Onderzoek naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dienst Ruimtelijke Planning
planMER in functie van ruimtelijke uitvoeringsplan(nen) Niet technische samenvatting
Colofon Opdrachtgever: Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen tel.: 03 240 66 00 fax: 03 240 66 79
[email protected] contactpersoon: Johan Arnauw
[email protected] 03/240 56 81 Dossiernummer: ROPR/06-75 Opdrachthouder: Grontmij Hanswijkvaart 51 2800 Mechelen contactpersoon: Jeroen Bastiaens
[email protected] 015/45 13 00 Projectteam: Xenia Goessens Katrien Van den Bergh Jeroen Bastiaens Gert Weymans Rebecca Devlaeminck Jan Verstraeten Guy Putzeys Rik Houthaeve
Projectnummer: 244682 Dossier:
PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Inhoud 1. 1.1. 1.2. 1.3. 2. 2.1. 2.2. 3. 3.1. 3.2. 4. 4.1. 4.2. 5. 5.1. 5.2. 6. 6.1. 6.2. 7. 7.1. 7.2. 8. 8.1. 8.2. 9. 9.1. 9.2. 10. 10.1. 10.2. 11.
Planbeschrijving 5 Situering van het plan ....................................................................................... 5 Beschrijving van het plan ................................................................................... 5 Overwogen alternatieven ................................................................................... 8 Mobiliteit 9 Beschrijving referentietoestand........................................................................... 9 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 11 Geluid en trillingen 13 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 13 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 15 Lucht 16 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 16 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 16 Bodem 17 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 17 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 17 Grondwater 18 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 18 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 18 Oppervlaktewater 19 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 19 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 19 Fauna en flora 20 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 20 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 20 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 22 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 22 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 22 Mens (socio-organisatorische aspecten) 24 Beschrijving referentiesituatie........................................................................... 24 Effectbespreking en milderende maatregelen ...................................................... 24 Synthese 27
3 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Kaarten Kaart 3-1 Kaart 3-2 Kaart 9-1 Kaart 9-2 Kaart 10-1 Kaart 11-1 Kaart 12-1 Kaart 12-2 Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart
12-3 13-1 14-1 15-1 16-1
Kaart Kaart Kaart Kaart
16-2 16-3 16-4 17-1
Situering op de topografische kaart Situering op de luchtfoto Situering op de wegenkaart Situering van de fietsroutes in de omgeving Situering van de geluidsmeetpunten op het gewestplan Situering van het luchtmeetpunten Situering op het digitaal hoogtemodel Situering op de bodemkaart met weergave van de beschrijvende bodemonderzoeken (BBO), de bodemsaneringsprojecten (BSP) en de grondwaterwinningen Situering op de langbouwtyperingskaart Situering van de kwelgebieden Situering op de VHA met weergave van de overstromingsgebieden Situering op de biologische waarderingskaart Situering op de landschapsatlas met weergave van de beschermingen en de archeologische vindplaatsen Situering op de Ferrariskaart Situering op de Vandermaelenkaart Landschapskenmerkenkaart Situering op de grondgebruikskaart volgens de BWK
4 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
1. Planbeschrijving 1.1.
Situering van het plan
Voorliggend planMER wordt opgemaakt om de milieueffecten in kaart te brengen die gepaard gaan met de realisatie van regionale bedrijvigheid in de gemeente Willebroek. Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid is in het zuiden van de Provincie Antwerpen en meer bepaald binnen de gemeente Willebroek gelegen (zie kaarten 3-1 en 3-2). De gemeente Willebroek grenst in het noorden aan de gemeente Boom, in het oosten aan de stad Mechelen, in het westen aan de gemeente Puurs (Breendonk) en in het zuiden aan de gemeente Kapelle-op-den-Bos. De zuidelijke gemeentegrens valt samen met de provinciegrens. Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid situeert zich tussen twee grote noord-zuid infrastructuren, nl. de A12 en de E19 die de belangrijkste verbindingswegen vormen tussen Antwerpen en Brussel. De A12 vormt de grens tussen de gemeenten Puurs en Willebroek. 1.2.
Beschrijving van het plan
Aan de hand van de bepalingen in het ‘Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen’ en het ‘Kaderplan voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van de Brabantse Poort’ komt het vooropgestelde onderzoeksgebied in aanmerking voor regionale bedrijvigheid. Conform de huidige provinciale taakstelling kan een regionaal bedrijventerrein van 50 to 170 ha1 ontwikkeld worden. Het ruime onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid wordt afgebakend door het Fort Van Breendonk in het noorden, het Zeekanaal in het oosten, de provinciegrens in het zuiden en de A12 in het westen. Zowel in het Kaderplan voor de Brabantse Poort als in de structuurplannen wordt expliciet aangegeven dat het gebied, gezien de ligging nabij belangrijke infrastructuren, potenties heeft voor de sector van transport, distributie en logistiek (TDL). Om de meest geschikte locatie voor regionale bedrijvigheid binnen het ruime onderzoeksgebied te bepalen, werd, voorafgaand aan voorliggend planMER, een analyse van het onderzoeksgebied uitgewerkt. In eerste instantie werden op basis van economische, planologische, ruimtelijke, juridische en milieukundige criteria randvoorwaarden gedefinieerd. De belangrijkste randvoorwaarden vanuit milieuoogpunt worden hieronder samenvattend opgelijst: - maximaal vrijwaren van de aanwezige beekvalleien en respecteren van voldoende afstand tot de beekvalleien, teneinde een ecologische ontwikkeling van de beek mogelijk te maken - behoud van het tracé van de waterlopen, respecteren van het kombergend vermogen en waterlopen maximaal integreren in groenstructuren - respecteren van een minimale afstand tussen bedrijvigheid en bewoning, teneinde de hinder voor de woonomgeving te beperken - ecologisch waardevolle gebieden vrijwaren en kleine landschapselementen indien mogelijk integreren in het bedrijventerrein 1
Zie paragraaf 3.3 ‘Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen: provinciale taakstelling’
5 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
-
-
-
voorzien van een rechtstreekse ontsluiting op het bovenlokale wegennet, een ontsluiting via het Zeekanaal, vracht- en sluipverkeer in woonstraten vermijden en geen ontsluitingswegen langsheen woonkernen voorzien. gezien de overheersende zuidwestenwind dient het bedrijventerrein zo ver mogelijk van bewoning in noordoostelijke richting te liggen, m.a.w. het bedrijventerrein wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de A12 gelokaliseerd. voor de bepaling van de locatie van sevesobedrijven dient de aangeduide veiligheidszonering uit het ruimtelijk veiligheidsrapport te worden gerespecteerd. Er mogen geen sevesobedrijven opgericht worden in of nabij waardevolle of bijzonder kwetsbare gebieden.
Vervolgens werden de randvoorwaarden en aandachtspunten vertaald naar structuurbepalende elementen. Deze structuurbepalende elementen werden ingedeeld in elementen vanuit de omgeving en elementen vanuit het programma. Er worden drie belangrijke structuurbepalende elementen vanuit de omgeving onderscheiden: - bewoning: de aanwezige woonclusters, m.n. clusters van woningen gelegen in een daartoe bestemde zone volgens het gewestplan of volgens een goedgekeurde en niet-vervallen verkaveling; - water: de bosbeek en de aanwezige zijlopen worden als structurerend element beschouwd. Het effectief overstromingsgevoelig deel van de beekvallei wordt als minimaal afstandcriterium voor bedrijvigheid gehanteerd; - ontsluiting: vanuit het principe uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen om regionale bedrijventerreinen rechtstreeks te ontsluiten naar een primaire (of secundaire) weg, wordt een veilige en vlotte verkeersafwikkeling van de verkeersstromen naar de A12 of de N16 vooropgesteld zonder de bestaande woonkernen te doorsnijden. In het kader van multimodaliteit wordt eveneens ontsluiting via het Zeekanaal vooropgesteld en wordt de mogelijkheid tot spoorontsluiting onderzocht. In onderstaande figuur worden de structuurbepalende elementen van het plangebied weergegeven.
Figuur 1-1: Situering van de structuurbepalende elementen vanuit de omgeving
6 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Tevens is het belangrijk rekening te houden met de structuurbepalende elementen vanuit het programma. Deze omvatten: schaal: terreingrootte tussen 50 en 100 ha, rechthoekige kavels van 1 tot 5 ha; ontsluiting: multimodale ontsluiting en aangepaste bedieningswegen voor interne wegenis; functionele verweving: grootschalige gemengde bedrijventerreinen voorzien in logistieke dienstverlening met een verweving van productieactiviteiten; buffering: om de impact op de omgeving tot een minimum te beperken wordt de nodige buffering inzake water (vasthouden en vertraagd afvoeren), groen (beperken hinder en landschappelijk inpassing bedrijvigheid) en milieu (beperking verspreiding brandbare en toxische stoffen) voorzien. Rekening houdend met bovenstaande structurerende elementen werden twee mogelijke inplantingsplaatsen (zoeklocaties) afgelijnd, nl zoekzone A en zoekzone B. De zoeklocaties en hun respectievelijke ontsluitingsmogelijkheden worden weergegeven op onderstaande figuur. De zoeklocatie A omvat ca. 110 ha. Voor de ontsluiting van de zoeklocatie A via de A12 is een nieuw aan te leggen knooppunt op de A12 noodzakelijk. De ontsluiting wordt gericht naar het in het streefbeeld van de A12 voorgestelde knooppunt Londerzeelindustrie (zie figuur 1-2). Deze knoop is echter niet op het grondgebied van de gemeente Willebroek gelegen, maar situeert zich op het grondgebied van de gemeente Londerzeel waarbij de ontsluitingsweg op het grondgebied van de gemeente Kapelle-opden-Bos komt te liggen. Tevens worden de mogelijkheden onderzocht om het vrachtverkeer van de reeds aanwezige bedrijvigheid ten zuiden van deze zoeklocatie (ter hoogte van Kersdonk) rechtstreeks af te wikkelen op de A12 waardoor de kern van Tisselt niet langer wordt overbelast. De zoeklocatie B bedraagt ca. 50 ha. De ontsluiting van zoeklocatie B naar het hogere wegennet is gericht op de N16. De aanwezige bedrijvigheid ten noorden van Tisselt wordt mee opgenomen in de zoeklocatie zodat het huidige vrachtverkeer rechtstreeks op de N16 kan worden afgewikkeld. Hierdoor kan de bewoning in Tisselt en in de Breendonkstraat ontlast worden van doorgaand vrachtverkeer en krijgt de toekomstige bedrijvigheid ook toegang tot het Zeekanaal. Om een gefaseerde ontwikkeling mogelijk te maken is een onderlinge verbindingsweg tussen de zoeklocaties A en B wenselijk. Er wordt dan ook de mogelijkheid onderzocht om zoeklocatie B te ontsluiten via de verbindingsweg tussen de zoeklocaties A en B.
7 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
In het planMER werd een mogelijke verbindingsweg tussen zoeklocatie A en zoeklocatie B onderzocht. Tevens werd de ontwikkeling van bedrijvigheid langsheen deze verbindingsweg op milieueffecten onderzocht. Doorheen het plangebied ligt in NZ-richting een verlaten spoorwegtracé (lijn 61) die vroegere aantakte op de spoorlijn Mechelen – Gent (lijn 53). Deze spoorverbinding gaat door de kern van Ramsdonk (Kapelle-op-den-Bos) en is hier grotendeel bebouwd. Een ontsluiting van beide zoeklocaties per spoor werd onderzocht maar niet haalbaar geacht, aangezien het reactiveren van deze spoorlijn niet mogelijk is zonder ingrijpende onteigeningen en zonder nefaste gevolgen op de leefbaarheid in Ramsdonk. 1.3.
Overwogen alternatieven
Nulalternatief De realisatie van het regionale bedrijventerrein kadert binnen de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen. Doordat het gebied in het RSV opgenomen is als economisch knooppunt, kan dit gebied dan ook een rol spelen in het invullen van de provinciale taakstelling inzake bedrijvigheid. Daarenboven is het gebied eveneens opgenomen in het Kaderplan voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Brabantse Poort: actie 15 stelt dat dit gebied aangeduid is voor de ontwikkeling als regionaal bedrijventerrein voor gemengde ontwikkeling of gericht op transport, distributie of logistiek. Aangezien de ontwikkeling van het gebied i.f.v. regionale bedrijvigheid reeds vastgelegd werd in andere besluitvormingsprocessen, wordt het nulalternatief –d.w.z. het behoud van de huidige toestand- niet als een volwaardig alternatief beschouwd. Dit alternatief komt in elke discipline echter impliciet aan bod bij de beschrijving van het geïntegreerd ontwikkelingsscenario. Inrichtingsalternatieven Inrichtingsalternatieven maken geen onderwerp uit van voorliggend planMER, maar zullen aan bod komen bij de eventuele latere uitwerking van het projectMER/ontheffing, die mogelijk nodig is voor het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning (namelijk indien het bedrijventerrein 50 ha of groter is of indien een van de overige rubrieken uit het MER-besluit van toepassing zijn). Daarnaast worden er in het MER suggesties / milderende maatregelen voor de verdere concretisering van het plan geformuleerd. Deze suggesties kunnen ondermeer de wijze van inrichting betreffen.
8 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
2. Mobiliteit 2.1.
Beschrijving referentietoestand
Wegennet Het plangebied wordt ingesloten door de A12 en de N16. Binnen het studiegebied takken plaatselijk lokale wegen aan op de A12 (o.a. Bessemstraat, Peetersstraat, Breendonckstraat) en de N16 (o.a. Blaasveldstraat) (zie Kaart 9-1). De A12 en de N16 (Koning Boudewijnlaan) zijn geselecteerd als Primaire wegen type I. Dit betekent dat ze een verbindende (en ontsluitende) functie hebben op Vlaams niveau. De N16-oost verknoopt momenteel met de A12 door middel van een (half) Hollands complex (ongelijkvloerse aansluiting zonder lichtenregeling). Deze knoop laat een uitwisseling tussen de primaire wegen A12 en N16-oost toe. Ten noordwesten van het studiegebied ligt de N16-west (richting Puurs, Bornem, Temse en verderdoor naar de E17 te Sint-Niklaas.); de verbinding tussen N16-oost en de N16-west verloopt over het wegvak van de A12 tussen beide delen van de N16. Verkeerstellingen tonen een jaarlijkse groei van de verkeersintensiteiten op de A12 aan. Ten noorden van het complex aan de N16 zijn er beduidend meer voertuigen waarneembaar dan net ten zuiden van het complex aan de N16. Dan weer meer richting Brussel stijgt het aantal voertuigen. Ook op de N16 is een groei waarneembaar. Over een periode van 5 jaar (2000 – 2005) werd een groei vastgesteld van 12,5 %. Dit is gelijkaardig aan de evolutie van de verkeersintensiteiten op andere gewestwegen. De bestaande bedrijvigheid aan het kanaal tussen Tisselt en Kapelle-op-den-Bos (Promat, DHL, Schenker,…) worden via Kersdonk, over de brug van Tisselt, via Brielen ontsloten naar het kruispunt van de Blaasveldstraat met de N16 (rotonde). De bedrijven die aan de noordzijde van Tisselt aan het kanaal (Westdijk) liggen, worden eveneens via de brug van Tisselt en Brielen ontsloten naar de N16. Al het vrachtverkeer dat over de brug van Tisselt aan het kerkplein passeert heeft een negatieve invloed op de verkeersleefbaarheid in Tisselt. De bestaande bedrijvigheid die in de Breendonkstraat, Baeckelmansstraat en Jozef De Blockstraat ligt, wordt via de Baeckelmansstraat en de Breendonkstraat ontsloten naar de A12. Dit verkeer zorgt voor een belasting van het kruispunt van de Breendonkstraat met de A12 en zorgt voor een aantasting van de verkeersleefbaarheid in de Breendonkstraat (tussen A12 en Baeckelmansstraat), de Baeckelmansstraat en het westelijk deel van de kern van Tisselt. Intensiteit-capaciteitsverhouding Als maximale capaciteit voor een snelweg wordt 1.800 pae/h2 per rijstrook gehanteerd. Concreet betekent dit voor de A12 per rijrichting een theoretische capaciteit van 3 x 1.800 pae/h = 5.400 pae/h. Volgende wegvakken zijn van toepassing binnen het studiegebied: - A12 ten noorden van N16 west: 2x2 rijstroken tussen aansluiting N16 west en Willebroek-Noord; verder naar het noorden (b.v. in de Rupeltunnel) zijn er terug 2x3 rijstroken - A12 tussen N16 oost en N16 west: 2 x 3 rijstroken - A12 ten zuiden van de N16 oost: 2 x 3 rijstroken - N16 oost tot aan rotonde Blaasveldstraat: 2 x 2 rijstroken, waarbij aan de aansluiting van de N16 op A12 alsook aan de rotonde van de Blaasveldstraat de N16 teruggebracht wordt op 1 rijstrook per rijrichting; 2 Pae = personen-auto-equivanten waarbij een lichte vrachtwagen wordt geteld aan 1,75 voertuigen en een zware (lange) vrachtwagen wordt geteld aan 2,5 voertuigen.
9 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
-
N16 oost vanaf de rotonde aan de Mechelsesteenweg tot in Mechelen (Heffen): hier ligt 1 rijstrook per rijrichting; de capaciteit wordt er bijkomend beperkt door de vele erftoegangen en (al dan niet verkeerslichtengeregelde) kruispunten. Op dergelijke gebiedsontsluitingswegen hanteert het CROW onder ideale omstandigheden een maximale capaciteit van 1.400 pae/h per rijstrook (Bron: CROW publicatie 164c). De capaciteit wordt echter bepaald door de zwakste schakel en kan in de praktijk dus nog een stuk lager liggen.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de intensiteit-capaciteit verhouding van de A12 en de N16 tijdens de ochtend- en de avondspits. Tabel 2-1: Intensiteit-capaciteit verhouding van de A12 en de N16 tijdens de ochtend- en avondspits richting
C
ochtend (I)
I/C
avond (I)
I/C
A12 (ten noorden van N16 west) Richting Antwerpen
5.400
3.600
3.510
65%
98%
3.250
60%
90%
Richting Brussel
5.400
3.600
2.760
51%
77%
3.200
59%
89%
A12 (tussen N16 oost en N16 west) Richting Antwerpen
5.400
3.220
60%
3.250
60%
Richting Brussel
5.400
3.720
69%
3.200
59%
Richting Antwerpen
5.400
1.970
36%
2.170
40%
Richting Brussel
5.400
2.160
40%
1.780
33%
A12 ten zuiden van N16 oost
N16 oost tussen A12 en Mechelsesteenweg Richting A12
3.600
1.800
1.340
37%
74%
970
27%
54%
Richting Mechelen
3.600
1.800
1.150
32%
64%
1.340
37%
74%
N16 oost tussen Mechelsesteenweg en Heffen / E19 Richting A12
1.400
1.140
81%
1.480
106%
Richting Mechelen
1.400
1.530
109%
1.170
84%
Op basis van bovenstaande gegevens kan gesteld worden dat er op de A12 voldoende rijstroken zijn om zowel tijdens de ochtend- als avondspits het verkeer te verwerken. Belangrijk hierbij is echter wel te vermelden dat in de huidige situatie de capaciteit op de A12 bepaald wordt door de lichtengeregelde kruispunten, de invoegstroken en weefbewegingen, en niet door de capacititeit van het wegvak. De capaciteit van de A12 wordt dus momenteel vooral bepaald door de capaciteit van de kruispunten / knooppunten. De knopen op de A12 met momenteel een hoge verzadiginggraad (A12 x N16 west, A12 x N16 oost, A12 x Breendonkstraat) kampen met een hoge tot zeer hoge verzadigingsgraad (hoge I/C verhouding). Op wegvakniveau is het belangrijkste knelpunt het deel van de A12 tussen het knooppunt met de N16 west en Willebroek-Noord. Hier zijn over een afstand van ongeveer 1 kilometer slechts twee rijstroken beschikbaar, wat tot een kritische belasting op wegvakniveau leidt (> 85%). Omdat de N16 tussen Willebroek en Heffen (aansluiting E19) niet is uitgebouwd als primaire weg en gekenmerkt wordt door vele erftoegangen en kruispunten is er een structureel capaciteitsprobleem met filevorming tijdens ochtend- en avondspits tot gevolg. Er is een lichtengeregeld kruispunt met de A12 ter hoogte van de Breendonkstraat – Veurtstraat. Dit kruispunt A12 – Breendonkstraat / Veurtstraat staat gecatalogeerd als een gevaarlijk punt 10 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Het verkeer neemt tijdens de ochtendspits toe in de richting Mechelen waardoor de hoogste belasting is waar te nemen in de omgeving van Heffen. De filevorming (belasting > 100%) heeft echter een terugslageffect op de rest van de N16. In de richting van de A12 is de verkeersdruk het hoogst op het wegvak tussen A12 en Mechelsesteenweg. De weginrichting laat op dit wegvak (zelfs op plaatsen met 2x1 rijstrook) toe om dit verkeer te verwerken; de meest kritische schakel op dit wegvak is het knoppunt aan de Blaasveldstraat. Andere lokale wegen zijn niet allemaal aan weerszijden aangetakt op de A12. De Bessemstraat sluit enkel aan op de A12 aan de oostzijde. Ter hoogte van de dancing Carré is een korte uit- en invoegstrook voorzien. Ter hoogte van de Peeterstraat is de in- en uitrit zeer kort. Sommige percelen hebben nog een rechtstreekse perceelstoegang op de A12. De inrichting van deze kruispunten voldoet niet aan de inrichtingsprincipes van een primaire weg. Kadevoorzieningen thv. Zeekanaal Het plangebied grenst aan de Zeeschelde (kanaal Brussel-Schelde). In het onderzoeksgebied zelf zijn momenteel volgende kadevoorzieningen aanwezig: - kadevoorzieningen Alural (tussen de kern van Tisselt en de N16): in gebruik door de bedrijven Alural en Piessens / Clymans; er is nog een ruime restcapaciteit aanwezig op deze kade; - kadevoorzieningen Promat / Eternit (ten zuiden van de kern van Tisselt); aanvoer via pijpleiding Promat; omwille van het intensieve gebruik kampt deze kade met een gebrek aan capaciteit; om dit te verhelpen wordt een bijkomende wachtkade gebouwd. Openbaar vervoer De dichtst bijzijnde stations liggen op 2 à 3 km van het plangebied: het gaat om het station van Willebroek (op lijn 54 Mechelen – Sint-Niklaas – Gent) en Kapelle-op-den-Bos (lijn 53 Mechelen – Dendermonde – Gent). Het plangezbied wordt ontsloten door 3 buslijnen en een snelbuslijn. Fietsroutes Het jaagpad langs het Kanaal Brussel-Rupel is geselecteerd als hoofdroute (non-stop-fietsroute). Komende van Breendonk is de route Veurtstraat – Breendonkstraat – Baeckelmansstraat geselecteerd als functionele fietsroute3 in de oost-west richting. In de noordzuid richting is de oude spoorwegbedding Leireke (Oude Spoorbaan – Akkerlaan) geselecteerd als functionele fietsroute. Binnen het plangebied worden de knooppunten nr 84 en nr 86 van het fietsknooppuntennetwerk met elkaar verbonden. Aan de brouwerij start de bewegwijzerde fietsroute ‘Duvelroute’. (zie Kaart 9-2). 2.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
Het plan heeft een belangrijk verkeersgenerend effect. De hoeveelheid personenverkeer is sterk afhankelijk van de omvang de ontwikkeling en het type van logistieke activiteiten dat wordt aangetrokken: indien de logistieke bedrijvigheid een sterk persoonsintensieve vorm aanneemt zal het verkeersgenerende effect groter zijn dan indien het gaat om zuivere opslag en distributieactiviteiten. In dat geval zijn bijzondere inspanningen aangewezen om een duurzaam verplaatsingsgedrag van het personeel te stimuleren (b.v. opmaak bedrijfsvervoerplan op niveau van het volledige bedrijventerrein) De hoeveelheid vrachtverkeer kan – vooral op hoger schaalnivau - worden beperkt door maximaal in te spelen op de watergebonden ontsluitingsmogelijkheden (ROC Willebroek, Cargovil Vilvoorde, kades op Zeekanaal ter hoogte van het plangebied). De capaciteit van de A12 wordt momenteel vooral bepaald door de capaciteit van de kruispunten / knooppunten. De knopen op de A12 met momenteel een hoge verzadiginggraad blijven met een 3
Bron: Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk Provincie Antwerpen, versie eind 2009, Provincie Antwerpen.
11 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
hoge tot zeer hoge verzadigingsgraad (hoge I/C verhouding) kampen. Door het drukke verkeer treden aan het kruispunt A12-Breendonkstraat veel ongevallen (kop-staartaanrijdingen) op. Een structurele aanpassing van de verknoping van de A12 met de N16 en het verkeerslichtengeregeld kruispunt aan de Breendonkstraat zoals voorgesteld in het streefbeeld voor de A12 is wenselijk. Een ontsluiting van de bedrijventerreinen op de A12 via het verkeerslichtengeregeld kruispunt van de Breendonkstraat is omwille van de capaciteitsproblemen niet mogelijk: er moet dan ook uitgegaan worden van een nieuwe knoop. Voor de nieuwe aansluitingen op de N16 en de A12 is de impact afhankelijk van de inrichting. Er worden op de A12 geen nieuwe problemen op wegvakniveau verwacht ten gevolge van de verkeerstoename die gepaard gaat met de ontwikkeling van het plangebied. Het bestaande knelpunt op vlak van capaciteit door de aanwezigheid van 2x2 rijstroken tussen de knoop N16 west en Willebroek Noord wordt wel versterkt: het aantal rijstroken zou bij de herinrichting van de knoop best op 2x3 gebracht worden. De N16 naar Mechelen blijft een structureel knelpunt op vlak van doorstroming en verkeersleefbaarheid. Omdat de verkeersstromen in de tegengestelde richting gaan van de meest congestiegevoelige richting, is de rechtstreekse impact eerder gering. De bijkomende verkeersstroom zorgt er wel voor dat ook in de andere richting de capaciteit stilaan bereikt wordt. De N16 kan door problemen op vlak van doorstroming en leefbaarheid – in het bijzonder op het wegvak tussen de Mechelsesteenweg en Heffen - haar functie als primaire weg niet vervullen. Om een structurele oplossing te bekomen, is het nodig om een nieuw tracé tussen Willebroek en de E19 te ontwerpen. Om capaciteitsproblemen op de N16 te vermijden dient een eventuele aansluiting (b.v. ter hoogte van de Akkerlaan) bij voorkeur via een ongelijkvloers aansluitingscomplex te gebeuren. De rotonde N16-Blaasveldstraat heeft een hoge verzadigingsgraad (80%). Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Hulst wordt voorzien om de rotonde te vervangen door een verkeerslichtengeregeld kruispunt. Dit zal ervoor zorgen dat de capaciteit verruimd wordt, en het verkeer beter afgewikkeld kan worden. Bij de inrichting van het plangebied is het essentieel dat het vrachtverkeer niet via het lokale wegennet kan worden afgewikkeld. Het vrachtverkeer dient via de N16 en de A12 ontsloten te worden. De ontsluiting van de bedrijven tussen Tisselt en Kapelle-op-den-Bos verloopt momenteel via de kern van Tisselt waardoor de (verkeers)leefbaarheid van deze kern sterk wordt aangetast. Het plan biedt mogelijkheden om dit knelpunt weg te werken en tegelijkertijd de watergebonden ontsluitingsmogelijkheden te verbeteren. Door vrachtverkeer niet meer toe te laten op het lokale wegennet, wordt de (verkeers)leefbaarheid in o.a. de kern van Tisselt verbeterd. Echter, door de geplande ontwikkelingen kunnen er meer personenwagens door de omliggende kernen rijden. Dit kan ontmoedigd worden door de weerstand op het lokaal wegennet te verhogen en door het bedrijventerrein niet rechtstreeks aan te sluiten op de ‘omliggende’ lokale straten waardoor er via het lokaal wegennet geen al te vlotte relatie voor gemotoriseerd verkeer met het te ontwikkelen bedrijventerrein bestaat. De ligging van het plangebied maakt een bimodale onsluiting (weg en water) mogelijk. De aanwezige kades langsheen het Kanaal hebben restcapaciteit zodat watertransport mogelijk wordt. Een spoorontsluiting behoort niet tot de mogelijkheden. Om de fietsontsluiting van het plangebied te optimaliseren is het aangewezen de bestaande fietsverbindingen te integreren in het bedrijventerrein en de kruispunten langsheen de Baeckelmansstraat en de Breendonckstraat her in te richten met aandacht voor rechtstreekse doorsteken naar het bedrijventerrein. De ontsluiting van het plangebied middels het openbaar vervoer (bus) dient geoptimaliseerd te worden door het verbindingsaanbod te verhogen en door de halteligging te optimaliseren in functie van de te ontwikkelen zones.
12 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
3. Geluid en trillingen
3.1.
Beschrijving referentiesituatie
In het kader van dit PlanMER werden er op 21 meetplaatsen verspreid binnen en rond het plangebied over een korte meetperiode ambulante immissiemetingen uitgevoerd. De 21 meetpunten (1 tot en met 21) worden weergegeven op Kaart 10-1. De parameter LA95,T wordt in Vlarem II gehanteerd als een maat voor het achtergrondgeluid. In onderstaande tabel wordt het opgemeten achtergrondgeluidsniveau met de opgelegde milieukwaliteitsnormen voor geluid vergeleken. Deze zijn afhankelijk van de indeling volgens het gewestplan en de periode (dag, avond of nacht). Doordat het achtergrondgeluidsniveau (dagperiode) op de betrokken meetpunten gekend is, kan de norm voor de specifieke geluidsniveaus (Lsp)bepaald worden (dagperiode) die de toekomstige nieuwe inrichtingen mogen produceren naar de meetpunten (woningen) toe. Dit moet echter nog geverifieerd worden op basis van langeduursmetingen in het kader van eventuele milieuvergunningsaanvragen. Deze korte metingen geven echter al goed aan waar er nog een goed geluidsklimaat terug te vinden is onder de gegeven meteo-omstandigheden. Tabel 3-1: Vergelijking milieukwaliteitsnorm - LA95,T Milieukwaliteitsnorm
Meet Ligging volgens gewestplan -punt
Dag
Avond
Nacht
L nieuwe Opgemeten sp inrichting voor LA95,T de dagperiode
dB(A)
dB(A)
dB(A)
1
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
46.8
45.0
2
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
50.6
45.6
3
Woongebied
45
40
35
54.7
45.0
4
Woongebied
45
40
35
49.7
44.7
5
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
53.1
48.1
6
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
49.3
45.0
7
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
47.5
45.0
8
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
57.0
50.0
9
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
46.3
45.0
10
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
46.6
45.0
11
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
44.8
45.0
12
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
45.0
45.0
13
Gebied op minder dan 500m van KMO gebied
50
45
40
44.7
45.0
14
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
43.6
45.0
15
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
43.9
45.0
16
Agrarisch gebied
45
40
35
48.7
43.7
17
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
55.5
50.0
18
Gebied op minder dan 500m van KMO gebied
50
45
40
55.4
50.0
19
Gebied op minder dan 500m van KMO gebied
50
45
40
46.9
45.0
20
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
55.1
50.0
21
Gebied op minder dan 500m van industriegebied
50
45
45
46.5
45.0
Op onderstaande figuur hebben de aangeduide meetpunten op het grondplan een kleur toegekend gekregen al naargelang het opgemeten achtergrondgeluidsniveau (LA95,T op meetdag 07/03/08 bij een zuidwestelijke wind van 4 à 5 m/s):
13 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
• • • •
40 45 50 55
– – – –
45 50 55 60
dB(A) dB(A) dB(A) dB(A)
Figuur 3-1: Situering geluidsmeetpunten op topokaart
14 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
3.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
Bedrijvigheid Vermits het omgevingsgeluid in en rondom het plangebied zeer hoog is tengevolge het wegverkeerslawaai door hoofdzakelijk de A12 en in iets mindere mate de N16 zijn er thv de woningen die in de buurt van deze drukke wegen gelegen zijn geen effecten tengevolge de bedrijven te verwachten vermits de grenswaarden voor nieuwe inrichtingen moet worden gerespecteerd. Voor de woningen buiten het plangebied is de strengste grenswaarde 45 dB(A) overdag en 40 dB(A) voor de avond – en nachtperiode. Naar de woningen op grotere afstand tot de drukke wegen is het geluidsklimaat gunstiger en is er een matig negatief effect mogelijk (bv woongebied Schorheide). Bedrijven met aanzienlijke geluidsbronnen zoals ventilatoren, afzuigingen, koelinstallaties, compressoren, luidruchtige activiteiten zoals overslag (wiellader, heftrucks, laad – en losactiviteiten) worden bij voorkeur in het centrum van het bedrijventerrein voorzien. Wegens de hoge geluidsemissie (> 110 dB(A)) van een breekinstallatie wordt aanbevolen dergelijke activiteiten enkel in het midden van een zone te voorzien. Indien luidruchtige installaties aan de kant van de woningen moeten voorzien worden, moeten deze omkast, geluidsarm ontworpen en/of afgeschermd worden. Het opleggen van een voorafgaandelijke geluidsstudie vormt hierbij een goede preventieve maatregel. Op basis van een geluidsmodel kan men vooraf nagaan welke milderende maatregelen nodig zullen zijn opdat de grenswaarde voor een nieuwe inrichting zal behaald worden. Uiteraard is een monitoring na inplanting van het bedrijf nuttig. Verkeerstoename De verkeerstoename ten gevolge van dit plan resulteert in matig negatieve effecten voor de woningen thv de A12, de Bessemstraat, de Beekstraat en Schorheide. Voor de woningen langsheen de Breendonkstraat worden geen tot matig negatieve effecten verwacht. Bij maximale invulling van het bedrijventerrein zal de wijziging in het geluidsklimaat tgv de verkeerstoename met maximaal 2 dB(A) stijgen. Dit wordt, in relatie tot het oorspronkelijk omgevingsgeluid, beoordeeld als matig significant negatief. Echter, op de meeste plaatsen bedraagt de toename 1 dB(A) of minder wat overeenstemt met een verwaarloosbaar effect op het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Om de negatieve effecten te milderen is het belangrijk om volgende maatregelen in acht te nemen: - Geen vrachtwagens toelaten in de woonstraten ter voorkoming van geluids– en trillingshinder - Wegbedekking van de wegen in goede staat houden en voorkomen van oneffenheden, eventueel voorzien van een geluidsarme wegbedekking.
15 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
4.
Lucht
4.1.
Beschrijving referentiesituatie
De huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied wordt beschreven aan de hand van de meetposten van de VMM (zie Kaart 11-1). De jaargemiddelde immissieconcentratie van stikstofoxiden (NO2) bedraagt ter hoogte van het plangebied 21 à 25 µg/m3, deze van fijn stof (PM10) 26-30 µg/m3. De luchtkwaliteitsdoelstellingen worden in de referentiesituatie gerespecteerd. In de referentiesituatie wordt de jaargrenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) in een smalle strook langs de A12 en de N16 niet gerespecteerd. De jaargrenswaarde voor fijn stof (PM10) wordt overschreden langs de A12. De daggrenswaarden voor fijn stof worden langs de A12 en de N16 overschreden. 4.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
Verkeerstoename De jaargemiddelde concentraties van NO2 langs de A12 en de N16 zullen stijgen met ca. 1 µg/m3. De luchtkwaliteitsdoelstellingen voor de jaargemiddelde concentratie van NO2 zullen dan overschreden worden langs volgende wegen: - A12 noorden N16; - A12 ter hoogte van de N16; - N16 ten oosten van de A12; - N16 ten westen van de A12; De uurgrenswaarde wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingen van PM10 langs deze wegen zal stijgen met 1 tot 3 eenheden. De wegen waarlangs overschrijdingen voorkomen blijven identiek met de referentiesituatie. Voor PM10 zullen de jaargemiddelde concentraties ongeveer 36,5 µg/m3 bedragen. De jaargrenswaarde voor PM10 (40 µg/m³) wordt gerespecteerd. Specifiek langsheen de Breendonkstraat wordt een overschrijding van de daggrenswaarde verwacht. De belangrijkste milderende maatregel is het afbakenen van bufferzones langs de drukke wegen, waarbinnen de luchtkwaliteitsdoelstellingen niet worden gehaald. Aangezien de luchtverontreiniging veroorzaakt door de verkeersemissies snel afneemt in functie van de afstand tot de weg, zijn deze bufferzones over het algemeen smal (55m langsheen de A12, 20m langsheen de N16). Buiten deze zones worden de luchtkwaliteitsdoelstellingen gerespecteerd. De zones zelf worden bij voorkeur gevrijwaard van persoonsintensieve functies, en kunnen eventueel ingericht worden als bufferzone met voorzieningen voor waterberging, parkeervoorzieningen,…. De zones worden waar mogelijk best beplant met bomen en struiken. Uit onderzoek is immers bekend dat houtkanten en bebossing de luchtkwaliteit in het algemeen verbeteren. Emissies bedrijventerrein De geplande activiteiten zullen eveneens een invloed hebben op de luchtkwaliteit. Er wordt uitgegaan van TDL-bedrijven met 20% industriële activiteiten en 80% logistieke activiteiten. De emissies tgv de activiteiten worden berekend middels het verspreidingsmodel IFDM. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt de luchtkwaliteitsdoelstellingen in de omliggende woonzones zullen gerespecteerd blijven. De bijdrage van het bedrijventerrein aan de luchtkwaliteit in de woonzones zal in sommige gevallen oplopen tot meer dan 3% van de luchtkwaliteitsdoelstelling. Om dit te milderen kan overwogen worden om het percentage industriële activiteiten tot 10 % te reduceren en om de industriële bedrijven zo ver mogelijk van de belangrijke woonzones in te planten in het gebied.
16 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
5. Bodem
5.1.
Beschrijving referentiesituatie
Het maaiveld binnen het plangebied schommelt tussen ca. 5 en 9 mTAW. In het noorden van het plangebied, ter hoogte van het Fort van Breendonk ligt het maaiveld op ca. 5 à 6 mTAW. De maaiveldhoogte neemt in zuidelijke richting geleidelijk aan toe tot een hoogte van ca. 9 mTAW in de omgeving van Kapelle-Op-den-Bos (zie Kaart 12-1). Grote vlakke delen met gering microreliëf en enkele hogere ruggen wisselen af met smalle, doorgaans naar het noorden en noordoosten gerichte depressies, waarin o.a. de Bosbeek loopt. Ter hoogte van de Bosbeek ligt het maaiveld op 5 à 6 mTAW. De Quartaire zandige deklaag in het plangebied heeft een gemiddelde dikte van 10m. Enkel in het zuiden van het plangebied, tussen de Beekstraat en Kapelle-Op-Den-Bos, kan de dikte van de Quartaire deklaag tot 15m oplopen. Binnen het plangebied worden voornamelijk zandleembodems, en zandbodems aangetroffen (Zie Kaart 12-2). Het betreft droge tot natte bodems. Het bodemgebruik betreft voornamelijk landbouw. Afwisselend komen er akkerlanden en weilanden voor. Binnen het plangebied komen bewoning en industrie voor. Plaatselijk worden bosfragmenten aangetroffen. 5.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
De ontwikkeling van het plangebied zal gepaard gaan met structuur- en profielwijziging. Aangezien de zandige bodems binnen het plangebied weinig gevoelig zijn voor verdichting en de bodem reeds verstoord is door de huidige landbouwactiviteiten zullen de bodemstructuur en het huidige bodemprofiel beperkt beïnvloed worden. Bodemverdichting van niet in te nemen zones dient maximaal vermeden te worden door tijdelijke werfwegen en stockage van materieel enkel toe te laten op reeds verdichte bodems of op bodems die ingenomen zullen worden door bedrijvigheid. Inzake grondverzet dient gestreefd te worden naar een gesloten grondbalans. Om de invloed op de bodemkwaliteit te minimaliseren dient de vigerende wetgeving correct te worden nageleefd. Afstromend hemelwater afkomstig van de toegenomen verharde oppervlakte kan verontreinigende stoffen bevatten die de bodemkwaliteit kunnen beïnvloeden (bv. strooizouten PAK, …).
17 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
6. Grondwater 6.1.
Beschrijving referentiesituatie
Het grondwater in het plangebied wordt gekarakteriseerd als zeer kwetsbaar ten gevolge van het voorkomen van de zandige watervoerende laag, de zandige deklaag en een onverzadigde zone die kleiner is dan 10m. In de beekvalleien worden de bodems beïnvloed door een permanente grondwatertafel die gedurende een groot deel van het jaar op geringe diepte onder het maaiveld staat en in de winter tot net aan het oppervlak stijgt. Buiten de beekvalleien ligt het permanente grondwater op grote diepte. De seizoenale grondwaterschommelingen zijn echter zodanig groot dat tijdens het natte seizoen de grondwatertafel dicht bij het maaiveldniveau kan aangetroffen worden. Binnen het plangebied komen zones voor met tijdelijk en permanent kwelwater (Zie Kaart 13-1). Dit kwel is afkomstig van de irrigerende werking vanuit het zeekanaal waar het oppervlaktewaterpeil in functie van de scheepvaart op een hoger niveau gehouden wordt. De waarde van dit grondwatersysteem dient dan ook genuanceerd te worden. 6.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
De belangrijkste effecten situeren zich binnen het aspect grondwaterkwantiteit en -stroming. De ontwikkeling van het bedrijventerrein met bijhorende infrastructuren gaat immers gepaard met een toename aan verharde oppervlakte. Indien de vereiste buffervoorzieningen en langsgrachten voor de opvang van afstromend hemelwater infiltratie maximaal toelaten wordt de invloed op de grondwaterkwantiteit beperkt. Voorwaarde hierbij is wel dat de bodem van deze infiltratievoorzieningen de grondwatertafel niet doorsnijdt in droge periodes en dat er in de grachten op regelmatige afstand drempels voorzien worden opdat er geen drainerend effect optreedt tijdens natte periodes. Bijgevolg is het aangewezen deze voorzieningen niet in de beekvalleien in te richten maar op de hoger gelegen delen te voorzien. Inzake grondwaterstroming worden effecten verwacht ten gevolge van ondergrondse constructies. Ter hoogte van de kwelzones kan verharde oppervlakte eveneens een invloed op de grondwaterstroming uitoefenen. Om significant negatieve invloed op de grondwaterstroming te vermijden is het belangrijk om de beekvallei van de Bosbeek te vrijwaren, de verharde oppervlakte te minimaliseren en de constructie van ondergrondse voorzieningen te beperken, voornamelijk ter hoogte van de kwelzones.
18 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
7. Oppervlaktewater
7.1.
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied is gelegen in het Bekken van de Benedenschelde. Het gebied wordt gedomineerd door de aanwezigheid van de Bosbeek, die van zuid naar noord doorheen het gebied stroomt. Binnen het plangebied is nagenoeg het volledige traject van de Bosbeek tussen de N16 en de zuidelijke gemeentegrens effectief overstromingsgevoelig. Ook de aantakkende waterlopen treden regelmatig buiten hun oevers, deels ten gevolge van de moeilijke afwatering naar de Rupel bij hoge waterstanden in de Rupel (Zie Kaart 14-1). 7.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
De significante effecten situeren zich op het vlak van waterkwantiteit. De inrichting van een bedrijventerrein met bijhorende ontsluitingsmogelijkheden gaat gepaard met een toename aan verharde oppervlakte met een versnelde afvoer van hemelwater tot gevolg. Rekening houdend met de huidige overstromingsproblematiek zal dit een groter risico inzake wateroverlast tot gevolg hebben. Als daarenboven overstromingsgebied wordt ingenomen om dit bedrijventerrein te realiseren, wordt het riscio op wateroverlast nog groter. Daarom is het noodzakelijk om de effectief overstromingsgevoelige gebieden niet te ontwikkelen als bedrijventerrein. Vanuit de discipline oppervlaktewater wordt daarenboven aangeraden om de volledige beekvallei te vrijwaren door eveneens de van nature overstroombare gebieden te vrijwaren. De aanleg van wegenis doorheen overstromingsgevoelig gebied wordt bij voorkeur vermeden, maar kan toegestaan worden mits: - het compenseren van het ingenomen overstromingsgebied. Deze compensatie wordt bij voorkeur doorgevoerd stroomopwaarts de inname en binnen het plangebied; het betreft enerzijds een compesatie van de ingenomen oppervlakte en anderzijds een compensatie van het ingenomen volume met behoud van de huidige hoogte-oppervlakterelatie. - het minimaliseren van de inname aan overstromingsgebied; - het voorzien van voldoende ruime dwarssecties bij dwarsen van de waterlopen. Indien waterlopen gedwarst worden, kan geen inbuizing toegestaan worden. Overwelving van de waterlopen is mogelijk mits het voorzien van voldoende ruime dwarssecties. Aan weerszijden van de waterlopen dient minimaal een 5m brede strook gevrijwaard te worden. Voor waterlopen van 1e en 2e categorie wordt voorgesteld om deze strook te verbreden tot 10m. Vanuit de effectgroep oppervlaktewaterkwantiteit wordt daarenboven de voorkeur gegeven aan een lozing van het afvalwater in de RWZI Ruisbroek. De RWZI Ruisbroek heeft voldoende capaciteit en daarenboven wordt het effluent niet in het plangebied geloosd. Inzake oppervlaktewaterkwaliteit worden geen significante effecten verwacht. Voorwaarde is wel dat de vigerende wetgeving te allen tijde wordt nageleefd.
19 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
8. Fauna en flora
8.1.
Beschrijving referentiesituatie
Volgens deze BWK komen er slecht beperkt waardevolle (w) en zeer waardevolle (z) ecotopen binnen het plangebied voor. De waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen zijn geconcentreerd in de vallei van Bosbeek en de Merkezeelse Putten. Daarnaast komen er meer versnipperde percelen waardevolle bosaanplanten (lsi) voor (Zie Kaart 15-1). De vallei van de Zielbeek/Bosbeek omvat een landelijk gebied waarbij de randen van de vallei een grootschalig, open karakter kennen terwijl de lager gelegen valleigronden een relatief kleinschalig landschap rijk aan knotbomenrijen omvatten. In de vallei vindt men overwegend soortenarme intensieve graslanden. De zones ten westen van de Breendonkstraat en ten zuiden van het Fort van Breendonk omvatten een relatief kleinschalig agrarisch landschap met kleine landschapselementen. In de omgeving van de Breendonkstraat komen houtkanten, knotwilgenrijen, wilgenstruwelen, populieraanplanten, graslanden, akkertjes, ruigten, rietkragen en waardevolle vijvers voor. De wegbermen zijn in deze omgeving relatief soortenrijk. Langs de Baeckelmanstraat vindt men ondermeer Bezemkruiskruid, Knoopkruid, Wilde peen, Veldlathyrus, Berenklauw en Gewoon biggenkruid. De Merkezeelse putten zijn eutrofe vijvers omgeven door een kleinschalig agrarisch landschap met houtkanten, knotwilgenrijen, elzenbroek, wilgenstruweel, grasland, ruigten en rietkragen en populierenaanplanten. In de omgeving van het plangebied zijn de natuurwaarden sterk versnipperd. De belangrijkste zones omvatten het Fort van Breendonk, kasteelpark bij het Hof van Berenbroek, percelen langs de Plasbeek, de bossen in omgeving van Kersdonk, de graslanden en bosbestanden ten oosten van de Willebroekse Vaart en ten noorden van de N16 en de bossen en graslanden ter hoogte van module 1 ten westen van de A12. In de akkergebieden komen een aantal typische akkervogels zoals Veldleeuwerik en Boerenzwaluw tot broeden. Tevens komen er een aantal typische weidevogels voor zoals Graspieper en Gele kwikstaart. De Merkezeelse putten zijn vanwege hun moeras en waterrijk karakter van belang voor vogelsoorten zoals Matkop, Kwak, IJsvogel, Zomertaling en Rietgors. De bos aanplanten zijn dan weer waardevol voor vogelsoorten als Wespendief, Nachtegaal, Blauwborst en Wielewaal. Het kleinschalig agrarisch landschap is bijzonder rijk aan knotwilgenrijen waar verschillende koppels steenuilen broeden. Vleermuizen komen voor in het Fort van Breendonk. Het open landschap rondom en ten zuiden van Schorheide kunnen hier als belangrijke aanvliegroutes beschouwd worden. 8.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
De belangrijkste effecten voor de discipline fauna en flora omvatten ectoopinname, versnippering en vestoring. van waardevolle ecotopen in de vallei van de Bosbeek en de Merkezeelse Putten en van habitats van vleermuizen en (akker)vogels.
20 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Ontwerprapport
Dossiernummer: ROPR/06-75
Ecotoopinname Bij het realiseren van de bedrijvigheid gaat een grote oppervlakte verloren als broedgebied van onder meer akker- en weidevogels, waaronder soorten die volgens de Rode Lijst Vlaanderen achteruitgaand (Boerenzwaluw en Gele kwikstaart), kwetsbaar (Veldleeuwerik) en bedreigd (Graspieper) zijn. Deze soorten worden in Vlaanderen beschermd door het Soortenbesluit. Het maximaal vrijwaren en/of inrichten (compensatie) van open akker- en weidegebieden met een voldoende oppervlakte is dan ook noodzakelijk. Als absolute minimumoppervlakte voor akkervogels van het open landbouwgebied (zoals Veldleeuwerik) wordt hierbij minimaal 4 ha beschouwd. Hoe groter de gevrijwaarde oppervlakte, hoe meer koppels er kunnen foerageren en broeden en hoe stabieler de populatie. Tevens is het aan te raden om de Merkzeelse putten en bijhorende vochtige ecotopen te vrijwaren van inname en maximaal te integreren in de bufferzone van het gebied. Indien deze zones toch worden ingenomen, dient de nodige natuur- en boscompensatie conform de vigerende wetgeving te worden doorgevoerd. De Merkezeelse putten is een moeras en waterrijk gebied. Deze behoren tot de vegetaties met verbod op wijziging conform het Vegetatiebesluit, tenzij op basis van een schriftelijke aanvraag bij de desbetreffende minister met advies van het Agentschap voor Natuur en Bos en voor zover voldaan aan de bepalingen inzake het tegengaan van vermijdbare schade, de zorgplicht en compenserende maatregelen voor natuurherstel of –ontwikkeling. Versnippering Een ontwikkeling van het volledige gebied betekent een verdere isolatie van het Fort van Breendonk. De aanvliegroutes van vleermuizen die vanuit het zuiden richting dit fort vliegen, gaan verloren. Het is belangrijk deze aanvliegroute niet in te nemen of –indien deze toch ingenomen worden- nieuwe corridors als aanvliegroute te voorzien. Daarnaast wordt de natuurverbindingfunctie van de waterlopen, hun oevers en beekbegeleidende beplantingen sterk gehypothekeerd door de geplande ontwikkelingen. Dit geldt in het bijzonder voor de Zielbeek/Bosbeek, maar ook voor de overige waterlopen in het gebied. Waterlopen moeten in open tracé behouden blijven waarbij een voldoende brede oeverzone gevrijwaard wordt. Een bufferstrook van 5 m wordt conform de vigerende wetgeving voorzien, maar in het belang van de natuurverbinding en de migratiemogelijkheden wordt vanuit de discipline fauna en flora een te vrijwaren breedte van 10m voorgesteld. Verstoring Er wordt tevens gevraagd om, rekening houdend met het voorkomen van vleermuizen, bij de verdere inrichting van het bedrijventerrein voldoende maatregelen te nemen ter beperking van de lichtverstoring in het gebied (gebruik van aangepast type verlichting, een neerwaartse gebundelde lichtstraal, vermijden gebruik wit licht,…). Tenslotte is ook het integreren van de Merkezeelse Putten en het bufferen ervan ten aanzien van verstoring wenselijk, hoewel dit gebied reeds een belangrijk verstoringsklimaat kent. De Merkzeelse putten kunnen geïntegreerd worden in de bufferzone van het gebied.
21 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
9. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 9.1.
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied maakt deel uit van het oude rivierenlandschap van de Schelde en de Rupel. Het plangebied is een vlak tot zacht golvend gebied met een sterk verstedelijkt weefsel, industrie en infrastructuren. De open ruimte is sterk versnipperd, onregelmatig en begrensd door reliëf, bebouwing en/of vegetatie. Het plangebied wordt gekenmerkt door een aantal lijnvormige structuren die het gebied doorsnijden en begrenzen. Het betreft de A12, de verlaten spoorbedding en het Zeekanaal die het gebied van noord naar zuid doorsnijden, de interstedelijke hoofdweg N16, de spoorlijn Gent - Mechelen en twee hoogspanningslijnen die het gebied van west naar oost doorsnijden. In de hoek tussen de spoorlijn en de A12 ten zuiden van het plangebied bevindt zich een vrij grote industriezone. De belangrijke lijninfrastructuren en bedrijfsgebouwen vormen negatieve beelddragers. Deze grote infrastructuren vormen de rand van het gebied en sluiten de centraal gelegen open landbouwzone in. Het kasteel van Houtem en het park rond het kasteel is aangeduid als ankerplaats. Het kasteeldomein van Houtem herbergt oude bomen, dreven, vista’s, vijvers en grachten die de feodale voorgeschiedenis en structuur weergeven. Tegen de noordwestelijke rand van het park ligt het hof berenbroek. Samen met het kasteel vormt het een opmerkelijk gaaf bewaarde historische site, verwijzend naar twee middeleeuwse ringwalsites (Zie Kaart 6-1). Binnen het studiegebied komen een aantal relicten voor die worden ondergebracht in verschillende relictzones. In het noorden maakt het fort van Breendonk deel uit van de fortengordel Klein Brabant - Mechelen. Het fort is aangeduid als beschermd monument. In het zuiden komt de relictzone ‘Leefdaalbos - Impde - Molenbeek’ voor. Het typische landschap van beemden, weiden met houtkanten en bomenrijen bleef bewaard. Ook de relictzone ‘Vallei van de Vliet en zijbeken, de Molenbeken te Klein-Brabant en haar kastelen is gesitueerd in het zuiden. De Bosbeek en het Spaans kasteel maken deel uit van de relictzone ‘akker- en valleigebied Vaartland’. In deze relictzone zijn voornamelijk nog de perceelsstructuur en de begroeiing bewaard gebleven. De cultuurgrond buiten de relictzone heeft een schaalvergroting ondergaan. De Willebroekse Vaart, de Zielbeek/Bosbeek en de Leirekensroute zijn aangeduid als lijnrelicten. Tenslotte zijn er ook een aantal puntrelicten in het studiegebied gelegen: het Fort van Breendonk, de St.-Leonarduskerk breendonk, de kerk St-Jan Baptist Tisselt, het Spaans Kasteel of Tiendschuur Tisselt, Hof ter Locht. 9.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
Wat de ontsluiting betreft, is een maximale bundeling met bestaande infrastructuren belangrijk. De ontsluiting naar het nieuwe knooppunt op de A12 gebeurt daarom best via een nieuwe parallelweg naast de A12 De ontsluiting van zone A via het Zeekanaal (Kersdonk) leidt tot versnippering en verstoring van een belangrijke landschapsstructuur. Ook de verbindingsweg tussen A en B leidt tot versnippering en verstoring van een belangrijke landschapsstructuur. Vanuit de discipline landschap wordt aanbevolen om de relictzones te vrijwaren, rekening houdend met de landschappelijke waarde en de contextwaarde van deze relictzones De lijnrelicten dienen behouden te worden en kunnen geïntegreerd worden in de inrichting van het uiteindelijke bedrijventerrein. De Bosbeek moet behouden worden in open tracé met een voldoende brede vallei
22 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
en behoud en opwaarderen van beekbegeleidende vegetatie. Deze waterloop dient geïntegreerd te worden binnen het bedrijventerrein. Ook de Leirekensroute moet behouden worden en geïntegreerd binnen het bedrijventerrein. De integratie van beide lijnrelicten dient opgenomen te worden in het inrichtingsplan van het bedrijventerrein. Om een landschappelijk geïsoleerde site van het Spaans Kasteel te vermijden is het aangewezen om deze onderdeel te laten worden van een nieuw samenhangende groen-recreatief raamwerk voor het regionaal bedrijventerrein en de site, bij voorkeur in samenhang met het Portugalsveldeken en de historische dreef, daarbij in te richten als een groen baken.Vanuit de discipline landschap wordt dan ook de voorkeur gegeven om het grote open binnengebied van zone A (i.e. het zuidoostelijk deel van zone A) niet te ontwikkelen in functie van de continuïteit van de historische ensemble en contextwaarde van het Spaans Kasteel en de kwalitatieve landschapsbeeldwaarde voor de omliggende dorpen. De landschappelijke structuur biedt trouwens ook een draagvlak voor zachte verbindingen tussen de dorpen. Het kwalitatief landschappelijk kader voor deze verbinding wordt dan in stand gehouden. Door de centrale zone te vrijwaren wordt de landschappelijke open structuur van de vallei van de Bosbeek behouden als open ruimte corridor tussen Breendonk en Tisselt. Ook wat de nieuwe ontwikkelingen betreft is de maximale bundeling met de bestaande bebouwde structuur ter hoogte van de A12 en de N16 belangrijk in functie van het vrijwaren van de landschappelijke hoofdstructuur. Dit betekent dat het wenselijk is dat de zones aansluitend aan de A12 en zones aansluitend aan de N16 en aansluitend bij de bestaande bedrijfsgebouwen, bij voorkeur worden aangesneden. Om het verlies aan bestaande landschapselementen te beperken wordt voorgesteld om de kleine landschapselementen maximaal de behouden door het ontwerp af te stemmen op de bestaande landschappelijke microstructuur en de relicten daarbij verder uit te bouwen. Anderzijds kan dit door ze onderdeel te maken van een nieuw samenhangend groenrecreatief raamwerk – dat ook landschappelijk beeldbepalend werkt – voor het regionaal bedrijventerrein. Rekening houdend met het voorkomen van waardevolle sites, mag er aangenomen worden dat er nog een belangrijke hoeveelheid ongekend bodemerfgoed in het plangebied voorkomt. Art. 8 van het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium van 30 juni 1993 inzake de vondstmeldingsplicht dient hierbij te worden nageleefd. Aanvullend op deze sectorale wetgeving is een voorafgaand terreinonderzoek in functie van ongekend archeologisch erfgoed noodzakelijk.
23 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
10. 10.1.
Mens (socio-organisatorische aspecten) Beschrijving referentiesituatie
In het noorden betreft het de kern Willebroek, in het oosten de kern Tisselt, in het zuiden de kernen Kapelle-op-den-Bos en Ramsdonk en in het westen, voorbij de A12, de kern Breendonk. Binnen het ruime afgebakende plangebied heeft 367 ha4 momenteel een landbouwfunctie. Volgens de grondgebruikskaart volgens de biologische waarderingskaart wordt centraal het grootste deel aangeduid als een gebied met intensief agrarisch gebruik (Zie Kaart 17-1). Volgens de landbouwtyperingskaart kennen de landbouwgronden in het plangebied overwegend een matige tot hoge waardering (Zie Kaart 12-3). Binnen de afgebakende zoekzone is ca. 62% van het gebied als landbouwgebruik geregistreerd bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij geregistreerd. Dit omvat ca. 28 betrokken landbouwers. De grootste concentratie bevindt zich ter hoogte van de Breendonkstraat en ter hoogte van de as Bessemstraat – Beekstraat. De belangrijkste teelten zijn wei- of hooiland (ca. 30%), akkerbouw (ca. 21%) en voedergewassen (ca. 13%). De landbouwgebieden worden duidelijk ingesloten door harde structuren. Er kunnen drie belangrijke concentratiegebieden onderscheiden worden: de concentratie aan de A12, de concentratie aan het Zeekanaal en de concentratie centraal aan de Baeckelmansstraat. Aan de A12 zijn een aantal bedrijven gehuisvest die rechtstreeks ontsluiten op de A12; het zijn grootschalige bedrijfssites die voornamelijk in het noordelijke deel gesitueerd zijn, ter hoogte van de kruising met de N16. Ten zuiden van het onderzoeksgebied is in Ramsdonk een bedrijventerrein gelegen dat eveneens rechtstreeks ontsluit op de A12. In de woonstraten, die momenteel rechtstreeks aansluiten op de A12, komen verspreid ook een aantal kleinschaligere bedrijfszetels voor die gebruik maken van de zichtlocatie aan de A12. De bedrijvigheid ter hoogte van de Baeckelmansstraat is grootschalig qua ruimte-inname. Het meest zuidwaarts gelegen bedrijf ligt te midden van een woonomgeving. De ontsluiting van deze bedrijven gebeurt hetzij richting Breendonkstraat en A12 hetzij richting Tisselt en N16. In beide gevallen dienen kernen te worden doorkruist hetgeen een vlotte verkeersafwikkeling belemmert en de leefkwaliteit beïnvloedt. Aansluitend op de Beekstraat kan nog een kleine bedrijvencluster onderscheiden worden die in het zuiden ruimtelijk aansluit op de bedrijfssites langsheen het kanaal. Langsheen het Zeekanaal worden grootschalige bedrijfszetels aangetroffen die op twee plaatsen gebruik kunnen maken van overslag op het kanaal. De bedrijfszetels die langsheen de Jozef De Blockstraat gelegen zijn, maken geen gebruik van het Kanaal. De ontsluiting van deze sites op de weg is eerder problematisch; het bedrijfsverkeer doorkruist immers het centrum van Tisselt om vervolgens via de bedrijvenzone de N16 te bereiken. Voor het bedrijfsverkeer belemmert dit een vlotte verkeersontsluiting richting het hogere wegennet. Dit heeft momenteel een invloed op de leefkwaliteit in het centrum van Tisselt. Het onderzoeksgebied wordt doorsneden door verschillende fietsroutes. 10.2.
Effectbespreking en milderende maatregelen
Het plan heeft een impact op het wonen, werken en recreëren in en in de omgeving van het plangebied. 4
Bron: bodemgebruikskaart op basis van de Biologische waarderingskaart
24 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Op macroniveau is er een positief effect te verwachten door een toename van tewerkstelling in de regio. Het gaat zowel om directe als indirecte effecten (b.v. toelevingsbedrijven, ondersteunende voorzieningen,….). De invloedssfeer hiervan is moeilijk in te schatten, maar gezien de omvang en het regionale karakter van de ontwikkeling kan deze reiken tot in Brussel, Antwerpen, Mechelen en Klein-Brabant. Voor deze effecten is de locatiekeuze binnen het onderzoeksgebied niet onderscheidend; vooral de totale omvang en het type bedrijvigheid is hiervoor van belang. In en rond het plangebied zelf (mesoniveau) zijn de belangrijkste effecten voor de discipline mens (sociaal-ruimtelijke organisatie) te verwachten in de effectgroepen ruimtegebruikfuncties, ruimtelijke samenhang / barrièrewerking en ruimtelijke belevingswaarde. De aanleg van een regionaal bedrijventerrein heeft een hoofdzakelijk negatieve impact op landbouw en wonen. Voor overige functie (recreatie, bestaande bedrijvigheid,…) zijn er zowel positieve als negatieve effecten te verwachten. Door de realisatie van een regionaal bedrijventerrein worden vooral landbouwgronden ingenomen. In het volledig onderzoeksgebied gaat, afhankelijk van de totale omvang van het bedrijventerrein, tot een derde van de landbouwgronden verloren. Voor landbouw is niet enkele de inname van landbouwgronden, maar ook het verlies aan ruimtelijke samenhang van belang: de inname van landbouwgronden leidt immers tot een versnippering van het landbouwareaal. Om de negatieve effecten op bedrijfsniveau te beperken is wenselijk om rekening te houden met de perceelsstructuur. Door hergroepering van resterende landbouwpercelen kan ervoor gezorgd worden dat op bedrijfsniveau levensvatbare, samenhangende gehelen ontstaan. Er worden geen actieve landbouwzetels ingenomen. Door het verdwijnen van landbouwwegen kan de externe bereikbaarheid van bepaalde landbouwpercelen aan de westzijde van de Bosbeek (al dan niet tijdelijk) in het gedrang komen. Daarom moet de aanleg van het bedrijventerrein gepaard gaan met de aanleg van bijkomende landbouwwegen. Het plan heeft ook een negatieve impact op het functioneren van het bestaande woonweefsel en de recreatieve mogelijkheden. Het gaat in de eerste plaats om de inname van individuele woningen. Om de impact te beperken is het wenselijk om, waar mogelijk, bestaande woonclusters te vrijwaren en te bufferen. Ook voor woningen die niet worden ingenomen, is er een impact te verwachten. Het kan gaan om een aantasting van de ruimtelijke belevingswaarde, een wijziging in hinderaspecten en een verminderde (of plaatselijk verbeterde) externe bereikbaarheid. De visuele aantasting van het gebied heeft vooral een impact op de woningen aan de westzijde van de woonkern Tisselt, de woonlinten in de Breendonkstraat en Peeterstraat en de verspreide woningen in de omgeving van de Bessemstraat-Beekstraat. Ook recreatieve fiets- en wandelroutes die het gebied centraal doorsnijden worden aangetast. De verwachte hinderaspecten en wijzigingen in de externe bereikbaarheid zijn sterk plaatsafhankelijk en kunnen zowel positief als negatief zijn. De effecten zijn vooral te wijten aan wijziging in de verkeersbelasting (zie discipline mobiliteit, geluid en lucht) en in mindere mate door de hinder van de regionale TDL-bedrijven. Voor reeds aanwezige bedrijven kan de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein een positieve invloed hebben op het functioneren (opvang van uitbreidingsbehoeften, gemeenschappelijke infrastructuren en voorzieningen,…). De optimalisatie van de ontsluiting via de weg verbetert daarnaast ook het bereikbaarheidsprofiel van de aanwezige bedrijven. De aanleg van de nodige kade-infrastructuur en verbindingen naar het kanaal creëert daarnaast ook mogelijkheden voor watergebonden bedrijvigheid. Voor met bedrijvigheid verweefbare functies (zoals dancing Carré, aanwezige tavernes,…) blijft het functioneren gegarandeerd en kan zelfs beperkt verbeteren (verbreden aanbod, gemeenschappelijk gebruik van parkeervoorzieningen,…)
25 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
Vanuit de discipline mens is een bundeling van de regionale bedrijvigheid met de bestaande lijninfastructuren (A12 en N16) te verkiezen boven een insnijding van het centrale openruimtegebied. De ruimtelijke bundeling heeft immers verschillende voordelen: - voor hinderaspecten: plaatsen die dicht tegen de A12 en N16 liggen, zijn reeds sterk verstoord door verkeerslawaai. Bijkomende industriële bebouwing kan hier zorgen voor een akoestische buffer ten opzichte van achterliggende woningen en bijgevolg een positieve impact hebben - voor ruimtelijke samenhang en barrièrewerking: de samenhang van het landbouwgebied tussen Tisselt en Ramsdonk kan gehouden worden. - voor ruimtelijke belevingswaarde: door het vrijwaren van een aanzienlijke open ruimte tussen het kanaal / kern Tisselt en de A12 kan de ruimtelijk-visuele impact voor omwonenden en recreanten beperkt worden - voor externe bereikbaarheid: door het vrijwaren of beperkt omleggen van bestaande landbouwwegen kan de externe bereikbaarheid voor landbouwvoertuigen en fietsers gegarandeerd blijven
26 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
11.
Synthese
Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid wordt afgebakend door het Fort van Breendonk in het noorden, het Zeekanaal in het oosten, de provinciegrens in het zuiden en de A12 in het westen. Zoals aangegeven in het Kaderplan voor de Brabantse Poort en in de provinciale en gemeentelijke structuurplannen heeft het plangebied gezien de ligging nabij belangrijke infrastructuren bijzondere potenties voor de sector transport, distributie en logistiek (TDL). Dit type activiteit vergt bedrijventerreinen met grote kavels. Er wordt gestreefd naar grote rechthoekige kavels met een oppervlakte in de grootte-orde van 5 ha. De minimale oppervlakte bedraagt 1 ha. Het onderzoeksgebied wordt ontsloten via de A12 en N16 (primaire wegen type I) en het Zeekanaal (hoofdwaterweg). De N16 kan op haar huidige tracé tussen Willebroek en Mechelen haar functie van primaire weg type I (verbindingsweg op Vlaams niveau) echter niet waarmaken. Een onderzoek naar tracé-alternatieven is nodig om een structurele oplossing te bieden. Om de bijkomende druk op de N16 en de bebouwing er rond te beperken, is het aangewezen om: 1) de ontwikkeling van bijkomende regionale bedrijvigheid te faseren; 2) maximaal in te zetten op de ontsluitingsmogelijkheden via het water. De mogelijkheden voor eerstelijns watergebonden transport zijn reeds ingenomen. Daarom wordt voor de nieuwe TDLontwikkelingen vooral ingezet op derdelijns watergebonden bedrijvigheid: ° Voor de realisatie van derdelijnswatergebonden transport (bulk, paletten,…) nabij het plangebied is de aanleg van een nieuwe verbinding tussen het geplande bedrijventerrein en het Zeekanaal wenselijk. Dit kan door de aanleg van één of twee verbindingen tussen het bedrijventerrein en het Zeekanaal: − Een nieuwe verbinding tussen het noordelijk deel van het plangebied en het Zeekanaal / Westdijk (kadevoorzieningen Alural), via de bestaande bedrijvigheid − Een nieuwe verbindingsweg tussen het zuidelijke deel van het plangebied en het Zeekanaal / Kersdonk (kadevoorzieningen Promat/Eternit), doorsnijdt de beekvallei en het open ruimtegebied, maar heeft als bijkomend voordeel dat de bestaande bedrijvigheid die momenteel richting Tisselt ontsluit een vlottere verbinding met het hogere wegennet (A12) mogelijk maakt waardoor de kern van Tisselt ontlast wordt. ° Derdelijnswatergebonden bedrijvigheid (containervervoer) verloopt via de A12 richting het bestaande regionaal overslagcentrum ROC te Willebroek en Cargovil te Vilvoorde. Welke gebieden bij voorkeur ontwikkeld worden, wordt bepaald vanuit een gebiedsgerichte afweging van potentiële locaties voor regionale bedrijvigheid. Een eerste analyse van het plangebied, op basis van planologische, juridische, ruimtelijke en milieuaspecten liet toe om binnen het volledige plangebied die zones in kaart te brengen die het meest geschikt zijn voor de ontwikkeling van regionale bedrijvigheid. Algemeen kan gesteld worden dat een bundeling met de bestaande lijninfrastructuren (A12, N16) te verkiezen is boven een insnijding van het centrale openruimtegebied tussen Tisselt, Breendonk en Kapelle-op-den-Bos. Deze ruimtelijke bundeling heeft immers volgende voordelen: - Beperking van de hinderaspecten: plaatsen die momenteel reeds langs de A12 en de N16 liggen zijn reeds sterk verstoord. Het omgevingsgeluid wordt immers gedomineerd door de verkeersbewegingen op deze primaire wegen. Vermits bedrijven daarenboven aan de VLAREM II normen moeten voldoen worden er geen significant negatieve effecten verwacht. - Behoud ruimtelijke samenhang van het landbouwgebied tussen Tisselt en Ramsdonk. - Vrijwaren van de ruimtelijke belevingswaarde: door het behoud van de grote open ruimte tussen de kern van Tisselt, het woonlint Peetersstraat en de Bosbeek wordt de ruimtelijk-visuele impact voor omwonenden en recreanten beperkt.
27 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Ontwerprapport
Dossiernummer: ROPR/06-75
-
Garantie externe bereikbaarheid voor fietsers en landbouwvoertuigen door het behouden en het beperkt omleggen van fietsverbindingen en landbouwwegen (bv. Wolvenweg). Bestaande fietsverbindingen dienen maximaal geïntegreerd te worden in de geplande ontwikkelingen. Voor de fietsverbindingen langsheen de Baeckelmansstraat en de Breendonckstraat dienen doorsteken naar het bedrijventerrein voorzien te worden.
Voor het behoud van het waterbergend vermogen (watertoets) is het essentieel om de vallei van de Bosbeek en de effectief overstromingsgevoelige zones te vrijwaren Vanuit het milieu-onderzoek worden bijkomende randvoorwaarden en milderende maatregelen voorgesteld die gerespecteerd moeten worden bij de ontwikkeling van het gebied. - Nieuwe knooppunten ter hoogte van de A12 (Londerzeel-Noord) en de N16 dienen gerealiseerd te zijn vooraleer het plangebied ontwikkeld kan worden. De regionale bedrijvigheid kan niet ontsloten worden via het verkeerslichtengeregeld kruispunt van de A12 met de Breendonkstraat. o De aansluiting op de geplande, nieuwe ongelijkgrondse knoop van de A12 in LonderzeelNoord dient te gebeuren via een nieuwe parallelweg naast de A12. Tegelijk worden de bestaande toegangen opgeheven; ter hoogte van de Breendonkstraat is (conform het streefbeeld) een ongelijkgrondse kruising nodig. o De aansluiting op de N16, ter hoogte van de Akkerlaan, verloopt via een nieuw ongelijkgronds aansluitingscomplex. o De verknoping tussen de A12 en de N16 dient te worden uitgevoerd conform de principes opgenomen in het streefbeeld van de A12. - Het vrachtverkeer voor het regionale bedrijventerrein mag niet via het lokale wegennet ontsloten worden. Dit kan gerealiseerd worden door een aangepaste interne verkeersstructuur en de nodige flankerende maatregelen op het lokale wegennet (b.v. tonnagebeperkingen). - Het bijkomende verkeer zorgt ervoor dat de luchtkwaliteit langsheen de A12 en de N16 plaatselijk significant afneemt. Binnen een zone van 55 m rondom de A12 en 20m rondom de N16 worden de vooropgestelde kwaliteitsnormen niet gehaald, m.a.w. in deze zones moet men er zich van bewust zijn dat de luchtkwaliteit niet aan de vigerende doelstellingen zal voldoen. Deze zone wordt bij voorkeur gevrijwaard van persoonsintensieve functies, en kan eventueel ingericht worden als bufferzone met voorzieningen voor waterberging, parkeervoorzieningen,…. - Vanuit de discipline oppervlaktewater wordt, rekening houdend met de effectieve overstromingsgevoeligheid van het gebied, een minimaal bergingsvolume van 340 m³/ha opgelegd. Het toegelaten afvoerdebiet bedraagt maximaal 5 l/s.ha. Indien mogelijk worden, naast de effectief overstromingsgevoelige gebieden, ook de van nature overstroombare gebieden gevrijwaard. Aan weerszijden van de oevers van de waterlopen dient minimaal 5m gevrijwaard te worden. voor waterlopen van 1e en 2e categorie wordt bij voorkeur een breedte van 10 m gevrijwaard. Waterlopen dienen als open waterloop behouden te blijven. Indien deze verlegd worden, dient dit te gebeuren conform de principes van natuurtechnisceh milieubouw. - Rekening houdend met de aanwezige landbouwactiviteiten in het gebied is het noodzakelijk om de impact op actieve landbouwbedrijven te minimaliseren. De opmaak van een landbouweffectenrapport (LER) is aangewezen om de impact op bedrijfsniveau in beeld te brengen en te milderen. - Aan de rand van bedrijventerrein moeten ten opzichte van de omliggende woonlinten en openruimte voldoende ruime buffers worden voorzien; - lineaire landschapselementen op de aanvliegroute van vleermuizen vanuit het zuiden richting Fort van Breendonk zijn te behouden en te versterken; Een verbindingsweg tussen het centrale deel en het noordelijke deel is wenselijk vanuit de discipline mobiliteit. Omdat deze verbindingsweg de beekvallei doorsnijdt dienen volgende principes wel gerespecteerd te worden: - Bij dwarsing van de waterloop dienen voldoende ruime dwarssecties voorzien te worden, zodat hier geen knelpunt inzake doorstroming ontstaat.
28 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
De inname van het overstromingsgebied dient geminimaliseerd te worden. Ingenomen overstromingsgebied dient gecompenseerd te worden, bij voorkeur stroomopwaarts. Indien deze verbinding niet wordt gerealiseerd moet het bestaande knoooppunt van de A12 met de N16 omgevormd worden tot een volwaardige conflictvrij complex, bij voorkeur gekoppeld aan de ontvlechting van de A12 en de N16 (zie streefbeeld). -
Het is aangewezen om een verbindingsweg aan te leggen tussen de A12 en het Zeekanaal (Kersdonk). Deze weg heeft een dubbele functie: • verbinding voor derdelijnswatergebonden bedrijvigheid in de nieuwe bedrijvenzone aan de A12 • rechtstreekse ontsluiting van bestaande bedrijvigheid aan kanaal (Promat, Schenker, DHL, KMOzone) naar hoger wegennet (A12) zonder Tisselt te belasten De weg moet landschappelijk zo goed mogelijk geïntegreerd worden in de open ruimte. De weg kruist de vallei van de Bosbeek: de aanleg van deze verbindingsweg doorheen overstromingsgevoelig gebied kan toegestaan worden mits: ° het compenseren van het ingenomen overstromingsgebied. Deze compensatie wordt bij voorkeur doorgevoerd stroomopwaarts de inname en binnen het plangebied. Het betreft enerzijds een compensatie van de ingenomen oppervlakte en anderzijds een compensatie van het ingenomen volume waarbij aandacht besteed wordt aan het behoud van de huidige hoogteoppervlakte-relatie; ° het minimaliseren van de inname aan overstromingsgebied; ° het voorzien van voldoende ruime dwarssecties bij dwarsen van de waterlopen. Vanuit de bespreking van de verschillende milieudisciplines worden milderende maatregelen voorgesteld, nl. voorgesteld om: - de aanwezige woonlinten vrijwaren en voldoende ruime bufferzones voorzien tussen de geplande bedrijvigheid en deze woningen; - woonclusters gelegen in de open ruimte vrijwaren; - de vallei van de Bosbeek en de effectief overstromingsgevoelige zones vrijwaren: dit is essentieel voor het behoud van het waterbergend vermogen (watertoets); - het vrijwaren van de aanwezige relictzones; - vrijwaren zones als akkervogelgebied; groter dan 4 ha; - het vrijwaren van een aaneengesloten openruimtegebied/landbouwgebied tussen de A12 en de kern van Tisselt; - de Merkzeelse putten en de bijhorende ecotopen vrijwaren en integreren in de bufferzone van het gebied; - lineaire landschapselementen op de aanvliegroute van vleermuizen vanuit het zuiden richting Fort van Breendonk te behouden en te versterken. Bovenstaande principes worden concreet vertaald als volgt:
29 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek
Dossiernummer: ROPR/06-75
-
-
-
-
-
vrijwaren en bufferen van de wooncluster aan de Bessemstraat en Peeterstraat. niet aansnijden om de wooncluster in de Bessemstraat en de relictzone rond het Spaans kasteel te vrijwaren. het gedeeltelijk vrijwaren van deze zone in functie van het behoud van het samenhangend openruimte-gebied met grondgebonden landbouw, het vrijwaren van de historische dreef vanaf van het Spaans kasteel, het vrijwaren van de beekvallei en de aanvliegroute van de vleermuizen. Door deze zone te vrijwaren komt men ook tegemoet aan het voorzien van een (akker)vogelgebied van minimaal 4 ha. niet aansnijden van het gebied tussen zones A en B zodat de beekvallei met overstromingsgebied en de relictzone gevrijwaard wordt; vrijwaren van het effectief overstromingsgevoelig gebied aan de westzijde en maximaal integreren van de Merkzeelse putten en bijhorende ecotopen in de bufferzone van het gebied.
Na toepassing van de voorgestelde milderende maatregelen resteert een te ontwikkelen gebied met een totale oppervlakte van ca. 91 ha.
30 PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek