P V K I N F O R M AT I E I N F O R M AT I E O V E R D E W E T TO E Z I C H T VERZEKERINGSBEDRIJF
1993
Januari 2002
Informatie over de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 1 Inleiding
In de WTV 1993 zijn de zogenoemde Derde Europese Verzekeringsrichtlijnen voor het schade- en levensverzekeringsbedrijf verwerkt. In deze richtlijnen zijn de binnen de EU aanvaarde beginselen van ‘homecountry control’ en ‘single licence’ neergelegd. Dezelfde regels zijn krachtens een verdrag van toepassing op Noorwegen, IJsland en Lichtenstein, welke landen geen lid zijn van de EU, maar wel hun verzekeringswetgeving dienovereenkomstig hebben aangepast. Genoemde beginselen houden in dat een verzekeraar met zetel binnen de EU slechts één vergunning nodig heeft van de toezichthouder van het land van zijn zetel, om daarmee via bijkantoren of dienstverrichting (over de grens sluiten) het verzekeringsbedrijf uit te oefenen binnen de gehele EU. Als toezichthouder fungeert de toezichthouder in het land waar de verzekeraar de statutaire zetel heeft. Voor verzekeraars met zetel buiten de vijftien EU-lidstaten en genoemde drie andere landen gelden aparte regels. Een zogenaamde derde
Verzekeraars die hun statutaire zetel in Nederland hebben zijn onderworpen aan overheidstoezicht volgens de bepalingen van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, kortweg de WTV 1993. Het toezicht op grond van deze wet is opgedragen aan de Pensioen- & Verzekeringskamer, afgekort PVK. Deze brochure is bedoeld als een eerste kennismaking met de WTV 1993 voor nieuwe verzekeraars. Ook overheidsinstanties, collega-toezichthouders en studenten behoren tot de doelgroep. De brochure gaat in op de vraag op wie de WTV 1993 van toepassing is (en op wie juist niet) en op de financiële en juridische voorschriften voor verzekeraars. Ook wordt enige aandacht besteed aan de internationale aspecten: dienstverrichting naar en bijkantoren in andere lidstaten van de Europese Unie (EU). Het accent ligt op de toelatingeisen voor startende verzekeraars met statutaire zetel in Nederland.
3
land-verzekeraar met bijkantoor in Nederland heeft voor dat bijkantoor een vergunning nodig van de PVK. Voor dienstverrichting geldt een soortgelijke kennisgevingprocedure als voor EU-verzekeraars.
voor de betekenis van het begrip levensverzekering naar de WTV. In verband daarmee werd een werkgroep levensverzekeringen geformeerd, die in een rapport van 1 juni 1993 het WTV-criterium ‘in verband met het leven of de dood van de mens’ nader heeft ingevuld waarmee verzekeringsproducten worden onderscheiden van typische beleggingsproducten. Ook is er een aanvullend rapport van 1996. Beide rapporten zijn bij de PVK verkrijgbaar.
2 Op wie is de WTV 1993 van toepassing? De WTV 1993 is van toepassing op verzekeraars die hun statutaire zetel hebben in Nederland en op verzekeraars met zetel buiten de EU die in Nederland werkzaam zijn. Daarnaast kent de WTV 1993 bepaalde voorschriften voor verzekeraars met een zetel in een andere EU-lidstaat die via dienstverrichting of opening van een bijkantoor in Nederland het verzekeringsbedrijf willen uitoefenen.
Natura-uitvaartverzekeraars kunnen kiezen onder welke toezichtwet zij vallen, de WTV 1993 of de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Aan deze wet wordt in een afzonderlijke brochure aandacht gegeven. Schadeverzekeringsovereenkomsten worden gedefinieerd als verzekeringsovereenkomsten niet zijnde overeenkomsten in verband met het leven of de dood van de mens. Voor de verdere invulling van het begrip schadeverzekering gelden de criteria volgens het privaatrecht. Overeenkomsten van ongevallenverzekering worden uitdrukkelijk niet als levensverzekering, maar als schadeverzekering beschouwd. Hieronder vallen ook ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
De wet maakt een onderscheid tussen levensverzekeraars en schadeverzekeraars. Levensverzekeringsovereenkomsten worden omschreven als verzekeringsovereenkomsten in verband met het leven of de dood van de mens en in verband met de natura-uitvaartverzorging. De Wet op de Inkomstenbelasting 1964 verwijst sinds 1 januari 1992 4
Verder mag een levensverzekeraar binnen zekere grenzen bij de overeenkomsten van levensverzekering aanvullende risico’s verzekeren.
4.
Casco rollend spoorwegmaterieel 5. Luchtvaartuigcasco 6. Casco zee- en binnenschepen 7. Vervoerde zaken 8. Brand en natuurevenementen 9. Andere schaden aan zaken 10A. Aansprakelijkheid motorrijtuigen 10B. Aansprakelijkheid wegvervoer 11. Aansprakelijkheid luchtvaartuigen 12. Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen 13. Algemene aansprakelijkheid 14. Krediet 15. Borgtocht 16. Diverse geldelijke verliezen 17. Rechtsbijstand 18. Hulpverlening
Een vergunning wordt per branche verleend. Elke door de PVK verleende vergunning wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het levensverzekeringsbedrijf kent zeven branches, het schadeverzekeringsbedrijf negentien. Deze worden hieronder weergegeven. Afhankelijk van de risicograad van een branche gelden verschillende financiële eisen, waarover meer in de volgende paragraaf.
Levensverzekeringsbedrijf 1. Levensverzekering algemeen 2. Levensverzekering in verband met huwelijk of geboorte 3. Levensverzekering verbonden met beleggingsfondsen 4. Permanent Health insurance 5. Deelneming in spaarkassen 6. Kapitalisatieverrichtingen 7. Beheer over collectieve pensioenfondsen
Het is verboden het verzekeringsbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van de PVK of – in geval van dienstverrichting of de opening van een bijkantoor – indien de toepasselijke procedurevoorschriften in verband met de zogenoemde notificatie (zie hierover nader paragraaf 6) niet zijn gevolgd. De PVK heeft de bevoegdheid te beslissen of er sprake is van uitoefening van het verzekeringsbedrijf en in welke branches dit bedrijf wordt uitgeoefend. Tegen
Schadeverzekeringsbedrijf 1. Ongevallen 2. Ziekte 3. Voertuigcasco 5
een dergelijke beslissing kan bij de PVK bezwaar worden gemaakt. Daarna is beroep mogelijk bij de Rechtbank te Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven in Den Haag. Ook indien ogenschijnlijk geen verzekering in het spel is, kan toch sprake zijn van uitoefening van het verzekeringsbedrijf. Dit moet aan de hand van de feiten worden beoordeeld. Zo kan bijvoorbeeld het verkopen van annuleringsgaranties bij de verhuur van vakantiebungalows en diefstalgaranties bij de verkoop van fietssloten uitoefening van het verzekeringsbedrijf inhouden. Twijfelt u of het verzekeringsbedrijf wordt uitgeoefend, dan kunt u contact opnemen met de PVK.
keraars met zetel in Nederland of buiten de EU. Bij de formulieren voor levens- en schadeverzekeraars met zetel in Nederland moeten de navolgende bijlagen worden gevoegd. – Een authentiek afschrift van de akte van oprichting, de statuten en reglementen. – Een programma van werkzaamheden, bestaande uit de volgende onderdelen: – een opgaaf van de aard van de te dekken risico’s (bij schade) of van de te sluiten overeenkomsten (bij leven); – een uiteenzetting over de leidende beginselen van het te volgen beleid op het gebied van de herverzekering; – bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over het vereiste minimumgarantiefonds (of de solvabiliteitsmarge, indien deze hoger is); – een raming van de kosten voor inrichting van de administratie en van het productienet; en – bewijsmiddelen dat de verzekeraar over de daarvoor benodigde financiële middelen beschikt.
3 Welke voorschriften gelden bij de aanvraag van een vergunning? Een vergunning moet worden aangevraagd door middel van een door de PVK vastgesteld formulier. Een dergelijk aanvraagformulier is bij de PVK verkrijgbaar. Er zijn afzonderlijke formulieren voor schade- en levensverzekeraars en voor verze6
Voor schadeverzekeraars komen daarbij voor de eerste drie komende boekjaren ramingen van de andere beheerskosten, zoals algemene kosten en provisie-kosten, alsmede van de premies en schaden, de liquiditeitspositie en de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en de solvabiliteitsmarge.
sen van de bestuurders en commissarissen. Indien de onderneming deel uitmaakt van een groep, tevens van degenen die het dagelijks beleid van de groep bepalen of het beleid van de groep (mede) bepalen. – Gegevens over de identiteit van degenen met een gekwalificeerde deelneming (dat wil zeggen een belang of zeggenschap van ten minste 10 procent) in de onderneming en de omvang van die deelneming.
Ook aan levensverzekeraars worden voor de eerste drie komende boekjaren nog enkele gegevens gevraagd. Dit betreft ten eerste een raming van de liquiditeitspositie en van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en de solvabiliteitsmarge. Ook moeten zij een gedetailleerde raming geven van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven. Deze moet zowel betrekking hebben op de directe verrichtingen als op de overdrachten uit hoofde van herverzekering.
Indien de verzekeraar deel uitmaakt van een groep met zetel buiten de EU moet een opgave gedaan worden van de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep. – Gegevens over de deskundigheid van de bestuurders, de levensloop en antecedenten van de bestuurders en commissarissen en de geschiktheid van de houders van een gekwalificeerde deelneming. Voor dit doel heeft de PVK onder meer vragenlijsten opgesteld voor de toetsing van nieuwe en zittende bestuurders van verzekeraars.
In de praktijk komt dit voor zowel schade- als levensverzekeraars neer op het maken van prognoses voor de eerste drie komende boekjaren van de balans en de resultatenrekening met een toelichting.
– Bewijs van aansluiting bij het Nederlands Bureau der Motor-
– Een lijst met namen en adres7
rijtuigverzekeraars en bewijs van aanmelding bij het Waarborgfonds Motorverkeer, voor zover de aanvraag branche 10A betreft.
uitoefent. Tevens moeten bewijsstukken worden verstrekt waaruit blijkt dat voor het gehele bedrijf voldoende solvabiliteit aanwezig is.
4 Financiële voorschriften
Verzekeraars met zetel buiten de EU die in Nederland een bijkantoor willen vestigen, moeten in grote lijnen dezelfde gegevens verstrekken als verzekeraars met zetel in Nederland. Het verschil is dat geen gegevens worden gevraagd over degenen die een gekwalificeerde deelneming bezitten. Daarentegen moeten verzekeraars met zetel buiten de EU een wettelijke vertegenwoordiger aanstellen. Is dit een rechtspersoon, dan moet daarnaast een natuurlijke persoon als vertegenwoordiger worden aangesteld. Bij de vergunningaanvraag van verzekeraars met zetel buiten de EU moeten tevens worden ingediend een akte van aanstelling van de wettelijke vertegenwoordiger en gegevens over de deskundigheid en antecedenten van de natuurlijke persoon die als vertegenwoordiger is aangesteld. Daarnaast is een verklaring nodig van de toezichthouder van de betrokken verzekeraar dat deze bevoegd is in eigen land het verzekeringsbedrijf uit te oefenen en dat bedrijf ook daadwerkelijk
Verzekeraars moeten beschikken over toereikende technische voorzieningen en over een solvabiliteitsmarge. Daarnaast zijn er beleggingsvoorschriften en bepalingen over de jaarverslaglegging. Deze onderwerpen worden hieronder toegelicht.
4.1 Technische voorzieningen Technische voorzieningen voor levensverzekeringen geven de geschatte omvang weer van de voorzienbare lasten minus de voorzienbare premies die voortkomen uit de gesloten verzekeringsovereenkomsten. Deze technische voorzieningen moeten worden berekend op basis van een voorzichtige actuariële methode, waarin rekening wordt gehouden met toekomstige premies en verplichtingen, waaronder kosten. Bij het vaststellen van de technische voorzieningen voor schadeverzekeringen moet rekening worden gehouden met zowel de 8
bekende en nog niet aangemelde schaden als met de vooruit ontvangen maar nog niet verdiende premies.
bevat enkele specifieke regels voor ziektekostenverzekeraars. Uitgangspunt daarbij is de vorming van een vergrijzingvoorziening.
In de zogenoemde Actuariële principes voor levensverzekeraars geeft de PVK haar interpretatie van de wettelijke voorschriften omtrent de vaststelling van de technische voorzieningen. Zij is van mening dat voor elke gesloten verzekeringsovereenkomst een voorziening moet worden gevormd op basis van methoden en grondslagen die elk voor zich voldoende voorzichtig (prudent) zijn vastgesteld. De verzekeraar die ervoor kiest af te wijken van deze post-voor-post methode zal met een toereikendheidstoets moeten aantonen dat de totale voorziening de wettelijk vereiste omvang heeft. De Actuariële principes voor levensverzekeraars (3e druk, maart 2001) zijn bij de PVK te verkrijgen.
4.2 Solvabiliteitsmarge Naast technische voorzieningen moeten verzekeraars ook beschikken over een aansprakelijk vermogen van ten minste een bepaalde omvang, de solvabiliteitsmarge. Deze is onder meer nodig om een eventueel tekort in de technische voorzieningen te kunnen opvangen. Zo’n tekort kan ontstaan door onverwachte tegenvallers. Een derde gedeelte van de vereiste solvabiliteitsmarge vormt het garantiefonds. De solvabiliteitsmarge voor schadeverzekeraars wordt bepaald door twee berekeningen. De eerste is gerelateerd aan het premie-inkomen en de tweede aan de schade. De hoogste van de twee uitkomsten bepaalt de solvabiliteitsmarge. De hoogte van het minimaal vereiste garantiefonds verschilt voor schadeverzekeraars per branche en varieert tussen tweehonderdduizend en 1,4 miljoen euro (waarbij de euro wordt vermenigvuldigd met de factor 1,64). Als het bedrag van het minimum
In het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 worden regels gesteld ten aanzien van de waardering en rubricering van de technische voorzieningen voor de onderscheiden verplichtingen. De Regeling actuariële voorziening ziektekostenverzekering 1994 9
garantiefonds hoger is dan de berekende solvabiliteitsmarge, moet dat hogere bedrag worden aangehouden. De solvabiliteitsmarge voor levensverzekeraars wordt bepaald aan de hand van enkele berekeningen waarbij telkens onderscheid wordt gemaakt naar het type verzekeringsovereenkomst, te weten, verzekeringen waarbij door de verzekeraar wel respectievelijk geen beleggingsrisico wordt gelopen, spaarkassen en verzekeringen met risicokapitaal. Voor aanvullende verzekeringen gelden dezelfde criteria als bij schadeverzekering. Voor levensverzekeraars bedraagt het minimumbedrag van het garantiefonds achthonderdduizend euro (gerelateerd aan de beurswaarde van de euro per 31 oktober van het jaar voorafgaande aan dat waarin de berekening wordt uitgevoerd). Deze regels zijn opgenomen in het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994. Hierin wordt tevens bepaald door welke vermogensbestanddelen de solvabiliteitsmarge mag worden gevormd en in welke activa (‘waarden’) het bedrag van het garantiefonds moet worden aangehouden. De PVK kan opmerkingen maken over de waardering van de vermogen-
bestanddelen. Indien de verzekeraar weet of redelijkerwijs kan voorzien dat de solvabiliteitsmarge zal dalen beneden het wettelijk vereiste niveau, dient hij dit onmiddellijk aan de PVK te melden. De verzekeraar met zetel buiten de EU moet voor zijn gehele verzekeringsbedrijf beschikken over een solvabiliteitsmarge die overeen komt met de voor Nederlandse verzekeraars vereiste marge. Ook moet hij beschikken over de helft van het overeenkomstige minimum garantiefonds. Dit garantiefonds moet in bij genoemde Besluit vastgestelde activa in Nederland worden aangehouden. Een kwart van het genoemde overeenkomstige minimum garantiefonds moet worden aangehouden op een geblokkeerd depot bij een bank in Nederland.
4.3 Beleggingsvoorschriften Verzekeraars moeten hun technische voorzieningen volledig door activa (waarden) hebben gedekt. De PVK is bevoegd opmerkingen te maken over de aard en de waardering van deze waarden. De verzekeraar moet hieraan tegemoet komen. 10
4.4 Verslaglegging Voor de uitvoering van het toezicht is het voor de PVK onontbeerlijk dat zij een duidelijk beeld heeft van de financiële toestand van de verzekeraars. Daarom moet elke onder toezicht staande verzekeraar uiterlijk vóór 1 juli van elk jaar zijn jaarverslag en de zogenoemde verslagstaten1 bij de PVK indienen. De verslagstaten bevatten een balans en een winst- en verliesrekening met toelichtingen hierop. Daarnaast zijn er onder meer staten met specificaties van de beleggingen en de ontwikkelingen daarin, een actuariële analyse van het resultaat, een beschrijving van de herverzekering en een berekening van de solvabiliteitsmarge. De verslagstaten moeten zijn gecertificeerd door een externe accountant. Het actuariële verslag moet voorzien zijn van een verklaring van een actuaris.
De activa moeten in toereikende mate in dezelfde muntsoort kunnen worden geïnd als die waarin de verplichtingen luiden (‘congruentie’). Voor zover de activa dienen tot dekking van technische voorzieningen voor verplichtingen waarvan het risico in de EU is gelegen, moeten zij zich ook binnen de unie bevinden (lokalisatie). Voor levensverzekeringen geldt als plaats van het risico (bij natuurlijke personen) de gewone verblijfplaats of (bij rechtspersonen) de vestigingsplaats van de verzekeringnemer. Verzekeraars met zetel buiten de EU moeten de activa die dienen tot dekking van de technische voorzieningen voor hun vanuit bijkantoren in Nederland aangegane verplichtingen in Nederland aanhouden. In de Regeling belegging technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 wordt bepaald in welke categorieën activa mag worden belegd als dekking van de technische voorzieningen. Tevens worden maxima aangegeven voor bepaalde categorieën activa.
1
Verzekeraars moeten jaarlijks verslagstaten indienen, bij voorkeur op een speciaal voor dit doel door de PVK ontwikkelde diskette, en voorzien van een getekende bestuursverklaring. Verzekeraars zijn verplicht sommige staten
Voor het eerst over boekjaar 2003 moeten de verslagstaten worden ingediend vóór 1 mei 2004.
11
5 Juridische voorschriften
openbaar te maken door deze op hun kantoren voor het publiek ter inzage te leggen. Dat zijn bijvoorbeeld de balans, de winst- en verliesrekening en het actuariële verslag. Deze staten moet de verzekeraar in drievoud indienen. Een exemplaar van deze openbare staten en het jaarverslag van de verzekeraar liggen voor iedereen bij de PVK ter inzage. De modellen van de staten zijn opgenomen als bijlagen bij het Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994. In een tweetal uitvoeringsbesluiten worden aanwijzingen gegeven over het invullen respectievelijk het indienen van de staten.
De WTV 1993 kent ook diverse juridische voorschriften. Die zijn voor de verzekeraar onder meer van belang om in het bezit te komen en te blijven van een vergunning. Hieronder volgen de meest belangrijke.
5.1 Rechtsvorm en bestuur Verzekeraars met zetel in Nederland moeten de rechtsvorm van onderlinge waarborgmaatschappij of naamloze vennootschap hebben. Ten minste twee personen moeten het dagelijkse beleid van de verzekeraar bepalen. Doorgaans zijn dit de leden van het (dagelijkse) bestuur van de onderlinge waarborgmaatschappij of de raad van bestuur/ directie van de naamloze vennootschap. De naamloze vennootschap moet daarnaast nog ten minste drie commissarissen hebben. Van deze verplichtingen kan de PVK in bijzondere gevallen ontheffing verlenen. Een dergelijke ontheffing wordt onder bepaalde voorwaarden onder meer verleend indien de verzekeraar als onderneming in een groep is verbonden en de raad van commissarissen zich bij een holdingvennootschap bevindt.
4.5 Administratieve organisatie Een verzekeraar moet voorts beschikken over een goede administratieve organisatie en over adequate interne controleprocedures. Via een circulaire heeft de PVK enkele specifieke eisen gesteld aan de administratie van financiële derivaten en de interne procedures bij het gebruik ervan. De PVK eist onder andere duidelijke richtlijnen en afspraken over de waardering en verslaglegging van financiële derivaten.
12
Steeds belangrijker in het toezicht naast het bedrijfseconomische toezicht wordt de beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid van personen die een beleidsbepalende of controlerende functie hebben bij financiële instellingen. De PVK toetst de deskundigheid en betrouwbaarheid in elk geval bij de behandeling van de aanvraag van een vergunning. De bepalers van het dagelijkse beleid moeten naar het oordeel van de PVK voldoende deskundig en betrouwbaar zijn. De commissarissen van de naamloze vennootschap moeten voldoende betrouwbaar zijn. Eveneens beoordeeld worden de (dagelijks) beleidsbepalers van de moedermaatschappij waartoe de verzekeraar behoort. Als centraal criterium geldt dat de voornemens, handelingen en antecedenten van de betrokken personen de PVK geen aanleiding mogen geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen van de polisgerechtigden, de betrouwbaarheid van bedoelde personen niet buiten twijfel staat. De toetsingsprocedure bij verzekeraars is opgenomen in een aparte brochure (oktober 2000) die eveneens bij ons is te verkrijgen.
EU moeten naar het recht van de staat van hun zetel rechtspersoonlijkheid bezitten en bevoegd zijn tot uitoefening van het verzekeringsbedrijf en dit bedrijf ook daadwerkelijk uitoefenen. De bepalingen inzake deskundigheid en betrouwbaarheid zijn van overeenkomstige toepassing op de in Nederland woonachtige natuurlijke persoon die als vertegenwoordiger van de verzekeraar is aangesteld.
5.2 Informatieverstrekking aan de PVK Om haar taak als toezichthouder goed te kunnen uitvoeren, moet de PVK op de hoogte blijven van veranderingen die bij de verzekeraar optreden. De WTV 1993 kent daarom de verplichting voor verzekeraars de PVK te informeren over onder meer: – wijzigingen in de statuten. Dit moet gebeuren door een origineel door de notaris gewaarmerkt afschrift van de wijzigingsakte toe te sturen; – wijzigingen in het bestuur en de raad van commissarissen; – wijzigingen in de technische grondslagen voor de berekening van de tarieven en de technische voorziening van
Verzekeraars met zetel buiten de 13
levensverzekeringen. Dit moet gebeuren binnen twee weken na toepassing van de wijziging.
eisen hebben onder andere betrekking op de identiteit van de verzekeraar en de schadeafhandelaar, de inhoud en wijziging van de polisvoorwaarden, de hoogte van de premies en de klachtprocedures. In de WTV 1993 is voorts bepaald dat levensverzekeraars in elke overeenkomst met een looptijd van meer dan zes maanden een afkoelingsperiode van twee weken moeten opnemen, waarbinnen de verzekering nog kan worden opgezegd. De WTV 1993 noemt verder enkele specifieke voorschriften voor rechtsbijstandverzekeraars, van wie de polisvoorwaarden onder meer moeten voorzien in vrije advocaatkeuze voor de verzekerde zodra een procedure wordt uitbesteed aan een advocaat. Verder moet in de voorwaarden van een rechtsbijstandpolis onder meer een geschillenprocedure zijn opgenomen. Doet zich een belangenconflict voor, dan moet de betrokken verzekeraar de polishouder op die geschillenprocedure wijzen.
Verzekeraars met zetel in Nederland moeten ook wijzigingen doorgeven in de samenstelling van de personen die het (dagelijkse) beleid (mede) bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort. Verzekeraars met zetel buiten de EU moeten ook wijzigingen melden in de akte van aanstelling van de wettelijke vertegenwoordiger en – indien deze rechtspersoon is – van de aangestelde natuurlijke persoon. Ook dient deze categorie ieder kwartaal een opgaaf te doen van een aantal kerngegevens over de vereiste solvabiliteitsmarge, de technische voorzieningen en de beleggingen die daartegenover worden aangehouden.
5.3 Informatieverstrekking aan de polishouders De WTV 1993 geeft enkele voorschriften over de informatie die een verzekeraar moet verstrekken aan polishouders en potentiële klanten. De Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers 1998 geeft nadere regels over levensverzekeringen respectievelijk schadeverzekeringen. De in de genoemde regeling gestelde
5.4 Verbod van nevenbedrijf en molestrisico’s Verzekeraars mogen geen ander bedrijf dan hetzij het schadeverzekeringsbedrijf hetzij het levensverzekeringsbedrijf uit14
oefenen (het zogenaamde verbod van nevenbedrijf). Een levensverzekeraar mag bij (en op) de levenpolis echter in beginsel ook verplichtingen van andere aard aanvaarden, of verplichtingen die verband houden met onzekere voorvallen die de persoon van de mens betreffen (bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid). De PVK heeft haar beleid terzake opgeschreven in een toezichtbrief van 21 december 1995 inzake begrenzingen aanvullende verzekeringen. Deze is bij de PVK verkrijgbaar. Een schadeverzekeraar mag naast de branches waarvoor hij een vergunning heeft bij het hoofdrisico op dezelfde polis ook bijkomende risico’s dekken (behalve Krediet en Borgtocht en – in beperkte mate – Rechtsbijstand), mits deze samenhangen met het hoofdrisico en tevens betrekking hebben op het belang of gevaarsobject dat tegen het hoofdrisico is verzekerd. Door het verbod van nevenbedrijf wordt voorkomen dat de belangen van verzekerden worden blootgesteld aan risico’s die vreemd zijn aan het schade- respectievelijk levensverzekeringsbedrijf. Schadeverzekeraars mogen – behoudens bij zee-, transport-, luchtvaart- en reisverzekeringen – voorts geen molestrisico’s dekken.
De polisvoorwaarden moeten dus een uitsluiting op dit punt bevatten.
5.5 Belangrijke deelnemingen Voor het houden, verwerven of vergroten van een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling heeft een verzekeraar met zetel in Nederland een verklaring van geen bezwaar nodig van de Minister van Financiën. Hetzelfde geldt voor de holding-vennootschap waarin één of meer verzekeraars zijn opgenomen. Aan deze verklaring kunnen voorwaarden worden verbonden. Over fusies tussen banken en verzekeraars zijn afspraken gemaakt tussen De Nederlandsche Bank en de PVK over de te hanteren voorwaarden. Eén van de voorwaarden houdt in dat halfjaarlijks over de financiële positie van een conglomeraat moet worden gerapporteerd aan de toezichthouders. Onder gekwalificeerde deelneming wordt hier verstaan een rechtstreeks(e) of middellijk(e) belang of zeggenschap van meer dan 5 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een kredietinstelling. Omgekeerd heeft iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon een verklaring van geen bezwaar nodig voor het houden, verwerven of vergroten van een gekwalificeerde deelneming in een verze15
keraar met zetel in Nederland. Deze verklaring moet worden aangevraagd bij de PVK en wordt in de meeste gevallen door de PVK vanwege de Minister van Financiën afgegeven. Hier wordt onder gekwalificeerde deelneming verstaan een rechtstreeks(e) of middellijk(e) belang of zeggenschap van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een verzekeraar.
beschreven. Een schadeverzekeraar die zijn portefeuille wil overdragen aan een andere verzekeraar kan dit volgens het gewone privaatrecht doen met individuele toestemming van de betrokken polishouders, dan wel volgens de in de WTV 1993 voorgeschreven procedure met vervangende toestemming van de PVK. Indien de PVK tegen de ingediende ontwerpovereenkomst geen bedenkingen heeft, doet de verzekeraar hiervan mededeling in de Staatscourant en in eventuele andere door de PVK te bepalen media. In de regel zijn dat drie landelijke dagbladen. Deze publicaties vereisen voorafgaande goedkeuring van de PVK. De WTV 1993 voorziet verder in een opzegrecht voor de betrokken polishouders van de overdragende verzekeraar. Zij kunnen hun overeenkomst binnen 3 maanden na publicatie van de overdracht in de Staatscourant schriftelijk opzeggen met ingang van de dag na afloop van die termijn. Een levensverzekeraar die zijn portefeuille geheel of gedeeltelijk wil overdragen aan een andere verzekeraar heeft hiervoor altijd schriftelijke toestemming nodig van de PVK. Bovendien vereist de
5.6 Portefeuilleoverdracht, fusie, splitsing en omzetting rechtsvorm De WTV 1993 kent een aparte procedure die het mogelijk maakt om de portefeuille van een verzekeraar met toestemming van de PVK geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een andere verzekeraar. Bij een aanvraag om toestemming voor een portefeuilleoverdracht moet de verzekeraar een ontwerpovereenkomst met alle ter toelichting dienende bescheiden bij de PVK indienen. Met een portefeuilleoverdracht wordt gelijkgesteld een overgang van rechten of plichten bij juridische fusie of splitsing. Er geldt een verschillende procedure voor portefeuilleoverdracht resp. fusie of splitsing van een schadeverzekeraar resp. van een levensverzekeraar, die hierna worden 16
WTV 1993 daarbij een schriftelijke overeenkomst. In afwijking van genoemde bepalingen kan een verzekeraar wel één of enkele overeenkomst(en) overdragen op schriftelijk verzoek van de betrokken verzekeringnemer(s). Indien de PVK tegen de ingediende ontwerpovereenkomst aanvankelijk geen bedenkingen heeft, doet de verzekeraar hiervan mededeling in de Staatscourant en in eventuele andere door de PVK te bepalen media, in de regel drie landelijke dagbladen. De WTV 1993 voorziet verder in een collectief verzetrecht door ten minste 25 procent van de polishouders c.q. het verzekerd kapitaal. De verzettermijn wordt in de regel gesteld op dertig dagen. Na afloop daarvan verleent de PVK toestemming, mits geen verzet is aangetekend van de hiervoor bedoelde omvang en ook overigens bij haar geen bedenkingen tegen de voorgenomen overdracht (meer) bestaan. De gerealiseerde overdracht moet de verzekeraar opnieuw publiceren in de Staatscourant met vermelding van de datum van overdracht. Deze publicatie vereist voorafgaande goedkeuring van de PVK.
toestemming van de PVK. Bij een aanvraag om toestemming voor omzetting moet de verzekeraar een ontwerp-notariële akte met alle ter toelichting dienende bescheiden bij de PVK indienen. Ook voor een gerealiseerde omzetting van rechtsvorm is publicatie in de Staatscourant voorgeschreven. Deze publicatie vereist eveneens voorafgaande goedkeuring van de PVK.
6 Internationale toezichtaspecten 6.1 Dienstverrichting Verzekeraars met zetel in Nederland die diensten willen verrichten naar een andere EU-lidstaat moeten de PVK hierover schriftelijk inlichten. Daarbij moeten zij opgeven welke typen schaderisico’s in die lidstaat zullen worden gedekt of welke levensverzekeringsovereenkomsten daar zullen worden gesloten. Indien de verzekeraar aan alle vereisten voldoet, doet de PVK binnen één maand aan de toezichthouder in de betrokken lidstaat mededeling van de ontvangen gegevens. Tevens zendt de PVK daarbij een solvabiliteitscertificaat en een opgaaf van de branches waarvoor de verzekeraar een vergunning
Ook een omzetting van rechtsvorm is alleen mogelijk met 17
bezit. De verzekeraar ontvangt gelijktijdig bericht en mag dan met dienstverrichting starten. De betrokken toezichthouder kan opgaaf doen van bepalingen van algemeen belang, die de verzekeraar in de desbetreffende lidstaat in acht moet nemen.
een solvabiliteitscertificaat mee. De betrokken toezichthouder doet binnen twee maanden na zijn ontvangstbevestiging opgaaf van de bepalingen van algemeen belang die de verzekeraar in de desbetreffende lidstaat in acht moet nemen. Het bijkantoor mag zijn activiteiten starten nadat die bepalingen hem zijn meegedeeld. Het bijkantoor mag in elk geval starten twee maanden na de ontvangstbevestiging. Over zowel dienstverrichting als over een bijkantoor moet een verzekeraar per land en per branche jaarlijks enkele financiële gegevens verstrekken aan de PVK.
6.2 Bijkantoren Verzekeraars met zetel in Nederland die een bijkantoor willen openen in een andere EUlidstaat, moeten de PVK hierover schriftelijk inlichten. Zij moeten daarbij een programma van werkzaamheden overleggen. Hierin wordt met name vermeld welke schaderisico’s in die lidstaat zullen worden gedekt of welke levensverzekeringsovereenkomsten daar zullen worden gesloten. Ook moet daarin de organisatiestructuur worden beschreven. Tevens moeten worden opgegeven het adres van het bijkantoor en gegevens over de wettelijke vertegenwoordiger. Deze wettelijke vertegenwoordiger wordt door de PVK getoetst op deskundigheid en betrouwbaarheid. Indien de verzekeraar aan alle eisen voldoet, doet de PVK binnen drie maanden aan de toezichthouder in de betrokken lidstaat mededeling van de ontvangen gegevens. Zij stuurt
7 Vrijstellingen De WTV 1993 is onder andere geheel of gedeeltelijk niet van toepassing op schadeverzekeraars van beperkte omvang met de rechtsvorm van een onderlinge waarborgmaatschappij. Het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 onderscheidt twee categorieën van schadeverzekeraars die geheel zijn vrijgesteld en één categorie die gedeeltelijk is vrijgesteld van de bepalingen van de WTV 1993. De eerste categorie zijn de onder18
lingen met maximaal 200 leden en een jaarlijks bruto premieinkomen van maximaal € 91.000,-. De tweede categorie zijn de onderlingen met maximaal 3000 leden en € 455.000,- bruto premie-inkomen. Beide categorieën mogen slechts één verzekeringsbranche voeren en zijn volledig vrijgesteld van het solvabiliteitstoezicht. Het verschil tussen beide is dat de tweede categorie het verzekeringsrisico moet hebben herverzekerd op een voor de PVK acceptabele wijze. Voor dit type onderlinge geldt dat tekorten statutair moeten kunnen worden omgeslagen over de aangesloten leden óf de schadevergoedingsplicht moet kunnen worden beperkt.
branches Ongevallen, Ziekte, de Aansprakelijkheidsbranches en de branches Krediet, Borgtocht en Hulpverlening voeren. Alle geheel of gedeeltelijk vrijgestelde onderlingen hebben een verklaring van de PVK nodig. Deze wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Deze maatschappijen moeten jaarlijks hun bruto premie-inkomen en ledenaantal aan de PVK opgeven. Op deze wijze wordt nagegaan of zij nog aan de criteria voor vrijstelling voldoen. Ook moeten zij hun jaarrekening en jaarverslag bij de PVK indienen.
8 Kosten van het toezicht
De derde categorie zijn de onderlingen waarvan het jaarlijks bruto premie-inkomen maximaal 1 miljoen euro bedraagt (waarbij de euro wordt vermenigvuldigd met de factor 1,64). Deze maatschappijen mogen meerdere branches voeren en vallen onder een gematigd solvabiliteitstoezicht (minimale solvabiliteitsmarge € 205.000,-) Ook moeten de voor verzekeraars gebruikelijke verslagstaten worden ingediend. Vrijgestelde onderlingen mogen niet de
De kosten van het toezicht worden jaarlijks over alle onder toezicht staande verzekeraars omgeslagen op grond van een wettelijke omslagregeling. Zij ontvangen daartoe jaarlijks een aanslag. Deze aanslag bestaat uit een vast bedrag van € 680,67 verhoogd met een bedrag dat wordt vastgesteld als een percentage van het premie-inkomen van de verzekeraar. De hoogte van het percentage wordt elk jaar opnieuw vastgesteld. De kosten19
omslag is nader geregeld in de Kostenregeling verzekeringsbedrijf 1996.
kader (september 2001); – Informatie over de toetsingsprocedure bij verzekeraars (oktober 2000); – Informatie over de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (januari 2002).
9 Publicaties De volledige wettekst en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten zijn te bestellen bij de N.V. SDU, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 99 11.
Het beleid van de PVK zoals dat is opgenomen in de circulaires en brieven aan de verzekeraars staat eveneens op haar website.
Bij de PVK zijn onder meer de volgende publicaties te verkrijgen of te downloaden van de website van de PVK (www.pvk.nl):
10 Adressen Hieronder volgen de adressen van enkele instanties die het verzekeringsbedrijf tot hun werkterrein hebben:
– Overeenkomsten van levensverzekering (1993); – Aanvulling op het rapport Overeenkomsten van levensverzekering (1996); – Brief over financiële derivaten (24 april 1995); – Brief over begrenzingen aanvullende verzekeringen (21 december 1995); – Beleidsregels informatieverstrekking aan verzekeringnemers (11 januari 1999); – Actuariële principes levensverzekering (3e druk, maart 2001); – Meer transparantie betere informatie. De uitgangspunten voor een financieel toetsings-
Overheid Ministerie van Financiën Directie Financiële Markten Postbus 20201 2500 EE Den Haag Tel (070) 342 80 00 Fax (070) 342 79 05 E-mail
[email protected] Internet www.minfin.nl SER (Sociaal-Economische Raad) Postbus 90405 2509 LK Den Haag Tel (070) 349 96 11 Fax (070) 383 25 35 20
E-mail
[email protected] Internet www.ser.nl
Postbus 520 3700 AM Zeist Tel (030) 698 89 11 Fax (030) 698 83 33 E-mail
[email protected] Internet www.zn.nl
Toezichthouder Pensioen- & Verzekeringskamer Postbus 929 7301 BD Apeldoorn Tel (055) 357 66 77 Fax (055) 357 65 65 E-mail
[email protected] Internet www.pvk.nl
NVA (Nederlandse Vereniging van Assurantieadviseurs en financiële dienstverleners) Postbus 235 3800 AE Amersfoort Tel (033) 464 34 64 Fax (033) 462 20 75 E-mail
[email protected] Internet www.nva.nl
Klachtenbemiddeling Stichting Klachteninstituut Verzekeringen Postbus 93560, 2509 AN Den Haag Tel (070) 333 89 99 Fax (070) 333 89 00 E-mail
[email protected] Internet www.klachteninstituut.nl
NBVA (Vereniging van onafhankelijke financiële en assurantieadviseurs) Postbus 6152 4000 HD Tiel Tel (0344) 62 02 00 Fax (0344) 61 79 28 E-mail
[email protected] Internet www.nbva.nl
Ombudsman Zorgverzekeringen Postbus 93560, 2509 AN Den Haag Tel (070) 333 89 99 Fax (070) 333 89 00
NVGA (Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigde Assurantiebedrijven) Postbus 1568 3800 BN Amersfoort Tel (033) 433 46 68 Fax (033) 433 40 65 E-mail
[email protected] Internet www.nvga.org Deze brochure geeft alleen
Koepelorganisaties Verbond van Verzekeraars Postbus 93450 2509 AL Den Haag Tel (070) 333 87 77 Fax (070) 333 85 10 E-mail
[email protected] Internet www.verzekeraars.nl Zorgverzekeraars Nederland 21
algemene informatie. Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met de Toezichtslijn, tel. (0900) 530 05 30 (€ 0,35 per gesprek), of onze website bezoeken (www.pvk.nl).
Colofon Redactie Pensioen- & Verzekeringskamer Ontwerp en productie HARLON Communicatie B.V. Drukwerk GVO Grafisch Bedrijf
22
P V K I N F O R M AT I E
Januari 2002