[publicatie in Naerdincklant, 2013] Leo ten Hag/Paul Klinkenberg
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG EEN ONDERZOEK NAAR WOII SPOREN IN DE OMGEVING VAN NIJMEGEN
Inleiding In maart van dit jaar is door Paul Klinkenberg binnen de AWN afdeling Nijmegen en omstreken de ‘Werkgroep Archeologie van de Tweede Wereldoorlog’ opgericht. Het landschap in de omgeving van Nijmegen is rijk aan sporen en materiële resten uit deze oorlog. Er is een groeiende belangstelling om hier onderzoek naar te doen en er is in de regio veel kennis aanwezig over dit bodemarchief. De Werkgroep stelt zich onder andere ten doel deze kennis te bundelen en in publicaties voor een breder publiek te ontsluiten. De Werkgroep verricht ook eigen (veld)onderzoek. In dit artikel geven wij een overzicht van ons onderzoek op de ten zuidoosten van Nijmegen gelegen Duivelsberg.
Waarom de Duivelsberg? Het militaire landschap van de Duivelsberg is gevormd in de periode van september 1944 tot en met februari 1945. Op 17 september begon Operatie Market Garden: het plan van de geallieerden om de bruggen bij Eindhoven, Grave, Nijmegen en Arnhem op de Duitsers te veroveren. Zo zou er een corridor gevestigd worden waarlangs de grondtroepen naar Arnhem en van daaruit naar Duitsland (naar het voor de Duitse oorlogsindustrie belangrijke Roergebied) zouden kunnen doorstoten. Op deze wijze zou het einde van de oorlog bespoedigd kunnen worden.
2
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
De frontlinie op 11 september 1944
Het kaartje hierboven geeft weer waar in september de frontlinie liep; luchtlandingstroepen werden ingezet om de achter de Duitse linies gelegen bruggen te veroveren. De opdracht van de Amerikaanse 82e luchtlandingsdivisie, onder commando van generaal James Gavin, luidde: “The 82d Airborne Division will seize and hold the bridges at Nijmegen and Grave (…). The capture and retention of the high ground between Nijmegen and Grosbeek is imperative in order to accomplish the division’s task”.1 Het gaat in dit citaat met name over het in bezit nemen en houden van de hoge grond tussen Groesbeek en Nijmegen. Gavin benadrukt in deze brief verschillende malen het grote belang hiervan. Het alleen in bezit hebben van de bruggen zou volgens hem ‘absolutely worthless’ zijn zolang de vijand de controle over de heuvels in de directe nabijheid zou hebben: “(…) he could have destroyed the bridges by shellfire or at least denied their use constantly if we permitted him to hold the high ground”. 2 Het bezit van de Duivelsberg (of Wylerberg zoals deze toen heette, naar het nabijgelegen Duitse dorp Wyler3, of ‘hill 75.9’ zoals de militaire aanduiding luidde), als deel van de hoge grond tussen Groesbeek en Nijmegen betekende daarbij ook de controle over de weg van Wyler via Beek naar het ten zuiden van de Waalbrug gelegen Hunnerpark. Zolang de geallieerden de Duivelsberg niet in handen hadden konden de Duitsers versterkingen via genoemde weg aanvoeren naar de Waalbrug in Nijmegen en zo de geallieerde opmars tegenhouden. Aan het begin van de Amerikaanse luchtlandingen was de Duivelsberg bezet door troepen van de Kampfgruppe Fürstenberg; zij hadden posities ingenomen op de oostelijke, noordelijke en westelijke helling. De A‐compagnie van het 508e Parachute Infantry Regiment (PIR)4 onder commando van luitenant John Foley kreeg op 19 september de opdracht om de Duivelsberg op de Duitsers te veroveren. Volgens De Groot was het gevecht om de Duivelsberg “een van de opmerkelijkste acties in de gevechten van de Amerikaanse luchtlandingstroepen bij Nijmegen 5. Dit blijkt volgens hem onder andere uit het feit dat kolonel Lindquist, commandant van het 508e PIR, maar liefst twee pagina’s van zijn in totaal twaalf pagina’s tellende verslag over de gevechtshandelingen van dit regiment in Nederland aan de verovering van de Duivelsberg besteedde.
3
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
Para's van het 508th PIR, nadat zij de Duivelsberg hadden veroverd
Foley en zijn mannen wisten de heuvel de veroveren en zij groeven zich in op de top; er werden voorposten uitgezet onder aan de helling, op dakhoogte van het toenmalige hotel Startjeshof. De strijdmacht, bestaande uit twee pelotons van de A‐compagnie, versterkt met een peloton van de G‐compagnie, wist de hoogte tegen zware Duitse aanvallen te behouden. In totaal kregen zij gedurende vijf dagen een viertal aanvallen op compagniesterkte te verduren.
De frontlinie vanaf oktober 1944 tot aan februari 1945
Na de geallieerde verovering van de Waalbrug en de opgave van de strijd rondom de brug bij Arnhem trad er een stabilisatie van het front op. Men was gedurende een aantal maanden, in de woorden van oorlogsveteraan James Megellas, “bogged down in a defensive struggle, with
4
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
neither side able to mount an offensive”.6 In november 1944 werd de 82e luchtlandingsdivisie afgelost door de 2e Canadese infanteriedivisie. De door de Amerikanen gevestigde frontlinie (met daarin de Duivelsberg) bleef de hele winter ongewijzigd. Op 8 februari 1945 begon Operatie Veritable: de grootscheepse aanval van de geallieerden op het Rijnland. De periode van Nijmegen en omgeving als frontgebied was daarmee voorbij.
Het onderzoek Met ons onderzoek beogen wij een reconstructie te geven van het militaire landschap op de Duivelsberg. Of anders geformuleerd: hoe is het landschap in de periode september 1944 – februari 1945 door de oorlogvoerende partijen veranderd? We denken hierbij aan de aanleg van verdedigingswerken (loopgraven, schuttersputten, etc.), de inrichting van commandoposten, opslagruimtes. We registreren ook de ten gevolge van oorlogshandelingen ontstane schade, waarbij we letten op vernielde (en al dan niet na de oorlog gerestaureerde) gebouwen, granaatinslagen, kogelgaten, etc. Achtergebleven materiële resten (munitie, uitrustingstukken) worden tijdens het onderzoek eveneens geïnventariseerd.7
Topografische kaart uit 1935
We proberen tevens te achterhalen welke legeronderdelen, zowel geallieerde als Duitse, zich waar op de Duivelsberg in de genoemde periode hebben bevonden. Het bestuderen van diverse regimentsgeschiedenissen (o.a. van het voor de Duivelsberg belangrijke 508e PIR) kan hier inzicht in geven. We raadplegen ook de inmiddels overstelpende hoeveelheid websites van verschillende legeronderdelen. Deze bevatten naast een omschrijving van de gevechtshandelingen per onderdeel vaak ook een rubriek met herinneringen van oorlogsveteranen. Archieven van bedrijven die zich bezig hebben gehouden met het ruimen van achtergebleven munitie moeten ons ook op weg kunnen helpen. Waar welke munitie is gevonden zegt iets over het soort gebruikte wapens en geeft antwoord op de vraag of zich hier een mortierstelling, mitrailleursnest, etc. heeft bevonden en van welke strijdende partij. Waar een legeronderdeel of individuele militair positie heeft gekozen (zich heeft ingegraven) wordt ook bepaald door de gesteldheid van het terrein. De Duivelsberg zag er zeventig jaar geleden anders uit dan nu. Oude kaarten, vooroorlogse wandelgidsen, oude ansichtkaarten kunnen inzicht geven in hoe het landschap er in de onderzochte periode uit gezien moet hebben. Het gaat hierbij onder andere om de begroeiing, de aanwezigheid van (inmiddels verdwenen) wegen en gebouwen. Bij deze landschapsreconstructie kan uiteraard ook de hulp van natuurorganisaties ingeroepen worden. Naast dit literatuur‐ en bronnenonderzoek is onze Werkgroep sinds juli van dit jaar ook met veldonderzoek begonnen. We hebben voor dit onderzoek toestemming verkregen van
5
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
Staatsbosbeheer, de verantwoordelijke autoriteit. Het onderzoek is te omschrijven als een veldverkenning: het beperkt zich tot inventariseren en registreren van aangetroffen sporen en materiële resten. Er wordt dus niet opgegraven. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste willen we een op zijn minst globaal overzicht proberen te krijgen van de aanwezige sporen. In combinatie met het literatuur‐ en bronnenonderzoek kunnen we vaststellen welke locatie van belang is om nader te worden onderzocht. Een tweede reden houdt verband met de vergunning die wij van Staatsbosbeheer hebben verkregen; deze organisatie heeft als voorwaarde gesteld dat het terrein, een beschermd natuurmonument, zo min mogelijk wordt verstoord. Het is ons daarom (vooralsnog) niet toegestaan opgravingen te verrichten.8 Onze werkwijze is als volgt: we zetten een per dag te onderzoeken vak uit met behulp van jalons. Het onderzochte vak wordt op kaart aangegeven. Op deze manier zorgen we ervoor dat geen stukken terrein worden overgeslagen. Aanvankelijk was het onze bedoeling om vakken van exact 50 bij 50 meter in noord‐zuid richting uit te zetten. De xy‐coördinaten van de vier hoeken van een vak worden vervolgens op kaart overgebracht, zodat we uiteindelijk een dekkend patroon van vakken zouden hebben. In de praktijk bleek dit niet haalbaar: in een dichtbegroeid en glooiend terrein is een dergelijke nauwkeurigheid niet of naar zeer veel moeite bereikbaar. Gezien de omvang van het terrein (vele honderden vakken van 50 bij 50 meter) zou het grootste deel van de beschikbare tijd opgaan aan een soort ‘landmeten’. In plaats hiervan zetten we een vak uit met gebruikmaking van herkenningspunten in het terrein: greppel, bospad, rand van een weiland.
Met jalons afgezette schuttersput
Een aldus uitgezet vak wordt vervolgens in linie ‘afgelopen’. Een vermoedelijk spoor wordt door elk van de deelnemende onderzoekers gemarkeerd met een piketpaal. Vervolgens wordt door het team onderzoekers gezamenlijk (gemiddeld drie à vier personen) beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van een WOII spoor. Indien dit het geval is, dan wordt het spoor ingemeten met xy‐coördinaten (hierbij maken we gebruik van GPS via mobiele telefoon), gefotografeerd, gemeten (breedte, lengte, soms ook diepte) en omschreven. Met betrekking tot dit laatste hebben wij een lijst met definities opgesteld, zodat er uniformiteit in de wijze van omschrijving bestaat. Met behulp van de opgenomen coördinaten worden de sporen op kaart overgebracht; zo kan wellicht een patroon in de verdedigingswerken worden ontdekt en dit draagt bij tot de reconstructie van het militaire landschap. Zoals hierboven aangegeven zijn we sinds (eind) juli met dit veldonderzoek bezig. Nog niet alle tot nog toe geregistreerde sporen zijn op kaart weergegeven en voor zelfs voorzichtige conclusies is het nog te vroeg. Om een idee te geven laten we hiernaast toch een eerste ‘resultaat’ zien van de eerste velddag.
6
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
Lokaties van sporen opgenomen in een GIS
Besluit Het hier beschreven onderzoek is ontstaan uit belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog zoals deze zich heeft afgespeeld in de omgeving van Nijmegen in de periode september 1944‐ februari 1945. Door expliciet aan te geven hoe wij tot een reconstructie van het militaire landschap zijn gekomen maken wij het overdragen van de door ons vergaarde kennis mogelijk. Het gaat hierbij om overdracht van kennis en ervaring aan archeologen en historici, maar uitdrukkelijk ook aan niet direct wetenschappelijk geïnteresseerden. Wellicht kan de door ons gehanteerde werkwijze, met eventuele aanpassingen, voor onderzoek elders gebruikt worden zoals wij ook van andere wetenschappelijke onderzoeken gebruik maken. Hoe kunnen en willen wij de ‘niet‐direct wetenschappelijk geïnteresseerden bereiken? Om te beginnen is dit niet helemaal een vrijblijvende vraag. Zoals we in dit artikel hebben aangegeven hebben wij toestemming moeten vragen aan Staatsbosbeheer om het terrein te mogen onderzoeken. Dit geeft al de noodzaak om uit te leggen waarom wij dit onderzoek willen doen (en hoe) en ook om de resultaten straks kenbaar te maken. Dit laatste zullen wij ook doen met het oog op de wens om in ieder geval een deel van de geïnventariseerde en beschreven sporen weer in min of meer oorspronkelijke staat terug te brengen. Het zichtbaar maken van de overblijfselen van oorlogshandelingen maakt de in de (wetenschappelijke) literatuur beschreven gebeurtenissen zeer concreet en tastbaar: hier, op deze plaats in wat nu vaak uitsluitend als natuur‐ en recreatiegebied wordt gezien, heeft zich de strijd afgespeeld. Het middel van ‘visualisering’, om het hedendaagse modewoord te gebruiken, zullen wij, naast publicaties en lezingen, ook hanteren om een breder publiek te bereiken. Foto's en illustraties: P. Klinkenberg AWN Werkgroep Archeologie van de Tweede Wereldoorlog Coördinator en contactpersoon: Paul Klinkenberg
[email protected]
7
ARCHEOLOGIE OP DE DUIVELSBERG
Auteursinformatie Leo ten Hag is historicus en freelance wetenschappelijk onderzoeker. Hij heeft gepubliceerd over lokale en regionale geschiedenis en is actief in de Werkgroep Archeologie van de Tweede Wereldoorlog van AWN Afdeling Nijmegen e.o. Tevens werkt hij aan een studie over de Engelse archeoloog en historicus R.G. Collingwood (1889‐1943). Daarnaast is hij parttime werkzaam bij de afdeling publieksinformatie van de gemeente Nijmegen. 1
Geciteerd in ‘Market reflections’ by James Gavin to Captain Westover (historical officer), 5 juli 1945
2
Idem. Misschien legt Gavin in deze brief het accent op het belang van de hoge grond om te verklaren waarom de Amerikaanse aanval op de Waalbrug op de eerste dagen na de landing niet werd doorgezet. De ‘late’ verovering van de Waalbrug is volgens sommigen (mede)oorzaak voor het uiteindelijk mislukken van Market Garden; zie hiervoor Poulussen, Lost at Nijmegen, p. 65
3
Het gebied dat wij onderzoeken behoorde indertijd tot Duitsland; na de oorlog werd het door Nederland geannexeerd als compensatie voor geleden (oorlogs)schade
4
Dit PIR was één van de drie regimenten waaruit de 82e luchtlandingsdivisie was samengesteld. De andere twee regimenten waren het 504e en 505e
5
De Groot, Als sterren van de hemel, p. 111
6
Megellas, All the way to Berlin, p. 207
7
Veel materiële resten zijn tot nog toe niet door ons aangetroffen en er bestaan ook geen hoge verwachtingen hieromtrent. Ons onderzoeksgebied wordt al decennialang door metaaldetectoramateurs bezocht en het merendeel van de resten is verdwenen
8
Er bestaat wel belangstelling binnen Staatsbosbeheer om een aantal sporen duidelijker zichtbaar te maken ofwel, zoals het tegenwoordig heet, te visualiseren en daarmee ‘beleefbaar’ te maken. Voorlopig is dit echter nog niet aan de orde
Geraadpleegde bronnen en literatuur Groot, Norbert A. de, Als sterren van de hemel. De oorlog in het Rijk van Nijmegen – 1944 (Weesp, 1984, 3e gewijzigde druk; 1e druk 1977) Kershaw, Robert J., It never snows in september. The German view of Market Garden and the Battle of Arnhem, september 1944 (Surrey 2007) Market reflections by James Gavin to captain Westover (historical officer), 5 july 1945 (www.508pir.org/voices/g/gavin_jm_03a.htm) Megellas, James, All the way to Berlin. A paratrooper at war in Europe (New York, 2003) Michels, Wilhelm en Peter Sliepenbeek (red.), Niederrheinisches Land im Krieg. Ein Beitrag zur Geschichte des Zweiten Weltkrieges im Landkreis Kleve (Kleve, 1975, 4e druk;1e druk 1964) Nordyke, Phil, All American all the way. From Market Garden to Berlin. A combat history of the 82nd Airborne Division in World War II (Minneapolis 2010, paperback; hardcover 2005) Poulussen, R.G., Lost at Nijmegen (z.p. 2011)