemend veld. Datgene wat er gebeurt, is naar de mening van de commissie adequaat. Wel is de commissie van mening dat er nog geen sprake is van een gesloten kwaliteitszorgsysteem. Jaarevaluaties, curriculumevaluaties en programmaevaluaties ontbreken vooralsnog. De opleiding is wel voornemens om na het doorlopen van de gehele bachelor- en mastercyclus deze evaluaties uit te voeren. De commissie is van mening dat er wel eerder met jaarevaluaties begonnen had kunnen worden en dat wellicht meer aangesloten kan worden bij de huidige (verbeterde) werkwijze bij de faculteit FBK. Daar is mede naar aanleiding van opmerkingen van een visitatiecommissie een meer gesloten kwaliteitszorgsysteem opgezet. In vergelijking met vergelijkbare opleidingen kan de opleiding Technische Bedrijfskunde nog wel verbeteringen aanbrengen. In de zelfstudie zijn voor de rendementen toetsbare streefdoelen geformuleerd (zie F21), er zijn geen streefdoelen voor studenttevredenheid geformuleerd. De opleiding heeft wel het voornemen om dat te gaan doen als het programma één maal volledig doorlopen is. De opleiding is nog relatief jong en veel gewenste activiteiten zijn nog niet geheel geïmplementeerd. De opleiding wordt alleen periodiek geëvalueerd door middel van vakevaluatie en er waren ten tijde van het bezoek nog geen streefdoelen voor studenttevredenheid geformuleerd. De commissie vond dit onvoldoende om tot een voldoende oordeel te komen. Daarom is aan de opleiding gevraagd met nadere informatie te komen. De opleiding heeft daartoe een kwaliteitsplan opgesteld, waarin wel sprake is van een gesloten kwaliteitssysteem. Hierin wordt curriculumevaluatie ingevoerd en ook alumni en werkveld worden meegenomen. Het kwaliteitsplan is een degelijk stuk werk en gebaseerd op de plannen van de faculteit Bedrijfskunde en Economie, die op dit moment als voorbeeld dienen voor de andere opleidingen aan de RUG. Op basis daarvan heeft de commissie er vertrouwen in dat de opleiding voldoende geëvalueerd wordt en dat er sprake is van toetsbare streefdoelen. Wel is de commissie van mening dat het zo snel mogelijk daadwerkelijk moet worden ingevoerd. Gezien het bovenstaande is het oordeel van de commissie voldoende. Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
58
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
De proefvisitatie in 2003-2004 heeft volgens de zelfstudie geleid tot bijsturing van de in ontwikkeling zijnde onderwijsprogramma’s en eindtermen. Zoals onder F17 genoemd worden de resultaten van vakevaluaties besproken in de opleidingscommissie. Daarnaast zijn er korte (informele) lijnen tussen studenten en docenten, zodat problemen vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden. Naar aanleiding van de evaluaties zijn verbetermaatregelen genomen. In de zelfstudie wordt het vak Programmeren als voorbeeld genoemd. Dat vak leek een struikelvak en al snel is de opzet ingrijpend gewijzigd (andere docent, ander boek en andere toetsing). Ook is de volgorde van enkele vakken in het eerste jaar gewijzigd. Daarnaast zijn enkele andere verbeteringen doorgevoerd, zoals de samenhang tussen vakken in het bachelorprogramma. Ook in het masterprogramma hebben evaluaties geleid tot verbeteringen in het programma. Studenten in de PT-richting hadden bijvoorbeeld aangegeven behoefte te hebben aan een vak dat aandacht besteedt aan veiligheid, gezondheid en omgeving. Momenteel wordt een dergelijk vak ontwikkeld. Bij de IT-richting is de volgorde van enkele vakken gewijzigd. Daarnaast gaven studenten aan meer contact te wensen met het afnemend veld, daar wordt nu in voorzien in het vernieuwde vak Strategisch management, waarin nu gastcolleges door vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven worden verzorgd. De commissie heeft kunnen constateren dat de aanbevelingen van de vorige visitatie goed zijn opgepakt en dat er naar aanleiding van evaluaties verbeteringen plaatsvinden. Dit gebeurt naar de indruk van de commissie vooral op een ad-hocmanier en dat lijkt tot nu toe goed te functioneren. In de toekomst zal een meer systematische monitoring van verbeterpunten nodig zijn. Het kwaliteitsplan zoals dat nu voorligt lijkt daarin te voorzien. De commissie is van oordeel dat gezien het bovenstaande de opleiding duidelijk heeft aangetoond dat er op de meest belangrijke punten verbetermaatregelen genomen zijn. Er blijven uiteraard aandachtspunten en mogelijkheden voor verbetering bestaan, maar dat is inherent aan het kwaliteitszorgproces. Oordeel Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Uit de zelfstudie en de gesprekken is duidelijk geworden hoe studenten, docenten en opleidingscommissie worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Voor het in de toekomst bij de opleiding betrekken van het beroepenveld en de alumni zijn vergaande plannen. Voor de industriële adviesraad zijn volgens de zelfstudie reeds enkele bedrijven benaderd. De opleiding heeft het voornemen om in het najaar van 2007, als de eerste lichting reguliere afgestudeerden aan het werk is, het curriculum in samenwerking met het afnemend veld kritisch tegen het licht te houden. Dit lijkt de commissie een goed idee. QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
59
Hiervoor is bij F17 aangegeven hoe de verschillende evaluaties worden uitgevoerd. De kerndocenten zijn goed betroken bij de kwaliteitszorg, de docenten van de toeleverende vakken minder. Oordeel Gezien het bovenstaande, de informatie in de zelfstudie en ter plaatste en de gesprekken met de verschillende delegaties is de commissie van mening dat dit onderdeel voldoende is.
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: positief.
1.3.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Een belangrijke indicator van het gerealiseerd niveau is voor de commissie de kwaliteit van de eindwerken/scripties. De commissie heeft voor zowel de bachelor- als voor de masteropleiding een lijst met meest recente scripties opgevraagd. Daaruit heeft de commissie een selectie gemaakt, evenwichtig verdeelt over specialisaties en cijfers. Elk commissielid heeft minstens één bachelor en één masterscriptie bestudeerd. Deze scripties zijn voorafgaand aan het bezoek uitgebreid besproken. De scripties van zowel de bachelor- als de masteropleiding werden over het algemeen door de commissie lager beoordeeld dan door de opleiding zelf. Wel kwam de commissie in de vrijwel alle gevallen tot een voldoende oordeel. De commissie is daarbij van mening dat de kwaliteit van de scripties nog niet voldoet aan de door de opleiding zelf beoogde kwaliteit. Dit is wellicht ook inherent aan het feit dat er nog geen echt TBK-onderzoek is en dat er weinig echte TBKdocenten zijn. Daardoor voldoen de meeste scripties wel aan de eisen die aan de bachelor- of masterscriptie gesteld kunnen worden, maar voldoen ze minder aan de eisen die opleiding zelf aan een TBK bachelor- en masterscriptie stelt. Een goede scriptiehandleiding, duidelijke beoordelingscriteria (zie ook F11) en gerichte begeleiding van studenten door docenten zijn daarbij essentieel. Hierbij moet worden opgemerkt dat de meeste scripties (vrijwel alle masterscripties) die de commissie gelezen heeft afkomstig zijn van studenten van de zogenaamde zij-instroom of schakelprogramma. Er zijn nog weinig reguliere studenten die al zo ver zijn. Dit kan het beeld vertekenen. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat de begeleiders een grote variatie in kwaliteit en diepgang constateren. Dit komt echter niet tot uiting in de cijfermatige beoordelingen die juist een zeer beperkte spreiding hebben. De commissie ziet dit als symptoom van het eerder reeds geconstateerde gebrek aan afstemming tussen de staf met betrekking tot beoordeling van scripties (zie F10). De commissie is van mening dat de rol van de examencommissie op het gebied van de scripties versterkt kan worden. De examencommissie heeft nu vooral een procedurele rol, maar zij zou zich ook meer op kwaliteitsbewaking (inhoudelijk en niveau) moeten richten. 60
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Naast de afstudeerwerken hebben de inhoudelijk deskundigen van de commissie ook een aantal kernvakken bestudeerd. De commissie beoordeelde de kernvakken over het algemeen positief De eerste afgestudeerden vinden snel een baan. Alles in aanmerking nemende is de commissie van mening dat voor zowel de bacheloropleiding als de masteropleidingen de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de eisen die aan een wetenschappelijke bachelor- en masteropleiding kunnen worden gesteld. Wel is de commissie van mening dat het eigen TBK-profiel en de eigen ambitie wat betref niveau en doelstellingen nog niet geheel gehaald worden. Dit behoeft dus nog verbetering. Niettemin is de commissie van oordeel dat het niveau van de afgestudeerden voldoende is. Wel moeten er meer duidelijke binnen de staf breed gedragen beoordelingscriteria komen voor de bachelor- en masterscriptie, die ook helder gecommuniceerd moeten worden naar de studenten. Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Zie ook bijlage D voor de KUO-cijfers. De opleiding hanteert eigen definities en streefcijfers. Het propedeuserendement wordt berekend van het aantal vwo-studenten dat na het eerste jaar (nog) de studie volgt, dat wil zeggen dat de uitstromers in het eerste jaar niet meetellen en de instromers in het eerste jaar wel meetellen. Voor de netto afvallers (uitstromers – instromers) wordt een percentage van 33% geaccepteerd, hetgeen acceptabel wordt gevonden voor een selecterende propedeuse. TBK wil studenten zo snel mogelijk tot het inzicht brengen of zij geschikt zijn voor de studie. Hiertoe dient de individuele monitoring. Streefcijfers voor het geschoonde propedeuserendement zijn dan: na een jaar 33%, na twee jaar 67% en na drie jaar 100%. Voor de bachelor worden de volgende streefcijfers gehanteerd voor het geschoonde rendement: na drie jaar 60%, na vier jaar 80% en na vijf jaar 100%. Tabel 4 geeft een overzicht van de propedeuserendementen voor de opleiding. Tabel 4: Propedeuserendementen Technische Bedrijfskunde RUG* Cohort 2002-2003 (BaMa) 2003-2004 (BaMa) 2004-2005 (BaMa)
Aantal studenten
Percentage studenten dat geslaagd is voor propedeuse-examen (cumulatief ) na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar 38 26% 54% 73% 59 22% 60% 74% 53 9% 38% n.v.t.
* ProGRESS-cijfers
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
61
Deze rendementscijfers voor de propedeuse liggen (enigszins) onder de landelijke rendementscijfers. Hierbij moet worden aangetekend dat de landelijke cijfers betrekking hebben op de ongedeelde opleiding en dat de RUG een iets lager percentage uitvallers accepteert. De propedeuserendementen wijken negatief af van het streefcijfer. Er blijken studenten te zijn die na drie jaar hun propedeuse nog niet hebben gehaald. Het bestuur van TBK wil uit deze afwijkingen nog geen conclusies trekken, omdat voor een beginnende studie met (relatief grote) fluctuaties in rendementen rekening moet worden gehouden. Mocht dit structureel zijn dan zal aan frequentere monitoring van trage studenten en verbetering van hun studiemotivatie worden gewerkt. De rendementscijfers voor de bacheloropleiding zijn weergegeven in tabel 5. Tabel 5: Rendementen bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde RUG* Cohort 2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004
Instroom in postpropedeuse n.v.t. n.v.t. 37 47
Percentage studenten dat geslaagd is voor bachelorexamen (cumulatief ) na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar 11% 2%
24%
n.v.t.
*ProGRESS-cijfers en TBK-administratie
Het rendement na drie jaar ligt onder het streefcijfer. Uit gesprekken met studenten komt naar voren dat de formele afronding van de integratieopdracht gemakkelijk in het gedrang kan komen. Dit vertekent het rendementscijfer, maar het is te vroeg voor een significante analyse. Op grond van gesprekken met zusterfaculteiten wordt in de beginfase (met veel onzekerheden en zij-instromers) terughoudend met streefcijfers omgegaan. De commissie is van mening dat deze streefcijfers en rendementscijfers nog niet veel zeggen. De cijfers zijn nog te beperkt om conclusies aan te verbinden, wel zijn ze tot nu toe lager dan de geformuleerde streefcijfers. Het bachelorrendement wordt mede vertekend door de ‘zachte knip’: studenten mogen al aan de masteropleiding beginnen als de bacheloropleiding nog niet geheel is afgerond. Deze werkwijze heeft gevolgen voor zowel het bachelorrendement als het masterrendement. Over de resultaten van de (tweejarige) masteropleiding valt nog weinig te melden. In de zelfstudie wordt daarover het volgende geschreven: “Op grond van voorlichting aan bachelorstudenten en ervaringen van zusterfaculteiten met de ongedeelde studie TBK wordt een master rendement van 100% nagestreefd. Geplande selectie en netto uitval worden niet voorzien en zijn ook niet voorgekomen. Onderwijsrendementen zoals beschreven in de QANU richtlijnen zijn nog niet te geven omdat er pas recent studenten van de eigen opleiding zijn afgestudeerd.” Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de streefcijfers en rendementcijfers (voor zover aanwezig) van een acceptabel en realistisch niveau zijn. Het oordeel is voldoende.
62
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: voldoende.
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: positief.
Samenvattend oordeel: De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
63
Samenvatting oordelen Bachelor Technische Bedrijfskunde: Onderwerp 0. Afbouw ongedeelde opleiding 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel n.v.t.
Facet Afbouw
Oordeel n.v.t.
+
2. Programma
+
1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
V V V V V
3. Inzet van personeel
+
4. Voorzieningen
+
5. Interne kwaliteitszorg
+
6. Resultaten
+
V G G V V O V V V G V V V V V V
Schaal beoordeling: Onderwerpen: + = positief, − = negatief Facetten: O = onvoldoende, V = voldoende, G = goed, E = excellent
64
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Master Technische Bedrijfskunde: Onderwerp 0. Afbouw ongedeelde opleiding 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel n.v.t.
Facet Geen problemen afbouw
Oordeel n.v.t.
+
2. Programma
+
1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
V V V V V
3. Inzet van personeel
+
4. Voorzieningen
+
5. Interne kwaliteitszorg
+
6. Resultaten
+
V G G V V O V V V G V V V V V V
Schaal beoordeling: Onderwerpen: + = positief, − = negatief Facetten: O = onvoldoende, V = voldoende, G = goed, E = excellent
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
65
Bijlage 1a.
Doelstellingen en eindtermen bachelor- en masteropleiding Technische Bedrijfskunde
Bachelor: Voor de bacheloropleiding zijn de doelstellingen in de OER als volgt omschreven: 1. Met de opleiding wordt beoogd studenten zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van de technische bedrijfskunde dat een (eenvoudig) technologisch product en proces kan worden (her)ontworpen in een bedrijfskundige context. 2. Met de opleiding wordt beoogd dat studenten kennis verwerven die toegang geeft tot een aansluitende masteropleiding, in het bijzonder een masteropleiding Technische Bedrijfskunde in Nederland. 3. De opleiding van de student dient voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student, in het bijzonder met betrekking tot: • het zelfstandig wetenschappelijk denken en handelen; • het wetenschappelijk communiceren in de eigen en ten minste één vreemde taal; • het hanteren van vakwetenschappelijke kennis in een heldere c.q. wetenschappelijke en maatschappelijke context. Deze doelstellingen van de opleiding zijn uitgewerkt in zeven competenties (deze zijn verwoord in het Engels vanwege internationale ijking) voor het vakgebied Industrial Engineering and Management: 1. Students are able to describe a (simple) technological process and product in a managerial context. 2. Students are able to diagnose the functionality and performance of such processes and products in a multi-disciplinary way. 3. Students are able to (re)design such processes and products. 4. Students have the knowledge, understanding and skills for long life learning, including information retrieval and ICT-use. 5. Students have knowledge and understanding of standard technology, managerial sciences and mathematics to enter a master program in Industrial Engineering. 6. Students have a scientific attitude i.e. the knowledge and skills for doing (elementary) research. Students are able to communicate scientifically about a chosen solution approach with engineers and managers. 7. Students have elementary knowledge of managerial, societal and ethical behavior when applying technology. Binnen de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde worden drie stromen onderscheiden: Discrete technologie (DT), Informatie- en communicatietechnologie (IT) en Proces- en producttechnologie (PT). Hiermee wordt enerzijds een verdieping mogelijk in een technologisch kennisgebied en anderzijds het toekomstige werkveld globaal ingedeeld. Om dit onderscheid in de competenties naar voren te laten komen, zijn de hierboven genoemde competenties opgedeeld in zes competentiegebieden:
66
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Algemene competentiegebieden (van toepassing op alle stromen): 1. T Industrial Engineering and General Technology (zie ook competenties 1, 5, 6) 2. M Mathematics (zie ook competentie 5) 3. B Managerial and Business Science (zie ook competenties 5, 7) Competentiegebied per stroming: 4. D Discrete Technology and Production Automation (DT) (zie ook competenties 2, 3) 5. I Information and Communication Technology (IT) (zie ook competenties 2, 3) 6. P Product and Process Technology (PT) (zie ook competenties 2, 3) Hieronder volgt een globale verdeling van de competentiegebieden over de jaren van het TBKbachelorprogramma. Figuur 1: Competentiegebieden in bachelorprogramma TBK Jaar 1 Introductie vakgebied Voor de stromen DT, IT en PT gelijk Algemene competentiegebieden T, M, B
Jaar 2 Keuze voor technologie DT, IT of PT Algemene competentiegebieden T, M, B Een der specifieke competentiegebieden D, I, P
Jaar 3 Verdieping en integratie Algemene competentiegebieden T, M, B Een der specifieke competentiegebieden D, I, P Master: De doelstellingen van de opleiding zijn uitgewerkt in acht competenties (kennis, inzicht en vaardigheden) voor het vakgebied Industrial Engineering and Management: 1. The students are able to describe a complex or advanced technological process and product in a managerial context. 2. The students are able to diagnose the functionality and performance of such processes and products in a multi-disciplinary way. 3. The students are able to (re)design such processes and products. 4. Students have knowledge, understanding and skills for doing research i.e. applying industrial engineering methodologies in research. QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
67
5. Students have the knowledge, understanding and skills for long life learning, (can reflect on their own scientific behavior) including information retrieval and ICT-use. 6. Students think critically and are able to communicate scientifically about a chosen solution approach with engineers and managers. 7. Students have the knowledge and understanding of advanced technology, managerial sciences and mathematics to do research and to enter a PhD-program in Industrial Engineering or a related discipline. 8. Students have professional skills for managerial, societal and ethical behavior when applying technology. Binnen de masteropleiding Industrial Engineering and Management worden drie stromen onderscheiden: Discrete technologie (DT), Informatie- en communicatietechnologie (IT) en Proces- en producttechnologie (PT). Hiermee wordt enerzijds een verdieping mogelijk in een technologisch kennisgebied en anderzijds het toekomstige werkveld globaal ingedeeld. Om dit onderscheid naar voren te laten komen zijn de hierboven genoemde competenties opgedeeld in zes competentiegebieden (algemeen academische vaardigheden zoals data vergaren en ordenen, kennis verwerven en toepassen, argumenteren, presenteren zijn ondergebracht in deze competentiegebieden): Algemene competentiegebieden (van toepassing op alle stromen): 1. Industrial Engineering and General Technology (competenties 1, 4, 5, 6, 7, 8) 2. Mathematics (competentie 7) 3. Managerial and Business Science (competenties 6, 7, 8) Competentiegebied per stroom: 1. Discrete Technology and Production Automation (DT) (competenties 2, 3) 2. Information and Communication Technology (IT) (competenties 2, 3) 3. Product and Process Technology (PT) (competenties 2, 3) In bijlage A2.3 worden de leerdoelen behorende bij deze competentiegebieden uitgebreid beschreven. De Groningse signatuur van Technische Bedrijfskunde komt in de opleiding tot uitdrukking door het accent op de ontwerpmethodologie in zowel technische als bedrijfskundige zin. Masterstudenten van de opleiding Technische Bedrijfskunde Groningen mogen zich na het behalen van het examen ingenieur noemen. Het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs (KIVI) heeft daarmee geoordeeld dat de eisen van de opleiding aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in de Technische Bedrijfskunde.
68
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage 1b.
Competenties gerelateerd aan de Dublin-descriptoren
Bachelor Competenties bachelor TBK getoetst aan de Dublin-descriptoren 1. Kennis en inzicht De bachelor TBK heeft kennis van en inzicht in een breed scala aan natuurwetenschappelijke en bedrijfskundige vakken die dienen als basis om een (eenvoudig) product of proces te beschrijven. Daarnaast heeft de bachelor kennis van en inzicht in de technisch bedrijfskundige basisprincipes om de functionaliteit en werking van een product of proces te onderzoeken en een (her)ontwerp te maken. Heeft enige kennis van en passief inzicht in wetenschappelijk onderzoek. 2. Toepassen kennis en inzicht De bachelor TBK kan kennis inventariseren, verwerven en gebruiken om technisch bedrijfskundige vraagstellingen op te lossen. Kan wetenschappelijke kennis toepassen in het opzetten en uitvoeren van een eenvoudig (leer)onderzoek. Is in staat om kennis uit de verschillende gebieden te integreren. Is in staat kennis en inzicht te vertalen in praktische handelingen. 3. Oordeelsvorming De bachelor TBK kan kennisbronnen en wetenschappelijke publicaties beoordelen. Is in staat eigen gedrag en gemaakte keuzes te beoordelen en te verantwoorden. Heeft inzicht in de beroepsmatige verantwoordelijkheden van een technisch bedrijfskundig ingenieur. 4. Communicatie De bachelor TBK kan mondeling en schriftelijk rapporteren over wetenschappelijke en maatschappelijk relevante technisch bedrijfskundige onderwerpen. 5. Leervaardigheden De bachelor TBK is in staat om actief en zelfstandig kennis en inzicht te verwerven en toe te passen in een probleemgerichte context (op een niveau dat aansluit bij de masteropleiding TBK). Van elk van de descriptoren wordt in de tabel B toegelicht wat de relatie is met de competenties per competentiegebied.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
69
Tabel B: relatie competenties en Dublin-descriptoren Competence Engineering and General Technology T In the area of engineering and general technology students have: A. Knowledge and understanding of (simple) technological business processes, services and products. B. Knowledge and understanding of (basic) design and engineering theories. C. Skills to apply engineering and technology concepts for solving (simulated) theoretical and practical (industrial/managerial) problems. D. Skills to justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view. Discrete Technology D In the area of discrete technology students have: A. Basic knowledge and understanding of discrete technology and engineering to enter master programs in Industrial engineering and Management in discrete products, engineering and manufacturing. B. Skills to analyze and design (innovative) solutions for simple discrete industrial production and manufacturing systems. C. The ability to specify, design and implement a simple system, component, or process meeting the specifications of an industrial research partner and within realistic constraints (economic, safety, manufacturability, sustainability etc.) Information Technology I In the area of information technology students have: A. Sufficient knowledge and understanding of Information Technology to enter master programs in Information Technology (and related fields) according to ABET standards. B. Skills to choose and apply IT-methods and concepts for adequately solving Information Technological complex real-life business problems. C. Skills to develop IT-intensive business (products, services). Product Technology P In the area of product technology students have: A. Basic knowledge and understanding of chemical engineering an chemical product engineering to enter master programs in Industrial engineering (PT-stream) and chemical product design and engineering according to EFCE standards. B. Skills to analyze simple real-life industrial chemical process and product design problems and develop solutions on the basis of the scientific fundamentals used in these disciplines. C. Skills to effectively operate as junior employee (technologist, market analyst/developer, manager) in the chemical processing and production businesses; both at commercial production and support (service) level. Mathematics M In the area of mathematics students have: A. Sufficient knowledge and understanding of applied mathematics to enter a Master program in Industrial Engineering (and related fields) according to ABET standards. B. Skills to choose and apply mathematical methods and concepts for adequately solving technologically standard real-life business problems. C. Skills to justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view. Managerial and Business Science B In the area of managerial and business sciences students have: A. Sufficient knowledge and understanding of managerial and business sciences to enter a Master program in Industrial Engineering (and related fields) according to ABET standards.
70
Dublindescriptor
1 1 2, 3 4, 5
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3, 5 3, 4
1, 5
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel B: relatie competenties en Dublin-descriptoren Competence B. Skills to choose and apply organizational (including information), psychological, financial, and marketing methods and concepts for adequately solving simulated business problems. C. Skills to implement, justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view.
Dublindescriptor 2, 3 3, 4, 5
Master De eindtermen (competenties en leerdoelen) impliceren dat het niveau van de masteropleiding Technische Bedrijfskunde voldoet aan algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, verwoord in de Dublin-descriptoren op masterniveau. Competenties master TBK getoetst aan de Dublin-descriptoren 1. Kennis en inzicht De master TBK heeft kennis van en inzicht in (complexe) producten of processen en is in staat om de functionaliteit en werking hiervan te toetsen. Hierbij maakt de master gebruik van kennis van en inzicht in zowel de laatste ontwikkelingen op het gekozen technologisch gebied als relevante kennis over organisatie- en managementmogelijkheden. Tevens bezit de master de vaardigheid om een functioneel (her)ontwerp te maken en te implementeren op een wetenschappelijk onderbouwde wijze in samenwerking met belanghebbers. De master kan bovendien zelfstandig (delen van) wetenschappelijk onderzoek verrichten. 2. Toepassen kennis en inzicht De master TBK kan kennis inventariseren, verwerven, integreren en gebruiken om complexe technisch bedrijfskundige vraagstellingen op te lossen. Daarnaast is de master in staat kennis en inzicht toe te passen bij het (her)ontwerpen van een proces of product, rekening houdend met de bedrijfskundige, sociale en ethische aspecten van het toepassen van technologie. 3. Oordeelsvorming De master TBK kan een (eigen) ontwerp beoordelen en verantwoorden, rekening houdend met de wetenschappelijke ontwikkelingen, belanghebbenden en de maatschappelijke context. 4. Communicatie De master TBK kan op wetenschappelijke wijze communiceren over zijn/haar werk met ingenieurs en managers en op interprofessionele manier samenwerken met de diverse belanghebbenden bij het oplossen van problemen in een multidisciplinaire omgeving. 5. Leervaardigheden De master heeft de kennis en vaardigheden om zelfstandig zijn/haar vak op academisch niveau te houden en te verdiepen. Kennis omvat reflectie op eigen zelfstandig handelen en het detecteren en opheffen van kennishiaten alsmede het formuleren van een individueel leertraject. Tevens is de master in staat wetenschappelijke ontwikkelingen te volgen. Van elk van de descriptoren wordt in tabel M toegelicht wat de relatie is met de competenties per competentiegebied.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
71
Tabel M: Relatie competenties en Dublin-descriptoren Competence Engineering and General Technology In the area of engineering and general technology students have: A. Knowledge and understanding of (complex) technological business processes, services and products. B. Knowledge and understanding of (advanced) design and engineering theories. C. Skills to apply engineering and technology concepts for solving (simulated) theoretical and practical (industrial/managerial) problems. D. Skills to justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view. Discrete Technology D In the area of discrete technology students have: A. Advanced knowledge and understanding of discrete technology and engineering to enter PhD programs in Industrial engineering in discrete products, engineering and manufacturing. B. Skills to analyze and design (innovative) solutions for complex discrete industrial production and manufacturing systems. C. The ability to specify, design and implement a complex system, component, or process meeting the specifications of an industrial research partner and within realistic constraints (economic, safety, manufacturability, sustainability etc.) Information Technology I In the area of information technology students have: A. Sufficient knowledge and understanding of Information Technology to enter PhD programs in Information Technology (and related fields) according to ABET standards. B. Skills to choose and apply IT-methods and concepts for adequately solving Information Technological complex real-life business problems. C. Skills to develop IT-intensive business (products, services) Product Technology P In the area of product technology students have: A. Advanced knowledge and understanding of chemical engineering an chemical product engineering to enter PhD programs in Industrial engineering (PT-stream) and chemical product design and engineering according to EFCE standards. B. Skills to analyze complex real-life industrial chemical process and product design problems and develop solutions on the basis of the scientific fundamentals used in these disciplines. C. Skills to effectively operate as trainee employee (technologist, market analyst/developer, manager) in the chemical processing and production businesses; both at commercial production and support (service) level. Mathematics In the area of mathematics students have: A. Sufficient knowledge and understanding of applied mathematics to enter a PhD program in Industrial Engineering (and related fields) according to ABET standards. B. Skills to choose and apply mathematical methods and concepts for adequately solving technologically standard real-life business problems. C. Skills to justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view. Managerial and Business Science In the area of managerial and business sciences students have: A. Sufficient knowledge and understanding of managerial and business sciences to enter a PhD program in Industrial Engineering (and related fields) according to ABET standards.
72
Dublindescriptor 1 1 2, 3 4, 5
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3 2, 3, 4
1 2, 3, 5 3, 4
1, 5
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel M: Relatie competenties en Dublin-descriptoren Competence
Dublindescriptor
B. Skills to choose and apply organizational (including information), psychological, financial, and marketing methods and concepts for adequately solving simulated business problems.
2, 3
C. Skills to implement, justify and communicate about their problem solving approach from an multidisciplinary point of view.
3, 4, 5
Zoals in F1 van het masterdeel is beschreven, komt het niveau van de master TBK niet alleen overeen met de Dublin-descriptoren op masterniveau, maar ook met niveaubeschrijvingen van de internationale engineering accreditatie organisaties Quality Accreditation Agency (QAA) en Accreditation Board for Engineering and Technology (ABET).
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
73
Bijlage 2.
Programma
Programma bachelor In onderstaande tabel staan de eerstejaarsvakken en hun belasting vermeld. Tabel 1. Overzicht van eerstejaarsprogramma van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde Onderdeel Inrichting van transformatie processen Gedrag en organisaties Introductie TBK ingenieur Statistiek Wiskunde A (1) Technologie & maatschappij Bedrijfseconomie en boekhouden Programmeren Analyse van organisatiesystemen Fysische systemen Wiskunde B (2) Empirisch leeronderzoek
ECTS 4
Werkvormen*1 h, w
Toetsvormen*2 T
4 7 5 5 5 5 5 5 5 5 5
h, w h, w, p h, w h, w, p h, p, o h, w h, w, p h, w, p h, w, p h, w h, p
T p, r, t, w T h, pu, t r, t T e, o p, pu, t pu, t, tt tt, t pu, r, t
Werkvormen : h = hoorcollege, o = opdracht, p = practica, w = werkcolleges. . Toetsvormen: e = eindopdracht, h = huiswerkopdrachten, o = opdracht, p = presentatie, pu = praktische uitvoering, r = rapportage, t = tentamen, tt = tussentoets, w = werkstuk. *1 *2
De tabellen 1A, B en C geven een overzicht van alle programmaonderdelen voor het tweede en derde jaar van de drie varianten van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde, waarin opgenomen benaming studieonderdeel, verplicht of keuzevak, studiepunten (ECTS-studiepunten), werkvormen en toetsvormen.
74
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel 1A. Overzicht van programmaonderdelen van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde Studierichting: Discrete Technologie en Productieautomatisering (DT) Jaar 2 Onderdeel Marketing Kern van DT Kern van IT of PT Wiskunde C (3) Operations Research 1 Mechanica Productieorganisatie en beheersing Productietechnieken Numerieke methoden Managementaccounting & control (incl. practicum) Innovatie en nieuwe technologie Fysische transportverschijnselen 1 Jaar 3 Onderdeel Productieplanning en beheersing Materiaalkunde Regeltechniek Elektronica CAD/CAM/CIM Applied Manufacturing Management Ontwerpen en construeren Ontwerpen van bedrijfskundige systemen Arbeidsorganisatie en taakontwerp Integratieproject
ECTS 5 5 5 5 5 5 5 4 6 6
Werkvormen H h, p, o IT: b, h, o, p PT: b, h, o, w h, w h, p, w h, w h, o, p H h, p h, p, w
Toetsvormen T p, pu, r, t IT: pu, rb PT: p, r en t T h, t h, o, t pu, r, t T Pu pu, r, t
5 4
h, o, w h, w
a, p T
ECTS 5 5 5 5 5 5
Werkvormen h, p, w h, o, p h, p, w h, p, w h, o, p h, o
Toetsvormen pu, r, t pu, t, w, pu, r, t Pu pu, r t, r
5 5
h, pgo H
pu, r, t T
5 15
h, o Pgo
p, r, t c, e
Werkvormen : b = bedrijfsbezoek, h = hoorcollege, o = opdracht, p = practica, pgo = project gestuurd onderwijs, w = werkcolleges, z = zelfstandig onderzoek, zs= zelfstudie. Toetsvormen: a = artikel, c = colloquiumvoordracht, e = eindopdracht, h = huiswerkopdrachten, m = mondeling, o = opdracht, p = presentatie, pu = praktische uitvoering, r = rapportage, rb = rapportage bedrijfsbezoek, t = tentamen, tm = mondeling, tt = tussentoets, w = werkstuk.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
75
Tabel 1B. Overzicht van programmaonderdelen van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde Studierichting: Informatie- en Communicatietechnologie (IT) Jaar 2 Onderdeel Marketing Kern van IT Kern van DT of PT Wiskunde C (3) Operations Research 1 Voortgezet programmeren Productieorganisatie en beheersing Databases Softwareanalyse en ontwerp Managementaccounting & control (incl. practicum) Innovatie & nieuwe technologie Computerarchitectuur / netwerken Jaar 3 Onderdeel Productieplanning en beheersing Gedistribueerde systemen Regeltechniek Software Engineering Architectuur en infrastructuur Applied Manufacturing Management Organisatie en management van software projectteams Ontwerpen van bedrijfskundige systemen Arbeidsorganisatie en taakontwerp Integratieproject
ECTS 5 5 5 5 5 5 5 4 6 6
Werkvormen h b, h, o, p DT: h, o, p PT: b, h, o, w h, w h, p, w h, o, p h, o, p h, p, w h, o, w h, p, w
Toetsvormen T pu, rb DT: p, pu, r, t PT: p, r en t T h, t pu, r pu, r, t pu, r, t eo, pp pu, r, t
5 4
h, o, w h, p
a, p pu, t
ECTS 5 5 5 5 5 5
Werkvormen h, p, w h, p h, p, w h, w, zs h, pgo h, o
Toetsvormen pu, r, t pu, t pu, r, t T p, tm, w r, t
5
h, o, p, w
e, p
5
h
T
5 15
h, o pgo
p, r, t c, e
Werkvormen : b = bedrijfsbezoek, h = hoorcollege, o = opdracht, p = practica, pgo = project gestuurd onderwijs, w = werkcolleges, z = zelfstandig onderzoek, zs= zelfstudie. Toetsvormen: a = artikel, c = colloquiumvoordracht, e = eindopdracht, h = huiswerkopdrachten, m = mondeling, o = opdracht, p = presentatie, pu = praktische uitvoering, r = rapportage, rb = rapportage bedrijfsbezoek, t = tentamen, tm = mondeling, tt = tussentoets, w = werkstuk.
76
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel 1C. Overzicht van programmaonderdelen van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde Studierichting: Proces- en Productietechnologie (PT) Jaar 2 Onderdeel Marketing Kern van PT Kern van IT of DT Wiskunde C (3) Operations Research 1 Stofeigenschappen Productieorganisatie en beheersing Chemische reactoren Practicum proces-technologie 1 Managementaccounting & control (incl. practicum) Innovatie & nieuwe technologie Fysische transportverschijnselen 1 Jaar 3 Onderdeel Productieplanning en beheersing General Process Equipment Regeltechniek Scheidingsprocessen Process Design 1 Applied Manufacturing Management Producttechnologie Ontwerpen van bedrijfskundige systemen Arbeidsorganisatie en taakontwerp Integratieproject
ECTS 5 5 5 5 5 5 5 4 6 6
Werkvormen h b, h, o, w, IT: b, h, o, p DT: h, o, p h, w h, p, w h, w h, o, p h, w p, o h, p, w
Toetsvormen T p, r, t IT: pu, rb DT: p, pu, r, t T h, t h, t pu, r, t pu, t pu, r, tm pu, r, t
5 4
h, o, w h, w
a, p T
ECTS 5 5 5 5 5 5
Werkvormen h, p, w h, p, pgo h, p, w h, o, w h, p, w h, o
Toetsvormen pu, r, t p, pu, r, tt pu, r, t h, t p, pu, r, tt r, t
5 5
h, p h
pu, t T
5 15
h, o pgo
p, r, t c,e
Werkvormen : b = bedrijfsbezoek, h = hoorcollege, o = opdracht, p = practica, pgo = project gestuurd onderwijs, w = werkcolleges, z = zelfstandig onderzoek, zs= zelfstudie. Toetsvormen: a = artikel, c = colloquiumvoordracht, e = eindopdracht, h = huiswerkopdrachten, m = mondeling, o = opdracht, p = presentatie, pu = praktische uitvoering, r = rapportage, rb = rapportage bedrijfsbezoek, t = tentamen, tm = mondeling, tt = tussentoets, w = werkstuk.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
77
Programma Master Tabel 2 geeft een overzicht van alle programmaonderdelen per jaar van de masteropleiding Industrial Engineering and Management, waarin opgenomen benaming studieonderdeel, verplicht of keuzevak, studiepunten (ECTS-studiepunten), werkvormen en toetsvormen. Tabel 2. Overzicht van programmaonderdelen van de masteropleiding Industrial Engineering and Management Jaar
Onderdeel (stroming*1)
ECTS
1
Advanced Product Engineering Applied Capital Budgeting and Finance (DIP) Business Law (DP) Business Law (I) ICT Management and Consultancy (I) Information Management (DP) Mechatronics (D) Operations Research 2 (DI) Principles of Measurement Systems(D) Process Design 2 (P) Product Development DP) Simulation of Business Processes (DIP) Special Process Equipment (P) Strategic Management of Technology (DIP) System Engineering (DIP) business Intelligence Transport Phenomena 2 (P) Design of Distributed Systems (I) Embedded Systems (I) Flexible Automation (D) Individual Master’s Research (DIP) Introduction to Master’s Research (DIP) Research Methodology (DIP) Robotica (D) Software Architecture
2
Toetsvorm*3 p, pu, w p, pu, t
V/K*4
5 5
Werkvormen*2 h, p, pgo h, pgo
5 6 5 5 5 5 6
h, p h, p, h, p h, p h h, w h, w, p
t t, w w t t pu, t pu, t, tt
V V V V V V V
5 5 5
h, w, p h, pgo h, p
pu, w t, w pu, w
V V V
5 5
h, pgo h, w
p, w p, tt, w
V V
5
p, w tm, w t w t, w pu, t, w w w
V
5 5 5 5 30 5
h, pgo h, p h, w h, p h, p h, p z z
5 5 5
h, w h h, p
p, w t pu, w
V V V
V
V V V V V V
Stroming: D = Discrete technologie, I = Informatie- en communicatie technologie, P = Proces- en product technologie *2 Werkvormen : h = hoorcollege, w = werkcolleges, p = practica, pgo = project gestuurd onderwijs, z = zelfstandig onderzoek. *3 Toetsvormen: m = mondeling, p = presentatie, pu = praktische uitvoering, t = tentamen, tm = mondeling, tt = tussentoets, w = werkstuk *4 V/K*: V = verplicht vak; K = keuzevak *1
78
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Zoals uit tabel 2 blijkt, verschillen de studieprogramma’s per technologiestroom. Studenten kiezen voor aanvang van de opleiding voor een van de drie stromen. Voor keuzeonderdelen kan worden geput uit het bestaande vakkenaanbod bij de deelnemende faculteiten. Tabel 2A geeft een lijst met keuzevakken. In de masteropleiding is voorzien in 2025 ECTS-studiepunten voor keuzevakken. Tabel 2A. Overzicht van keuzevakken van Management Onderdeel Advanced Product & Service Development Advanced Purchasing & Supply Management Specialization course Applied Operations Research Business Development in Action Business Ethics & Corporate Social Responsibility E-venturing Global Operations and Supply Chains ICT: Human and Organizational Issues Integrale Business Development International Commercial Contracts International Marketing II for IE&B Management Accounting for Technological Innovation Field Course Business Development Ia Organizational Change and Business Development Process Innovation and Operation Excellence Product Development, Production Management and Supply Chain Management. Project Management Advanced Quality Management Quantitative Logistics Retail Marketing Small Business Economics Field course Small Business Management Social System Analysis of Technological Innovations Technology Business Plan Algoritmen en datastructuren Mobile Software Neural Networks Usability Engineering and Analysis User Models Energy and Materials
de masteropleiding Industrial Engineering and ECTS Werkvorm*1 Toetsvorm*2 V/K*3 K 5 h, w t, tm, w 5
h, w
p, t, w
K
10
h, p
p, tm, w
K
5 5
h h
tm, w p, w
K K
5 5 10 5 5 3 5
h, pgo h, w pgo h, p h, w h, w h, w
p, w t, w w t, w t t p, t, w
K K K K K K K
5 5
h h, w
w p, w
K K
5
h, pgo
t, tm, w
K
5
h, pgo
tm, t, w
K
5 5 5 5 10 10 5
h, pgo h, w h, w h, w h, pgo h, pgo h, w
t, w tm, w t t, w t, w t, w t
K K K K K K K
5 6 5 5 5 5 10
h, w h, w h h h pgo h, pgo
p, w t, w w t, w t, w w p, t, w
K K K K K K K
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
79
Interfacial Engineering Meerfasen reactoren 1 Polymer Products Powder Technology Resources and Sustainable Development
5 5 5 4 15
h, pgo h, w h, pgo h, w, p h, pgo
p, w t, w t, w t, w t, w
K K K K K
Werkvormen : h = hoorcollege, w = werkcolleges, p = practica, pgo = project gestuurd onderwijs Toetsvormen: p = presentatie, t = tentamen, tm = mondeling, w = werkstuk V/K*: V = verplicht vak; K = keuzevak
80
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
*1
*2 *3
BIJLAGEN
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
81
82
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van visitatiecommissie Prof. dr. ir. C.A.Th. (Kees) Takkenberg (1941) Na Handels ULO en HBS-B in 1959 studie gestart aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten met voortzetting aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar Fokker-VFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot Doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Produktie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In november 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en ‘lerende organisaties’. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de sociale zekerheid. Met ingang van september 2002 met prepensioen. Wetenschappelijke belangstelling: complexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip begonnen met de studie Rechtswetenschappen aan de OU en parttime werkzaam als mediator en gerechtsdeskundige in de ICT-sector. Trad in 2003 op als voorzitter van de visitatiecommissie Technische bedrijfskunde en in 2006 als lid van de Accreditatiecommissie Bedrijfswetenschappen. Prof. dr. M. (Martin) Mulder (1951) Mulder studeerde na een voltooide opleiding HBS-B en Pedagogische Academie pedagogiek en onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde in 1992 aan de Universiteit Twente in de onderwijskunde. Vanaf 1985 heeft hij onderzoek gedaan naar opleiding en ontwikkeling in organisaties, en raakte daardoor geïnteresseerd in personeelsmanagement en organisatieontwikkeling. In de afgelopen jaren verdiepte hij zich voornamelijk in competentieontwikkeling in organisaties. Hij was van 1974-1979 onderwijzer en waarnemend hoofd in het basisonderwijs, van 19801983 curriculumontwikkelaar en docent onderwijskunde bij een lerarenopleiding, van 19831984 beleidsmedewerker bij een landelijke organisatie van lerarenopleidingen, werkte daarna als universitair docent bij de vakgroep Curriculumtechnologie en van 1996-2000 als universitair docent en hoofddocent bij de afdeling Onderwijsorganisatie en -Management van de Faculteit der Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Hij was twee jaar voorzitter van de faculteitsraad en ruim twee jaar als onderzoekdecaan lid van het faculteitsbestuur. Mulder werkt sinds 1998 als hoogleraar bij Wageningen Universiteit en is hoofd van de leerstoelgroep Educatie- en competentiestudies. Daar leidt hij een onderzoeksprogramma op het QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
83
gebied van competentieontwikkeling in het initieel en post-initieel onderwijs en het nietregulier onderwijs. Hij is lid van het management team van het ICO, de KNAW-erkende onderzoeksschool in de onderwijskunde, lid van de Mansholt Graduate School, de eveneens KNAW-erkende onderzoeksschool op het gebied van de maatschappijwetenschappen van Wageningen Universiteit en voorzitter van de Onderwijscommissie van de Mansholt Graduate School. Hij was van 2001-2002 voorzitter van de Interdepartementale Commissie Ondernemerschap en Onderwijs. Voorts was hij lid van de visitatiecommissie onderwijs Technische bedrijfskunde. Hij werkte als research fellow aan Syracuse University in de staat New York. Was verder secretaris van de Vereniging voor Onderwijs Research (VOR), voorzitter van de VOR-Divisie Bedrijfsopleidingen, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, lid van de Executive Committee van de European Educational Research Association (EERA), oprichter en voorzitter van het Vocational Education and Training Network (VETNET) van de EERA en voorzitter van de Special Interest Group Training in Business and Industry van de American Educational Research Association. Hij is voorzitter van de Editorial Committee van het European Journal Vocational Training en editor van The Journal of Agricultural Education and Extension en lid van verschillende andere redacties van internationale wetenschappelijke tijdschriften. Hij ontving de Opleidingsonderscheiding van de Nederlandse Vereniging voor Opleidingsfunctionarissen in 1999 vanwege zijn bijdrage aan het vakgebied human resource development. Van juli 2004 tot augustus 2005 verbleef Mulder bij het Cedefop, de Europese organisatie voor de bevordering van het beroepsonderwijs in Thessaloniki, Griekenland. In 2005 werd hij benoemd tot Honorary Scientist aan de Rural Development Agency in Korea. Voorzitter van de visitatiecommissie voorbereiding voortgangstoets academisering van de opleidingen Handelsingenieur, Handelswetenschappen en Milieupreventiemanagement van de Economische Hogeschool (EHSAL) te Brussel. Dr. P.W.G. (Pieter) Bots (1963) Bots deed in 1980 eindexamen VWO aan het St. Maartenscollege te Haren (Gr.), studeerde daarna een jaar scheikunde en informatica aan het Dickinson College (Carlisle, Pennsylvania, USA) en voltooide in 1985 de studie Informatica aan de Rijksuniversiteit Leiden met als afstudeerrichting compilerconstructie en computerlinguïstiek. Zijn promotieonderzoek binnen de vakgroep Informatiesystemen, faculteit der Technische Wiskunde en Informatica van de Technische Universiteit Delft richtte zich op ontwerpmethoden voor beslissingsondersteunende systemen. Na zijn promotie in december 1989 (cum laude) deed hij als universitair docent onderzoek naar socio-technische systemen in de dienstensector. In 1992 werd hij benoemd tot universitair hoofddocent aan de faculteit der Technische Bestuurskunde van de TU Delft, eerst binnen de sectie Systeemkunde (tot 1994), thans binnen de sectie Beleidsanalyse. Op dit moment is hij gedetacheerd als gastonderzoeker bij Cemagref in Montpellier en werkt daar aan de evaluatie, analyse en ontwikkeling van participatieve methoden voor publieke besluitvorming. Onderwijs is altijd een passie geweest. Tijdens zijn studie presenteerde hij de radiocursus ‘Programmeren met Pascal’ van de Stichting Teleac en verzorgde hij als studentassistent verschillende werkcolleges wiskunde en informatica. Als universitair docent ontwikkelde hij onderwijs op het gebied van managementinformatiesystemen. Als universitair hoofddocent speelde hij een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het kernonderwijs binnen de opleiding Technische bestuurskunde. Op zoek naar innovatieve onderwijsvormen ontwikkelde hij uiteenlopende spelsimulaties die zo veel mogelijk onderwijs en onderzoek op het gebied van complexe 84
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
besluitvorming combineren. In de periode 2000-2003 was hij als directeur Onderwijs verantwoordelijk voor al het reguliere onderwijs binnen de faculteit Techniek, Bestuur en Management en gaf hij leiding aan de transitie naar het bachelor-masterstelsel. Als lid van de in 2004 ingestelde Adviesraad Kwaliteit en Accreditatie beoordeelde hij de onderwijsveranderplannen van alle opleidingen binnen de TU Delft. In 2005 was hij lid van het internationale kernteam dat het curriculum voor de Shell Project Academy heeft ontwikkeld. Drs. R. (Renée) Kamphuis Kamphuis heeft wiskunde (met als hoofdvak Informatica) gestudeerd aan de Rijks Universiteit Groningen en is afgestudeerd op het onderwerp ‘Portabiliteit van Databases’. Ze is sindsdien vanaf midden jaren tachtig werkzaam geweest bij de interne IT-afdelingen van KPN Telecom in allerlei verschillende disciplines binnen de IT, variërend van systeemontwikkeling en projectmanagement tot applicatiebeheer en exploitatie, waarvan het grootste gedeelte van de tijd als IT-manager. Ze is hier in het begin van de jaren negentig onder andere nauw betrokken geweest bij de implementatie van ITIL. Vanuit haar ervaring als lijnmanager heeft ze aan de wieg gestaan van de ontwikkeling, introductie en implementatie van Competentie Management voor het IT werkveld binnen KPN. Per oktober 2001 zijn de IT-afdelingen van KPN overgegaan naar Atos Origin. Vanaf dat moment heeft ze een aantal verschillende functies binnen Atos Origin vervuld. De laatste jaren is ze werkzaam als manager Management Development voor Atos Origin Nederland. Prof. dr. J. (Jacques) Vandenbulcke (1945) Humaniora: Sint Leocollege, Brugge. Universitaire studies: Handels- en Bedrijfseconomisch ingenieur, KU Leuven, 1963-1967; 1967-1968 research assistant: Center for Operations Research and Econometrics, KU Leuven/UCL; 1968-1973Assistent FETEW, KU Leuven (onderbroken in 1971 voor verplichte legerdienst); 1973 Doctoraat: ‘De studie en evaluatie van data-organisatiemethoden en data-zoekmethoden’. Promotor: prof.dr. M. Verhelst; 19731981 Achtereenvolgens Eerstaanwezend Assistent, Geassocieerd Docent en Docent; 19812005 Gewoon hoogleraar Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen, K.U.Leuven; 2005 – heden Bijzonder emeritus KU Leuven. Onderwijs: belangrijkste opleidingsonderdelen: Bestuurlijke informatiesystemen, Systeemarchitecturen en organisatie van opslag van gegevens, Inleiding op databasemanagement, Advanced databasemanagement, Toepassingen van computers in management. Onderzoek: belangrijkste onderzoeksdomeinen: Databasemodellering en databasemanagement, Systems Oriented Architecture (SOA) en webservices, ICT-infrastructuren voor ‘extended enterprises’, Software engineering (software factories). Functies binnen Universiteit Leuven: diverse functies waaronder: 1978-1981 directeur Postgraduaat in de Bedrijfskunde; 1982-1985 MBA-Director KU Leuven; 1986-2000 verantwoordelijke voor de vijfdejaarsprogramma’s Departement Toegepaste Economie; 1999-2005 voorzitter LIRIS (Leuven Institute for Research on Information Systems); 2001-2005 Voorzitter Informatica-commissie FETEW; 2002-2004 programmadirecteur BSc en MSc Handelsingenieur in de beleidsinformatica (ontwikkeling van nieuwe programma’s/bachelor-master); 2004- heden Lid van de ‘Stuurgroep Leerstoelen op Naam’ van de KU Leuven. Belangrijkste functies als dienstverlening (buiten KU Leuven): 1969-2002 oprichter en vicevoorzitter Vlaanderen van PICS BELGIUM (de Belgische Vereniging voor Logistiek); 1977-heden voorzitter SAI (Studiecentrum voor Automatische Informatieverwerking: de grootste Belgische ledenvereniging voor informatici); 1975-heden medeoprichter en lid van de Raad van Bestuur van CBL (Contactgroep Beleidsinformatici Leuven). QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
85
Publicaties en presentaties: vele publicaties in internationale en nationale tijdschriften, diverse boeken, waaronder Databasesystemen voor de praktijk (8ste editie, 2005). Vele presentaties in binnen- en buitenland. B.F.G. (Bart) van den Akker (1984) Van den Akker is student MSc Business Administration met als specialisatie Finance, aan de Rijksuniversiteit Groningen sinds 2006. Hij begon in 2002 aan de bachelor Technologiemanagement, ook aan de Rijksuniversiteit Groningen, die hij bijna heeft afgerond. Sinds 2004 is hij lid van de opleidingscommissie van deze studie. Tevens was hij bestuurslid van de Groninger Studenten Roeivereniging ‘Aegir’ in het jaar 2004-2005.
86
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage B: Programma Visitatiecommissie Technische bedrijfskunde RUG Dag 1: maandag 25 september: gebouw Technische Bedrijfskunde: Nijenborgh 4 11:00 – 16:00 Startvergadering: installatie van de commissie, onafhankelijkheid van de commissie. Huishoudelijke zaken. Bespreken referentiekader. Bespreking hoofdlijnen van de visitatie 16:00 – 18:00 uur Vergadering commissie: kort mondeling verslag voorbereidend bezoek, bespreking zelfstudies, scripties en overig materiaal (o.a. vooraf rondgestuurde vragen/indrukken van de commissieleden). Formuleren eerste bevindingen en hoofdvragen voor de delegaties 19:00 – 21:30 (Werk)diner van de commissie in restaurant ’t Gerecht (naast Hotel de Ville) Dag 2: dinsdag 26 september: gebouw Technische Bedrijfskunde 08:45 – 09:15 Voorbereidende bespreking van de commissie 09:15 – 10:15 uur Management/leiding van de opleiding (opleidingsbestuur), eind verantwoordelijke voor het opstellen van de zelfstudie, visitatiecoördinator, coördinator interne kwaliteitszorg 10:15 – 11:00 uur Gesprek met studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur (student-leden opleidingscommissie/bestuur) 11:00 – 11:15 uur Pauze 11:15 – 12:00 uur Studenten uit de bacheloropleiding (10-12 studenten, verdeeld over de verschillende studiejaren en varianten, ook leden van studievereniging) 12:00 – 12:45 uur Studenten uit de doctoraal-/masteropleidingen (10-12 studenten, verdeeld over de verschillende specialisaties en varianten, ook leden van studievereniging) 12:45 – 13:00 uur 13:00 – 13:40 uur 13:40 – 13:55 uur 14:00 – 15:00 uur 15:00 – 15:45 uur 15:45 – 16:15 uur 16:15 – 17:00 uur 17:00 – 17:45uur 17:45 – 18:00 uur
Korte nabespreking Lunch Presentatie Docenten/coördinatoren uit de bacheloropleiding en doctoraal-/ masteropleiding Gesprek met docentleden Opleidingscommissie, Examencommissie Pauze + korte nabespreking, identificeren gesprekspunten voor komende gesprekken Gesprek met ondersteunende staf (opleidingscoördinator, stagecoördinator, studieadviseur, internationalisering, onderwijskundige e.d.) Gesprek met afgestudeerden Korte nabespreking: eerste indrukken, aanzet tot voorlopige conclusies en aandachtspunten, voorbereiding op komende gesprekken en rapportage
18:00 Vertrek naar hotel, pauze 19:15 Vertrek naar restaurant De Pauw 19:30 – 21:30 uur Restaurant De Pauw: Ontvangst door de visitatiecommissie; diner met lid CvB, voorzitter Faculteitsbestuur, onderwijs‑ of opleidingsdirecteur, coördinator visitatie QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
87
Dag 3: woensdag 27 september: gebouw Technische Bedrijfskunde 09:00 – 10:00 uur Commissievergadering: formuleren/aanpassen voorlopige conclusies en aandachtspunten, voorbereiding op komende gesprekken en rapportage 10:00 – 11:00 uur Rondleiding: bezoek onderwijsruimten, bibliotheek etc. Parallel Spreekuur (deel van de commissie) 11:00 – 11:30 uur Nabespreking, formuleren/aanpassen voorlopige conclusies, voorbereiding gesprek met Faculteitsbestuur 11:30 – 12:30 uur Gesprek met Faculteitsbestuur, opleidingsmanagement 12:30 – 13:30 uur Lunch 13:30 – 16:30 uur Vergadering visitatiecommissie: gezamenlijke bespreking checklist, opstellen van mondelinge rapportage en vastleggen voorlopige conclusies en aanbevelingen 16:30 – 17:00 uur Mondelinge rapportage 17:00 – 18:00 uur Facultatief: informele bijeenkomst
88
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage C: Checklist onderwijsvisitatie Technische Bedrijfskunde RUG Commissielid:
......................................................................................
Datum:
......................................................................................
Administratieve gegevens Instelling: Opleiding: CROHO-nummer: Varianten: Niveau: Oriëntatie: Door instelling uitgegeven graad: Geaccrediteerd tot: Contactpersoon:
RUG Technische Bedrijfskunde Bachelor 56994 Master 66994 Voltijd Bachelor/master Wetenschappelijk BSc/MSc (ir) 31-12-2007
Schaal beoordeling: Onderwerpen: Voldoende ( + ) of Onvoldoende ( – ) Facetten: Onvoldoende ( 1 ), Voldoende ( 2 ), Goed ( 3 ) of Excellent ( 4 )
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
89
Onderwerpen/facetten 0. Afbouw ongedeelde opleiding
Oordeel
Opmerkingen
Doelstellingen van opleiding 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie Programma 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing Inzet van personeel 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel Voorzieningen 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding
90
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Interne kwaliteitszorg 17. Evaluatieresultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld Resultaten 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
91
92
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage D: Opleidingsrendementen: laatste KUO-cijfers Kengetallen Universitair Onderwijs (KUO-cijfers) De schrijvers van de zelfevaluaties wordt gevraagd cijfermateriaal te gebruiken dat afkomstig is van een database die onder auspiciën van de VSNU is ontwikkeld. Deze cijfers worden ook wel de KUO-cijfers genoemd (Kengetallen Universitair Onderwijs). Deze database bevat gegevens over onder andere studenteninstroom, rendementen en studieduur van de cohorten 19881989 tot en met 2001-2002. Aangezien de cijfers op identieke wijze door het Centraal Bureau Statistiek (CBS) worden bewerkt, is het mogelijk om de universiteiten en opleidingen onderling te vergelijken. Met uitzondering van de cijfers over het aantal ingeschrevenen zijn alle cijfers over instroom, rendementen en studieduur gebaseerd op één basisdefinitie: de student heeft niet eerder aan een bepaalde opleiding van een instelling ingeschreven gestaan. Dit wordt ook wel de inschrijving Eerstejaars-Opleiding-Instelling (EOI) genoemd. Studenten met meer dan één inschrijving blijven dus buiten beschouwing vanwege het feit dat ze niet goed toe te delen zijn in hoofd- en nevenopleiding. De commissie heeft naast de KUO-cijfers ook kennisgenomen van de rendement- en doorstroomcijfers zoals die door de opleidingen zelf worden gebruikt, vaak voor interne doeleinden en ten behoeve van het monitoren van beleidsmaatregelen. Bij het beoordelen van de rendementen zijn de maatregelen betrokken die de opleiding heeft genomen om deze te verbeteren. Ten tijde van het schrijven van de zelfstudies waren de meest recente KUO-cijfers nog niet beschikbaar, deze zijn pas vlak voor de zomer van 2006 beschikbaar gekomen. De KUO-cijfers waar de opleidingen zich op baseerden waren de cijfers van het oude KUO-bestand, aangevuld met eigen cijfers. De oordelen van de commissie zijn ook op deze cijfers gebaseerd. In het opleidingsrapport is reeds aangegeven dat de rendementscijfers door de commissie als voldoende beoordeeld zijn. Na indiening van de zelfstudie zijn meer recente KUO-cijfers bekend geworden, deze geven de laatste landelijk vergelijkbare stand van zaken voor de betrokken opleidingen. In aanvulling op de oordelen van de commissie worden in deze bijlage deze meest recente KUO-cijfers gepresenteerd, met het doel inzicht te geven in de meest recente informatie die in vergelijkende vorm aanwezig is. Hieronder zijn de volgende KUO-tabellen opgenomen die afkomstig zijn van het meest recente KUO-bestand (DocOnderwijsvisitatie 2005-2006): Tabel B1.1: Cohortomvang en samenstelling bachelor en M1.1. master In deze tabel is de definitie voor het cohort: de studenten met uitsluitend één EOI-inschrijving per inschrijvingsjaar (selectie voorkomen 1). De HBO-instroom bevat ook de studenten die een premaster doen. Deze studenten kunnen op dit moment nog niet worden onderscheiden van de reguliere HBO-instroom. Tabel B4.2: Bachelorrendement opleiding, Hoop-gebied en instelling Het bachelorrendement is het cumulatief percentage bachelorstudenten van een cohort ingestroomd in een opleiding dat respectievelijk 3, 4, 5, 6 of meer jaar na eerste inschrijving het bachelorexamen (of het doctoraalexamen) binnen de equivalente opleiding aan deze instelling heeft behaald. Deze tabel geeft het rendement voor de selectie voorkomen 1, alle vooropleidingen.
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
93
Tabel B9.1: Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht bachelor en M5.1. master Alle ingeschrevenen naar inschrijvingsvorm en geslacht per 1 oktober (peildatum). Deze tabel geeft een indicatie van de onderwijslast; studenten met een andere hoofdinschrijving, mogelijk aan een andere instelling, zijn meegenomen. Tabellen bacheloropleiding Tabel B1.1 Cohortomvang en samenstelling bachelor Technische Bedrijfskunde (56994) Jaar Cohortomvang met vooropleidingscategorie Totaal VWO HBO prop HBO* Buitenland Overig Vt Vt Vt Vt Vt Vt Totaal Universiteiten 02/ 03 302 3 7 6 8 328 03/ 04 246 7 23 5 6 287 04/ 05 210 9 85 1 7 312 Per Universiteit 0 4 (8) 0 1 50 (66) 02/ 03 45 (58) RUG 03/ 04 60 (78) 5 6 (9) 1 4 76 (87) 04/ 05 53 (74) 3 6 (14) 0 1 63 (88) 05/ 06 (68) (18) (86) De vetgedrukte cijfers tussen haakjes bij RUG zijn de door de opleiding zelf aangegeven cijfers.
Tabel B4.2
Bachelorrendement opleidingen (en HOOP binnen instelling) (alle vooropleidingen) Technische Bedrijfskunde (56994) (voltijdse instroom) Cohort Omvang Bachelorrendement opleiding HOOP/ inst na 3 jr. na 4 jr. na 5 jr. na 6 jr. > 6 jr. > 6 jr. Absoluut Percentage (cumulatief ), wordt niet vermeld als het totaal kleiner dan 4 is Totaal Universiteiten 02/ 03 328 7 03/ 04 287 04/ 05 312 Per Universiteit RUG 02/ 03 50 6 03/ 04 76 04/ 05 63 Volgens de opleiding bestaat het cohort 2002-2003 uit 37 studenten en heeft na drie jaar 54% het bachelorexamen gehaald.
94
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Tabel B9.1 Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht Technische Bedrijfskunde (56994) Ingeschrevenen Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Totaal M V Totaal M V Totaal M V Totaal Universiteiten 02/ 03 497 423 74 496 422 74 1 1 0 03/ 04 799 691 108 799 691 108 0 0 0 04/ 05 1.077 949 128 1.058 931 127 19 18 1 05/ 06 1.208 1.062 146 1.185 1.042 143 23 20 3 Per Universiteit RUG 02/ 03 63 59 4 63 59 4 0 0 0 03/ 04 130 117 13 130 117 13 0 0 0 04/ 05 189 178 11 189 178 11 0 0 0 05/ 06 238 221 17 238 221 17 0 0 0
Tabellen masteropleiding Tabel 1.1. Cohortomvang en samenstelling master Jaar RUG 03/04 04/05 05/06
Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom Eigen Andere universiteiten Buiten HO Totaal Universiteit NL HBO 0 1 1 0 2 7 0 0 0 7 (24) (18)
De vetgedrukte cijfers tussen haakjes zijn de door de opleiding zelf aangegeven cijfers.
Tabel Masteropleidingen: ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht RUG
Masteropleiding Technische Bedrijfskunde (66994) Cohort Ingeschrevenen Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Totaal M V Totaal M V Totaal M V Per Universiteit 03/04 2 2 0 2 2 0 0 0 0 04/05 8 7 1 8 7 1 0 0 0 05/06 11 9 2 11 9 2 0 0 0
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
95
96
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage E: Lijst van gebruikte afkortingen ABET Ba BSc DT FBK FWN hbo ICT IITB IT KUO Ma MSc NVAO PGO PT QAA QANU RUG TBK VSNU vwo wo
Accreditation Board for Engineering and Technology Bachelor Bachelor of Science Discrete Technologie en Productie-automatisering Faculteit der Bedrijfskunde Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Hoger Beroeps Onderwijs Informatie- en Communicatie Technologie Interfacultair Opleidingsinstituut voor Technische Bedrijfskunde Informatie- en Communicatie Technologie Kengetallen Universitair Onderwijs Master Master of Science Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie Probleem Gestuurd Onderwijs Proces- en Producttechnologie Quality Assurance Agency for Higher Education Quality Assurance Netherlands Universities Rijksuniversiteit Groningen Technische Bedrijfskunde Vereniging van Nederlandse Universiteiten Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wetenschappelijk Onderwijs
QANU / Technische Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
97