Psychologie voor een betere wereld Strategieën voor duurzame actie Niki Harré & Lars Moratis (vertaling)
Met een voorwoord van Herman Wijffels
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Deze vertaling is mede mogelijk gemaakt door Creative New Zealand.
© 2013, Lars Moratis, Roosendaal, onder licentie van Niki Harré, Auckland.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
NUR 770
ISBN ebook 9789023251347
1 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Voor mijn moeder, Charmian Ola Harré (1938-2000) Niki Harré
Voor Inge, Elsa, Leander en Elodie Lars Moratis
2 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Inhoud Voorwoord door Herman Wijffels ........................................................................................................... 6 Ten geleide .............................................................................................................................................. 9 Dankzegging .......................................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 1 Introductie ........................................................................................................................ 18 Hoofdstuk 2 Positieve emoties en flow: het stimuleren van creativiteit en commitment ................... 27 Deel 1 – Het geheim van positieve emoties ...................................................................................... 27 Hebben positieve emoties een keerzijde? .................................................................................... 37 De juiste balans ............................................................................................................................. 40 Positieve emoties inzetten voor duurzaamheid............................................................................ 41 Deel 2 – Flow: de sleutel tot commitment ........................................................................................ 43 Een woord over wilskracht – het tegenovergestelde van flow ..................................................... 47 Flow inzetten voor duurzaamheid ................................................................................................ 48 Concluderende opmerkingen ........................................................................................................ 50 Hoofdstuk 3 Kopiëren: de kracht van doen en vertellen ...................................................................... 54 Deel 1 – Modelleren .......................................................................................................................... 55 Imitatie en gedachtelezen ............................................................................................................. 56 Sociale normen .............................................................................................................................. 63 Stereotypen als modellen.............................................................................................................. 70 Modelleren inzetten voor duurzaamheid ..................................................................................... 73 Deel 2 – Verhalen .............................................................................................................................. 78 Verhalen inzetten voor duurzaamheid.......................................................................................... 82 Deel 3 – Zelfmodellering ............................................................................................................... 85 Zelfmodellering inzetten voor duurzaamheid ............................................................................... 89 Concluderende opmerkingen ........................................................................................................ 90 Hoofdstuk 4 Identiteit: de rol van wie we zijn en waar we bij horen ................................................... 94 Deel 1 – Het interne mechanisme van identiteit .............................................................................. 97 Identiteiten zijn actie ..................................................................................................................... 97 Identiteiten zijn sociaal................................................................................................................ 100 Identiteiten zijn sterk gerelateerd aan eigenwaarde .................................................................. 107 Identiteiten worden op hun plek gehouden door andere compatibele identiteiten ................. 110 Identiteiten zijn niet slechts wat we zijn – ze zijn ook wat we niet zijn ...................................... 117 Eenmaal op hun plek worden identiteiten een manier om naar de wereld kijken .................... 118 3 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Samenvatting van de belangrijkste kenmerken van identiteiten ............................................... 126 Deel 2 – Identiteit inzetten voor duurzaamheid ............................................................................. 127 Mary in de minderheid ................................................................................................................ 135 Concluderende opmerkingen ...................................................................................................... 146 Hoofdstuk 5 Moraliteit en samenwerking: het beste halen uit ons verlangen om goed te zijn ......... 153 Deel 1 – Hoe moraliteit in de kern werkt ........................................................................................ 155 Een moreel domein ..................................................................................................................... 157 Het belang van intentie, informatie en overtuiging .................................................................... 173 De grenzen van moreel redeneren: intuïtie in beeld brengen .................................................... 176 Een moreel instinct? .................................................................................................................... 179 Over de morele emoties .............................................................................................................. 182 Empathie ..................................................................................................................................... 184 Emoties die anderen veroordelen: woede en verontwaardiging ............................................... 189 Bewondering ............................................................................................................................... 191 Moraliteit is niet absoluut – balanceren en individuele verschillen ........................................... 192 Moraliteit in gemeenschappen ................................................................................................... 194 Belangrijke inzichten in moraliteit en samenwerking ................................................................. 197 Deel 2 – Moraliteit en samenwerking inzetten voor duurzaamheid .............................................. 200 Pro-duurzame acties in het morele domein trekken .................................................................. 200 De natuur in het morele domein plaatsen .................................................................................. 205 Moreel leiderschap...................................................................................................................... 206 Het creëren van waardegedreven gemeenschappen en onderwijs ........................................... 209 De noodzaak van regels............................................................................................................... 211 Concluderende opmerkingen ...................................................................................................... 213 Hoofdstuk 6 Een zelfhulpgids voor voorvechters van duurzaamheid ................................................. 218 Niveaus van actie......................................................................................................................... 219 Het persoonlijke niveau............................................................................................................... 221 Waarom het persoonlijke niveau belangrijk is ............................................................................ 221 De uitdagingen van dit niveau en hoe ze te lijf te gaan .............................................................. 222 Het groepsniveau ........................................................................................................................ 224 Waarom het groepsniveau belangrijk is...................................................................................... 224 De uitdagingen van het werken op dit niveau en hoe ze te lijf te gaan ...................................... 226 Het burgerniveau......................................................................................................................... 228 Waarom het burgerniveau belangrijk is ...................................................................................... 228 4 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De uitdagingen van het werken op dit niveau en hoe ze te lijf te gaan ...................................... 229 Hoe doe ik dit allemaal en zorg ik voor mijzelf en de mensen om mij heen? ............................. 231 Bijlage 1 – De storytellingworkshop .................................................................................................... 237 Bijlage 2 – Worksheets ........................................................................................................................ 240 Bibliografie .......................................................................................................................................... 248 Nawoord door Jan van Betten............................................................................................................. 259 Over de auteurs ................................................................................................................................... 261
5 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Voorwoord door Herman Wijffels
Op 6 november 2012 werd Het Groene Brein gelanceerd, een initiatief vanuit het bedrijvennetwerk De Groene Zaak om wetenschappers op het gebied van duurzaamheid bijeen te brengen. Tijdens het inaugurele diner die avond, werd aan mijn tafel geconstateerd dat het duurzaamheidsdomein behoefte had aan inzichten uit de psychologie. Dat was mede ingegeven door de bijdragen die avond van verschillende duurzaamheidsexperts en -inspiratoren. Het ging over transities en kantelpunten, over nieuwe business-modellen en sociaal ondernemerschap, over waarden en persoonlijke getuigenissen, maar niet over psychologie.
Inzichten uit de psychologie zijn alleen al van belang omdat het ons eigen gedrag is dat er toe heeft geleid dat we op een on-duurzaam spoor terecht zijn gekomen. Inzichten uit dit vakgebied kunnen helpen verklaren hoe we als samenleving op ramkoers zijn geraakt met ecologische, sociale, culturele en spirituele waarden èn hoe we een andere koers kunnen volgen. Anders geformuleerd: door de menselijke psyche beter te leren begrijpen kunnen we de mentale mogelijkheden en beperkingen van onze soort inzetten voor duurzaamheid. De belofte die hier in ligt besloten, is dat we ons gedrag kunnen veranderen en, voor zover we dat niet kunnen, leren hoe we ons gedrag in ons eigen belang en tegelijkertijd in elkaars belang kunnen laten werken. Dat belang laat zich onmiskenbaar vertalen als duurzaamheid, als leven en werken op een houdbare manier.
De constatering dat de psychologie een meer dan nuttige dienst zou kunnen bewijzen voor het realiseren van duurzaamheidsambities, bleek die avond niet alleen aan de tafel waar ik zat gedaan te zijn. Aan diverse andere tafels werd iets vergelijkbaars geconstateerd en bediscussieerd. Daar komt bij dat allerlei belangrijke ingrediënten van een duurzame samenleving op een of andere wijze met psychologie te maken hebben. Denk bijvoorbeeld aan vertrouwen, aan aandacht, aan overtuiging, aan zekerheid, aan verbinding, aan zingeving en – niet in de laatste plaats – aan verandering. Wat wèl vreemd is, is dat we als voorvechters van de duurzame zaak slechts mondjesmaat gebruik lijken te hebben gemaakt van inzichten die de psychologie ons heeft te bieden.
Iedere actor in de transitie naar een duurzaam bestel zou zijn voordeel kunnen doen met inzichten uit de psychologie. Dat geldt zowel voor de wetenschapper, de ondernemer als de beleidsmaker. De wetenschapper wil dat zijn data overtuigen en dat zijn boodschap serieus genomen wordt. De ondernemer wil consumenten aanspreken met een duurzaam alternatief. Bedrijven willen 6 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
weten hoe zij draagvlak voor duurzaamheid binnen de organisatie kunnen ontwikkelen. De beleidsmaker wil gedrag beïnvloeden en beleid geaccepteerd krijgen. In dit laatste kader is de publicatie ‘Hoe mensen keuzes maken: de psychologie van het beslissen’ van Will Tiemeijer de moeite waard. In de inleiding van zijn boek dat inzichten uit de psychologie voor beleidsmakers biedt, betoogt hij:
“Hoe zou Nederland eruitzien als beleidsmakers meer gebruik zouden maken van psychologische inzichten? Wezenlijk anders dan nu? In overheidskringen zijn disciplines als recht, economie, sociologie, politicologie en bestuurskunde goed vertegenwoordigd. Psychologische kennis daarentegen is veel minder courant.”
Een andere illustratie van het belang van inzichten uit de psychologie voor het streven naar duurzaamheid is te vinden in een bijdrage van Hans Joachim Schellnhuber, directeur van het Potsdam Institute for Climate Impact Research in Duitsland tijdens de VN-conferentie Rio+20 in 2012. Schellnhuber zei daar dat het volgende decennium “the decade of the social sciences” zou zijn. Hoe krijgen we de boodschap effectief over de bühne? Hoe laten we mensen inzien dat we op een dood spoor zijn beland en anders met de aarde en elkaar om moeten gaan, anders zullen moeten gaan ondernemen, anders moeten gaan leven? Slechts feiten communiceren over de effecten van klimaatverandering is bijvoorbeeld niet genoeg. Angst aanjagen over de toekomst kan het tegenovergestelde effect hebben van hetgeen we beogen. We zullen de menselijke psyche en het menselijk gedrag beter moeten begrijpen. Dat is de logische en onontkoombare consequentie van het antropogene tijdperk – wij zijn onderdeel van het probleem en van de oplossing. Ik denk dat Schellnhuber gelijk heeft en dat de psychologie daar een steeds belangrijker rol in zal gaan spelen.
Op de avond van 6 november zat Lars Moratis tegenover mij aan tafel. Hij vertelde dat hij bezig was met het vertalen van een boek, ‘Psychology for a better world’, dat precies over dit onderwerp ging: hoe inzichten uit de psychologie een bijdrage kunnen leveren aan duurzaamheid. Wat mij betreft is dat een uitstekend initiatief. Het is goed dat dit boek in het Nederlands wordt uitgebracht en het is goed dat het boek nu wordt uitgebracht. Het biedt inzichten die we nu nodig hebben. Naast vele onderhoudende en fascinerende inzichten uit psychologisch onderzoek van de laatste decennia, biedt het boek diverse zinvolle strategieën en concrete suggesties voor iedereen die een bijdrage wil leveren aan het creëren van een duurzame samenleving.
7 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Ik hoop dat dit boek een impuls is om de psychologie als sleutelgebied voor een duurzame toekomst nadrukkelijker te agenderen. Duurzaamheid en psychologie hebben elkaar veel te bieden, zowel in termen van intellectuele uitdaging en verrijking als in termen van praktische oplossingen en maatschappelijk nut. Bovenal hoop ik dat het boek iedereen die het leest zal uitdagen en inspireren om het verschil te blijven maken en dat waar mogelijk, met de inzichten uit dit boek, nog effectiever te doen.
8 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Ten geleide Door Lars Moratis
In de zomer van 2012 stuitte ik op een artikel in Trouw met de intrigerende titel Bedwing je oerinstinct en red het milieu. Het artikel ging over het destijds net verschenen wetenschappelijke artikel The evolutionary bases for sustainable behavior van hoogleraar psychologie Mark van Vugt en een aantal van zijn collega’s. Het artikel pakte me direct, mede aangezet door een citaat als “Duurzaam gedrag zit gewoon niet in onze natuur” en observaties dat ons brein in tegenstelling tot onze leefomgeving de laatste 10.000 jaar nauwelijks is veranderd. Over dit laatste zegt Van Vugt in het Trouw-artikel onheilspellend: “Dat betekent dat wij met onze Stenen Tijdperkhersens hedendaagse mondiale problemen te lijf moeten gaan, die nogal verschillen van die van onze voorouders. Ons brein is geprogrammeerd om dingen te doen die vroeger goed voor ons waren, bijvoorbeeld veel zoet en vet voedsel eten, maar nu niet meer. Er is dus sprake van een duidelijke mismatch.” Bemoedigend? Niet bepaald. Fascinerend? Des te meer. Uitdagend? Absoluut!
In het oorspronkelijke artikel Van Vugt en zijn collega’s worden vijf evolutionaire kenmerken van de menselijke psyche behandeld die duurzaam gedrag lelijk in de weg zitten – om maar niet te zeggen dat ze ons in essentie tegenwerken:
1. We zijn geprogrammeerd om in ons eigenbelang te handelen 2. We ontlenen niet zozeer status aan iets doen of hebben, maar aan iets beter doen of meer hebben dan anderen 3. We zijn geneigd anderen onbewust na te apen 4. We hebben een aanleg om kortzichtig te zijn 5. We zijn geneigd om problemen die we niet direct kunnen beïnvloeden te negeren
Als we een duurzame samenleving ambiëren, aldus de strekking van het artikel, doen we er verstandig aan onszelf goed rekenschap te geven van deze evolutionaire kenmerken van onze psyche. Als soort hebben we ons ondertussen zodanig ontwikkeld dat hetgeen ons in staat stelde in de oudheid te overleven, ons voortbestaan (of het leven zoals we dat in de moderne tijd hebben leren kennen) nu juist bedreigt. Anders geformuleerd: sinds we ons aan onze primitieve
9 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
leefomstandigheden zijn gaan ontworstelen, lijkt onze eigen natuur zich alleen maar verder te hebben verwijderd van de natuur. Vreemd genoeg zijn we dat ‘beschaving’ gaan noemen, met de ontkoppeling tussen menselijk welzijn en de kwaliteit van de natuur als een van de meer treurige kenmerken daarvan.
Hoewel Van Vugt en zijn collega’s in hun artikel betogen dat de evolutionaire basis voor duurzaam gedrag tamelijk dun is, stelt Van Vugt ook dat er hoop is: “Die oerdriften van de mens zijn een gegeven, maar als je ze op een positieve manier beïnvloedt, kun je het gedrag van mensen wel degelijk veranderen. Daarom is het zo belangrijk dat beleidsmakers, politici, marketeers en sociaal ondernemers kennis hebben van de werking van ons brein. Plannen die gebaseerd zijn op een goed begrip van de menselijke natuur, hebben een grotere kans van slagen dan beleid dat daarmee geen rekening houdt.” De take-home message: We kunnen dus proberen diezelfde kenmerken in ons voordeel laten werken, maar daar zijn dan wel de juiste sociale prikkels voor nodig. (Meer over het artikel
van
Van
Vugt
en
zijn
collega’s
op
de
blog
die
bij
dit
boek
hoort:
www.psychologievoorduurzaamheid.nl. Op deze blog zijn allerlei aanvullende materialen bij dit boek te vinden op het snijvlak van psychologie, gedragsverandering en duurzaamheid.)
Geïnspireerd door de ontnuchterende inzichten die dit artikel bood en overtuigd door de waarde die de psychologie kan hebben bij het realiseren van duurzame ambities, ben ik vervolgens op zoek gegaan naar materiaal om me verder te verdiepen in deze fascinerende materie. Daarbij raakte ik al snel op het spoor van het boek Psychology for a better world van Niki Harré – een NieuwZeelandse psychologe met Maori-wortels die haar professionele bestaan heeft verbonden aan de University of Auckland. Het boek bleek een bijzonder leesbaar boek, geschreven door een groot en geëngageerd voorvechter van een duurzame samenleving. Niki spreekt de lezer aan als strijdkameraad voor de duurzame zaak en geeft op basis van inzichten uit de psychologie allerlei onderbouwde, praktische adviezen. In het boek laat ze zien dat ze naast te beschikken over een gedegen inzicht in de mogelijkheden die de psychologie voor duurzaamheid herbergt, ook over een gezonde portie realiteitszin beschikt. De inzichten en adviezen in het boek zijn geïllustreerd met vele praktijkvoorbeelden, die voor een goed deel op haar eigen ervaring als voorvechter van duurzaamheid zijn gebaseerd. Het bevat persoonlijke noten en eigen overdenkingen alsmede verhalen uit het leven alledag die voor velen herkenbaar zullen zijn. Een van de charmes van dit boek is dat het jou en mij als voorvechters van duurzaamheid in onze diverse rollen en met onze diverse identiteiten aanspreekt en ons voorziet van tips die eenvoudig in praktijk zijn te brengen. Het is een boek voor bottom-up verandering.
10 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een ander interessant kenmerk van dit boek, is dat Niki ongemakkelijke vragen (en daar zijn er voldoende van te bedenken) niet schuwt. Lastige onderwerpen blijven niet onbesproken. Het hoeft geen geheim te zijn dat iedere voorvechter van duurzaamheid zo nu en dan morele compromissen met zichzelf sliuit en dat ieder van ons weleens wordt geconfronteerd met kanten van zichzelf die we vanuit onze eigen duurzame identiteit misschien liever onder de oppervlakte zouden willen houden. Dat ontkennen, zou zelfs kwalijk zijn. Aan een duurzame identiteit zitten nu eenmaal keerzijden, risico’s en nadelen, zowel voor jezelf als voor anderen, of dat nu voorvechters van duurzaamheid zijn of niet – en het is essentieel dat we ons daarvan bewust zijn. Dit komt onder meer mooi tot uitdrukking in het deel van het boek dat gaat over overtuigen van anderen van het belang van duurzaamheid door de economische waarde er van te benadrukken. Ik citeer hier de oorspronkelijke Engelse tekst:
“Appealing to values beyond sustainability will help to drive forward some issues, and it may allow for alliances with other groups. But it must be done cautiously. After all, we don’t want to pretend to people that we are something we are not, or be perceived as patronising, which may happen if we deliberately pitch our messages at what we think others value.
We may also lose a little of what makes us special to each other.”
Passages als bovenstaande maken dat dit boek zo nu en dan een confrontatie met jezelf is. Ondanks de ‘inconvenient truths’ die het bevat, is het zeker geen ongemakkelijk boek. Het is vooral een inspirerend en op punten zelfs een geruststellend boek, zowel als het gaat om de inzichten en adviezen die er in staan, de realiteitszin waar het op is gebaseerd als de herkenbaarheid die het oproept.
Een belangrijke reden dat ik heb besloten het boek te vertalen, is dat ik de afgelopen jaren heb gezien dat veel Engelstalige literatuur de Nederlandse lezer niet bereikt. Dat is zonde, want de literatuur op dit thema is een stuk rijker dan Nederlandstalige boeken wellicht doen vermoeden. Uiteraard wordt een deel van die literatuur wel degelijk vertaald in het Nederlands, met name dat deel waarvan uitgevers veronderstellen dat het goed zal verkopen. Dat betekent echter vaker dan eens dat boeken die het lezen meer dan de moeite waard zijn nooit toegang tot een deel van het in duurzaamheid geïnteresseerde lezerspubliek zullen vinden. Psychology for a better world is zo’n boek – en tijdens het lezen kreeg ik het gevoel dat ik het niet onvertaald kon laten.
11 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dat ik hoop stel in de psychologie was een reden te meer om het boek te vertalen. Psychologie als vakgebied heeft mij altijd geïntrigeerd, vooral omdat ik (als relatieve leek) veronderstel dat het inzicht kan geven in essenties van het doen en laten van mensen èn organisaties. In de psychologie hoop ik wat meer fundamentele verklaringen te kunnen vinden die me beter laten begrijpen waarom ‘de dingen gaan zoals ze gaan’ en niet zoals ze zouden kunnen, moeten of horen, waarom mensen doen wat ze doen en waarom ik doe wat ik doe. Onze geestelijke vermogens maken ons om verschillende redenen uniek (en deels zijn ze ook allesbehalve uniek) – ze definiëren wie we zijn en hebben ons vele triomfen bracht. Tegelijkertijd brengen ze ons op allerlei vlakken steeds meer in de problemen, niet in de laatste plaats op het gebied van duurzaamheid. De hoop die ik koester is dat de psychologie ons een aantal fundamentele inzichten kan bieden in hoe we onszelf uit de duurzaamheidsproblemen kunnen trekken en ons kan laten zien hoe onze psyche vóór ons kan werken. Dit boek gaat dan ook over ons – over jou en mij. De worsteling die we ervaren op het gebied van duurzaamheid is immers eerst en vooral een worsteling met onszelf.
Een van de aspecten van die worsteling met onszelf bestaat uit het bereid zijn om aannames die we doen over hoe mensen denken en doen ter discussie te stellen. Een voorbeeld: in de regel zijn we op het gebied van duurzaamheid geneigd te denken langs de lijnen van de triple bottom linedoctrine (People, Planet, Profit). In de praktijk komt dat er meestal op neer dat we duurzaamheid proberen te ‘verkopen’ of te stimuleren onder het mom van de business case er van. Investeren in duurzaamheid levert geld op – of dat veronderstellen we – en dat is misschien wel het meest krachtige argument om succesvol te varen op de golven van het kapitalisme en bedrijven aan te zetten tot betere keuzes. Tenminste, dat lijkt het. Interessant genoeg verschenen eind 2012 in een editie van het gerenommeerde blad Nature de resultaten van een serie onderzoeken van psycholoog Jan Willem Bolderdijk van de Rijksuniversiteit Groningen en een aantal van zijn collega’s naar het verschil in effectiviteit tussen monetaire en morele motieven bij het bevorderen van duurzaamheid. Dat deden zij door te meten welke motieven dominant waren bij het gratis laten controleren van de bandenspanning van auto’s bij benzinestations. Wat bleek? Duurzaamheidsargumenten (‘Geef je om het milieu? Doe een bandencheck!’) waren belangrijker dan financiële argumenten (‘Geld besparen? Doe een bandencheck!’). Uit het onderzoek bleek ook dat het wijzen op kleine financiële voordelen zelfs een negatief effect kan hebben op duurzaam gedrag. Ergo: de meeste mensen zien zichzelf liever als ‘groen’ dan als ‘zuinig’ of ‘gierig’, zo concluderen de onderzoekers. Het is een mooi voorbeeld van de waarde die de psychologie kan bieden in het bevorderen van duurzaam gedrag. Het is hoog tijd daar zo goed mogelijk gebruik van te maken.
12 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dan nog iets over vertalen. Voor mij liggen vertalen en waardeoordelen in dit geval in elkaars verlengde – als ik het boek niet de moeite waard had gevonden of als ik me niet had kunnen vinden in de inhoud er van, had ik het nooit vertaald. Dat betekent niet dat ik het altijd eens ben met hetgeen in dit boek staat, hoewel ik me in heel veel van de inhoud in dit boek goed herken. Ik geloof er in ieder geval in dat debat en dialoog, constructief en kritisch, duurzaamheid niet alleen verder helpt, maar argumenten pro-duurzaamheid ook sterker maken. In die zin is het vertalen van het boek ook een vorm van debat en dialoog met mezelf geweest, heeft het me nieuwe vragen doen stellen en een aantal eigen uitgangspunten doen aanscherpen – en dat heb ik als bijzonder waardevol ervaren.
Daar wil ik eerst en vooral Niki voor bedanken: dank voor het schrijven van dit boek! Ik heb veel plezier beleefd aan het vertalen er van – ook omdat ‘taal zeg maar echt mijn ding is’ – en ik heb het proces ervaren als leerzaam, verrijkend, inspirerend en geruststellend. Er zijn talloze manieren om mensen tot duurzame actie te verleiden en je geeft vele haakjes en aanzetten om hierover na te blijven denken en om de inzichten in praktijk te brengen. We weten beide dat de tijd dringt voor duurzame maatregelen, maar ook dat we aan ongeïnformeerde actie in feite niets (of in ieder geval veel te weinig) hebben. Wat mij betreft is het absoluut een boek waar iedere voorvechter van duurzaamheid de tijd voor mag, kunt en zelfs moet nemen. Het is een fijn, tijdig en nodig boek. Dank ook voor het contact dat sindsdien is ontstaan, je bereidheid om op basis van het initiële contact je goedkeuring aan dit vertaalproject te geven en je enthousiasme en behulpzaamheid tijdens het project. Het was alleen al mooi om mee te maken dat we elk aan andere uiteinden van de wereld wonen en dat dit tot stand is gekomen. Wat mij betreft is dit zeker niet het einde van het project en ik hoop dat we elkaar blijvend duurzaam kunnen inspireren.
Ik wil Egon en Esther bedanken voor hun suggesties en opmerkingen bij de conceptvertaling. Egon, jouw kennis van de psychologie heeft me geholpen de Nederlandse vertaling te maken tot watie is –jouw inbreng heeft de vertaling simpelweg verbeterd. Ik hoop daarnaast dat we onze samenwerking
kunnen
voortzetten,
zowel
in
het
kader
van
de
blog
www.psychologievoorduurzaamheid.nl als voor Treemagotchi. De inzet, overtuiging en idealen van jou en Moniek verdienen het om beloond te worden en daar blijf ik graag een bijdrage aan leveren. Esther, je correcties van en opmerkingen bij de tekst heb ik zeer gewaardeerd – dank voor je scherpe oog. Dank ook voor het contact dat we ondertussen al weer enkele jaren hebben en wat ik altijd als inspirerend, leuk en ideeënrijk ervaar. Misschien kun je een aantal inzichten uit het boek op je nieuwe stek inzetten! Wieger, bedankt voor de uitstekende ondersteuning bij de totstandkoming van de website bij dit boek.
13 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Om naar het begin terug te grijpen: zoals we als soort hebben geweigerd willoos slachtoffer te zijn van de natuur, zo zijn we ook geen willoos slachtoffer van onze eigen natuur. Tenminste, dat hoeven we niet te zijn, zoals ook Van Vugt en zijn collega’s betogen. We zullen het met onszelf moeten doen als we – met alles wat we kunnen en wat we niet kunnen, met al onze mogelijkheden en al onze beperkingen – een samenleving willen creëren die op duurzaamheidsprincipes is gestoeld. En dat betekent dat we diezelfde evolutionaire kenmerken van onze psyche die ons bij het realiseren van die ambitie parten spelen in ons voordeel moeten zien te laten werken.
Ik hoop dat dit boek helpt te laten zien hoe we dat kunnen doen, dat het kan inspireren tot actie en dat het een bijdrage levert aan het maken van een verschil.
L.M. Roosendaal, januari 2013
14 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dankzegging Door Niki Harré
Ik bedank mijn Transition Town-vrienden, in het bijzonder Jo Elvidge en Deryn Cooper voor hun steun bij mijn schrijfprojecten en voor hun waardevolle feedback. Ook Ruth McClure, Guido Jehle, Yolanda van den Bemd, Francisco Barros en Viviana Becker hebben mij aangemoedigd – dank jullie wel. Ik verwijs in dit boek veel naar Transition Pt Chevalier, omdat onze groep essentieel is voor het inspireren van mijn eigen acties voor een betere wereld.
Dank je, Keith, dat je bleef luisteren naar alles wat ik ontdekte bij het onderzoek voor dit boek. Mijn kinderen, Rita, Max en Carla, hebben mij veel geleerd over de ontwikkeling van kinderen en stonden het mij toe om hun morele argumentatie op verschillende momenten te testen. Dank voor jullie begrip. Vooral jullie zijn voor de test geslaagd. Mijn zus Laila en vader John wil ik in het bijzonder noemen als rolmodellen van maatschappelijk betrokken burgers.
Ik wil Quentin Atkinson bedanken, die zo stimulerend en behulpzaam is geweest, evenals de studenten van het vak ‘Psychology and Sustainability in 2011’. Jullie waren mijn eerste publiek voor het uiteindelijke boek en ik werd enorm enthousiast toen ik zag dat jullie begrepen wat ik probeerde te zeggen (zoals uit jullie studieopdrachten bleek!). Ik ben ook door veel andere studenten geïnspireerd geraakt – dank jullie wel voor de energie en enthousiasme dat jullie met mij hebben gedeeld. Bedankt, Francoise Lafferty-Hancock, Margie Wetherell, Thomas Suddendorf en Tomas Pernecky voor jullie waardevolle feedback.
Ik heb de politieke activisten die aan het onderzoek dat door Sonja Tevapac, Pat Bullen en mijzelf is uitgevoerd hebben meegewerkt regelmatig genoemd in dit boek. Ik wil benadrukken wat jullie mij hebben geleerd over de redenen dat een klein aantal bijzondere mensen zo’n enorme toewijding hebben voor het algemeen belang.
Dank aan de Universiteit van Auckland, die het mij mogelijk maakt om projecten te ondernemen die voor mijn gevoel belangrijk zijn. Dank ook aan de Vakgroep Psychologie voor het
15 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
betalen van de meeste kosten van dit boek. Mick Sibley heeft de website opgezet en moest het doen met de veranderingen die ik telkens doorgevoerd wilde zien.
De auteurs van Carbon neutral by 2020 en Craig Potton Publishing speelden een belangrijke rol door mij het gevoel te geven dat ik een schrijver zou kunnen worden. Zonder hen had ik misschien niet het lef gehad om aan dit boek te beginnen.
Emma Green en Henrietta Lee hebben geholpen bij de vele administratieve werkzaamheden die nodig zijn bij het maken van een boek. Dank voor jullie waardevolle hulp. Het boek werd geweldig opgemaakt door Laura Dueker. John Harré en John Gribben hebben het geduldig proefgelezen. Dank ook aan Kamalini Gnaniah, Chris Harré, Judy Wilford en Christine O’Brien voor jullie advies en steun.
Ik heb deze dankzegging specifiek gereserveerd voor mensen die centraal hebben gestaan bij de totstandkoming van dit boek. Er zijn vele anderen die me hebben aangemoedigd om te schrijven of die mij hebben uitgenodigd lezingen te houden of aan projecten bij te dragen. Dank jullie wel voor het gevoel dat ik iets te bieden heb. Er is een nog grotere groep mensen wier acties, gulheid, creativiteit, passie en waarden mij hebben laten beseffen dat ik onderdeel wil zijn van deze beweging naar een wereld waarin we allemaal kunnen floreren.
16 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“Zoals in ieder menselijk systeem, gaat het er niet alleen om wie gelijk heeft – het gaat ook om wie mensen kan overtuigen.”
17 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 1 Introductie
Ik heb dit boek geschreven voor mensen (zoals ikzelf!) die er in geloven dat het de moeite waard is om een betere wereld te creëren waarin zowel onze soort als de ecosystemen waar we onderdeel van zijn tot bloei kunnen komen. We denken misschien dat de problemen waarmee we als mensheid te maken hebben een eenvoudige waarheid zijn en dat je met geen mogelijkheid om het feit heen kunt dat business as usual niet heel veel langer meer zal werken. Maar, zoals in ieder menselijk systeem, gaat het er niet alleen om wie gelijk heeft – het gaat ook om wie mensen kan overtuigen. Dit boek bevat vele strategieën om anderen te inspireren mee te doen met diegenen van ons die een verschil proberen te maken. Het is voor de lerares die haar klas bijpraat over de meest recente klimaatonderhandelingen, de secretaresse die fairtrade-koffie koopt, de student die niet kan accepteren dat onze huidige manier van leven de beste is, de installateur die zijn klanten adviseert om zonnepanelen te installeren, de moeder die weigert om plastic speeltjes aan het einde van een kinderfeestje mee te geven, het gemeenteraadslid dat lobbyt voor fietspaden. Wie en waar je ook bent, als je gelooft dat een duurzame wereld mogelijk en wenselijk is, dan raad ik je aan dit boek te lezen.
Ik ben een academisch psycholoog – en de strategieën die ik voorstel zijn gebaseerd op de laatste nieuwe inzichten uit onderzoek en theorie op het gebied van de psychologie. In plaats van simpelweg de implicaties van verschillende studies samen te vatten, heb ik geprobeerd om een idee te geven hoe het onderzoek is uitgevoerd, zodat je ook je eigen conclusies kan trekken. Zo probeer ik je nieuwe manieren te bieden om na te denken over hoe mensen in een sociale setting interacteren, waarom we verleid worden om vast te houden aan wat we weten en hoe dezelfde kenmerken die ons nu gevangen houden in onduurzame praktijken gebruikt kunnen worden om ons verder te helpen.
Drie principes liggen ten grondslag aan de hoofdstukken in dit boek. Het eerste principe heeft betrekking op de nadruk die ik leg op duurzaamheid als een collectieve, sociale onderneming die is gericht op nieuwe manieren om onszelf te managen. Deze nadruk onderscheidt zich van de meeste gesprekken over de huidige staat van onze planeet en haar inwoners die zich focussen op ‘het probleem’. Helaas neigt deze probleemgeoriënteerde benadering tot het ontkrachten van alle pogingen om een betere wereld te creëren die ‘het probleem’ anders zien. 18 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Wellicht heb je iets gedaan met de boodschap uit boeken zoals Frances Moore Lappé’s boek Getting a grip of met bewegingen zoals Be the Change die stellen dat we bij onszelf moeten beginnen vanuit de overtuiging dat dergelijke inspanningen zorgen voor bottom-up verandering.1 Zinloos, volgens milieuactivisten zoals George Monbiot die vinden dat veranderingen aanbrengen in onze persoonlijke levens geen verschil maakt en denken dat wetgeving de enige oplossing is.2 Vanuit hun perspectief is het probleem geworteld in overheidsbeleid, dus dan moet de oplossing daar ook liggen. En wat te denken van het compenseren van je eigen CO2-emissies of die van jouw organisatie? Weer fout, aldus vele onderzoeken en analyses die stellen dat dit geen effect heeft op de toenemende concentratie CO2 in de atmosfeer, maar eerder een soort geruststellende aflaat van schuld is. Misschien heb je de lichten uitgedaan voor Earth Hour? Slechts symboliek, aldus de cynici – denk vooral niet dat je veel energie hebt bespaard door dat te doen.
Ik ben bij bijeenkomsten geweest waar de focus ligt op het veranderen van de bebouwde omgeving, zonder dat daar mensen bij betrokken hoeven te zijn. Lichten met bewegingssensoren en passieve warmtebronnen worden gepresenteerd als oplossingen voor een probleem dat vooral technisch van aard is. Aan de andere kant heb ik mensen zich heftig zien verzetten tegen technische oplossingen alsof het ging om een kapitalistisch plot om geld te verdienen aan een op handen zijnde planetair rampscenario waar als enige oplossing het compleet overboord gooien van onze hebzucht is.
Waar het op neer komt, is dat je als je teveel gefocust bent op het perspectief dat duurzaamheid een bepaald soort probleem is, kwetsbaar bent voor het laatste nieuwe argument dat suggereert dat het allemaal iets anders ligt. Het probleem zal blijven veranderen en oplossingen zullen altijd betwistbaar zijn. Mensen zullen de spot met je drijven en proberen te bewijzen dat je het niet bij het rechte eind hebt. Aan de andere kant, als je jezelf niet beschouwt als iemand die een probleem aan het oplossen is, maar als iemand die bezig is een levensvatbaar alternatief te creëren voor onze huidige manier van leven, dan verandert de betekenis van hetgeen je doet. Natuurlijk kom je weleens op een doodlopende weg, maak je fouten en onderneem je dingen die meer kwaad dan goed blijken te doen, maar het is niet jouw rol om dat te vermijden. Als voorvechter van duurzaamheid is het je rol om een standpunt in te nemen waarmee je anderen duidelijk maakt: “Ik hoor bij diegenen die denken dat een betere wereld mogelijk is en ik ben bereid om risico’s te nemen, inclusief het risico om het bij het verkeerde eind te hebben en naïef, moralistisch of goedbedoelend te lijken, om samen met anderen te werken aan het realiseren van die wereld.” Het compenseren van je CO2-uitstoot, het installeren van passieve verwarming en deelnemen aan Earth 19 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hour hoeven dan niet direct effect te sorteren (het compenseren van je CO2-uitstoot kan bijvoorbeeld betekenen dat er 1000 bomen meer zijn dan er anders waren geweest). Ze hoeven alleen maar te werken in de zin dat ze een signaal zijn richting anderen dat je er bent (het compenseren van je CO2-uitstoot versterkt bijvoorbeeld het signaal naar de overheid dat burgers beleid willen om CO2 te reduceren). Zo bezien is de beste actie niet de ´beste´ in de zin dat het het grootste effect heeft op de fysieke omgeving – het is de ‘beste’ in de zin dat het het grootste effect sorteert in de sociale wereld. Een groen gebouw is geen betere of slechtere oplossing dan een bewustwordingscampagne of nieuw overheidsbeleid. Het is allemaal onderdeel van dezelfde collectieve onderneming.
Het tweede principe is dat ik me zal richten op positieve strategieën. Daar zit goede psychologie achter. Positieve benaderingen zijn per definitie inspirerend, bemoedigend, aantrekkelijk, leuk en al het andere dat fijn is. Dat betekent dat mensen worden aangetrokken tot wat je zegt of doet. Ze zullen een stapje dichterbij komen en aandacht voor je hebben. Als mensen gemotiveerd worden om aandacht voor je te hebben, dan heeft je boodschap een veel betere kans om zich te verspreiden.
Positieve strategieën bieden meer dan alleen een manier om mensen voor je te winnen. Laten we eerlijk zijn, duurzaamheid is net zoiets als afvallen: als je je gewichtsverlies wilt behouden, dan moet je er altijd aan blijven werken. Gegeven dat we voor langere tijd in het schuitje zitten, willen we ons leven dan echt doorbrengen met doemverhalen over het milieu en sociale onrechtvaardigheid? Een aantal maanden voor het schrijven van deze paragraaf zag ik een cartoon op de weblog van Colin Beavan, beter bekend als No impact man.4 De cartoon toonde de Kerstman die op een klein stuk ijs in de Noordelijke Ijszee stond, terwijl hij zei: “Waarom gaf ik die slechte kinderen kolen?” Je moet van een zekere leeftijd zijn en uit een bepaalde cultuur komen om deze grap die is gebaseerd op een dreigement van ouden van dagen dat als je stout bent geweest je kolen in je sok krijgt in plaats van een cadeau, te begrijpen. De cartoon was onderdeel van Beavan’s blog waarin hij zich beklaagde over hoe serieus we onszelf nemen of, om met hem spreken: “If we aren´t going to joke around, is the planet even worth saving?”
Hij heeft een punt. Natuurlijk willen we de wereld redden – en dat is een lastige opgave. Maar we moeten nog steeds door met het leven. En het leven gaat over lachen en plezier hebben met elkaar en je goed voelen. Wat valt er te redden als je dat niet kunt? Je kunt beargumenteren dat je dat beetje plezier ergens anders in kan vinden of kan wachten totdat de crisis over is (hoelang heb 20 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
je?). Maar hoeveel van ons zullen zich onder die voorwaarde willen toewijden aan duurzaamheid? Daarmee wil ik niet zeggen dat we de problemen moeten bedekken of onze boodschap te luchtig moeten maken – 10 dingen die je vandaag kunt doen om de wereld te redden! – maar we moeten voorzichtig zijn met de emoties van mensen. Het is altijd verleidelijk om te denken dat het okee is om voor een belangrijk goed doel zoals
(vul maar in) mensen te shockeren of angst
aan te jagen, maar is dat wel zo? Shockeren, angst, bezorgdheid, boosheid – het zijn allemaal vormen van menselijk lijden. En menselijk lijden – samen met de schade aan onze ecosystemen – is precies wat we proberen te voorkomen. Daarmee zeg ik niet dat pijn volledig te vermijden is als we het proces richting duurzaamheid doorgaan, maar het is zonder twijfel beter om niet alleen naar een wereld te streven waarin mensen kunnen floreren, maar onderweg daar naar toe ook menselijk welzijn kunnen ervaren of creëren.
Mijn laatste principe is dat ik altijd als uitgangspunt neem dat voorvechters van duurzaamheid ook gewoon mensen zijn. Als psycholoog wordt mij vaak gevraagd hoe je gedrag moet veranderen en iedere keer als dat gebeurt, begin ik me ongemakkelijk te voelen. Er is iets met het hele idee van ‘gedragsverandering’ dat me niet helemaal lekker zit als de ene groep volwassenen praat over een andere groep volwassenen. Het impliceert dat sommigen van ons precies weten wat nodig is en dat het realiseren van de voorwaarden die anderen aanzet om zich daar naar te schikken het is enige dat nodig is. Zeker, er zijn momenten dat het mogelijk, en soms zelfs onvermijdelijk is, dat diegenen onder ons die controle hebben over bepaalde sociale omgevingen anderen stimuleren om zich op een bepaalde manier te gedragen (zie het boek Nudge van Richard Thaler en Cass Sunstein voor een argumentatie in dit kader).5 Ik sta er niet negatief tegenover om gebruik te maken van deze mogelijkheden als ze op mijn pad komen. Ik ben me er ook van bewust dat als mensen de dingen nu eens anders deden de meeste problemen waarmee we ons geconfronteerd zien er niet meer zouden zijn. Maar er is een grotere beloning: het laten zien, overtuigen en inspireren van mensen om mee te doen, zodat zij zelf actieve en creatieve pleitbezorgers voor een betere wereld worden.
Het erkennen van onze menselijkheid betekent ook erkennen dat we geen toegang hebben tot de ultieme waarheid over de manier waarop zaken moeten functioneren of over het effect van mogelijke interventies op complexe systemen waar we onderdeel van uitmaken.6 Het kan voelen alsof we de wetenschap en de moraliteit aan onze zijde hebben (toegegeven, zo voelt het ook), maar ik heb nog nooit iemand in het publieke debat horen zeggen dat zijn of haar positie immoreel is of
21 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
bewust wetenschappelijk bewijs negeert. We kunnen en moeten bewijs voor onze stellingnames geven en appelleren aan hogere waarden.
Maar uiteindelijk zijn er momenten dat we standpunten moeten innemen die zuiver en alleen gebaseerd zijn op het soort wereld waar we in willen leven en op onze beste inschatting over hoe we dat kunnen bereiken. “Ik wil gewoon zo leven” kan soms een eerlijker en krachtiger uitdrukking zijn dan “Zo moet het zijn als we als soort willen overleven”. Maar om zo te kunnen praten moeten we erkennen dat we allemaal gewoon mensen zijn, die leven zoals mensen dat altijd hebben gedaan – met enige notie van hoe de wereld werkt en veel ideeën over hoe we de zaken op de onze planeet beter kunnen laten werken.
Een gevolg van deze benadering is het loslaten van mensen die ver buiten je bereik liggen. Sommige mensen zijn – en blijven – tegen duurzaamheid. Misschien zal je buurman inderdaad de laatste persoon op Aarde zijn die stopt met het rijden van zijn V8 naar de winkel voor een flesje Frans mineraalwater. Van de andere kant, er zijn veel mensen die wel een rol willen spelen in het creëren van een betere wereld, ook al is ’t maar een kleine. Dat zijn de mensen waar je naar op zoek moet gaan en die je moet voeden – niet alleen omdat jij hen verder kunt helpen, maar ook omdat zij jou verder kunnen helpen.
Als we onszelf zien als onderdeel van ‘onderhandelingen met gelijken’ in plaats van op een of andere manier buiten of boven die politieke worsteling om de wereld te creëren waarin we willen leven, dan volgt daaruit dat we in praktijk moeten brengen wat we zelf vinden. De afgelopen jaren heb ik studenten stageplaatsen aangeboden op een duurzaamheidsproject op de school waar ik mee samenwerk in centraal Auckland. Als we het hebben over of het project bij hen past, zeg ik hen altijd, hoewel dat soms onwelgevallig is, hoe ons onderzoeksteam loopt, fietst of de bus neemt naar de school en dat zij dat ook moeten doen. (Voor het geval ik meteen wordt beticht van hypocrisie: ja, ook wij rijden soms auto om diverse redenen, maar het is niet ons standaard-vervoersmiddel). Wij gebruiken ook zoveel mogelijk lokaal voedsel met minimale verpakkingen en zorgen ervoor dat alles wat overblijft wordt vercomposteerd. Ik vertel de potentiële nieuwe student verder dat – en het wordt zo alleen maak ongemakkelijker – dat hoewel zij geenszins worden verwacht perfect te zijn, zij ook in hun privéleven op duurzaamheidsreis moeten gaan, anders past het project niet goed bij hen. Als het zover komt, dan lopen studenten ofwel over van enthousiasme voor het idee dat ze werken aan iets dat hun persoonlijke en academische wereld integreert ofwel treedt mij een glazige, verwarde blik tegemoet. Huh, ik dacht dat psychologie een wetenschap was? Wat is al dat 22 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
duurzaamheidsgedoe? Ik hoor het hen denken – of stel me voor dat ik hen dat hoor denken. Het objectief onderzoeken van mensen heeft een belangrijke functie en veel van het onderzoek waar ik me op baseer heeft die oriëntatie. Maar als ik het veilig bespreken van onderzoeksresultaten inruil voor de meer risicovolle taak te adviseren hoe deze resultaten het beste toegepast kunnen worden, probeer ik niet al te hoogdravend over te komen en stel ik activiteiten voor waarvan ik denk dat ze goed voor je zijn, maar niet noodzakelijkerwijs voor mij alleen. Het gaat allemaal over ‘ons’ – zowel in dit boek als in onze collectieve onderneming.
Omdat we ook maar mensen zijn, zijn we uiteindelijk onderworpen aan alle verwarring, aarzeling en egoïsme die de vooruitgang van dit onderwerp tegenhouden. Het is mijn overtuiging dat een diep gecommitteerd persoon een enorm verschil kan maken, maar ik weet ook dat de meeste van ons niet die persoon zijn – mijzelf incluis. Het is een delicate balans tussen jezelf en anderen vrij te pleiten wanneer het er op aan komt en onrealistisch te zijn over wat je aan kunt. Uiteindelijk heb ik mijn eigen beperkingen en die van andere eco-strijders geaccepteerd toen ik fascinerend onderzoek ontdekte over hoe wilskracht werkt als een energiebron – ieder van ons heeft slechts een beperkte hoeveelheid beschikbaar en we kunnen het opmaken. Dit bespreek ik in meer detail in het volgende hoofdstuk. Het punt dat ik nu wil maken, is dat wij, als mensen, dezelfde inspiratie en steun nodig hebben die anderen ook nodig hebben om het vol te blijven houden. Dus net zo goed als ik me richt op manieren hoe je anderen deelgenoot kunt maken en laten blijven van je reis, bespreek ik ook hoe we onszelf ‘heel’ kunnen houden.
De volgende hoofdstukken bestrijken vier onderwerpen. Hoofdstuk 2 gaat over hoe positieve emoties en ‘flow’ – opgevat als een bijzonder meeslepende en productieve menselijke toestand – tot precies die creativiteit en volharding kunnen inspireren die we nodig hebben om nieuwe benaderingen van het leven te formuleren. Het hoofdstuk daarna gaat over kopiëren. Het bespreekt hoe onze hersenen reageren op wat we waarnemen en hoe dit het imiteren van anderen bijna onweerstaanbaar voor ons maakt. Terwijl onze neiging om te imiteren ons momenteel gijzelt in onduurzame gewoonten waar we dagelijks getuige van zijn, zal ik ook laten zien dat het openingen voor positieve ontwikkeling biedt. Omdat we niet alleen kopiëren wat we zien maar juist ook zeer gevoelig zijn voor de verhalen van wat anderen hebben gedaan, kijkt dit hoofdstuk naar de motivatiekracht van verhalen over duurzame leiders, pioniers en succesvolle groepen. Tot slot gaat het over het intrigerende onderwerp van zelfmodellering: hoe moderne technologie het ons mogelijk maakt om onszelf van onze beste kant te zien en hoe we daar gebruik van kunnen maken om onszelf een betere toekomst in te trekken. Het vierde hoofdstuk richt zich op identiteit, onze ideeën over
23 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
wie we zijn en waar we bij horen, en de voordelen van het voeden als voorvechters van duurzaamheid van identiteiten van individuen en organisaties. Tegelijkertijd bespreek ik ons diepste verlangen – om ergens bij te horen – en hoe belangrijk het is dat we voor elkaar zorgen en elkaar steunen in elkaars inspanningen. Tenslotte bespreek ik moraliteit. Het vijfde hoofdstuk is het meest tentatief, want alhoewel er aanzienlijk bewijs is voor een universele menselijke moraliteit die ingezet kan worden om de planeet en elkaar te beschermen, is het gebied van het morele gelijk gevaarlijk om te betreden. Maar aangezien we de goede mensen zijn die we zijn, zullen er vele veranderingen volgen als we duurzaamheid tussen de oren en in het hart krijgen.
Het laatste hoofdstuk is een zelfhulpgids voor voorvechters van duurzaamheid. In dit hoofdstuk bespreek ik drie niveaus waarop we duurzame actie kunnen nemen. Het eerste is het persoonlijke niveau of het niveau van de levensstijl, het tweede het groepsniveau en het derde het burgerniveau. Ik heb een aantal worksheets opgenomen om je te helpen je huidige en mogelijke toekomstige acties op ieder van deze niveaus te analyseren. Tegen het einde van dit boek hoop ik dat je je gesterkt voelt om jouw rol voort te zetten en uit te breiden in onze collectieve inspanning om een betere wereld te creëren.
24 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 1
1
Er is meer dan één Be the Change. In Nieuw-Zeeland was het een website die werd gerund door Greenpeace, Oxfam en
Forest & Bird van 2007 tot en met 2009. Bezoekers werden uitgenodigd om veranderingen in levensstijl met elkaar te bediscussiëren en om plechtig te beloven broeikasgassen te reduceren. 2
Monbiot heeft hier uitgebreid over geschreven. Bij het schrijven van dit boek nog op zijn blog:
http://www.guardian.co.uk/environment/georgemonbiot/2009/nov/06/green-consumerism. (Geraadpleegd op 6/11/09) 3
Zie bijvoorbeeld Smith, K. (2007).
4
Beavan zegt dat hij de cartoon de eerste keer zag op het blog Climate Progress en dat het voor het eerst is gepubliceerd op
Skeptical Science. No impact man: a little antidote to environmental overearnestness. http://noimpactman.typepad.com. (Geraadpleegd op 1/8/08) 5
Thaler, R. H. en Sunstein, C. R. (2008).
6
Dit is complexiteitstheorie. Voor een toegankelijke introductie, zie: Westley, F. Zimmerman, B. et al. (2007).
25 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“We zouden moeten zoeken naar mogelijkheden om duurzaamheid te linken met activiteiten die flow oproepen.”
26 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 2 Positieve emoties en flow: het stimuleren van creativiteit en commitment
Zoals ik in de introductie heb betoogd, zijn positieve ervaringen een belangrijke manier om mensen te inspireren en te motiveren, aangezien ze ons aantrekken in de richting van de activiteit of de boodschap die wordt gepromoot. Sterker nog, een positief gemoed brengt belangrijke persoonlijke kwaliteiten naar voren die essentieel zijn voor maatschappelijke vooruitgang. Dit hoofdstuk gaat over hoe positieve emoties en gemoedstoestanden (zoals ‘flow’) bij kunnen dragen aan duurzaamheid. Het eerste deel bekijkt positieve emoties en deel twee onderzoekt de aanlokkelijke wereld van gemoedstoestanden van flow.
Deel 1 – Het geheim van positieve emoties Dit hoofdstuk begint met twee heel verschillende passages, beide bedoeld om de lezer er van te overtuigen dat onze huidige levensstijl moet veranderen. Ik heb deze passages opgenomen om je een gevoel te laten krijgen voor de emotionele effecten van positieve en negatieve communicatie. Voor het meeste effect, moet je de passages langzaam lezen en terwijl je leest reflecteren op hoe je je voelt. Denk vervolgens aan acties die je wilt nemen of stel een actielijst op vanuit je emotionele reactie op de tekst. Lees en reflecteer op de eerste passage en de acties waartoe het aanzet voordat je overgaat tot de tweede passage.
Passage A James Lovelock: The Earth is about to catch a morbid fever that may last as long as 100.000 years.
“Imagine a young policewoman delighted in the fulfilment of her vocation; then imagine her having to tell a family whose child had strayed that he had been found dead, murdered in a nearby wood. Or think of a young physician newly appointed who has to tell you that the biopsy revealed invasion by an aggressive metastasising tumour... Gaia has made me a planetary physician and I take my profession seriously, and now I, too, have to bring bad news.
27 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
The climate centres around the world, which are the equivalent of the pathology lab of a hospital, have reported the Earth’s physical condition, and the climate specialists see it as seriously ill, and soon to pass into a morbid fever that may last as long as 100,000 years. I have to tell you, as members of the Earth’s family and an intimate part of it, that you and especially civilisation are in grave danger...as the century progresses, the temperature will rise 8 degrees centigrade in temperate regions and 5 degrees in the tropics. ... We are in a fool’s climate, accidentally kept cool by smoke, and before this century is over billions of us will die and the few breeding pairs of people that survive will be in the Arctic where the climate remains tolerable.
By failing to see that the Earth regulates its climate and composition, we have blundered into trying to do it ourselves, acting as if we were in charge. By doing this, we condemn ourselves to the worst form of slavery. If we chose to be the stewards of the Earth, then we are responsible for keeping the atmosphere, the ocean and the land surface right for life. A task we would soon find impossible – and something before we treated Gaia so badly, she had freely done for us.
So what should we do? First, we have to keep in mind the awesome pace of change and realise how little time is left to act; and then each community and nation must find the best use of the resources they have to sustain civilisation for as long as they can. Civilisation is energyintensive and we cannot turn it off without crashing, so we need the security of a powered descent. ... We could grow enough to feed ourselves on the diet of the Second World War, but the notion that there is land to spare to grow biofuels, or be the site of wind farms, is ludicrous. We will do our best to survive, but sadly I cannot see the United States or the emerging economies of China and India cutting back in time, and they are the main source of emissions. The worst will happen and survivors will have to adapt to a hell of a climate.”
Passage B Holger Kahl: Urban New Zealand in 2020 – an Organic Society
“You are pedalling back from work with the other seven passengers sharing the solar-assisted Octocycle. You are cruising at a leisurely 60 km/h assisted by a light tail wind. You admire the 28 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
fresh green, and the ripe and luscious fruit on the trees that line the traffic lanes; the birds giving a free concert to your delight.
Cycle vehicles are everywhere, with passengers and by-passers waving and greeting you.
You see people cruising around having a free and healthy snack from the trees.
“It’s good,” you think, “that we don’t have to worry about pollution when we bite into a fresh fruit offered by someone on the traffic lane side path.” Land transport has been completely exhaust-free for the last six years. Even all the trains are running on sustainably generated electricity.
As you pedal past fields of naturally grown wheat and vegetables you help yourself to wonderfully aromatic, under-rainforest-canopy-grown fairtrade coffee from the traffic lane side bar, transported from Brazil on wind assisted containership. Boats and ships are still using the precious oil, although much less, thanks to the new sail designs.
Just then your daughter reminds you via your personal mobile 3D screen to make a detour and pick her up from school. As you reach the school you return the used coffee cup to the traffic lane side bar for re-use.
Your daughter greets you with a glass of freshly pressed juice made from apples, carrots and beetroot – all grown in the school gardens and juiced in the school kitchen. She is all smiles. She has just won her school’s compost making contest in the temperature category. Her pile made it to a staggering 87°C. “She’s a smart little cookie” you think. “Last year she came second in the earthworm breeding competition.”
Both of you wait at the depot until two seats become available on a flash new, photo-voltaic hexacycle going in the direction of your home. Almost everyone on board wants to stop at the local gardens for some fresh produce, so the hexacycle pulls into the parking lot of the food garden cooperative.
29 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Fresh strawberries are everyone’s favourite as the season is now rapidly coming to an end. You purchase some antioxidant purple potatoes, and you find a nice mix of salad greens as well. All harvested earlier that day.
In the old days all this would have been organically certified, you remember, now, of course, everything is organic by default. There is no organic labelling required. Organic has become the conventional.
Finally arriving home, your husband takes the lettuce off you and, together with some herbs and home-made dressing, based on real egg mayonnaise from the local delicatessen factory, turns it into a beautiful salad. This will go well with the main course, home-made pizza. It only takes four minutes in the adobe, dome-shaped oven, fired with sustainable, locally grown firewood.
After the meal you relax in front of the 3D screen watching the semi-final games in the soccer championships. The teams look good in their latest hemp fibre outfits. You enjoy the game, while thinking back to the times when television broadcasting was interrupted so frequently by annoying commercials. With very little globalised trade and the emphasis on local production and processing, there is no need for nationwide or international advertisements.
The favourites have won again and enjoy the applause and celebrations from the crowd.
“Oh well, time for bed,” you think. After visiting the bathroom you get into your linen nightie sewn by your daughter at school, crawl under the woollen duvet (thanks to Uncle Albert’s home flock of sheep) and cuddle up to your husband. Another day in Ecotopia.”
De eerste passage, van James Lovelock, zorgde er waarschijnlijk voor dat je je treurig, boos, gedeprimeerd en bezorgd voelde – of een andere vergelijkbare cocktail van emoties beleefde.1 Het is in ieder geval geschreven om te shockeren. De visie van Holger Kahl op het jaar 2020 heeft een heel andere toon die is bedoeld om je je hoopvol, geïntrigeerd en positief te laten voelen over wat de toekomst kan brengen.2 Inspireerde een van deze twee boodschappen je tot actie? Als je lijkt op
30 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
deelnemers aan vele psychologische experimenten, zal de passage die negatieve emoties veroorzaakte je vermogen tot het inbeelden van mogelijke acties hebben laten verdampen – terwijl de passage die je je goed deed voelen je waarschijnlijk heeft aangemoedigd om breder na te denken over hoe jij en anderen zouden kunnen bijdragen aan een nieuwe manier van leven. Je bent het misschien niet helemaal eens met wat Kahl voorstelt en voor mogelijk houdt, maar de toekomst die hij zich inbeeldt heeft waarschijnlijk wel dat welkome sprankje hoop gegeven.
Waarom leidt je goed voelen er toe dat mensen ergens actie voor gaan ondernemen? Om die vraag te beantwoorden, zullen we kijken naar verschillende psychologische studies die dit hebben onderzocht, alvorens we meer specifiek zullen kijken naar de implicaties van deze onderzoeken voor het stimuleren van duurzaamheid.
Emoties kennen drie componenten. Ten eerste zijn het lichamelijke sensaties (ze worden niet voor niets ook wel gevoelens genoemd): handen die trillen van nervositeit, stijve kaken door boosheid, de bijzondere gewichtsloosheid die het gevolg is van vreugde. In de tweede plaats zijn emoties gedachten – beelden en woorden die in onze hoofden doordringen op manieren die buitengewoon ontwrichtend kunnen zijn, goed of slecht. Ten derde zijn het neigingen tot actie, oftewel ideeën voor te nemen vervolgstappen.3
Barbara Fredrickson heeft gesuggereerd dat een van de verschillen tussen positieve en negatieve emoties is dat positieve emoties ons idee van wat we kunnen doen verbreden, terwijl negatieve emoties dit juist verkleinen.4 Volgens Fredrickson vertelt een negatieve emotie ons dat iets gevaarlijk is en dat we er maar beter naar kunnen luisteren. Dus versmallen we onze focus op de potentiële bedreiging en bedenken we hoe we daarvan af kunnen komen. Als we bijvoorbeeld boos zijn, hebben we het gevoel dat ons of iemand waar we van houden onrecht is aangedaan en willen we in de aanval om deze onrechtvaardigheid te herstellen. Bezorgdheid zorgt er voor dat we in gedachten over de bedreiging blijven malen, terwijl we ons een voorstelling proberen te maken van wat er zou kunnen gebeuren en wat we zouden kunnen doen om dat te voorkomen. Als we bang zijn, zullen we de aftocht willen blazen.
Positieve emoties zijn daarentegen een signaal dat dingen goed gaan. Een van de implicaties hiervan is dat we ons kunnen veroorloven om ons heen te kijken en te zien wat de wereld te bieden heeft. We proberen dingen die we niet eerder gedaan hebben en nemen zelfs risico’s. Positieve
31 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
emoties zijn daarom bevorderlijk voor creativiteit, verbreding en het zoeken naar en benutten van mogelijkheden.
In een onderzoek verdeelden Fredrickson en haar collega Christine Branigan 104 studenten in groepen.5 Iedere groep keek een van de vijf korte films die waren bedoeld om bepaalde emotionele reacties op te roepen. De film Penguins liet een groep waggelende, zwemmende en springende pinguïns zien die voor amusement zorgen. De film Nature toonde velden, stromen en bergen in warm, zonnig weer die tevredenheid en sereniteit oproepen. De film Witness laat een groep jonge mannen zien die een groep Amish voorbijgangers op straat bespotten en beledigen en roept woede en afschuw op. Om een gevoel van ongerustheid en angst op te roepen, bekeek een groep Cliffhanger die uitgebreid een ongeluk van bergbeklimmers toont. De laatste film, Sticks, was emotioneel neutraal en toonde een abstracte dynamische uitbeelding van gekleurde stokjes die zich opstapelen.6
Toen de studenten de aan hen toegewezen films hadden bekeken, werd hen gevraagd om de sterkste emotie die zij tijdens het kijken hadden gevoeld te beschrijven. In de meeste gevallen ging het om de emoties die de onderzoekers hadden voorzien. Vervolgens werd de studenten gevraagd om een visuele perceptietaak uit te voeren, zoals weergegeven in Figuur 1.
32 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Figuur 1: Voorbeeld van een ‘global-local item’ in het onderzoek van Fredrickson en Branigan (2005).
De opdracht voor de deelnemers was om te bepalen welke van de onderste twee configuraties het meeste lijkt op de bovenste. Het is duidelijk dat het juiste antwoord niet bestaat, omdat je wordt gedwongen te kiezen tussen de configuraties met dezelfde vorm – vierkanten – en die met het zelfde aantal vormen – drie. De studenten werden acht van dergelijke voorbeelden gegeven die hen allemaal dwongen te kiezen tussen de vormen zelf en het aantal vormen. Deelnemers die neigden naar een keuze voor het aantal vormen (en die zich dus richtten op het overall-patroon) werden verondersteld een global bias te hebben. Diegenen die neigden te kiezen voor de zelfde vormen werden beschouwd een local bias te hebben. Vervolgens werden zij gevraagd om zich te concentreren op de emoties die de films bij hen opriepen en deze zo diep en levendig als mogelijk te ervaren (p.320). Tenslotte moesten zij alles opsommen wat zij dachten te kunnen doen, gegeven deze emotionele staat.
De resultaten lieten zien dat de studenten die de films Penguins of Nature, de films die positieve emoties opriepen, hadden gezien, meer global bias en meer ideeën voor actie hadden. (Penguins leverde gemiddeld 14 actiestatements op, terwijl Witness er slechts negen opleverde.)
33 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Waarom leidden de films tot deze verschillen? Fredrickson en Branigan beargumenteren dat dat kwam door het verbredende effect van positieve emoties en het vernauwende effect van negatieve emoties. De films die er voor zorgden dat de studenten zich blij en gelukkig gingen voelen, maakten hen ook open-minded. Zij beschouwden het leven, of in ieder geval clusters van vierkanten en driehoeken, met een holistische aanblik en ze konden vele dingen bedenken om te doen gegeven hun gevoel. Aan de andere kant stimuleerden de films die zorgden voor woede en bezorgdheid deelnemers om hun blik te verengen, om details te zien en om een beperkter idee van beschikbare opties te hebben.
Fredrickson suggereerde ook dat verschillende positieve emoties op verschillende manieren werken. Vreugde creëert de aandrang om te spelen en om creatief te zijn. Interesse zet ons aan om te ontdekken, om nieuwe informatie tot ons te nemen en om ons begrip van de wereld uit te breiden. Liefde creëert dezelfde aansporingen als vreugde en interesse, maar het verlangen om te spelen en te ontdekken is meer specifiek gericht op diegenen van wie we houden. Een gevoel van trots zet mensen aan tot nieuwe en betere prestaties en zelfs tevredenheid en voldoening; het gelukzalige gevoel om tevreden te zijn met wat we hebben, stimuleert het verbreden van het idee van wie we zijn, hoe we op deze wereld passen en wat we zouden kunnen bijdragen.
Deze emoties zijn waardevol en zijn onderdeel geworden van onze natuur, omdat de acties waartoe ze aanzetten ons sterker en deskundiger maken, de kwaliteit van onze sociale relaties verbeteren en ons helpen nieuwe energiebronnen aan te boren. Een vreugdevol persoon zal zich afvragen wat er aan de andere kant van de heuvel is en zal op onderzoek uit gaan, een tevreden visser zal open staan om anderen te leren hoe je visnetten maakt en de vrouw die trots is op haar tuin zal het volgende seizoen nog meer tomatenplanten telen. De ‘finishing touch’ van positieve emoties is dat kennis, relaties en fysieke middelen die gedurende deze goede tijden worden opgebouwd er zelfs zijn als we ons ellendig voelen.
Uit andere studies is ook gebleken dat mensen die in een positieve staat verkeren creatiever zijn. Zo daagde een onderzoek deelnemers uit een kaars zodanig aan een muur te bevestigen dat het kaarsvet niet op de vloer zou vallen als de kaars brandde.7 Om die taak te volbrengen kregen ze punaises en een doosje lucifers. Driekwart van de mensen die in een goed humeur waren gebracht (door middel van het bekijken van bloopers uit Westerns op televisie) vonden de oplossing: het luciferdoosje aan de muur bevestigen en de kaars er in zetten om het kaarsvet op te vangen. Slechts 20 procent die Area under a curve, een film over wiskunde, had gezien, lukte het zelfde te doen. De 34 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
opdracht vereist een bepaalde verbeelding – en het lijkt er op dat dit eerder door humor wordt veroorzaakt dan door wiskunde.
Nu zorgen niet alleen films voor zo’n resultaat. Ook mensen die aantrekkelijk verpakt snoep kregen, bleken geneigd te zijn zich op een grotere variëteit te richten bij het kiezen uit een selectie van tussendoortjes dan mensen die dergelijk verpakt snoep niet kregen.8 Eenvoudigweg gevraagd worden een recente gebeurtenis in te beelden die een goed humeur veroorzaakte, vergrootte de prestaties op een creatieve taak, het maken van een boog van karton en plakband.9
De onderzoeken die ik tot nu toe heb beschreven, zetten vreemde taken in die deelnemers in het echte leven niet tegen komen en de deelnemers aan de meeste onderzoeken waren universitaire studenten. In een setting die iets meer op de echte wereld lijkt, onderzochten Carlos Estrada en zijn collega’s het effect van positieve emoties op 44 artsen die gemiddeld meer dan 14 jaar actief waren in hun beroep.10 Bij sommigen werd een positief humeur veroorzaakt door hen snoep te geven, terwijl anderen minder geluk hadden en niets lekkers kregen. Alle 44 kregen ze een geschreven casus die de symptomen van een patiënt als volgt beschreef: “...a 45-year-old female who presented with a 6-month history of arthralgias, fatigue, dark urine, and ‘red spots’ on both legs” (p.122). Daarnaast konden ze testen zoeken en de resultaten daarvan krijgen (die voorbereid waren en beschikbaar werden gesteld via een onderzoeksassistent). De doktoren werd gevraagd om hardop te denken en hun gedachten werden opgenomen. Het ging ongeveer als volgt: “...Um, red spots, I think something like thrombocytopenia... immune hemolysis creating dark urine...dark urine makes me, um, think of a possible hepatic disease but that doesn’t seem as likely. So the working diagnosis, thrombocytopenia, collagen vascular disease...”(p.124).
De onderzoekers zagen dat het hebben gekregen van snoep geen effect had op het (uiteindelijk) stellen van de juiste diagnose van chronische actieve hepatitis door de artsen – zo’n 62 procent van hen steldie die diagnose. Maar diegenen die snoep hadden gekregen overwogen wel twee keer zo snel de diagnose leveraandoening en lieten ook een stuk minder ‘anchoring’ (te zwaar leunen op een eerste stukje informatie) zien dan de groep die van snoep verstoken was. Zij verwierpen sneller hun initiële diagnoses zodra zij bewijs kregen dat deze niet klopten. Wat dit onderzoek lijkt te laten zien (los van de voordelen die het heeft om je dokter snoep te geven als je snel uitsluitsel wilt) is dat een goed humeur de artsen stimuleerde meer open-minded te zijn of, om Barbara Fredrickson’s terminologie te gebruiken, hun denken te verbreden.
35 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Positieve emoties lijken ook het vermogen van mensen om met bedreigende informatie om te gaan te vergroten. Als we worden bedreigd, voelen we in het algemeen angst, bezorgdheid, boosheid of jaloezie – of een of meer andere negatieve emoties die onze focus vernauwen. Een strategie die in de regel hout snijdt, is om de bedreiging zelf aan te pakken. Als ik boos ben vanwege een voorgenomen nieuwe snelweg bij mijn stad, ga ik daar idealiter mee om door gemeenteraadsleden aan te schrijven of een petitie te starten. Echter, mensen proberen vaak (waarschijnlijk in de meeste gevallen) de emotie te verlichten door de bedreiging weg te redeneren – door zichzelf wijs te maken dan het minder erg is dan het lijkt. We praten met onze vrienden over de snelweg en komen tot de gemeenschappelijke conclusie dat het ideaal voor vervoer per elektrische trein zal zijn als olie 500 dollar per vat zal gaan kosten. Het op deze wijze ‘reframen’ van de bedreiging moet het slechte gevoel wegnemen. Mensen kiezen heel vaak voor deze uitweg omdat het een manier is die bijna net zo effectief is als feitelijk iets aan de bedreiging doen en omdat zij er wijselijk energie mee besparen (in de fysieke zin des woords, niet in de zin van een gloeilamp). Zo’n strategie zou op de korte termijn kunnen werken, maar als de bedreiging reëel is, zal het onszelf er van overtuigen dat de bedreiging niet reëel er waarschijnlijk niet toe leiden dat de bedreiging voor altijd verdwijnt.
Mensen die zich daarentegen goed voelen, lijken wat meer bereid om direct naar de bedreiging zelf te kijken dan mensen die geen positief humeur hebben. Een onderzoek betrof groepen jonge vrouwen, waarvan de helft werd gevraagd om hun goede daden jegens anderen in herinnering te roepen.11 Dit werd gedaan om hen in een positieve gemoedstoestand te brengen door de aandacht te vestigen op wat voor een fijn persoon zij wel niet waren. De andere helft (de controlegroep) werd gevraagd een meer algemene vragenlijst in te vullen over hun persoonlijke kenmerken, met de bedoeling om hen zich positief noch negatief te laten voelen. Alle deelnemers werd toen verteld dat medisch bewijs suggereert dat er een link bestaat tussen de inname van cafeïne en “painful but non-cancerous breast disease” (p.107). Toen zij dit gehoord hadden, werden ze in de gelegenheid gesteld om drie artikelen te lezen: ‘Cafeïne-consumptie kan gevaarlijk zijn voor je gezondheid’, ‘Het drinken van cafeïne-houdende frisdranken vormt een kleine bedreiging voor de gezondheid’ en ‘Fysiologische effecten van cafeïne op het menselijk lichaam’. Het doel was om verschillen te meten tussen de vrouwen die waren gestimuleerd om zich goed te voelen en de vrouwen waar dat niet bij was gebeurd. Zou een positieve gemoedstoestand vrouwen de moed geven om het eerste artikel te lezen? De interessante verschillen zaten tussen personen die veel cafeïne gebruikten in de twee groepen. Van die vrouwen pakten diegenen die werden aangemoedigd om positief over zichzelf te denken het eerste artikel (dat impliceerde dat cafeïne slecht voor hen
36 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
was) twee keer sneller om te lezen dan zij die veel cafeïne gebruikten en in de neutrale (controle)groep zaten. Belangrijk ook was dat de groep die zich goed voelde over zichzelf, zichzelf later hogere cijfers gaf als het ging om het hebben van controle over hun cafeïnegebruik dan de andere groep.
Wat dit suggereert, is dat de neiging van mensen om een bedreiging vanuit alle gezichtpunten te onderzoeken als zij worden geconfronteerd met een bedreiging, inclusief perspectieven die tot onwelkome informatie leiden, sterker is als zij zich goed voelen. Het lijkt er daarom op dat positieve emoties niet alleen nuttig zijn voor creatieve taken, maar ook voor taken die betrekking hebben op het opnieuw onderzoeken van ons persoonlijke doen en laten. Dit heeft zeer interessante implicaties voor het voeden van duurzaamheid, zoals we verderop zullen zien.
Een laatste aspect van positieve emoties dat de moeite waard is om aandacht aan te besteden, is de waarde ervan in onderhandelingssituaties met anderen. Twee onderzoeken gingen over het brengen van deelnemers in een positieve gemoedstoestand (door hen grappige strips te laten zien of aangename geuren te laten ruiken, zoals een wasmiddel) en vervolgens hun onderhandelingsvaardigheden te vergelijken met deelnemers die deze impuls niet hadden gehad.12 Uit de onderzoeken bleek dat de personen met een goed gemoed efficiënter en effectiever waren en ook een voorkeur hadden voor tactieken die minder confronterend waren. Eens te meer lijkt dit grotendeels toe te schrijven te zijn aan het verbredende effect van een positieve emotionele staat. Zoals Carnevale en Isen, de auteurs van een van deze onderzoeken benadrukten, hadden de superieure onderhandelingsvaardigheden van diegenen die in een positieve gemoedstoestand verkeerden vooral te maken met hun bereidheid “to integrate, find creative ways of combining issues, and to develop novel solutions” (p.12).
Hebben positieve emoties een keerzijde? Het bewijs dat tot nu toe gepresenteerd is, laat zien dat positieve emoties ons creatiever maken, ons beter in staat stellen om complexe informatie te filteren, er voor zorgen dat we ons meer openstellen voor informatie die bedreigend voor de persoon is maar in potentie belangrijk is èn ons betere onderhandelaars maakt. Zitten er ook keerzijden aan je goed voelen?
Zoals je je wellicht kunt herinneren, is een van de functies van positieve emoties die aan het begin van het hoofdstuk aan de orde kwam het signaleren dat zaken goed gaan. Als dit het geval is, voelen we aan dat we onze aandacht kunnen verbreden – we hebben alles wat er gebeurt onder 37 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
controle, dus we kunnen elders gaan kijken. Dit werkt goed voor het bevorderen van creatief denken en het exploreren van nieuwe activiteiten. Echter, het kan ons ook afleiden van de taak die moet worden uitgevoerd, met name als het een saaie of onplezierige taak is.13 Er is experimenteel bewijs dat dit ondersteunt. Onderzoek heeft aangetoond dat universitaire studenten in een positieve gemoedstoestand zowel sterke als zwakke argumenten over zure regen en toenemend collegegeld als gelijkwaardig beoordeelden, anders dan studenten die niet in een positieve gemoedstoestand verkeren en een voorkeur hadden voor de sterke argumenten.14 Mensen met een positief gemoed blijken ook sneller sociale stereotypen te gebruiken bij het beoordelen of iemand schuldig is aan een misdaad.15 Wat deze onderzoeken suggereren, is dat mensen in een positieve gemoedstoestand gemotiveerd worden om snel weg te bewegen van taken die saai zijn en op argumenten van slechte kwaliteit of stereotypen kunnen bouwen om het werk te klaren. Daarentegen is het fascinerend dat laatstgenoemde studie concludeerde dat indien deelnemers werd verteld dat zij verantwoordelijk waren voor hun oordeel om iemand als schuldig of onschuldig te verklaren, mensen in een positieve gemoedstoestand net zo voorzichtig waren in hun oordeel als anderen. Dit suggereert dat de keerzijde van het verkeren in een goed humeur – gebrek aan focus in saaie situaties – omgekeerd kan worden zolang mensen ervan worden overtuigd dat voorzichtigheid betracht dient te worden.
Het is ook van belang om aan te geven dat het voornaamste effect van negatieve emoties – het verengen van de aandacht en meer gefocused raken op het onderwerp dat aan de orde is – van waarde kan zijn in het stimuleren van actie. Woede is bijvoorbeeld duidelijk aanwezig in de levensverhalen van politieke activisten. In interviews die ik en mijn studenten hebben uitgevoerd met politieke activisten uit Nieuw-Zeeland, zei een activist:
“I think that motivated probably the last 20 years of my political activism, just the outrage really, that these people in government could just do this stuff without any consent, that they were just riding roughshod over 50 years of democratic history and had no concern for the fact that they were deeply unpopular and that nobody supported what they were doing except the very rich people who loved it.”
Vergelijkbaar hiermee verwezen andere activisten die wij hebben geinterviewd naar het zijn van “outraged” en “horrified” over de acties van de overheid of andere machtige organisaties.16
Angst speelt ook een rol in het betrekken van mensen bij bepaalde onderwerpen. Angstaanjagende boodschappen zijn zelden saai en trekken daarom onze aandacht.17 Toen ik met 38 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
vrienden over dit hoofdstuk sprak, vertelde een van hen mij dat zijn vader was gestopt met roken toen hij voor de eerste keer een advertentie zag met afbeeldingen van aangetaste longen. Er bestaan weinig effectievere boodschappen dan deze. Je kunt echter, net zoals met bedreigende persoonlijke informatie, op twee manieren met angstaanjagende boodschappen omgaan. We kunnen proberen om met de angst zelf af te rekenen, wat vaak tot ontwijkend gedrag leidt, of we kunnen de bron van de angst aanpakken.18 Er zijn veel redenen waarom we kiezen voor een van beide paden, maar een essentiële factor is de overtuiging dat we de bron van angst kunnen aanpakken. Roken is in dit verband tamelijk rechttoe rechtaan. De vereiste actie is duidelijk – stoppen – en hoewel dat werkelijk ook doen wat lastiger is, ligt dat wel binnen de vermogens van de meeste mensen (uiteindelijk dan). Bij angstaanjagende communicatie over duurzaamheid ligt het wat complexer. Het is lastig om individuen er met succes van te overtuigen dat hun acties effectief zullen zijn. Zal het recyclen van een colablikje werkelijk helpen het vormen van stortplaatsen te voorkomen? Zal het feit dat ik fiets CO2-emissies in enige omvang van betekenis terugbrengen?
De kans dat angstaanjagende communicatie werkt is groter indien de informatie nieuw is. Aan de ene kant is het indrukwekkend dat de vader van mijn vriend overtuigd werd om te stoppen met roken door een enkele advertentie. Aan de andere kant is het veel moeilijker de volgende aanval te laten werken als de eerste golf van informatie niet werkt. Tegen die tijd zijn we gewend geraakt aan het vermijden van die angst in plaats van te werken aan het verwijderen van de bron er van.
Een studie die angstcommunicatie in de context van het milieu onderzocht, betrof mensen uit het bedrijfsleven in Seattle.19 Zij ontvingen berichten over het belang van waterconsumptie, energiebesparing en recycling. Deze boodschappen werden geframed door het gebruiken van een verwijzing naar ofwel een zieke baby om de ernst van het probleem te benadrukken ofwel een verwijzing naar een gezonde baby die het vermogen van mensen benadrukte om het probleem aan te pakken. Met betrekking tot water en energie scoorden deelnemers die de verwijzing naar de zieke baby ontvingen het onderwerp als belangrijker dan diegenen die de verwijzing naar de gezonde baby ontvingen. Deze laatste groep zag zichzelf echter als beter in staat om het onderwerp aan te pakken dan de eerste groep. Verwijzingen naar gezonde baby’s leverden hogere scores op voor zowel het belang van het onderwerp als het vermogen om iets aan het onderwerp te doen voor de boodschap over recycling. De auteurs suggereren dat de verwijzingen naar de zieke baby nuttig zijn als mensen zich niet bewust zijn van het probleem (in dit geval water en energie), maar niet wanneer hun zorg over een bepaald onderwerp al groot is (zoals bij recycling het geval is). Sterker nog, als hun zorg groot hoog is, suggereren de onderzoekers dat meer aandacht besteden aan de ernst van het
39 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
probleem een tegenovergesteld effect kan hebben, aangezien het het gevoel van hulpeloosheid van mensen versterkt.
De juiste balans Het grote punt over negatieve emoties is dat ze waarde hebben in kleine hoeveelheden en in bepaalde omstandigheden. Positieve emoties, daarentegen, hebben waarde in grote hoeveelheden en vele omstandigheden. Zelfs de politieke activisten waar ik het eerder over had, hadden veel meer te vertellen over hun passie voor hetgeen zij deden en hoe het hun leven verrijkte dan dat ze hadden te zeggen over hun woede. Uiteindelijk heeft woede niet dezelfde opties als hoop en vreugde om mogelijkheden te openen en ons vooruit te helpen. Interessant is dat recent psychologisch onderzoek, wederom van Barbara Fredrickson (maar ditmaal samen met Marcial Losada) zelfs een optimale minimumverhouding van positieve en negatieve emoties voor het floreren van mensen weet te formuleren.20 De verhouding is 3:1.21 Vergelijkbare verhoudingen gelden voor groepen. In een onderzoek observeerden Marcial Losada en Emily Heaphy verschillende teams binnen bedrijven die waren gescoord op hoge, middelmatige en lage prestaties op diverse criteria, zoals klanttevredenheid en beoordelingen van hun peers en hun managers.22 Zij constateerden dat in de 15 hoogpresterende teams positieve interacties tussen de teamleden zwaarder wogen dan negatieve interacties met een verhouding van meer dan 5:1. Voor de 26 middelmatig presterende teams was de ratio 2:1 en voor de 19 laagpresterende teams 0,5:1 (dit betekent dat voor deze groepen er meer dan twee keer zoveel negatieve interacties waren als positieve). Losada en Heaphy lieten ook zien dat de hogere ratio’s leidden tot een veel grotere breedte en kwaliteit van ideeën dan de lagere ratio’s. De lagere ratio’s brachten de teams in een beperkende ruimte waarin zij vast kwamen te zitten op onderwerpen en niet meer in staat waren om vooruitgang te boeken.
De oplettende lezer zal hebben opgemerkt dat ook bij succesvolle individuen en groepen enige negativiteit aangetroffen kan worden. Het lijkt er op dat een kleine hoeveelheid hiervan inderdaad nodig is en dient als een reality-check. Volgens het onderzoek van Fredrickson en Losada kan mentale gezondheid achteruitgaan bij verhoudingen die liggen boven ongeveer 11:1 positieve:negatieve emoties. Losada en Heaphy suggereerden ook dat de groepsdynamiek uiteen zal vallen bij heel hoge ratio’s, aangezien de groep dan niet langer in staat is tot zelfcorrectie. Dit staat in contrast met situaties waarin een aantal mensen binnen een groep de rol pakken om een deel van de tijd te wijzen op de fouten in andermans denken.
40 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Positieve emoties inzetten voor duurzaamheid De vraag is nu: hoe kunnen we positieve emoties inzetten voor duurzaamheid? Eerst en vooral geldt dat als we creatieve strategieën willen ontwikkelen die rekening houden met het grotere plaatje, we de onderzoeksresultaten ter harte moeten nemen die suggereren dat we zouden moeten proberen om positieve emoties bij onszelf en bij anderen op te wekken.
Op het persoonlijke vlak gaat het er om dat we er voor zorgen dat we doen wat nodig is om een positief vooruitzicht te houden – zowel in algemene zin als voor wat betreft duurzaamheidsgerelateerde onderwerpen. Als we teveel op moeten geven voor de goede zaak – en alleen jij kan weten hoeveel dat is – zul je je waarschijnlijk verontwaardigd voelen, hetgeen precies de verkeerde soort nauwe focus zal veroorzaken.
Erkennen wat er voor nodig is om je goed te voelen en persoonlijke verontwaardiging afwenden gaat ook over jezelf blootstellen aan de positieve aspecten van duurzaamheid – en alleen in het slechte nieuws duiken tot zover je dit kunt doen zonder je gedoemd en hulpeloos te voelen. Om te beginnen kan de persoon die in een positieve emotionele gemoedstoestand verkeert een zekere hoeveelheid bedreigend nieuws absorberen, maar daar zit een grens aan. Als je niet met een bepaalde groep of bepaalde personen kunt omgaan zonder daarna twee uur lang je hart te luchten bij je partner (of je hond), dan moet je misschien op zoek naar iets anders. De kans is groot dat de groep sowieso nergens toe leidt. Op een zeker moment doet het er niet meer toe hoe belangrijk het onderwerp is of hoeveel je zou kunnen bereiken als je je maar niet de hele tijd zo boos zou voelen. Zolang je je zo voelt, zul je niet ver komen. Daarnaast zijn zowel goede als slechte emoties besmettelijk. Als een soort juichende bacterie veroorzaak je die productieve en plezierige positieve emoties bij anderen, terwijl je het tegenovergestelde effect sorteert als je lijdt. Zodra je er op deze manier over denkt, gaat het niet alleen over jou als je jezelf blootstelt aan informatie, activiteiten en mensen die je je goed doen voelen. Het is ook een geschenk aan de personen waar je mee werkt.
We moeten echter niet vergeten dat ook negativiteit een eigen plek heeft en het is zowel onmogelijk als onwenselijk om volledig te ontkomen aan de pijnlijke aspecten van het onderwerp in kwestie of aan de groepsdynamiek. De mensen die ik het meest bewonder kunnen een zekere mate van stoïcisme combineren met een positief perspectief. Zij geven vanuit zichzelf, zelfs in moeilijke omstandigheden, maar laten dat eenvoudig lijken – net zoals de gymnaste die met een lach op haar 41 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
gezicht een achterwaartse salto op de evenwichtsbalk maakt. Zulke mensen zijn in het bijzonder geweldig om het voortouw te nemen en ons vooruit trekken door de gecombineerde kracht van voorbeeldgedrag (het onderwerp van het volgende hoofdstuk) en een aanleg voor optimisme. Streef er naar zo’n persoon te worden, ondanks dat het onderzoek over zelfcontrole dat later in dit hoofdstuk aan de orde komt suggereert dat we niet in staat zijn om lang te doen alsof. Als je chagrijn toeneemt tot het punt dat je niet langer in staat bent om vrienden te maken en mensen te beïnvloeden, is het waarschijnlijk tijd om een tijdje verlof te nemen. (S)he who fights and runs away, lives to fight another day.23
Bij het motiveren van anderen komen we er vaak achter dat het moeilijk te weerstaan is om te benadrukken hoe wanhopig het allemaal wel niet is, waarmee we onszelf manifesteren als personen waar anderen zich van af zullen keren. De passage van James Lovelock aan het begin van dit hoofdstuk is daar een treffende illustratie van. Ik heb bij talloze lezingen gezeten en boeken gelezen die uitgebreid verslag doen van het slechte nieuws. Als je teveel met dergelijk materiaal geconfronteerd wordt, haken velen (inclusief ikzelf) af. We gebruiken dan een menselijke voorkeursstrategie: ontwijken. Ontegenzeggelijk hebben anderen een morbide fascinatie en herhalen het slechte nieuws bij iedere gelegenheid, vooral als het schandelijke acties van onze favoriete schurken betreft (nog een olieramp?). Maar hoeveel mensen inspireert dat tot creatieve daden die een duurzame samenleving nodig heeft?
De volgende hoofdstukken gaan in meer detail in op verhalen en films die gebruikt kunnen worden om actie te inspireren en positieve emoties kunnen veroorzaken bij anderen. Voor nu is de voornaamste les om zorgvuldig na te denken over wat je tegen anderen vertelt en welk effect dat waarschijnlijk op hen zal hebben.
Voor de lezers wier werk (betaald of vrijwillig) gaat over het organiseren van bijeenkomsten of evenementen benadrukt dit onderzoek het belang van het besteden van aandacht aan het welkom, ontspannen en positief laten voelen van mensen. Eten is daarbij een betrouwbare gangmaker. Een esthetisch plezierige omgeving en humor zijn ook manieren om mensen in een positieve mindset te brengen waarmee nieuwe ideeën naar boven zullen komen. Als je enige ervaring hebt als organisator wist je dit waarschijnlijk al, maar had je je wellicht nog niet gerealiseerd dat het niet noodzakelijkerwijs veel inspanning vraagt om een substantieel verschil te maken in de sfeer van een gelegenheid. Bedenk dat volgens een van de onderzoeken die ik eerder besprak een simpele lekkere geur mensen al creatievere onderhandelaars leek te maken. Als je net zoals mij bent 42 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
en altijd haast hebt, is een voorraadje fairtrade-chocola hier uitermate geschikt voor. Cartoons zijn waarschijnlijk nog beter – en te hergebruiken (bij nieuwe groepen uiteraard) en ik geef toe dat ik me enigszins schuldig voel over het dronken voeren van mensen met geïmporteerde koffie en suiker (hoewel ik het vooral houd bij pure chocolade, aangezien ik heb gelezen dat dat gezond voor je is!).
Tot slot is het de moeite waard om te kijken naar het onderzoek dat de waarde laat zien van jezelf goed voelen bij het tegemoet treden van bedreigingen voor je levensstijl. Terwijl velen van ons geloven dat duurzaam leven feitelijk een verbetering van onze manier van leven is, zal alles dat de status quo ter discussie stelt voor velen bedreigend zijn. Met dit gegeven lijkt het verstandig de mogelijkheden van mensen te benadrukken als we het hebben over onze manier van leven. Wanneer mensen zich schuldig en kwetsbaar voelen, sluiten ze zich meteen af om zichzelf te beschermen tegen verdere pijn. Als ze zich goed voelen over zichzelf, kunnen ze, paradoxaal genoeg wellicht, bereid zijn een verandering te overwegen.
Het volgende deel van dit hoofdstuk brengt deze ideeën een stap verder. Hoe kunnen bijzonder intense activiteiten – die activiteiten die een hoogtepunt van de menselijke ervaring vertegenwoordigen – ingezet worden om duurzaamheid verder te stimuleren?
Deel 2 – Flow: de sleutel tot commitment “On a run I forget everything. I feel I am running with all my heart and mind and strength.” (Sato, 1988, p.103)
“You are in an ecstatic state to such a point that you feel as though you almost don’t exist. I have experienced this time and time again. My hand seems devoid of myself, and I have nothing to do with what is happening. I just sit there watching in a state of awe and wonderment. And the music just flows out by itself.” (Csikszentmihalyi, 1975, p.44)
We hebben gezien dat positieve emoties bakens zijn die een signaal uitzenden naar mensen dat het veilig is om je met een onderwerp bezig te houden. Ze stimuleren creativiteit, wat bijvoorbeeld handig is voor het bedenken van oplossingen. Echter, hoewel een leuke eenmalige ervaring mensen kan kickstarten, is er meer nodig om hen aan de gang te houden. Zoals Suzanne Hidi duidelijk heeft gemaakt, is er een verschil tussen tijdelijke en blijvende interesse. Mooie, boeiende 43 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
evenementen of voorvallen leiden tot tijdelijke, of wat Hidi noemt situationele, interesse.26 We zijn allemaal wel bekend met dit type interesse. Je hebt het als je een muziekprogramma op televisie kijkt en jezelf voorneemt om basgitaar te gaan spelen, of wanneer je een kerstman die is gemaakt van blikjes aan een tuinhek ziet hangen en bruikbare blikjes redt van de prullenbak om er zelf een te maken. Vaker dan niet neemt je enthousiasme weer af als het moment voorbij is – basgitaar is voor tieners en de blikjes gaan richting de vuilnisbak. Blijvende interesse, daarentegen, is niet afhankelijk van de aanwezigheid van een bepaalde trigger en blijft niet bij de initiële obstakels hangen. Zodra een interesse zich toegang heeft verschaft tot wie we zijn, gaan we actief op zoek naar mogelijkheden om er aan toe te geven. De toegewijde gitarist plaagt zijn vrienden om met hem een band te vormen; de slimme blikkunstenaar struint de afvalbakken van lokale winkels af.
Hoewel blijvende interesse zich in verschillende vormen manifesteert, is de psychologische ervaring die er mee gepaard gaat tot op grote hoogte vergelijkbaar voor ieder individu, onafhankelijk van wat zijn of haar obsessie precies is. Dit is de toestand die Mihalyi Csikszentmihalyi ‘flow’ heeft genoemd en het is overduidelijk een van die menselijke ervaringen waar iedereen naar op zoek is.
Om flow te onderzoeken, hielden Csikszentmihalyi en zijn collega’s interviews met meer dan 10.000 mensen over de hele wereld.27 De onderzoekers constateerden dat creatieve activiteiten, muziek, sport, spel en religieuze rituelen typische bronnen van flow zijn, maar ook dat mensen flow op het werk en tijdens het ouderschap beschreven.
Een staat van flow heeft verschillende kenmerken. Het gaat om totale concentratie, waar de taak die voor ligt alle aanwezige aandacht vraagt. Dit idee wordt gevat in de quote aan het begin van deze sectie, waarin een lid van een Japanse motorbende beschrijft hoe hij met “heart, mind and strength” opgezogen wordt als hij aan een bosozoku-race meedoet.28 Dergelijke concentratie kan er toe leiden dat de persoon in kwestie andere aspecten van de situatie negeert, zoals de rugbyspeler die pas nadat de wedstrijd is afgelopen merkt dat hij een gekneusde elleboog heeft. In een staat van flow voelen mensen zich volledig in control over wat zij aan het doen zijn, maar deze controle kost hen geen enkele moeite en is natuurlijk in plaats van dat het een kwestie van zelfdiscipline is. Dit kan afgeleid worden uit de onderstaande tekst over zeilen:
“Our lives lay in our hands alone – no one knew where we were – and the independence was a good feeling. I felt exuberant and reassured somehow. I knew that I was in charge of the ship and what we did, but I also had the notion that I was in control of the sea that I could see 44 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
around me – a foolish idea, I suppose, for it is manifest that the sea knows no master. Yet as long as we paid proper respect to the might of the ocean I felt sure that our tiny ship would be safe.” (Roth, 1972, geciteerd in Macbeth, 1988, p.227)
Mensen die in een staat van flow verkeren, beschrijven ook een helderheid over wat te doen van het ene moment op het andere. De activiteit kent mogelijk specifieke vereisten (zoals in het geval van een bepaald breipatroon) of een duidelijk doel (zoals het balletje in de volgende hole krijgen). Er is sprake van onmiddellijke feedback en die wordt ontvangen ofwel via externe informatie (de bergbeklimmer weet dat de voetsteun het al dan niet houdt door het te testen) ofwel vanwege de eigen standaarden van het individu (de dichter voelt direct of een bepaald woord wel of niet werkt). Paradoxaal genoeg beschrijven mensen zich als meer levend dan in welke andere situatie ook en toch verliezen zij ook zelfbewustzijn en worden zij onverschillig ten opzichte van zichzelf of hoe zij overkomen op anderen. De grenzen tussen wie de persoon is en wat hij of zij doet, verdwijnen. Dit wordt geïllustreerd door de tweede quote aan het begin van deze sectie door de dirigent die voelt alsof hij bijna niet bestaat als de muziek naar buiten komt.
Flow-ervaringen vinden plaats in de ruimte tussen verveling en bezorgdheid. Als een taak te eenvoudig is, dan is totaal in beslag worden genomen niet mogelijk en kan de persoon in een staat van verveling terecht komen. Als de taak te moeilijk is, ook dan is volledig geabsorbeerd worden onmogelijk aangezien de persoon in kwestie worstelt met gevoelens van incompetentie en verwarring. Er moet een uitdaging zijn, maar de persoon moet ook (precies die) vaardigheden hebben om de uitdaging aan te gaan. Als mensen zich in deze staat van opperste concentratie bevinden, worden ze volhoudender en preciezer. Ze zijn bereid om te blijven doorgaan totdat het probleem is opgelost en ze zijn niet bereid om genoegen te nemen met iets dat niet goed is. Hieruit volgt dat mensen die flow ervaren in een opwaartse spiraal zitten, waarbij zij voortdurend hun vaardigheden fijn slijpen en in staat zijn steeds moeilijker taken op te pakken.
Deze flow-toestand neemt mensen zo in beslag dat het ‘autotelisch’ is (een doel in zichzelf zijnd of hebbend), hetgeen letterlijk ‘zelfmotiverend’ betekent. Hoewel flow-activiteiten in het algemeen een doel hebben (bijvoorbeeld een wedstrijd winnen, een berg beklimmen of een breiwerk voltooien), heeft Csikszentmihalyi gesuggereerd dat het een doel in zichzelf kan zijn om flow te ervaren. Het gaat de persoon dan niet om het resultaat, maar om de toestand zelf.
45 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Samenlevingen worden gevormd door vele krachten – en een daarvan is de motivatie van individuen binnen die samenleving. Een historische analyse van Huizinga uit 1949 liet zien dat veel van de instituties die onderdeel van onze maatschappij zijn ontstaan zijn uit spel.30 Het is eenvoudig te begrijpen dat de film- en sportindustrie afgeleid zijn van mensen die elkaar vermaakten en elkaars fysieke vaardigheden testten, maar Huizinga beargumenteert dat zelfs rechtbanken zich hebben ontwikkeld uit geritualiseerde debatten en dat militaire instituties niet zo belangrijk zouden zijn geworden als de rituelen waarop zij zijn gebaseerd niet leuk waren. Om Mitchell, die 40 jaar later op vergelijkbare ideeën kwam, te citeren: “In the long run a boring system cannot last” (p.57).31 Met andere woorden: instituties moeten (op zijn minst sommige) individuen de gelegenheid tot zelfexpressie geven en hen in staat stellen hun vaardigheden te ontwikkelen, anders zal er niemand zijn die het systeem in stand en draaiende houdt.
Het is eenvoudig voor mij om dit fenomeen in mijn eigen professie aan het werk te zien. Zowel onderzoek als onderwijs zijn bronnen van expressie, het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en flow. Ik kan me geen toponderzoeker voorstellen die niet volledig in beslag wordt genomen door zijn of haar werk. Je kunt eenvoudig niet verder gaan dan wat al bekend is en niet de verbindingen maken die nodig zijn om nieuw terrein te ontdekken zonder volledig op te gaan in de materie. Mensen die halfhartig zijn zullen niet het doorzettingsvermogen hebben om de gaten te vinden, tegen grenzen aan te drukken en door barrières heen te breken. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat je wordt ontslagen omdat je een saaie docent bent, zullen studenten zich veel meer aangetrokken voelen tot diegenen die houden van lesgeven – en zulke onderwijzers hebben daarom de grootste impact. Sterker nog, als iedereen onderzoek saai zou vinden en onderwijs als corvee zou beschouwen, dan zou de academische wereld in haar huidige vorm waarschijnlijk niet bestaan.
Kapitalisme vereist uitvinders, ontwerpers en adverteerders die blijven proberen totdat ze op het product komen of de bekoring weten op te roepen die een nieuwe niche creëert. Geneeskunde wordt gedreven door artsen die ’s nachts wakker liggen omdat ze proberen uit te dokteren hoe zij hun patiënten kunnen genezen. En vergis je niet door te denken dat het geld is dat het uiterste uit topvoetballers haalt. Om het beste te kunnen geven, moet een probleem of activiteit je grijpen. Het moet flow veroorzaken.
46 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een woord over wilskracht – het tegenovergestelde van flow Maar hoe zit het dan met inzet en hard werken? Met doorgaan ondanks dat werk saai en vervelend kan zijn? Hebben we dat ook niet nodig? Wilskracht, of zelfcontrole, is wat we gebruiken om te blijven proberen en het juiste te blijven doen ook al is het moeilijk, pijnlijk of gewoon enorm saai – met andere woorden: ver buiten onze flow. Zeker, er zijn tijden dat we zullen moeten volharden in een nare of frustrerende taak. Het kan echter geen verrassing voor je zijn om te begrijpen dat onderzoek heeft gesuggereerd dat mensen slechts over een beperkt vermogen beschikken om dingen te doen die een bewuste opoffering vragen.
Kathleen Vohs, Roy Baumeister en hun collega’s hebben beargumenteerd dat dit te wijten is aan ‘ego-depletie’. Als we onszelf dwingen iets saais te doen, zullen we het moeilijk vinden om kort daarna iets anders saais te doen. De zelfcontrole die is vereist, fungeert als een energiebron – uiteindelijk raakt deze uitgeput en is het nodig om een pauze te nemen en onze voorraden weer aan te vullen. Vohs en haar collega’s hebben het bestaan van ego-depletie aangetoond in een serie experimenten. In een daarvan hadden 67 psychologiestudenten van Case Western Reserve University zich aangemeld voor wat zij dachten dat een onderzoek naar smaakperceptie was.32 Hen werd verteld dat zij gedurende drie uur voordat zij bij de test aankwamen niet mochten eten. Toen ze arriveerden, betraden zij een kamer vol met de geur van het bakken van chocoladekoekjes en er stond een bord met koekjes op de tafel. Er stond echter ook een bord met radijsjes. Iedere student werd verteld dat hij of zij een van deze producten zou gaan proeven en dat er de volgende dag een vervolgonderzoek zou plaatsvinden om zijn of haar sensorisch geheugen te meten. Een aantal van de studenten kreeg toen de instructie om de chocoladekoekjes te proeven en anderen de radijsjes. Ze konden zoveel van het hen toegewezen product eten als ze wilden, maar werden geïnstrueerd het andere product niet te proeven. Vervolgens werd de student alleen in de kamer achtergelaten terwijl de onderzoeker wegliep.
De onderzoeker bekeek stiekem iedere student door een eenrichtingsspiegel en geen van de studenten at het verboden product, hoewel de studenten die waren geïnstrueerd radijsjes te eten vol verlangen bleken te staren naar de chocoladekoekjes. Een aantal van hen pakte zelfs een koekje van het bord en rook er aan alvorens het terug te leggen. Toen het experiment voorbij was, zeiden veel deelnemers uit de radijsjesgroep hoe lastig het was om de koekjes te weerstaan. (Niemand in de koekjesgroep bleek problemen te hebben om de radijsjes te laten liggen.) De onderzoekers waren er derhalve in geslaagd een situatie te creëren waarin een set deelnemers een aanzienlijke mate van zelfcontrole moesten laten zien, terwijl dat bij de andere set niet het geval was. Tenslotte werd
47 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
iedere deelnemer gevraagd een probleem op te lossen, zogenaamd als onderdeel van een tweede, ongerelateerde studie. Het probleem was feitelijk tot frustrerens aan toe onoplosbaar en de volharding die nodig was, vereiste zelfcontrole. De onderzoekers beredeneerden dat als er sprake zou zijn van ego-depletie, diegenen die radijsjes moesten eten minder volharding zouden vertonen bij het oplossen van het probleem dan diegenen die koekjes hadden kunnen eten. Dat was ook precies wat er gebeurde: de studenten uit de radijsjesgroep volhardden tot een gemiddelde van iets meer dan acht minuten, terwijl de koekjesgroep het tot bijna 19 minuten bracht.
In een ander onderzoek instrueerden Kathleen Vohs en Ronald Faber deelnemers saaie biografieën van wetenschappers hardop voor te lezen.33 Sommigen deden dit zonder aanvullende instructies te krijgen, maar anderen werd gevraagd om te lachen en duidelijk enthousiasme voor de taak aan de dag te leggen. Alle deelnemers kregen 10 dollar betaald. Diegenen die moesten doen alsof zij enthousiast waren, spendeerden veel meer van het geld aan eten en andere dingen die direct na de activiteit gekocht konden worden dan de anderen. Dit effect was zelfs nog groter voor de deelnemers die hoog scoorden op een ‘Buying Impulsiveness Scale’. Als ze de passages niet op een bepaalde manier hoefden voor te lezen, spendeerden zij gemiddeld niet veel meer dan 1 dollar. Als ze net moesten doen alsof zij enthousiast waren, spendeerden zij gemiddeld meer dan 6 dollar. Voor onze doeleinden is dit onderzoek bijzonder intrigerend aangezien het laat zien dat consumentisme een directe reactie kan zijn op het uitvoeren van een taak die niet authentiek voelt.
Over het geheel laten deze onderzoeken zien dat zelfcontrole zuinigjes gebruikt zou moeten worden, aangezien het niet een toestand is die mensen voor langere perioden vast kunnen houden. Vermoeidheid, alcohol, stress en te verdeelde aandacht blijken ook ons vermogen om het juiste te doen dramatisch te reduceren. Het is wellicht het meest nuttig om over zelfcontrole te denken op een zelfde manier als over de negatieve emoties waar we eerder naar keken. Het heeft zijn plaats, maar alleen in een kleine dosis. Grote doses flow, daarentegen, zijn een bondgenoot van ieder doel.
Flow inzetten voor duurzaamheid De duurzame les die getrokken kan worden uit het onderzoek over flow ligt voor de hand. Als we mensen hun beste beentje willen laten voorzetten, dan moeten we geschikte mogelijkheden creëren, of mensen in staat stellen deze te creëren, om duurzaamheid een stap verder te brengen door hun passie en talenten in te zetten. Ik ben groot voorstander van doe-het-licht-uit-stickers op 48 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
lichtschakelaars als onderdeel van mensen gecommitteerd krijgen, maar de mensen die voorop zullen lopen, zullen diegenen zijn die enthousiast voor het onderwerp zijn en blijven. Een vriendin van mij is bezig met het schrijven van een televisiescript over een gemeenschap in de toekomst (ik zal verder niet te veel weggeven over het plot). Ze is een filmdistributeur en ze vindt de tijdrovende taak om de levensvatbaarheid van verschillende ideeën te onderzoeken fascinerend. In het lokale voortgezet onderwijs, waar mijn studenten en ik actief zijn, waren de belangrijkste activiteiten vorig jaar het verven van nieuwe afvalstations en het maken van een film om de leerlingen van de school te leren hoe zij die moesten gebruiken. Met veel studenten die gepassioneerd waren over kunst en film waren we in staat om dit als flow-vehikels te gebruiken teneinde eigenaarschap over het afvalprobleem te stimuleren. Ik ben actief in de Transition Town-beweging in Pt Chevalier waar ik woon (Transition Pt Chevalier). Deze groep richt zich op lokale, gemeenschapsgeoriënteerde benaderingen van duurzaamheid.35 Tuinieren is ondertussen onze belangrijkste uitdaging geworden. Ik zie veel gezichten oplichten tijdens onze maandelijkse meetings als iemand praat over hoe je van mestkevers af komt en wanneer je je perenboom moet snoeien.
Zoals telkens het geval is in dit boek, zijn deze lessen net zo goed op ons als voorvechters van duurzaamheid van toepassing als op de mensen die wij proberen te betrekken. Wat doe je graag? Waar word je enthousiast van? Is het mogelijk om je passie voor dans of voor computers om te zetten in iets dat de sociale en ecologische uitdagingen waarmee we geconfronteerd worden aan te pakken? (Als ik zelf schrijven niet leuker zou vinden dan er voor zorgen dat ik van mestkevers af kom, zou je dit hoofdstuk nu niet kunnen lezen.)
Interessant om te zien is dat het onderzoek naar flow mijn eerdere argument dat een excessieve focus op de redenen waarom we nu actie moeten ondernemen (het slechte nieuws over het milieu) kracht bij zet, spaarzaam gebruikt zou moeten worden om verandering tot stand te brengen. Doordat het de aandacht vestigt op een groot en algemeen probleem (bijvoorbeeld dat koraalriffen met uitsterven worden bedreigd tegen het eind van deze eeuw) creëert slecht nieuws iets in ons dat Csikszentmihalyi ‘entropie’ heeft genoemd – een toestand van psychische ontwrichting die onplezierig is en tegenovergesteld is aan flow. Flow wordt ervaren als een staat van harmonie en omvat het gevoel controle te hebben, het hebben van de vaardigheden om de uitdaging aan te gaan en het verliezen van zelfbewustzijn en zorg over wat we dan doen ook het juiste is. Dit kan alleen gebeuren als het individu de taak in kwestie aan kan.
49 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Net zoals flow een belangrijke motivator is voor blijvende interesse in duurzaamheid en net zoals mensen in een toestand van flow het onderwerp waarschijnlijk het beste verder kunnen helpen, is een ander bij-effect dat mensen in flow zich onbewust zijn van externe beloning. Zij hebben geen geld en materiële zaken nodig om te doen wat ze doen; zij doen wat ze doen omdat ze intrinsiek gemotiveerd zijn en omdat ze het leuk vinden. Dit is heel anders dan bij mensen die tijd en energie steken in activiteiten die zij saai vinden. Zoals we zagen in het onderzoek naar zelfcontrole worden mensen die niet geïnteresseerd zijn in de taken die ze uitvoeren direct verleid door het momentane en makkelijke plezier van consumentisme. Hoewel ik sceptisch sta tegenover de bewering dat materiële goederen een ‘onechte’ vorm van geluk met zich meebrengen en dat als we mensen maar terugbrachten in hun ‘natuurlijke staat’ ze werkelijk geluk zouden vinden zonder dat zij bezit nodig hebben, twijfel ik er niet aan dat geluk mogelijk is zonder veel middelen-intensieve ervaringen (zoals reizen naar de andere kant van de wereld). Mensen kunnen gelukkig zijn, en zijn gelukkig, als zij problemen oplossen op een domein waar zij van houden.
Toen Quentin Anderson en ik de conclusie van het onder onze redactie staande boek Carbon Neutral By 2020 schreven, namen we het advies op om na te denken over je uitgavepatroon zoals je denkt over stemmen.36 Ik ben me vaak bewust van dat advies. Wat ik me heb gerealiseerd is dat geld besteden aan activiteiten die vereisen dat mensen hun vaardigheden ontwikkelen en laten zien een van de beste manieren is om je geld uit te geven. Als we geld geven aan sport, dans, kunst of muzieklessen voor onszelf of onze kinderen, helpen we de wereld te vullen met mensen die hun vaardigheden overdragen en ontwikkelen in deze flow-stimulerende activiteiten. De duurzame samenleving kan niet saai zijn – en zal dat ook niet zijn. In plaats daarvan zal het moeten voorzien in ervaringen die intens plezierig zijn en voldoening geven aan mensen die hongerig zijn naar geluk.
Concluderende opmerkingen Het onderzoek dat in dit hoofdstuk besproken is, levert overweldigend bewijs dat als mensen zich in een positieve gemoedstoestand bevinden het waarschijnlijker is dat ze open-minded en creatief zijn en beter samenwerken met anderen. Daarnaast is de kans het grootst dat mensen zichzelf volledig geven als een activiteit flow stimuleert – of met andere woorden: wanneer het hen uitdaagt om hun vaardigheden volledig te benutten en het hen volledig in beslag neemt. Als we willen dat duurzaamheid verder komt door met mensen te werken in plaats van hen te verleiden om op een lijn te komen met de oplossingen die we voorstellen, dan lijkt het essentieel om datgene te
50 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
doen wat we kunnen om een positieve atmosfeer te promoten in de contexten waarin we opereren. We zouden ook moeten zoeken naar mogelijkheden om duurzaamheid te linken met activiteiten die flow oproepen. Als we erin slagen dit voor onszelf en voor anderen te doen, valt de verveling weg en neemt de context voor vooruitgang het over.
Angstaanjagende boodschappen hebben hun nut in kleine hoeveelheden en als het gaat om een nieuwe boodschap. Het is echter van groot belang om te beseffen dat mensen meer aandacht zullen besteden aan deze boodschappen als zij vertrouwen in zichzelf hebben, en in het bijzonder in hun vermogen om effectieve actie te ondernemen. Een nuttige vuistregel is om te denken in termen van drie tot zes positieve boodschappen voor iedere negatieve boodschap. Tot slot, en aangezien we er voor de lange termijn in zitten, is het de moeite waard om duurzame activiteiten leuk te maken, eenvoudigweg om menselijk welvaren in het hier en nu te creëren.
51 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 2
1
Lovelock, J. (2006).
2
Kahl, H. (2007).
3
Zie Frijda, N.H., Kuipers, P. et al. (1989) voor theorie en een experiment dat dit idee onderzoekt.
4
Fredrickson, B.L. (2001).
5
Fredrickson, B.L. en Branigan, C. (2005).
6
Alle beschrijvingen van de film op p.319 in Fredrickson, B.L. en Branigan, C. (2005).
7
Isen, A.M., Daubman, K.A. et al. (1987).
8
Kahn, B.E. en Isen, A.M. et al. (1993).
9
Grawitch, M.J., Munz, D.C. et al. (2003).
10
Estrada, C.A., Isen, A.M. et al. (1997).
11
Reed, M.B. en Aspinwall, L.G. (1998).
12
Carnevale, P.J.D. en Isen, A.M. (1986); Baron, R.A. (1990).
13
Voor een uitgebreider argument volgens deze lijn, zie Carver, C.S. (2003).
14
Bless, H., Bohner, G. et al. (1990); Mackie, D.M. en Worth, L.T. (1991).
15
Bodenhausen, G.V., Kramer, G.P. et al. (1994).
16
Harré, N., Tepavac, S. et al. (2009).
17
Petty, R.E. en Wegener, D.T. (1998).
18
Hoog, N.D., Stroebe, W et al. (2007).
19
Obermiller, C. (1995).
20
Fredrickson, B.L. en Losada, M.F. (2005).
21
Alle cijfers in deze ratio’s zijn afgerond.
22
Losada, M. en Heaphy, E. (2004).
23
Een gezegde dat wat soelaas kan bieden in dergelijke tijden!
24
Sato, I. (1988).
25
Csikszentmihalyi, M. (1975).
26
Hidi, S. (2000).
27
De resultaten zijn gepresenteerd in diverse artikelen, waaronder Csikszentmihalyi, M. (1988) en Csikszentmihalyi, M.
(1993). 28
Bosozoku is straatracen op motorfietsen.
29
Macbeth, J. (1988).
30
Huizinga, J. (1949/2000).
31
Mitchell, R.G. (1988).
32
Baumeister, R.F., Bratslavsky, E. et al. (1998).
33
Vohs, K.D. en Faber, R.J. (2007).
34
Muraven, M., Tice, D.M. et al. (1998).
35
Zie http://www.transitiontowns.org.nz/pointchevalier voor meer details.
36
Harré, N. en Atkinson, Q.D. red. (2007).
52 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“Onze complexe hersenen werken op vele niveaus tegelijkertijd, als we doen, denken en weer doen, niet altijd wetend wat we doen en waarom, maar we observeren en leren altijd.”
53 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 3 Kopiëren: de kracht van doen en vertellen
Het is niet bepaald bon ton om toe te geven dat je anderen hebt gekopieerd. Vraag een willkeurig persoon waarom ze hebben gekozen voor een bepaald kapsel of een bepaalde baan en het antwoord dat je het minst vaak zult krijgen is “ik heb iemand anders nagedaan”. Het is veel waarschijnlijker dat je een verklaring krijgt die creativiteit of op zijn minst individualiteit benadrukt: “Het was tijd om iets anders te proberen” (favoriet als je vraagt naar kapsels) of “ik heb altijd al iets gehad met cijfers” (zo zal de accountant zeggen). Hoewel het geen bewuste halve waarheden zijn, verbergen dergelijke verklaringen dat we voor een kapsel hebben gekozen nadat we het bij iemand anders hebben gezien of dat we zijn opgegroeid met ome Jan, een accountant en het succesverhaal in de familie.
Ondanks dat het de saaie optie is, is zelfs het eenvoudig kopiëren van iets of iemand een tamelijk complexe onderneming. Sommige evolutionaire psychologen, zoals Susan Blackmore, hebben beargumenteerd dat het een van de belangrijkste vaardigheden is onder het voortplantingssucces van onze soort. Zoals Blackmore uitlegt in haar boek The Meme Machine, omvat kopiëren zorgvuldige aandacht voor een bepaalde actie, waarbij besloten moet worden welke onderdelen essentieel zijn voor een correcte replicatie om er vervolgens achter proberen te komen hoe je dat moet doen.1 Ben je ooit voor het eerst in een buitenlandse stad geweest en geprobeerd er achter te komen hoe het apparaat werkt om voor het openbaar vervoer te betalen door te kijken naar hoe mensen voor je dat doen? Het is niet eenvoudig om er achter te komen of al die mensen een kaartje in het apparaat steken omdat ze OV-jaarkaarten hebben of dat je eigenlijk aan de balie een ticket had moeten kopen en wellicht zie je de rode knop niet eens die iedereen aan het einde van de transactie indrukt om het ticket weer terug te krijgen uit het apparaat. Desalniettemin letten we, als intuïtieve kopieerders, heel goed op en krijgen we normaliter snel door hoe het werkt, vooral als een aardige local ons geld aanneemt en op de juiste knoppen drukt voor ons – op een langzame manier, zodat we iedere stap goed kunnen volgen. Precies dit vermogen om de acties van anderen te observeren en ze te reproduceren op een manier die hetzelfde resultaat oplevert, heeft onze soort misschien wel een voorsprong in het leren gegeven. Geen andere soort komt dicht in de buurt van het diverse palet aan vermogens van de mens, elk daarvan grotendeels ontwikkeld door het kopiëren van vaardige ervaringsdeskundigen die ons voorgingen.
54 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Als het op duurzaamheid aankomt, biedt ons vermogen om te kopiëren kansen en kent het bedreigingen. Het houdt ons gevangen in de onduurzame patronen die we om ons heen zien. Het betekent echter ook dat mensen die ons laten zien hoe het anders kan kunnen worden gekopieerd (en dat gebeurt ook) – en dat maakt het ons mogelijk om nieuwe patronen te ontwikkelen. Dit hoofdstuk gaat over kopiëren – waarom we het doen, wat er voor zorgt dat een actie vaker gekopieerd wordt en wat dit allemaal betekent voor duurzame inspiratie.
Het hoofdstuk kent drie delen. Het eerste deel gaat over modelleren – wanneer en waarom we andermans gedrag kopiëren en wat het precies is waar we aandacht aan besteden als we dingen repliceren die we horen of zien. Het tweede deel gaat over verhalen als een manier om onze doelen samenhangend te maken en om te illustreren hoe we willen en kunnen leven. Het laatste deel gaat over een idee dat vooral wordt gebruikt door atleten en mensen die met kinderen uit het bijzonder onderwijs werken: zelfmodellering. Niet alleen kunnen we anderen kopiëren en door anderen geïnspireerd raken, we kunnen ook onszelf kopiëren en door onszelf geïnspireerd raken. Met dit in ons achterhoofd is het interessant om te bedenken wat er zou gebeuren als hele gemeenschappen de mogelijkheid hadden om zichzelf nu op een andere manier te zien leven. Maar laten we eerst eens kijken naar modelleren.
Deel 1 – Modelleren Strikt genomen is modelleren het proces waarbij mensen naar iemand anders kijken – of, in sommige gevallen, luisteren – die een bepaald gedrag vertoont en dit vervolgens reproduceren. De geobserveerde persoon ‘modelleert’ dus het gedrag. In dit hoofdstuk begin ik met modelleren in deze strikte (of klassieke) betekenis, om vervolgens een iets bredere opvatting van modelleren te belichten in de zin van het reproduceren van wat we in een bepaalde situatie als normaal beschouwen. Het reproduceren van het normale (oftewel ‘sociale normen’) heeft misschien geen betrekking op het in actie zien van een andere persoon, maar gaat eerder over het afleiden van hun gedrag op diverse andere manieren. Het blijkt dat mensen bijzonder gevoelig zijn voor signalen die de gebruikelijke manier van reageren in een bepaalde situatie laten zien om vervolgens hun gedrag overeenkomstig aan te passen.
Maar eerst zullen we eens kijken naar de manier waarop mensen een model kopiëren – oftewel, het gedrag van een ander persoon. Ik werd me voor de eerste keer bewust van de kracht 55 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
van modelleren toen mijn eerste kind werd geboren. Met een psychologiediploma op zak maakte ik me ernstige zorgen dat alles wat ik deed een blijvende indruk op de hersenen van mijn kind zou achterlaten en dat ik de macht had om met de frequentie van het voeden en of en wanneer ik reageerde op haar huilen een neurotische tobber of een uitermate zelfverzekerd genie te produceren. Vanzelfsprekend had ik ieder boek uit de lokale bibliotheek over ouderschap gelezen als voorbereiding voor het opvoeden van het perfecte kind en had ik er eindeloze gesprekken over met vrienden en familieleden die al papa of mama waren of binnenkort zouden worden. Toen mijn dochter geboren werd, las ik meer dan eens delen uit het boek Your Baby and Child van Penelope Leech om precies uit te vogelen wat ik moest doen als ze 10 minuten na haar voeding begon te huilen en of het normaal was dat een baby naar een witte muur staarde terwijl er een kleurrijke mobile boven haar bed hing. Gelukkig was het internet toen nog geen gemeengoed (we hebben het over 20 jaar geleden), anders had ik talloze uren bezig geweest met het zoeken op trefwoordcombinaties als ‘overvoeden en lange termijn effecten’ en ‘hersenschade en witte muur’. Adviezen waren er genoeg, maar het ontbrak me aan modellen. Hoewel twee van mijn zussen en sommige vrienden al eerder kinderen hadden gekregen, had ik niet meer samen met een baby in een huis gewoond sinds ik zeven was en mijn broertje geboren werd. Ik was vooral het spoor bijster omdat ik geen lange historie had van het observeren wat je met baby’s moet doen en ik dus niet kon kopiëren wat ik om mij heen had gezien. De stukjes informatie die ik kreeg door het zien van mijn net zo onzekere peers die hun baby’s verzorgden boden enigszins houvast, maar waren onvoldoende om mij echt te onderwijzen in de kunst van het zorgen voor baby’s.
Het verzorgen van baby’s, zoals dat wordt aangeleerd in samenlevingen waar volwassenen nauwelijks met baby’s te maken hebben totdat zij zelf vader of moeder worden, benadrukt het nut van modelleren als leerstrategie, aangezien er in dit geval nauwelijks sprake is van modelleren. In andere situaties waar modelleren de belangrijkste vorm van leren is, valt het ons nauwelijks op omdat we zo bedreven zijn in het in ons opnemen van wat anderen doen en het ons eigen maken daarvan. Hoe werkt modelleren? En welke mogelijkheden biedt het om duurzaamheid te stimuleren?
Imitatie en gedachtelezen Zoals ik eerder schreef, zijn mensen buitengewoon goede imitatoren en is imitatie een van de makkelijkste manieren voor ons om nieuw gedrag aan te leren. In het fascinerende artikel Learning A Culture The Way Informants Do: Observing, Imitating And Participating, beschrijft de
56 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
antropoloog Alan Fiske hoe onbekwaam mensen uit allerlei culturen zijn om hun manier van leven te onderwijzen door uitleg. Als voorbeeld geeft hij hoe Amerikanen (of Nieuw-Zeelanders of Nederlanders, zou je evengoed kunnen zeggen) met hun mond vol tanden zouden staan als we hen zouden vragen waarom mensen hun verjaardag vieren met taart en kaarsen die worden uitgeblazen door de jarige. We kunnen niet goed onder woorden brengen waarom we dat doen en onze kinderen krijgen deze traditie al helemaal niet mee vanwege het ontbreken van expliciete instructies of uitleg die we hen hierover geven. We bakken taart en doen er kaarsen op omdat we dat hebben gezien toen we opgroeiden en omdat we hebben gekopieerd wat we zagen, net zoals onze kinderen dat weer zullen doen. Voor de meeste onder ons voelt het simpelweg als het juiste om te doen op iemands verjaardag of omdat we vinden dat het zo hoort.2
Zelfs baby’s die nog geen drie dagen oud zijn, zijn geneigd om anderen te kopiëren. Andrew Meltzoff en Keith Moore lieten dit zien in een Zweeds ziekenhuis in Seattle, met 40 pasgeboren baby’s, waarvan de jongste slechts 42 minuten oud was.3 De baby’s zagen een volwassene zijn mond openen of zijn tong uitsteken. Het model deed vier minuten achter elkaar een van deze uitdrukkingen waarna hij overschakelde op de andere, die hij ook vier minuten deed. Hoewel de baby’s zeker geen perfecte imitatoren waren, noteerde een onafhankelijke derde die de uitdrukkingen van het model niet kon zien in 26 van de 40 gevallen dat de baby’s in kwestie hun mond meer open deden als het model dit ook deed en meer hun tong uitstaken als het model dit deed. In een vergelijkbare onderzoeksopzet toonden Tiffany Field en haar collega’s van de University of Miami aan dat de waarnemers in staat waren te raden welke van drie gezichtsuitdrukkingen – verrast, verdrietig en blij – pasgeboren baby’s nadeden in respectievelijk 76, 59 en 58 procent van de gevallen.4 Dit is duidelijk veel hoger dan de 33 procent kans die je zou verwachten als baby’s volledig hopeloos zouden presteren bij het imiteren.
Sterker nog, we lijken imitatie in sommige omstandigheden bijna onweerstaanbaar te vinden, vooral als het gaat om simpele motorische gedragingen. Tany Chartrand en John Bargh hebben dit omschreven als het ‘kameleoneffect’.5 Net zoals deze reptielen gaan we in onze omgeving op, maar in plaats van het veranderen van kleur, veranderen we ons gedrag en passen we het aan aan hetgeen om ons heen gebeurt. In een van de onderzoeken van Chartrand en Bargh werden bijvoorbeeld deelnemers geïnterviewd door iemand die opzettelijk over zijn of haar gezicht wreef of voet bewoog. Observaties lieten zien dat de mensen wier interviewer over zijn of haar gezicht wreef vaker over hun eigen gezicht wreven – een resultaat dat zij ook vonden bij het bewegen van de voet door de interviewer.
57 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Ander onderzoek heeft laten zien dat mensen het makkelijker vinden om een model te kopiëren door meer symbolische instructies te volgen om bepaald doelgedrag uit te voeren. In een studie van Marcel Brass en zijn collega’s werd Duitse deelnemers gevraagd hun rechterhand met de knokkels naar boven op tafel te leggen en met hun vingertoppen de tafel aan te raken.6 Vervolgens kregen zij de instructie om een van hun vingers op te tillen als reactie op een van twee typen instructies die werden getoond via foto’s. De helft van de deelnemers werd geïnstrueerd om hun wijsvinger op te tillen als zij een foto met daarop het nummer ‘1’ zagen en hun middelvinger bij een foto met nummer ‘2’ (een nummersignaal). De andere helft werd geïnstrueerd hun wijs- of middelvinger op te tillen bij het zien van een foto met daarop een hand waarvan de juiste vinger was opgetild (een modelsignaal). Zoals voorspeld reageerden de deelnemers sneller als zij een model moesten imiteren dan dat zij op een nummer reageerden. Het experiment werd toen complexer gemaakt. Deelnemers werd opnieuw gevraagd om de juiste vinger op te tillen als reactie op het nummersignaal. Dit keer toonde de foto echter zowel het nummer als de modelhand. Een deel van de tijd ging het om een foto waarop de opgetilde vinger correspondeerde met het nummersignaal en een deel van de tijd ging het op een foto waarop het nummersignaal niet correspondeerde met het modelsignaal. Onder deze omstandigheden waren de deelnemers veel sneller in staat om correct te reageren als zij een opgetilde vinger zagen die consistent was met het nummersignaal dat zij moesten volgen. Wat deze studie laat zien, is dat kopiëren makkelijk en dwingend is en dat het zien van iemand die zich op een bepaalde manier gedraagt verstorend kan werken bij instructies om iets anders te doen.
Ik geef toe dat de resultaten van het onderzoek naar het optillen van vingers niet verrassend zijn. Reeds als we jong zijn leren we de truc iemand te vragen iets te doen terwijl we tegelijkertijd gedrag laten modelleren: we zeggen “Tik op je hoofd”, “Wrijf over je buik”, “Leg je handen op je schouders” en als ze dan een beetje op de automatische piloot staan, geven we een instructie die anders is dan die ze na moeten doen. Zolang als het ons lukt om een andere vijfjarige die voldoende naïef is of een volwassene die meespeelt te vinden, worden we beloond door te zien dat ze op hun hoofd tikken zoals we dat zelf doen, terwijl we hen hebben gezegd dat ze over hun buik moeten wrijven – om vervolgens in lachen uit te barsten.
Maar als je hier wat langer over nadenkt, is het niet direct duidelijk waarom deze truc werkt of waarom het experiment met het optillen van vingers de resultaten opleverde die het deed. Om te begrijpen waarom mensen zo makkelijk imiteren, moeten we meer begrijpen van de manier waarop onze hersenen werken, in het bijzonder de rol van spiegelneuronen.
58 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De hersenen bestaan uit miljarden neuronen. Dat zijn gespecialiseerde cellen die met elkaar communiceren door middel van elektrische en chemische signalen om al onze mentale functies te produceren, zoals gedachten, emoties en instructies aan ons lichaam om op een bepaalde manier te bewegen.
Er zijn studies uitgevoerd naar apen en andere dieren om uit te proberen en te begrijpen welke neuronen zijn betrokken bij welke functies. Een techniek betreft het gebruik van een elektrische sonde in de hersenen om te onderzoeken welke neuronen vuren – die signalen naar andere neuronen sturen – als het dier bezig is met bepaalde activiteiten of deze activiteiten aanschouwt. In een onderzoek van Leonard Fogassi en zijn collega’s werd een aap getraind om twee taken uit te voeren.7 De eerste taak betrof het oppakken van een stuk voedsel en dit opeten; de tweede taak betrof het oppakken van een stuk voedsel en dit in een doos te leggen. Toen de taken eenmaal waren aangeleerd, maten de onderzoekers de activiteit van neuronen in een deel van de pariëtale kwab, een deel van de hersenen dat wordt verondersteld verantwoordelijk te zijn voor het integreren van inkomende zintuigelijke informatie met uitgaande actie-instructies. Dit deden ze door middel van een sonde die direct contact had met de hersenen van de aap. Dit stelde hen in staat om te meten welke neuronen vuurden als de aap de taken uitvoerde.
De onderzoekers trainden de aap vervolgens om naar een persoon te kijken die ofwel het stuk voedsel oppakte en begon op te eten ofwel het stuk voedsel opraapte en in een doos legde en wederom maten ze wat er gebeurde in het zelfde deel van de hersenen van de aap. Wat de onderzoekers constateerden, was dat een aantal neuronen dat zeer actief was geworden toen de aap het voedsel oppakte om te eten werd geactiveerd als de aap keek naar de persoon die het stuk eten oppakte en begon te eten. Op vergelijkbare wijze deed een deel van de neuronen dat hevig vuurde als de aap het stuk eten oppakte en het in een doos legde dit ook als de aap slechts naar diezelfde activiteit keek. De neuronen die vuurden bij zowel het kijken en het uitvoeren van de activiteit worden spiegelneuronen genoemd. Het is alsof we in onze hersenen spiegelen als we iemand iets zien doen. Voor onze doeleinden heeft dit onderzoek drie zeer interessante implicaties.
Een daarvan is dat we, in een nogal letterlijke betekenis, gedachten lezen. Onze hersenen ‘weten’ wat er in het hoofd van iemand anders waar we naar kijken omgaat en repliceren automatisch sommige aspecten van die ervaring. Dit kan onderdeel zijn van de verklaring waarom imitatie soms plaatsvindt zonder enige bewuste gedachte zoals we zagen in het onderzoek waarin mensen onbewust een interviewer nadeden. Een tweede implicatie is dat de visuele ervaring van het 59 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kijken direct verbonden is met de motorische instructies die ons brein doorgeeft. Met andere woorden: spiegelneuronen laten zien dat de hersenen niet simpelweg een actie ‘zien’ door de activatie van een set neuronen en vervolgens een actie ‘uitvoeren’ met andere set neuronen. Zien en doen zijn, in ieder geval deels, dezelfde hersenprocessen. Het is alsof het zien van een actie onze hersenen in een staat van paraatheid brengt – klaar om het zelfde te doen. Dit biedt een intrigerende verklaring waarom imitatie niet alleen makkelijk, maar bijna onweerstaanbaar is, zoals we zagen bij het onderzoek naar het optillen van vingers en zoals velen van ons hebben ervaren bij spelletjes waarin je elkaar nadoet. Als we gedrag observeren, worden sommige neuronen in onze eigen hersenen die betrokken zijn bij het veroorzaken van dat gedrag actief. Het niet kopiëren van wat we zien vraagt het negeren van deze neuronen. Natuurlijk kunnen we spiegelneuronen negeren – anders zouden we de hele tijd gedwongen worden om anderen te imiteren, met chaos als gevolg. Maar ze bieden een voordeel doordat ze de voorkeur geven aan het gemodelleerde gedrag boven ander gedag, vooral als de opties vergelijkbaar zijn (zoals in de studie naar het optillen van vingers) of wanneer we niet onze volle aandacht hebben bij instructies die met elkaar concurreren (de toestand die spelletjes waarin we elkaar nadoen proberen te creëren).
De derde implicatie van deze studie is dat we nauwgezet aandacht hebben voor het doel van het gedrag dat we zien. Zoals eerder opgemerkt hebben Fogassi en zijn collega’s de spiegelneuronen geïdentificeerd die betrokken zijn bij het oppakken en eten van voedsel en de spiegelneuronen die betrokken zijn bij het oppakken van voedsel en het in een doos doen. Wat ik eerder niet benadrukt heb, is dat het hier ging om grotendeels afzonderlijke sets spiegelneuronen. Ondanks de overeenkomsten van deze acties leek het er op dat het het einddoel was (of het nu ging om het opeten van het voedsel of het in een doos leggen ervan) dat de grootste factor was bij het bepalen welke spiegelneuronen actief waren. De onderzoekers probeerden allerlei soorten tactieken uit om de motorische acties die zijn betrokken bij het oppakken van het voedsel om het te eten of het weg te leggen zo vergelijkbaar mogelijk te maken. Zo plaatsten ze in een van de varianten in het onderzoek de doos dichtbij de mond van de aap, zodat de hand- en armbewegingen identiek zouden zijn tot aan de laatste microseconde, maar steeds concludeerden ze dat er slechts 25 procent overlap was in de spiegelneuronen die ontlaadden.
En ander onderzoek met drie apen van de Makakensoort concludeerde dat spiegelneuronen geactiveerd konden worden door het geluid van een actie. Wanneer de apen een geluid hoorden zoals een pindaschil die breekt of papier dat scheurde, werd een aantal van dezelfde neuronen geactiveerd als in het geval de aap deze acties zelf ondernam.8 Dit geeft ons een nadere aanwijzing
60 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
dat de hersenen de actie als geheel ‘begrijpen’. In een artikel uit 2009 dat onderzoek over dit onderwerp besprak, suggereerde Marco Iacoboni dat tweederde van de spiegelneuronen reageert op het doel van het model in plaats van op de motorische actie die werd getoond.9
Om voor de hand liggende redenen is het moeilijker om precieze metingen te verkrijgen van menselijke spiegelneuronen. Echter, fMRI-techniek (functional Magnetic Resonance Imaging), waarbij een MRI-machine wordt gebruikt die vergelijkbaar is met de apparaten die gebruikt worden om medische problemen op te sporen, kan ons een aantal aanwijzingen geven over wat er in onze hersenen gebeurt als mensen naar eenvoudige taken kijken of deze uitvoeren. Hiermee kunnen gekleurde afbeeldingen gemaakt worden die laten zien welke delen van de hersenen een betere doorbloeding hebben tijdens de taak. De aanname is dat een betere doorbloeding meer actieve neuronen reflecteert. Onderzoeken die deze techniek gebruiken, suggereren dat mensen over spiegelneuronen beschikken die op een vergelijkbare manier werken als die van apen.
Als we vervolgens de bevindingen van de onderzoeken met apen extrapoleren naar menselijk gedrag, betekent het dat, ondanks dat we erg gevoelig zijn voor de acties van anderen en geneigd zijn deze te imiteren, we waarschijnlijk nog meer afgestemd zijn op de doelen van anderen. Dit is in feite al veel eerder in de historie van de psychologie gesuggereerd door Albert Bandura.10 Bandura en zijn collega’s hebben meerdere situaties gecreëerd waarin kinderen en volwassenen de mogelijkheid hadden om bepaald gedrag te observeren en dit gedrag later te herhalen. In zijn meest bekende studie observeerde een aantal kinderen volwassenen die zich agressief jegens een pop gedroegen – ze sloegen de pop met een hamer en stompten en schopten de pop. Andere kinderen zagen een volwassene simpelweg met speelgoed spelen in de aanwezigheid van de pop. Toen de kinderen later in contact kwamen met de pop vertoonden ze veel meer agressie jegens de pop als ze eerder een volwassene dat ook hadden zien doen. Veel van die agressie was dezelfde als die van de volwassene (het model), maar de kinderen waren soms ook meer geneigd om uitingen van agressie te laten zien die zij niet bij de volwassenen hadden geobserveerd.
Het feit dat kinderen een aantal nieuwe uitingen van agressie vertoonden, suggereert dat ze waarschijnlijk reageerden op het veronderstelde doel van de volwassene (de pop in elkaar slaan) dan dat zij simpelweg de motorische acties imiteerden. Later onderzoek van Bandura verschafte nog meer bewijs dat wanneer we anderen in actie zien we bij onszelf denken: “Wat probeert deze persoon te doen?” We coderen vervolgens het gedrag in termen van het veronderstelde doel er van in plaats van slechts de fysieke acties in kwestie. Deze code fungeert als een mentale optie, iets dat 61 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
we bijna gedwongen overwegen als we in een situatie terecht komen waarin het van toepassing kan zijn. In psychologietermen wordt het gedrag de salient optie die mentale aandacht vraagt en uitnodigt tot dienovereenkomstige actie.
Vanzelfsprekend hebben we (bijna) altijd een keuze wat te doen. Als ik vanuit mijn kantoor iemand zich op straat zie haasten en de weg over wil steken zonder dat hij of zij zich in de richting van de verkeerslichten loopt, codeer ik die actie als volgt: die persoon probeert zo snel mogelijk aan de overkant van de straat te komen. Tegelijkertijd denk ik, voorstander van je houden aan verkeersregels, “te gevaarlijk voor mij”. Echter, iedere keer dat ik dat zie en ik het codeer versterkt het ook de salience van mijn gedrag in mijn mentale bestand met de titel Hoe aan de overkant van de straat te geraken. “Zou het mijn doel moeten zijn om vandaag zo snel mogelijk aan de overkant van de straat te komen?”, hoor ik mezelf denken terwijl ik het gebouw uit stap en naar de korte, maar verraderlijke overgang staar. Bijna altijd schudt ik in gedachten mijn hoofd en loop ik richting de verkeerslichten, maar de verleiding om de actie te ondernemen blijft bestaan en wordt levend gehouden door de voorbeelden die ik tegenkom.
Voordat ik de aandacht verleg naar het ‘klassieke’ modelleren, is het van belang te beseffen dat onze aandacht voor een model niet stopt als de actie voorbij is – we zien wat er vervolgens gebeurt. Als we samen op een bankje in het park zitten en je probeert een mandarijnenschil over het
De term salience laat zich moeilijk vertalen en de meeste Nederlandse vertaalprogramma’s kennen zelfs geen
vertaling voor de term. Het is echter een belangrijke en veelgebruikte term in de psychologie. Hoogleraar psychiatrische epidemiologie Jim van Os suggereerde in een interview dat het zoiets betekent als “belangrijkheid van betekenis”, maar dat biedt praktisch noch esthetisch gezien weinig soelaas. Volgens Wikipedia heeft salience in de neurowetenschappen de volgende betekenis: “The term is widely used in the study of perception and cognition to refer to any aspect of a stimulus that, for any of many reasons, stands out from the rest. Salience may be the result of emotional, motivational or cognitive factors and is not necessarily associated with physical factors such as intensity, clarity or size”. In termen van de psychologie wordt salience op een vergelijkbare manier omschreven door de online encyclopedie: “Distinctiveness, prominence, obviousness. The term is widely used in the study of perception and cognition to refer to any aspect of a stimulus that, for any of many reasons, stands out from the rest. Salience may be the result of emotional, motivational or cognitive factors and is not necessarily associated with physical factors such as intensity, clarity or size”. Een vertaling van salience kan derhalve zijn de mate waarin iets opvalt of de aandacht trekt in verhouding tot zijn omgeving of ‘er uit springt’. In verband met het ontbreken van een compacte vertaling, het niet willen verliezen van informatie en de leesbaarheid wordt de term in dit boek niet vertaald, maar wordt de Engelstalige term zelf gebruikt. Datzelfde geldt voor de afgeleide term salient.
62 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
betonnen pad in het lange gras te gooien voorbij de bank recht voor ons, zie ik waar het landt. Als het met succes in de vegetatie verdwijnt, zal ik je waarschijnlijk nadoen. Als het op het betonnen pad valt waardoor je de stukgevallen schil moet oprapen, kan ik besluiten dat ik het beter vind om op een andere manier van mijn schil af te komen. Het maakt uit voor ons of het model zijn of haar doel bereikt en of het eindresultaat iets is dat past bij ons gewenste zelfbeeld. In het geval van de mandarijnenschil is er iets waardoor een succesvolle worp voldoening geeft en iets waardoor het herstellen van een fout een zekere vernedering met zich meebrengt. Talloze psychologieonderzoeken hebben laten zien dat acties die beloond worden sneller gekopieerd worden dan acties die onbeloond blijven, een fenomeen dat bekend staat als ‘vicarious reinforcement’ of ‘plaatsvervangende bekrachtiging’.11 Door te zien dat je beloond wordt de salience van het gedrag in kwestie versterkt in mijn mentale bestand.
Het lijkt misschien alsof we ondertussen ver zijn afgedreven van duurzaamheid door onszelf te verdiepen in de wereld van spiegelneuronen, poppen en psychologische salience, maar ons vermogen en verlangen om de acties en doelen van anderen te kopiëren heeft fascinerende implicaties voor het stimuleren van duurzaamheid, zoals we nog zullen zien. Het is wellicht al duidelijk dat duurzame keuzes haken en ogen zullen blijken te hebben als we worden omgeven door voorbeeld-na-voorbeeld van mensen die geen enkele interesse hebben in het redden van de planeet en de mensen die er wonen. Aan de andere kant is het hopelijk net zo duidelijk dat modellen van duurzame keuzes van levensbelang zijn voor het inspireren van duurzame gedragingen en acties.
Sociale normen Tot dusver hebben we het gehad over het ene individue dat het andere individu direct kopieert. Ik heb geopperd dat de gedragsmatige codes die we creëren als we anderen observeren salient opties voor ons eigen gedrag worden – oftewel: ze hebben een magnetische aantrekkingskracht die we lastig kunnen weerstaan. Deze sectie vervolgen we met het onderzoeken van de neiging van mensen om te reproduceren wat als ‘normaal’ wordt gezien in een bepaalde situatie.
Breng een aantal mensen die geïnteresseerd zijn in duurzaamheid samen en het zal niet lang duren voordat ze zich richting elkaar beginnen te verontschuldigen voor hun milieuzonden. Een aantal jaar geleden bezcht ik een conferentie over duurzame consumptie. Ik luisterde naar een lezing 63 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
van een vrouw die een managementpositie bekleedde bij het Nieuw-Zeelandse Ministerie van Milieu. Ze begon haar lezing met het opsommen van de elektrische apparaten die ze in de keuken had staan (en het waren er veel) om vervolgens het publiek te vragen hun handen op te steken op basis van het aantal van deze apparaten dat zij zelf thuis hadden staan. Een man uit Christchurch die zei niet zonder zijn popcornmachine te kunnen, had de meeste apparaten. Iedereen lachte (en dat was ook de bedoeling) – en we voelden ons allemaal schuldig en verbonden.
Mijn lezing tijdens dit evenement had dezelfde toon: ik praatte over mijn vleesconsumptie en mijn onvermogen om de gewoonte van mijn puberende kind om alles wat elektrisch was in haar kamer aan te hebben staan (zelfs als ze de deur uit ging) onder controle te krijgen. Destijds vond ik het nodig om mijn ideeën over hoe mensen aan te moedigen minder te consumeren vooraf te laten gaan door duidelijk te maken dat ook ik teveel consumeerde. Ik vermoed dat de vrouw van het ministerie een vergelijkbare reden had.
De troost die we halen uit het onthullen van onze donkere kant en dat bevestigd krijgen door anderen wordt weerspiegeld in de vele facetten van het sociale leven en wordt vaak gezien als een drijvende kracht achter verandering. Als we kunnen onthullen wie we zijn en begrijpen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, dan kunnen we verder. Maar zorgt het voor het voetlicht brengen van onze minder smakelijke kanten er ook echt voor dat ze verdwijnen?
Op het gebied van de gezondheidszorg heeft onderzoek aangetoond dat deze techniek als een boomerang kan werken. In zijn boek Crazy like us: the globalization of the American psyche beschrijft Ethan Watters hoe anorexia zich verspreidde van de Verenigde Staten naar Hong Kong.12 Volgens zijn analyse was anorexia extreem zeldzaam in Hong Kong totdat er een tienermeisje overleed aan deze aandoening en westerse psychiaters werden ingevlogen om uit te leggen wat er was gebeurd. Er verschenen gedetailleerde beschrijvingen van de symptomen in de media en al snel kregen steeds meer jonge vrouwen de diagnose anorexia. Watters suggereert dat anorexia en de typische kenmerken die het in het Westen heeft, zoals een fobie voor dik zijn, onderdeel werden van de ‘symptom pool’ voor jonge vrouwen in Hong Kong, een verzameling van gedragingen en motieven waar zij uit konden kiezen om hun zorgen te uiten.
Toen ik en een vriendin in het eerste jaar aan de universiteit onszelf regelmatig met eten volpropten dacht ik dat we een abnormaal eetpatroon hadden ontwikkeld. Totdat ik Suzie Orbach’s Fat is a feminist issue in 1981 las. Het is moeilijk je tegenwoordig een jonge vrouw voor te stellen die 64 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zich met haar worsteling met eten uniek vindt. Deze verandering in het sociale klimaat wordt in het algemeen gezien als ‘iets goeds’. De ironie is dat sommige strategieën die we tegenwoordig gebruiken om mensen van hun eetproblemen af te helpen het probleem juist kunnen vergroten, precies op dezelfde manier als gebeurde met het typeren van de anorexiasymptomen door de media in Hong Kong. Dit werd geïllustreerd in een onderzoek naar eetproblemen dat werd uitgevoerd aan Stanford University. De onderzoekers zagen dat veel van de programma’s voor studenten met eetproblemen groepsopdrachten behelsden die werden geleid door iemand die zelf met eetproblemen had geworsteld. In een poging om het rendement van deze programma’s te meten bekeken de onderzoekers de symptomen van de eetproblemen van 788 vrouwelijke studenten. De helft van de studenten woonde vervolgens een seminar bij waarin een jonge vrouw die aan ofwel anorexia ofwel boulimia leed met hen praatte over de symptomen van eetproblemen en hoe je hulp kon krijgen. De facilitator vertelde ook haar eigen verhaal en de voortdurende worsteling om het probleem de baas te blijven. De symptomen van alle 788 studentes werden na vier en 12 weken na de sessie nog eens gemeten. Helaas was er geen bewijs dat het programma afwijkende eetpatronen had verminderd – er was enige indicatie dat een aantal van de studentes die bij het seminar aanwezig was geweest juist meer symptomen had ontwikkeld. De onderzoekers zagen ook dat de jonge vrouwen na het programma eetproblemen als normaler beschouwden dan dat zij daarvoor deden, ondanks dat zij het voorkomen daarvan in eerste instantie hadden overschat met een factor vijf!
Hoewel het altijd moeilijk is om exact te bepalen waarom programma’s het effect sorteren dat zij sorteren is het waarschijnlijk dat het seminar door het bespreken van eetproblemen deze vrouwen het gevoel gaf dat zij normaal waren. De perceptie dat iets normaal is, werkt precies zoals het zien van een model dat bepaald gedrag vertoont – het zorgt er voor dat de optie salient wordt en ons aanmoedigt hetzelfde te doen. Dergelijke programma’s zorgen er waarschijnlijk voor dat mensen zich beter gaan voelen, maar je goed voelen over iets dat uiteindelijk destructief is, is vanzelfsprekend problematisch. Sterker nog, mijn problemen met eten duurden nog zeker een jaar of vijf nadat ik had ontdekt dat jezelf volproppen een ervaring was die meer mensen hadden en ik vraag me soms af in welke richting die problemen zich hadden ontwikkeld zonder een raamwerk om ze te begrijpen als een redelijke reactie op een onredelijke samenleving. Ik nam de compassie uit Orbach’s boek en andere boeken die volgden tot me, maar hielpen ze me de verandering door te maken naar een gezonder bestaan?
65 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Maar ik dwaal af. Het punt is dat het als normaal presenteren van gedrag er ook voor kan zorgen dat het vaker voorkomt. Zorgwekkend genoeg normaliseren milieuboodschappen ook vaak ongewenst gedrag. Ik heb reeds genoemd hoe verleidelijk het is om onze milieuzonden te verklappen als we bij anderen zijn die de wereld willen veranderen. Dit gebeurt net zo goed op een grotere schaal. In een bespreking van de literatuur over sociale normen en hoe die normen gedrag beïnvloeden, bespreken Noah Goldstein en Robert Cialdini een advertentie van de organisatie Keep America Beautiful die in de jaren 70 van de vorige eeuw in de Verenigde Staten werd getoond.14 Deze reclame werd gezien als de op 15 na beste televisiespot door de TV Guide. Dit is wat het liet zien:
“The spot begins with a stately and serieus looking Native American dressed in traditional garb canoeing across a river. As he paddles through the waterway, we see that the river is effluent-filled and debris-ridden, and that the air is replete with industrial pollutants spewing from smokestacks. After the canoeist pulls his craft along a Styrofoam-laden shore, a driver zooming down an adjacent street tosses a bag of trash out of his car, splattering its contents across the Native American’s feet. As a lone teardrop tracks slowly down his previously stoic countenance, a voiceover intones, ‘People start pollution. People can stop it.’” (p.173)
Een aantal jaar later werd een vervolg op deze reclamesport gemaakt:
“The camera features several people wating at a bus stop, engaging in everyday activities such as drinking coffee, reading the newspaper, and smoking cigarettes. After the bus arrives and they all climb aboard, the camera cuts to the empty bus stop waiting area, now completely covered with cups, newspapers and cigarette butts. As the camera pans from right to left, it slowly zooms in to a poster of a Native American overlooking the refuse, still with a tear in his eye. As the screen fades to black, the tekst of the spot’s take-home message appears: ‘Back by popular neglect’.” (p.173)
Deze advertenties vertellen ons dat vervuiling en het laten rondslingeren van afval slecht zijn, maar ook dat het normaal is. Het overbrengen van die boodschap op een soort die geprogrammeerd is om te imiteren, is iets gevaarlijks – het onderzoek naar eetproblemen liet dit al zien. Onderzoek naar het laten rondslingeren van afval is uit deze zorg ontstaan. In een experiment observeerde Cialdini het vervuilende gedrag van mensen in twee verschillende omgevingen: een waarin veel troep op straat lag en een zonder straatvuil.15 Er werd een folder onder een ruitenwisser van hun auto gedaan – iets waar de meeste mensen zo snel mogelijk van af willen. In de omgeving met veel 66 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
straatvuil gooide 32 procent van de mensen de folder op straat; in de schone omgeving deed slechts 14 procent dat. Overigens werd het aantal mensen dat troep op straat gooide in de omgeving waar al veel straatvuil was substantieel groter door een model in de omgeving te plaatsen dat ook troep op straat gooide – in die situatie deed 54 procent dat ook.
De advertenties van Keep America Beautiful en het onderzoek dat in de vorige paragraaf is beschreven, laten zien hoe gedragsnormen overgedragen worden via omgevingssignalen – in dit geval de aanwezigheid van straatvuil. In Cialdini’s studie was alleen al het
omgevingssignaal
voldoende om de vervuiling te verdubbelen. Zoals besproken door P. Wesly Schultz en zijn collega’s in een overzicht van omgevingsmodellering uit 2008 is het niet ongebruikelijk dat omgevingen die ‘sporen’ van menselijk gedrag laten zien mensen er toe aanzetten om dat gedrag te volgen.16 Sommige sporen die zij bespreken betreffen paden in een bos die ons laten zien waar we moeten lopen of informatie op websites over hoeveel mensen een bepaald muziekbestand hebben gedownload. Ik weet dat als ik naar een YouTube-video word geleid ik veel eerder een gerelateerde video open als die video een groot aantal hits heeft. (Zelfs als je je bewust bent van sociale normen ben je nog steeds het slachtoffer er van.) Het is fascinerend hoeveel je te weten kunt komen over wat mensen ergens doen door naar de gedragssporen te kijken die zij achter laten. Probeer het eens op je werk of thuis. Wat zegt jouw omgeving over hoe jij je tijd doorbrengt? En – je voelt de volgende vraag al aan komen – breng jij normen over die consistent zijn met het soort wereld dat je wilt creëren?
Informatie over sociale normen kan ook verschaft worden door expliciete statements over wat mensen in de context in kwestie normaliter doen. Dit is iets waarin ik me heb verdiept gedurende de jaren dat ik met lokale autoriteiten werkte op het gebied van verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid is tot op grote hoogte vergelijkbaar met duurzaamheid in de zin dat het verleidelijk is om je te richten op wat mensen niet goed doen. Je kent waarschijnlijk wel de mediacampagnes waarin roekeloze chauffeurs ongelukken veroorzaken die te verschrikkelijk zijn om ze hier te noemen.17 Echter, in het onderzoek waar ik het nu over wil hebben, namen Wendy Wrapson, Paul Murrell en ik de tegenovergestelde benadering en verkenden we het effect van een boodschap die benadrukte dat de norm was om veilig te rijden.18 Het viel ons op dat mensen in dagelijkse gesprekken vaak commentaar hadden op het feit dat ‘iedereen te hard rijdt’ op een bepaalde weg. Omgekeerd liet gedetailleerde bestudering van verkeersdata zien dat de werkelijke snelheden vaak veel lager liggen dan deze gesprekken doen vermoeden. Deze observatie is gestaafd door onderzoek dat liet zien dat chauffeurs de neiging hebben de snelheid van andere chauffeurs te
67 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
overdrijven.19 Met andere woorden: hun sociale norm klopt niet. Dit heeft tot resultaat dat veel chauffeurs denken dat zij langzamer rijden dan gemiddeld. Zo concludeerde een Nieuw-Zeelandse studie dat 90 procent van de chauffeurs beweerde langzamer te rijden dan de gemiddelde chauffeur binnen de bebouwde kom.20 Dit is van belang omdat bijna de helft van deze chauffeurs het bij het verkeerde eind heeft – zij rijden juist sneller dan gemiddeld en lopen dus een verhoogd risico op ongelukken, maar ze beseffen dit niet.
Gegeven dat de normatieve snelheid op veel wegen de gewenste snelheid is, hebben verkeersonderzoekers onderzocht of het informeren van mensen over de gemiddelde snelheid diegenen die harder dan de meeste rijden kan verleiden om langzamer te rijden.21 Ons onderzoek was gebaseerd op deze veronderstelling. Nadat we hadden vastgesteld dat de gemiddelde snelheid op een bepaald deel van een weg in Waitakere City in Auckland 54 km/u was (wat boven de maximumsnelheid lag, maar onder de drempelsnelheid om een boete te krijgen), werd via een bord aangegeven dat dit de gemiddelde snelheid was. Door dit bord nam, zoals voorspeld, het percentage chauffeurs dat meer dan 60 km/u reed af.22 Zoals met alle modellering is het waarschijnlijk dat deze informatie de salience van niet hard rijden als een gedragsoptie voor deze chauffeurs vergrootte en hen derhalve verleidde om langzamer te gaan rijden.
In ons onderzoek waren we in staat om normatieve informatie die van onmiddellijk belang was voor de keuzes van mensen over te brengen – de snelheid die op dat moment werd gereden. Expliciete informatie over sociale normen kan ook overgebracht worden buiten de directe context, met vergelijkbare resultaten. Zo reduceerde een onderzoek naar normen bij het drinken dat gebruik maakte van een computerprogramma het alcoholgebruik van studenten die zware drinkers waren.23
Het effect van het verstrekken van informatie over sociale normen is ook op het gebied van duurzaamheid onderzocht. Interessant genoeg blijkt het benadrukken dat milieuvriendelijk gedrag normaal is een krachtiger manier om dat gedrag te stimuleren dan directe pleidooien om de planeet te beschermen. Kijk naar het voorbeeld van het hergebruik van handdoeken. Je bent vast weleens in een hotel geweest waar een kaartje in de badkamer staat dat je aanmoedigt om je handdoek opnieuw te gebruiken. Je hebt misschien niet heel veel aandacht besteed aan wat er precies op dat kaartje stond, aangezien je, milieubewust als je bent, daar maar wat graag gehoor aan te geven. Een onderzoek heeft echter laten zien dat voor veel hotelgasten de bewoording van de boodschap er wel degelijk toe doet.24 Gedurende een periode van 80 dagen noteerden onderzoekers 1058 gevallen die gehoor gaven aan instructies om handdoeken opnieuw te gebruiken in 190 kamers. De gasten in de 68 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
hotelkamers kregen een van onderstaande twee boodschappen te zien. De eerste was de standaard milieuboodschap:
“HELP SAVE THE EVNIRONMENT. You can show your respect for nature and help save the environment by reusing your towels during your stay.” (p.473)
De tweede boodschap stelde dat het normaal was voor gasten om hun handdoeken te hergebruiken:
“JOIN YOUR FELLOW GUESTS IN HELPING TO SAVE THE ENVIRONMENT. Almost 75% of guests who are asked to participate in our new resource savings program do help by using their towels more than once. You can join your fellow guests in this program to help save the environment by resuing your towels during you stay.” (p.474)
Beide boodschappen bevatten ook nadere informatie die de milieuvoordelen van het programma toelichten. Wat de onderzoekers zagen was significant meer hergebruik van handdoeken indien het als het normale gedrag werd omschreven (44 procent) dan wanneer het eenvoudigweg was omschreven als een manier om het milieu niet te belasten (35 procent). Een verbetering van 9 procent klinkt misschien niet enorm, maar alles wat daar voor nodig was, was een andere bewoording.25
Er is een valkuil bij het expliciet maken van normatief gedrag – het werkt beide kanten op. Sommige mensen die ‘erger’ zijn dan de meeste kunnen aangezet worden om zich anders te gedragen, maar hoe zit het met diegenen die ‘beter’ dan de rest zijn? Zou niet hetzelfde psychologische proces – ons verlangen om pas te houden met sociale normen – hen aanzetten om een beetje (in ieder geval een heel klein beetje) makkelijker te worden wanneer zij zich realiseren dat de standaard lager is dan ze zich hadden voorgesteld? Welnu, ja – maar er is misschien een manier om dat te omzeilen, zoals een onderzoek naar energiegebruik heeft laten zien.
Deze studie startte met het meten van het energiegebruik van 290 huishoudens in San Marcos, een gemeenschap in Californië.26 De huishoudens werden vervolgens onderverdeeld naar gelang zij meer of minder energie gebruikten dan gemiddeld. De huishoudens in beide groepen werd verteld hoeveel elektriciteit zij verbruikten en wat de gemiddelde consumptie van de huizen in hun
69 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
buurt was. Dit stelde hen in staat om hun eigen gebruik te vergelijken met de norm. Ook kregen ze nog een brochure met tips over hoe zijn hun energiegebruik konden terugdringen.
Wat de onderzoekers vonden, was dat er sprake was van een reductie in energiegebruik van 6 procent onder de groep die bovengemiddeld gebruikte. Helaas was er een toename van 9 procent in energiegebruik in de groep met een benedengemiddeld energiegebruik. Dat was dus niet goed, aangezien het overall-resultaat was verslechterd. Toen de onderzoekers echter een smiley plaatsten op de informatie die aan de benedengemiddelde groep werd gegeven, waarmee zij aangaven dat hun lage energiegebruik werd gewaardeerd, toonde deze groep veel minder de neiging om het energiegebruik te verhogen. In die situatie gebruikten zij slechts twee procent meer energie, vergeleken met het niveau aan het begin van het onderzoek. Zoals je kunt zien, had de normatieve informatie precies het effect dat we zouden verwachten – het trok iedereen naar het gemiddelde – maar er was slechts een smiley nodig om het grootste deel van het effect om te keren voor diegenen die het al goed deden. Een klein beetje erkenning doet wonderen, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien.
Het meeste onderzoek naar sociale normen betreft eenmalige of korte termijn-situaties waarin normaal gedrag wordt veroorzaakt door de setting (zoals een schone of vervuilde parkeerplaats) of geschreven informatie. Het onderschat vrijwel zeker de kracht van normen om mensen in hun huidige gedragspatronen te houden of om ze te verleiden tot nieuwe. Verderop in dit hoofdstuk zal ik bespreken hoe we naar normen kunnen kijken voor onze inspanningen om positieve verandering teweeg te brengen.
Stereotypen als modellen Tot nu toe heb ik het met name gehad over het repliceren van tamelijk eenvoudige gedragingen. Echter, we repliceren ook veel complexere modellen voor onze gedragingen. Een fascinerende manier waarop dit gebeurt, heeft betrekking op sociale stereotypen. Een serie onderzoeken van John Bargh en zijn collega’s van New York University laat zien hoe dit werkt.27
Hun eerste experiment betrof 34 studenten van hun universiteit. De studenten kwamen een voor een aan om een test te maken waarvan zij dachten dat deze over taalvermogen ging. Hen werd
70 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
een serie woorden voorgelegd, waaruit ze zinnen moesten maken. Ze kregen een van onderstaande series:
Serie 1: aggressively, bold, rude, bother, disturb, intrude, annoyingly, interrupt, audaciously, brazen, impolitely, infringe, obnoxious, aggravating, bluntly
Serie 2: respect, honor, considerate, appreciate, patiently, cordially, yield, polite, cautiously, courteous, graciously, sensitively, discreetly, behaved, unobtrusively
Serie 3: exercising, flawlessly, occasionally, rapidly, gleefully, practiced, optimistically, successfully, normally, send, watches, encourages, gives, clears, prepares
Zoals je zult hebben gezien, zijn dit geen willekeurige series woorden, maar nauwkeurig geselecteerde series. Serie 1 bestaat uit woorden die geassocieerd worden met onbeleefd gedrag; serie 2 gaat over beleefd gedrag; serie 3 bestaat uit woorden die neutraal zijn ten opzichte van de eerste twee categorieën. Nadat de deelnemers gedurende zo’n vijf minuten met deze woorden hadden gewerkt, werd hen gevraagd om naar de onderzoeker te gaan die in de hal stond te wachten om instructies te krijgen voor de volgende test. Het was zodanig opgezet dat de onderzoeker in de hal altijd met iemand stond te praten. Het werkelijke doel van het onderzoek was om te zien hoe lang het duurde voordat de student de onderzoeker interrumpeerde en of dit afhankelijk was van de serie woorden waarmee hij of zij had gewerkt.
De verschillende series woorden bleken een enorm effect te hebben. 67 procent van de studenten die de onbeleefde woorden hadden gekregen interrumpeerde, terwijl slechts 16 procent van diegenen die de beleefde serie woorden had gekregen dit deed. 38 procent van diegenen met de serie neutrale woorden interrumpeerde.
De onderzoekers deden een tweede onderzoek waarin deelnemers zinnen moesten maken van ofwel (grotendeels negatieve) woorden die geassocieerd worden met ouderen – worried, Florida, old, lonely, grey, selfishly, careful, sentimental, wise, stubborn, courteous, bingo, withdraw, forgetful, retired, wrinkle, rigid, traditional, bitter, obedient, conservative, knits, dependent, ancient, helpless, gullible, cautious, alone – ofwel neutrale woorden zoals thirsty, clean en private. Vervolgens vroegen zij de deelnemers om naar een andere kamer te gaan en klokten hoe lang het duurde voordat ze daar
71 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
waren. Het kostte diegenen die met de meer trieste woorden over oudere mensen hadden gewerkt gemiddeld zo’n 15 procent langer de tijd dan diegenen die met neutrale woorden hadden gewerkt.
Dit fenomeen staat bekend als ‘priming’. Door mensen bloot te stellen aan woorden die worden geassocieerd met een bepaald soort gedrag of een sociale categorie, riepen de onderzoekers bij de deelnemers een staat van onbewuste bereidheid op om zich te gedragen op een manier die consistent is met het gedrag of de sociale categorie waarmee zij geconfronteerd werden. Zoals de auteurs suggereren, leek het alsof de woorden er voor zorgden dat die gedragsoptie meer salient werd. Die woorden die worden geassocieerd met onbeleefdheid deden de deelnemers overhellen richting interrumperen, terwijl een blootstelling aan woorden die beelden van een grijze oude dag opriepen mensen langzamer maakten. In deze onderzoeken dienden woorden als gedragsmodellen of sociale normen die betrekking hadden op de toepasselijkheid van onbeleefd, beleefd of traag gedrag.
Voordat we verder gaan, is een laatste onderzoek van Bargh en zijn collega’s nog relevant om te vermelden. Dit onderzoek liet zien hoe woorden effectief coöperatief gedrag van het soort dat bijzonder relevant is voor het voorkomen van de uitputting van een onbeheerd publieke goed kunnen ‘primen’ – een probleem dat bekend staat onder de naam ‘Tragedy of the Commons’.28 Dit onderzoek betrof 60 mannen met een gemiddelde leeftijd van 24 jaar. Hen werd gevraagd een visspel te spelen. Voordat ze daarmee begonnen, werd een aantal van hen blootgesteld met een coöperatieve prime door middel van het maken van een woordopdracht waarbij zij gebruik moesten maken van de volgende woorden: dependable, helpful, support, reasonable, honest, cooperative, fair, friendly, tolerant en share. Zij waren zich er niet van bewust dat deze opdracht in verband stond met het spel dat volgde. Anderen werd expliciet de doelstelling meegegeven dat zij zoveel als mogelijk moesten samenwerken. Weer een andere groep kreeg geen priming middels woorden of aanvullende instructies. De deelnemers werd vervolgens gevraagd om het visspel te spelen met een andere deelnemer die achter een computer in een andere kamer zat. Het spel ging over een meer met 100 vissen, waaruit de deelnemer vis moest vangen. De spelregel was dat er nooit minder dan 70 vissen in het meer mochten zwemmen, anders zouden alle gevangen vissen verloren gaan. Om dit te bereiken, was het soms noodzakelijk voor deelnemers om vis die was gevangen terug te zetten. Wat het onderzoek concludeerde, was dat zowel het primen van de deelnemers met coöperatieve woorden en het geven van expliciete instructies om samen te werken er voor zorgden dat coöperatief gedrag werd gestimuleerd, waarbij deelnemers die primes hadden gekregen zo’n 32
72 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
vissen over vijf ronden terugzetten. De deelnemers die geen primes hadden gekregen, zetten gemiddeld 25 vissen terug.
Dit onderzoek is van groot belang in dit kader omdat het suggereert dat ‘coöperatief zijn’ onderdeel is van het gedragsrepertoire van de meeste mensen, maar dat het een extra aansporing vraagt om dat naar buiten te laten komen. In dit geval werkte het om de deelnemers te vertellen dat zij een doelstelling hadden. Ook werkte het om mensen simpelweg bloot te stellen aan de algemene notie van samenwerken.
Nu zien we dus dat modelleren een direct proces van imiteren kan zijn of dat het een indirect proces kan zijn van afleiden van sociale verwachtingen in een bepaalde situatie of rol. Modelleren is de x-factor die een soort gedrag aan de oppervlakte doet verschijnen en hard “kies mij, kies mij!” roept.
Modelleren inzetten voor duurzaamheid De meest in het oog springende implicatie van dit alles is dat het zien van andere mensen die iets doen, er toe doet. Als ik een reden zou moeten kiezen waarom mensen (in algemene zin) auto blijven rijden, zo veel nieuwe spullen kopen en op talloze andere manieren onze onduurzame manier van leven dagelijks kopiëren, dan zou het zijn omdat deze gedragingen om hen heen niet-aflatend gemodelleerd worden. Dit hoofdstuk heeft laten zien dat onze hersenen enorm afgestemd zijn op het waarnemen van andermans gedrag en, als ze werken zoals ze zouden moeten werken, dat gedrag zich ook eigen maken. Dit gebeurt automatisch en vaak onbewust, aangezien de menselijke geest niet echt onafhankelijk is maar met anderen verbonden is vanwege onze oriëntatie op het gedrag en de doelen van anderen en omdat neurale activiteit het beeld van een activiteit samenvoegt met de activiteit zelf.
Echter, geen enkele persoon of samenleving is statisch. Het vermogen om te kopiëren dat er voor zorgt dat we blijven doen wat we nu doen, kan gebruikt worden voor het tegenovergestelde doel: om nieuwe patronen te stimuleren.
De eerste suggestie die ik daarom doe, is deze: als je duurzaamheid wilt stimuleren, wees dan zelf ook zichtbaar duurzaam en laat zoveel mogelijk sporen van dat gedrag achter. Een recente 73 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Canadese studie concludeerde dat 36 procent van de eetgelegenheden die een koppel dat een compostbak gebruikte te gast had en zag dat het koppel het hier met elkaar over had, zelf begon met vercomposteren. Slechts 22 procent van de restaurants die niet aan een model werden blootgesteld deden dit ook.29 Dit suggereert dat duurzaam zijn en de aandacht op je vestigen, hoe ongemakkelijk dit ook mag voelen, er voor zorgt dat een aantal mensen overtuigd zal worden.
Sommige activiteiten zijn eenvoudig zichtbaar en traceerbaar, anderen een stuk minder. Maar je kunt bijna altijd de kans vergroten dat het mensen zal opvallen wat je doet en het onderzoek naar modelleren suggereert dat dit iets goeds is. Laten we eens aannemen dat je bijvoorbeeld een fietser bent en je wilt anderen stimuleren om ook te fietsen. Fietsen is onmiskenbaar zichtbaar aangezien het in het openbaar gebeurt. Hoe meer mensen fietsers zien, des te meer modelleerkracht er van het fietsen uit gaat, dus het simpelweg doen helpt bij mensen het beeld te versterken dat fietsen een optie is om je voort te bewegen. Er zijn echter ook manieren om te laten zien dat je fietst terwijl je achter je bureau zit of in het winkelcentrum loopt. Dit is waar gedragssporen hun intrede doen, aanwijzingen die laten zien wat je normaliter doet, zelfs als je het niet aan het doen bent. Waar laat je bijvoorbeeld je fietshelm? Je kunt ’m aan je fiets laten zitten, maar zo laat je de gelegenheid voorbijgaan – denk eens na wat het voor effect kan hebben als je de helm op je bureau zet of aan je tas vastmaakt. Net zoals een aap die een pindaschil hoort kraken ‘denkt’ aan de onderliggende actie, zo zal iemand die een fietshelm ziet ‘denken’ aan fietsen. Het zal werken als een extra aansporing dat fietsen een goede optie is.
Zelf ben ik ook een fietser en ook ik probeer te laten zien dat ik fiets – ik sjouw mijn fietshelm rond en praat ook tijdens colleges voor studenten over fietsen. Ik geef toe dat ik me soms wat al te zelfbewust voel als ik tussen neus en lippen door een opmerking maak over het feit dat ik de fiets pak om naar mijn werk te gaan. Zal men denken dat ik een punt probeer te maken over de manier waarop ik mezelf vervoer? (Nou, ja, dat zou weleens kunnen omdat ik dat doe…) Maar dan herinner ik mezelf er aan hoe snel mensen verwijzen naar hun autovakantie, alsof de auto een vanzelfsprekende plek is waarin het leven zich voltrekt. Een beetje als volgt: Ik kreeg een sms’je van mijn provider terwijl ik vanochtend met de auto onderweg naar mijn werk was dat me er aan herinnerde dat het gebruiken van mobiele telefoons in de auto vanaf november bij wet verboden zal zijn – hoe ironisch is dat! Dus ik probeer mijn angst om veroordeeld te worden opzij te zetten en tegen mezelf te zeggen dat voor iedere persoon die enige zelfingenomenheid die ik zou kunnen overbrengen opmerkt en zich daar door laat afstoten er iemand anders zal zijn voor wie fietsen een meer salient optie wordt. Het is een dunne lijn, omdat het ontmoedigend is als mensen beweren dat
74 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
wat zij doen moreel superieur is. Maar het persoonlijke is net zo goed politiek. Je kunt niet om het gegeven heen dat mensen elkaar kopiëren en dat wat ze zien steeds opnieuw gedaan wordt.
Los van de praktische toepassingen van modelleren, verhoudt het zich goed tot een van de fundamentele uitgangspunten die ik in de inleiding van dit boek besprak – wij voorvechters van duurzaamheid zijn ook gewoon mensen. Per definitie betekent het laten zien van gedrag om verandering teweeg te brengen dat er geen ruimte zit tussen wat ik zeg dat goed voor je is en dat wat ik doe goed voor mijzelf is. Ik doe wat ik doe en je kunt het kopiëren of niet. Zelfs als ik het niet kan weerstaan om een beetje te vleien is het in ieder geval gebaseerd op wat ik weet dat mogelijk is – op de meest authentieke manier als mogelijk.
Als we op een volgend maatschappelijk niveau kijken, kunnen organisaties en gemeenteraden ook helpen om duurzame acties zichtbaarder te maken. Om terug te pakken op het fietsen: Auckland City heeft diverse mediacampagnes gevoerd om de aandacht van chaffeurs op fietsers te vestigen, waarbij chauffeurs gestimuleerd werden om anderhalve meter ruimte tussen zichzelf en de fiets te laten. Deze campagnes zijn nuttig, maar er zijn ook meer subtiele manieren om er voor te zorgen dat fietsen meer salient wordt. Een voor de hand liggende is om fietsenrekken aan de voorkant van gebouwen te plaatsen waar iedereen ze kan zien. Ik word altijd enthousiast als ik ergens aankom waar fietsenrekken opvallend geplaatst zijn, vooral als er fietsen in staan. Dit is een plek waar fietsen wortel kan schieten, denk ik dan. Omgekeerd stelt het me teleur als er ergens geen fietsenrekken te zien zijn. Ik beeld me fietsers in die onopvallend naar binnen en weer naar buiten gaan en weinig kans hebben om anderen te stimuleren. Op dit niveau is het een kwestie van het waarderen dat ontwerpkeuzes (zoals waar je het beste fietsenrekken kunt plaatsen) niet alleen over praktische zaken en kosten gaan, maar ook over zichtbaarheid.
Als individuen het risico lopen om als zelfingenomen te worden gezien door de aandacht te vestigen op hun duurzame gedrag, dan lopen organisaties het risico voor hetzelfde beschuldigd te worden van greenwashing. In tegenstelling tot de meeste individuen zijn organisaties er vaak nogal snel bij om te wijzen op hun bijdrage aan een beter milieu en greenwashing doet dan ongetwijfeld zijn intrede.30 Persoonlijk wordt ik meestal enthousiast van authentieke beschrijvingen van wat organisaties goed doen. Het komt weer neer op dezelfde onderliggende regel: hoe meer duurzaam gedrag er in de lucht zit, des te meer salient wordt het en des te waarschijnlijker zullen individuen en groepen (organisaties, gemeenteraden, landen) ze kopiëren.
75 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Ik hoop dat het algehele idee duidelijk is – door consistent te leven met waar je in gelooft en door dat zo zichtbaar als mogelijk te doen, beïnvloed je mensen en organisaties om je heen en vergroot je de kans dat jouw gedrag overgenomen wordt door anderen. Als je het op het niveau van een organisatie bekijkt – of hoger – is hetzelfde principe van toepassing. Door duurzame activiteiten te onderstrepen vergroot je de salience er van en de kans dat ze worden overgenomen door anderen.
De tweede implicatie voor actie heeft betrekking op de voorwaarden waaronder de kans dat modelleren zich voordoet het grootst is. Zoals ik eerder besprak, is het waarschijnlijker dat we modellen kopiëren die worden beloond. Soms volgen beloningen – of straffen – direct op gedrag. De mandarijnenschil wordt ofwel met succes in het hoge gras gegooid of niet. Je ziet ’t meteen. Daaruit volgt dat als we willen dat een bepaald type gedrag postvat het niet alleen een goed idee is om het zichtbaar te maken, maar ook om de beloning of de effecten die het sorteert zichtbaar te maken. Omgekeerd moeten we er voorzichtig mee zijn om de aandacht te vestigen op nadelen die aan het gedrag kleven. Zal publiciteit over het ongemak en de kosten van het nemen van de bus mensen stimuleren dat ook te doen? Ik denk van niet. In algemene zin zal het benadrukken van de moeite die het kost om duurzaam te leven ons niet snel vooruit helpen richting die wereld, omdat mensen de boodschap krijgen dat gedrag niet beloond wordt en dus de levensvatbaarheid van de keuze vervalt. Het benadrukken van het plezier die het overnemen van dit gedrag met zich meebrengt, kan ons daarentegen wel zomaar eens ergens brengen. Het telen van groenten heeft bijvoorbeeld als een plezierige en gezonde ervaring postgevat die ook nog eens goed is voor het milieu.31
We leggen ook verbindingen tussen het gedrag van een persoon en de sociale beloning die hij of zij daar voor krijgt, zoals respect. Om deze reden staan in advertenties en reclames voor commerciële en maatschappelijke doeleinden vaak mensen met een hoge sociale status centraal. Zulke mensen versterken de associatie tussen het gewenste gedrag en de beloning, waarmee het gedrag een meer salient keuze wordt. Albert Bandura, die de poppenstudie die eerder aan de orde kwam uitvoerde, suggereerde dat prominente voorbeelden van nieuw gedrag – zoals bekende publieke figuren wier gedrag in de media wordt uitgemeten – een belangrijke eerste stap zijn in het overdragen van dit gedrag.32 Het gedrag wordt overgenomen door ‘early adopters’ die vervolgens het gedrag verspreiden door interpersoonlijk contact. Bandura betoogde met andere woorden – en daarin ben ik het met hem eens – dat meer afstandelijke vormen van modelleren (zoals mediarepresentaties) waarschijnlijk het grootste effect hebben op hen die al open staan voor het gedrag dat wordt benadrukt. Echter, deze early adopters zijn van essentieel belang aangezien zij dan
76 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
het gedrag laten zien aan mensen om hen heen, waarmee ze zelf modellen worden. Hoewel het minder mensen zal bereiken, is hun een-op-een van-dichtbij modellering veel krachtiger dan het modelleren dat tentoon wordt gespreid door publieke figuren die meer op afstand staan. De boodschap is dus dat, ondanks dat ‘poster girls and boys’ een aanwinst zijn om mensen te enthousiasmeren voor een duurzaamheidsonderwerp, het hebben van ‘mensen op de grond’ essentieel is.
Het onderzoek over sociale normen suggereert dat er veel interessante mogelijkheden zijn voor het stimuleren van mensen om betrokken te raken bij duurzame initiatieven. Indien de acties van veel mensen in lijn liggen met het gewenste gedrag, dan is het de moeite waard om dat te benadrukken om de volgende groep aan te moedigen om ook mee te doen. Omdat normen kunnen terugslaan door mensen die bovengemiddeld presteren te demotiveren, is de ideale strategie om de normen zelf de achterblijvers er bij te laten trekken en om de koplopers met een duidelijk signaal dat hun bijdrage gewaardeerd wordt te bevestigen. Hoewel het grootste deel van het onderzoek naar normen tamelijk kleine effecten van het benadrukken ervan laten zien (minder dan 10 procent), zouden de effecten in de tijd enorm kunnen zijn als we in termen denken van het boeken van incrementele vooruitgang op deze onderwerpen.
De laatste, en wellicht minst vanzelfsprekende, implicatie voor actie die ik uit het onderzoek wil afleiden, heeft te maken met de manier waarop mensen altijd zoeken naar de betekenis van een bepaalde gedraging. We hebben dit al aan de orde laten komen bij het klassieke modelleren – dat mensen zichzelf afvragen wat met het gedrag geprobeerd wordt te realiseren. We zagen ook hoe mensen door woorden als prime te gebruiken aangezet kunnen worden om toegang te krijgen tot een mentaal stereotype en sommige elementen van dat stereotype repliceren. Hoewel mensen soms ‘zonder na te denken’ kopiëren, interpreteren zij het grootste deel van de tijd actief wat ze zien. Dit betekent dat je je invloed als model kunt vergroten als je in staat bent niet alleen het gedrag zelf te laten zien, of door sporen achter te laten, maar ook door de betekenis ervan over te brengen. Het is alsof je een aantal verschillende draden in elkaar weeft en mensen laat zien hoe zij kunnen bijdragen aan het onderliggende doel om op een meer duurzame manier te leven.
Als je iets te maken hebt met kinderen: zij zijn een geweldig publiek voor deze benadering. Ze luisteren meteen naar verklaringen en nemen de betekenis van wat we doen in zich op, omdat hun gedachten worstelen met het grip krijgen op de mysteries van het sociale leven. Mijn kinderen hebben eindeloze variaties gehoord op hetzelfde thema: “Je mag naar Nicole gaan, maar alleen als je 77 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
gaat lopen. Ik ga echt geen CO2-uitstoot veroorzaken door je daar naar toe te brengen als ik zelf voor zo’n korte afstand de auto niet zou nemen. Ik weet dat het regent, maar gelukkig ben je niet van suiker… We kopen deze tomaten omdat we ze gelijk in onze tas kunnen doen en dus niet die in een plastic verpakking zitten. Waarom zouden we energie verspillen door dat plastic te recyclen als dat compleet onnodig is?” Ik ben me er van bewust dat deze zinnen een beetje prekerig klinken, maar als je je waarden niet tegen je kinderen preekt, zullen zij waarden uit andere bronnen absorberen. Er is nu eenmaal geen neutrale manier om het leven te benaderen.
Met volwassenen is het moeilijker. Desalniettemin heb ik vele aha-momenten gehad als een vriend of collega van mij de verbinding voor mij maakte tussen een bepaalde actie en duurzaamheid. Zodra ik weet dat hun aantekeningenboekje van 100 procent gerecycled papier is gemaakt en een duurzaam verhaal heeft, wordt ik me bewust van mijn eigen aantekeningenboekje en komt duurzaam denken aan de oppervlakte zodra ik een nieuwe aanschaf. Omdat ik altijd op zoek ben naar manieren om mijn waarden en acties beter op elkaar aan te laten sluiten geniet ik van deze uitwisselingen, maar het is niet makkelijk om terloops expliciete statements over je duurzaamheidsdoel in informele gesprekken met volwassenen te verwerken.
Maar er is altijd een manier. In het volgende deel van dit hoofdstuk zullen we kijken naar de manier waarop verhalen kunnen voorzien in de betekenis die mensen zoeken als zij benaderingen van het leven aanschouwen en deze zich eigen maken.
Deel 2 – Verhalen Het vorige deel betoogde dat mensen zich onderdelen van hun doen en laten eigen maken door het kijken naar en imiteren van anderen, maar dat we dat doen door middel van een soort ‘betekenisfilter’. Met andere woorden: het is niet slechts een kwestie van ‘zien = doen’, maar ook een kwestie van een persoon die ziet, probeert te begrijpen wat de persoon die hij of zij ziet probeert voor elkaar te krijgen, na te denken over of hij of zij dat ook wil en dat te doen (of juist te laten). Vanwege het belang van deze tweede en derde stap concurreren verschillende spelers in de sociale wereld om onze gedachten te vullen met een duizelingwekkend scala aan verklaringen die actie aan betekenis koppelen. De verstandigen onder ons weten dat als je een aansprekende reden kunt aangeven voor een actie, de kans groter is dat die actie aanslaat.
78 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een bijzonder krachtige betekenisgever zijn verhalen. De meeste van ons vinden de geweldige, buitenlichamelijke ervaring van het volledig opgaan in een verhaal waarin we bijna zelf de held worden heerlijk. Omdat we zo snel geboeid raken door verhalen, is de kans groot dat alle culturen storytelling hebben gebruikt als voornaamste manier voor het overdragen van informatie en voor het leren over de betekenis van het leven.33 Zoals Brian Boyd in zijn boek On the Origin of Stories uit 2009 beargumenteerde, maken verhalen het mogelijk om ervaringen die we zelf hebben gehad noch gezien door te geven en onszelf te informeren over de gevolgen van bepaalde acties. Ze hebben ook een belangrijke rol gespeeld in veel maatschappelijke bewegingen, door de menselijke ervaringen die achter abstracte principes, abstract beleid en abstracte statistieken zitten.34
Voor onze doeleinden hebben nuttige verhalen twee kernelementen. De eerste is dat zij gemakkelijk worden opgenomen en worden doorgegeven. Met andere woorden, we worden aangetrokken om goed naar het verhaal te luisteren en het vervolgens aan iemand anders door te vertellen, die het weer doorvertelt aan iemand, die het weer doorvertelt aan iemand enzovoorts. Het tweede vitale element is dat we het verhaal willen en kunnen leven. Goede verhalen, verhalen die ons zullen helpen om richting een duurzame wereld voort te stuwen, dwingen tot imitatie. Ze voorzien in die o zo belangrijke verbintenis tussen betekenis en gedrag die ons in staat stelt om uit te vogelen wat de persoon in kwestie wilde bereiken, motiveert ons om hetzelfde doel na te streven en ons vertelt hoe. We zullen achtereenvolgens naar deze twee elementen kijken.
Als je een prototype zoekt voor het meest aansprekende verhaal, hoef je niet verder te zoeken dan het bedrijfsrestaurant of de keukentafel thuis. De kletspraat die karakteristiek is voor dergelijke plekken is zowel boeiend als makkelijk door te vertellen. Soms is het zo sappig dat we amper kunnen wachten onze koffie naar binnen te kiepen om het maar te kunnen doorvertellen aan de volgende persoon. Het nieuws van een relatiebreuk, een zwangerschap, een ongeluk, een promotie of ontslag – het is allemaal fantastisch materiaal voor menselijke verhalen. Op een goede tweede plaats na verhalen over mensen die we kennen, komen verhalen over mensen die iedereen kent. Hoe lang duurde het voordat je er achter kwam dat Michael Jackson was overleden? Waarschijnlijk wist je het binnen een minuut nadat je toevallig iemand sprak die het op het nieuws had gezien of het van iemand anders had gehoord. De doorvertelkwaliteit van roddel wordt gestaafd door onderzoek dat laat zien dat het meer dan de helft van de tijd van gesprekken tussen mensen opsoupeert.35
79 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een deel van de reden dat roddel zoveel aantrekkingskracht heeft, is dat het emoties oproept. Het zijn emoties – jaloezie, woede, angst, vreugde, droefheid, opwinding, opluchting – die ons voortstuwen en er voor zorgen dat we alle details willen weten en de motieven van de betrokkenen begrijpen. Het ligt wellicht voor de hand dat roddel emotioneel geladen moet zijn. Het is niet moeilijk om te zien hoe het nieuws van iemand zijn of haar promotie jaloezie kan opwekken of hoe de zwangerschap van een nicht resulteert in vreugde. Deze gebeurtenissen hebben consequenties in de echte wereld die weer effect hebben op ons en de mensen van wie we houden. Echter, emotionele opwinding is ook een kenmerk van meeslepende verhalen over personen die we slechts leren kennen door het verhaal zelf. Met onze neus voor observatie en verbeelding kunnen we een boek lezen of een film kijken en een heel leven van emoties voelen in reactie op het geluk van een hoofdpersoon die niet alleen een nieuwe kennis van ons geworden is, maar die niet eens echt hoeft te zijn. Terwijl ik letterlijk op het puntje van mijn stoel zit om te zien of de goede de slechte het eerst neerschiet, ben ik me soms bewust van de dwaasheid van mijn zorgen. Los van het feit dat de goede de slechte altijd het eerste neerschiet, waarom zou ik me zorgen maken over het lot van een fictief karakter? Intellectueel gezien weet ik dat het enige menselijke lijden of menselijk plezier dat op het spel staat in de hoofden van de kijkers zoals ik zit, maar dat is grotendeels irrelevant. Als er eenmaal emoties in het spel zijn, ben ik op een soort diep niveau ver voorbij het ‘denken’ al verslingerd geraakt.
Een verhaal moet dus emotioneel geladen zijn wil het onze aandacht trekken en er voor zorgen dat we het aan anderen doorvertellen. Het echte fascinerende aan meeslepende verhalen, en daarmee de troefkaart voor onze doeleinden, is echter dat de verhalen die het meest het doorvertellen waard zijn een pro-sociale moraal hebben.36 Daarmee bedoel ik dat ze emoties oproepen die ons richting gedrag sturen dat goed is voor anderen en weg uit de richting van gedrag dat anderen beschadigt. Neem bijvoorbeeld het verhaal van een brandweerman die onder een omvergevallen vrachtwagen die in brand stond doorkroop om een vader van twee kinderen te redden. Het verhaal wordt vol bewondering verteld en voedt het idee van heldendom als een manier om je goed over jezelf te voelen en je te koesteren in de warme gloed van andermans goedkeuring. Het is de voorpagina van de lokale krant en een 10 minuten durend gesprek bij het koffieapparaat waard. Daartegenover staat het verhaal van een brandweerman die in dezelfde situatie aan de zijlijn stond toe te kijken dat niet in de buurt komt van de doorvertelbaarheid, tenzij hij zich zo schuldig voelde over zijn gebrek aan actie dat hij een deel van zijn salaris doneerde om de dochters van de vader in kwestie te ondersteunen. In de eerste versie van dit laatste verhaal, stellen we ons het schuldgevoel van de omstander voor, maar er lijkt een zeker argument voor de brandweerman te
80 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zijn. Dus? Alleen schuldgevoel is saai; als verhaal werkt dat gewoon niet. De tweede versie biedt ons echter de mogelijkheid om ons van het schuldgevoel te verlossen. Nu voelt het verhaal ‘af’ en dus is het het doorvertellen waard. (Als je hier aan twijfelt, kijk dan eens een televisieserie en let er op hoe je je voelt als mensen wegkomen met antisociaal gedrag. Je zult zien dat je er op zit te wachten tot boontje om zijn loontje komt – en dat gebeurt bijna altijd. Als dat niet het geval is, zul je merken dat je in een ongemakkelijke staat van morele onzekerheid terecht komt, waarbij je je afvraagt of je het initiële gedrag verkeerd geïnterpreteerd hebt.)
Intrigerend genoeg suggereerde Boyd dat de reden dat we bijzonder aangetrokken worden om verhalen van pro-sociaal gedrag door te geven ligt in het feit dat zulke verhalen onze eigen belangen bevorderen. Het werkt als volgt: ieder individu profiteert van het leven in een samenleving van goede mensen. Als diegenen om ons heen te vertrouwen zijn, aardig zijn en misschien zelfs hun leven zouden geven om ons te beschermen, dan zijn we veiliger. Door het vertellen van een verhaal waarin goed gedrag sociale beloningen en positieve gevoelens oplevert, helpen we diegenen die naar ons verhaal luisteren te motiveren om goed te zijn. Zoals met ieder kenmerk van onze geëvolueerde menselijke natuur, hoeven we niet te begrijpen waarom zulke verhalen werken, we hoeven alleen een drang te hebben om ze door te vertellen. Zelfs de televisieserie Dexter (die je probeert te verleiden om begrip te krijgen voor een seriemoordenaar) is waarschijnlijk alleen populair omdat hij een eerbiedwaardige seriemoordenaar is. (Ondanks dat ik meerdere mensen ken die niet meer naar de serie kijken sinds Dexter zijn kettingzaag aanzette, is het een van de favoriete programma’s van mijn gezin.)
Religies zitten vol verhalen van ethische rolmodellen en meer eigentijdse voorbeelden zijn onder meer Mahatma Gandhi, Nelson Mandela en Moeder Theresa. Zulke verhalen wekken op alle juiste manieren emoties op en illustreren wat bereikt kan worden als iemand een onwankelbaar commitment heeft aan ‘goed doen’. Het is duidelijk dat we van het vertellen van dergelijke verhalen houden, aangezien ze steeds maar weer worden verteld. Deze verhalen zijn echter aangstaanjagend en gaan over extreme niveaus van zelfopoffering en morele kracht. Om die reden voldoen ze niet helemaal aan ons tweede criterium voor nuttige verhalen: dat we ze willen en ook kunnen leven.
Om echt nuttig te zijn voor onze doeleinden moeten verhalen voorzien in een volledig inspirerend en gedetailleerd how-to pakket waarop we als menselijke imitatoren zo goed reageren. Ze moeten laten zien dat het leven van iemand die zorgdraagt voor ecologische en sociale onderwerpen zowel bereikbaar als sociaal lonend is. De gemeenschapspsycholoog Julian Rappaport 81 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
heeft verwezen naar verhalen die positieve en haalbare manieren van leven lieten zien als ‘tales of joy’.37 Tales of joy laten idealiter iemand zoals wijzelf zien die worstelt met moeilijke omstandigheden, maar het uiteindelijk wel voor elkaar krijgt. We worden tegelijkertijd geïnspireerd en geïnstrueerd hoe we het zelfde kunnen doen. Rappaport contrasteerde tales of joy met ‘tales of terror’. Tales of terror houden ons gevangen op dezelfde plek, aangezien ze somberheid en treurnis voor mensen zoals wij voorspellen. In iedere gemeenschap komen beide typen verhalen voor en tot op zekere hoogte kunnen we kiezen waarop we onszelf modelleren.
Een populaire tale of joy in de hedendaagse westerse cultuur is de ‘van krantenjongen tot miljonair’ vertelling. Tijdens het schrijven van dit boek was John Key, de premier van Nieuw-Zeeland, een klassiek voorbeeld hiervan. Zijn vader overleed toen hij nog een kind was, dus hij werd opgevoed door zijn moeder in een bescheiden sociale huurwoning. Hij ging naar de lokale openbare middelbare school, ging studeren en werkte zich op in de financiële wereld tot hij Head of Global Foreign Exchange werd bij Merrill Lynch, waar hij een salaris zou hebben verdiend dat in de miljoenen liep. Vervolgens ging hij de politiek in en won de verkiezingen van 2008 als leider van de centrumrechtse partij.
De ‘van krantenjongen tot miljonair’ vertelling komt zeer veel voor in moderne westerse samenlevingen en helpt ongetwijfeld de levensvatbaarheid van welvaartcreatie als een respectabel doel te creëren. Gelukkig houden we ons in dit boek niet bezig met het overtuigen van diegenen die dit type verhaal als hun voornaamste motivator beschouwen, maar met het vinden van manieren om diegenen te inspireren die naar een alternatief op zoek zijn. Dus wat zijn die alternatieven? Hoe kunnen we tales of joy gebruiken en ze creëren om duurzaamheid in actie te laten zien?
Verhalen inzetten voor duurzaamheid Hoewel verhalen waar duurzaamheid in actie in voor komt geen onderdeel zijn van onze dominante culturele vertellingen, zijn er genoeg te vinden. Het vinden en delen van zulke verhalen is een geweldige manier om jezelf en iedereen die je kunt vinden om te luisteren, lezen of kijken naar wat je hebt ontdekt op te monteren en te motiveren (of opnieuw te motiveren). Zo heb ik net het boek No Impact Man van Colin Beavan gelezen. Daarin beschrijft hij het jaar waarin hij zijn ecologische voetafdruk steeds verder probeerde te verkleinen in New York. Het is een vertelling, maar het zit ook vol met informatie over zijn levensfilosofie. Sterker nog, zoveel daarvan is 82 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
vergelijkbaar met de argumenten die ik tot nu toe in dit boek heb gemaakt, dat ik me zorgen begon te maken of mensen nog wel zouden geloven dat ik slechts een van zijn blogs had gelezen – degene waar ik in de introductie naar verwees – voordat ik met het schrijven van deze eerste hoofdstukken begon. De waarheid is dat Colin noch ik onze kijk op de betekenis van het leven hebben verzonnen. Integendeel, we houden ons beide bezig met de truc van de mens die centraal staat in dit hoofdstuk – goed luisteren naar hoe anderen betekenis geven aan hun leven, de stukjes er uit pikken die bij ons doel passen en dan heel creatief een collage van betekenis en actie samenstellen die, als geheel, er net even anders uit ziet dan die van iemand anders maar vagelijk op die van vele anderen lijkt die dezelfde culturele ruimte delen. Door ons een verhaal te geven, compleet met interpersoonlijke worstelingen, emotionele reacties en uiteindelijk een soort victorie, kost het geen moeite om je in Colin zijn boek vast te bijten tot het einde, totdat we de kriebels krijgen om zelf van neteldoek boodschappentassen te maken om in winkels met een bulkafdeling te vullen en ons aan te sluiten bij een groep om de lokale beek schoon te maken. (Mijn boek is misschien meer een uitdaging dan een verhaal, hoewel ik uitdrukkelijk heb geprobeerd om ieder stuk onderzoek te verpakken als een kleine vertelling, hopend dat je tot het einde geboeid zult zijn en je zult afvragen hoe het zal eindigen.)
Er is nu een aantal boeken met een vergelijkbaar plot als No impact man. Andere boeken die ik met plezier heb gelezen zijn Leo Hickman’s My life stripped bare en Barbara Kingslover’s Animal vegetable miracle. Mijn favoriete film die duurzaamheid in actie laat zien is The power of community. Het vertelt het verhaal van Cuba na de ineenstorting van de Sovjet-Unie en hoe het land zich opnieuw organiseerde nadat het de toegang tot geïmporteerde olie verloor. Die film heeft een belangrijke rol gespeeld in mijn overtuiging dat een ander soort samenleving mogelijk was en dat gemeenschapsactie een manier was om tot zo’n samenleving te komen. Er zijn ook reality shows: in Nieuw-Zeeland hebben we bijvoorbeeld twee seizoenen van het televisieprogramma Wasted gehad, waarin deelnemers worden uitgedaagd om hun milieu-impact te verkleinen, en blogs zoals die van Matthew Luxon en Waveney Warth’s Rubbish Free Year blog. Allemaal verpakken ze informatie over hoe je een ecologisch en sociaal verantwoord leven kunt leiden en geven ze redenen aan om dat te doen. Het zijn emotioneel rijkgeschakeerde verhalen en echte tales of joy.
Als je werkt bij een organisatie die weleens filmavonden organiseert – wat gebruikelijk is onder milieugeoriënteerde groepen in Nieuw-Zeeland – dan raad ik je ten zeerste aan dat je films overweegt die een tale of joy bevatten in plaats van je publiek te overdonderen met tales of terror. Zoals besproken in het hoofdstuk over positieve emoties, is een kleine dosis negativiteit goed om onszelf gefocused en realistisch te houden, maar wat ons vooruit zal helpen zijn levende voorbeelden
83 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
van hoe je duurzaam kunt zijn. Des te lokaler de oriëntatie van de film, des te beter, aangezien lokale films acties laten zien waarvan het waarschijnlijker is dat ze zullen werken in jouw context. In feite kun je je eigen film maken, zoals ik zal bespreken aan het einde van de volgende sectie over zelfmodellering. Een andere suggestie is om met bibliothecarissen samen te werken. Ik ben onderdeel van bibliotheekgroep van Transition Pt Chevalier en we hebben gewerkt met onze lokale bibliotheek om een boekenplank te maken volgens de regel dat 75 procent van de boeken positief zijn.38 Hoewel de meeste van die boeken geen vertellingen waren, hebben we alle verhalen besteld die we konden vinden en – een opmerking voor alle schrijvers van autobiografieën – ik wou dat er meer waren. Deze boeken leiden tot geweldige gesprekken en ideeën voor actie.
We hoeven echter niet slechts onze toevlucht te zoeken tot publieke verhalen over duurzaamheid in actie. Iedereen die probeert duurzaamheid te integreren in zijn of haar persoonlijke, professionele of politieke leven heeft een duurzaam verhaal. En een van de meest krachtige manieren om te laten zien wat er mogelijk is, is om onze verhalen met elkaar te delen. Hoewel dit informeel gedaan kan worden en natuurlijk ook wordt gedaan, is het proces een beetje een kwestie van uitproberen – zoals ik eerder besprak kunnen mensen zich wat opgelaten voelen bij het delen van hun duurzame gewoontes in alledaagse gesprekken. Een uitstekende manier om het proces te versnellen is dus om een workshop over storytelling te organiseren.
Ik ontdekte storytellingworkshops zo’n 10 jaar geleden voor het eerst tijdens een conferentie over het bevorderen van gezondheid. De workshop was ontworpen en werd gegeven door Ron Labonte. Hij gaf ons de opdracht om elkaar in kleine groepen verhalen te vertellen over hoe wij in ons werk bezig waren gezondheid te bevorderen.39 We praatten zowel over onze motivaties en waarden als over de structuur van ons dagelijkse werkleven. Het was een buitengewone ervaring. In plaats van de fragmenten die je normaliter hoort over het leven en de motivaties van mensen, hoorden we hele verhalen – en konden we die van onszelf vertellen. We moesten ook op elkaars verhaal reageren door relaties te leggen met onze eigen ervaringen en, als groep, gemeenschappelijke thema’s identificeren. Er was geen ruimte voor georakel over wat er verkeerd is aan de wereld en wat ‘we’ (iemand anders dus) moeten doen om onze problemen op te lossen. In plaats daarvan was het een gelegenheid om er achter te komen hoe anderen in werkelijkheid worstelden met en slaagden in het vertalen van hun doelen naar de praktijk. Het creëerde ook een direct gevoel van intimiteit binnen onze groep – identificatie is een andere essentiële component om welk doel dan ook aan te vatten, zoals ik in het volgende hoofdstuk zal bespreken.
84 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een aantal jaar later gebruikte ik hetzelfde procedé en gaf een workshop tijdens de Psychologists for Social Responsibility conferentie in Portland. Sinds die tijd heb ik storytellingworkshops gegeven bij diverse gelegenheden en voor diverse doelgroepen – voor studenten, jongerenwerkers en gemeenschapsgroepen – en het werkt iedere keer weer goed. Brad Olsen, Pat Bullen en ik hebben hierover een boek geschreven en je kunt de workshopmaterialen terugvinden in de bijlagen bij dit boek.40
Concluderend: verhalen zijn zowel manieren voor ons om onze doelen en acties over te brengen en om geïnspireerd te raken door de doelen en acties van anderen. Ze kunnen het proces van modelleren versnellen door ons te helpen begrijpen wat achter de acties van een individu of groep die is toegewijd aan duurzaamheid zit en kunnen ons levens laten ervaren die we niet direct kunnen zien.
Deel 3 – Zelfmodellering De storytellingworkshops die ik net beschreef omvatten twee belangrijke acties: je luistert naar verhalen, maar je vertelt zelf ook verhalen. Het kan zijn dat een deel van de kracht van storytelling ligt in onszelf in ons bewustzijn te brengen. Eigenlijk leef ik op veel manieren in overeenkomst met mijn ecologische waarden. Ik heb zojuist mensen verteld hoe ik loop en fiets om me voort te bewegen, aangesloten ben bij een lokale biologische voedselcoöperatie, afgelopen jaar alle belangrijke demonstraties in Auckland tegen klimaatverandering heb bijgewoond, actief op zoek ga naar fairtrade-producten, onderdeel ben van een actieve duurzame actiegroep… Net zoals het kijken en luisteren naar anderen de salience van hun acties en doelen vergroot en wij meer geneigd zijn ze over te nemen, zorgt het kijken en luisteren naar een aspect van onszelf – in dit geval onze ecologische en sociaal bewuste ik – ervoor dat we vaker acties ondernemen die consistent zijn met wie we blijken te zijn. In deze sectie, de laatste over kopiëren, gaan we dieper in op het idee van individuen en gemeenschappen die naar zichzelf kijken en hoe dat kan helpen om duurzaamheid te bevorderen.
“All creatures learn from observing their successes… humans distinguish themselves by being able to learn through observing successes they have not yet had.” (Dowrick et al., 2006, p.194)
85 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Zoals bovenstaande quote stelt, proberen alle dieren acties uit, zien ze de impact van deze acties en slaan ze die kennis vervolgens op voor toekomstig gebruik. Door dat te doen ontwikkelen ze een repertoire aan geschikte technieken om te gebruiken als ze een bepaald doel proberen te bereiken, zoals op tijd zijn voor het avondeten. Mensen, zo wordt bovenstaand ook gesteld, kunnen echter meer dan dat. Door ons vermogen om fysieke beelden van een hypothetische toekomst te creëren, kunnen we onszelf foppen en te leren van successen die we nooit hebben gehad.
Dit is de essentie van een methode die is ontwikkeld door Peter Dowrick en zijn collega’s en die ‘feedforward’ heet. In tegenstelling tot feedback, dat gaat over waarneming van het nu om de toekomst te informeren, gebruikt feedforward waarneming van de toekomst om het nu te informeren. Dit wordt gedaan door stilstaande beelden of een film te creëren die het individu in kwestie een wenselijke gedraging laat zien die hij of zij ofwel momenteel niet kan doen, ofwel niet kan doen in een bepaalde setting ofwel slechts zelden kan doen. Een van de voorbeelden die Dowrick geeft, is van een gymnaste die haar oefening goed kon uitvoeren – behalve het slot. Ondanks training kon ze niet landen zonder te vallen en ze moest binnenkort in wedstrijdverband presteren. Dowrick en zijn collega’s filmden haar terwijl ze haar wedstrijdoefening trainde en een oude oefening waarin ze goed landde filmden. Vervolgens redigeerden ze de filmopnamen om de nieuwe oefening te laten zien die werd afgerond met een ideale landing die overgenomen was uit de oude oefening. De gymnaste bekeek de film drie keer en was onmiddellijk in staat om de nieuwe oefening succesvol te voltooien.43
Een ander voorbeeld van Dowrick betrof een jongen uit groep acht van de basisschool, ‘Gaz’ genaamd, die het syndroom van Asperger had. Meerdere keren per week kreeg hij gewelddadige driftbuien als iemand ook maar enigszins zijn werk bekritiseerde. Dowrick en zijn team maakten een twee minuten durende film van de jongen, waarin hij, in plaats van dat hij een driftbui kreeg als een leraar suggereerde dat hij iets niet helemaal goed deed, hard in een speciale bal kneep en vijf keer diep ademhaalde. De titel van de film was ‘Gaz’s excellent day’ en liet een serie heel korte scènes zien, elk separaat gefilmd en achter elkaar gemonteerd, waarin de leraar naar het werk van Gaz keek en er commentaar op leverde, Gaz vervolgens om zijn speciale bal vroeg en hij breeduit lachte nadat hij in de bal had geknepen en een paar keer diep had ademgehaald. Gaz bekeek de film een week lang iedere dag thuis met zijn ouders. Tegen het einde van die periode was zijn gedrag drastisch verbeterd en in de daaropvolgende drie maanden had hij slechts twee driftbuien. Ook vroeg hij om zijn speciale bal in andere gevallen, maar hij was na drie weken in staat om zijn gedrag onder controle te houden zonder de bal.44
86 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Feedforward wordt ook gebruikt om het welzijn van vrouwen die depressief zijn te verbeteren (door een film van zichzelf waarin zij geanimeerd in gesprek zijn te maken en te bekijken), met bejaarde bewoners van een verzorgingstehuis (om hun vermogen te verbeteren om fysieke oefeningen uit te voeren) en om kinderen te helpen om zelfstandig te lezen.45 Volgens Dowrick breiden de toepassingen van feedforward zich uit tot communicatie, fysieke vaardigheden, levenstransities en academische en professionele onderwerpen.46
Vier mechanismen verklaren waarschijnlijk waarom feedforward of zelfmodellering werkt. De eerste drie zijn opgeworpen door Dowrick; de laatste, dat zelfmodellering kan werken als een ‘foutieve herinnering’, is een intrigerende interpretatie die is voorgesteld door Thomas Kehle en Melissa Bray.47 Elk van deze verklaringen zal achtereenvolgens worden besproken. Het eerste mechanisme waar Dowrick de aandacht op vestigt, is dat zelfmodellering werkt – en beter werkt dan modelleren van anderen – omdat mensen het geweldig vinden om zichzelf in actie te zien. Ik besprak eerder hoe belangrijk het is voor verhalen om de aandacht te trekken; hetzelfde principe is hier van toepassing. Als we niet opletten, dan leren we er niet van, maar als we naar onszelf moeten kijken, slaat de verveling zelden toe. Enorme schaamte wellicht, maar geen onverschillig gapen. Hoewel ik het niet zelf direct heb ervaren, verwacht ik dat het bijzonder veel voldoening zal geven om een verbeterde versie van jezelf te zien die feedforward-films kunnen tonen.
Ten tweede vergroot jezelf iets zien doen ons idee van zelfeffectiviteit, oftewel ons geloof dat we kunnen doen wat het ook is dat we proberen te doen. We doen het daar toch maar mooi even. Of we nu wel of niet bewust accepteren dat het mogelijk voor ons is om de perfecte oefening te doen of kritiek te incasseren zonder dat we een driftbui krijgen, ons brein ziet ons het doen en kan evengoed overtuigd raken (denk aan de spiegelneuronen). Zelfeffectiviteit produceert ook focus en doorzettingsvermogen, dus als zelfmodellering tot zelfeffectiviteit leidt, zou het ons kunnen helpen niet te snel op te geven. Ten derde kan het zien van onszelf tijdens een bepaalde gedraging volgens Dowrick onze doelen helpen te verhelderen. Het kan helpen de veelvoud aan concurrerende manieren om ons leven of bepaalde situaties te benaderen terug te brengen tot die ene manier die in onze film centraal staat. Het is interessant om te bedenken dat mentale beelden die door topatleten worden gebruikt waarin zij zichzelf visualiseren waarbij zij optimaal presteren (gewoonlijk zonder het voordeel van een extern beeld) waarschijnlijk op een vergelijkbare manier werken om de eigen mogelijkheden en focus te stimuleren.48
87 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Om de vierde mogelijkheid te begrijpen – dat zelfmodellering het equivalent van een foutieve herinnering veroorzaakt – is het noodzakelijk om te begrijpen dat de hersenen herinneringen en fantasieën niet in afzonderlijke delen opslaan die onafhankelijk van elkaar blijven. In plaats daarvan zijn zowel onze herinneringen van wat er is gebeurd en onze fantasieën over wat zou kunnen gebeuren reconstructies die uit verschillende delen van ons brein worden gehaald. Hierdoor kunnen onze gedachten in de maling genomen worden en onechte herinneringen creëren die desalniettemin als echt ervaren worden. Met beelden die voldoende levendig zijn, kan een veronderstelde herinnering van iets dat nooit is gebeurd naar binnen gelippen en voet aan de grond krijgen. Die zogenaamde herinnering kan overschrijven wat echt heeft plaatsgevonden.
Wetenschappers Kehle en Bray werden aangezet om langs deze lijnen verder te denken doordat zij met kinderen werkten die selectief mutistisch waren. Selectief mutisme betekent dat mensen nooit of zelden praten in bepaalde situaties en normaal praten in andere situaties. Een aantal kinderen met die aandoening had baat bij zelfmodellering via video-opnamen, maar een neveneffect dat de onderzoekers zagen was dat veel van deze kinderen na een tijdje zich er niet of nauwelijks bewust van waren dat zij niet praatten in de desbetreffende situatie. In een hoofdstuk uit een boek dat in 2009 is gepubliceerd, geven ze een aansprekend voorbeeld hiervan over een meisje dat Tammy heette die Kehle 10 jaar voordien had behandeld met zelfmodellering voor mutisme. Kehle had Tammy weer gezien toen haar zus Vicky van zeven bij haar kwam voor hulp bij hetzelfde probleem. De onderstaande passage beschrijft wat er gebeurde:
“Tammy is now 17 and is a freshman at college. Vicky who is now in the second grade has not uttered, to anyone’s knowledge, a single word in the classroom or any other school-related settings since enrolling in kindergarten. Her mother stated that during the initial parentteacher meeting, attended also by Vicky and Tammy, Vicky did not respond to any of the teacher’s questions, nor would she respond to her mother’s or Tammy’s questions. Tammy became upset and shouted at her sister, ‘What is wrong with you? Are you nuts? Why don’t you answer?’ The mother was amazed and outside of the school setting queried Tammy with regard to her own selective mutism that was treated when she was also in the second grade. Tammy had no recollection of herself being selectively mute and remained irritated with her sister’s nonresponsive and ‘embarrassing’ behaviour”.49 (p.240)
Het lijkt bijzonder dat een tiener zo’n ervaring uit haar gedachten heeft weten te wissen. Echter, zoals Kehle en Bray hebben beargumenteerd, hebben films die zijn gebaseerd op 88 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zelfmodellering precies de kenmerken waarvan bekend is geworden dat ze foutieve herinneringen stimuleren. Ze zijn levendig; ze zijn logisch omdat ze de persoon laten zien als die zich op een plausibele manier in een bekende omgeving gedraagt; ze worden herhaaldelijk bekeken, wat de nieuwe herinnering aanzet om de oude te overschrijven; ze laten een gebeurtenis zien en die zijn bijzonder makkelijk te herinneren voor mensen (veel beter dan opsommingen, instructies, namen etcetera) en ze worden gepresenteerd als echt. Een nieuwe (maar onechte) herinnering wordt dan op dezelfde manier opgehaald als een echte herinnering indien je moet bepalen wat het volgende is dat je moet doen. Ik doe dat omdat ik dat in situaties als deze doe. Om terug te keren naar de concepten die aan het begin van dit hoofdstuk zijn besproken: zelfmodellering maakt het gewenste gedrag meer salient en zorgt het ervoor dat het naar de oppervlakte komt in de hiërarchie van onze actiekeuzes.
Zelfmodellering inzetten voor duurzaamheid Tot op de dag van vandaag wordt zelfmodellering vooral gebruikt bij individuen om specifieke problemen te overwinnen. Het staat echter buiten kijf dat de techniek geweldig veel potentie heeft om duurzaamheid te stimuleren. Stel je eens voor dat je samenkomt met collega’s of leden van je gemeenschapsgroep en een film maakt waarin je in een ecologisch en sociaal levendig 2050 leeft. Idealiter zou je er in het project met elkaar proberen achter te komen hoe je zou willen dat jouw gemeenschap er precies uit zou zien en vervolgens meerdere mensen betrekken bij het maken van en spelen in een film die dat ook laat zien.50 Op deze manier krijg je waarschijnlijk een grotere mate van eigenaarschap over de film en hoe meer mensen of bekende plekken er in de film zitten, des te meer potentieel voor zelfmodellering zal de film hebben. De film kan vervolgens binnen de groep getoond worden, op het internet geplaatst worden en als een magneet voor jouw organisatie gaan fungeren, waarbij het je richting zo’n toekomst trekt.
Ik heb het geluk Peter Dowrick te kennen en Peter heeft als gemeenschapspsycholoog veel interesse in hoe groepen kunnen komen tot wat hij ‘future planning’ films.51 Ten tijde van het schrijven van dit boek begeleiden Peter en ik een promovenda, Charlotte Blythe, wier onderzoeksproject gaat over het gebruik van film en andere media bij het stimuleren van een duurzaamheidscultuur op middelbare scholen. Haar project is onderdeel van het onderzoek naar duurzame scholen dat ik in de introductie noemde. Charlotte heeft met leerlingen van een school in Auckland gewerkt bij het produceren van een muziekclip waar nieuwe afvalstations in voorkomen,
89 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
die prachtig zijn geschilderd door de leerlingen, die afzonderlijk geschikt zijn voor compost, recycling en vuilnis. Deze stations zijn een behoorlijke stap vooruit voor de school die hiervoor 67 vuilnisbakken onder de grond had, alleen in de klassen en het kantinegedeelte recyclede en geen plek voor compost had. In de muziekclip laten studenten bovendien zien hoe de afvalstations op de juiste manier moeten worden gebruikt en dat zij een voorkeur hebben voor de recycling- en compostbakken.52 Ik merk op dat films zoals die van Charlotte, die gewenste collectieve actie laten zien, ook gebruik maken van de kracht van sociale normen. We hopen onder meer dat studenten de bakken op de de juiste manier gebruiken omdat de film dit gedrag presenteert als wat men doet in situaties zoals deze.
Concluderende opmerkingen Dit hoofdstuk heeft laten zien in hoeverre mensen doelen formuleren en activiteiten ondernemen in reactie op wat zij om zich heen zien. We kopiëren acties, zijn erg gevoelig voor gedragssporen die ons voorzien van aanwijzingen over wat gebruikelijk is in bepaalde situaties en zoeken naar de betekenis van wat we zien. We worden in het bijzonder aangetrokken tot gedragingen en doelen die worden gezien als effectief en sociaal beloond lijken te worden. Onze complexe hersenen werken op vele niveaus tegelijkertijd, als we doen, denken en weer doen, niet altijd wetend wat we doen en waarom, maar we observeren en leren altijd. Als voorvechters van duurzaamheid kunnen we ons voordeel doen met deze dynamiek. Door onze acties en doelen te laten zien en te bespreken, vergroten we de salience van opties die consistent zijn met de wereld die we zouden willen creëren, waarbij deze opties op de voorgrond treden in de hoofden van mensen. Tenslotte kunnen we onszelf gebruiken als onze eigen modellen om onszelf te ‘feedforwarden’ richting een duurzame toekomst.
90 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 3
1
Blackmore, S. (1999).
2
Fiske, A. P. (nd).
3
Meltzoff, A. N. en Moore, M.K. (1983).
4
Field, T. M., Woodson, R. et al. (1982).
5
Chartrand, T. L. en Bargh, J.A. (1999).
6
Brass, M., Bekkering, H. et al. (2000).
7
Fogassi, L., Ferrari, P.F. et al. (2005).
8
Kohler, E., Keysers, C. et al. (2002).
9
Iacoboni, M. (2009).
10
Bandura, A. (1969); Bandura, A. (1972).
11
Zie voor een recent voorbeeld: Coates, C., Malouff, J.M. et al. (2008).
12
Watters, E. (2010).
13
Moann, T., Nolen-Hoeksema, S. et al. (1997).
14
Goldstein, N. J. en Cialdini, R.B. (2007).
15
Cialdini, R. B. (2003).
16
Schultz, P. W., Tabanico, J.J. et al. (2008).
17
Als je geïnteresseerd bent in mijn werk over de impact van deze campagnes op jonge chauffeurs die vaak de doelgroep
zijn, zie: Harré, N., Foster, S. et al. (2005); Sibley, C. en Harré, N. (2009). 18
Wrapson, W., Harré, N. et al. (2006).
19
Zie het artikel van Wrapson et al. voor verdere verwijzingen.
20
Walton, D. en Bathurst, J. (1998).
21
Zie het artikel van Wrapson et al. voor verdere verwijzingen.
22
Dit is een versimpelde versie van ons onderzoek dat ook een bord betrof dat liet zien dat de snelheid van chauffeurs door
de politie werd gecontroleerd – dat bord werkte ook. 23
Neighbors, C., Larimer, M.E. et al. (2004).
24
Goldstein, N. J., Cialdini, R.B. et al. (2008).
25
Ze geven diverse redenen waarom dit percentage aanzienlijk onder de 75 procent lag die zij hadden berekend, inclusief
het gebruik van een conservatieve manier van meten van de wens om handdoeken te hergebruiken. 26
Schultz, P. W., Nolan, J.M. et al. (2007).
27
Bargh, J. A. en Williams, E.L. (2006).
28
Bargh, J. A., Lee-Chai, A. et al. (2001).
29
Sussman, R. en Gifford, R. (Manuscript).
30
Een website met voorbeelden hiervan ten tijde van het schrijven van dit boek is: http://www.greenwashingindex.com
(geraadpleegd op 11 juli 2009). 31
Zie bijvoorbeeld Malcolm Rands, What’s good for the climate is good for our health, NZ Herald, 11 februari 2009.
32
Bandura, A. (1977).
33
Zie de volgende publicaties voor meer informatie over de rol van vertellingen in het sociale leven: Polkinghorne, D. E.
(1988); Boyd, B. (2009). 34
Voor meer over de rol van verhalen in sociale verandering: Loeb, P. (1999).
35
Dunbar, R. I. M. (2004).
91 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
36
Volgens Brian Boyd’s Origin of Stories.
37
Rappaport, J. (2000).
38
Zoals genoemd in het vorige hoofdstuk, zijn transition towns groepen die gefocust zijn op het creëren van duurzame
gemeenschappen. De website van onze groep is http://www.transitiontowns.org.nz/pointchevalier. 39
Voor meer informatie over Labonte’s rationale en methode, zie: Labonte, R., Feather, J. et al. (1999).
40
Harré, N., Bullen, P. et al. (2006).
41
Dowrick, P. W., Kim-Rupnow, W.S. et al. (2006).
42
Samenvattingen van Dowrick zijn werk en de implicaties ervan zijn te vinden in: Dowrick, P. W. (1999); Dowrick, P. W.
(2007). 43
Dowrick (1999).
44
Dowrick (2007).
45
Dowrick et al. (2006); Dowrick (1999); Neef, N. A., Bill-Harvey, D. et al. (1995).
46
Dowrick (1999).
47
Kehle, T. J. en Bray, M.A. (2009).
48
Er is nu een heel wetenschappelijk magazine over het onderwerp beelden en atleten, het Journal of Imagery Research in
Sport and Physical Activity. 49
Kehle en Bray (2009), p.240.
50
Dit heeft parallellen met ‘backcasting’, wat wordt voorgestaan door The Natural Step. Backcasting gebeurt als een groep
besluit over een bepaalde wenselijke toekomst en de principes abstraheert die er onder liggen. Deze principes liggen vervolgens ten grondslag aan de besluitvorming. Het wordt afgezet tegen het meer gebruikelijke ‘forecasting’ dat veronderstelt dat huidige – en vaak destructieve – trends zullen blijven bestaan. Zie Holmberg, J. en Robèrt, K.H. (2000). 51
Dowrick (2007).
52
De film staat op YouTube; zoek op ‘go green with gumby’.
92 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“Hoe meer we ons inzetten voor duurzaamheid, des te sterker worden onze identiteiten als voorvechters en des te meer voelen we ons geroepen ons voor duurzaamheid in te zetten.” 93 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 4 Identiteit: de rol van wie we zijn en waar we bij horen
De week voordat ik begon met het schrijven van dit hoofdstuk, woonde ik een bijeenkomst op de school van mijn dochter bij. We zagen diverse items, waaronder een dans die werd uitgevoerd door mijn dochter – de belangrijkste reden dat ik daar was. Vervolgens werd aangekondigd: “Nu zal Klas 2 haar betoog voorlezen.” Twee vertegenwoordigers van Klas 2 stonden op; een meisje en een jongen. Het meisje vertelde dat haar betoog over groen vervoer ging en dat ze daar voorstander van was, terwijl de jongen daar tegen was. Vervolgens begon ze het hardop voor te lezen. Ze begon te zeggen dat we een keuze hadden – om groen vervoer te gebruiken of getuige te zijn van het eind van de wereld zoals we die kennen. Ze herhaalde haar boodschap diverse malen gedurende de drie minuten dat ze voorlas, gelardeerd met opmerkingen over de vervuiling die wordt veroorzaakt door auto’s en hoe leuk het is om te fietsen. Daarna stond de jongen op. Zijn betoog benadrukte de voordelen van auto’s waarbij hij verwees naar zaken als snelheid, gemak en de mogelijkheid om je te beschermen tegen de regen. Lopen en fietsen, zo stelde hij, was gewoon te langzaam en de bus was veel te onbetrouwbaar. Elektrische auto’s waren niet stoer en waren dus geen partij voor auto’s met verbrandingsmotoren. Zijn praatje was langer dan dat van zijn klasgenoot, misschien wel zo’n vijf minuten, en ik moet toegeven dat hij meer bijzondere punten maakte. Was ik onderwijzer geweest, dan had ik hem waarschijnlijk een hoger cijfer gegeven dan het meisje dat ons de keuze bood tussen duurzame mobiliteit of auto’s en totale vernietiging. Maar was ik overtuigd door de lange lijst van redenen waarom auto’s goed waren die de jongen aandroeg? Absoluut niet. In plaats daarvan voelde ik een groeiend gevoel van paniek terwijl ik naar hem luisterde – ze zijn er in geslaagd bij jongere generaties te infiltreren; hebben we dan nog wel een kans?
Je zult nu waarschijnlijk denken dat mijn reactie voorspelbaar was. Natuurlijk raak ik er niet van overtuigd om mijn kijk op groen vervoer te veranderen door een bijdehante knul van 10 jaar oud. Wat misschien minder voor de hand ligt, is dat mijn ervaring met de manier waarop mensen reageren op informatie van veel verschillende bronnen steeds maar weer wordt bevestigd. Niet alleen 10-jarige jongens slagen er niet in ons te overtuigen – ook wetenschappers, politici, artsen en intellectuelen niet. Daarnaast gaat het niet alleen om diegenen die maatschappelijke verandering willen die weerstand toonden; het gaat ook om hen die business as usual willen houden. Het maakt niet uit wat je kijk op de wereld is, iedereen die een ander wereldbeeld vertegenwoordigt ziet zich geconfronteerd met een moeizame strijd als het gaat om het veranderen van onze mening. 94 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De meest aansprekende manier om dit fenomeen te verklaren is het psychologische construct identiteit. Mensen beoordelen inkomende informatie niet alleen objectief, maar laten het door identiteitsfilters gaan die vragen of het past in hun wereldbeeld en past bij de sociale groepen waar zij toe behoren. Pas dan beslissen zij of ze er nauwgezet naar luisteren of het zonder na te denken afwijzen.
Omdat wij het soort mensen zijn dat verandering wil beïnvloeden, is het essentieel dat we dit punt goed begrijpen. Ondanks dat we er naar zouden verlangen ‘het grote publiek’ te laten accepteren wat wij zo vanzelfsprekend vinden als het gaat om de staat van onze planeet, zal het publiek dat niet doen als de informatie wordt gepresenteerd door de verkeerde mensen en/of met het verkeerde referentiekader. Zoals we ondertussen maar al te goed zouden moeten weten, wordt zelfs wetenschappelijk bewijs niet als een betrouwbare informatiebron beschouwd door veel mensen. Als het bijvoorbeeld gaat om het publieke debat over milieuacties, is wetenschappelijke consensus niets meer of minder dan gewoon maar een standpunt, met niet meer autoriteit dan, ik zeg maar even, een rondetafel van bedrijven. Waar het allemaal op neer komt, is dat er geen solide, onweerlegbare bron van informatie, vrij van sociale inhoud, is waar we ons op kunnen baseren. Als we in plaats daarvan langzaam maar zeker onze cirkel van invloed willen vergroten en mensen met een duurzame inslag willen voeden, zullen we moeten nadenken over de identiteiten waarmee mensen naar de wereld kijken, waarmee zij de wereld beoordelen en op basis waarvan zij uiteindelijk handelen.
In dit hoofdstuk richten wij ons op de psychologie van identiteit. In de kern gaat identiteit over hoe we denken over onszelf en onze rol in de samenleving. Zonder dat zou normaal menselijk leven niet mogelijk zijn. Denk hier eens over na: iedere dag sta je op uit bed en weet je wat je moet doen. Dit is omdat je jezelf goed kent en weet waar je toe behoort. Als je in een kantooromgeving werkt, weet je dat je schone kleren moet aantrekken die je de avond ervoor al hebt klaargelegd. Als je een ouder bent, maak je ’s ochtends de lunch van je kinderen. Als je de ochtendkrant leest tijdens het ontbijt, loop je in je badjas naar de brievenbus om de krant te halen. En zo gaat het maar door. We doen het zelden verkeerd. Het is onwaarschijnlijk dat de ouder het huis verlaat zonder acht te hebben geslagen op de kinderen; de kantoormedewerker zal niet abusievelijk naar het park gaan op maandagochtend om 9:00. Door deze complexe verwevenheid van mensen die weten waartoe zij behoren vindt het sociale leven plaats.
95 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
In het vorige hoofdstuk betoogde ik dat een van de redenen dat de meeste mensen geen gevolg geven aan de duurzaamheidsboodschap is dat ze worden omgeven door voorbeelden van onduurzaam gedrag – en onze neiging tot kopiëren maakt het moeilijk voor ons om er afstand van te nemen en ons te onderscheiden. Dat hoofdstuk benadrukte ook het belang van voorbeelden uit de praktijk en verhalen over duurzaamheid. Die bieden mensen op zijn minst de optie om zich anders te gedragen door modellen aan te reiken van wat mogelijk is. In het huidige hoofdstuk gaan we een stap verder. We zullen zien waarom mensen kunnen leren van sommige modellen, maar van anderen niet en waarom bepaalde argumenten ons als logisch voorkomen en andere terzijde worden geschoven. We zullen ook zien hoe je moet werken met de kracht van identificatie als we anderen duurzaam proberen te inspireren en, heel belangrijk, als we onze eigen op duurzaamheid georiënteerde groep succesvol proberen te houden.
Om te beginnen zullen we ons iets meer verdiepen in de manier waarop identiteit werkt. Zes aspecten zullen in beschouwing worden genomen: het belang van actie in het reëel maken van identiteit, de sociale aard van identiteit, eigenwaarde, hoe identiteiten op hun plek worden gehouden, identiteiten bekijken als wat we zijn, maar ook als wat we niet zijn en identiteit als filter waar we de wereld door heen bekijken. Door dit deel van het hoofdstuk zal ik een aantal uitstapjes maken richting onderzoek naar groepen die zijn gericht op maatschappelijke verandering en andere identiteiten waarvan ik denk dat ze in het bijzonder relevant zijn voor onze doeleinden.
Het tweede deel kijkt meer direct naar hoe je identiteit kunt inzetten voor duurzaamheid. Onderdeel van de thema’s die we aan de orde zullen stellen, is hoe je anderen moet beïnvloeden als je in de minderheid bent, wat de meesten van ons het grootste deel van de tijd zijn. Als het moeilijk is om mensen die zich niet kunnen identificeren met ons wereldbeeld te overtuigen, dan kan hen overtuigen vanuit een positie van een kleine groep die buiten de status quo staat als onmogelijk aanvoelen. Maar dat is niet zo. In dit deel hoop ik je te laten zien dat je meer invloed kunt hebben (en misschien al hebt) dan je je wellicht realiseert, in het bijzonder als je de identiteitsposities van anderen in ogenschouw neemt en als je geduld hebt. We zullen ook kijken naar de intrigerende vraag hoe identiteiten veranderen en hoe we mensen die nu misschien weinig ruimte in hun hoofd hebben voor duurzame overwegingen, kunnen stimuleren om duurzaamheid onderdeel van hun dagelijkse patronen en hun benadering van het leven te maken.
Bij de conclusie van dit hoofdstuk hoop ik dat de praktische implicaties duidelijk zullen zijn – identiteiten houden ons bij elkaar, zowel als individuen als in termen van groepen. Ons doel moet 96 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zijn om het netwerk te vergroten van diegenen die duurzaamheid onderdeel van hun identiteitssysteem maken en er tegelijkertijd voor zorgen dat het zijn van voorvechters van duurzaamheid een betekenisvolle en verrijkende sociale niche is.
Deel 1 – Het interne mechanisme van identiteit Identiteiten zijn actie Ondanks wat er in de titel van deze sectie staat, zijn sommige identiteiten passief – die zullen we dus eerst behandelen. Onze nationaliteit en ons geslacht, bijvoorbeeld, worden normaal gesproken bij onze geboorte bepaald en de meeste mensen maken daar geen punt van. Verder hoeven we er niet zoveel aan te doen, als we er al iets aan zouden moeten doen, om deze identiteiten te behouden. Ik ben per definitie een vrouw en een Nieuw-Zeelandse. Als het echt mis zou gaan, zou ik beschuldigd kunnen worden van het verraden van mijn geslacht of mijn land, maar ik zou er niet van beschuldigd worden dat ik man zou zijn of dat ik uit een ander land zou komen. De meeste identiteiten zijn echter actief. We moeten ons op een bepaalde manier gedragen om ons de echte bezitter van die identiteit te voelen en als zodanig gezien te worden. Ik kan niet lang een fietser zijn als ik nooit fiets. Ik zou geen academicus zijn zonder een baan aan een universiteit en ik zou mij geen ‘echte’ moeder kunnen voelen als ik op geen enkele manier contact zou hebben met mijn kinderen.
Om te illustreren hoe identiteit en actie samenwerken, zou ik mij bij wijze van eerste ontdekkingsreis van dit hoofdstuk willen verplaatsen in het leven van een maatschappelijke activist. (Het maakt niet uit wat je overtuigingen in relatie tot de manier waarop een duurzame samenleving gecreëerd kan worden, we kunnen veel leren over wat het betekent om jezelf te zien van diegenen die geprobeerd hebben maatschappelijke verandering te realiseren door middel van politieke actie – dus een identiteit te hebben als een ‘change agent’.) Om dit te doen, zullen we kijken naar twee onderzoeken naar Amerikaanse burgerrechtenactivisten. Beide onderzoeken, een uitgevoerd door Doug McAdam en een door James Fendrich, werden uitgevoerd decennia nadat de burgerrechtenbeweging tanende was.1,2 McAdam en Fendrich waren geïnteresseerd in wat deze activisten daarna hadden gedaan. Hadden zij zich uitgeleverd aan het bedrijfsleven, zoals de geruchten deden vermoeden, of bleven zij politiek actief? Hoe beïnvloedde hun politieke gedrag hun identificatie als activisten?
97 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Het onderzoek van Doug McAdam betrof het opsporen en interviewen van mensen die betrokken waren geweest bij of zich hadden aangemeld voor de Mississippi Freedom Summercampagne van 1964. Van juni tot augustus reisden zo’n 1000 studenten, de meeste van hen blank en afkomstig uit een van de noordelijke staten, naar Mississippi om zwarte stemmers te registreren en les te geven in zogenoemde ‘vrijheidsscholen’. Het lukte McAdam om 42 mensen te lokaliseren die naar Mississippi waren gegaan (vrijwilligers) en hen te interviewen en 40 mensen die zich hadden aangemeld maar om diverse redenen niet hadden deelgenomen (‘no shows’). Bij het onderzoeken van wat de twee groepen na die bewuste zomer hadden gedaan, ontdekte hij dat bijna 30 procent van de vrijwilligers maar slechts 8 procent van de ‘no shows’ aangegeven had te werken als fulltime activist of werkzaam was voor het Peace Corps. Het was duidelijk dat veel van de vrijwilligers hard hadden moeten werken om hun levens te organiseren rondom hun politieke betrokkenheid, maar dat ze vastbesloten waren om dat te doen. Zo beschreef bijvoorbeeld een van de vrijwilligers die McAdam sprak zijn leven tijdens de daaropvolgende zomer als:
“...a set of episodes; it had a kind of political continuity to it… but the geographic or occupational focus might shift… because these kind of normal concerns – education, career, occupation – were totally incidental in my life. [They got] slotted in as a necessary kind of nuisance; it’s something that didn’t provide a framework, a guiding thread; in fact, it was repulsive to think of them as providing guiding threads to one’s life. There was so much more at stake.” (p.187)
Opvallend genoeg, echter, bleek het voor een aantal vrijwilligers moeilijker om politiek actief te blijven toen de sociale context veranderde en mogelijkheden om betrokken te raken schaarser werden. In de volgende passage vat een vrijwilliger precies hoe pijnlijk dat voor hem was en – van bijzonder belang voor het onderwerp van deze sectie – hoe het niet in staat zijn om zijn identiteit als activist te doorleven betekende dat de identiteit zelf werd bedreigd:
“I don’t know, I feel that in a way I’m more profoundly disaffected and that my radicalism is so deep I can’t find the words for it… but…I have no political affiliations; I’m not politically active except for the occasional demonstrations…and I feel in consequence a… great loss, a kind of rootlessness, a lack of real orientation and identity in the world…because of the loss of that political anchor…I cannot in good conscience any longer make that identification [as an activist] in my own head, and that’s profoundly troubling and disorienting…if you’ve lived for
98 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
so many years bound up in that world…and felt that you knew what your life was about.” (p. 218)
Fendrich vond vergelijkbare trends in zijn onderzoek naar politieke activisten uit de jaren 60 en hun levenspatronen 20 jaar later. Velen van hen stelden carrière en huwelijk uit, kozen beroepen waarin een agenda van maatschappelijke verandering een rol speelde, hadden significant lagere inkomens dan anderen met een vergelijkbare maatschappelijke achtergrond en richtten hun levens op collectieve actie in plaats van op individuele prestaties en succes. De meesten van hen bleven op een of ander niveau politiek actief.3
Deze twee onderzoeken tonen de wijze waarop identificatie en actie met elkaar zijn verbonden. Het heeft weinig zin iets te identificeren, zoals een activist, zonder ook de gedragingen die worden geassocieerd met die identiteit te bekijken. Daarnaast maakt actie de identiteit sterker. In het onderzoek van McAdam was de kans veel groter dat diegenen die die zomer naar Mississippi waren gegaan politiek geëngageerd bleven dan diegenen die niet waren gegaan. Voor de deelnemers aan het onderzoek van Fendrich stimuleerde actie sterkere identificatie met het doel en dus meer actie. In een literatuuroverzicht dat ik van onderzoek naar jeugdactivisme heb gemaakt, lieten verschillende studies zien dat wanneer jonge mensen betrokken raken bij activiteiten die erop gericht zijn het maatschappelijke belang te dienen zij hun identiteit verbreden met politieke participatie of maatschappelijke verantwoordelijkheid.4 Zo bleek bijvoorbeeld uit een studie onder 132 zwarte studenten die in het eerste jaar van hun middelbare school zaten dat, nadat zij in een gaarkeuken vrijwilligerswerk hadden gedaan, een aantal over zichzelf schreef als politieke actoren terwijl niemand van hen dat deed voorafgaand aan die ervaring. Bijvoorbeeld: “As I began serving again, I realised I could run from one homeless child, but not hide from homelessness in our society” (p.278).5
Dus, om deze sectie samen te vatten: identiteit en actie zijn met elkaar verweven. Zoals met alle onderwerpen in dit boek geldt ook hier dat terwijl het denken het gedrag vormt, vormt het gedrag het denken.
99 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Identiteiten zijn sociaal Het is je misschien opgevallen hoe de deelnemers aan de Freedom Summer die in de vorige sectie werden geparafraseerd met “no longer able to make an identification [as an activist]” niet alleen een onvermogen beschreven om zich consistent te gedragen met hun radicalisme, maar ook een onvermogen om politieke affiliaties te vinden. Het is intrigerend om te zien dat Fendrich in zijn onderzoek naar een vergelijkbare maatschappelijke groep gedurende een vergelijkbare periode ook herhaaldelijk voorbeelden vond van deelnemers die hetzelfde probleem rapporteerden. Deze bevinding was zo consistent dat Fendrich concludeerde dat de belangrijkste reden waarom veel zeer politiek geengageerde mensen in de daaropvolgende decennia ophielden zo betrokken te zijn was dat er een gebrek aan “collective opportunities” (p.144) was om actie te ondernemen. Het viel hem op dat vooral voor blanken het ‘nieuwe links’ dat door de burgerrechtenbeweging werd gecreëerd, geen gevestigde plek had in het volwassen leven. Het was grotendeels een jeugdbeweging, dus als mensen ouder werden, werd het in toenemende mate moeilijk voor hen om andere gelijkgestemden te vinden om mee samen te werken. Veel beschrijvingen uit de jaren 60 benadrukken inderdaad hoe sterk de thema's van die tijd door jongeren werden aangedreven. In zijn beschrijving van de antiracisme-beweging in Nieuw-Zeeland beschrijft Trevor Richards, een van de leiders van deze beweging, protesten bijvoorbeeld als een “integral part of university youth culture” (p.42).6
Dit brengt ons bij het tweede belangrijke punt over identiteiten: ze zijn sociaal. In de meeste gevallen kunnen we niet iets zijn zonder samen te komen met anderen, of op zijn minst door in de voetsporen te treden van diegenen die ons zijn voorgegaan.
Onze samenleving plaatst zoveel nadruk op het individu dat je hier makkelijk het zicht op kunt verliezen. Zelfs als we het over maatschappelijke verandering hebben, hebben we de neiging om de rol van individuen die historische symbolen van een beweging zijn geworden te overdrijven – denk aan Martin Luther King, Mahatma Gandhi of Nelson Mandela. In werkelijkheid handelen mensen echter zelden in hun eentje. In termen van identiteit, lijkt het alsof mensen zich net zo goed ‘aansluiten’ bij veel van hun identiteiten als dat zij die verwerven of er mee geboren worden. Je kunt dit op jezelf uitproberen door een simpele test te doen die de Twenty Statements Identity Test heet. Het enige dat je hoeft te doen is de zin “ik ben…” 20 keer af te maken. Er zijn verschillende manieren om je antwoorden te categoriseren, maar een van de dingen die je zou kunnen opvallen is dat veel antwoorden verwijzen naar een maatschappelijke niche die je opvult als lid van een bepaalde groep. (Ik ben een universitair docent, een Nieuw-Zeelander, een lid van Transition Pt Chevalier…) Al deze identiteiten doen er alleen maar toe omdat er andere mensen bij betrokken zijn en in ieder geval
100 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
worden we onderdeel van een groep anderen die ook die identiteit delen. John Turner en diverse van zijn collega’s in de sociale psychologie hebben in dit kader verwezen naar ‘sociale identiteiten’.7 Sociale identiteiten zijn vanzelfsprekend van groot belang voor dit boek, aangezien, zoals ik heb beargumenteerd, het moeilijk is om verandering te creëren zonder onderdeel te zijn van een groep die jouw ambitie deelt.
Identiteiten zijn ook in een andere belangrijke betekenis sociaal. Om ons gelukkig te voelen met een identiteit die wij hebben, moeten we geloven dat anderen die identiteit en onze eigen uitleg ervan waarderen. Om mijzelf bijvoorbeeld een beetje een fatsoenlijke vriendin te voelen, heb ik enige indicatie nodig dat mijn vrienden mij leuk vinden en dat ze mij waarderen. Dit hoeft geen directe erkenning van mijn waarde te zijn – mij simpelweg af en toe bellen of mijn toenadering van hen met warmte en enthousiasme begroeten is voldoende.
In termen van onze sociale (op de groep gebaseerde) identiteiten, zijn we acuut gevoelig voor deze sociale feedback. In het bijzonder moeten we de boodschap krijgen dat we bij de groep in kwestie horen. Het ‘horen bij’ wordt door psychologen vaak beschouwd als de belangrijkste, of in ieder geval een van de belangrijkste, psychologische behoeften en motivatoren.8 In een overzicht van de literatuur over dit fenomeen, concludeerden Roy Baumeister en Mark Leary dat er twee aspecten zijn van horen bij die essentieel zijn voor menselijk welzijn en waar we altijd op zoek naar zijn. 9 De eerste is plezierige interactie met anderen. In termen van onderdeel zijn van een groep betekent dit dat andere mensen in de groep aardig tegen ons moeten zijn teneinde ons te doen voelen dat we ergens bij horen. Zij zouden blij moeten zijn om ons te zien, luisteren naar wat we te zeggen hebben, ons behandelen als een medestander enzovoorts. Ze moeten niet nalaten ons op te merken, onze mening niet direct moeten afvallen of geen emotionele reactie laten zien als zij met ons communiceren. Dit klinkt misschien simpel, maar het kan wel degelijk erg moeilijk zijn om met warmte te reageren op nieuwkomers in een groep en er voor te zorgen dat ze vanaf het begin onderdeel worden van het groepsproces. Ik kom hier weer op terug in het tweede deel van dit hoofdstuk.
Het tweede aspect is dat teneinde ons te kunnen voelen dat we er bij horen, we moeten weten dat we op anderen kunnen vertrouwen om ons welzijn in ogenschouw te nemen op een manier die verder gaat dan de situatie op dit moment. Met andere woorden: er is weinig kans dat we een diep gevoel van ergens bij horen zullen ervaren als mensen aardig zijn doch duidelijk niet de intentie hebben om voor ons op te komen indien dat in de toekomst nodig zou zijn. 101 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Om het verschil duidelijk te maken tussen deze twee aspecten van ergens bij horen, moet je je eens voorstellen dat je je hebt ingeschreven voor een rondleiding langs, bijvoorbeeld, de lokale grot met glimwormen op vakantie. Tijdens de twee uur durende wandeling langs de grotten zijn de gids en de anderen in de groep aardig tegen je, maar zij zullen er niet voor je zijn als je weer thuis bent en het blijkt dat je je baan kwijt bent. Aan de andere kant kunnen familieleden zich bescheuren over de foto's van glimwormen, maar zij zijn degenen die je waarschijnlijk financieel zullen helpen als je op zoek bent naar een andere baan – niet de aardige gids. (Zoals een vriend van mij eens zei: “Mijn familie lijkt op mijn oude mobiele telefoon. Goed werkt het niet, maar ik heb het nog steeds nodig.”)10
We hebben deze beide elementen van horen bij hard nodig en daar zijn waarschijnlijk goede evolutionaire redenen voor.11 Als je jezelf eens voorstelt op de Afrikaanse savanne ver voor de huidige technologische tijd, wordt het duidelijk dat vrienden een van de eerste dingen is die je nodig zou hebben. Mensen waarop je kunt vertrouwen dat ze je helpen als je oog in oog staat met een gevaarlijk dier of weinig te eten hebt, zullen essentieel zijn geweest om te overleven. Het vinden van een partner zou op zijn minst enig charisma hebben gevraagd (en dat doet het nog steeds) en het opvoeden van kinderen is waarschijnlijk altijd al een collectieve inspanning geweest. Kortom, als je geen aangenaam persoon was, zou het moeilijk zijn geweest om de hulp en steun te krijgen die mensen nodig hebben om succesvol te zijn en nageslacht op te voeden. Ons verlangen om ergens bij te horen zou daarom wel eens heel goed een ingebouwde motivator kunnen zijn om ervoor te zorgen dat we banden aan kunnen gaan met anderen, werken aan onze sociale relaties en hard ons best doen om het weer goed te maken wanneer anderen zich koud tegenover ons gedragen of wanneer we vrezen dat we iemand hebben beledigd. Zoals elk ander ontwikkeld psychologisch kenmerk is het nuttig maar niet perfect. We blijven in relaties hangen die slecht voor ons zijn, we voelen ons slecht als we iemand die lootjes verkoopt voor de loterij van de lokale sportvereniging vertellen dat we geen kleingeld hebben en maar steeds weer wensen dat we een betere zoon of dochter zouden zijn geweest voor onze ouders toen ze nog leefden. Het zijn voorbeelden van verspilde energie, maar bijproducten van het essentiële verlangen om verbonden te blijven met anderen.
Omdat ergens bij horen zo belangrijk voor ons is, zijn we er bijzonder alert op of er een goede kans is dat we een band kunnen vormen met de huidige leden van een groep als we een sociale groep testen op het identiteitspotentieel dat zij bieden (vinden we dat deze groep wel of niet bij ons hoort?). Als een groep ons langs ons waarschuwingssysteem geraakt en we onderdeel worden van de groep, blijven we in de gaten houden of we door de groep gewaardeerd worden. We
102 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
besluiten de eerste keer dat we ons niet bij voelen horen misschien niet om direct uit de groep te stappen, maar we blijven waarschijnlijk ook niet voor altijd onderdeel van die groep als de interpersoonlijke dynamiek voorbij een zeker punt achteruit blijft hollen. Immers, in complexe moderne samenlevingen kunnen we een keuze maken voor veel van onze sociale identiteiten. We kunnen in ieder geval een keuze maken omtrent ons lidmaatschap van groepen die zich tot doel stellen om de status quo ter discussie te stellen.
Hoe hebben sociale groepen die de samenleving willen veranderen het op dit punt gedaan? Onderzoek naar deze groepen laten diffuus bewijs zien over hoe goed zij in staat zijn om deelnemers te helpen het gevoel te laten krijgen dat ze er bij horen. Aan de positieve kant kunnen zij wel degelijk mensen een ruimte bieden waarin zij zich kunnen samen komen met anderen die vergelijkbare waarden hebben en zich op die manier gesterkt in die waarden voelen. Zo interviewde Rosemary Randall, de directeur van Cambridge Carbon Footprint, onlangs leden van ‘Carbon Conversations’ groepen, wier doel het is om elkaar te ondersteunen bij het realiseren van belangrijke veranderingen in hun CO2-uitstoot.12 Een van de manieren waarop deze groepen functioneerden, zo ontdekte ze, was om mensen zich minder geïsoleerd te laten voelen in hun ambitie om een CO2-arm leven te leven. Zoals een groepslid zei: “I feel better in this group...I don’t feel odd like I do at work; it makes it seem normal” (p.123).
Ook meer intense gevoelens van verbondenheid zijn gevonden in andere onderzoeken naar sociale groepen die zich op maatschappelijke verandering richten. Een aantal van de deelnemers aan het onderzoek van McAdam zei een enorm sterke ervaring van er bij te horen te hebben beleefd gedurende de zomer dat zij naar Mississippi gingen. Het is de moeite waard om hier twee quotes op te nemen die de kracht van hun gevoelens illustreren:
“What I remember about Mississippi was the love I felt…from everyone. There was this openness and acceptance of you as a person that I’ve never really felt since, not even in the women’s movement, even though that’s what we were trying to recreate.” (p.184)
“I mean we really came back feeling that…[we] had been part of a new world…a new community, a new society…that was being born and you know all these people…and there
103 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
were networksof people all over the place and…you really did feel very much part of a movement…and you really felt you belonged to [it].” (p.137)
Op een vergelijkbare manier schreef Trevor Richards over de antiracismebeweging in Nieuw-Zeeland in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw dat:
“There was also plenty of infectious enthusiasm – and there was camaraderie. Out of ‘the cause’ developed many important, close and supportive friendships. Moments of pure joy, whether personal or political in nature, helped recharge tired batteries… While it could be draining, frustrating and tedious, it could also be fun and enormously rewarding.” (p.55)
Het is zinvol om op te merken dat elk van bovenstaande quotes verwijzen naar korte termijn, gerichte politieke situaties. De deelnemers van McAdam leefden in een gemeenschap, vaak met zwarte families van wie de dagelijkse ervaringen zo afweken van die van henzelf dat zij in feite in een geheel andere cultuur leefden. Zij ervoeren bomaanslagen, geweld en confrontaties met de politie. Vier vrijwilligers kwamen te overlijden. In het geval van de antiracismebeweging in Nieuw-Zeeland ging veel van de inspanning zitten in demonstraties tegen het bezoek van het apartheid-rugbyteam van Zuid-Afrika, in het bijzonder tijdens de zogeheten ‘Springbok Tour’ in 1981. Het waren enorme, nationale protesten. Ik was toen 20 jaar oud en ik voelde me verplicht om deel te nemen. Jaren later schaam ik me er nog enigszins voor dat ik niet alle marsen heb bijgewoond en al helemaal voor het feit dat ik nooit in de voorste linies heb gestaan waar ik te maken zou hebben gekregen met politieacties om de groep bij elkaar te houden. Maar de sfeer was onmiskenbaar. Voor een aantal van mijn vrienden namen de weken van de tour hen helemaal in beslag – zij reisden naar wedstrijden in de hoop deze te kunnen stoppen (waar zij een keer, in de stad Hamilton, in slaagden). Voor hen was er in die tijd geen andere betekenisvolle identiteit en een en ander zou niet mogelijk geweest zijn zonder dat zij konden vertrouwen op anderen die net zo toegewijd waren.
Het is echter relatief eenvoudig om intense ervaringen van ergens bij te horen te creëren in een beperkt aantal situaties die zich kenmerken door een heel hoog niveau van contact met gelijkgestemde anderen. De gebeurtenissen waar we tot nu toe naar hebben gekeken, doen denken aan een soort schoolkamp, hoewel zij een agenda hadden om sociale onrechtvaardigheid aan de kaak te stellen en met veel meer fysieke risico’s gepaard gingen. Het belangrijkste is dat zulke gebeurtenissen het leven van deelnemers volledig in beslag kunnen nemen, in ieder geval tijdelijk.
104 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dit geldt zeker voor gevallen waarin de deelnemers jonger zijn en weinig verantwoordelijkheden hebben voor het dagelijkse welzijn van anderen.
Sociale groepen die zich richten op maatschappelijke verandering waar een lange adem voor nodig is, hebben een nog veeleisender taak in termen van ergens bij horen. Voor hen is het essentieel om zowel warme interacties te creëren als een gevoel van blijvend vertrouwen dat leden voor elkaar op zullen komen. Dit moet echter gemanaged worden vanwege gaten in betekenisvolle activiteit, vanwege onvermijdelijke meningsverschillen over wat de volgende stap is en vanwege het feit dat leden af- en aanhaken bij de groep.
Het onderzoek dat mijn studenten en ik hebben uitgevoerd naar Nieuw-Zeelandse politieke activisten (zie Hoofdstuk 2) leverde veel interessante bevindingen op over of en hoe sociale groepen die gericht zijn op maatschappelijke verandering succesvol zijn in het creëren van een gevoel van ergens bij horen.13 De deelnemers waren acht zeer toegewijde linkse activisten die minimaal 20 jaar bij dergelijke groepen betrokken waren geweest.
Wij kwamen veel beschrijvingen van positieve ervaringen van ergens bij horen tegen binnen de diverse groepen waar zij over de jaren heen onderdeel van waren geweest. Interessant genoeg hadden deze beschrijvingen te maken met bepaalde gebeurtenissen, hetgeen wederom een indicatie is van de kracht van geconcentreerde, tijdelijke situaties om een band te creëren. Hier volgt een beschrijving: “The best thing would be being on big protests where there is a kind of unity around a common cause. That is always uplifting and strengthening.” Een andere deelnemer gaf een aansprekend voorbeeld dat betrekking heeft op zowel het aspect van warmte als het aspect van vertrouwen van ergens bij horen. In de eerste plaats zei hij dat “the only route forward is to have lots of people empowered to do stuff”, een opmerking die het belang van collectieve actie voor vooruitgang benadrukt. Daarna zei hij: “Then you find out, to your great pleasure, that’s actually the most fun way of doing it, and that is the most affirming way of doing it and the safest way of doing it.”
We vonden echter ook veel ervaringen van bitter interpersoonlijk conflict. Voordat we startten met de interviews, dachten we dat de negatieve ervaringen van de meeste activisten te maken zouden hebben met mensen die andere politieke denkbeelden hadden dan zijzelf. Waarschijnlijk stelden we ons een dappere activist voor die te maken krijgt met geweld en wordt genegeerd door de gevestigde belangen binnen het bestaande systeem dat hij of zij probeert te 105 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
veranderen. En, inderdaad, onze interviews lieten een aantal verontrustende verhalen zien van bedreigingen en geweld door ‘outsiders’, inclusief in elkaar geslagen worden door de politie. De meeste van hun negatieve ontmoetingen met diegenen die tegen hun politieke agenda waren, lieten zij echter van zich afglijden – zij lachten er zelfs om. Dit wordt mooi verwoord in de volgende opmerking van een van de deelnemers: “There are plenty of negatives I have had, but they have come from political opponents whose views I have not respected.”
Wat zij niet makkelijk van zich af lieten glijden, was het conflict dat zij ervoeren binnen hun activistische groep, of met veronderstelde bondgenoten. In de eerste plaats beschreven zij meer van dit type conflict en in de tweede plaats raakte dit type conflict hen duidelijk dieper, op een niveau dat niet eenvoudig bereikt kon worden door hun politieke opponenten. Bijna allemaal merkten zij op dat zij hadden ervaren niet helemaal te passen binnen een groep waar zij bij hoorden of dat zij het groepsproces moeilijk vonden. In tegenstelling tot de eerdere quote van een deelnemer die het werken met anderen als leuk had ervaren, zei er een: “I know the only way you can be effective in changing is through collective action if you are a left wing activist, and that’s a bit of a down side for me.” Een ander zei het meer recht voor zijn raap: “Actually working towards getting people to agree to move beyond how you see the world to what you are actually going to do about it [is] a pain in the arse.” Een van de vragen die wij hen stelden tijdens de interviews was te beschrijven wat het ergste was aan het zijn van activist. Dit is wat een van hen zei: “The worst things that have happened to me in my activist life have been about when you’ve ended up in a group that’s more divided than it was to start with.” Voor twee andere deelnemers bestond het ergste van het activisme uit verraad. In hun gevallen steunden veronderstelde bondgenoten hen niet toen zij dat hadden verwacht of leken die bondgenoten hun principes op te geven.
Naast het actieve conflict beschreef de helft gevoelens van isolement of eenzaamheid. Toen de groepen uiteenvielen, in veel gevallen door interpersoonlijk conflict, konden zij niet meer rekenen op de steun die zij zo nodig hadden om verder te strijden voor ‘de goede zaak’.
Ik ben er niet zeker van of sociale groepen die gericht zijn op maatschappelijke verandering in het bijzonder te maken hebben met interpersoonlijke spanningen. Misschien worden die spanningen uitvergroot door de vaak ernstige aard van de organisatie en zijn zij een soort tegenwicht voor het enorme gevoel van eenheid dat deze groepen ook kunnen ontwikkelen. Ik weet echter zeker dat een sociale groep die gericht is op maatschappelijke verandering die er niet in slaagt om haar leden te voorzien van een positief gevoel ergens bij te horen geen aantrekkelijk vehikel zal zijn voor identiteit. 106 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Gegeven onze diepe behoefte om te worden gewaardeerd door anderen en om op hen te kunnen vertrouwen voor steun, is het teveel gevraagd aan zelfs de meest gecommitteerde voorstanders van duurzaamheid om oneindig lang aangehaakt te blijven. Zoals een van de deelnemers in het onderzoek van Anne Colby en William Damon naar morele rolmodellen zei: “One of things that I’m learning is that you can’t just by forcing yourself, keep going indefinitely. Something’s got to feed you at some point, or you’re going to fall off the train. And I’m getting real marginal with that lack of community, that lack of intimacy with people that I had assumed when I went into the business, that was going to be provided. That’s a real killer. That’s a real killer” (p. 269).14
Om dit deel samen te vatten: identiteit is sociaal in twee belangrijke betekenissen. In de eerste plaats omdat wij in identiteiten stappen waar anderen ons van voorzien. Vaak gaat het daarbij om sociale groepen en vanwege de collectieve aard van de meeste actie om de status quo te proberen te veranderen, zijn deze sociale identiteiten in het bijzonder van belang voor onze doeleinden. De tweede belangrijke betekenis waarin identiteit sociaal is, is dat we positieve sociale feedback moeten ontvangen om die identiteit te behouden. Zoals ons onderzoek naar NieuwZeelandse activisten liet zien, is de belangrijkste plek voor dergelijke feedback de groep zelf. Als wij niet het gevoel hebben dat de groep ons waardeert en dat we kunnen vertrouwen op anderen, zullen we ons niet voelen alsof wij er bij horen – en zonder dat zullen we worden afgestoten of zullen we wegkwijnen.
Identiteiten zijn sterk gerelateerd aan eigenwaarde Het volgende belangrijke punt is dat identiteiten in hoge mate gekoppeld zijn aan eigenwaarde. Onze identiteiten zijn uiteindelijk de kern van wie we zijn. Ik ben alle groepen waar ik toe behoor en de relaties die ik heb. Hoewel ik in staat zou kunnen zijn om een aantal identiteiten op te geven en mij anderen eigen te maken, is het moeilijk voor te stellen hoe ik nog steeds mezelf zou zijn als ik ze allemaal achter me zou laten. Een Niki zonder kinderen, een baan aan de universiteit, een echtgenoot, fairtrade-koffie in de kast en zonder een abonnement op Cycle Action Auckland en een lidmaatschap van Greenpeace? Ondenkbaar. Dat zou de Niki zijn die ik van 25 jaar geleden ken, een verloren ziel die allang overschreven is.
De gezondheid van onze identiteiten heeft ook een diepgaand effect op onze psychologische gezondheid. We hebben al gezien hoe belangrijk ergens bij horen voor ons is. Als we een identiteit 107 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
hebben als lid van Groep X en Groep X is niet bepaald een ‘voedende plek’, dan voelen we een bepaalde combinatie van verraad, woede en eenzaamheid. Maar, belangrijker nog, we voelen ons slecht over onszelf. Onze eigenwaarde neemt tegelijk met ons vertrouwen in anderen van Groep X af. We kunnen dit ervaren als gevoelens van schaamte, obsessieve gedachten over waarom we er altijd een zooitje van lijken te maken of frustratie over ons onvermogen om anderen te beïnvloeden.
Het gevoel bij een groep te horen die onderdeel is van onze identiteitsstructuur is goed voor onze eigenwaarde, maar een groep moet meer geven voordat we in staat zijn om onszelf een schouderklopje te geven omdat we er lid van zijn. Op een bepaalde manier moet een groep onze positie in de samenleving versterken. Idealiter willen we in staat zijn om met trots te zeggen “ik ben lid van Groep X”. Als we dat niet kunnen, dan zou onze betrokkenheid bij Groep X weleens onzeker kunnen zijn. Groepen die leden tastbare beloningen bieden (bijvoorbeeld op financieel vlak), kunnen in staat zijn om mensen te behouden, zelfs als de sociale status van de groep twijfelachtig wordt, maar vrijwillige groepen zullen het moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden als ze niet bevolkt worden door trotse deelnemers.
Een recente studie naar vrijwilligers in dierentuinen illustreert prachtig het potentieel van een vrijwillige rol om zowel een gevoel van ergens bij horen als een gevoel van trots aan leden van de groep te bieden, dus het bieden van een transactie met dubbele eigenwaarde waar we allemaal op uit zijn met onze sociale identiteit. Het onderzoek werd uitgevoerd door John Fraser en zijn collega’s en is gepubliceerd in het journal Ageing and Society in 2009.15 Er waren twee fasen. De eerste betrof 30 vrijwilligers uit de New York City Zoo en de tweede met 21 vrijwilligers van de Bronx Zoo. De meeste vrijwilligers waren ouder dan 60 jaar. In beide fasen van het onderzoek werden deelnemers vragen gesteld over hun motieven, wat ze uit de ervaring haalden, hun relatie met andere vrijwilligers en of en hoe het zijn van een vrijwilliger in een dierentuin andere aspecten van hun leven beïnvloedde.
De meeste deelnemers gaven aan dat hun initiële motivatie voor het vrijwilligerswerk te maken had met de dieren (ze besloten immers om in een dierentuin te gaan werken). Echter, een bijzonder interessant resultaat van het onderzoek was dat hun relatie met de andere vrijwilligers aan de basis lag van hun motivatie om actief in die rol te blijven. Velen hadden contact met elkaar buiten de dierentuin. Zoals een vrijwilliger zei: “It’s like a family, you know, an extended family” (p.362). Voor een deel leek deze band te bestaan vanwege de gedeelde liefde voor dieren die in eerste instantie de inspiratie voor hun vrijwilligerswerk was. Let op hoe deze deelnemer het woord ‘we’ 108 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
gebruikt om aan te geven hoe de vrijwilligers werden verbonden door de dieren: “You know if there’s something upsetting, like I said, the death of the animals...and we loved the sea lions. When Bandit died, we were so, so upset but other people wouldn’t understand that” (p.359).
Verder was het heel duidelijk dat de deelnemers trots waren op hun identiteit als dierentuinvrijwilliger. Ze geloofden dat hun activiteiten de wereld een betere plek maakte, in het bijzonder voor wat betreft het behoud van diersoorten en voor toekomstige generaties. Een resultaat van hun rol was dat zij een verhoogde status ervoeren bij anderen, inclusief hun kleinkinderen, collega’s en vrienden. Dit werd versterkt door de positieve reacties die zij kregen van anderen: “I’m you know, very proud. When you tell someone that you’re a volunteer at the zoo, people get [to say] ‘Oh, how nice!’ and ‘how lovely!’ and this and that, and they get all excited. It’s something to be proud of” (p.363).
Veel van de deelnemers waren ook op andere manieren actief op het gebied van dierenbescherming en het milieu; bijvoorbeeld via het doneren aan natuurbeschermingsorganisaties, het ondertekenen van petities en bijdragen aan allerhande campagnes. Een van de vrijwilligers was ook lid van de organisatie PETA (People for Ethical Treatment of Animals). Zij “found her zoo volunteer identity to be more authoritative when speaking on environmental issues” (p.362). Ze zei: “I write letters all the time and get into big political discussions with people about what they are doing to protect the environment. Now I can back it up and say ‘I’m a FOZ [Friend of the Zoo] and I happen to know that’, you know” (p.364). Dit is een veelzeggend inzicht dat de sociale status benadrukt die sommige vrijwillige groepen hebben in vergelijking met anderen. Het laat ook zien dat groepsstatus relevant is voor leden, niet alleen omdat zij die status belangrijk vinden, maar ook omdat groepen met een hogere status mensen een sterkere stem geven.
Tenslotte mat de studie het “collective self-esteem” (de collectieve eigenwaarde) van de vrijwilligers, waarbij de onderzoekers gebruik maakten van een schaal die hen vroeg of zij gewaardeerd werden als lid van de groep dierentuinvrijwilligers, of zij zelf hun rol waardeerden, of zij vonden dat hun rol publiek gewaardeerd werd en of zij het gevoel hadden dat het een belangrijke rol was. De scores waren extreem hoog doordat de meeste mensen voor ieder item ofwel de hoogste of de op een na hoogste score op de schaal aangaven.
Fraser en zijn medeauteurs concludeerden dat het zijn van een vrijwilliger in de dierentuin geïncorporeerd was geraakt in de sociale identiteiten van de deelnemers. Gegeven hetgeen tot nu 109 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
toe in dit hoofdstuk is besproken, is deze conclusie niet verrassend. Vrijwilligerswerk in de dierentuin biedt mensen een sociale niche die hun gevoel van ergens bij horen voedt en status in de echte wereld met zich meebrengt. Ook belangrijk is dat het zijn van een dierentuinvrijwilliger hun andere identiteiten voedde (als lid van andere groepen die zijn gericht op behoud en bescherming van dieren, met hun families en collega’s). Dit brengt ons bij het volgende kenmerk van identiteiten – dat ze op hun plaats worden gehouden door andere congruente of compatibele identiteiten.
Identiteiten worden op hun plek gehouden door andere compatibele identiteiten Op 1 mei 2010 stapte ik in Auckland op de bus om een demonstratie bij te wonen om te protesteren tegen voorgestelde veranderingen in de Crown Minerals Act in Nieuw-Zeeland. De wet verbiedt onder meer mijnbouw op land dat is aangewezen vanwege zijn hoge beschermingswaarde, inclusief de nationale parken (in ieder geval ten tijde van het schrijven van dit boek). Het aantredende kabinet, geleid door de National Party, stelde veranderingen voor waardoor 7.058 hectaren van dit land niet langer de bescherming zou genieten van deze wet. De regering stelde de eis dat iedere mijnbouw die op het aangewezen land zou plaatsvinden gebruik zou maken van minimaal invasieve technieken, vergelijkbaar met kijkoperaties. Het voorstel leidde tot een verhit publiek debat en de overheid ontving meer dan 35.000 inspraakbrieven gedurende het consultatieproces. Ik was opgetogen toen mijn decaan, Grant Guilford, onze staf ondervroeg over hun kijk op het voorstel om een inspraakbrief vanuit de Faculty of Science in te dienen. Het overgrote deel van de staf was om uiteenlopende redenen sterk tegen het verwijderen van land uit de wet, waarvan sommige betrekking hadden op de directe bedreiging voor ecosystemen zelf, terwijl anderen zich vooral druk maakten om hetgeen de wet symboliseerde in termen van de identiteit van Nieuw-Zeeland als een schone, groene natie – zowel voor ons eigen land als voor het buitenland.
Er zaten diverse andere mensen in de bus, inclusief velen van Transition Pt Chevalier. Toen we aankwamen bij het officele verzamelpunt waren er zo veel mensen en spandoeken dat het in de meeste gevallen onmogelijk was om contact te zoeken met de mensen waarmee we hadden afgesproken. Uiteindelijk kwam er schot in de zaak en bewoog de menigte zich langzaam richting de hoofdstraat. Op een gegeven moment werd ik gepasseerd door een vrouw met een kleine hond die een bord droeg waarop stond “Even I don’t dig up national parks”. Velen hadden borden met woordspelingen op het woord ‘mine’ – “They say mine, we say ours”.
110 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De New Zealand Herald bestempelde het als de “Biggest protest for a generation” en schatte dat zo’n 40.000 mensen hadden deelgenomen. Voor sommigen was het hun eerste demonstratie ooit, voor anderen was het hun eerste sinds vele jaren. Ook waren er diverse politici van partijen uit de oppositie van het kabinet en beroemdheden, waaronder Lucy Lawless (Xena, Warrior Princess) en Robyn Malcolm (Outrageous Fortune). Ik zag veel mensen die ik kende naast mijn collega’s van Transition Town. Mijn decaan en zijn partner waren er ook, net zoals de directeur van het duurzame bedrijvennetwerk, een groep papa en mama-bedrijven van architecten die zich hadden gespecialiseerd in groene renovatie en twee gezinnen van de school van mijn dochter waarvan ik wist dat ze voorstanders van duurzaamheid waren, maar waarvan ik ook wist dat zij niet actief waren in politieke organisaties.
Ik heb deze gebeurtenis wat uitgebreider beschreven omdat het veel mensen heeft aangetrokken die zelden bewuste politieke actie ondernemen. Het doet de vraag rijzen waarom sommigen van ons altijd aanwezig zijn bij protesten, vaak (submissions) schrijven enzovoorts, terwijl er voor anderen een diep symbolisch issue nodig is om hun politieke aandrang te doen ontsteken.
Het eenvoudige antwoord is dat sommige mensen meer gecommitteerd zijn aan deze onderwerpen dan anderen. Maar dit leidt slechts tot een andere vraag – waarom? Welnu, een reden is dat hun commitment op zijn plek wordt gehouden door meerdere identiteiten die relevant zijn voor politieke actie. Voor mij was de protestmars tegen mijnbouw aansprekend in termen van veel van mijn identiteiten. Mijn directe baas was er ook een fel tegenstander van en ik had een reactie vanuit de faculteit voorbereid op zijn verzoek om informatie. Het bijwonen van de demonstratie was daarom consistent met mijn werk-ik. (Het is je wellicht opgevallen dat ik veel anderen bij de manifestatie heb gezien die ook werk hebben dat gerelateerd is aan duurzaamheid.) Ik ging met meerdere vrienden van onze Transition Town-groep – en het paste dus bij mijn Transition Town-ik. Ik nam mijn dochter mee en dacht dat het goed voor haar ontwikkeling zou zijn – mijn moeder-ik. Mijn echtgenoot is een gelijkgestemde op deze onderwerpen, dus het lag in lijn met mijn primaire relatie. Ik ben lid van Greenpeace, een van de belangrijke organisatoren van het evenement. Als je deze identiteiten bij elkaar optelt, zou het vreemd zijn geweest voor mij als ik niet aanwezig had geweest, tenzij ik een marathon moest lopen (het excuus van mijn zus die dag) of een ander waterdicht alibi had gehad.
Voor anderen is de mijnbouwmars waarschijnlijk meer een eenmalige activiteit geweest. Zij zijn gegaan omdat het onderwerp hen raakte, omdat iemand die zij kenden ging of omdat zij die dag 111 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
toevallig vrij hadden. Er waren waarschijnlijk duizenden anderen die aanwezig hadden kunnen zijn als het zo uit had gekomen, maar dat deed het niet. Hun partner had er geen zin in of geen van hun vrienden had nog eens goed nagedacht over de wet, zij voelden zich niet helemaal lekker, hun kinderen moesten sporten, bij het verzamelpunt komen was te lastig enzovoorts. Zij hadden niet de gelaagde relaties en sociale identiteiten die ik heb en waardoor ik wel ben gegaan.
Het belang van de identiteitsnetwerken van mensen voor hun betrokkenheid bij burgeracties is in veel onderzoek aangetoond. Het blijkt dat politieke participatie vaak beter verklaard kan worden door de sociale identiteiten en relaties van een deelnemer dan door hun passie voor het onderwerp. In het onderzoek van McAdam naar de deelnemers aan de Freedom Summer bleek bijvoorbeeld dat er een veel grotere kans was dat diegenen die doorpakten op hun commitment om naar Mississippi te gaan persoonlijke relaties hadden met andere vrijwilligers of hoorden bij organisaties die al bij het project betrokken waren. De betrokkenheid van kerken in de zwarte burgerrechtenbeweging was duidelijk ook een sleutelfactor in de reden dat zwarten betrokken raakten.16 In mijn overzicht van jongerenactivisten en -vrijwilligers constateerde ik dat de rol van het gezin bijzonder essentieel was. Dat kwam onder meer doordat jongeren de waarden meekrijgen die hen meer geïnteresseerd maken in maatschappelijke thema’s – en ik hoop dat mijn kinderen een overtuiging zullen internaliseren dat je moet bijdragen aan het politieke debat. Maar het kwam ook door het bieden van connecties – een soort ‘old boys network’ zo je wilt. Het is ook de moeite waard om te constateren dat in ons onderzoek naar Nieuw-Zeelandse politieke activisten die al lang actief waren geen van hen een lange termijnrelatie had met iemand die niet politiek actief was. Een van hen zei: “There was another woman who I married and we had a son...then she dropped out of politics and our relationship ended” (p.338).
De meest overtuigende studie die ik ben tegengekomen bij het onderzoeken van dit thema was die van Florence Passy en Marco Giugni.17 Zij onderzochten de levensgeschiedenissen van twee groepen activisten die deelnamen aan de Berne Declaration, een belangrijke organisatie in de Zwitserse solidariteitsbeweging gericht op de derde wereld. De ene groep had zijn commitment vastgehouden, de andere niet. Yves werd bijvoorbeeld katholiek opgevoed en vanaf kinds af aan blootgesteld aan mensen die geloofden in internationale solidariteit. Hij werd opgeleid om docent te worden teneinde in Afrika te gaan werken. Hij gaf een periode les in Senegal en ging toen terug naar Genève waar hij zijn onderwijsactiviteiten bleef richten op derde wereld-thema's. Hij was in staat om zijn ervaring als docent binnen de Berne Declaration te gebruiken en leidde een groep die onderwijsinstrumenten creëerde voor kinderen in de derde wereld. Hij trouwde en zijn vrouw werd
112 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
ook actief in de Berne Declaration. Het echtpaar adopteerde vervolgens een kind uit Bogota. Hij beschreef zijn leven als “coherent” (p.128). Het is geen verrassing dat hij onderdeel was van de groep die zijn commitment had behouden, aangezien zijn betrokkenheid bij de Berne Declaration overduidelijk op zijn plek wordt gehouden door diverse overlappende identiteiten, inclusief zijn religie, werk en familie.
In contrast daarmee staat François, die aan het begin een in hoge mate vergelijkbaar traject als Yves volgde – ook hij kwam uit een katholiek gezin en koos er voor docent te worden als een manier om de wereld te verbeteren. Tot zijn 30e jaar nam hij deel aan en leidde hij projecten voor de Berne Declaration, maar toen trouwde hij. In zijn eigen woorden:
“I met my wife at that time…She’s not at all into these kind of things, she’s favourable, she finds this nice but…it’s not her who pushes me by saying: ‘Don’t forget to be an activist’ [smile]. I would rather have needed to negotiate…So it has progressively gotten undone” (p.133).
Onze identiteiten zijn dus niet geïsoleerd, maar zijn onderdeel van een overkoepelend identiteitsnetwerk en dat overkoepelende netwerk ondersteunt sommige identiteiten in plaats van andere. Zoals de voorbeelden die in deze sectie zijn gegeven suggereren, is het misschien in het bijzonder moeilijk om door te blijven gaan als je niet de actieve steun krijgt van de mensen die het dichtst bij je staan. Dit leidt tot het laatste punt dat ik in deze sectie wil maken: niet alle identiteiten zijn gelijk. Dat betekent dat het niet slechts een geval is van het aantal identiteiten dat convergeert op een thema dat ervoor zorgt dat ons commitment aan dat thema behouden blijft. Het is ook een kwestie van hoe belangrijk ieder van die identiteiten voor ons is. Identiteiten vormen een grove mentale hiërarchie.18 Als een identiteit niet in de top van de hiërarchie staat of als deze niet ondersteund wordt door identiteiten die aan de top staan, is de kans groot dat deze identiteit, gegeven de complexiteit van het moderne leven, wegvalt.
Om dit punt te onderzoeken, zou ik een zijstap willen maken naar het concept van de ‘ecologische identiteit’. De essentie van een ecologische identiteit is een gevoel dat je niet beperkt bent tot je fysieke lichaam, maar op een bepaalde manier verbonden bent met de niet-menselijke natuur. Zoals beschreven door Elizabeth Bragg, voelen mensen met een ecologische identiteit empathie of een bepaald soort ongemak als zij andere wezens pijn zien lijden.19 Zij neigen te worden “drawn to activities that enhance their connectedness with ecosystems of which they know they are a 113 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
part” (p.101) en voelen schaamte als zij niet in staat zijn op te treden in het belang van deze systemen. Als zij er getuige van zijn dat anderen de natuur beschadigen, voelen zij zich boos en beschermend, vergelijkbaar met de manier waarop mensen zich gedragen om zichzelf en hun families te beschermen in zulke omstandigheden.
Er is meer dan genoeg bewijs dat mensen de grenzen van zichzelf breder of nauwer dan hun fysieke lichaam kunnen definiëren. Veel religieuze filosofieën stimuleren het denken over jezelf als onderdeel van God, het universum of beide.20 Onlangs luisterde ik naar een bizar interview op de BBC met de Amerikaanse uitvinder en zakenman Ray Kurzweil waarin hij het tegenovergestelde perspectief stimuleerde – dat we slechts onze gedachten zijn. Volgens zijn argument zijn onze herinneringen, persoonlijkheden en kennis onszelf en er komt een dag dat we in staat zijn dit alles te uploaden op een computer. Tegen de tijd dat onze lichamen het begeven, zullen we in staat zijn onszelf te downloaden in een nieuw lichaam. Back-up kopieën zullen ingezet worden ingeval van ongelukken en de dood zal dus iets van het verleden zijn. Ik vond het idee afstotelijk, maar het helpt het punt te bewijzen dat waar onze lichamen de meest natuurlijke grens lijken voor onszelf, dit niet het geval hoeft te zijn.
Maar terug naar ecologische identiteiten. Zoals met de meeste dingen die mensen doen, zijn bewegingen en groepen opgericht om deze manier van het kijken naar en zijn in de wereld te ondersteunen. Een voorbeeld van zo’n beweging is de ecopsychologie. Ecopsychologie stelt dat de mogelijkheden om je onder te dompelen in de natuur essentieel zijn voor menselijk welzijn, aangezien mensen onderdeel zijn van de natuur. Degenen die dit niet erkennen zullen waarschijnlijk niet alleen schade toebrengen aan de natuur, maar zullen zich zelf ook niet goed voelen. Theodore Rosak, die de term bedacht, schreef dat de ontkoppeling van de natuur een vorm van idiotie is die wijdverspreid is in de westerse cultuur.21 Als we winkelen of in onze auto rijden, zijn we bezig activiteiten te substitueren die ons, en de planeet, veel meer welzijn zouden kunnen bezorgen. In het bos lopen, wellicht, de zonsondergang aanschouwen of kijken naar vogels die eten zoeken in een boom. Onlangs is er een nieuw psychologiejournal gestart met de naam Ecopsychology, dat zich richt op onderzoek naar deze thema’s. De onderstaande passage is afkomstig van een artikel van Peter Kahn.22 Hij heeft dit geschreven vanuit een persoonlijk perspectief, hoewel hij ook een expert is op het terrein van de morele ontwikkeling van kinderen. Ik vind dat dit heel mooi het gevoel weergeeft dat een ontmoeting met de natuur kan opleveren.
114 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“This afternoon, I had dropped down to the river, a few miles away, off trail and steep with large firs and oaks and a few buckeyes, to the river’s edge, and then looped back around. As I entered into one of the meadows, I saw a doe and her older fawn off to my right. Their backsides were mostly facing me, as were their faces, with their necks turned at about a 120 degree angle. I kept running up the meadow, which had me slightly circling them, and as I did the mom kept tracking me by bending her neck more and more with my every stride. It was close to dusk, but from what I could see from the top of the meadow she had bent her neck and head more than 180 degrees. At any point, she could have simply switched directions and tracked me from a more comfortable angle. My guess is that she didn’t want to take the risk of losing sight of me in that moment of transition. I got back to my cabin. The sliver moon is in the Southern sky. Then it just happens. Click. Everything is radiant, alive with joy. It’s the feeling of youth, of endless possibility, with a strong body and an awakening spirit. It’s contentment in the moment, but without any effort perceptions flow in, flow over. The clarity of thought, pureness, joy. I just live in it.” (p.41)
De meesten van ons hebben ongetwijfeld weleens een aantal van zulke momenten gehad. Voor Kahn, vanuit Washington State in de Verenigde Staten, gaat het over herten en bos; voor mij, levend op een eiland in het zuiden van de Grote Oceaan, gaat het meestal over de zee. Het zien van de oceaan die tegen de kliffen slaat kan dat grondende gevoel oproepen, een soort belangrijkheid en onbelangrijkheid op een en hetzelfde moment dat zaken van sterfelijke aard doet verbannen. Hoewel de meesten van ons zichzelf waarschijnlijk niet voldoende in contact met de natuur beschouwen om een ecologische identiteit per se te hebben, is het niet moeilijk om de emotionele ervaring te waarderen waar deze identificatie op gebaseerd is.
Ecologische identiteiten lijken in ieder geval iets goeds voor het milieu. In de woorden van Elizabeth Braggs:
“The basic thesis is if individuals extended their identification outward, finally encompassing all life forms, ecosystems and the Earth itself, there would be no need for environmental ethics, ‘altruism’ or ‘self-sacrifice’. This is because the separation between self and other, ‘ego’ and ‘alter’ is blurred or dissolved. ‘Self-interest’ would motivate people to act on behalf of the larger, ecological self, rather than the biographical, personal self. Individuals would ‘naturally’ take care of and defend the Earth, without feeling any moral pressure to do it, just as we ‘naturally’ take care of our individual, small selves.” 23 (p.96) 115 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Maar dienen ecologische identiteiten hiertoe? (Door deze vraag te stellen komen we aan bij het belangrijkste punt van deze zijstap: identiteitshiërarchieën.) Om deze vraag te onderzoeken heeft Stephen Zavestoski, een socioloog van de University of San Francisco, mensen onderzocht met een identiteit van “deep ecologists”.24 ‘Deep ecology’ heeft vergelijkbare waarden als de ecopsychologie en een van de kenmerken van deze beweging zijn workshops waarmee mensen zich op hun relatie met de natuur te richten. Zavestoski woonde een van deze workshops bij die mensen opdroeg om zich te gedragen alsof zij iets niet-menselijks waren, zoals een plant, een steen of een dier. Zij gedroegen zich als zodanig en interacteerden met anderen in hun rol en de anderen reageerden op hen alsof zij het object waren dat zij representeerden. Aan het einde van de workshop bereidden deelnemers zich voor om terug naar hun dagelijkse leven te gaan door onder meer doelstellingen te formuleren die hen zullen helpen om dit perspectief op zichzelf te behouden.
Tijdens de workshop vroeg Zavestoski de deelnemers om de 20 stellingen van de eerder genoemde identiteitstest aan te vullen. Veel van hen noteerden identiteiten die hij classificeerde als ecologisch, bijvoorbeeld “I am an Earth lover” of “I am part of nature”. Echter, toen hen gevraagd werd om hun identiteiten in volgorde van belang aan te geven, scoorden hun ecologische identiteiten lager dan de identiteiten die gerelateerd waren aan hun functie, gezin en zelfs altruïstische of compassionele identiteiten, morele identiteiten, smaakidentiteiten en interesseidentiteiten. Zijn verklaring hiervoor grijpt terug op het belang van de sociale factor die speelt bij het reëel maken van onze identiteiten. Het grootste deel van de tijd, zo suggereerde hij, worden zelfs ‘deep ecologists’ omringd door mensen die deze identiteiten niet delen of zelfs niet begrijpen. In deze context is het heel moeilijk om deze identiteit naar voren te laten komen. Het is alsof hun ecologische zelf steeds op de achtergrond raakt temidden van de sociale kluwen die de menselijke ervaring domineert. Als die kluwen nu ging over onthaasten en het ruiken van de geur van bloemen, dan zouden deze mensen zich waarschijnlijk op de mogelijkheid werpen om iedereen in de tuin te laten rondlopen. Maar zoals we weten, is dit niet het geval. In plaats daarvan gaat het eerst en vooral over produceren, consumeren, zorgen voor ons gezin, onszelf vermaken, zorgen voor en het laten zien van ons lichaam en alle andere taken en prioriteiten die samen het dagelijkse leven vormen in geïndustrialiseerde samenlevingen. Je gedragen in overeenstemming met het houden van de planeet ‘past hier gewoon niet in’.
Echter, zowel Zavestoski als Braggs, die een vergelijkbaar onderzoek uitvoerden onder ‘deep ecologists’, kwamen tot de conclusie dat als deelnemers sociale steun hadden voor hun identiteit, met name als zij ingebed waren in een netwerk van gelijkgestemden, de kans groter was dat zij
116 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
volgens hun ecologische waarden leefden. Dit grijpt terug op de sterk sociale aard van identiteit waar we in dit hoofdstuk steeds op stuiten. Als de mensen die wij de hele tijd zien niet bevestigen wat wij doen en hoe we onszelf zien, dan is het enorm moeilijk om dat zelf ook te blijven doen.
De belangrijkste boodschap van deze sectie is dat onze meervoudige identiteiten niet geïsoleerd zijn van elkaar – integendeel, zij werken samen. Identiteiten die gerelateerd zijn aan duurzaamheid hebben de grootste kans om tot bloei te komen bij mensen waarvan de andere belangrijke identiteiten en hun nauwe relaties de waarden en activiteiten die in hen zitten ondersteunen.
Identiteiten zijn niet slechts wat we zijn – ze zijn ook wat we niet zijn Zoals met iedere identiteitsgroep, zijn er mensen die er niet bij horen. Buitenstaanders zijn echter nooit irrelevant. Sterker nog, de aanwezigheid van mensen die een bepaalde identiteit niet hebben is essentieel voor het definiëren van die identiteit. Neem de dierentuinvrijwilligers waar we het eerder over hadden. Een van hen sprak over hoe ontdaan zij waren toen Bandit de zeeleeuw doodging. Het was duidelijk een emotionele gebeurtenis voor iedereen die betrokken was. Wat hier voor ons van belang is, is dat de vrijwilliger er ook aan toevoegde “other people wouldn’t understand that”. Dit statement laat zien hoe hun gedeelde emotionele reactie hen niet alleen samenbracht omdat zij allemaal van streek waren, maar ook dat het hen samenbracht omdat het een bijzondere ervaring was die anderen niet zouden kunnen begrijpen.
Omdat groepen graag hun sociale waarde laten zien, steken leden vaak veel energie in het overtuigen van elkaar dat zij niet alleen goed zijn, maar ook dat zij beter zijn dan anderen. Mijn universiteit vermarkt zichzelf als de beste universiteit van Nieuw-Zeeland. Mijn stad stuurt wekelijks een e-mail aan bewoners die op de beste plek in Auckland wonen. Dit zijn opzichtige voorbeelden, maar we doen dit ook subtiel en soms kan onze gretigheid om onze positie ten opzichte van anderen te legitimeren tot vreemde vormen van distortie leiden.
Kari Marie Norgaard ontdekte dit toen zij voor een periode van acht maanden in Bygdaby woonde, een klein stadje met 14.000 inwoners in Noorwegen.25 Ze was daar om het sociale leven in de stad te bestuderen, met een bijzondere focus op hoe mensen reageerden op klimaatverandering. Vanwege de extreem noordelijke locatie waren er duidelijke veranderingen in het weer 117 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
waarneembaar en de inwoners waren zich hier maar al te bewust van. Zij weten deze verandering echter niet aan de opwarming van de Aarde, maar deden veel moeite om te ontkennen wat er aan de hand was. Een van hun strategieën was om positief te zijn over de toekomst. Zelfs diegenen die sterke twijfel hadden, zoals een leraar, hadden het gevoel dat het belangrijk was om dit te verbergen en optimisme uit te stralen.
Een andere strategie was om de rol van Noorwegen in de verandering van het klimaat te ontkennen. Noorwegen is een klein land, zo stelden ze (waarbij ze het idee van Noorwegen als olieland voor het gemak negeerden). Maar de dooddoener was dit: wat voor rol Noorwegen ook speelde, het kwam niet in de buurt van de slechte rol die de Verenigde Staten hierin speelden. Door voortdurend te verwijzen naar de Verenigde Staten als land dat het slechter deed dan zij, waren zij in staat om hun eigen culturele identiteit als Noren te beschermen. Toen ik het artikel van Norgaard las, trof het mij hoe vergelijkbaar dit is met wat er gebeurt in mijn eigen land. Het klimaatdebat in NieuwZeeland draait er om of we al dan niet leiderschap op dit thema moeten laten zien, omdat we relatief gezien weinig broeikasgassen uitstoten. Zelfs diegenen onder ons die geloven dat Nieuw-Zeeland verantwoordelijkheid zou moeten nemen voor zijn CO2-uitstoot, praten er nog steeds over hoeveel slechter de Verenigde Staten dit doen in dit opzicht.
Hier zitten lessen in voor voorvechters van duurzaamheid. Het maken van vergelijkingen is bijna onontkoombaar in termen van identiteitscreatie, aangezien identiteit net zo goed gaat over verschillen als over wat je gemeenschappelijk hebt en met elkaar op een dieper niveau deelt. Maar daar zitten ook gevaren in, zoals zelfgenoegzaamheid omdat wij ‘beter’ zijn dan anderen en grenzen trekken die diegenen buitensluiten waarmee wij ons in vergelijking superieur voelen. Kleine doses van deze tribale kenmerken zijn waarschijnlijk onvermijdelijk, maar het is niet moeilijk om te zien waar een grote dosis toe zou kunnen leiden – tot zelfgenoegzame groepen die niet invloedrijk zullen zijn op de manier waarop we ons in dit boek richten.
Eenmaal op hun plek worden identiteiten een manier om naar de wereld kijken Hieronder staan vier stellingen die afgeleid zijn van wereldbeelden, zoals die zijn ontwikkeld door Dan Kahan en zijn collega’s in 2007.26 Misschien vind je het interessant om ze eens door te nemen en te bepalen met welke je het het meest eens bent.
118 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
1. De overheid zou meer moeten doen om de doelen van de samenleving te bevorderen, zelfs als dat het beperken van de vrijheid en keuzes van individuen betekent.
2. Teveel mensen verwachten tegenwoordig dat de samenleving dingen voor hen doet die zij eigenlijk zelf zouden moeten doen.
3. We zijn te ver gegaan met het streven naar gelijke rechten in dit land.
4. Het is ouderwets en verkeerd om te denken dat de ene set culturele waarden beter is dan de manier waarop andere culturen de wereld zien.
De eerste stelling is in overeenstemming met een zogeheten communitaristisch wereldbeeld, waarin collectieve belangen worden benadrukt en waarin wordt onderkend dat dit om regulering en restricties vraagt. De tweede typeert de tegenovergestelde kijk, die van het individualisme. Mensen met extreem individualistische wereldbeelden geloven dat zelfregulering en individuele onderhandeling de meest wenselijke manier zijn om middelen en welvaart te verdelen. Mensen krijgen wat ze verdienen en hebben recht op (of zijn veroordeeld tot) het houden van wat dan ook. Het derde statement is consistent met een hiërarchisch wereldbeeld. Diegenen die dit perspectief aanhangen, geloven dat de samenleving georganiseerd zou moeten worden op een manier waarbij mensen die superieur zijn, rechtmatige zeggenschap hebben over zij die inferieur zijn. De laatste stelling is egalitaristisch, wat in het werk van Kahan tegenover het hiërarchische perspectief wordt gesteld. Egalitaristen omarmen sociale verandering, zijn positief over maatschappelijke diversiteit en geloven dat middelen en welvaart gelijkelijk verdeeld zouden moeten worden. Hoewel het mogelijk is voor individuen om een combinatie van deze vier perspectieven aan te hangen (bijvoorbeeld door een hiërarchische egalitarist te zijn), zijn de meest voorkomende combinaties in praktijk mensen die hiërarchische en individualistische waarden hebben en mensen die zowel hoog scoren op communitaristische waarden als op egalitaristische waarden. Dit levert twee dominante wereldbeelden op (in ieder geval in de Verenigde Staten, waar de meeste van deze onderzoeken zijn uitgevoerd): een hiërarchisch/individualistisch wereldbeeld en een egalitaristisch/communitaristisch wereldbeeld.
In een online onderzoek dat is uitgevoerd door Kahan en zijn collega’s en dat gepubliceerd is in het journal Nature Nanotechnology in 2009, werden mensen vragen gesteld die hun wereldbeeld moesten achterhalen waarbij gebruik werd gemaakt van bovenstaande dimensies.27 De deelnemers 119 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
werd ook gevraagd wat hun mening was over nanotechnologie, gedefinieerd als “the scientific process for producing and manipulating very small particles” (p.87). Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Zo’n 67 procent van de respondenten vond van wel. Hun wereldbeeld maakte geen verschil bij hun oordeel.
Echter, naar alle waarschijnlijkheid weten noch de respondenten van Kahan noch de meeste mensen die dit hoofdstuk lezen heel veel meer over nanotechnologie dan in de bovengenoemde definitie staat. Je antwoord zit waarschijnlijk maar een beetje in de buurt.Teneinde mensen een beter idee te geven, gaf het team van Kahan een tweede groep respondenten twee paragrafen om te lezen. Een paragraaf beschreef de mogelijke voorbeelden en een paragraaf beschreef de mogelijke risico’s. De paragrafen waren even lang en bevatten elk hetzelfde aantal argumenten. Onderstaand zijn ze weergegeven.
“The potential benefits of nanotechnology include the use of nanomaterials in products to make them stronger, lighter and more effective. Some examples are food containers that kill bacteria, stain-resistant clothing, high performance sporting goods, faster, smaller computers, and more effective skincare products and sunscreens. Nanotechnology also has the potential to provide new and better ways to treat disease, clean up the environment, enhance national security and provide cheaper energy.”
“While there has not been conclusive research on the potential risks of nanotechnology, there are concerns that some of the same properties that make nanomaterials useful might make them harmful. It is thought that some nanomaterials may be harmful to humans if they are breathed in and might cause harm to the environment. There are also concerns that invisible, nanotechnology based monitoring devices could pose a threat to national security and personal privacy.” (p.89)
Na de respondenten aan deze evenwichtige argumenten te hebben blootgesteld, stelden de onderzoekers hen dezelfde vraag die aan de andere groep was gesteld, namelijk of de voordelen opwegen tegen de nadelen. Het resultaat was curieus.
120 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Waar in de eerste groep het wereldbeeld van respondenten geen verschil maakte voor hun oordeel, zorgde het wereldbeeld bij de tweede groep juist voor een sterk verschil. Voor de mensen die een hiërarchisch/individualistisch wereldbeeld aanhingen, schoot de overeenstemming over voordelen die tegen de nadelen opwegen omhoog naar 86 procent. Echter, in de groep mensen met een egalitaristisch/communitaristisch wereldbeeld zakte de overeenstemming naar 23 procent. In plaats van het bij elkaar brengen van mensen met verschillende wereldbeelden zorgde het geven van dezelfde informatie er voor dat zij uit elkaar werden gedreven.
Hoe kunnen we dit schijnbare irrationele verschil verklaren? Welnu, een verklaring is dat iedere groep de informatie door hun eigen wereldbeeld filterde. Zij gaven de voorkeur aan stukjes die pasten bij het beeld over hoe het leven werkt en zwakten informatie af die dat niet deed.
Vanuit een hiërarchisch perspectief, kunnen en zullen technologische risico’s gemanaged worden door mensen waar zij vertrouwen in stellen. Voor individualisten is technologie een essentieel onderdeel van de individuele menselijke onderneming. Derhalve is het technologisch voordeel erg salient voor mensen die deze wereldbeelden aanhangen; het springt (bijna) letterlijk van de bladzijde af, aangezien het tegelijkertijd het huidige sociale systeem benadrukt en mogelijkheden voor individuele ontwikkeling suggereert. Voor diegenen met een tegenovergesteld wereldbeeld, daarentegen, was het het risico dat hun aandacht greep. Door hun wereldbeeld tenderen zij achterdochtig te zijn jegens nieuwe technologie. Zij vertrouwen de huidige maatschappelijke verhoudingen en de experts niet zoals de hiërarchisten doen en zij zien geen waarde in technologie als een manier om hun eigen welvaart te vergroten. Zoals wordt beschreven door Dan Kahan en zijn collega’s:
“Thus, persons who subscribe to an ‘individualist’ worldview react dismissively to claims of environmental and technological risks, societal recognition of which would threaten markets and other forms of private ordering. Persons attracted to ‘egalitarian’ and ‘communitarian’ worldviews, in contrast, readily credit claims of environmental risk: they find it congenial to believe that commerce and industry, activities they associate with inequity and selfishness, cause societal harm. Precisely because the assertion that such activities cause harm impugns the authority of social elites, individuals of a ‘hierarchical worldview’ are (in this case, like individualists) risk sceptical.” 28 (p.505)
121 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Iedere groep beschouwt ofwel de risico’s ofwel de voordelen als meer valide en de moeite waard om te overwegen en negeert de informatie uit de andere paragraaf of zwakt deze af. Dan Kahan verwijst naar dit proces als “cultural cognition”. Hij heeft geopperd dat als het publiek wetenschappelijke informatie op waarde probeert te schatten, “People endorse whichever position reinforces their connection to others with whom they share important commitments...On issues ranging from climate change to gun control, from synthetic biology to counter-terrorism, they take their cue about what they should feel, and hence believe, from the cheers and boos of the home crowd” (p.297).29 Met betrekking tot de bovengenoemde studie representeert ieder wereldbeeld een sociale groep waarmee de aanhangers van dat wereldbeeld zich kunnen identificeren. Ondanks het feit dat de informatie niet direct werd toegewezen aan een persoon die hun groep representeerde, haalden zij de signaalwoorden er uit die hen zeiden: Dit is het type argument dat ons soort mensen maakt. Dit zijn de argumenten die passen bij de wereld waar ons soort mensen in gelooft. Die andere argumenten zijn afkomstig van mensen die de wereld op een manier willen zien waar wij niet van houden. Hun argumenten kunnen niet worden vertrouwd, maar onze argumenten wel.
Culturele cognitie blijkt te werken bij een grote variëteit aan maatschappelijke kwesties. Het zal je wellicht niet verbazen als ik je vertel dat een Amerikaans onderzoek uit 2005 constateerde dat de zeven procent mensen die klimaatverandering ontkennen en zich daarbij bedienen van zinsneden als “environmental hysteria”, “hoax” en “junk science” vaak ook Republikein, politiek conservatief, pro-individualistisch en pro-hiërarchisch zijn alsook de meeste organisaties niet vertrouwen en sterk religieus zijn. Aan de andere kant hield de 11 procent die van mening was dat het alarmfase 1 was en antwoordde met frasen als “bad...bad...bad...like after nuclear war...no vegetation”, “end of the world as we know it” en “death of the planet” er pro-egalitaristische wereldbeelden op na. Zij waren vaak anti-individualistisch, anti-hiërarchisch en Democraat. Ook steunden zij sterk de maatregelen vanuit de overheid om klimaatverandering te bestrijden.30
Het is zeer onwaarschijnlijk dat voorstanders van deze twee extreme perspectieven op klimaatverandering vooral van elkaar verschilden omdat zij beiden het beschikbare bewijs rationeel bekeken om vervolgens tot verschillende conclusies te komen. Het is veel waarschijnlijker dat zij van elkaar verschilden omdat het serieus nemen van klimaatverandering verbonden met een bepaald wereldbeeld. Bijna alle bestrijding van klimaatverandering omvat een of andere regulering en beperking van de vrijheidsgraden van bedrijven en, in sommige gevallen, van individuen. Als het idee van wet- en regelgeving niet bevalt, zal klimaatverandering je politiek gezien sympathiek in de oren klinken, ondanks dat je er nog steeds bang van wordt. Als dit idee je niet bevalt, dan zal
122 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
klimaatverandering je koud laten. Je drempel om er in te geloven zal hoog zijn en je zal nauwgezet aandacht besteden aan ieder sprankje hoop dat er toe leidt te denken dat het allemaal een socialistische samenzwering zal zijn.
Wat dit onderzoek suggereert, is dat alle maatschappelijke onderwerpen, inclusief milieuthema’s, cultureel verpakt zijn waardoor diegenen die actie op het onderwerp nemen er ook alert op zijn en waardoor zij aandacht besteden aan sommige type boodschappen en bepaalde informatie steunen en andere negeren. Maar wat gebeurt er als de culturele signalen door elkaar lopen en het moeilijker voor de ontvanger van een boodschap is om te bepalen of het wel of niet past bij zijn of haar wereldbeeld?
Een manier om dit te onderzoeken is om mensen waarvan je het niet verwacht een bepaalde stelling te laten steunen. Dit werd gedaan in een onderzoek naar de steun van mensen voor ofwel het beschermen van bossen ofwel het kappen ervan.31 Aan het begin van dit onderzoek werden deelnemers ingedeeld in twee groepen: als voorstander van het behoud van bossen of als voorstander voor het kappen er van. De onderzoekers gaven vervolgens de deelnemers een bericht van ofwel ‘Vrienden van de houtindustrie’ ofwel van ‘Vrienden van het bos’. Sommigen kregen een boodschap die consistent was met wat je zou verwachten van groepen met deze namen. De Vrienden van de houtindustrie zijn bijvoorbeeld voorstander van kappen en Vrienden van het bos voorstander van het mest rust laten van de bomen. Sommige boodschappen waren echter het tegenovergestelde van wat je zou verwachten. In deze boodschappen waren Vrienden van het bos voorstander van kappen en Vrienden van de houtindustrie voorstander van behoud. Wanneer de boodschap en de belangengroep consistent waren, concludeerden de onderzoekers wat we ondertussen zouden verwachten – het lezen van de informatie versterkte slechts de beelden van diegenen die geloofden waar de groep waartoe zij behoorden voorstander van was. Het werkte precies omgekeerd voor diegenen die een voorspelbare boodschap krijgen van een groep die ze niet vertrouwden. Zo werden de voorstanders van behoud die lazen dat Vrienden van het bos ook voorstander waren vervolgens een nog grotere voorstander, maar de voorstanders van kappen die dezelfde informatie kregen afkomstig van deze zelfde groep werden grotere voorstanders van kappen. (Dit laat ook zien dat een bericht dat wordt uitgezonden door de verkeerde voorstander grotere consequenties kan hebben dan het überhaupt niet versturen van een bericht.)
Interessant werd het pas echt toen mensen werden geconfronteerd met een boodschap waarmee ze het waarschijnlijk niet eens zouden zijn, maar die afkomstig was van een groep waar ze 123 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zich waarschijnlijk wel mee konden identificeren. Dit scenario werd gecreëerd door sommige voorstanders van kappen een boodschap te geven van de Vrienden van de houtindustrie die stelde dat de bomen moesten blijven staan waar ze stonden en door het geven van materiaal aan voorstanders van behoud afkomstig van de Vrienden van het bos waarin stond dat er juist gekapt moest worden.
Geconfronteerd met een bericht van een actiegroep dat zij niet direct konden steunen maar waar zij zich wel thuis voelden, schoven mensen een klein beetje op naar het standpunt dat werd voorgestaan. Toen de onderzoekers hun meningen enige tijd later gingen meten, waren ze zelfs iets meer opgeschoven naar de positie die werd verkondigd. Wat dit suggereert, is dat indien iemand zoals wij iets zegt dat niet het type informatie is dat mensen zoals wij normaal gesproken willen horen, we er in eerste instantie slechts een beetje voor open staan. Als Vrienden van het bos zegt dat bomen kappen in dit geval een goed idee is, vermoed ik dat het niet zo slecht is als ik had gedacht. Het overtuigingsproces stopt hier echter niet. Nu ik wat tijd heb gehad om er over na te denken, denk ik dat de Vrienden van het bos het bij het rechte eind hebben en dat deze bomen gekapt zouden moeten worden. Op dit fenomeen van vertraagde invloed zullen we verderop terug komen als we het over minderheidsgroepen zullen hebben. Deze conclusies zijn bijzonder interessant voor onze doeleinden omdat ze een kleine mogelijkheid tot overtuiging creëren; misschien kunnen we mensen overtuigen als we voorstanders inzetten die de wereldbeelden waar zij in geloven vertegenwoordigen.
In de gevallen die hierboven zijn besproken, werken onze identiteiten in meer of mindere mate voor ons. Dat betekent dat ze thema’s en voorstanders herkennen die passen bij onze algemene oriëntatie op het leven en dat ze informatie uitfilteren die als irrelevant wordt beschouwd.
Onze identiteiten kunnen echter ook tegen ons werken. Zoals je misschien hebt verondersteld, vindt heel veel van het uitsoorteerproces onbewust plaats als we geconfronteerd worden met nieuwe informatie en proberen te bepalen of en hoe dat bij ons wereldbeeld past. Als ik een boodschap hoor van een vertegenwoordiger van de extreem rechtse partij in Nieuw-Zeeland, hoor ik mezelf niet denken: zij zijn extreem rechts, zij kunnen niet vertrouwd worden, luister er niet naar. In plaats daarvan merk ik bij mezelf dat ik ongeïnteresseerd of geïrriteerd raak afhankelijk van het onderwerp. Als het mogelijk is, verwijder ik de bron van de boodschap: ik zet de radio uit of sla de pagina van de krant om. Mijn emotionele reactie is de kortste route naar het wereldbeeld dat ik
124 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
aanhang. Echter, omdat het identiteitsfilter de duistere processen omvat die zich in ons hoofd afspelen zonder dat we ons daarvan bewust zijn, kan het ons ook op het verkeerde been zetten.
De donkere kanten van identiteiten werden blootgelegd in slim opgezette onderzoeken door Claude Steele, een sociaal-psycholoog van Stanford. Steele heeft beargumenteerd dat om resultaat te boeken binnen een bepaald domein je je dient te identificeren met de rol die dat vraagt om effectief op dat gebied te zijn. Als je bijvoorbeeld goede schoolprestaties wilt neerzetten, moet je over jezelf denken als een goede leerling. Om uitmuntende cijfers te krijgen in, zeg, het vak natuurkunde, moet je meer doen dan alleen de inhoud begrijpen – je moet ook andere aspecten in ogenschouw nemen die nodig zijn om iets te bereiken in de natuurkunde , zoals naar lessen gaan, opdrachten uitvoeren op de manier zoals dat van je verwacht wordt, tentamens serieus nemen enzovoorts. Meer dan dat nog: je moet geloven dat je een uitmuntende natuurkundestudent bent. Via mechanismen die we niet volledig begrijpen, kan een gebrek aan overtuiging dat de rol in kwestie je past dramatische effecten op je prestaties hebben.
In een van de onderzoeken liet Steele zien hoe krachtig dit proces kan zijn.32 Het onderzoek keek naar mannen en vrouwen met sterke wiskundevaardigheden die een moeilijke wiskundetoets kregen. In een geval werd hen verteld dat vrouwen meestal slechter presteren dan mannen; in een ander geval werd hen verteld dat er gewoonlijk geen verschillen tussen de geslachten waren. De prestaties van de mannen werd niet beïnvloed door deze informatie. Echter, de vrouwen tegen wie was gezegd dat vrouwen normaliter slechter presteren, presteerden ook slechter, terwijl vrouwen tegen wie dit niet verteld was, presteerden op hetzelfde niveau als de mannen. De verschillen waren bijzonder groot, waarbij mannen zo’n vijf keer hoger scoorden dan vrouwen in het geval dat de vrouwen werd verteld dat er verschillen waren tussen de geslachten.
Wat hier aan de hand lijkt te zijn, is dat als ons wordt verteld dat mensen zoals jij hopeloos zijn bij dergelijke taken, we inderdaad ook hopeloos worden. Dit gebeurt onbewust en impliceert dat ondanks dat onze identiteiten nuttige shortcuts bieden tot de wereldbeelden waar wij zo van houden, ze ook kunnen interfereren met onze effectiviteit op andere domeinen.
De belangrijke boodschap hier is dat wanneer we ook communiceren met anderen, we dat doen door de identiteiten die we hebben. Identiteiten functioneren door het psychologische systeem heen dat ieder individueel mens vormt. Ze zijn zowel de etalage die we presenteren aan diegenen die we tegenkomen als de kelder waarvandaan gerommel uit de diepte naar boven komt. Dit maakt het 125 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
bijna onmogelijk voor ons om op een zuiver rationele, sociaal geïsoleerde manier om te gaan met informatie. Het beïnvloedt ons als verwerkers van informatie en het beïnvloedt ook diegenen waarmee we proberen te communiceren. De implicaties hiervan zullen nader worden onderzocht in de volgende sectie.
Samenvatting van de belangrijkste kenmerken van identiteiten Onderstaand vind je de inzichten in het fenomeen identiteit die we hebben besproken:
1. Identiteiten zijn actie. Je kunt niet iets zijn zonder te doen of je te gedragen zoals die identiteit van je vraagt. Hoe kun je een voorvechter van duurzaamheid zijn als je niets doet om een meer duurzame wereld te creëren? Het antwoord is: dat kun je niet.
2. Identiteiten zijn sociaal. We verzinnen onze identiteiten niet, we voegen ons bij identiteiten, door in de voetstappen te treden van of samen te werken met anderen. Als we eenmaal een identiteit hebben aangenomen, is het essentieel dat we daarin bevestigd en gesteund worden door anderen die die identiteit ook hebben – we mogen je graag, je hoort hier thuis, je draagt iets bij dat we waarderen en we zullen voor je zorgen als je ons nodig hebt. Groepen gericht op maatschappelijke verandering hebben niet altijd een even goed track record bij het geven van die bevestiging aan hun leden – en dit is iets waar we goed over moeten nadenken.
3. Identiteiten zijn gerelateerd aan eigenwaarde. Als onze identiteitsgroep ons bevestigt en de wereld bevestigt de waarde van die groep, dan voelen we ons goed over onszelf.
4. Identiteiten worden op hun plek gehouden door andere identiteiten die overlappen en daar compatibel mee zijn. Onze compatibele identiteiten ondersteunen elkaar; onze incompatibele identiteiten breken elkaar af. Sommige identiteiten zijn belangrijker voor ons dan andere.
5. Identiteiten zijn niet slechts wat zijn; ze zijn ook wat we niet zijn. In onze zoektocht om ons goed te voelen over wie we zijn, doen we grote moeite om mensen zoals onszelf te vergelijken met mensen die niet zijn zoals wij. Telkens is de conclusie dat we beter zijn. Soms laten we ons verleiden te denken dat beter zijn dan een andere groep in het, laten we zeggen, redden van de planeet goed genoeg is. Dat is niet altijd het geval. 126 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
6. Eenmaal op hun plek, worden identiteiten een manier om naar de wereld te kijken. Identiteiten sijpelen in vele hoeken van onze gedachten door; ze sturen bewuste gedachten en interfereren bij rationele besluitvorming. Zonder de identiteitsfilters in ogenschouw te nemen die mensen die het leven anders zien dan wij toepassen, kunnen we hen alleen maar verder van ons vervreemden als we met hen proberen te communiceren.
Als we in staat zijn de met elkaar verweven identiteiten van mensen om ons heen te begrijpen, kunnen we tot een diep begrip komen van wie zij zijn en hoe zij zullen reageren op informatie. Het is, zo stel ik in alle nederigheid, naïef om te geloven dat iemand simpelweg de vruchten van de wetenschap kan laten zien en verwachten dat mensen zich vervolgens in zijn of haar kamp zullen scharen. Zo bevat de identiteitstheorie net zo goed lessen voor ons. Als leden van een groep, zijn wij niet immuun voor de behoefte aan sociale bevestiging. Om echt veerkrachtig te zijn als voorvechters van duurzaamheid, hebben we het waarschijnlijk nodig om overeind gehouden te worden door diverse overlappende identiteiten die compatibel zijn met waarden van ecologische bescherming en toekomstgericht denken.
Houd al deze ideeën in gedachten in het tweede deel van dit hoofdstuk, waarin we kijken naar hoe identiteiten ingezet kunnen worden voor duurzaamheid.
Deel 2 – Identiteit inzetten voor duurzaamheid Ik heb jarenlang nagedacht over het onderwerp identiteit, zowel in mijn onderwijs- als mijn onderzoeksactiviteiten. Ik ben ervan overtuigd dat het idee van mensen van wie zij zijn en met wie zij zich kunnen vereenzelvigen een essentieel stuk van de puzzel is waarom mensen een visie voor een duurzame toekomst omarmen of zich daar tegen verzetten. Echter, identiteit inzetten voor duurzaamheid heeft haken en ogen. Identiteit is als een soort gelatinepudding die bij aanraking heftig heen en weer schudt in een poging om zijn vorm te behouden, maar die een (soms zelfs een radicaal) andere vorm kan aannemen en weer in evenwicht kan komen als je hem met rust laat. Het is echter essentieel om te bedenken dat als de identiteit te heftig bewogen wordt of onder druk staat deze door anderen met dezelfde overtuiging in zijn oorspronkelijke vorm teruggebracht kan worden.
Zoals met alle andere onderwerpen in dit boek hebben wij voorvechters van duurzaamheid ook (of zijn we) identiteiten en zijn wij onderhavig aan hun donquichotachtige aard. We moeten 127 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
samenkomen met gelijkgestemde anderen om ervaringen en ideeën te delen teneinde vooruitgang te boeken op de onderwerpen die wij belangrijk vinden. Maar we dienen ook in de bredere wereld van diegenen die niet zoals wij zijn te durven stappen en hen durven te beïnvloeden met informatie en visies. Beide taken zijn uitdagend, maar lastiger is dat zij elkaar in potentie in de weg kunnen zitten. Door het steunen van mensen zoals wij, waarvan we vinden dat we dat moeten doen, werpen we ook barrières op voor anderen die zichzelf als anders dan ons beschouwen. Dat betekent dat hoe meer we voor iets staan dat door anderen herkend kan worden, des te meer we diegenen aantrekken van wie het idee van wie zij zijn overeenkomt met wat wij te bieden hebben, maar ook dat we buitenstaanders des te meer afstoten. De implicatie hiervan is dat er een onvermijdelijke schaduwkant zit aan het oplijnen van identiteiten, ondanks dat dit cruciaal is voor vooruitgang. Ik ben er niet zeker van of er een eenvoudige oplossing voor dit probleem bestaat. Tot op zekere hoogte zullen we moeten accepteren dat het bieden van een basis aan mensen die zichzelf al als ‘groen’ beschouwen (of welk identiteitslabel bij jouw perspectief op duurzaamheid past) ten koste gaat van het binnenhalen van anderen die dat nog niet doen. Veel Nieuw-Zeelanders zullen bijvoorbeeld simpelweg geen steun uitspreken voor een standpunt van groene politieke partijen dat stelt dat, zeg even, een aantal klimaatwetenschappers nu ziet dat klimaatverandering zich een stuk sneller voltrekt dan oorspronkelijk werd gedacht. Groene politieke partijen zijn gewoon een te grote identiteitsbarrière voor hen om te slechten. Zij zouden – in de context van Nederland – echter wel aandacht kunnen hebben voor precies dezelfde boodschap van een instituut zoals de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen of het Planbureau voor de Leefomgeving. Betekent dit dat de groene politiek geen bestaansrecht heeft omdat haar boodschap geen gehoor zal vinden bij veel meer mensen dan het aantal mensen dat voor die boodschap open staat? Nee. Wat het betekent, is dat door het creëren van een sterk identiteitspakket de groene politiek een thuishaven biedt aan een kleine maar heel belangrijke groep van voorvechters van duurzaamheid. Vanuit die basis kan deze groep op vele niveaus werken, inclusief het sluiten van pacten en akkoorden met andere politieke partijen.
Maar het betekent wel dat de groene politiek het nooit allemaal zelf kan doen, omdat de kracht van hun identiteit zodanig is dat zij altijd bepaalde delen van de samenleving die desalniettemin groene neigingen kunnen hebben, van zich zullen vervreemden. Anabela Carvalho heeft in een fascinerende analyse op basis van een enquête onder meer dan 2000 mensen in de Verenigde Staten de terughoudendheid van veel mensen om zich te identificeren met wat zij als extreme maatschappelijke posities beschouwen laten zien.33 In de enquête werd mensen gevraagd naar hun politieke activisme op het gebied van klimaatverandering, bijvoorbeeld of zij
128 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
hadden“written letters, emailed, or phoned government officials to urge them to take action to reduce global warming in the past year” (p.173). Acht procent beweerde dat zij dat hadden gedaan. Maar het meest interessante was dat zij ook werden gevraagd naar de redenen waarom zij dat niet hadden gedaan, waarbij hen 10 mogelijke opties werd gegeven. De optie die het vaakst werd aangekruist (door 33 procent van de respondenten) was “Ik ben geen activist”! Dit laat twee dingen zien: dat het schrijven naar overheids- of regeringsfunctionarissen door veel mensen wordt beschouwd als ‘activisme’ en dat ‘activisme’ een nauwomlijnde identiteit is waarvan weinig mensen vinden dat dit hen beschrijft.
Wat wij nodig hebben, zijn veel verschillende groepen die identiteitsopeningen kunnen bieden aan al diegenen die geïnteresseerd zijn in het werken aan een meer duurzame wereld. Naast de hardcore groepen zijn er groepen nodig die minder radicaal en meer inclusief zijn. Deze groepen bieden de mogelijkheid om de status quo voorzichtiger uit te dagen en daarmee dus niet zulke hoge identiteitsbarrières opwerpen richting diegenen die maatschappelijke verandering bedreigend vinden. Het is ook nodig dat nieuwe groepen opstaan als potentiële nieuwe identificaties zich ontwikkelen. Deze groepen kunnen soms mengelingen zijn van bestaande groepen en daarmee ‘bredere identiteiten’ bieden. Ik zal zometeen een voorbeeld van een maatschappelijk project geven dat volgens deze principes heeft gewerkt.
Gegeven deze identiteitsbarrières zouden we ook onze communicatie met buitenstaanders zorgvuldig moeten bekijken. Ik heb twee suggesties voor benaderingen die zouden kunnen werken – een ervan vraagt geduld en de ander vraagt compromis. Geen van beiden is ideaal, maar beide zijn de moeite waard om te overwegen en zullen in de volgende sectie worden uiteengezet. Tot slot: ondanks dat de identiteiten van mensen krachtige bewakers zijn van hun overtuigingen en waarden, veranderen mensen. We zouden zeker niet de handdoek in de ring moeten gooien als we mensen proberen te verleiden (niet te forceren, te manipuleren of te bedreigen) om onze waarden en wereldbeelden over te nemen.
Dus wat je zou je hier en nu moeten doen, als individu dat met meerdere identiteiten en lidmaatschappen van groepen jongleert? In een poging dit proces te vergemakkelijken, adviseer ik dat je jezelf vijf vragen stelt, waarvan er slechts een aantal relevant kunnen zijn voor jouw motieven en mogelijkheden als voorvechter van duurzaamheid.
129 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Vraag 1. Heb je, persoonlijke, voedende identiteitsplekken voor jou als voorvechter van duurzaamheid?
Vraag 2. Creëren de groepen waar je bij hoort voedende identiteitsplekken voor anderen?
Vraag 3. Zijn er groepen waarmee je kunt samenwerken om een bredere identiteit te realiseren?
Vraag 4. Kun je je boodschap zodanig vormen dat het diegenen buiten jouw groep aanspreekt?
Vraag 5. Kun je een aantal mensen in jouw kamp krijgen door hen te verleiden hun identiteiten te veranderen?
Laten we eens naar ieder van deze vragen kijken.
Vraag 1. Heb je persoonlijke, voedende identiteitsplekken voor jou als voorvechter van duurzaamheid?
Niet iedereen is er goed in om iets te blijven doen zonder dat hij of zij in een groep van gelijkgestemden zit die hem of haar steunen. (Dit verklaart waarom het oefenen op de gitaar dramatisch minder wordt als er een les uitvalt.) Als je geen onderdeel bent van minstens een – bij voorkeur nog meer – groep mensen die begrijpt wat je bedoelt als je je druk maakt over je manager te vragen de Nescafé-koffie met fairtrade of biologische koffie te vervangen, dan zullen jouw goede intenties welhaast zeker afbrokkelen bij de eerste tegenslag – als je al zover komt dat je daadwerkelijk met een tegenslag te maken krijgt.
Dit zouden groepen mensen moeten zijn die jou warme relaties bieden en die je kunt vertrouwen om voor je te zorgen. Ze moeten zich ook voelen ‘zoals jij’ en je moet er trots op zijn om onderdeel van hen te zijn, zoals de mensen die Friends of the Zoo waren. Als je overweegt om actie te ondernemen maar er niet zeker van bent waar je moet starten, adviseer ik dat je begint bij je aan te sluiten bij een groep (of er zelf een te starten) – al is het maar een kleine groep. Hoewel het moeilijk is om er nu iets in algemene zin over te zeggen, zal dit je waarschijnlijk een grotere kans geven om een blijvend verschil te maken dan simpelweg ‘iets te doen’, hetgeen maar al te vaak wordt gestimuleerd door de ‘gewoon doen’-filosofie van onze cultuur. (Hoewel je wellicht iets zou 130 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kunnen ondernemen en zien of anderen uit de schaduw stappen om zich vervolgens bij aan te sluiten.) Als je bij een of meer groepen hoort, maar ze geen steun op emotioneel niveau bieden, dan weet je wat je te doen staat – en dit hebben we eerder gezien toen we het belang van positieve emoties bespraken: denk er dan goed over na of ze van voldoende waarde voor je zijn om te blijven worstelen met afhaakgevoelens. En verbind je met anderen die je een betere persoonlijke beloning bieden die je, uiteindelijk, nodig zult hebben.
Vraag 2. Creëren de groepen waar jij bij hoort voedende identiteitsplekken voor anderen?
Het beste dat een groep kan doen, is het bieden van een positief gevoel van ergens bij horen en een identiteit die met trots richting sommige mensen geëtaleerd kan worden (als de groep dat voor niemand doet, dan zal deze niet blijven bestaan). Als je onderdeel bent van een groep die goed voor je werkt, is de volgende vraag die je je zou moeten stellen wie nog meer onderdeel moet worden van de ‘warme binnenring’ en wie niet. Krijgen nieuwkomers een warm welkom? Dit vraagt inspanning, omdat het voor de meesten van ons eenvoudiger is om met iemand waarmee we bekend zijn te beginnen kletsen dan om aandacht te besteden aan de onbekende persoon die voor het eerst bij een bijeenkomst aanwezig is. Maak je grappen die hilarisch zijn voor diegenen die al lid zijn van de groep, maar vervreemdend kunnen lijken voor ieder ander? Kunnen al diegenen die een betekenisvolle niche willen vinden die ook daadwerkelijk vinden en maak je het mogelijk voor mensen om verschillende niveaus van commitment te hebben?
Ik ben ook wel eens meegegaan naar groepen waarbij ik me zodanig welkom voelde dat hetgeen zij als groep deden onweerstaanbaar maakte. Ik ben ook wel eens terechtgekomen in groepen waarbij het leek alsof zij een taaltje en maniertjes hadden die uniek voor hen waren en waarbij het communiceren met mij blijkbaar teveel moeite was. Groepen kunnen geen controle hebben over het hele identiteitspakket dat zij bieden (zoals de status die zij genieten in de ogen van de gemeenschap), maar zij kunnen wel controle hebben over hoe zij reageren op diegenen die hen benaderen en hoe goed zij voor elkaar zorgen. Dit zijn zeer basale en essentiele componenten om goed georganiseerd te krijgen – en dus is het de moeite waard om na te denken over of de groepen waar jij bij hoort dat ook doen.
Vraag 3. Zijn er groepen waarmee je kunt samenwerken om een bredere identiteit te realiseren?
131 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Een manier om verandering te veroorzaken is om een specifiek onderwerp aan te pakken en met een groep gelijkgestemde anderen te werken aan het boeken van resultaat. Een voorbeeld hiervan is Friends of Oakley Creek, een project dat zich richt op het herstellen en het behoud van een riviertje in de buurt van waar ik woon. Het is een relatief kleine groep mensen met een specifiek doel. Om die reden zijn ze in staat om direct het ecosysteem van Oakley Creek te beïnvloeden, maar zij zijn ook intrinsiek zelfbeperkend. Slechts een klein aantal mensen zal ooit actief willen bijdragen aan hun project. Een andere manier is om verbinding te zoeken met andere groepen en te proberen een nieuwe, bredere identiteit als grotere groep die gecommitteerd is aan een ambitieus doel te creëren. Er zijn risico’s, zoals het verliezen van focus en verstrikt raken in eindeloze onderhandelingen, maar er is ook het potentieel om een veel sterker platform te bouwen waarvanuit beide groepen kunnen opereren.
Jane Willis, een sociaal-psycholoog, zag deze aanpak bij The East London Communities Organization (TELCO), een beweging gericht op het verbeteren van de leefomstandigheden en sociale netwerken van inwoners van een deel van Londen.34 TELCO bestond uit vele groepen, inclusief kerken en andere politieke organisaties en gemeenschapsorganisaties. De belangrijkste focus was om de identiteiten van de groepen die lid waren te respecteren, terwijl zij tegelijkertijd collectieve actie ondernamen. Bij vergaderingen en evenementen, gebruikte TELCO lezingen, reflecties en andere teksten die ontworpen waren om de diversiteit van de deelnemers te weerspiegelen. Deze omvatten zowel christelijke en islamitische teksten als materiaal van de burgerrechtenbeweging en links-georiënteerde geleerden. Belangrijk daarbij was, in plaats van het proberen te bereiken van ideologische overeenstemming, dat de groep probeerde voldoende gemeenschappelijke grond te vinden om actie te ondernemen.
“As this Marxist trade unionist put it when describing her developing relationship with the faith communities involved in London Citizens: ‘It’s a working relationship, it’s not a relationship outside of that, I mean, it’s a very solid working relationship. It’s one of mutual respect and it’s one about which I dare say they are surprised as I am! Coming from where they’re coming from [it’s surprising] that we are able to have that degree of unanimity about objectives and about the process.” (geen paginanummer)
Het allereerste kenmerk van identiteiten dat ik besprak was dat om iets te zijn, je overeenkomstig moet handelen. Het proces van TELCO laat dit zien – hoe samenwerken een nieuwe identificatie creëert die is gebaseerd op die samenwerking. 132 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Het argument van Wills is dat politieke bewegingen voorbij diegenen moeten reiken die zich momenteel met hen identificeren teneinde een bredere groep aan te spreken en vooruitgang te boeken in wat zij proberen te bereiken. Als zij alleen hun huidige achterban aanspreken, kunnen zij niet uitbreiden en zullen ze niet de tractie genereren die nodig is om grotere maatschappelijke processen te beïnvloeden. Ik denk dat zij slechts voor een deel gelijk heeft. Sommige groepen zijn in staat zich te handhaven en een verschil te maken aangezien andere maatschappelijke krachten het issue dat zij probeerden te promoten inhalen – zoals de campagnes van Greenpeace tegen de jacht op walvissen. Er is echter weinig twijfel over dat het bundelen van krachten met andere groepen een aanzienlijk potentieel in zich heeft om duurzaamheid op de agenda te krijgen.
Het is belangrijk om te constateren dat TELCO startte van uit een plek die alle deelnemende groepen deelden – Oost-Londen. Plaatsidentiteit is een intrigerend psychologisch fenomeen dat veel potentie heeft om individuen en groepen samen te brengen die normaliter van elkaar verwijderd zijn, dus het is de moeite waard om hier even bij stil te staan. Plaatsidentiteit lijkt zich zo halverwege de jeugd van mensen te ontwikkelen.35 Kinderen worden meteen in de omgeving om hen heen getrokken. Ze klimmen in bomen, lopen door beekjes, plukken bloemen en soms staren ze gewoon naar de lucht. Ik herinner me toen ik ongeveer 10 was dat ik regelmatig op een schommel zat die we hadden vastgemaakt aan onze grote boom en heen en weer schommelde terwijl ik Jesus Christ Superstar zong. Kinderen lopen zelden snel naar huis vanuit school; in plaats daarvan zijn ze snel afgeleid door de kleine veranderingen die ze tegenkomen – een regenplas, hondenpoep, net gemaaid gras. Hieruit komt een gevoel voort van onderdeel zijn van de omgeving of buurt. In een onderzoek met zeven Australische volwassenen, vond Paul Morgan dat ze sterke positieve emoties hebben voor de plek waar zij waren opgegroeid. Zij toonden ook dat zij verdrietig waren dat zij die plek verlaten hadden, vanuit een eigen keuze of vanwege omstandigheden waar zij geen invloed op hadden. Zo zei een deelnemer aan het onderzoek bijvoorbeeld dat zij als een kind “[was] intensely engaged in the love I had for that farm” en dat toen haar gezin de boerderij verkocht “[It was] like losing a limb. You know, I mean something vital had gone” (p.17).
Plaatsidentiteit is een universeel fenomeen, maar het kan bijzonder sterk zijn in inheemse culturen wier gehele geschiedenis en wereldbeeld vaak verbonden is aan de details van hun omgeving. In Nieuw-Zeeland, bijvoorbeeld, is de Maori-identiteit nauw verbonden met het land van iemands stam van personen en marae (ontmoetingsplaatsen). Zoals Lani Teddy en haar collega’s lieten zien in een onderzoek naar 12 leden van de Hairini marae, zijn mensen een heel belangrijk onderdeel hiervan, waarbij de marae door een deelnemer werd omschreven als “a place for meeting
133 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
whanau [extended family] and a place that you identified with by history and whakapapa [genealogy]... At the marae there was always a place for you, no matter what” (p.5).36
Het belang van een plaats strekt zich uit naar volwassenheid en die identificatie van mensen met de stad of het gebied waar zij leven lijkt een essentiële rol te spelen in hun bereidheid om aan collectieve actie deel te nemen, inclusief milieugerelateerde acties. In een heel eenvoudig onderzoek, probeerde Mark van Vugt te meten in hoeverre mensen die in Chandler’s Ford woonden, een plaatsje in Hampshire, in het zuiden van Engeland, zich met hun gemeenschap identificeerden.37 Door slechts onderstaande drie items te gebruiken, verdeelde hij hen in ‘low identifiers’ en ‘high identifiers’:
1. “I feel strongly attached to the community I live in”
2. “There are many people in my community I think of as good friends”
3. “I often talk about my community as being a great place to live”
Iedereen in de gemeenschap betaalde een vast tarief voor water – zij betaalden hetzelfde bedrag onafhankelijk de hoeveelheid die zij gebruikten. Desalniettemin was het water in de zomer beperkt en werden zij aangemoedigd om zuinig aan te doen. Van Vugt zag dat identificatie een essentiële factor leek in de vraag of mensen gevolg gaven aan de oproep om zuinig met water om te springen, waarbij de ‘low identifiers’ gemiddeld 21.930 liter per maand gebruikten en de ‘high identifiers’ 33 procent minder (14.640 liter).
De verbondenheid van mensen aan de plaats die ze kennen zou dus een heel belangrijk startpunt kunnen zijn om nieuwe actienetwerken te ontwikkelen of mensen zelfs aan te moedigen om duurzame actie te ondernemen om zo een rol te spelen in het behoud van een publiek goed. De meesten van ons willen hun land beschermen. Is dit voldoende om ons in collectieve actie te trekken die voorbij onze verschillen gaat?
Vraag 4. Kun je je boodschap zodanig vormen dat het diegenen buiten jouw groep aanspreekt? 134 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eerder in dit hoofdstuk belichtte ik hoe moeilijk het is om mensen wier identiteit een fundamenteel andere manier van het kijken naar de wereld omvat aan te spreken. Zulke mensen zullen alert zijn op alle signalen die aangeven dat je ‘een van hen’ bent en zullen de neiging hebben om jouw boodschap te negeren als zij het idee hebben dat dat niet zo is. Dit betekent echter niet dat onze communicatie gedoemd is te mislukken.
In het eerste deel van deze sectie noemde ik dat twee benaderingen van het overtuigen van buitenstaanders de moeite waard zijn te overwegen, afhankelijk of geduld of compromis beter past bij je karakter en de zaak waar je voor strijdt. De geduldige aanpak vindt zijn oorsprong in onderzoek naar de invloed van minderheidsgroepen. Binnen de psychologie is dit domein aan het eind van de jaren 60 van vorige eeuw geïnstigeerd door de Franse sociaal-psycholoog Serge Moscovici.38 Als voorvechters van duurzaamheid zijn we vaak in de minderheid. Daar bedoel ik mee dat de meeste mensen en instituties om ons heen duurzaamheid niet openlijk bovenaan hun prioriteitenlijstje en hun keuzes zetten. Door dit zelf wel te doen suggereren we een nieuwe prioriteit die afwijkt van de kijk van de dominante meerderheid. Om een beetje gevoel te krijgen hoe dit in de praktijk zou kunnen werken, stellen we ons het hypothetische geval van Mary voor, die ik als medewerker van de faculteit Politieke Wetenschappen van een prestigieuze universiteit heb geplaatst.
Mary in de minderheid Hoewel de meeste mensen binnen de faculteit van Mary voorstander zijn van strengere milieuregels en een meer rechtvaardige verdeling van welvaart, is het daadwerkelijk strijden voor duurzaamheidsprincipes binnen de manier waarop de faculteit werkt moeilijk. De faculteit als geheel heeft een voorkeur voor ‘big politics’ – zij willen de juiste maatregelen en beleid hebben geformuleerd en zien weinig waarde in het proberen te overtuigen van individuen of organisaties om hun doen en laten te veranderen. Sterker nog, zij kijken een beetje neer op diegenen die proberen hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Ze zien dergelijke benaderingen als simpelweg een middenklasse ‘feel good’ modegril die mensen afleidt van het werkelijke centrum van de macht – overheden, multinationals en de media.
Desalniettemin wil Mary dat er op haar werkplek bewuster met het milieu omgegaan wordt. Ze gelooft in verandering vanaf de werkvloer en ze ergert zich als energie en andere middelen al te overdadig gebruikt worden. Om die reden heeft Mary geprobeerd om tijdens een 135 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
afdelingsvergadering de suggestie te doen dat mensen het licht uit kunnen doen dat onnodig brandt. Dit lokte een discussie uit over waarom alle lichten die aan worden gelaten daadwerkelijk nodig zijn. Sommige mensen kunnen de kamernummers niet zien bij slecht licht; een vrouw heeft ervaren dat ze achterbleef op het toilet in het donker toen iemand het licht in de toiletruimte uit deed. Mary verliet de vergadering verward en ontmoedigd en begreep niet goed hoe zo’n simpel idee zo complex kon worden. Vreemd genoeg ziet ze de daaropvolgende weken dat minder lichten dan eerst aan gelaten worden dan voorheen. De persoon die het punt van de kamernummers in slecht licht te berde had gebracht emailde Mary om te zeggen dat ze hoopte dat Mary niet zou denken dat ze tegen het uitdoen van lichten was – ze had het de afgelopen tijd gewoon frustrerend gevonden dat ze haar leesbril steeds vaker nodig had. De vrouw die in het donker op het toilet was gestrand en waar Mary bijstond een punt maakte van het uitzetten van lichten zei dat ze niet zo anti-groen was als Mary misschien wel dacht.
Een aantal weken na de vergadering kreeg Mary een e-mail van een student die had gehoord van haar pleidooi. Thomas was voortdurend gefrustreerd dat de printers op de afdeling niet standaard ingesteld waren op dubbelzijdig printen. De bereidheid van Mary om een punt te maken had hem geïnspireerd om dit onderwerp aan de orde te stellen bij de afdelingsmanager. Mary wilde graag helpen en samen onderzochten ze de besparing van kosten en CO2-uitstoot door dubbelzijdig printen. Ze presenteerden hun bevindingen aan de afdelingsmanager die het met hen eens was dat het een goed idee was, maar om een of andere reden niet doorpakte. Mary en Thomas hielden vol en lieten hun berekeningen aan diverse mensen op de afdeling zien alsook tijdens een vergadering van het managementteam van de afdeling. Uiteindelijk kregen ze toestemming van de afdelingsmanager om alle printers zelf in te stellen.
Ik heb het voorbeeld van Mary bedacht vanwege een aantal kenmerken die minderheidsinvloed illustreren. De eerste is dat minderheidsposities in eerste instantie vaak tegenwerking ondervinden. Kijk naar het gesputter waar de arme Mary mee te verduren kreeg over het uitdoen van de lichten. Er zijn weinig goede argumenten om lichten onnodig aan te laten, maar desalniettemin probeerden mensen een argument te maken. Ze waren er tegen. Maar waar waren ze precies tegen? Naar alle waarschijnlijkheid waren ze niet tegen het idee zelf, maar waren ze tegen Mary’s identiteit als voorvechter van duurzaamheid. Ze geloofden niet in het veranderen van je levensstijl of wilden niet gezien worden als mensen die soebatten over inferieure onderwerpen zoals het licht aan- of uitdoen. Misschien voelden ze zich aangesproken, alsof Mary hen vertelde dat ze slechte mensen waren omdat ze in het verleden geen aandacht hadden besteed aan de lichten.
136 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Onderzoek
laat
keer
op
keer
dit
type
weerstand
tegen
boodschappen
van
minderheidsgroepen zien. Mensen bieden weerstand aan minderheidsgroepen omdat het feit dat de boodschap komt van iemand met een afwijkende identiteit hun vermogen beperkt om te luisteren naar de inhoud en deze op waarde te schatten. Als ze zouden luisteren, zouden ze iets of iemand erkennen dat in hun denken een niet-legitieme bron is. Dit is precies dezelfde soort weerstand die we zien als mensen het idee hebben dat iemand met een ander wereldbeeld in hun hoofd probeert te kruipen. Echter, soms ontstaat er in de loop van de tijd een interessant proces. Zoals wordt uitgelegd in een artikel van Juan Perez, blijken mensen de boodschap van de boodschapper te onderscheiden.39 Dit maakt het hen mogelijk om helderder over de zelf boodschap te denken. Dit proces is onbewust en verloopt als een geleidelijke ontkoppeling. Dit verklaart de curieuze constatering van Mary dat ondanks de gepassioneerde bezwaren van mensen tegen haar suggestie tijdens de afdelingsvergadering zij later toch begonnen de lichten uit te doen.
Of ‘vertraagde invloed’ zich voordoet, zal afhangen van diverse factoren die te maken hebben met het onderwerp in kwestie.40 Een van deze factoren is hoe consistent de minderheid in haar argument is. Hoewel er uitzonderingen zijn, is een minderheid gewoonlijk invloedrijker als hun argument in de tijd consistent is. Mary en Thomas waren consistent in hun benadering van het dubbelzijdig printen; zij herhaalden meerdere keren hetzelfde argument tegenover de medewerkers en de afdelingsmanager totdat ze een doorbraak hadden gerealiseerd. De avond voordat ik dit schreef was ik met stomheid geslagen door een voorbeeld dat het tegenovergestelde liet zien – een minderheidsgroep met een inconsistente boodschap die geen kans had om serieus genomen te worden. Het was tijdens een evenement van mijn faculteit op de universiteit waarbij het meest recente onderzoek op het gebied van de klimaatwetenschap werd getoond. Een van de vragen die aan mijn collega-wetenschappers werd gesteld ging er over of ze de kritieken van de sceptici konden schetsen en of enige er van legitiem waren. Het antwoord van de meeste wetenschappers was dat de kritieken in overvloed aanwezig zijn en steeds veranderen. Het was duidelijk dat ze bedoelden dat dit een minderheidspositie is waar je je geen zorgen om hoeft te maken aangezien ze geen consistent perspectief bieden. (Een van de wetenschappers had een iets andere kijk en zei dat er een aantal dwaze sceptici in de marge waren, maar dat er ook sceptici waren die redelijkerwijs de validiteit van klimaatmodellen die bol staan van onbekende variabelen in twijfel trokken.)
Dit brengt ons op een ander punt: minderheden hebben meer invloed wanneer zij objectieve informatie bieden of daar op leunen dan wanneer zij subjectieve meningen verkondigen. Dus de ‘redelijke’ sceptische kijk werd als redelijk beschouwd omdat, ondanks dat deze werd ingenomen 137 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
door een minderheid, het desalniettemin gebaseerd was op een mogelijke interpretatie van het bewijs. Mary en Thomas gaven feiten over papiergebruik; geen meningen over de beste manier om een ecologische revolutie tot stand te brengen. In beide scenario’s werd de minderheidspositie serieus genomen en in ons hypothetische voorbeeld leidde het tot verandering.
Het laatste kenmerk van het verhaal van Mary is dat door stelling te nemen voor een minderheidspositie ze het mogelijk maakte voor iemand die vergelijkbare waarden had om het onderwerp ook op te pakken. De kracht van een enkele bondgenoot bij het breken met de meerderheid is in diverse studies over conformiteit duidelijk geworden. In een beroemde studie van Soloman Asch uit 1951 waren deelnemers het veelal publiek eens met een meerderheidspositie, zelfs als die stelling duidelijk verkeerd was. Echter, wanneer slechts een ander persoon bereid was om het niet eens te zijn met de meerderheid, waren anderen bijna altijd bereid om het met die persoon ook oneens te zijn.41
Een meer recent onderzoek liet dit zien aan de hand van 46 Japanse studenten die een computerspel speelden waarin zij konden investeren in twee bedrijven.42 Een bedrijf leverde hoge winsten op, maar was destructief voor het milieu doordat het vervuiling in de oceaan, inclusief verlies aan zeeleven, en menselijke ziekten veroorzaakte. Het andere bedrijf leverde magere winsten op maar was ecologisch verantwoord en ruimde de eigen vervuiling zelf op. Voor sommige spelers was het verschil in winstmarge tussen de twee bedrijven drie procent, maar voor een andere groep spelers was dit 21 procent. Iedere speler werd verteld dat hij of zij met vier andere mensen tegelijk speelde, terwijl in werkelijkheid de vier andere mensen eenvoudigweg een computerprogramma waren dat was voorgeprogrammeerd om op een bepaalde manier te reageren. Voor sommigen investeerden de vier anderen vooral in het bedrijf dat hoge winsten maakte, terwijl voor anderen drie van de vier investeerden in het bedrijf dat hoge winsten maakte en een van de vier investeerde in het ecologisch verantwoorde bedrijf. De tweede groep had dus een rolmodel voor ecologisch verantwoord investeren. Er waren 13 investeringsrondes om de spelers een kans te geven het gedrag van de andere spelers te leren begrijpen en hun strategie in de loop van het spel te veranderen.
Als de marge tussen de winsten van de bedrijven laag was, verdeelden de spelers hun investeringen in de twee bedrijven relatief gelijkmatig, onafhankelijk of zij wel of geen rolmodel hadden voor ecologisch verantwoord investeren. Wanneer het verschil in winsten echter hoog was, was er een groot effect. Halverwege het spel staken diegenen zonder een rolmodel voor ecologisch
138 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
verantwoord investeren slechts zo’n 20 procent van hun geld in het ecologische bedrijf, terwijl diegenen die wel zo’n rolmodel hadden er 60 procent in staken.
Het is interessant om te speculeren over wat er onder deze omstandigheden omging in de hoofden van de Japanse studenten. Het ligt voor de hand dat ze op zoek waren naar de informele regels van het spel. Is het juist om te doen alsof vervuiling er niet toe doet of is het juist omdat in beschouwing te nemen? Wanneer het niemand anders lijkt uit te maken (als alle vier de andere spelers alleen in het bedrijf met de hoge winst investeren), is de boodschap luid en duidelijk dat vervuiling niets uitmaakt en dat het sociaal gezien het juiste gedrag is om het te negeren. Echter, wanneer het een ander persoon wel uitmaakt, geeft dat aan dat het een sociaal gezien valide positie is en mensen kunnen die positie derhalve innemen als ze daarvoor kiezen.
Het onderzoek naar overtuigen door minderheidsgroepen suggereert dus dat voorvechters van duurzaamheid die een voorkeur hebben voor de geduldige route bij het proberen te overtuigen van ‘buitenstaanders’ (mensen die andere waarden op het gebied van duurzaamheid hebben dan de onze) zich zouden moeten herinneren dat:
1. Boodschappen in eerste instantie wellicht afgewezen kunnen worden, maar dat mensen in de loop der tijd nog steeds bezig zullen zijn deze te verwerken. Simpelweg omdat iets niet goed opgepakt lijkt te worden betekent nog niet dat de boodschap niet aan is gekomen.
2. Als je boodschap consistent is en gebaseerd is op ‘feiten’ in plaats van op ‘meningen’ de kans groter is dat deze serieus genomen wordt door diegenen die je probeert te overtuigen.
3. We allemaal bondgenoten en rolmodellen nodig hebben (een terugkerend thema in dit boek). Door consistent en redelijk te zijn kun je iemand de steun geven die hij of zij nodig heeft om stelling te nemen.
Elk van deze lessen betekent dat we geen quick wins kunnen verwachten als we met buitenstaanders proberen te communiceren, maar we hoeven ons niet verslagen voelen door schijnbare verliezen. Doorzettingsvermogen kan saai zijn, maar kan ook effectief zijn.
139 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Compromis is een andere manier om voortgang te boeken met mensen die anders denken dan wij op deze onderwerpen. Het sluiten van compromis omvat het begrijpen van de waarden van diegenen waarmee je interacteert en het brengen van je boodschap op een manier die aansluit bij hun waarden, net zo goed als bij die, of misschien zelfs in plaats van, jezelf.
Leden van een sinds jaar en dag bestaande lobbygroep die hier meester in zijn, zijn tegenstanders van abortus. In een artikel over de retoriek van sociale bewegingen analyseerden sociaal-psychologen Nick Hopkins en Steve Reicher een speech van een hooggeplaatste official van de Britse Society for the Protection of the Unborn Child (SPUC).43 De speech werd gegeven aan studenten van een universiteit. Onderstaand vind je een passage uit de speech:
“We have traditionally over the past 25 years gathered most of our support from young people which is why we are a growing society. We had six and a half thousand new members last year and given that we are, as well as being an educational organisation, an organisation dedicated to promoting research, dedicated to promoting knowledge of the unborn child….” (p.271)
Hoewel er geen twijfel over bestaat dat het voorkomen van abortus de onderliggende kernwaarde van deze groep is, kun je zien hoe de official van de SPUC probeert aan te haken bij de veronderstelde identiteiten van zijn publiek – dat ze jong zijn, dat ze onderwijs waarderen en dat zij geloven in onderzoek. Het resultaat is erg verontrustend als je niet anti-abortus bent, omdat het zo schijnheilig overkomt.
Echter, deze techniek wordt al lang en breed gebruikt in boodschappen over duurzaamheid. Het omvat, bijvoorbeeld, het vragen aan mensen om de lichten uit te doen omdat het geld zou besparen op hun elektriciteitsrekening, de voordelen van organisch voedsel voor de gezondheid benadrukken of het stimuleren van een bedrijf om hun imago te verbeteren door bomen te planten. In elk van deze gevallen zijn we misschien op zoek een commitment te krijgen aan wat wij zien als een meer duurzame keus, maar we proberen dat commitment te krijgen via een andere set reeds bestaande waarden.
Tot op zekere hoogte denk ik dat het gewoon logisch is om gebruik te maken van reeds bestaande waarden van mensen als we proberen onze duurzame boodschap te verspreiden. Waarom niet laten zien dat minder elektriciteit verbruiken niet alleen geld bespaart maar ook 140 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
rivieren, werkers in kolenmijnen en CO2 spaart? Acties die worden ondernomen op basis van slechts de veronderstelling dat ze goed zijn voor de planeet lopen het risico om weggeblazen te worden op het eerste moment dat het niet uitkomt voor iedereen behalve de meest toegewijde milieukrijgers.
We moeten echter voorzichtig zijn met deze aanpak, omdat indien onze boodschap teveel verwaterd raakt we wellicht het punt hebben gemist. Als we even terugdenken aan Mary: wat als ze had geprobeerd om mensen aan te sporen het licht uit te doen door vooral een economisch argument te gebruiken? Misschien had ze te maken gekregen met minder initiële weerstand, maar ze zou het duurzaamheidsbewustzijn binnen de faculteit niet hebben bevorderd. Thomas zou wellicht niet geïnspireerd zijn geraakt door haar voorbeeld en als ze mensen wilde overtuigen om een actie te ondernemen die geen geld zou besparen, zou ze opnieuw hebben moeten beginnen.
Het appelleren aan waarden voorbij duurzaamheid kunnen helpen om sommige onderwerpen verder te brengen en het kan allianties met andere groepen mogelijk maken. Maar het moet uiteindelijk met terughoudendheid gedaan worden – we willen ons niet voordoen richting mensen als iets dat we niet zijn of worden gezien als betuttelend, wat kan gebeuren als we onze boodschap bewust richten op wat we denken dat anderen waarderen. We kunnen ook een beetje kwijtraken wat ons speciaal voor elkaar maakt. Dus compromis is prima, maar slechts met mate, in het volledige bewustzijn van wat je doet en alleen in samenspraak met het laten zien wie je werkelijk bent – als iemand die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan.
Vraag 5. Kun je een aantal mensen aan jouw kant krijgen door hen te verleiden hun identiteiten te veranderen?
Wanneer ik les geef over de identiteit, is een van de verhalen die ik mijn studenten vertel hoe ik een opgeruimd persoon werd. Het zijn van een opgeruimd persoon is een nogal belangrijke identiteit voor mij en het vraagt behoorlijk wat moeite om die te behouden. Zowel thuis als op mijn werk heb ik een plek voor zo ongeveer alles. In mijn kantoor heb ik bijvoorbeeld ladenkasten met labels, waarin mappen zijn onderverdeeld naar thema, en dozen voor oude projecten. Ik ben geen verzamelaar. Thuis bewaar ik heel goed de kunstwerken van de kinderen, het vreemde onweerstaanbare oefenboek vol met hun creatieve schrijfselen, projecten en verjaardagskaarten, maar die hebben een speciale lade. In algemene zin zijn de dingen in gebruik, zijn ze opgeslagen om binnen afzienbare tijd te gebruiken of zijn ze omwille van sentimentele redenen definitief opgeslagen. 141 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dan zijn er nog de rituelen die nodig zijn om om te gaan met alles dat op mijn territorium komt en om het de juiste plek te geven. Alles op papier dat ik zou moeten lezen leg ik in een ladebak op de koffietafel. Eens per week zoek ik dit uit en breng ik het meeste daarvan naar de recycling. Ik loop regelmatig door het huis heen en weer om de dingen op te bergen waar ze horen. Ik heb nooit daadwerkelijk gemeten hoe lang dit duurt, maar ik vermoed dat het optelt tot een paar uur per week. Dit zijn, moet ik er wel bij zeggen, plezierige uren. Ik hou ervan dingen op hun plek te leggen. Als een ruimte van rommelig in opgeruimd verandert, voel ik een zekere warmte over mij heen komen, een gevoel van structuur en rust, een bevestiging dat ik een opgeruimd persoon ben. Thuis staar ik regelmatig de kamer waar ik in zit rond, of doe ik dat in mijn kantoor op het werk, en voel me tevreden met mezelf. Voor het geval dat je denkt dat ik mijn territorium perfect houd, moet ik toegeven dat ik niet denk dat ik net zo schoon ben als dat ik opgeruimd ben. Ik hou niet van plekken sojasaus en halfvolle melkflessen die zich in de koelkast opstapelen, maar daar kan ik mee leven. Ik ben in staat om de plekken van vliegen op ons plafond te negeren en ik weet dat er dikke lagen stof liggen op onze lampenkappen. Ik maak zeker schoon, maar ik ruim meer op.
Als onderdeel van deze identiteit bewonder ik andere opgeruimde mensen. Ik kijk naar hun huizen en doe tips op over hoe ik wellicht onze schoenen naar grotere tevredenheid zou kunnen organiseren of hoe ik om moet gaan met die vreselijke plastic zakken die zich maar lijken te vermeerderen zonder al te veel hulp van mij.
Ik realiseer me hoe dit overkomt en ik wil niet de indruk achterlaten dat dit een deel van mij is dat andere delen overheerst. Ik praat veel liever over politiek of wetenschap met mensen in een kamer die niet opgeruimd is (tenminste, in hun niet opgeruimde kamer om precies te zijn – in mijn eigen kamer zou ik te afgeleid zijn om me te kunnen concentreren) dan met een andere opruim-freak praten over hoe je je huis opgeruimd kunt houden.
Maar het punt hier is hoe ik een opgeruimd persoon werd. Dat was namelijk niet altijd het geval. Twintig jaar geleden, voor mijn ‘transformatie’, zou de klokhuizen van opgegeten appels naast mijn stoel hebben gezet waar zij alleen maar rimpelig en bruin zouden worden. Het kon weken duren voordat ik ze weer opraapte en ze weggooide. Toen ons oudste kind klein was, raapte ik al haar parafernalia op uit de zitkamer en gooide het gewoon weer haar kamer in. Eens in de zoveel tijd, meestal om te stofzuigen, gooide ik de spullen in speelgoeddozen, alles door elkaar. Door het hele huis heen lagen er stapels papier op allerlei plekken, dingen waarvan ik niet wist wat ik er mee moest
142 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
doen. Ik haalde de was van de waslijn en dumpte het op de stoel. We ruimden het vervolgens in of we gebruikten gewoon de schone kleding direct vanaf de stapel.
Op een dag ging ik naar een open huis van een woning in een andere voorstad dichtbij ons die te koop stond. In het huis werd geleefd, maar het was bijzonder keurig opgeruimd. Er stond een dressoir met haarborstels en toiletgerei die prachtig opgesteld waren. Kasten met kleren die netjes hingen en opgestapeld waren. Het huis was een beetje te duur voor ons, maar we deden een bod waarvan we wisten dat het niet voldoende zou zijn. Stiekem wist ik echter dat ik het niet verdiende. Wat voor recht had een slordig persoon als ik om in zo’n huis te wonen? Lange tijd was het verlies van dat huis een bron van diepe spijt voor mij, maar het bracht ook een andere erfenis met zich mee. Op een ochtend, niet lang nadat de onderhandelingen stukgelopen waren, werd ik wakker als een opgeruimd persoon. Het duurde een tijdje voordat ons huis volledig opgeruimd was, maar ik transformeerde van iemand die zich enigszins hopeloos voelde bij de aanblik van onze spullen in iemand die wist hoe het georganiseerd moest worden. En ik ben nooit meer veranderd.
Identiteitstransformaties zoals deze intrigeren me. Net als iedereen heb ik andere identiteiten gehad, waarvan sommige van de een op de andere dag boven kwamen drijven en anderen zich in de loop van de tijd ontwikkelden. (Ik kan nooit precies aangeven wanneer ik een diepgaand commitment ontwikkelde voor milieuthema’s. Ik weet dat dat niet altijd het geval was, maar er was geen sprake van moment noch van een periode van jaren waarin dat gebeurde.) Toen ik het literatuuroverzicht maakte over activisten en vrijwilligers dat ik eerder noemde, was een onderdeel waar ik me in verdiepte hoe zij deze identiteiten ontwikkelden. Soms leek het te gebeuren door een enkele gebeurtenis, een inspirerende speech, een daad van onrecht of zelfs een droom. Een andere keer voegde een identiteit zich samen met een andere; zo pakten leden van een kerk bijvoorbeeld een mensenrechtenonderwerp op totdat voor sommige mensen toewijding aan dat thema een identiteit in zichzelf werd.44
Hoe activisten ontstaan was ook een interessegebied van de socioloog Charles Keiffer.45 Hij was in het bijzonder gefascineerd door de manier waarop sommige mensen in bijzonder moeilijke sociale en economische omstandigheden leefden onder “general apathy and hopelessness” (p.11) en desalniettemin leidende burgers werden. Na 15 leiders bestudeerd te hebben, concludeerde hij dat er ten eerste iets gebeurde om hun wereldbeeld te doen kantelen, ten tweede dat zij relaties ontwikkelden met en leerden van andere mensen die reeds activist waren en, tenslotte, of ze zichzelf gingen zien als “authors of – as well as actors in – the socio-political environment” (p.23). 143 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Identiteitsveranderingen kunnen dus plaatsvinden, zelfs in omstandigheden die lijken te zijn gemaakt om mensen hun huidige identiteiten keer op keer te laten reproduceren.
Er is echter een groot verschil tussen het beschrijven van de ervaringen van identiteitsverandering bij mensen en het verzinnen van strategieën om identiteitsverandering bij anderen te stimuleren. In zowel het onderzoek van Keiffer als mijn eigen onderzoek zagen we dat een transformatieve gebeurtenis – een ‘kickstart’ – vaak een rol speelde. Dus als voorvechters van duurzaamheid kunnen we over onszelf denken in deze rol, waarbij we anderen uitdagen om de wereld anders te zien en hopen dat sommige van hen gemotiveerd zullen raken om voorvechters van duurzaamheid te worden. Een andere mogelijkheid is om de ‘helpers’ te worden die Keiffer beschreef in de tweede fase van de transformatie van de mensen die deelnamen aan zijn onderzoek.
De CO2-actiegroepen van Rosemary Randall – die eerder in dit hoofdstuk aan de orde kwamen – werken op dit niveau.46 Zij is geïnteresseerd in het stimuleren van levensstijlgerelateerde duurzame identiteiten. Haar filosofie is dat het ontwikkelen van een levensstijl die gericht is op duurzaamheid niet eenvoudig is, omdat er zoveel van wat we waarderen opgesloten zit in tegenovergestelde identiteiten. Onze manier van doen veranderen vereist niet alleen het opgeven van materiële dingen, maar ook van psychologische dingen – middelen waarmee we onszelf en onze relaties met anderen uitdrukken. Onderstaand verklaart ze waarom het privégebruik van auto’s zo moeilijk aan te pakken is:
“Take for example a young woman whose car is her cocoon. She has chosen it for its colour and style. She fills it with personal comforts – her CDs, a favourite rug, a mascot, water bottle, and tissues within easy reach, radio tuned to her favourite station. Snug inside, she feels safe. At the start of the day, it helps her make the transition from sleepy, child-like dependence to independent, responsible, working woman. At the end of the day, its privacy and containment comfort her from the bruises of working life. Its outward gleam and shine speak to her success. Its inner warmth and comfort acknowledge her fragility. It both protects and expresses her identity. The suggestion that she might take the bus to work or lift-share with colleagues will not be appealing. Aspiration, lifestyle, security, and identity are all instantly under threat. We should not be surprised at a negative response to the suggestion.” (p.120)
De suggestie van Randall is dat we ons direct confronteren met verliezen en dat in groepsverband doen. Op deze manier kunnen onze oude levens erkend worden, kunnen we er om 144 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
rouwen en kunnen we verder gaan. Zoals zij het ziet – ze schrijft dit in 2009 – hebben milieuactivisten weinig gedaan om een akkoord te sluiten met de belangrijkste psychologische behoeften die ons gevangen houden in om duurzame levensstijlen. Heb je bijvoorbeeld ooit een rapport over duurzaam transport gelezen dat werkelijk de lagen vat die in de voorgaande paasage zijn beschreven? Natuurlijk hebben ze het over gemak, tijd en andere praktische zaken, maar zelden over de meer intieme functies van een auto. Deze functies kunnen onderdeel van de reden zijn waarom in mijn ervaring zo weinig mensen, zelfs diegenen die veel tijd en energie aan de goede zaak besteden, ervaren dat hun transportgewoonten substantieel veranderen.47
Randall verwijst naar het moeilijke en langzame proces van het beetje-bij-beetje op een veel zelfbewuster manier veranderen van onze levensstijlen dan wanneer mensen spontaan een nieuw doel gaan nastreven of wanneer een nieuwe identiteit gradueel en schijnbaar zonder moeite aan de oppervlakte komt drijven. Ieder stukje is een strijd tegen gewoonten, gemak en, als belangrijkste, tegen de sociale stroom die veronderstelt dat we van A naar B zullen rijden, een plastic tas voor onze boodschappen willen en de bruiloft van onze nicht in een stad hier ver vandaan willen bijwonen. Supportgroepen, zoals haar CO2-actiegroepen, vormen een belangrijk onderdeel van het proces. Zelfs groepen die zich niet richten op de levensstijlen van leden per se, zouden deelnemers echter wel eens een gelegenheid kunnen bieden iets aan de zoektocht naar zichzelf te doen die nodig is om deze diepe persoonlijke veranderingen door te maken.
Een andere route naar zelfbewuste identiteitsveranderingen kan bestaan uit mindfulnesstechnieken. Mindfulness gaat zowel over het bewust worden van onze gedachten en gevoelens als over wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Zoals wordt beschreven door Erica Rosenberg: “[Mindfulness] training develops present awareness, nonjudgmental observation…and awareness of changes in conscious experience” (p.108).48 Dit, zo suggereert zij, kan helpen om mensen te beschermen tegen adverteerders die proberen om onbewuste associaties en onbewust gedrag te stimuleren. Het is zonder meer waar dat het grootste deel van de advertenties leunt op emotionele associaties in plaats van op beredeneerde argumenten – koop dit acnéproduct en je hebt binnenkort een vriendin! Het is ook waar dat we over veel van onze gewoonten, die gegeven de niet-duurzame aard van onze levensstijlen waarschijnlijk veel energie vragen, niet nadenken (de verwarming hoger zetten in plaats van een trui aandoen), afval produceren (koffie in een wegwerpbeker kopen onderweg naar ons werk) en leunen op slecht betaald personeel (goedkoop geproduceerde producten kopen in het winkelcentrum). Als we ‘mindful’ zijn letten we op onze gewoonten en kunnen we ons anders gedragen als die gewoonten niet consistent zijn met wie we zouden willen
145 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zijn. Er is wat bewijs dat mindfulness ons inderdaad kan helpen om te breken met gewoontes die we niet willen.49
Dus het voeden van duurzame levensstijlen bij onszelf en anderen is moeilijk, maar als we willen dat mensen met ons samenwerken in onze strijd voor een betere wereld, vragen we ook vaak iets anders: dat ze verder gaan dan hun eigen doen en laten en maatschappelijke verandering proberen te realiseren. Voor deze volgende stap is steun essentieel. Zoals Keiffer heeft beschreven, kunnen mensen met steun daadwerkelijk voorvechters worden van nieuwe maatschappelijke systemen. Steun kan vele vormen aannemen – het kan gaan om het verwelkomen van nieuwkomers (iets dat we al besproken hebben), maar het kan ook gaan om het bevestigen van de acties van mensen en de inspanning die zij zich getroosten om bij te dragen.
Ik deins terug als ik mensen die al langer lid zijn van groepen de ideeën van mensen die net beginnen hoor afkraken. Ik denk niet dat zij zich realiseren hoeveel moed het vraagt om iets te suggereren als je je weg nog aan het zoeken bent. In plaats daarvan zouden we beter voorzichtig kunnen omgaan met diegenen die ons hebben benaderd of die we zien worstelen om een manier te vinden om duurzame actie te ondernemen en zichzelf als voorvechters van duurzaamheid proberen te ontwikkelen.
Concluderende opmerkingen De eerste mensen om voor te zorgen – voor welke duurzame onderneming dan ook – zijn diegenen waarmee je al samen bent. Deze mensen hebben identiteiten als voorvechters van duurzaamheid, maar hebben het net zoals iedereen nodig de warmte van ergens bij horen te voelen teneinde gecommitteerd te blijven. Zij zijn jouw laaghangende fruit, om maar eens met een gebruikelijke metafoor te spreken. Indien leden van jouw groep of beweging voor elkaar willen zorgen, is het ook belangrijk dat je duurzaamheid een positieve, leuke, verrijkende ervaring helpt te maken. Niet alleen trekt dat mensen aan, maar het creëert onmiddellijk een goed gevoel en plezier. Zoals ik in de introductie heb beargumenteerd (en hopelijk ben je het daarmee eens) komen we er niet mee weg om ons geluk en het plezier met elkaar terzijde te schuiven tot aan de imaginaire periode waarin de planeet is gered.
146 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Wanneer nieuwkomers in jouw kring komen, besteed dan aandacht aan hen, inspireer hen en activeer hen indien mogelijk. Identiteit wordt gecreëerd door actie. Hoe meer we ons inzetten voor duurzaamheid, des te sterker worden onze identiteiten als voorvechters en des te meer voelen we ons geroepen ons voor duurzaamheid in te zetten. Het is een virtueuze cirkel. Heb er ook begrip voor dat de identiteiten als voorvechters van duurzaamheid van sommige mensen fragieler zijn dan die van anderen, afhankelijk van hoe goed zij worden gesteund door de belangrijke mensen en andere activiteiten in hun leven. Iedere compatibele sociale setting helpt een individu te creëren met een lange adem.
Voor wat betreft het balanceren van al deze identiteitsissues is het niet nodig dat jij en jouw groep alles voor iedereen hoeven te zijn. Sterker nog, jij en je groep kunnen niet alles voor iedereen zijn. Je moet er op vertrouwen dat duurzaamheid verder gebracht zal worden door een complex weefsel van groepen. Dat gezegd hebbende zijn er momenten dat sommige van ons in de positie zijn om hun bereik te vergroten. We kunnen dit doen door ons aan te sluiten bij andere groepen, met bijvoorbeeld als uitgangspunt onze fysieke locatie. Plaatsidentiteit is en zeer krachtig fenomeen dat zich prima zou kunnen lenen voor ecologische thema’s in het bijzonder.
We kunnen ons bereik ook vergroten door te proberen te communiceren met diegenen die onze duurzame waarden niet delen. Het onderzoek dat in dit hoofdstuk is besproken suggereert dat dit een beladen proces is dat geduld, mentale veerkracht en compromis vraagt. Simpelweg in discussie gaan met diegenen die geloven dat de wereld anders werkt dan jij kan contraproductief zijn en deze mensen verder in hun hoek drijven. Aan de andere kant, het presenteren van feitelijke informatie, consistent zijn en het wachten op een vetraagd effect kan resulteren in het voor je winnen van anderen, in ieder geval een beetje. Het kan ook de moeite waard zijn te appelleren aan de waarden die je denkt dat anderen hebben (geld besparen, gezond zijn enzovoorts), hoewel ik denk dat je hier voorzichtig mee moet omgaan en dat het altijd gemengd zou moeten worden met de duurzame boodschap, zodat we het speelveld beetje-bij-beetje veranderen in een veld dat groener is.
Hoewel weinig mensen identiteiten hebben in het niet duurzaam zijn (die zijn er wel!), heeft ieder van ons identiteiten die conflicteren met duurzame praktijken. Dit is onvermijdelijk, gegeven dat de sociale wereld die we hebben geërfd gebouwd is op transport dat afhankelijk is van fossiele brandstoffen, goedkope arbeid uit ontwikkelingslanden en het winnen van niet-hernieuwbare grondstoffen zonder een plan daarbij om ze te hergebruiken. Maar al te vaak betekent het afwijzen 147 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
van iets dat jij beschouwt als maatschappelijk onjuist of ecologisch destructief ook iets afwijzen dat je heel erg waardeert. Zou ik mijn kinderen niet naar de lokale school sturen omdat zij disco’s organiseren waarin ieder kind zo’n plastic lichtstaaf die ze maar een keer kan gebruiken krijgt, die gemaakt is door mensen met een heel laag salaris en bovendien nog gemaakt is van niet-recyclebaar plastic? Zou ik moeten stoppen met het bezoeken van de oorspronkelijke bossen van Nieuw-Zeeland omdat ik in een stad woon en moet rijden of vliegen om er te komen? Wellicht kunnen we op zijn minst meer ‘mindful’ worden met betrekking tot onze keuzes, erkennen dat zij een donkere kant hebben en elkaar steunen bij het zoeken naar ecologisch en sociaal positieve manieren om onze gewaardeerde identiteiten te realiseren.
148 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 4
1
McAdam, D. (1988).
2
Fendrich, J. M. (1993).
3
Andere onderzoeken waaruit blijkt dat diegenen die activist of vrijwilliger zijn in een bepaalde fase van hun leven een
grotere kans hebben om dat ook op een later moment in hun leven te zijn, zijn onder meer: Hodgkinson, V. A. (1995); Hofer, M. (1999). 4
Harré, N. (2007).
5
Yates, M. en Youniss, J. (1996).
6
Richards, T. (1999).
7
Hogg, M. A. en Abrams, D. (1988).
8
Zie bijvoorbeeld: Baumeister, R. F. en Leary, M.R. (1995); Myers, D.G. (2000); Ryan, R.M. en Deci, E.L. (2002).
9
Baumeister en Leary (1995).
10
Eigenlijk verwees hij naar zijn oude Volkswagen, maar ik heb mijzelf hier enige dichterlijke vrijheid gepermitteerd,
aangezien ik onmogelijk kon stellen dat een auto essentieel was voor het leven. 11
Baumeister en Leary (1995) bespreken deze redenen; een andere goede bespreking van het evolutionaire voordeel van
ergens bij horen is: Krantz, D. H., Peterson, N. et al. (2008). 12
Randall, R. (2009).
13
Harré, N., Tepavac, S. et al. (2009).
14
Colby, A. en Damon, W. (1994).
15
Fraser, J., Clayton, S. et al. (2009).
16
Aan de andere kant bestaat er een aanzienlijke hoeveelheid bewijs voor dat mensen starten met vrijwilligerwerk of
activisme via hun sociale netwerken, familie en vrienden: Roker, D., Player, K. et al. (1999); Eden, K. en Roker, D. (2002); McLellan, J. A. en Youniss, J. (2003); of betrekkingen bij organisaties: McAdam, D. (1988); Hodgkinson, V. A. (1995); McLellan, J.A. en Youniss, J. (2003); Snow, D.A. en McAdam, D. (2000); Youniss, J., McLellan, J.A., et al. (2001). 17
Passy, F. en Giugni, M. (2000).
18
Zie bijvoorbeeld Stryker, S. (2000).
19
Bragg, E. A. (1996).
20
Boeddhisme is het meest voor de hand liggende voorbeeld, maar waarschijnlijk stimuleren de meeste religies dit tot op
zekere hoogte; zie het boek van Karen Armstrong The Case for God. 21
Roszak, T. (2001).
149 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
22
Kahn, P. H. (2009).
23
Ze zegt echter ook dat mensen actieve zelfverwaarlozing laten zien, dus hier volgt niet altijd uit dat zij de Aarde niet
verwaarlozen, zelfs als zij zich er mee identificeren. 24
Zavestoski, S. (2003).
25
Norgaard, K. M. (2006).
26
Kahan, D., Braman, D. et al. (2007). Voor nadere beschrijvingen van de wereldbeelden die hier genoemd worden, zie:
Drake, K. (1991). 27
Kahan, D. M., Braman, D. et al. (2009).
28
Kahan, D. M., Braman, D. et al. (2010).
29
Kahan, D. (2010).
30
Leiserowitz, A. A. (2005).
31
David, B. en Turner, J.C. (2001).
32
Steele, C. M. (1997).
33
Carvalho, A. (2010).
34
Wills, J. (2009).
35
Zie de volgende arikelen voor meer details over de ontwikkeling van plaatsidentiteit: Proshansky, H. M., Fabian, A.K. et al.
(1983); Morgan, P. (2010). 36
Teddy, L., Nikora, L.W. et al. (2008).
37
Vugt, M. van. (2001).
38
Voor een korte geschiedenis van dit veld, zie: Martin, R., Hewstone, M. et al. (2008).
39
Perez, J. A. (1995).
40
Voor meer informative over deze processen, zie: Wood, W., Lundgren, S. et al. (1994).
41
Asch, S. E. (1951).
42
Nonami, H. (1997).
43
Hopkins, N. en Reicher, S. (1997).
44
Harré, N. (2007).
45
Kieffer, C. H. (1984).
46
Randall, R. (2009).
47
Dit lijkt in ieder geval waar te zijn voor Auckland, een stad die zeer afhankelijk is van auto’s. Ik ken ook geen enkele
Nieuw-Zeelander die vervoer per vliegtuig volledig heeft opgegeven omwille van klimaatverandering of het milieu. Om dat in Nieuw-Zeeland te doen, zou betekenen dat je nooit het land kunt verlaten, hetgeen een te groot verlies voor ons zou betekenen om te overwegen.
150 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
48
Rosenberg, E. L. (2004).
49
Rosenberg, E. L. (2004).
151 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“De menselijke morele intuïtie en morele redeneringen kunnen ons een dienst bewijzen bij het stimuleren van een betere wereld als wij in staat zijn om duurzaamheidsissues overtuigend te framen als morele issues.” 152 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 5 Moraliteit en samenwerking: het beste halen uit ons verlangen om goed te zijn
In zijn boek Moral Minds beschrijft Marc Hauser twee scenario’s:1
A surgeon walks into the hospital as a nurse rushes forward with the following case. “Doctor! An ambulance just pulled in with five people in critical condition. Two have a damaged kidney, one a crushed heart, one a collapsed lung, and one a completely ruptured liver. We don’t have time to search for possible organ donors, but a healthy young man just walked in to donate blood and is sitting in the lobby. We can save all five patients if we take the needed organs from this young man. Of course he won’t survive, but we will save all five patients.” Is it morally permissible for the surgeon to take this young man’s organs?
A train is moving at a speed of 150 miles per hour. All of a sudden the conductor notices a light on the panel indicating complete brake failure. Straight ahead of him on the track are five hikers, walking with their backs turned apparently unaware of the train. The conductor notices that the track is about to fork, and another hiker is on the side track. The conductor must make a decision: He can let the train continue on its current course thereby killing the five hikers, or he can redirect the train onto the side track and thereby kill one hiker but save five. Is it morally permissible for the conductor to take the side track?
Hauser stelt dat de meeste mensen denken dat het acceptabel is voor de conducteur om het nevengelegen spoor te nemen – dit voelt als het juiste om te doen. Het idee van een chirurg die organen haalt uit een gezond persoon schokt ons daarentegen, los van het vooruitzicht hoeveel mensen gered zouden kunnen worden. Puur gezien vanuit het perspectief van het redden van het grootste aantal mensen in een bepaald geval zijn dit logischerwijs identieke situaties – een persoon voor vijf anderen – maar, zelfs ondanks het feit dat we nooit eerder met deze scenario’s geconfronteerd zijn geweest, weten we dat het tweede geval acceptabel en moreel gezien zelfs moedig is, terwijl het eerste verwerpelijk is.
153 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
In dit laatste hoofdstuk zullen we de psychologie van moraliteit en een aanverwant onderwerp, samenwerking, onderzoeken. Waarom is het het juiste om een wandelaar te doden in plaats van vijf anderen, maar is het onjuist om organen uit gezonde mensen te halen? Wat zijn de parameters van het moreel redeneren van de mens? Redeneren we ons inderdaad door problemen heen zoals de problemen die bovenstaand zijn beschreven of komen we tot een conclusie door intuïtie? Als we morele intuïties hebben, zijn die dan specifiek voor verschillende individuen of verschillende culturen? Of zijn ze universeel? En hieronder ligt natuurlijk de vraag wat de antwoorden op deze vragen betekenen voor het realiseren van een duurzame samenleving. Zoals met ieder onderwerp in dit boek zullen voorvechters van duurzaamheid hun doel beter bereiken door aan te sluiten bij hoe mensen zijn in plaats zich te beklagen over hun fouten en hopen dat mensen de boodschap zullen snappen en hun doen en laten zullen veranderen.
Het is belangrijk om te vermelden dat dit geen hoofdstuk is over wat goed en fout is. Ik zal geen pleidooi houden om de planeet te redden omdat het onze morele plicht is. (Ik neem toch aan dat de meeste mensen die dit lezen daarvan al overtuigd zijn?) Het is het perspectief van een psycholoog en dus beschrijft het hoe mensen bepalen wat goed en fout is in plaats van dat het voorschrijft wat goed en fout is.
Dat gezegd hebbende is het idee dat mensen hebben over wat goed en fout is bijna zeker gebaseerd op wat goed en fout voor het overleven van menselijke groepen is of was. Daarmee bedoel ik dat we waarschijnlijk een morele radar hebben met een zekere structuur omdat het behulpzaam is voor onze eigen acceptatie als lid van een groep en omdat menselijke groepen die een zekere soort moraliteit bevatten het beter deden dan andere groepen. Zij overleefden en plantten zich voort. Hun morele normen, en mogelijk morele genen, werden overgedragen op nieuwe generaties. Een van de redenen dat het voorbeeld van de chirurg zo afstotend is, is omdat een samenleving waarin dat zou kunnen gebeuren willekeurig en onvoorspelbaar zou zijn en dat mensen elkaar niet zouden kunnen vertrouwen. Zo’n samenleving zou niet kunnen blijven bestaan en dat voelen we aan.
Echter, zoals met alle aspecten van onze geëvolueerde natuur, is onze morele radar niet noodzakelijkerwijs geschikt om de problemen van nu op te lossen – het is geschikt om de problemen waarmee we geconfronteerd werden als jagers en verzamelaars op te lossen. Dus we verkeren in de vreemde positie dat we in staat zijn om objectief te analyseren wat goed en fout is voor het algemene belang, maar van dag-tot-dag, als we beslissing op beslissing nemen over wat we moeten 154 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
doen, zal ons ontwikkelde morele gevoel ons niet altijd in de noodzakelijke richting wijzen. Sterker nog: emoties zoals empathie die ons stimuleren om goed te zijn, kunnen ons ook op het verkeerde been zetten, waardoor goede mensen slechte keuzes maken. Moraliteit is dus een mijnenveld voor de toekomst van de planeet, maar voor ons, als voorvechters van duurzaamheid, is het een mijnenveld waarin we onze weg kunnen vinden als we begrijpen hoe het werkt.
Deel 1 – Hoe moraliteit in de kern werkt Om te beginnen wil ik verkennen wat we bedoelen met moraliteit. Op het meest eenvoudige niveau is moraliteit ons gevoel van wat goed en fout is. Net zoals identiteit, het onderwerp van het vorige hoofdstuk, blijft het van vorm veranderen, maar we herkennen het als we het zien. Om ons op weg te helpen, kent iedere cultuur gedragingen die verboden zijn. Marc Hauser, wiens morele dilemma’s we aan het begin van dit hoofdstuk hebben geïntroduceerd, somt de volgende acties op als zijnde universeel verboden: moord, pijn veroorzaken, stelen, vals spelen, liegen, beloften breken, incest en overspel plegen. Hij schrijft echter ook – en hier zit de crux – dat iedere samenleving omstandigheden kent waar een aantal van of al deze acties zijn toegestaan. In alle samenlevingen is het geaccepteerd om pijn te veroorzaken als dat resulteert in het genezen van een ziekte, in sommige landen worden moordenaars om het leven gebracht door de overheid, kun je een nucleair wapen van een land stelen dat je beschouwt als te onverantwoordelijk om er een te hebben enzovoorts.
Wat de morele toon van deze acties verandert, is het motief dat er achter zit. Willekeurig geweld, moorden of diefstal zijn verboden, maar deze acties worden toegestaan als er goede redenen voor zijn.
Tegenover de verboden gedragingen staan verplichte gedragingen. Een universele lijst van verplichte acties is moeilijker op te stellen dan de lijst met dingen die we niet moeten doen (dit is wellicht waarom de gouden regel zo vaak wordt uitgedrukt in negatieve zin: doe anderen niet waarvan je niet zou willen dat ze het jou aandoen). We zijn echter gehouden aan het nakomen van beloften, het terug doen van een goede daad, kwetsbaren te beschermen en goederen eerlijk te verdelen. Ook hier zijn er weer uitzonderingen en er is aanzienlijke interpretatie nodig bij het uitvoeren van veel van deze verplichte acties. Ik kan bijvoorbeeld vinden dat het een goede daad is
155 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
die je terug zou moeten doen om jou voor een lunch uitnodigen, terwijl jij het wellicht beschouwt als een ‘moetje’ en daarom geen schuld voelt.
Het verplichte komt samen met wat we het ‘bovendeugdelijke’ zouden kunnen noemen. Dit zijn acties die ons extra punten opleveren in termen van moraliteit. We hoeven ze niet te doen, maar als we ze doen, levert het ons iets op. Vanwege je verplichting om de kwetsbaren te beschermen, zou je verplicht zijn om uit te wijken met de auto om te voorkomen dat je een kind aanrijdt, maar je zou niet verplicht zijn om in een brandend voertuig te kruipen om het kind te redden. Als je dat wel zou doen, zou je als bijzonder deugdelijk beschouwd worden.
Als het verbodene, het verplichte en het bovendeugdelijke weggenomen worden, blijft over datgene dat toegestaan is. Dit zijn alle acties die worden beschouwd als een kwestie van keuze en smaak en deze maken geen onderdeel uit van de morele sfeer. Zoals de cultuurpsycholoog Richard Shweder heeft laten zien, valt in sommige culturen niet veel in deze categorie.2 Dit zijn culturen waarin bijna alle natuurlijke en sociale werelden doordrenkt zijn met morele implicaties. Zo is in Hindoe-culturen het bereiden van voedsel, eten, seks, aankleden en een veelheid van andere alledaagse activiteiten bijvoorbeeld onderworpen aan regels op het gebied van zuiverheid en vervuiling en er moeten vele rituelen worden uitgevoerd om de verborgen wereld van goden en karma tevreden te houden. In de westerse cultuur wordt daarentegen tamelijk veel beschouwd als een kwestie van keuze en smaak – zelfs religieuze zaken, die zorgvuldig gescheiden worden gehouden van de regels van het land en de morele codes die iedereen moet volgen.
Samenvattend: waar we over praten als we het hebben over moraliteit zijn de gedragingen en motieven die in allerlei culturen als verboden, verplicht of bovendeugdelijk worden beschouwd.
Om precies uit te zoeken waarom bepaalde praktijken in elk van deze categorieën vallen, zullen we in de volgende sectie kijken naar de domeinbenadering van moraliteit. Deze benadering stelt dat zelfs jonge kinderen onderscheid kunnen maken tussen acties die verboden of verplicht zijn op ‘morele’ gronden en acties die verboden of verplicht zijn op basis van ‘conventionele’ gronden. Vervolgens zullen we dieper ingaan op het belang van intentie en overtuigingen in het vormen van wat individuen en culturen als goed en fout beschouwen. (Je zult CO2-uitstoot zeker niet als een moreel issue beschouwen als je niet gelooft dat het bijdraagt aan de opwarming van de Aarde.)
156 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Daarna zullen we kijken naar morele intuïtie als een eindproduct van dit ontwikkelingsproces en naar de mogelijkheid dat er een aangeboren component aan de menselijke morele intuïtie zit. Dit impliceert dat de manier waarop wij zijn geprogrammeerd hetgeen we kunnen leren om als goed en fout te beoordelen zowel mogelijk maakt als beperkt. We zullen ook de morele emoties zoals empathie, woede en bewondering onderzoeken. Ondanks het feit dat morele issues krachtige gevoelens teweeg kunnen brengen, kan moraliteit, net zoals talent of smaak, terzijde geschoven worden. We zullen de morele evenwichtsoefening die we allemaal ervaren en de redenen dat sommige mensen meer investeren dan anderen in het moreel-zijn bespreken.
De laatste sectie voordat we zullen onderzoeken hoe we moraliteit kunnen inzetten voor duurzaamheid, gaat over sociale dilemmaspellen. In deze spellen worden mensen gedwongen om te kiezen tussen samenwerking en afhaken. De resultaten van onderzoek naar deze spellen zijn zowel hartverwarmend als hartverscheurend – de meeste mensen werken samen (jawel!), maar zijn diep gekwetst als anderen dat niet doen.
Wat dit alles hopelijk zal aantonen, is dat het mensen enorm bezighoudt om moreel te zijn. Zij willen zelf moreel zijn (hoewel niet ten koste van al het andere dat zij waarderen) en zij willen ook dat andere mensen moreel zijn. We zetten uitgebreide systemen op om dit uit te proberen en er voor te zorgen dat dit ook gebeurt. Als we kunnen werken met het verlangen van mensen om goed te zijn (of op zijn minst om niet slechter zijn), hebben we een veel grotere kans op het creëren van een duurzame wereld.
Een moreel domein Ieder kind weet dat er sommige dingen zijn die je niet op school mag doen en dat er andere dingen zijn die je wel moet doen. De lijst is waarschijnlijk lang. Onderstaand vind je een aantal regels die ik me kan herinneren van de middelbare school:
Verboden:
sieraden dragen (behalve een horloge en simpele gouden of zilveren ronde oorbellen of knopjes), een andere leerling of een docent slaan, stelen, te laat komen, te vroeg weggaan, seks hebben met een docent, seks hebben met elkaar, afkijken bij een examen, pesten, praten terwijl de docent praat, roken. 157
Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Verplicht:
je haar opgestoken dragen, het uniform dragen, je huiswerk maken, de waarheid vertellen, aanwezig zijn in de klas, met minimaal een evenement op de sportdag meedoen, in zes vakken afstuderen, een speech houden.
(Het is angstaanjagend eenvoudig om dit allemaal te herinneren en dat terwijl ik jarenlang niet aan deze regels heb gedacht. Ik weet niet precies wat dat betekent, behalve dat ik erg regelbewust was en dit nog steeds ben. Ik beken bovendien dat ik me wat vrijheid permitteer met betrekking tot de regels over seks. Ze bestonden, maar ik ben er tamelijk zeker van dat ze niet werden genoemd in de brochure van de school.)
Iets dat de ontwikkelingspsychologen Elliot Turiel en Larry Nucci opviel over sociale regels is dat sommige van die regels wat meer arbitrair lijken dan anderen.3 Als Turiel en Nucci gelijk hebben, zullen alle lezers het er mee eens zijn dat het dragen van verboden oorbellen niet bepaald in dezelfde categorie valt als pesten. Zelfs roken en seks met elkaar hebben zijn nog niet zo slecht als pesten.
Turiel, Nucci en hun collega’s suggereerden dat dit zo is omdat alle mensen herkennen dat er drie verschillende domeinen zijn als het gaat om sociale regels. Het gaat om de morele, conventionele en persoonlijke domeinen. Dit vakgebied staat bekend als ‘domeintheorie’ en naar deze term zal ik vanaf nu verwijzen. De morele en conventionele domeinen zijn het meest intensief onderzocht, dus we zullen in meer detail naar deze domeinen kijken voordat we het persoonlijke domein zullen onderzoeken.
Volgens de theoretici is het morele domein zowel ‘objectief’ als ‘prescriptief’. Het is objectief in de zin dat immorele acties daadwerkelijk schade toebrengen ongeacht de verschillende invalshoeken van de betrokkenen. Dus het pesten van een meisje tijdens een kookklas door haar voortdurend met een natte theedoek te slaan, leidt onvermijdelijk en onweerlegbaar tot psychologische en fysieke pijn bij het slachtoffer, op een manier dat het dragen van de verkeerde oorbellen of tieners die seks hebben dat niet doen. Bij het beoordelen van de eerste zou ik het als ofwel onzinnig of sinister vinden als je zou beargumenteren dat de actie geen schade toebrengt; bij het beoordelen van de tweede en de derde zou ik accepteren dat we wellicht verschillende invalshoeken of zienswijzen hebben. Immorele acties zijn ook prescriptief in de zin dat we deze regels beschouwen als universeel toepasbaar vanwege de werkelijke schade die zij toebrengen.
158 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Het tweede domein is het conventionele domein. Zoals Nucci het omschrijft in zijn boek Education in the Moral Domain: “Unlike moral prescriptions, conventions are arbitrary because there are no inherent interpersonal effects of the actions they regulate” (p.7). Conventies kunnen de functie hebben van het beschermen van mensen tegen schade of pijn, maar dat doen ze niet direct. Er is niets inherent beschadigend aan het dragen van ongeoorloofde oorbellen of het niet deelnemen aan een evenement op de sportdag. Dit zijn slechts de regels die mijn school toepaste om er voor te zorgen dat de leerlingen er respectabel uitzagen en op zijn minst een klein beetje fysiek actief waren.
Het is belangrijk om te zeggen dat deze twee domeinen niet weergeven hoe de domeintheoretici denken dat we naar moraliteit tegenover conventie zouden moeten kijken – ze laten zien hoe hun onderzoek aangeeft dat mensen werkelijk naar moraliteit tegenover conventie kijken. Zij beargumenteren dat kinderen niet leren dit onderscheid te maken door onderwezen te worden door volwassenen, maar door ‘er zelf achter te komen’. In hun interacties met andere kinderen, broers en zussen, volwassenen enzovoorts zijn ze zeer gemotiveerd om effectief te zijn als sociale actoren en om op te kunnen schieten met anderen om hen heen. Niemand hoeft hen te vertellen dat pijn slecht is, omdat ze dat weten vanuit hun eigen lijden. Zij zien hoe andere kinderen reageren op pijn en realiseren zich dat zij zich ook slecht voelen als zij pijn hebben. Tegelijkertijd ontdekken zij dat als zij pijn veroorzaken bij anderen, anderen hen zullen vermijden of hen pijn terug zullen doen. Zij concluderen daarom dat het zonder reden veroorzaken van lijden bij anderen slecht is. Omdat iedere menselijke samenleving bestaat uit mensen die pijn kunnen voelen, die de bron van lijden vermijden en die geaccepteerd willen worden door anderen, zien we deze morele basisbeginselen bij kinderen overal terug.
Om een gevoel voor dit perspectief te krijgen, volgen hieronder twee passages uit Nucci’s Education in the Moral Domain (pp.36-38). Zij zijn afkomstig uit een interview met een meisje dat Marsha heet, een conservatief Joods meisje dat negen jaar en 11 maanden oud is. In de eerste passage wordt Marsha geïnterviewd over een religieuze conventie die van mannen vereist dat zij een keppeltje dragen.
I: Was Jonathan right or wrong not to wear his kippah to the public school?
M: It was wrong because he’s not showing his, uh, his, like his religion. You should always show how good your religion is, and you should always keep the mitzvah. And also, he’s probably disobeying his parents. 159 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
I: Okay. Do you think it matters whether or not Jewish boys wear kippot?
M: I think it matters. For one thing, you can never tell if it’s a Jewish man or not a Jewish man and you could say, “Can I, uh, can I have, can you give charity to the people, to the poor people?” And they would say, “No, I’m not Jewish.” How would I know? Like you’d get really embarrassed, because you don’t really know, and also like, when you are trying to do something really good and you find out he’s not wearing a kippah and also it shows that he doesn’t like, go in the laws of HaShem [God].
I: But why do Jewish boys dress differently? Why do they wear kippot?
M: Because it’s a law of HaShem, and they’re just supposed to.
I: Suppose the rabbis got together and removed the rule about wearing kippot. Would that be all right?
M: No
I: Why not?
M: Because it’s been that way and that’s a rule.
I: Well, if they did agree and removed the rule, then would it be all right for Jewish boys not to wear kippot?
M: No.
I: Why not?
M: Because the rule is there and it was meant to stay there.
I: The Christians don’t require boys to wear kippot, is that all right?
160 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
M: Yeah.
I: Why?
M: Because, well, because that’s not one of their rules. They don’t respect God in the same way.
I: Is it okay they respect God in a different way?
M: Yes. The religion is different. What they do is not our business, and if they want to do that they can.
I: Suppose it never said in the Talmud or anywhere else in scripture anything about wearing kippot, then would it be all right for Jewish boys to read the Torah or pray without wearing a kippah?
M: Yeah. I mean why would anybody need to do it if it wasn’t there? How would anybody know?
In de volgende passage wordt Marsha geïnterviewd over stelen.
I: Is it okay to steal?
M: No, because it’s a law in the Torah, and it is also one of the Ten Commandments.
I: Does that rule have to be followed?
M: Yeah.
I: Why?
161 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
M: Because HaShem said so in the Torah, and, uh, you should follow all the mitzvahs of HaShem. The Torah has 613 mitzvahs.
I: Suppose all the rabbis got together and decided not to have a rule about stealing. Would that be okay?
M: No.
I: Why?
M: Because like I said before in some of the other questions, it’s a rule of HaShem. They can’t change it cause like once when Moishe was walking, his sons wanted, there was a law and they wanted to change it, and they changed it and their punishment was to die.
I: Suppose that people of another religion do not have a rule about stealing. Is that all right?
M: Probably yes – but no. So, it’s like half yes and half no.
I: Could you explain that more to me?
M: Well, like if they don’t have a rule they might think that it’s okay to steal, and no because it still wouldn’t be.
I: Why would it still be wrong?
M: Because you’re taking something from another person. And the other person – let’s say it was a real gold pen or something and you really love it, like it was a present for your bar mitzvah or something, or bat mitzvah, and it would be really wrong for the other people. Because it’s like a treasure to them. Like on a Peanuts show, Linus can’t live without his blanket. It’s like a beautiful present to him and he really needs it. It’s like a treasure. Without it he probably can’t live. And another thing is because, say there’s one person and he steals from another person who steals from the first person who stole things. Well, he would feel, both, like one that got stealed from would get real angry and the one that already stole with 162 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
the first stealer also would get angry because his stuff was stolen. That he already stole, probably.
I: Suppose there was never a law in the Torah. God never made it one of the Ten Commandments or one of the 613. He just didn’t say anything about stealing. Would it be okay to steal then?
M: No. Still I don’t think it’s right because you are taking something from somebody else. But to some people probably yes, because they think it’s fair because, well, they might say, “Finders keepers, losers weepers.”
I: I see. Is it right to say that?
M: No, because they really took it and they didn’t just find it, and the other people didn’t lose it. It’s not fair. And besides, it’s also a lie. So there are two wrong things in that then.
De verschillen in de redeneringen van Marsha zijn opvallend. Keppeltjes zijn verplicht voor Joodse jongens, maar alleen om dat dat is bepaald door een autoriteit. Stelen is inherent fout, voor iedereen, omdat het schade toebrengt. Zelfs God is overbodig als het gaat om deze regel. In een ander interview werd Michael, een 11 jaar oude Joodse jongen, gevraagd “Suppose God had written in the Torah that Jews should steal, would it be all right for Jews to steal?” to which he replied: “Even if God says it, we know He can’t mean it, because we know it is a very bad thing to steal. We know He can’t mean it. Maybe it is a test, but we just know He can’t mean it” (p.42). Of, met andere woorden: stelen is zo fout dat we dit weten, zelfs als onze meest betrouwbare morele regelmaker blijkbaar iets anders zegt. Bij het analyseren van hun interviewdata pasten de domeintheoretici de onderstaande criteria toe om te bepalen of de geïnterviewde een actie beschouwde als behorend in het morele of het conventionele domein. De tabel laat deze criteria zien en hoe ze van toepassing zijn op de interviews met Marsha. Zoals je kunt zien, zijn acties moreel als zij niet afhangen van het bestaan van een regel, niet veranderd kunnen worden, op alle culturen van toepassing zijn (generaliseerbaar) en de consequenties ernstig zijn (i.e., onmiskenbaar leiden tot schade).
163 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Criteria voor conventionele en morele issues
Er zijn meer dan 60 artikelen verschenen die laten zien dat kinderen morele oordelen van conventionele oordelen kunnen onderscheiden, normaliter vanaf een leeftijd van zo’n vier jaar. Deze onderzoeken zijn gedaan in Brazilië, China, de Verenigde Staten, Canada, Colombia, de Maagdeneilanden, Indonesië, Israël, India, Korea, Nigeria en Zambia.4 Onderzoek waarin spelende kinderen werden geobserveerd hebben ook laten zien dat zij anders reageren op het overtreden van regels in deze twee domeinen. Als een kind een conventionele regel breekt (zoals op een verkeerde plaats op een speelplaats zitten), dan neigen de andere kinderen er naar dit te negeren – het is aan de volwassenen om er iets aan te doen. Als een kind aan de andere kant een morele regel overtreedt (zoals zand in de lunch van een ander kind strooien), dan proberen de andere kinderen dat gedrag te reguleren.5
Deze bevinding is bijzonder intrigerend voor onze doeleinden. Het betekent dat als produurzaam gedrag wordt beschouwd als conventionele actie, mensen het waarschijnlijk aan de autoriteiten laten om te reguleren. Echter, als het wordt beschouwd als een morele actie, dan zouden mensen elkaars gedrag kunnen reguleren. In 2010 werkte een van mijn studenten, Adam
164 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Scott, aan het duurzaamheidsproject op school waar ik in andere hoofdstukken naar heb verwezen waarbij hij groepen studenten indringend ondervroeg over het laten rondslingeren en het scheiden van afval. Waar zij allemaal dachten dat het laten rondslingeren van afval en afval in de verkeerde bak gooien verkeerd was, gaf niemand van hen aan dat hij of zij het gedrag van anderen hieromtrent reguleerde. Omgaan met afval bleek als conventionele actie beschouwd te worden, die te maken had met hoe de school omging met zijn omgeving, in plaats van een morele actie die schade toebracht aan anderen.
Ik had het idee dat dit anders zou kunnen zijn voor mijn 11 jaar oude dochter Carla. Toen zij een paar jaar jonger was, zat zij op een ‘Enviroschool’6 en had zij te maken met mijn geraaskal over afval. Ik wist dat ze goed onderwezen was over het verband tussen het laten rondslingeren van afval dat in de zee terecht komt en risico’s voor het zeeleven. Dus ik interviewde haar, waarbij ik gebruik maakte van vergelijkbare vragen zoals de domeintheoretici in hun onderzoek.
N: If you are out at a park is it okay to drop a lolly wrapper on the ground?
C: No.
N: Why not?
C: Because it is littering and then it will go into the oceans and stuff and it will not biodegrade and it will look ugly.
N: What if there was someone who was going to clean-up the park afterwards?
C: No, because if there was a wind the rubbish might get blown away from where she was going to clean it and also they would be collecting too much rubbish and you don’t know where they are going to put it, say if it was recyclable they might just put it in the bin.
N: Say there was a society that had a rule that it was okay to drop your rubbish on the ground, would that make it okay?
165 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
C: Um (long pause). It’s not okay but yet if the whole society did it the society would be dumb or something.
N: Why would they be dumb?
C: Cause they made a dumb rule not a good rule cause it is meant to be a rule not to do it.
N: Why is it a dumb rule?
C: Because it pollutes the world and makes the world a worser place and it can go into the sea.
N: What happens in the sea?
C: Fish or dolphins can eat it and they can suffocate and it can get trapped on them and they can’t breathe if it gets stuck ontheir mouth. And it is bad for them if they eat it.
N: What if you are at the park and [best friend] drops a lolly wrapper?
C: I would put mine in my pocket.
N: Would you say anything to [best friend]?
C: I’d say “[Best friend] did you know you dropped your lolly wrapper?”
N: What if she said that she didn’t care?
C: If she kept walking I’d pick up the rubbish and put it in my pocket.
N: Can you imagine [best friend] doing that?
C: No! 166 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Zoals je uit bovenstaande kunt afleiden, bleek Carla niet in staat om zich een situatie voor te stellen waarin er sprake zou zijn van een redelijke conventie in het voordeel van het laten rondslingeren van afval. Het potentieel voor schade was simpelweg te groot. Ze leek zo perplex te staan toen ik haar vroeg over wat ze zou doen als haar beste vriendin afval liet rondslingeren dat ik een niet geplande vraag stelde over of zij zich een dergelijk scenario zou kunnen voorstellen – maar dat kon ze niet. Voor kinderen van 11 jaar is het weggooien van afval in de openbare ruimte moreel fout en het kan zijn dat zij bereid zijn elkaar ter verantwoording te roepen. Zou dit er op kunnen wijzen dat er een strategie bestaat om meer mensen in te zetten voor duurzaamheid? We zullen hierop terugkomen in het tweede deel van het hoofdstuk.
Tot nu toe zijn de voorbeelden van acties die binnen het morele domein vallen die ik heb gegeven gericht op directe fysieke of psychologische schade of pijn, meestal aan mensen, maar mogelijk ook aan andere levende wezens. Echter, samen met ‘er achter komen’ dat schade en pijn toebrengen slecht is, beargumenteren de domeintheoretici dat kinderen rond de leeftijd van 10 jaar uitgevogeld hebben dat delen en anderen eerlijk behandelen ook belangrijk zijn.7
Volgens het principe van rechtvaardigheid is zelfs schade toebrengen een moreel issue, vooral als het gaat om onschuldige anderen, mensen die niet eerst jou schade hebben toegebracht. Als zij jou eerst schade hebben toegebracht, dan kan het ‘niet meer dan eerlijk’ zijn om hen ook schade toe te brengen. Ook zouden volgens dit principe goederen en andere beloningen eerlijk verdeeld moeten worden. Als leden van een groep bijvoorbeeld in gelijke mate hebben bijgedragen aan een groepstaak, dan zouden ze allemaal evenredig in de beloning moeten delen. Vergelijkbaar hiermee is de situatie waarin leden van een groep allemaal even schuldig zijn aan een probleem: zij zouden de verantwoordelijkheid moeten delen om het op te lossen. Niet alleen kinderen zijn gevoelig voor eerlijkheid – zoals iedere ouder of persoon die met kinderen heeft gewerkt maar al te goed weet – maar volwassenen zijn dit ook. Dit is een onderwerp waarop we meerdere keren in dit hoofdstuk terug zullen komen.
In het bijzonder is er veel interesse in de onschuld van ‘slachtoffers’ van klimaatverandering. Toekomstige generaties hebben in het geheel geen schuld aan de situatie die zij zullen erven, dus in die zin zijn zij een krachtige morele hefboom. De eilandnaties die geconfronteerd worden met stijgende zeeniveau’s worden in de regel ook gezien als hulpeloze slachtoffers, aangezien zij zelf piepkleine hoeveelheden broeikasgassen uitstoten. Soms wordt hun onschuld echter in twijfel getrokken. Zo wordt er bijvoorbeeld over gesproken of mensen van de Carteret-eilanden in Papoea167 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Nieuw-Guinea het koraalrif rondom het atol hebben stukgemaakt teneinde meer vis binnen te laten – en dientengevolge meer water. Dit betekent, zo wordt wel gesuggereerd, dat zij het zichzelf voor in ieder geval een deel kwalijk moeten nemen dat ze geconfronteerd worden met een stijgend zeeniveau en dat ‘wij’ hier geen schuld aan hebben.8
Het derde domein is persoonlijk. Hierbij gaat het om toegestane activiteiten, waarvan mensen worden verondersteld het recht te hebben om er een keuze over te maken. In een observatie-onderzoek, zagen Nucci en Weber dat moeders uit de middenklasse in de Verenigde Staten hun jonge kinderen veel keuzes lieten.9 Onderstaand is een interactie weergegeven (p.1442):
Mother: You need to decide what you want to wear to school today.
Child: [Opens a drawer.] Pants. Pants. Pants.
Mother: Have you decided what to wear today?
Child: I wear these.
Mother: Okay, that’s a good choice. How would you like your hair today?
Child: Down.
Hoewel de moeder bedoelt dat het kind iets aan moet trekken naar school (een vereiste uit het conventionele domein, zo kunnen we rustig aannemen), is het de keuze van het kind wat precies aan te doen en hoe haar haar te doen.
Het is belangrijk te beseffen dat wanneer een actie vaste grond heeft gevonden in het persoonlijke domein voor een groep mensen, het een verboden, immorele actie wordt om hen dat recht te ontzeggen aangezien dat betekent dat hen schade wordt toegebracht.
In westerse samenlevingen zijn de tienerjaren vergeven van bittere disputen, aangezien de jongeling en diegenen die voor hem of haar zorgen strijden over de grenzen van zijn of haar persoonlijke domein. (Piercings? Bedtijd? Vioolles? Roken? Seksfilms kijken?) Aangezien ik een 168 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
milieufreak ben, gingen veel van mijn discussies met mijn ondertussen 20 jaar oude dochter over het gebruik van de auto. Aan de ene kant leek het ‘haar recht’ om onze auto te gebruiken, onder de voorwaarde dat zij aan een aantal basiscriteria voldeed: dat ze zich aan de verkeersregels hield, zelf voor de benzine betaalde en de auto netjes hield. Aan de andere kant vond ik het bijna onverkropbaar om haar naar het huis van een vriendin te laten rijden die minder dan twee kilometer bij ons vandaan woonde of om naar het winkelcentrum te gaan voor een enkel ding (zoals de valse wimpers die ze nodig had voor een feestje). In geen van deze gevallen zou ik voor mijzelf een rechtvaardiging hebben gevonden om de auto te nemen, maar ik weet dat de meeste mensen in Auckland zulke ritjes een kwestie van persoonlijke keuze vinden.
Ik vind het enorm handig om in termen van deze domeinen te denken en ben overtuigd geraakt door het bewijs dat we als kinderen leren welke acties tot welk domein behoren. Schade of pijn toebrengen aan onschuldige anderen en je oneerlijk gedragen zijn essentiële principes die aan de basis van het morele domein liggen. Ondanks deze onderliggende principes bestaat er echter nog steeds aanzienlijke verdeeldheid tussen culturen als het gaat om de manier waarop bepaalde acties die onschuldige anderen schade toebrengen en onrechtvaardig zijn. Door in meer detail te kijken naar hoe de culturele verschillen in de domeinen werken, kunnen we een gevoel krijgen in hoeverre ze rekbaar zijn. Dit heeft belangrijke implicaties voor duurzaamheid.
Een aantal van de meest interessante onderzoeksresultaten op dit gebied is afkomstig van een serie studies van Richard Shweder en zijn collega’s naar Hindoes in de stad Bhubaneswar in de provincie Orissa, India.10 Zij zagen dat, in tegenstelling tot de Verenigde Staten (en de meeste andere westerse landen, zo kunnen we gevoeglijk aannemen) waar een sterke nadruk ligt op het individu en zijn of haar rechten – het persoonlijke domein – in Orissa de nadruk ligt op de gemeenschap en goddelijkheid. De sociale wereld, de natuurlijke wereld en de goddelijke wereld zijn sterk met elkaar verweven tot op het punt dat de meeste acties morele implicaties hebben – vooral omdat ze, indien verkeerd uitgevoerd, kunnen resulteren in schade aan jezelf of anderen, in het huidige leven of nadat iemand gereïncarneerd is. Dit gebeurt door karma, een morele balans die repercussies heeft voor ieder individu. Het concept karma zorgt ervoor dat mensen zich meestal correct gedragen zonder dat een voortdurende sociale controle noodzakelijk is, omdat je nooit weg kunt komen met een zonde.
Net zo goed als dat dit resulteert in een beperkter persoonlijk domein, resulteert het ook in minder onderscheid tussen het conventionele en het morele domein. Veel van al die zaken die
169 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
‘conventies’ lijken voor iemand buiten Bhubaneswar, zijn vanuit het oogpunt van een insider nodig om het karmische grootboek bij te houden.
In het onderzoek dat wordt beschreven in het hoofdstuk Culture and Moral Development van Shweder en Much uit 1987 werkten zij met verschillende groepen uit Orissa.11 De groep die voor ons van belang is, waren Brahmanen – 30 meisjes en 30 jongens van 5 tot 13 jaar oud. De kaste van de Brahmanen is zeer religieus en ten tijde van het onderzoek was deze kaste verantwoordelijk voor veel van de rituelen in de lokale tempel waarin een stenen standbeeld stond van de god Lingaraj. Het onderzoek was gebaseerd op beschrijvingen van 39 handelingen die uitvoerbaar, zoniet gebruikelijk, zijn in Bhubaneswar. De casussen werden ontwikkeld op basis van nauwe observatie van de cultuur in bedrijf en werden ontworpen om te proberen de drie domeinen te vatten. De volgende casussen ware hier onderdeel van (p.41):
1. De dag na zijn vaders dood, scheerde de oudste zoon zijn haar af en at hij kip.
2. Een weduwe in de gemeenschap eet twee of drie keer per week vis.
3. Na de stoelgang verkleedde een vrouw zich niet voor het koken.
4. Terwijl hij aan het lopen was, zag een man een hond op de weg slapen. Hij liep er naar toe en schopte er tegen.
5. Er was een regel in het hotel: invaliden en misvormde mensen mogen niet in het restaurant komen.
6. Een jonge getrouwde vrouw ging alleen naar de bioscoop zonder haar echtgenoot te informeren. Toen ze terug thuis kwam, zei haar man: “Als je dat weer doet, sla ik je bont en blauw.” Toch ging ze weer – en hij sloeg haar bont en blauw.
7. Twee mannen houden elkaars hand vast terwijl zij op een bus staan te wachten.
Voor mij, en ik neem aan ook voor lezers uit andere westerse landen, zijn de eerste drie geen overtredingen in welke zin dan ook, hoewel ik me goed kan voorstellen dat ze als conventies gezien 170 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
worden. Wij hebben uiteindelijk vergelijkbare vreemde conventies: we eten muesli bij het ontbijt maar niet bij het avondeten, stimuleren meisjes en niet jongens om roze schoentjes, een balletpak en een mooie rok aan te doen en te oefenen om op de punten van hun tenen te staan. Nummer vijf en vooral nummer zes zijn duidelijke schendingen van moraliteit. Zij schenden respectievelijk principes van gelijke rechten en het onrechtvaardig toebrengen van schade of pijn. Met betrekking tot de man die zijn vrouw slaat, zelfs als de vrouw een conventie met voeten heeft getreden, is de conventie zelf niet eerlijk (en dus immoreel) en de straf stuitend.
Echter, de voorbeelden zijn opgesomd in volgorde van hoe ernstig zij als overtreding door Brahmaanse kinderen werden beschouwd. De eerste was de meest ernstige van de 39 en de laatste het minst ernstig – deze werd niet beschouwd als een overtreding van wat dan ook. De man die zijn vrouw sloeg stond op nummer 35 bij de Brahmaanse kinderen en werd ook niet als een overtreding beschouwd. De redenering achter het feit dat het kaalscheren door de zoon en het eten van kip op nummer 1 stond, was dat het gedrag van de zoon zijn vaders wedergeboorte in gevaar brengt – en heel veel erger wordt het niet. Vergelijkbare problemen doemen op wanneer een weduwe vis eet. De jonge bruid was daarentegen geen onschuldig slachtoffer: zij overtrad een regel en werd gewaarschuwd. Het is de plicht van haar man om haar te straffen, net zoals het ooit de plicht was van ouders in de westerse wereld om hun kinderen te slaan om hen te doen leren.
Veel voorvallen die westerlingen zouden beschouwen als intrinsiek beschadigend en dus immoreel, werden dus als noodzakelijk gezien om de sociale en ‘natuurlijke’ verhoudingen te behouden. Weinig acties werden beschouwd als conventies, aangezien de meeste in verband werden gebracht met het potentieel voor het toebrengen van schade – zo niet nu, dan wel in het leven hierna. Er is bewijs dat vergelijkbare redeneringen in vele andere culturen bestaan. In een onderzoek in Zambia beschreef Roderik Zimba bijvoorbeeld hoe seks voor het huwelijk en overspel, chigololo, ertoe leidden dat mensen bevuild raakten en daarmee het potentieel hadden om anderen ziek te maken door hen simpelweg aan te raken.12 Voor deze Zambianen is onwettige seks intrinsiek beschadigend en niet zomaar een bruikbare sociale regel. Zimba concludeerde uit interviews met leraren uit Lusaka zelfs dat het dragen van schooluniformen meer een morele zaak dan een conventionele zaak was. Dit kan worden afgeleid uit de onderstaande passage:
Interviewer: Would it be all right to change the rule about wearing school uniforms after every teacher and student in the school agrees to do so?
171 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Teacher: Well, I feel that it would not be such a good idea because some pupils who come from poor families would feel embarrassed to come to school in rags while their friends from rich families come dressed in very nice clothes. (p.379)
Zimba concludeerde dat “a large number of teachers and students understood the wrongness of most conventional events in terms of unfairness” (p.379). Met andere woorden: de conventie terzijde schuiven zou een overtreding van de morele imperatief voor rechtvaardigheid betekenen, dus dat gebeurde niet.
Het lijkt aannemelijk dat een reden dat mensen in westerse landen een sterk gevoel voor het onderscheid tussen het conventionele en het persoonlijke enerzijds en het morele anderzijds hebben, in de seculiere en multiculturele aard van onze samenlevingen ligt. Als je leeft zoals wij dat doen, met de wettelijke eis om religie uit publieke instituties te weren, kun je godsdienstigheid niet langer op de voorgrond plaatsen. Groepen en individuen worden gedwongen om die acties na te gaan die essentieel zijn om hun bewering dat zij morele wezens zijn te ondersteunen en concessies te doen aan vele andere acties. Tegelijkertijd heb je voortdurend te maken met mensen die anders denken over het leven. Zijn dit dan slechte mensen? De druk om concessies te doen aan je eigen doen en laten en om overweg te kunnen met diegenen die er andere praktijken op na houden, maakt het conventionele domein in toenemende mate een bruikbare categorie. Daarnaast groeit het persoonlijke domein wanneer mensen worden verondersteld het recht te hebben om te kiezen welke conventies, als ze dat al doen, zij aanhangen.
Dit levert in potentie een aantal problemen op voor diegenen van ons die wetgeving zien als onderdeel van de oplossing voor onduurzaamheid. Wetgeving is het creëren van conventies die, zoals we hebben gezien, worden beschouwd als onderhandelbaar in de westerse gedachte. Het bereiken van voldoende consensus om dat voor elkaar te krijgen, is buitengewoon moeilijk. Daarnaast interfereren regels potentieel met ons sterke gevoel van persoonlijke vrijheid. Zo voerde, de centrumrechtse National Party, die na negen jaar van sociaal-democratische kabinetten de afgelopen landelijke verkiezingen in Nieuw-Zeeland won, bijvoorbeeld campagne voor het ontmantelen van de ‘Nanny State’. Met andere woorden: zij wilden zo weinig mogelijk geregeerd worden door conventie en zo veel mogelijk op basis van individuele keuzes. Dit betrof ook het terugdraaien van zowel nieuw beleid om het verkopen van gloeilampen in de ban te doen en het terugdraaien van reeds langer bestaand beleid om bepaald ongezond voedsel in de ban te doen (i.e., voedsel met een lage voedingswaarde, een hoog vetgehalte, een hoog suikergehalte) en uit 172 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
schoolkantines te weren. De nationale regering ontkent niet dat de wereld geconfronteerd wordt met klimaatverandering en dat veel van onze kinderen slecht gevoed worden en/of overgewicht hebben, maar ze zijn gepassioneerd over het recht van mensen om willekeurig welke verlichting en snacks dan ook te kopen.
Als een nieuwe regering een conventie ongedaan kan maken en een actie tot het persoonlijke domein kan verklaren, zouden wij, als voorvechters van duurzaamheid, dan het omgekeerde kunnen doen? Zouden we beetje-bij-beetje acties die momenteel worden beschouwd als individuele keuze in het conventionele of – nog beter – het morele domein kunnen brengen? Is dit al gebeurd met kinderen zoals Carla die het laten rondslingeren van afval beschouwen als een moreel in plaats van een conventioneel issue? Voor velen van ons voelen het kopen van producten, ons elektriciteitsverbruik, hoe we ons verplaatsen en het voedsel dat we eten reeds als morele zaken. Op veel manieren leven we tamelijk vergelijkbare levens zoals de Hindoes in Orissa, met hun noties van wat vervuilend en zuiver is. Het grote verschil is echter dat wij geen onderdeel uitmaken van een gelijkgestemde gemeenschap. Dit is iets dat ik verderop in dit hoofdstuk zal uitwerken.
Het belang van intentie, informatie en overtuiging Zoals ik eerder opmerkte, vormt motief een groot stuk van de taart die moraliteit heet. In onderzoeken naar moreel redeneren zijn het toebrengen van schade en oneerlijkheid in algemene zin slechts morele issues wanneer iemand willens en wetens kwade opzet heeft bij het veroorzaken hiervan. Dit suggereert dat moraliteit gaat over wat we bedoelen te doen – niet wat er werkelijk gebeurt.13
In een serie onderzoeken met kinderen gebaseerd op de kindertheatershow ‘Punch & Judy’ (het equivalent van Jan Klaassen en Katrijn), onderzochten Michael Chandler en zijn collega’s dit onderwerp.14 In een scenario valt het Punch, die onderwerp is van de “slapstick abuse” (p.94) van Judy, op dat Judy in een doos op het toneel is gevallen. Hij besluit om de doos over de rand van het toneel te duwen. Hij verlaat het toneel om touw te halen waarmee hij de dodelijke actie pleegt. Judy klimt uit de doos, waardoor Punch een lege doos over de rand duwt – poging tot moord, maar geen echte moord.
173 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
In een ander scenario valt Judy wederom in een doos, maar is Punch zich er niet bewust van dat dit is gebeurd. Wederom ontdoet hij zich van de doos, maar hij weet deze keer niet dat zij er in zit. In het derde scenario valt Judy in een doos en roept Punch om hulp, waarbij zij zegt dat ze in de “orange box” is gevallen. Punch veronderstelt dat ze de doos bedoelt die oranje van kleur is; niet de doos met sinaasappelen er in. Zijn fout resulteert er in dat hij Judy per ongeluk weer van het toneel afduwt.
De kinderen kregen ieder scenario te zien en hen werd toen gevraagd: zat Punch fout?
De onderzoekers schrijven dat ieder kind dacht dat het motief van Punch de sleutel was voor zijn schuld of onschuld. Zijn actie was verkeerd als hij dacht dat hij Judy van het toneel duwde. Sommige kinderen beschouwden Punch ook schuldig voor zijn onachtzaamheid in het scenario met de doos sinaasappelen. Hij zou dat hebben moeten controleren. De actie van Punch in dit scenario werd beschouwd als een “error of interpretation”, iets dat we minder bereid zijn om te tolereren dan een “error of ignorance”, zoals Judy over de rand duwen als er geen reden is om te denken dat je dat ook doet.
Onlangs luisterde ik naar een interview op de BBC met de voormalig Britse premier Tony Blair dat ging over zijn besluit om samen met de Verenigde Staten oorlog in Irak te voeren. De interviewer had het er duidelijk moeilijk mee om aan te nemen dat Blair geloofde dat er massavernietigingswapens in Irak waren, hetgeen sindsdien (min of meer) onjuist is gebleken. Blair bleef er op aandringen dat hij goede redenen had om dit te denken. Het belangrijke punt, net zoals bij het oordeel van kinderen over de acties van Punch, was wat Blair werkelijk dacht. Hij zou echt hebben kunnen denken dat er massavernietigingswapens waren, maar indien hij dit slechts dacht omdat hij het gegeven niet voldoende had onderzocht, zit hij nog steeds verkeerd.
Zowel in het geval van Punch als van Blair gaat het om de informatie die zij hebben of zouden moeten inwinnen. Echter, het beoordelen van de morele schuld van mensen wordt zelfs nog gecompliceerder als zij een volledig ander wereldbeeld hebben dan wijzelf. Nu je weet dat de Brahmaanse kinderen overtuigd zijn van de consequenties voor een zoon die onmiddellijk na de dood van zijn vader kip eet, denk je dan dat het immoreel zou zijn voor een Hindoe-zoon om dit te doen? Als ik je vertelde dat in sommige delen van Papua-Nieuw-Guinea vaders stokjes door de neuzen van hun zoons boren om bloed af te voeren en hun zoons proberen te zuiveren van vrouwelijke vervuiling, zou je dat dan beoordelen als een immorele actie?15 Waarschijnlijk niet, 174 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
omdat je begrijpt dat het een morele imperatief voor ouders is om kinderen te beschermen tegen pijn en schade en omdat deze uitleg voor waarom ouders hun zoons op deze manier kunnen behandelen aannemelijk is. Uiteindelijk stellen wij onze kinderen ook bloot aan pijnlijke tandartsbezoeken, chirurgie en andere medische rituelen om problemen te voorkomen die we niet kunnen zien.
Je hoeft de rituelen van exotische culturen niet te bekijken om gedragingen tegen te komen die gemotiveerd worden door verschillende wereldbeelden. Zelfs binnen westerse samenlevingen, zijn er veel controversiële onderwerpen die, ieder geval deels, gebaseerd blijken op verschillende overtuigingen en interpretaties van de werkelijkheid. Zo werden in een onderzoek beschreven door Cecilia Wainryb en Elliot Turiel, mensen bijvoorbeeld bevraagd over de moraliteit van abortus.16 Oordelen over de moraliteit van abortus bleken gebaseerd op of de foetus al dan niet een ‘leven’ was. Alle deelnemers vonden dat het verkeerd was om te doden, maar voor diegenen die van mening waren dat de foetus geen ‘leven’ was, was abortus accceptabel aangezien dit dan niet werd gezien als doden. Intrigerend genoeg zou dit type denken ook kunnen helpen verklaren waarom babymoord in verschillende vormen acceptabel kan zijn in sommige culturen. Zo concludeerde de antropologe Nancy Scheper-Hughes bijvoorbeeld dat voor vrouwen in de sloppenwijk Alto de Cruzeiro in Brazilië baby’s niet als echt menselijk werden gezien op de manier waarop oudere kinderen dat wel gezien werden – zij krijgen geen naam bij de geboorte en het was acceptabel, zelfs wenselijk, om een zwakke baby dood te laten gaan.17
Dus, samenvattend, het moedwillig schenden van een belangrijk moreel principe wordt altijd als verkeerd gezien, maar er zijn verschillende manieren waarop mensen zichzelf wijs kunnen maken (of op zijn minst beweren) dat zij dat niet doen. Als bijvoorbeeld de veroorzaakte schade het resultaat was van een ongeluk – en dus niet de intentie was –, als het kwaad werd gedaan om te beschermen, als de persoon aan wie de schade of pijn werd toegebracht niet werkelijk onschuldig was, of indien de geschade persoon niet echt een persoon is, dan kan een actie die schade toebrengt nog steeds moreel zijn.18 De praktische implicatie voor ons is dat we rekening moeten houden met motief als we duurzame acties willen koppelen aan morele acties.
175 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De grenzen van moreel redeneren: intuïtie in beeld brengen Tot nu toe heb ik onderzoeksresultaten gepresenteerd die laten zien dat mensen rationele denkers zijn die morele oordelen vellen door universele morele principes logisch toe te passen, gegeven hun overtuigingen over wat zij denken dat waar is. Ook is gebleken dat zij anderen beoordelen op basis van wat die anderen geloven dat waar is, waarbij zij slechts van hen verwachten dat zij de situatie in kwestie binnen de grenzen van de redelijkheid onderzoeken. Het is echter allemaal wat weerbarstiger dan dat.
Zo zijn de overtuigingen van mensen over de wereld niet noodzakelijkerwijs zo absoluut als ze soms lijken. In het onderzoek naar abortus dat ik eerder heb behandeld, stelde ik dat de prominente factor in de overtuigingen van de deelnemers over in hoeverre abortus geaccepteerd werd, was of de foetus als ‘een leven’ werd beschouwd. Voor sommigen die de foetus als een leven en abortus dus als verkeerd beschouwden, was het echter acceptabel in geval van verkrachting. In het verlengde hiervan beschouwden sommigen die dachten dat de foetus geen leven en abortus acceptabel was het als onacceptabel om de foetus te aborteren omdat het geslacht niet naar wens zou zijn. We weten ook dat mensen soms morele redeneringen gebruiken om acties die niet moreel gemotiveerd zijn te legitimeren. Dit is zelden zo eenvoudig als rechtuit liegen; het is een meer complexe legitimering aan zichzelf en aan anderen dat zij nog steeds een goed persoon zijn, ondanks hun blijkbaar slechte gedrag.19
Dus terwijl overtuigingen over de wereld en de moraliteit van acties aan elkaar gerelateerd zijn, zijn overtuigingen over de wereld geen eenvoudige, absolute waarheden. En soms zijn onze uitingen over wat wij geloven niet de enige of beste verklaring voor ons gedrag.
Jonathan Haidt heeft beargumenteerd dat de reden dat we zo vaak een gat zien tussen moreel redeneren en morele oordelen is dat moraliteit in werkelijkheid intuïtief is.20 Hij stelt dat we normaliter bepalen of een actie goed of fout is in een fractie van een moment, waarbij we pas later een verhaal construeren om die beslissing te legitimeren. In plaats van dat we ‘intuïtieve wetenschappers’ zijn die het bewijs aanschouwen en vervolgens een conclusie trekken over wat er precies gebeurt, zijn we dus ‘intuïtieve advocaten’ die zich hebben verbonden aan een bepaalde positie en die vervolgens informatie zoeken om die positie te legitimeren. (Uiteraard overschat deze stelling zowel de ‘open-mindedness’ van wetenschappers als de ‘closed-mindedness’ van advocaten.)
176 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
In hoeverre is het nodig na te denken over of het verkeerd is dat een bedrijf chemisch afval loost in de lokale rivier? Of over kinderen die lange dagen in fabrieken werken in plaats van naar school gaan? Waarschijnlijk hoef je daar niet eens over na te denken – je weet gewoon dat deze dingen verkeerd zijn. Je zou kunnen uitleggen waarom ze verkeerd zijn, maar hoogstwaarschijnlijk heb je die uitleg niet goed doordacht voor je tot je oordeel kwam.
Dit betekent niet dat redeneren en overtuigingen over de wereld niet relevant zijn als het gaat om morele oordelen. In de eerste plaats redeneren we soms richting een moreel oordeel. Dit kan voorkomen in de nieuwe situatie waar we eerst al het bewijs moeten bekijken. Dus, bijvoorbeeld, toen je in dit hoofdstuk voor de eerste keer las over de bloedneuzen in Papua-NieuwGuinea kun je een onmiddellijke intuïtie hebben gehad dat dit slecht was, maar toen je de uitleg hierover kreeg, kun je vervolgens intellectueel overtuigd zijn geraakt dat het op zijn minst begrijpelijk was. Als ik in staat was om nader bewijs te leveren gebaseerd op de westerse medische wetenschap dat het laten bloeden van neuzen er inderdaad voor zou kunnen zorgen dat de jongemannen verschoond werden van vrouwelijke vervuiling (wat ik trouwens niet kan), zou je kunnen gaan denken dat deze praktijk goed was.
Ten tweede, na herhaaldelijke blootstelling aan argumenten voor een bepaald moreel standpunt zouden we dat standpunt zelf kunnen gaan aanhangen. Voor een deel zouden we overtuigd kunnen raken door de redeneringen die we horen, maar we kunnen ook het idee krijgen dat wanneer anderen zoveel moeite steken in een bepaald standpunt, het wel goed moet zijn. Essentieel hierbij, en zoals in het vorige hoofdstuk over identiteit aan de orde is gekomen, is dat dit waarschijnlijk een veel sneller proces is als we ons identificeren met diegenen die de nieuwe morele positie voorstaan.
Een van de fascinerende implicaties van dit perspectief is dat wanneer we discussiëren met andere mensen we bezig zijn met “exchanging blows” op elkaars “shadows” (‘op elkaars schaduwen aan het meppen zijn’), zoals Haidt het stelt. Met andere woorden: een moreel argument verschijnt ten tonele omdat iedere partij een verschillende intuïtie heeft. Het argument in kwestie is in algemene zin een poging om een redenering op te tuigen en bewijs aan te dragen voor waarom het standpunt van de een superieur is aan die van de ander. Met het argument zelf schiet je niets op, omdat geen van de partijen ook maar in de buurt komt van de werkelijke morele positie van de tegenstander, die intuïtief is en begraven ligt onder lagen van leerervaringen en emoties.
177 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dit verklaart veel van de frustratie die we ervaren als voorvechters van een betere wereld. Diegenen van ons die denken dat het een morele imperatief is om emissies terug te dringen, rivieren schoon te houden en welvaart rechtvaardig te verdelen, verdedigen deze acties gepassioneerd in logisch geconstrueerde argumenten waarvan we vertegenwoordigen.
Bijvoorbeeld:
stijgende
denken dat
CO2-niveaus
zij
absolute waarheden
veroorzaken
waarschijnlijk
klimaatverandering, klimaatverandering treft onschuldige mensen – de logische conclusie is dat het onze morele plicht is om emissies terug te dringen. De mensen die dit niet snappen, maken ons des duivels. Geloven zij niet dat CO2-emissies een groot risico vormen voor het veroorzaken van gevaarlijke klimaatverandering? Of geven zij niet om onschuldige andere mensen? Dit lijken de twee enige mogelijkheden. De eerste is iets vergeeflijker dan de tweede, hoewel we dit waarschijnlijk zien als een ‘error of interpretation’, niet als een ‘error of ignorance’, om de eerdere terminologie van Chandler te gebruiken. Met andere woorden: als zij niet geloven dat CO2-emissies gevaarlijk zijn, hebben zij gefaald de situatie volledig te onderzoeken. Dus onze meest genereuze conclusie is, op zijn best, dat zij nalatig zijn.
Hoezeer het mij ook pijn doet om dit spoor te bewandelen, moet ik (en moeten wij) toegeven dat het mogelijk is om een moreel en rationeel argument te maken tegen iets doen aan klimaatverandering. Dat gaat dan ongeveer als volgt: als de economie onder druk staat en werkloosheid groeit, zullen veel onschuldige mensen geraakt worden. Dit is een bekende bedreiging, tegenover de nog steeds hypothetische dreiging van klimaatverandering. Geven diegenen die denken dat we geld opzij moeten zetten voor milieudoelen echt om mensen of slechts om het behoud van natuurlijke omgevingen om hun zomervakanties in door te brengen?
Wederom is het, op zijn best, waarschijnlijk dat zij ons beoordelen alsof wij een ‘error of interpretation’ hebben gemaakt – dus dat we hebben gefaald om het menselijk lijden dat zou worden veroorzaakt door onze roekeloze ontkenning van economische levensvatbaarheid te onderzoeken.
Zijn morele argumenten hierdoor zinloos? Nee. Je moet enorm je best doen voor deze argumenten en ze kunnen ontmoedigen omdat zij zelden op het moment zelf gewonnen kunnen worden. Maar goedberedeneerde argumenten kunnen diegenen die de wereld anders zien beetjebij-beetje doen opschuiven. We hebben allemaal tijd nodig om nieuwe ideeën in ons op te nemen, maar als er overtuigend bewijs voor is en er een toenemende maatschappelijke consensus is dat ze waar zijn, veranderen onze gedachten. Als je dit boek van begin tot eind hebt gelezen, kun je je 178 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
realiseren dat we een zelfde conclusie hebben getrokken over de invloed van minderheidsgroepen – dat het er soms op lijkt dat we niets bereiken, maar in werkelijkheid op de achtergrond gedachten aan het veranderen zijn.
Een moreel instinct? Toen we het hadden over domeintheoretici deed ik een argument uit de doeken waaruit bleek dat kinderen ‘er achter komen’ wat moreel is. Omdat kinderen opgroeien met andere mensen gaan zij zich realiseren dat het pijn doen van anderen slecht is en rechtvaardigheid goed is. Dit perspectief impliceert dat iedere generatie kinderen helemaal zelf herontdekt hoe zij moreel moet zijn. Veel andere theoretici denken dat kinderen meer hulp nodig hebben en ook krijgen – en ik ben het daarmee eens.
Een idee dat ik aannemelijk vind, is dat mensen genetische, geëvolueerde kenmerken hebben die hen vatbaar maken voor zowel het concept moraliteit (i.e., de notie van goed en slecht) als het beschouwen van bepaald menselijk gedrag en bepaalde motieven als goed of slecht. Als dit logisch is, dan moet het ook logisch zijn dat morele neigingen mensen hebben geholpen om te overleven en om zich voort te planten. Zonder dat zulke neigingen nuttig zijn, is het onwaarschijnlijk dat zij zouden zijn doorgegeven aan volgende generaties. Het vraagt niet al te veel voorstellingsvermogen om te zien hoe eerlijk gedrag en geen schade of pijn toebrengen aan onschuldige anderen ertoe zou hebben geleid dat andere mensen je gingen vertrouwen en meer gingen mogen. Als je een zwak dier bent met weinig hoop om alleen te overleven, is de goedkeuring van andere mensen net zo essentieel als eten en drinken. Het lijkt derhalve aannemelijk dat mensen die de biologische bagage hadden om snel de vinger achter zaken te krijgen die gerelateerd waren aan rechtvaardigheid en het toebrengen van schade een grotere kans zouden hebben gehad om te overleven, zich voort te planten en succesvol nakomelingen groot te brengen. Zij zouden deze neigingen op kinderen hebben overgebracht – die op hun beurt nog meer levensvatbare nakomelingen zouden produceren dan de kinderen van mensen die dit vermogen ontbeerden.
Een vertegenwoordiger van dit perspectief is Marc Hauser, die de voorbeelden van de trein en de orgaandonor bedacht die we aan het begin van dit hoofdstuk bespraken. In zijn boek noemt hij deze evolutionaire neiging een “moral faculty” (een morele bekwaamheid). Hij trekt een parallel met ons vermogen voor taal. Hij suggereert dat, net zoals menselijke talen divers zijn maar bepaalde 179 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
grammaticale kenmerken gemeenschappelijk hebben, onze morele systemen divers zijn maar ook bepaalde centrale kenmerken gemeenschappelijk hebben. Hauser stelt een aantal zeer specifieke universele morele principes voor. Hoewel deze stelling zeer controversieel is, is het voor onze doeleinden interessant om twee er van hier te bekijken.21
Om een gevoel voor de eerste te krijgen, volgen hier twee scenario’s (p.51):
The vice president of a company went to the chairman of the board and said, “We are thinking of starting a new programme. It will help us increase profits, and it will also harm the environment.”
The chairman of the board answered, “I don’t care at all about harming the environment. I just want to make as much profit as I can. Let’s start the programme.” They started the new programme. Sure enough, the environment was harmed.
How much blame does the chairman deserve for what he did? Answer on a scale of 1 (considerable blame) to 7 (no blame):__________
Did the chairman intentionally harm the environment? Yes_ No_
The vice president of a company went to the chairman of the board and said, “We are thinking of starting a new programme. It will help us increase profits, and it will also help the environment.”
The chairman of the board answered, “I don’t care at all about helping the environment. I just want to make as much profit as I can. Let’s start the programme.” They started the new programme. Sure enough, the environment was helped.
How much praise does the chairman deserve for what he did? Answer on a scale of 1 (considerable praise) to 7 (no praise):__________
Did the chairman intentionally help the environment? Yes_ No_
180 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Volgens het onderzoek van Hauser zeggen mensen normaliter dat in het eerste scenario de directeur de bedoeling had om het milieu schade toe te brengen en hij het verdient om daar de schuld voor te krijgen. Zij zeggen echter ook dat hij in scenario twee niet de bedoeling had om het milieu te helpen en dat hij weinig lof verdient door dat te doen. Dit laat zien, zo beargumenteert Hauser, dat mensen zich meer bezighouden met ‘slecht’ gedrag dan met ‘goed’ gedrag, wat wederom gerelateerd is aan de negatieve versie van de gouden regel die ons vertelt wat niet te doen in plaats van wat wel te doen. Als Hauser gelijk heeft, kan dit helpen verklaren waarom mensen (mijzelf incluis) eenvoudig in woede ontsteken door grootschalige roekeloze acties jegens het milieu en er toe neigen om hier aanzienlijk vaker over te praten dan over acties die het milieu ten goede komen. Denk bijvoorbeeld aan de berichtgeving in de media van de olieramp met de Deepwater Horizon in 2010. Kun je je een positieve milieu-actie herinneren die vergelijkbare aandacht kreeg?
Het tweede specifieke principe van Hauser waar ik de aandacht op wil vestigen, levert meer inzicht op in de frustrerende discussies met mensen die simpelweg de ernst en urgentie van klimaatverandering niet lijken te begrijpen. Hier is het principe: “If we can directly prevent, with a high degree of certainty, something bad happening without sacrificing anything of comparable significance, we are obliged to do it” (p.64). Voor diegenen onder ons die vinden dat klimaatverandering een morele imperatief is, wordt aan de voorwaarden van deze regel voldaan:
1. Er is iets slechts te voorkomen;
2. Er is een hoge mate van zekerheid dat we het zouden kunnen voorkomen als we onze uitstoot van broeikasgassen zouden beperken;
3. De kosten van het voorkomen hiervan zijn in de verste verte niet zo hoog als de kosten van het niet er in slagen het te voorkomen.
Het is echter ook eenvoudig om te zien hoe ieder van deze voorwaarden betwistbaar is. Zoals we eerder hebben besproken, wordt voorwaarde nummer 1 vaak verworpen – klimaatverandering zou zich wellicht niet voltrekken of zou niet zo gevaarlijk zijn. Voorwaarden 2 en 3 fungeren vervolgens als achtervang. Zelfs indien voorwaarde 1 wordt verworpen, stellen zij ter discussie of we klimaatverandering zouden kunnen voorkomen en tegen welke prijs. En dus blijven we ‘op elkaar schaduwen staan meppen’.
181 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Als er een aangeboren morele grammatica bestaat waar alle culturen uit putten, dan zouden er ook perioden in onze ontwikkeling kunnen zijn waarin we bijzonder gevoelig zijn voor het leren van de versie van de moraliteit van onze cultuur. Jonathan Haidt, die we hebben leren kennen in de vorige sectie, heeft geopperd dat dit plaatsvindt in de late kindertijd en vroege puberteit, wanneer de prefrontale cortex zich ontwikkelt (een deel van de hersenen dat betrokken is bij besluitvorming en sociaal gedrag). Gedurende deze periode, zo beargumenteert hij, nemen we het complex van gewoonten van onze cultuur in ons op. We bekijken, kopiëren, luisteren en worden beetje-bij-beetje volwaardige beoefenaars en overdragers van onze cultuur, inclusief onze manieren om goed te zijn. Een Brahmaanse jongere in Orissa raakt diep verbonden met Hindoeïstische overlijdensrituelen tot op het punt dat hij ze zal aanhangen als ware het een vanzelfsprekende zaak en tot hij het culturele verhaal waarom ze zo belangrijk zijn zal herhalen. Zo zal een kind dat foto’s getoond wordt van zeewezens waarvan de magen vol plastic zitten het wellicht ook een afstotend idee vinden om zomaar afval weg te gooien.
We weten onvoldoende om te stellen wat binnen de grenzen van een universele menselijke morele grammatica valt, maar voor ons als voorvechters van duurzaamheid volgen er twee belangrijke implicaties uit het veronderstellen van een aangeboren morele component. De eerste is dat onze morele intuïtie geschikt zou zijn om te leven in kleine groepen die typisch zijn voor vroege menselijke populaties en niet om met mondiale problemen om te gaan. Zoals we in de volgende secties zullen zien, zou het weleens zo kunnen zijn dat ons verlangen om goed te zijn ons zo nu en dan van het pad af brengt om werkelijk goed zijn. Dit betekent dat we het dunne lijntje moeten weven tussen het begrijpen van en het appelleren aan de morele drijfveren die mensen van nature hebben en tegelijkertijd moeten accepteren dat deze inherente beperkingen hebben. De tweede implicatie is dat kinderen en jonge tieners in het bijzonder open zouden kunnen staan voor nieuwe morele visies, aangezien zij de cultuur waarin zij leven in zich opnemen.
Over de morele emoties Nog een reden waarom de menselijke moraliteit waarschijnlijk een zekere genetische component heeft, is omdat het zulke intense emoties oproept. In Hoofdstuk 1 hebben we het gehad over hoe en waarom positieve en negatieve emoties onze aandacht ergens op kunnen vestigen, waarbij zij onze creativiteit, gemoedelijkheid en productiviteit beïnvloeden. Emoties zijn ook op andere manieren leidend voor onze aandacht. Denk bijvoorbeeld aan de kracht van lust die ons doet
182 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
focussen op het object van ons verlangen of op de angst die veel mensen hebben voor spinnen. Je hoeft jonge mensen niet te drillen om met elkaar het bed in te duiken. (Veel culturen steken er veel energie in om dergelijke reacties zolang als mogelijk te onderdrukken.) Ook hoeven de meeste mensen niet meer dan een of twee keer te ervaren dat spinnen met pijn of gevaar gepaard gaan om ze meteen weg te pieken. Lust en angst voor spinnen zijn emotionele reacties die we zonder al te veel sturing leren, hetgeen suggereert dat we geprogrammeerd zijn met deze emoties.
Vergelijkbaar hiermee is de woede die we voor onrechtvaardigheid voelen of de empathie die we tonen voor anderen die pijn lijden – zoals je snel zult zien. Het suggereert dat eerlijkheid en het vermijden van het schade toebrengen aan onschuldige anderen niet, zoals seksuele aantrekking en angst, simpelweg principes zijn die ons worden aangeleerd door onze cultuur, maar principes zijn die we opnemen uit onze cultuur omdat we de aangeboren neiging hebben ze belangrijk te vinden. Sterker nog, mensen lijken over diverse afzonderlijke emoties te beschikken, allemaal ontworpen om onze morele intuïties op het juiste spoor te houden en om er voor te zorgen dat we het voldoende van belang vinden om op basis van die intuïties te handelen. Als voorvechters van duurzaamheid kan het onderzoek naar morele emoties ons helpen te laten zien wat echt belangrijk is voor mensen en ons een beter idee geven hoe we de boodschappen zouden moeten communiceren en systemen op zouden moeten zetten die op zijn minst moreel gezien aanlokkelijk zijn of, beter nog, moreel inspirerend zijn.
Hoewel er geen definitieve lijst van morele emoties bestaat, volgt hier een aantal van de meest
gebruikelijke:
schaamte,
schuld,
compassie,
empathie,
verontwaardiging,
woede,
dankbaarheid en bewondering. Zij vormen vijf clusters.22 Twee hiervan zijn zelfbewust (selfconscious): schaamte en schuld. We ervaren deze emoties als we regels hebben overtreden. Schaamte is een diepe sociale emotie en de angst van schaamte heeft betrekking op jouw gedrag dat wordt onthuld aan anderen. Sommige culturen benadrukken schaamte – zoals de Chinese cultuur, waar gezichtsbehoud cruciaal is. In deze culturen wordt schaamte bij jonge kinderen gevoed als een geschikte reactie op anti-sociaal of onbescheiden gedrag.23 Schuld wordt daarentegen gezien als iets dat meer gerelateerd is aan iemands eigen standaarden in plaats van aan die van echte of denkbeeldige anderen. Schuld is de emotie van westerse culturen, waarin we worden aangemoedigd tot introspectie op onze principes en om ons slecht te voelen als we die breken.
Maar dat is wel weer genoeg over schaamte en schuld – het veroorzaken van deze emoties valt nauwelijks te rijmen met de positieve benadering waar dit boek over gaat. Het tweede paar 183 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
emoties gaat over het lijden van anderen: compassie of empathie. We voelen dit in reactie op de pijn of angst van iemand anders. Empathie is het onderwerp van fascinerend recent onderzoek dat laat zien hoe onze harten uitgaan naar individuen wier lijden we ons kunnen voorstellen, maar we zouden mogelijk niet in staat zijn om de effecten te ‘voelen’ van gebeurtenissen die grote groepen mensen raken. Paul Slovic, een belangrijk onderzoeker op het gebied van de menselijke perceptie, heeft geconcludeerd dat de grenzen van menselijke empathie een argument voor wetgeving zijn. Volgens hem kunnen alleen formele regels wedijveren met de trekkracht die empathie heeft naar diegenen wier noden luid klinken, onmiddellijk aandacht vragen en confronterend zijn. We zullen in de volgende sectie een blik op dit onderzoek werpen.
Verontwaardiging en de woede behoren tot de categorie emoties die anderen veroordelen (other-condemning). We bewaren deze emoties voor diegenen die zich slecht hebben gedragen. Een bijzonder belangrijke bron van dergelijke emoties zijn het overtreden van eerlijkheid. Een van de zinnen die ik vaak heb gehoord als kind – en soms herhaal tegen mijn eigen kinderen – is dat de wereld niet eerlijk is en dat je er maar beter gewend aan kunt raken. Maar deze platitude mist het punt. Onze woede gaat zelden over de willekeurige gebeurtenissen die geen bron lijken te hebben. Het gaat vaker over de persoon of de groep die onrechtvaardig heeft gehandeld, waardoor wij lijden of tekort worden gedaan. Ik ben er van overtuigd geraakt dat het worden gezien als eerlijk een basisvoorwaarde is in termen van geloofwaardigheid en vertrouwen en ik hoop dat het onderzoek dat ik je zal laten zien jou hier ook van zal overtuigen.
Dankbaarheid is een emotie die anderen prijst (other-praising). Deze emotie dwingt ons om ons verschuldigd te laten voelen richting diegenen die aardig voor ons zijn geweest en dient daarmee om de eerlijkheidscyclus gaande te houden. Bewondering is ook zo’n emotie en kan ons motiveren om bovendeugdelijk te zijn – een van de morele categorieën die eerder aan de orde is gekomen. Bewondering inspireert en is dus belangrijk voor onze doeleinden en zal in meer detail worden besproken in het laatste deel van deze sectie.
Empathie Empathie is ons vermogen om ons in te leven in de gevoelens van andere mensen en het verlangen dat wij hebben om ze het beter te laten hebben. Het is iets waar bijna iedereen toe in staat is en kan buitengewone acties stimuleren. In het boek Carbon Neutral By 2020: How New 184 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Zealanders Can Tackle Climate Change schreef ik over de motivatie van Bob Geldof om geld in te zamelen voor Afrika, nadat hij foto’s had gezien van mensen ten tijde van een hongersnood en het gevoel kreeg dat hij iets moest doen.
Om deze reden proberen groepen die mensen trachten aan te zetten tot actie op onderwerpen die invloed hebben op diegenen buiten hun directe cirkel vaak om empathie op te wekken – en foto’s of andere beelden zijn dan een gebruikelijk instrument. Dus krijgen wij kinderen te zien die zich aan palmbomen vastklampen wanneer de golven over hun huizen slaan en uitgehongerde gezinnen die omgeven zijn door vliegen in gebieden die door droogte zijn geraakt. Het lijdt weinig twijfel dat dergelijke beelden goed werken (in ieder geval soms bij sommige mensen). Bob Geldof is daar een voorbeeld van en veel van de morele verbolgenheid over de Vietnamoorlog leek gecultiveerd te worden door televisiebeelden over de verschrikkingen die in de naam der vrijheid werden begaan. Wat belangrijk is, is dat we lijden kunnen zien, of misschien kunnen horen, in de uitdrukking van andere mensen. Vandaaruit creëren onze hersenen ook een schaduw van die emotie in onszelf, mogelijk met behulp van de spiegelneuronen die in Hoofdstuk 3 werden geïntroduceerd en zoals we verderop zullen bespreken.
Zoals met zoveel menselijke kenmerken liggen onze empathische impulsen echter niet altijd goed in lijn met de meest effectieve manier om het lijden van anderen te ledigen. Dat het ons raakt is niet rationeel – het is emotioneel – en het is dus een ‘mixed blessing’ als het gaat om het oplossen van menselijke problemen. Ik zou hier graag een curieus aspect van empathie willen bespreken: hoe meer mensen er in nood zijn, des te minder het ons raakt.
Deze kink in de kabel van de menselijke empathie werd blootgelegd in een serie onderzoeken die is besproken door Paul Slovic en zijn collega’s.24
In het eerste onderzoek gaven de onderzoekers Deborah Small, George Loewenstein en Paul Slovic 165 mensen de mogelijkheid om tot maximaal vijf dollar bij te dragen aan het goede doel Save the Children.25 Aan eenderde van de deelnemers werd een foto getoond en werd het verhaal van Rokia verteld.
Rokia, a 7-year-old girl from Mali, Africa, is desperately poor and faces a threat of severe hunger or even starvation. Her life will be changed for the better as a result of your financial gift. With your support and the support of other caring sponsors, Save the Children will work 185 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
with Rokia’s family and other members of the community to help feed her, provide her with education, as well as basic medical care and hygiene education (p.152).
Aan nog eenderde werden statistieken over de situatie gegeven:
Food shortages in Malawi are affecting more than 3 million children. In Zambia, severe rainfall deficits have resulted in a 42% drop in maize production from 2000. As a result, an estimated 3 million Zambians face hunger. Four million Angolans – one third of the population – have been forced to flee their homes. More than 11 million people in Ethiopia need immediate food assistance (p.152).
De overige deelnemers werd zowel de informatie over Rokia als de statistische informatie gegeven.
Toen deelnemers het verhaal van Rokia te horen kregen, doneerden zij een gemiddelde van 2,38 dollar. Het lijkt erop dat het zien van Rokia en het horen van haar verhaal een emotionele beroering bij hen veroorzaakte – dit is een persoon die ik begrijp en die ik kan helpen. Toen hen alleen statistieken gegeven werd, doneerden zij 1,14 dollar, een enorme terugloop. Vreemd genoeg doneerden zij toen ze zowel het verhaal van Rokia als de statistieken kregen slechts iets meer dan in het geval van alleen de statistieken: 1,43 dollar. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de empathie die mensen voelden voor Rokia diffuus werd doordat de aandacht naar de omvang van het probleem getrokken werd. Je kunt dit bij jezelf testen door na te denken over je eigen reactie op de passage over Rokia. Als je een beetje op mij lijkt, kun je je haar eerst voorstellen als arm en vervolgens als onderdeel van een succesvolle gemeenschap – en er zit een zekere voldoening in het idee om dat mede mogelijk te maken. Als je daarentegen leest over de omvang van het probleem, lijkt jouw donatie bijna zinloos; het is niet langer persoonlijk en heeft niet meer de warmte die daarmee gepaard gaat. Op zijn best heb je het gevoel dat je een plicht aan het vervullen bent om iets aan diegenen die het minder goed getroffen hebben dan jij te geven.
In een tweede onderzoek maten Tehila Kogut en Ilana Ritov welk bedrag mensen bereid waren te doneren voor de behandeling van zieke kinderen.26 Deelnemers werden verdeeld in groepen en hen werd verteld over ofwel een kind ofwel over acht kinderen. In aanvulling daarop kregen de groepen variërende hoeveelheden informatie over het kind of de kinderen. De bereidheid om te doneren was het hoogst in de groep die werd blootgesteld aan veel informatie over een enkel
186 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kind. Belangrijk hierbij is dat deelnemers in een vergelijkbare studie over zichzelf zeiden zich meer ontdaan te voelen als zij zich op een in plaats van acht kinderen richtten.27
Zoals Slovic benadrukt laat dit zien dat menselijke empathie en compassie verwateren wanneer mensen denken over een groep zo klein als acht mensen – laat staan als zij gedwongen worden om na te denken over miljoenen slachtoffers zoals in het geval van genocide (waar Slovic in eerste instantie in geïnteresseerd was), of over milieuproblemen, zoals klimaatverandering. Het verhaal stopt hier echter niet. In nog een variant op het eerste onderzoek dat we bespraken, werd mensen wederom gevraagd om geld te doneren nadat zij geconfronteerd waren met Rokia of een ander kind, Moussa, of door blootgesteld te zijn aan beide kinderen.28 In dit scenario trokken zowel Rokia als Moussa grofweg vergelijkbare donaties en riepen zij gevoelens van verdriet op, maar de twee samen genereerden licht minder sterke gevoelens en minder hoge donaties. Interessant is ook dat de hoeveelheid die werd gedoneerd naar aanleiding van de individuele oproepen veel nauwer gerelateerd was aan de gevoelens die mensen hadden jegens de kinderen dan wanneer zij aan beide doneerden.
Dit leidt tot twee conclusies. De eerste is dat we meer voor een persoon voelen dan dat we voor ieder aantal meer dan een voelen. Intrigerend genoeg kunnen dezelfde spiegelneuronen waarover we het in Hoofdstuk 3 hadden dit helpen verklaren. Zoals je je wellicht herinnert, werken spiegelneuronen zowel in het geval we iemand iets zien doen als in het geval we datgene zelf doen. Zij helpen verklaren waarom we het eenvoudig, en zelfs zo nu en dan onweerstaanbaar, vinden om anderen te kopiëren. Met betrekking tot empathie lijkt het er op dat zij op een zelfde manier met emoties werken als met acties, waarbij ze zowel aan het werk zijn als we een emotie voelen als in het geval we de emotie in anderen waarnemen.29 Waar echte mensen of foto’s goed werken, zoals we weten uit het onderzoek uit Hoofdstuk 3, reageren deze neuronen ook op meer abstracte representaties van een actie, zoals het geluid ervan. Dus verhalen van menselijk lijden kunnen er potentieel voor zorgen dat wij ons een emotie bij het slachtoffer kunnen voorstellen en vervolgens iets van die emotie zelf kunnen voelen.
De tweede conclusie uit het onderzoek naar Rokia en Moussa is dat hoewel we anderen kunnen helpen als gevolg van het rationeel analyseren van hun situatie, we genereuzer zijn als wij worden aangespoord via een emotionele route. Op basis hiervan zou je kunnen denken dat de les van dit alles is dat we ons vast zouden moeten houden aan een individuele foto of een individueel verhaal als we duidelijk willen maken wat de gevolgen zijn van onze planeet naar de knoppen te 187 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
laten gaan of het menselijk lijden dat het resultaat is van ecologische destructie of sociale onrechtvaardigheid. Dat is inderdaad een les die je hier uit kunt trekken en die in meer detail zal worden bekeken in de sectie over de praktische implicaties die hier snel op volgt. Maar de manier waarop empathie zo gericht is op individuele personen heeft ook sinistere implicaties. Laten we eens kijken waarom.
Een van die implicaties is bijvoorbeeld dat empathie niet onbevooroordeeld is. We voelen meer voor mensen die op ons lijken, waar we emotioneel aan verbonden zijn en voor wie we ons verantwoordelijk voelen.30 Toen een vriendin van mijn dochter onlangs overleed, brak mijn hart voor haar moeder. Ze is ongeveer net zo oud als ik, werkt op een universiteit en woont vlak bij mij. In de onderzoeken die zijn besproken door Slovic concurreerden mensen die op grotere afstand van ons staan niet met mensen zoals wij en dus ontwikkelden de eerstgenoemden succesvol gevoelens en ontlokten zij enige positieve actie. Als we echter vertrouwen op empathie om zorgzaamheid op te roepen, moeten we accepteren dat het de voorkeur zal geven aan onze ‘in-group’ boven anderen.
Ook kan empathie door zijn kracht om actie te genereren richting een individu dat lijdt soms concurreren met actie gericht op het algemene belang. Ik durf zelfs te beweren dat ondanks de algemene opvatting dat het eigenbelang van mensen voorkomt dat zij actie voor duurzaamheid ondernemen, onze zorg voor anderen een belangrijkere kracht kan zijn. Een fascinerende studie van Daniel Batson en zijn collega’s onderzocht dit.31 Studenten van de University of Kansas kregen lootjes om te verdelen. In een situatie konden zij de lootjes ofwel aan zichzelf ofwel aan de groep als geheel geven, geven aan iemand waarvoor zij – door de onderzoekers veroorzaakte – empathie voelden of aan de groep als geheel. Het bleek dat zij ongeveer dezelfde hoeveelheid lootjes gaven aan de persoon waar zij empathie voor voelden als aan zichzelf. Dit suggereert dat egoïsme en empathie beide factoren zijn die afleidden van het nemen van actie voor het grotere geheel. In een andere versie van dit experiment werden de twee zelfde situaties als in het origineel gecreëerd, maar deze keer werd de studenten verteld dat hun verdeling van de lootjes bekend zou worden gemaakt aan de groep als geheel. Dit zorgde er voor dat zij de kaartjes niet aan zichzelf gaven, maar het weerhield hen niet de kaartjes te geven aan de persoon waar zij empathie voor waren gaan voelen.
Deze bevinding onthult een intrigerend aspect van ons morele gedrag. Je gedragen in het belang van iemand anders zorgt er voor dat we ons moreel deugdelijk gaan voelen, zelfs als het de belangen van de groep als geheel schaadt. Zoals de auteurs het samenvatten: “Empathy-induced altruism may seem socially benign, even benevolent, but it too can pose a powerful threat to the 188 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
common good, at times more powerful than self-interest. It can lead me to narrow my focus of concern to those for whom I especially care – the needing friend – and in doing so lose sight of the bleeding crowd.” (p.14)
Op veel manieren is dit denk ik de essentie van ons probleem om substantiële voortgang te boeken op het gebied van duurzaamheid. Het is niet omdat mensen egoïstisch zijn, maar omdat onze geweldige onzelfzuchtigheid zelf gevaarlijk is. Mensen kunnen niet weerstaan om de halve wereld over te vliegen om naar de bruiloft van hun zus te gaan, geneesmiddelen in mensen te stoppen tijdens de laatste week van hun leven en elkaar mooi verpakte producten uit verre landen te geven. Dit zijn acties die laten zien dat we zorgzaam zijn, dat we goede mensen zijn. Om hen onze rug toe te keren is veel moeilijker dan onze rug te keren naar het speelgoed en de ervaringen waar we zelf naar verlangen. Onze bereidheid om empathie te voelen voor het lijden van diegenen om ons heen zorgt er ook voor dat de natuurlijke wereld onbelangrijker wordt. Hoe kun je de nesten van zeevogels boven de werkgelegenheid plaatsen die gecreëerd zou worden door mijnbouw? Het zijn retorische vragen zoals deze die soms worden gesteld door diegenen die voorstander zijn van economische vooruitgang boven het behoud van de natuur en ze werken omdat ze passen bij onze morele code – echte mensen wier emoties wij onszelf kunnen voorstellen en die moreel superieur zijn aan zo’n beetje al het andere.
Zijn er manieren om met de empathie van mensen te werken? Zijn er manieren om de mensbevestigende emotie die empathie is te waarderen zonder ons te vergapen aan de rozengeur en manenschijn van generositeit jegens de mensen in onze directe omgeving en ondertussen de vele andere mensen en soorten die we met onze levensstijlen schade toebrengen negeren? We komen hier in het laatste deel van dit hoofdstuk op terug.
Emoties die anderen veroordelen: woede en verontwaardiging Inhalig, oneerlijk, valsspeler, afzetter, meedogenloos, leugenaar, immoreel, verrader. Dit zijn harde woorden, bestemd voor, zo mogen we aannemen, criminele directeuren van bedrijven, leugenachtige drugsdealers en andere mensen van een vergelijkbaar allooi. Ze werden echter gebruikt door studenten van een universiteit die een spel aan het spelen waren om diegenen te beschrijven waarvan zij vonden dat ze oneerlijk speelden.
189 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Het onderzoek, uitgevoerd door Phillip Bonacich, betrof 128 studenten die waren gerekruteerd door middel van krantenadvertenties.32 De studenten werkten in groepen van vier tot zes personen en zij speelden allemaal spellen waarbij zij al dan niet konden samenwerken met de andere groepsleden. Zo konden zij in een geval bijvoorbeeld geld pakken uit een pot die was toegewezen aan de groep. Als niemand dat deed, ontving iedereen twee dollar. Echter, als ook maar een persoon verzaakte en wel geld pakte, ontving die persoon meer geld dan diegenen die meewerkten. Hoe meer mensen verzaakten, des te minder ontvingen diegenen die meewerkten. Evenzo, als meer mensen verzaakten, ontvingen de verzakers steeds minder totdat ieder van hen uiteindelijk minder dan de twee dollar verdiende die zij zouden hebben ontvangen indien iedereen had meegewerkt. Belangrijk hierbij was dat de beslissing om wel of geen geld te pakken door alle groepsleden tegelijkertijd werd genomen. Het sociale dilemma waarmee de deelnemers aan het onderzoek van Bonacich werden geconfronteerd, was of zij de andere mensen moesten vertrouwen om samen te werken en of zij zelf moesten samenwerken.
De spellen werden allemaal opgenomen en de meeste mensen werkten inderdaad samen. Dit werd waarschijnlijk aangemoedigd door de ‘grappen’ die werden gemaakt in de groepen voorafgaand aan de keuze van deelnemers hoe zij zich zouden gedragen. Diegenen die niet zouden meewerken werd onder meer het volgende in het vooruitzicht gesteld: “He would not leave the place alive, they would push him down the stairs as they left, they would write a letter to the student newspaper exposing his perfidy, or they would take him to the small claims court” (p.207). De woorden aan het begin van deze sectie waren onder de termen die zij gebruikten in de richting van diegenen die, ondanks deze vooruitzichten, de groep daadwerkelijk hadden verraden.
Andere onderzoeken naar sociale dilemmaspellen hebben vergelijkbare sterke reacties laten zien. Een jaar na Bonacich voerden Robyn Dawes en haar collega’s een onderzoek uit met 40 groepen van acht deelnemers.33 Wederom konden mensen samenwerken of verzaken, waarbij verzakers het beter deden (meer ontvingen) dan diegenen die samenwerkten, tenzij iedereen verzaakte, waarna de gehele groep niets kreeg. Net zoals bij het onderzoek van Bonacich namen de onderzoekers op wat er gebeurde tijdens het groepsproces. Hier is de beschrijving van wat er gebeurde:
“Comments such as, ‘If you defect on the rest of us, you’re going to have to live with it the rest of your life,’ were not at all uncommon. Nor was it unusual for people to wish to leave the experimental building by the back door, to claim that they did not wish to see the ‘sons of bitches’ who double crossed them, to become extremely angry at other subjects, or to 190 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
become tearful. For example, one subject just assumed that everyone else would cooperate … and she ended up losing $8.00… She was extremely upset, wishing to see neither the other members of the decision group, nor her friends. We are concerned that her experience may have had a very negative effect on her expectations about other people (although, alas, making her more realistic)... Three defectors were the target of a great deal of hostility (‘You have no idea how much you alienate me!’ one cooperator shouted before storming out of the room); they remained after the experiment until all the cooperators were presumably long gone.” (p.7)
Het is duidelijk dat de mate waarin de deelnemers aan deze onderzoeken boosheid en verontwaardiging voelden niet verklaard kon worden door de hoeveelheid geld waar het om ging (minder dan 10 dollar in elk van de gevallen). In plaats daarvan tonen deze emoties de intensiteit waarmee mensen morele codes hebben omtrent eerlijkheid en samenwerking. Hoewel deze spellen geïsoleerde ervaringen waren voor deelnemers die daarna niet met elkaar te maken hadden, is het eenvoudig te zien hoe ze coöperatief gedrag zouden kunnen aanmoedigen in echte groepen. Wie zou zich op regelmatige basis geconfronteerd willen zien met dergelijke hoon?
Tot dusverre heeft deze sectie zich gericht op het negatieve – hoe mensen reageren op overtredingen van eerlijkheid. Onderzoeken waarbij gebruik is gemaakt van ‘brain imaging’ hebben echter laten zien dat we ons goed voelen als we ons eerlijk gedragen en eerlijk behandeld worden.34 Dus je eerlijk gedragen voorkomt niet alleen de woede die gepaard gaat met onrechtvaardigheid, het beloont ook alle betrokkenen.
Bewondering Bewondering inspireert morele actie, door ons te laten zien wat we kunnen zijn. Na het lezen van menig boek of het zien van menige film wilde ik net zoals de held zijn. Dat zijn de boeken en films die ik het leukst vind – die me laten zien hoe ik moet vechten voor wat goed is en dat ik kan winnen. Toen ik de autobiografie van Gandhi las toen ik begin 20 was, werd ik bijzonder geraakt door de mogelijkheid van een morele reis en de persoonlijke verlossing die het belooft. Ik werd vervolgens vegetariër (dat bleef niet zo, maar dat is een ander verhaal). Een decennium later zag ik de film over Gandhi met daarin Ben Kingsley en afgelopen jaar keek ik de film opnieuw. Iedere keer eindigde dat met dat ik vastbesloten was een beter persoon te zijn en met een overtuiging dat de meest 191 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
effectieve actie niet altijd strategisch is, maar dat dat ook gewoon kan gaan over doen wat goed is. Op een meer alledaags niveau bewonder ik veel leden van onze Transition Town-groep – de tuinders die in staat zijn om voedsel te verbouwen, diegenen die trouw zijn aan organisch leven en geen auto bezitten, diegenen die consequent lobbyen bij de gemeenteraad.
Michael Shulman van Columbia University heeft over de kracht van bewondering geschreven. Veel kinderen worden aangetrokken tot het goede. Dit snijdt hout, aangezien het aangenamer en veiliger is om in de buurt van goede mensen te zijn en het is moeilijk om je voor te stellen hoe een kind de voorkeur zou geven aan iemand die afstandelijk, gemeen of onvoorspelbaar is.35 Dit betekent ook dat, gegeven dat het kind de mogelijkheid heeft om in de buurt van goede mensen te zijn, hun gewoonten zullen overslaan op de kinderen die hen observeren, in lijn met de kracht van modelleren zoals we dat bespraken in Hoofdstuk 3.
Bewondering is een krachtige en positieve emotie die bovendeugdelijk gedrag kan stimuleren. Het is een emotie waar we op terug zullen komen als we gaan kijken naar het in de praktijk brengen van moraliteit voor duurzaamheid.
Moraliteit is niet absoluut – balanceren en individuele verschillen We hebben gezien hoe moraliteit een kracht voor het goede kan zijn, maar ook hoe het ons kan afleiden van de grotere problemen en ons gevangen kan houden in onze directe sociale netwerken. Een andere beperking van menselijke moraliteit is dat morele zaken niet absoluut zijn. We zijn niet koste wat kost goed aangezien onze morele intuïties en emoties worden gebalanceerd met andere zaken.
Je bent je waarschijnlijk, als iemand die een rol wil spelen in het creëren van een betere wereld, net als ik acuut bewust van de morele compromissen die je sluit. Terwijl ik dit schrijf, stap ik binnenkort op het vliegtuig om te gaan rondtrekken. Dan heb je het over het reizen, de ingepakte maaltijden die we meenemen en de geïmporteerde, in massa geproduceerde uitrusting die ik heb gekocht. Maar op de een of andere manier zijn deze morele zaken niet groter dan mijn verlangen om de natuur van Nieuw-Zeeland te ervaren, mijn dochter onze natuurlijke omgeving te laten zien en een week afstand van mijn dagelijkse leven te nemen. Ik kan proberen dit te verpakken als een morele daad – waarschijnlijk in termen van het opvoeden van mijn dochter – maar zo voel ik het niet. 192 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Ik voel dat het een moreel compromis is. Ik weet ook dat iedereen die over deze zaken denkt bewust compromissen sluit.
Morele compromissen gaan soms over twee concurrerende moraliteiten. Een abstract moreel principe, zoals het niet langer steunen van bedrijven waarvan je het idee hebt dat zij het milieu vervuilen, wordt waarschijnlijk gecompromitteerd als je ook een morele verplichting voelt om iets voor een familielid te kopen die in het ziekenhuis ligt en wanneer de winkel met dubieuze spullen de enige is die op dat moment open is. We balanceren echter ook het morele met het nietmorele. Gerelateerd hieraan liet een analyse van diverse onderzoeken naar groen gedrag van Sebastian Bamberg en Guido Möser zien dat er drie factoren bijna gelijkelijk lijken bij te dragen aan de intentie van mensen om groen gedrag tentoon te spreiden.36 Een daarvan is een beoordeling van de kosten en opbrengsten die de milieuvriendelijke optie hen persoonlijk biedt (waar zijn naar verwezen als ‘attitude’). Een tweede is ‘perceived behavioral control’ (of hoe moeilijk het is om de milieuvriendelijke optie uit te voeren) en de derde is ‘moral norm’ (indien zij beschouwden dat er een morele verplichting was om voor de milieuvriendelijke optie te kiezen). Als alles draaide om de morele normen van mensen, zouden de andere twee factoren geen effect hebben gehad op het gedrag – maar dat hadden zij wel. Dus nemen we de auto naar ons werk omdat we een lange rit met de bus niet zien zitten (een attitudegrens) of kopen we een t-shirt van een winkelketen die zijn spullen haalt uit sweatshops omdat ons lokale winkelcentrum geen alternatieven biedt (een probleem van ‘perceived behavioral control’).
Om uiteenlopende redenen lijkt het er ook op dat sommige mensen moreler zijn (op de menselijke manier die we hebben onderzocht en niet noodzakelijkerwijze in een objectieve betekenis) dan anderen. Aan het ene, extreem positieve eind zijn er mensen die identiteiten hebben rondom het zijn van een moreel persoon.37 Deze mensen zijn geneigd om een sterker moreel standpunt in te nemen dan de meesten van ons. Zij lijken in staat om zowel sterke empathie te voelen voor mensen die niet zijn zoals zij en om morele principes te stellen boven alle neigingen die het leven volgens deze principes in de weg staan. Gandhi is hier een voor de hand liggend voorbeeld van. Een ander dramatisch voorbeeld werd gevonden in een onderzoek van Samuel en Pearl Oliner naar de redders van Joden in Europa toen het bezet was door de nazi’s.38 Deze mensen stelden hun eigen leven en dat van hun gezinnen in de waagschaal teneinde Joden te laten onderduiken. In interviews met deze mensen vonden de onderzoekers dat dit zo gebeurde omdat zij met de Joden ‘te doen hadden’ – wat zij niet deden was de situatie analyseren en het als fout beschouwen, in zoverre het ‘voor hun gevoel’ duidelijk voor hen was wat zij vonden dat zij moesten doen. (Wij zouden dat
193 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
morele intuïtie noemen.) Het helpen van Joden was onderdeel van een oriëntatie op het leven waar de helpende hand bieden aan allerlei mensen in nood onderdeel van was. Mijn onderzoek naar de motieven van activisten en vrijwilligerswerk constateerde ook dat diegenen die dieper gecommitteerd waren een sterk gevoel hadden dat het niet goed ging in de wereld en dat zij iets moesten doen om het te verbeteren.39 Zij hadden in algemene zin oog voor mensen op een niveau dat de meeste van ons dat niet hebben en zij waren bereid om hun eigen belangen terzijde te schuiven om zich in overeenstemming daarmee te gedragen.
Een intrigerend aspect is dat een commitment aan het verbeteren van de wereld ook een gevoel van persoonlijke volkomenheid lijkt te creëren – een soort psychische heling. In hun studie van morele voorbeelden, bijvoorbeeld, citeerden Anne Colby en William Damon zo’n persoon als volgt: “Who I am is what I am able to do and how I feel all the time… It is hard for me to separate who I am from what I want to do and what I am doing” (p.304).40 Vergelijkbaar hiermee werd in een onderzoek naar moreel voorbeeldige jeugd in een arm stedelijk gebied in de Verenigde Staten door de onderzoekers geconstateerd dat de rolmodellen veelal een grotere overlap hadden tussen wie zij wilden zijn en hoe zij zichzelf zagen dan andere jonge mensen uit dezelfde gemeenschap.41 Dus in ons leven vol van paradoxen kan het je inzetten voor anderen als resultaat hebben dat je jezelf een dienst bewijst. Dit is bemoedigend nieuws voor diegenen onder ons die het juiste proberen te doen.
Moraliteit in gemeenschappen Zoals als wij door dit hoofdstuk heen hebben gezien, heeft menselijke moraliteit alles te maken met relaties. De onderwerpen die ons moreel gezien aanspreken, gaan vooral over hoe wij anderen behandelen – en hoe dichter deze anderen bij ons staan, des te meer zijn we geneigd hen behoorlijk te behandelen. Tot dusverre, echter, hebben we vooral gesproken over hoe individuen morele beslissingen nemen en hebben we slechts spaarzaam gekeken naar hoe mensen elkaars moraliteit reguleren, bijvoorbeeld met boosheid ingeval zij zich oneerlijk gedragen.
In de echte wereld nemen individuen morele beslissingen waar anderen op reageren, waarmee een volgende beslissing wordt gevormd. Mensen nemen ook verschillende niches aan als morele actoren. De ‘bovendeugdelijken’ die in de vorige sectie zijn besproken, geven het algemene belang een hogere prioriteit dan de meesten van ons kunnen opbrengen. Deze mensen kunnen rekenen op een interne beloning – het gevoel van een coherente identiteit. Maar zij kunnen ook 194 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
sociale beloningen krijgen. In een onderzoek met een sociaal dilemmaspel van Charlie Hardy en Mark van Vugt van de University of Kent in Canterbury werd aan mensen die meer aan de groep als geheel gaven een hogere status toegekend dan aan andere groepsleden en zij waren ook de leiders van voorkeur.42 Dit staat bekend als ‘competitive altruism’ – competitief in de evolutionaire zin, omdat je via altruïstisch zijn een sociale positie voor jezelf zekerstelt die uiteindelijk helpt om succesvol nageslacht te produceren en groot te brengen. Voor onze doeleinden suggereert het dat goed zijn voor anderen je helpt het sociale respect te winnen dat cruciaal is om er voor te zorgen dat anderen naar jou toe trekken.
Het onderzoek naar spellen heeft ook andere individuele niches aan het licht gebracht. Een van de belangrijke onderzoekers op dit terrein is Elinor Ostrom, een econome die geïnteresseerd raakte in hoe samenwerken en de rechtvaardige verdeling van goederen in verschillende sociale groepen plaatsvindt.
43
Volgens haar onderzoek zijn er twee typen spelers. ‘Rational egoists’ zijn
mensen die naar eigenbelang zoeken. Deze mensen proberen hun eigen opbrengst te maximaliseren. ‘Conditional co-operators’ zijn mensen die bereid zijn om samen te werken, zolang de meeste mensen dat ook doen.
Zelfzuchtig en coöperatief gedrag zijn beide afhankelijk van de omstandigheden, dus het percentage mensen dat zich egoïstisch gedraagt of bereid is tot samenwerking varieerde in verschillende scenario’s. Als volledige informatie beschikbaar is over wat iedereen doet en mensen weten dat zij met elkaar in de toekomst te maken zullen krijgen, voert samenwerking de boventoon. Onder deze omstandigheden werkt egoïstisch zijn niet goed. Je bouwt een reputatie op als iemand die egoïstisch is en andere mensen zullen weigeren om zaken met je te doen. Uiteindelijk is dat niet rationeel, dus zelfs diegenen die geneigd zijn tot egoïsme als standaardoptie realiseren zich dat samenwerken de betere strategie is.
Wanneer er geen informatie beschikbaar is over het niveau van samenwerken tussen mensen, dan is egoïsme mogelijk en zal het uiteindelijk domineren. Stel je een belastingsysteem voor waarin mensen zouden worden verwacht om hun belastingen anoniem te betalen en niemand zou weten of zij dat ook echt deden. Dat is vanzelfsprekend onvoorstelbaar. Om belastingen te kunnen innen hebben we een manier nodig om te weten wie hun deel hebben betaald en wie niet.
In de loop van de tijd gaat informatie over coöperatief of egoïstisch gedrag uit het verleden aan mensen kleven. Het hebben van een goede reputatie – in dit geval bekend staan als iemand die 195 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
samenwerkt – is een essentiële sociale hulpbron. We voelen dat onze reputaties ons een hoop waard zijn en waarschijnlijk hebben we daar in een letterlijke betekenis behoorlijk gelijk in. We hebben reeds gezien hoe altruïstisch gedrag, net zoals samenwerking, de sociale status van mensen verhoogt. In een onderzoek speelden 79 Zwitserse studenten een sociaal dilemmaspel waarin ieder van hen kon kiezen om geld aan anderen te doneren.44 Ieder van hen doneerde een-voor-een aan een serie individuen. Hun donaties werden genoteerd op een vel dat voor alle spelers zichtbaar was. De onderzoekers concludeerden dat de deelnemers meer gaven aan mensen van wie het rekenvel liet zien dat zij genereuzer waren geweest voor anderen in eerdere interacties. Dit suggereert dat simpelweg de reputatie genereus te zijn de generositeit van anderen uitlokt.
‘Willing punishers’ zijn mensen die diegenen die verzaken om samen te werken zullen straffen als de mogelijkheid daartoe zich aandient. Waarschijnlijk zijn diegenen die het meest coöperatief zijn ook diegenen waarbij de kans het grootst is dat zij zullen straffen, hetgeen laat zien dat coöperatief gedrag niet hetzelfde is als aardig zijn.45 Volgens Ostrom investeren mensen in alle functionerende samenlevingen middelen in het monitoren van gedrag en het sanctioneren van diegenen die niet samenwerken. Zonder straf is er geen incentive voor egoïsten om zich aan te passen en dus zullen zij misbruik maken van het systeem. Indien ‘conditional co-operators’ met hen interacteren, zullen zij uiteindelijk ook een egoïstische strategie adopteren en zou het systeem in duigen vallen.
Talloze onderzoeken naar sociale dilemmaspellen hebben laten zien dat mensen bereid zijn om te straffen, zelfs als dat het verminderen van de totale waarde van hetgeen zij ontvangen betekent.46 De woede die we eerder in dit hoofdstuk bij samenwerkers zagen als zij met egoïsten te maken hadden, kan weleens de evolutionaire functie van motiverend straffen dienen, die ervoor zorgt dat de egoïsten niet de overhand krijgen en sociale systemen vernietigen.
Een duurzame samenleving moet coöperatief zijn, omdat we moeten leren om middelen te delen op een manier die als eerlijk wordt beschouwd en die de middelen zelf niet vernietigt. We moeten bijvoorbeeld leren om te vissen op een manier die het mensen toestaat om een redelijke toegang tot de natuurlijke hulpbron te hebben die is gebaseerd op welke regels daar ook voor zijn. We zouden niet moeten toestaan dat zoveel mensen zoveel toegang krijgen dat visstanden onomkeerbaar uitgeput raken. Het onderzoek naar samenwerking, de intensiteit van de woede van mensen jegens overtreders en de voorwaardelijke aard van het vertrouwen van mensen laat zien dat eerlijkheid en behoud van hulpbronnen hand-in-hand gaan. Het is niet slechts een abstracte morele 196 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
imperatief dat mensen publieke middelen eerlijk verdelen – het is essentieel om efficiënte systemen te behouden.
Gebaseerd op observaties van vele succesvolle organisaties en groepen is Ostrom groot voorstander van groepen die hun eigen gemeenschappelijke hulpbronnen managen. Essentieel hierbij is echter dat zij er voor moeten zorgdragen dat het gedrag van mensen uit het verleden – hun reputaties – wijdverbreid bekend zijn, dat gedrag wordt gemonitord en overtreders worden gestraft en dat er regelmatig communicatie is tussen de deelnemers.
Wat ik zo mooi vind aan dit onderzoek, is dat het laat zien hoe je een moreel systeem handhaaft waarin mensen verschillende niveaus van morele intentie hebben. Niet iedereen hoeft gemotiveerd te worden door zorg voor rechtvaardigheid en het beschermen van onschuldigen of zelf te geloven dat een bepaalde groep gemanaged moet worden. Door de juiste structuur op te zetten kan het systeem individuele verschillen in samenwerking overkomen. Dit zijn structuren waar mensen die in organisaties en gemeenschappen werken naar kunnen streven. We zullen in het volgende deel van dit hoofdstuk in meer detail in gaan op wat dit betekent voor duurzame systemen en hoe wij als voorvechters van duurzaamheid opereren.
Belangrijke inzichten in moraliteit en samenwerking Voordat we verder gaan met het kijken naar hoe de psychologie van moraliteit en samenwerking ingezet kan worden voor duurzaamheid, vat ik de belangrijkste inzichten uit dit hoofdstuk samen:
1. Alle culturen en de meeste mensen in deze culturen kennen gedragingen die zij als verplicht beschouwen en vermijden die praktijken die verboden zijn. Dit zijn de minimumstandaarden om ‘moreel’ te zijn. Onder veel van deze praktijken liggen twee centrale principes: het beschermen van onschuldige anderen en rechtvaardigheid.
2. Een van de sterke morele posities in onze samenleving is de vrijheid van individuen. Dit stamt waarschijnlijk af van onze behoefte om een systeem te creëren dat acceptabel is voor de vele verschillende culturen waaruit wij zijn opgebouwd. Dit komt neer op een grote hoeveelheid alledaagse activiteiten die wij beschouwen als de keuze van individuen (i.e., toelaatbaar of in het 197 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
persoonlijke domein). Dit omvat vele activiteiten die duurzaamheid bedreigen, zoals het ongebreidelde privégebruik van auto’s.
3. Morele posities worden geladen met krachtige emoties zoals schaamte, verontwaardiging, woede, dankbaarheid, bewondering en empathie. Deze emoties helpen ons om in overeenstemming met onze morele intuïties te handelen.
4. Mensen neigen er naar om hun morele intuïties fel te verdedigen.
5. Mensen balanceren morele overwegingen met andere overwegingen, zoals de kosten en opbrengsten voor zichzelf.
6. Intentie is belangrijk en is gerelateerd aan wat mensen geloven dat waar is. Mensen moeten weten wat zij doen en hebben ofwel de bedoeling dit te doen ofwel verwaarlozen willens en wetens de consequenties van een morele overtreding. Tegenwoordig geloven veel mensen niet dat de praktijken die wij, als voorvechters van duurzaamheid, als schadelijk of onrechtvaardig beschouwen ook daadwerkelijk schadelijk of onrechtvaardig zijn. Als je bijvoorbeeld niet gelooft in klimaatverandering die door mensen veroorzaakt is, dan is er duidelijk geen moraliteit in het spel. Echter, overtuigingen van mensen zijn ongrijpbaar. Het is moeilijk te zeggen of de overtuigingen van mensen ‘echt’ zijn of dat zij worden gemotiveerd door het verlangen om bepaalde gedragingen te legitimeren. Dit raakt aan het materiaal over identiteit dat we in het vorige hoofdstuk bespraken.
7. Gegeven dat morele oordelen, zodra zij gevormd zijn, dieper verankerd zijn dan de argumentatie die hen legitimeert, zal het er – in ieder geval in eerste instantie – op lijken dat discussiëren met mensen die tegen ons wereldbeeld zijn nergens toe zal leiden, hoewel onze argumentatie effect op hen kan hebben als zij er op terugkijken. Dit is hetzelfde proces dat we zagen toen we het hadden over de invloed van minderheidsgroepen.
8. De morele intuïties van de meeste mensen blijven in gebreke in verhouding tot het maximaliseren van menselijk welzijn op de lange termijn (en zeker in termen van het maximaliseren van het welzijn van ecosystemen). Dit is zo omdat wij intense sociale wezens zijn wier morele radar in kleine sociale groepen wordt ontwikkeld met als doel ons te helpen overweg te kunnen met anderen in de groep.
198 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Onze morele radar is niet ontworpen om problemen zoals wereldwijde armoede en het vernietigen van de natuur op te lossen.
9. Bovendeugdelijke mensen die moreler zijn dan de meeste mensen kunnen anderen inspireren om moreel te zijn – en we hebben de neiging naar zulke mensen toe te trekken.
10. Wij zijn extreem gevoelig voor inbreuken op de eerlijkheid. Dit betekent dat wij ons het meest op ons gemak voelen als wij in systemen opereren die als eerlijk worden beschouwd. Dit omvat systemen die de verdeling van natuurlijke hulpbronnen managen.
11. Zonder het straffen van overtreders wordt een systeem mogelijk niet als eerlijk beschouwd en zonder eerlijkheid zou een systeem niet goed werken.
12. Reputatie is essentieel. Voor veel individuen is het hebben van een reputatie als een moreel persoon zo belangrijk dat zij gezien willen worden als moreel, zelfs door mensen die zij nooit meer zullen zien. Deze mensen hebben morele principes geïnternaliseerd en zijn de ‘conditional cooperators’ in sociale dilemmaspellen. Er zijn in deze groep ook mensen te vinden die morele identiteiten hebben en bovendeugdelijk zijn. Andere mensen maken zich niet zo druk over hun reputaties, tenzij de omstandigheden nopen tot een morele reputatie om een gewenste uitkomst te realiseren. Dit zijn de ‘rational egoists’ in sociale dilemmaspellen die alleen zullen samenwerken als zij weten dat hun gedrag door anderen gezien wordt en dat anderen hen zullen straffen indien zij verzaken.
13. Leren speelt een grote rol in de ontwikkeling van moraliteit, aangezien we de morele code van onze cultuur absorberen. Kinderen kunnen ontvankelijker zijn voor nieuwe morele normen dan volwassenen. Dit zou kunnen zijn vanwege gevoelige perioden in de adoptie van morele normen.
14. Alles waar we tot nu toe over hebben gesproken – en dit ligt in lijn met de omvangrijke literatuur over moraliteit – gaat er van uit dat moraliteit in beginsel over menselijke relaties en relaties met het goddelijke gaat (waarbij dit laatste impact heeft op menselijk welzijn). Kan onze relatie met de natuur in deze sfeer getrokken worden? Dit is een uitdaging die we moeten overwegen.
199 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Deel 2 – Moraliteit en samenwerking inzetten voor duurzaamheid In dit deel hoop ik de eerder beschreven inzichten over menselijke moraliteit in praktische suggesties voor actie om te zetten. Zo nu en dan zal ik terugverwijzen naar de voorgaande hoofdstukken aangezien in veel gevallen de lessen uit dit hoofdstuk zullen voortbouwen op die uit eerdere hoofdstukken.
Pro-duurzame acties in het morele domein trekken Mijn eerste suggestie is dat we er naar moeten streven om de acties waarvan we het gevoel hebben dat ze onze kansen op een leefbare toekomst beïnvloeden in het morele domein trekken. Ik heb beargumenteerd dat westerse, geïndustrialiseerde culturen persoonlijke keuze benadrukken en relatief weinig praktijken tot het morele domein rekenen. Een voorbeeld: waar ik woon, in Auckland, zijn de volgende gedragingen het recht van ieder individu: het rijden van welk motorvoertuig dan ook zo vaak en zo ver als je wil, vliegen naar elke bestemming waar je naar toe wil en zo vaak je dat wil, het min of meer onbeperkt gebruiken van elektriciteit, het bezitten en weggooien van elektronische goederen en het gebruik van weggooibestek en kartonnen dozen voor afhaaleten en -drinken.
Echter, in mijn optiek – en waarschijnlijk ook de jouwe – is onze sociale consensus om deze zaken in het persoonlijke domein te zetten misplaatst. In plaats daarvan voelen ze aan als morele issues, omdat ik denk dat ze allemaal risico’s vormen voor onschuldige, toekomstige generaties en omdat veel er van huidig onrecht ook kunnen verergeren. Omdat ik dit allemaal als morele issues beschouw, doe ik niets hiervan lichtzinnig en heeft elk een emotionele consequentie. Hoewel het gemakkelijk is, zorgt autorijden er voor dat ik mij slecht voel. Mijn mobiele telefoon laten repareren in plaats van hem weg te gooien zorgt er voor dat ik me goed voel. Omdat ik geloof dat ik onderdeel ben van een ecosysteem dat over eindige hulpbronnen beschikt, heeft zo’n beetje alles wat ik doe en wat betrekking heeft op ‘spullen’ morele implicaties.
Maar het grootste deel van de tijd word ik omringd door mensen die niet dezelfde waarden hebben. Dit betekent bijvoorbeeld dat ik mij zelden zorgen maak over mijn morele reputatie als ik in een vliegtuig stap. Dus monitor ik mijzelf, maar dat voelt wat halfslachtig omdat niemand anders mij beoordeelt (of zo voelt dat in ieder geval en daar gaat het hier om). Mijn rationele brein weet dat vliegen moreel dubieus is, maar het emotionele draadje is dun – het wordt niet dikker door de sociale normen waar we allemaal gevoelig voor zijn. Dit dunne draadje staat toe dat mijn niet-morele
200 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zorgen – gemak, het verder willen brengen van mijn carrière, persoonlijk comfort, een verlangen naar avontuur enzovoorts – vat op mij krijgen.
Indien wij echter onze kernbezigheden zouden kunnen verplaatsen van het persoonlijke naar het morele domein, dan zouden we allemaal emotioneel investeren in deze gedragingen en zouden wij allemaal willen dat men ziet dat we het juiste doen. We weten dat het mogelijk is voor hele samenlevingen om een veel meer ‘moreel’ wereldbeeld te hebben dan wij (ik gaf eerder in dit hoofdstuk het voorbeeld afkomstig uit Orissa). Zouden we collectief een morele benadering kunnen ontwikkelen voor hoe om te gaan met hulpbronnen?
Ik weet dat dit alles weinig modieus is om over te praten. Moderne, verlichte samenlevingen worden verwacht om ruimte te bieden aan een veelheid van waarden en leven volgens deze waarden wordt gezien als iets van de privésfeer. Maar dat komt op mij over als een morele vrijbrief met betrekking tot gedragingen die onze toekomstige levensvatbaarheid schaden – en dat is simpelweg dom. Ik weet dat niet iedereen het eens is met de praktijken die schade toebrengen (meer hierover binnenkort), maar ik kan er niets aan doen dat ik het gevoel krijg dat we over een aantal decennia op onszelf zullen terugkijken, terwijl we lachend de laatste fossiele brandstoffen verbranden als we de temperatuur voelen stijgen en ons afvragen waarom zo weinig mensen bereid waren om te zeggen waar het op stond: deze praktijken zijn verkeerd. Simpelweg omdat het moeilijk is om het juiste te doen, verandert er niets aan dat deze zaken onrechtvaardigheid vergroten en een groot risico voor onschuldige anderen vormen.
Ik weet ook dat ondanks het ongeduld dat velen van ons voelen, het lang duurt voordat samenlevingen een nieuw begrip ontwikkelen voor hoe de wereld werkt en dit begrip onderdeel maakt van morele codes. Je hebt deze vertraging waarschijnlijk bij jezelf gemerkt. Eerst merk je dat iets waar je nogal aan verknocht bent ‘slecht’ is (zoals de plastic flessen die uit plantenmateriaal worden gemaakt en die, zo blijkt, vercomposteerd noch gerecycled kunnen worden). Vervolgens ga je door een periode van ontkenning. Je probeert jezelf er bijvoorbeeld van te overtuigen dat de nieuwe informatie misleidend is (de flessen zullen uiteindelijk afgebroken worden) of dat je een voldoende virtueuze morele balans hebt om jezelf deze zonde toe te staan (als ik naar mijn werk fiets, wat is een waterfles dan helemaal?). Maar steeds vaker spreken de flessen je minder en minder aan, totdat je je op een dag realiseert dat je er een maand lang al geen meer hebt gekocht. Nu ben je bereid om waterflesjes die gemaakt zijn van afbreekbaar plastic op de lijst van ‘dingen die ik vermijd omdat ze schadelijk zijn voor onze wereld en mensen’ te zetten. Stel je eens een hele samenleving 201 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
voor die dat proces ondergaat en je begrijpt waarom vooruitgang vaak plaatsvindt in een tempo waarin ijstijden ontstaan.
Voor ons voorvechters van duurzaamheid adviseer ik echter nog steeds dat wij dit doel in gedachten houden, aangezien het morele klimaat aan het veranderen is en dit met onze hulp versneld kan worden. Ondanks mijn stelling dat we vreselijk terughoudend zijn in het benoemen van schadelijke praktijken als ‘slecht’, is dit niet het geval als het gaat om een aantal van de meer schaamteloze milieuzonden van het grote bedrijfsleven. We zijn bereid om diegenen die vervuild water in rivieren lozen en oerwouden kappen te veroordelen. Zelfs op het persoonlijke niveau start er een maatschappelijke conversatie over welke gedragingen acceptabel zijn – en niet alles dat ooit veilig tot het persoonlijke domein behoorde, is daar nu nog net zo sterk verankerd.47 In Auckland bijvoorbeeld lijken de volgende praktijken langzaam maar zeker morele issues te worden: recyclebaar materiaal in de daartoe bestemde bakken doen, op de juiste manier elektronisch afval weggooien, spaarzaam gebruik van water in tijden van tekorten en het vermijden van (teveel) plastic tassen bij het boodschappen doen. Het is bijvoorbeeld nog maar moeilijk voor te stellen dat veel mensen opzichtig en zonder de minste schaamte weigeren om te recyclen. We voelen dat deze praktijken ons allemaal beïnvloeden, dus misschien zal de tijd komen dat de echt grote issues (bijvoorbeeld transport en energie) ook een zaak van iedereen worden en niet slechts de zaak van de particuliere gebruiker blijven.
Als je het er mee eens bent dat het verplaatsen van schadelijke praktijken naar het morele domein een manier is om een meer duurzame wereld te creëren, hoe houd je daar dan rekening mee in jouw eigen activisme? Een plek om te beginnen is door in meer of mindere mate op de hoogte te blijven van het meest recente wetenschappelijke denken over de grote issues zoals klimaatverandering. Zoals we hebben gezien zullen mensen een issue niet als moreel zien als de informatie waarmee ze werken suggereert dat het geen effect heeft op het welzijn van anderen. Terwijl de wereld de noodzaak om te focussen op duurzaamheid ontkent en tegelijkertijd voorzichtig erkent dat die focus nodig zou kunnen zijn, zullen mensen zich aan misinformatie vastklampen als aan een reddingsboei. Een tijdje terug vertelde iemand die ik zeer respecteer mij dat wetenschappers hadden toegegeven dat zij het bij het verkeerde eind hadden wat klimaatverandering betreft – die ontwikkeling voltrok zich uiteindelijk helemaal niet. Ik was hiervolledig van mijn stuk door gebracht aangezien ik geen idee had waar hij naar verwees. Het bleek dat het te maken had met de breed uitgemeten gepubliceerde fouten uit het klimaatrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change, beter bekend als het IPCC, uit 2007. Omdat hij weet dat ik een en ander weet over de
202 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
wetenschap op deze issues was hij bereid om te luisteren toen ik in eerste instantie mijn twijfel over dat dit mogelijk was duidelijk maakte en later wees ik hem op materiaal dat deze fouten in perspectief plaatst. Er zijn veel mensen die momenteel verkeerd geïnformeerd zijn, maar die zich er op laten voorstaan dat zij open-minded zijn. Voor hen zal accurate informatie bijzonder belangrijk zijn om de moraliteit van hun doen en laten te overdenken. (Dat gezegd hebbende, maak mensen vooral niet al te bang! Het gaat mij er hier om iedereen gelijk geïnformeerd te krijgen als het gaat om de basale feiten die achter onze noodzaak om actie te ondernemen liggen.)
Een andere mogelijkheid is om je eigen duurzaamheidspraktijken te beschrijven in termen van hoe zij onschuldige anderen beschermen of sociale rechtvaardigheid stimuleren. “Mooie schoenen”, “Ja, die zijn afkomstig van Trade Aid (een non-profit retailorganisatie voor eerlijke handel). Ik stel er veel prijs op dat ik weet dat er geen slavenarbeid aan te pas is gekomen om ze te maken waarbij iemand slechts 0,10 dollarcent verdiende met het maken ervan.” (Mocht je denken dat dat gesprek geforceerd klinkt: ik was degene die het startte. De schoenen waren van iemand anders.) Soms zul je een snaar raken, soms zullen mensen woedend zijn, zich veroordeeld voelen of je afschrijven. Dit hebben we al besproken, aangezien ik dezelfde benadering heb gesuggereerd in het hoofdstuk over modelleren. In dat hoofdstuk zagen we hoe mensen de doelen van anderen kopiëren, wat mij tot het advies bracht dat je je doelen expliciet moet maken, zodat andere mensen (hopelijk) verleid worden om zich die doelen eigen te maken. Dit is hetzelfde principe, maar dan met een extra morele component – en als je probeert te preken over wat je in praktijk brengt, is een aantal negatieve reacties onvermijdelijk. Zoals we hebben gezien in het hoofdstuk over identiteit, roep je deze reacties waarschijnlijk op als je te maken hebt met mensen die een ander wereldbeeld hebben dan jij. Zelfs in dat geval kun je hen echter aan het denken zetten. We hebben nu twee voorbeelden van vertragende effecten gezien. In het deel over de invloed van minderheidsgroepen liet ik zien hoe mensen in eerste instantie een argument van een minderheidsgroep kunnen afwijzen, maar het later makkelijker kunnen accepteren. En in dit hoofdstuk hebben we besproken hoe morele discussies zelden op het moment zelf maar juist na verloop van tijd worden gewonnen, wanneer mensen overtuigd geraakt kunnen zijn, deels vanwege de overtuigingskracht van de tegenpartij.
Wanneer we te maken hebben met kinderen is het bijzonder belangrijk om hen uit te leggen waarom een praktijk te maken heeft met het toebrengen van schade, pijn en rechtvaardigheid. Ik beschreef de redeneringen van mijn dochter over het laten rondslingeren van afval en hoe zij dat zag in termen van schade die zeezoogdieren wordt berokkend. Zij heeft in ieder geval nooit dolfijnen gezien die stikten in plastic verpakkingsmaterialen toen ze bij ons strand aan het zwemmen was – dit
203 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zijn verbanden die voor haar gelegd zijn door haar docenten en haar school (dank!). Door het laten rondslingeren van afval in het morele domein van Carla en haar vriendinnen te brengen, is het vele malen sterker onderdeel geworden van hun mindset en heeft het er voor gezorgd dat het wordt versterkt door de collectieve morele cultuur van de kinderen.
Hou in gedachten dat empathie een krachtige interessewekker is van mensen voor een bepaald issue. Als het lijden van een enkel individu reëel gemaakt wordt, hoef je je publiek niet te overtuigen dat de situatie die tot dit lijden heeft geleid schadelijk is – dat zien zij zelf wel. Verhalen, films en foto’s zijn instrumenten om empathie te veroorzaken. Als ze een individu uit jouw eigen gemeenschap portretteren, dan zullen mensen waarschijnlijk nog sterker betrokken raken, aangezien we meer gevoel hebben bij ‘mensen zoals wij’ en zij die zich in onze ‘cirkel van zorg’ bevinden.
Maar empathie kan niet al het werk doen, omdat de truc er van is dat het ons een gevoel laat ontwikkelen voor een paar mensen – niet om een algemeen moreel principe aan ons te ontlokken dat vervolgens een richtsnoer wordt voor het leven van alledag. Daar zullen we in de meeste gevallen de langzame route voor moeten bewandelen, waarbij we discussiëren, laten zien, overtuigen om uiteindelijk het collectieve wereldbeeld te doen veranderen. Getuige zijn van lijden is ook een vorm van zelf lijden en ik adviseer dus om empathie in kleine doses uit te lokken, niet in de grote hoeveelheden die je in sommige documentaires toegediend krijgt. Zoals ik eerder heb gezegd, voel ik mij er in ieder geval erg ongemakkelijk bij om mensen zich ellendig te laten voelen, onafhankelijk van het doel dat ik probeer te bereiken.
Dit brengt mij bij het laatste punt van deze sectie. Door dit hele boek heen heb ik er goed op proberen te letten dat wat ik ook suggereer niet alleen over het redden van de planeet gaat, maar dat het ook over het verbeteren van het leven in het hier en nu gaat, zowel voor onszelf als voorvechters van duurzaamheid als voor diegenen om ons heen. Voor iemand die duurzaamheidsthema’s reeds door een morele lens ziet, zou het een opluchting zijn om te zien dat anderen dit standpunt delen. Bovendien is morele praat die positief is en zich richt op praktijken die zich binnen onze invloedssfeer bevinden inspirerend. Het belooft iets echts, omdat je, tot het niveau dat je dat zelf wilt, werkelijk beter kunt zijn. Dit onderscheidt het van zoveel van de andere ‘inspirerende’ retoriek waar we aan blootgesteld worden – hoe je rijk wordt, dun blijft, gelukkig kunt zijn, getrouwd kunt blijven enzovoorts. Aan geen van die zaken kun je werkelijk iets doen (natuurlijk kun je de kansen er op vergroten), maar iedereen kan stappen nemen om zijn of haar leven en waarden beter met elkaar op een lijn te brengen. 204 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De natuur in het morele domein plaatsen Voor zover de menselijke moraliteit een functie heeft, bestaat het om er voor te zorgen dat mensen met elkaar kunnen leven. Maar kan de natuur in het morele domein geplaatst worden?
Peter Kahn heeft in detail naar dit onderwerp gekeken door de mate waarin volwassenen en kinderen in de Verenigde Staten en in het Amazonegebied de bescherming van de natuur als een moreel issue zien te onderzoeken.48 In een onderzoek met 72 kinderen uit Houston onderzochten hij en zijn collega’s of het gooien van troep in de lokale rivier als moreel verkeerd werd beschouwd. Hij vond dat 68 procent van de kinderen in de eerste klas (rond zes jaar oud) het als moreel verkeerd beoordeelden en bij vijfdeklassers (rond 11 jaar) bleek dat zelfs 100 procent te zijn. In al zijn onderzoeken vielen de redeneringen van de mensen die hij interviewde in twee centrale categorieën. De meest gebruikelijke redenering ging over het effect op mensen, zoals in onderstaand voorbeeld:
“[The people by the river would be affected because] the smell of the water, it should bother people to open their windows and feel that foul smell… [It would matter to me] because a person shouldn’t have to smell dead fish or trash bags full of rotten stuff when she opens the window in the morning (Lisboa study).” (p.119)
De andere ging over het effect op de natuur:
“It is like me having an arm or a leg cut… Nature is like a person, no, thousands of persons because it isn’t just one thing… [A] person is like a tree. If the tree bears fruit, it is the same with people. Taking care of a tree is the same. If you cut a branch off a tree it is like cutting a finger or the foot. To cut a tree down is like doing it to yourself. It is the same to our heart, it is not good. The jungle is like the heart of a person. (Amazonia study).” (p.117)
Wanneer mensen het effect op de natuur beschouwden, was dat soms omdat levende systemen dezelfde gevoelens/ervaringen/vermogens verondersteld werden te hebben als mensen en derhalve dezelfde compassie verdiende. Dat kun je zien in de passage hierboven. Soms was dat 205 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
omdat de natuur werd gezien als intrinsiek goed en het haar dus mogelijk gemaakt moest worden om te bestaan en tot verdere bloei te komen.
De onderzoeken van Kahn suggereren dat mensen de natuur of dieren kunnen zien als onderdeel van het morele domein, in het bijzonder in zoverre natuurlijke fenomenen verondersteld worden menselijke kenmerken te hebben. Als iets kan lijden zoals wij, dan kunnen we empathie voelen als we getuige zijn of horen van dit lijden. De zorgen van mijn dochter Carla voor het lot van zeezoogdieren wordt op zijn minst voor een deel veroorzaakt doordat zij zich het lijden van een dolfijn kan voorstellen. Ik vroeg haar hoe een dolfijn zich zou voelen als het een plastic tas over zijn spuitgat had en het niet zou kunnen ademen. Ze zei: “Pijn, stikken is niet fijn; de dolfijn zou zich niet goed voelen.”
In onze samenleving hebben we films en boeken over dieren, inclusief pratende dieren, en veel van ons hebben huisdieren. Ik kan mij nog goed de ontzetting herinneren die ik voelde tijdens de film Ring of Bright Water toen de otter die de hoofdrol speelde gedood werd met een pikhouweel. We voelen dat dieren lijden – we hebben daar empathie voor – en daardoor zouden we bereid kunnen zijn om actie te ondernemen. Belangrijk is ook dat dieren onschuldig zijn en het beschermen van onschuldigen is een van onze belangrijke morele uitgangspunten.
De natuur is echter veel moeilijker te ‘verkopen’ dan mensen. Dieren en soms zelfs bomen of bossen kunnen empathie opwekken, maar in de realiteit zal een persoon bijna altijd op de eerste plaats komen. Ik vermoed dat dit is omdat mensen weten dat zij verantwoordelijk zijn voor andere mensen op een manier zoals ze dat niet zijn voor natuurlijke objecten. Ook hier gaat het weer om die dikke emotionele draad tegenover het dunnere exemplaar dat de natuur om ons heen spint.
Moreel leiderschap Ik zal het recht voor zijn raap zeggen: we ondernemen veel actie uit naam van duurzaamheid die bijdraagt aan het probleem. We wonen congressen bij waar mensen lange afstanden voor vliegen, soms wordt het eten op deze evenementen geïmporteerd en flink verpakt en wordt gebotteld water aangeboden. We produceren documenten die veel papier vragen, we werken in overbelichte kantoren en zo kan ik wel even doorgaan. Ik weet waarom we deze dingen doen – we willen zijn waar de actie is. We willen de laatste nieuwe communicatietools gebruiken en onze 206 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
energie steken in de Grote Verandering en niet in kleine acties die ons veel tijd en moeite kosten en geen verschil maken.
Moreel leiderschap gaat echter over de consistentie tussen principes en actie. Zoals we door dit hoofdstuk heen hebben gezien, worden wij beoordeeld en beoordelen we onszelf als moreel tot de mate waarin we actie ondernemen die consistent is met onze morele principes. Weten wat goed en slecht is draagt slechts bij in zoverre wij bereid zijn om mensen die een ander wereldbeeld hebben of die geen intentie hadden om schade te berokkenen hier moreel mee weg te laten komen. Als wij eenmaal weten dat een actie schadelijk of onrechtvaardig is, dan zijn we moreel schuldig als we die actie ondernemen.
Ay! Wat zeg ik hier nu? Wil ik deze weg echt bewandelen? Eerlijk gezegd heb ik enorm getwijfeld over het schrijven van deze sectie vanwege mijn commitment in dit boek om je nooit iets te adviseren of te doen wat ik zelf ook niet doe of niet bereid ben te doen. Nu heb ik mijzelf echter voor het blok gezet. Maar ik ben gaan denken dat retoriek veel minder inspirerende en overtuigende waarde heeft als het niet consistent is met het gedrag van de persoon of organisatie die het produceert. Zoals Marshall McLuhan zei: “The medium is the message”. Als ik een evenement over klimaatverandering bijwoon dat plaatsvindt in een ruimte met airconditioning en ik geïmporteerde druiven en ananas aangeboden krijg bij het ontbijt, voel ik mij altijd enorm teleurgesteld. We kunnen dan praten over hoe onze manier van doen moet veranderen, maar het medium schreeuwt naar me: deze mensen geloven in business as usual.
We praten nu niet slechts (zoals we dat eerder deden) over je moreel gedragen en het articuleren van de moraliteit achter jouw acties opdat mensen geïnspireerd raken om hetzelfde te doen. We praten over je moreel gedragen op een manier dat je gezien wordt als iemand van integriteit en werkelijk gelooft in wat je zegt.
Mijn collega Quentin Atkinson, een evolutionair psycholoog, bracht mij op het spoor van het concept van ‘costly signalling’ en dit is een andere manier om te begrijpen waarom moreel leiderschap dat een persoonlijk commitment aan een doel laat zien zo krachtig is. We weten dat dieren soms kenmerken hebben die contraproductief zijn om te overleven. Een voorbeeld is de opvallende staart van de pauw die zeer zichtbaar is voor roofdieren. Misschien heeft de staart van de pauw wel een functie, bijvoorbeeld dat het de vrouwtjes laat zien dat de pauw sterk genoeg is om het zich te kunnen veroorloven. Dezelfde kosten van de staart zenden dus een belangrijk signaal uit. 207 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Vergelijkbaar hiermee is wanneer een organisator van een evenement er voor zorgt dat het voedsel lokaal is, het water uit de kraan komt, mensen via het internet (of wat dan ook geschikt is voor de gelegenheid in kwestie) de bijeenkomst kunnen bijwonen – dit is ‘costly signalling’. Al deze voorzieningen vragen inspanning, maar zij laten ook zien dat het evenement authentiek is en moedigen ons aan om aandacht te besteden aan de principes die onderwerp van gesprek zijn.
Individuen worden ook als authentiek gepercipieerd als zij openlijk hun waarden leven – dit is moreel leiderschap. Toen George Monbiot weigerde om naar evenementen te vliegen, droeg dat meer bij aan mijn bewondering voor hem dan 100 nieuwe, scherpe columns. Bewondering, zoals ik heb besproken, is iets dat wij voelen voor de ‘bovendeugedelijken’ – het zorgt er voor dat wij de persoon nauwlettend volgen en zoals hem of haar willen zijn.
Zelf ben ik nog niet op het punt gekomen dat ik vliegen volledig kan afzweren – ik leef nu eenmaal in Nieuw-Zeeland, wat het voor mij een stuk kostbaarder signaal zou maken dan voor Monbiot, maar ik probeer wel moreel leiderschap te tonen. Ik noemde eerder hoe ik let op het beschikbaar maken van vegetarisch eten, lokaal fruit en fairtrade-chocola als ik verantwoordelijk ben voor een evenement. Dit, hoop ik, is gedrag dat effect heeft op anderen, maar het is veel meer dan dat. Ik voel dat mijn authenticiteit er van afhankelijk is. Ik kan mij gewoon niet voorstellen dat ik mensen vertel wat zij zouden moeten doen terwijl ik willens en wetens iets anders tentoonspreid. Zelfs toen ik een enquête hield tijdens een evenement dat ik hielp organiseren en er achter kwam dat het niemand opviel dat de appels in Nieuw-Zeeland waren geteeld, bleef ik vasthouden aan Nieuw-Zeelandse appels. Het gaat om wie ik ben – niet noodzakelijkerwijs de hele tijd en in ieder aspect van mijn leven (ik heb mijn milieuzonden, zoals ik eerder heb toegegeven en binnenkort ook weer zal begaan), maar wie ik ben als ik een autoriteit word geacht te zijn en van mensen verwacht dat zij van mij leren.
Binnen de academische gemeenschap is mijn benadering tamelijk zeldzaam, denk ik. De meeste van mijn collega’s, vooral die in de natuurwetenschappen, zien hun pogingen om mensen te informeren over de staat van de wereld los van hun pogingen om in overeenstemming met deze analyse te leven. Het is bijna alsof zij geloven dat hun geloofwaardigheid als wetenschappers zou afnemen als zij enige spillover vanuit de wetenschap zouden toelaten op hun eigen levens. Maar ik denk dat zij het bij het verkeerde eind hebben. Stel je eens voor hoe serieus de wereld klimaatverandering zou nemen als vooraanstaande klimaatwetenschappers plechtig zouden beloven om hun auto’s te laten staan. 208 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dus denk alsjeblieft niet dat de catering uitbesteed kan worden – al die details zijn essentieel om jezelf te kunnen zijn, zowel in je eigen ogen als in de ogen van anderen.
Het creëren van waardegedreven gemeenschappen en onderwijs Als ik even weg ben van mijn normale leven, bijvoorbeeld wanneer ik een academische conferentie bijwoon, voel ik dat ik mijn strijd om duurzaam te zijn en om het politieke proces te beïnvloeden even links laat liggen. Het is geen time-out, maar het geeft me een indruk van hoe het is om een andere persoon te zijn. Het is dat dunne morele draadje waar ik het eerder over had – dun omdat niemand om mij heen het iets uit lijkt te maken. Als ik voor altijd in zo’n wereld zou vertoeven zou het waarschijnlijk volledig breken, aangezien het absurd zou zijn om je druk te maken over milieu-issues en sociale issues als ik dacht dat ik de enige persoon was die dat deed. Ik ben moreel echter veel moediger als ik mij begeef onder mensen waar ik mij verantwoordelijk voor voel. Ik heb al besproken dat ik mij acuut verantwoordelijk voel als ik in een leiderschapsrol zit. Maar ik voel ook dat het om mijn reputatie gaat als ik op mijn fiets door onze stad naar mijn werk rijd of als ik thuis sta te douchen. Zorg hebben voor het welzijn van onze planeet is voor mij verstrengeld met mijn man en kinderen, de school waar wij ons duurzaamheidsproject uitvoeren, bepaalde studenten en collega’s en in het bijzonder met de leden van de Transition Town-beweging in de stad waar ik woon.
Dit creëert een mogelijkheid voor actie die de waardenbasis van onze organisatie benadrukt en de reputaties van mensen zichtbaar maakt.
Verschillende psychologen hebben geschreven over ‘moral communities’.49 Deze gemeenschappen worden algemeen verondersteld te beschikken over de volgende drie kenmerken. Het eerste is dat mensen die al langer lid zijn in praktijk brengen wat zij zeggen – op die manier worden waarden getoond en niet slechts met de mond beleden. Het tweede is dat er regelmatig dialoog over morele issues binnen de gemeenschap is. Het derde is dat de morele fundamenten van de gemeenschap ontspringen aan de discussies binnen de groep.
Onze Transition Town is een morele gemeenschap in al deze betekenissen. De meeste leden praktiseren actief wat zij zelf voorstaan – de meeste van ons fietsen of lopen bijvoorbeeld naar vergaderingen. We discussiëren ook uitgebreid over de waardenbasis van onze groep. Iedereen kan deze waarden helpen vormen. In de loop der tijd ben ik mij meer gaan richten op lokaal voedsel, 209 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
omdat lokaal eten een van de kernwaarden van veel van onze leden is en iets is dat tijdens veel van onze vergaderingen naar boven komt. Ik wil hier overigens niet een al te rooskleurig beeld schetsen. We zijn het niet altijd met elkaar eens en soms zorgt dit er voor dat we juist geen actie ondernemen. We hebben ook de luxe van het zijn van een groep die niets anders hoeft te doen behalve een morele gemeenschap zijn. Wij hoeven geen producten te maken of klanten te werven of studenten door examens te helpen. Maar op een persoonlijk niveau ben ik mij zeer bewust van het verschil tussen mijn eigen morele identiteit als ik mij begeef onder Transition Town-mensen en als ik in mijn eigen stad ben (waar ze me zouden kunnen zien) in vergelijking met wanneer ik ergens anders ben. Misschien hebben we allemaal een morele gemeenschap nodig om ons zo nu en dan in te begeven opdat we niet afdwalen naar de veel toegankelijkere wereld van consumentisme en alles wat daarmee samenhangt.
Sommige elementen van een morele gemeenschap zijn mogelijk in iedere organisatie. Een plek die in het bijzonder interessant is, zijn scholen. Op scholen zitten jonge mensen die morele normen ontwikkelen en zij kennen ook een lange traditie van praten over moraliteit. Het is gebruikelijk voor scholen om expliciet te zijn over hun waarden en van studenten wordt verwacht om volgens deze waarden te leven. De reputaties van studenten worden voortdurend, en soms pijnlijk, onthuld aan hun peers en hun ouders. Het kan misschien onrealistisch zijn voor studenten om de waarden van de school te bepalen, maar er is op zijn minst ruimte om waarden te verkennen en te bediscussiëren. Dit gebeurt met programma’s zoals het eerdergenoemde Enviroschools. Scholen die onderdeel zijn van dit Nieuw-Zeelandse programma worden aangemoedigd om een visie te ontwikkelen die zich richt op respect voor natuurlijke hulpbronnen en mensen en vervolgens die visie een plek te geven. Leraren worden ook aangemoedigd om die visie in praktijk te brengen en op die manier moreel leiderschap te tonen die van onschatbare waarde is in het laten zien dat een organisatie ook daadwerkelijk de waarden heeft die het zegt te hebben.
Hier zitten dus twee lessen in. Accepteer dat je beter in staat zult zijn om je aan je principes te houden in het gezelschap van gelijkgestemde anderen en zoek deze personen op. Misschien is het nuttig voor sommigen duurzaamheidsgroepen om simpelweg als morele ankerpunten te functioneren in plaats van als directe mechanismen voor verandering. Ten tweede: als je wilt dat jouw organisatie een morele gemeenschap is, mik dan op moreel leiderschap, discussie en input van leden. Deze benadering kan bijzonder waardevol zijn voor diegenen onder ons die de diversiteit aan waarden die mensen inbrengen respecteren en tegelijkertijd elkaars waarden ter discussie stellen waarvan we vinden dat die ons collectieve functioneren op de lange termijn compromitteren.
210 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
De noodzaak van regels Als soort waarderen we onze relaties met elkaar en geloven we in het beschermen van de onschuldigen en het stimuleren van rechtvaardigheid. Maar dit zijn abstracte principes. In de echte wereld worden zij manifest door aannames over hoe de wereld werkt, vooroordelen jegens de mensen waar wij mee te maken hebben enzovoorts. Onze pogingen om moreel te zijn, zijn vergelijkbaar met de pogingen van een kind om een perfecte cirkel te tekenen. Het kind pakt het potlood vast in zijn of haar vuist, legt het papier op een steen op de grond en begint te tekenen. Het eindproduct is iets dat slechts vaag op een cirkel lijkt – vanwege de oneffenheden in de steen, de manier waarop het potlood wordt vastgehouden en de beperkte tekenvaardigheid van het kind. Maar toch: het kind is tevreden over het resultaat, omdat het geen perfecte cirkel voor zich kan zien en voor het kind is de tekening best hartstikke goed.
De perfecte morele cirkel is op een vergelijkbare manier ongrijpbaar voor ons als individuen die worstelen met onze dagelijkse levens. Als we morele uitkomsten willen bereiken – en dat is waar het bij duurzaamheid overgaat – kunnen we niet op de menselijke morele intuïtie vertrouwen om dit te bereiken. Op een zeker punt zullen we collectieve regels moeten creëren die bij tijd en wijlen van ons eisen dat wij onze impulsen om goed te zijn onderdrukken. We hebben regels nodig die onze neiging in bedwang houden om (teveel) natuurlijke hulpbronnen te gebruiken voor onze kinderen, vrienden en families vanwege de sterke empatische trekkracht die deze connecties genereren. We hebben regels nodig die biodiversiteit beschermen, ondanks het feit dat de natuurlijke wereld zich niet druk maakt over onze reputaties en dus niet kan hopen hetzelfde effect op ons te hebben als mensen.
Het is essentieel dat deze regels als eerlijk worden gezien. We hebben gezien wat oneerlijkheid doet met mensen – het moedigt actie voor eigenbelang aan, ruïneert samenwerking en kan er zelfs toe leiden dat mensen hun eigen belangen saboteren. Stel je dit scenario eens voor: iemand die een presentatie voor jouw organisatie geeft overtuigt je er van dat je door het terugdringen van jouw energieverbruik de behoefte aan een nieuwe kolencentrale kunt helpen wegnemen. Iedereen is het er mee eens, maar alleen jouw afdeling krijgt de opdracht om op zoek te gaan naar manieren om het elektriciteitsverbruik te reduceren; de rest wordt een jaar ontzien. Hoezeer je het idee van een kolencentrale ook haat, het idee dat anderen de dans ontspringen en dat jij meer dan jouw aandeel bijdraagt stoot emotioneel hoogstwaarschijnlijk nog sterker af.
211 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Tijdens de conferentie van het International Congress of Applied Psychology in Melbourne in 2010, hoorde ik Linda Steg van de Rijksuniversiteit Groningen spreken over haar werk in Nederland over duurzaam transportbeleid. Zij benadrukte hoe belangrijk gepercipieerde eerlijkheid is voor de acceptatie van een beleid dat de voorkeur geeft aan openbaar vervoer, lopen en fietsen. Je kunt de belasting op benzine verhogen of extra bijdragen voor het reizen in de binnenstad introduceren, zolang je dat maar doet op een manier die systematisch is en niet van een kleine groep mensen eist dat zij de kosten voor de hele bevolking dragen.
Iedere oplossing voor duurzaamheid die je ontwikkelt op een organisatorisch of institutioneel niveau moet dus eerlijk zijn en, het meest belangrijke van alles, moet als eerlijk worden beschouwd. Als je een manager bent, zie dit dan vooral als een gouden regel – verwacht niet dat mensen over hun eigen schaduw heenspringen en richt je op het grotere plaatje. Vreemd genoeg hoeft het niet eens zo te zijn dat systemen radicaal veranderd hoeven te worden. In het voorbeeld van energiebesparing zou het zo kunnen zijn dat een afdeling zich vrijwillig als eerste meldt en dat hun besparingen worden besproken met de andere afdelingen. De kern hier is dat rechtvaardigheid gezien moet worden. Dit is geen uitnodiging om mensen te bedriegen – het is simpelweg erkennen dat rechtvaardigheid een benadering is in plaats van een uitkomst. Als je een transparante en rechtvaardige benadering volgt, zal het resultaat als eerlijk worden gezien. Als je dat niet doet, valt de goodwill in duigen.
Regels en eerlijke regels zijn dus een essentieel onderdeel van het creëren van een duurzame samenleving. Zelfs ondanks het feit dat ik het vanzelfsprekend vind dat regels op ieder niveau van het menselijk functioneren nodig zijn (zelfs gezinnen hebben regels nodig om goed te functioneren en landen zouden geen landen zijn zonder regels), moeten we ons herinneren dat democratische, kapitalistische samenlevingen een grotere nadruk leggen op het persoonlijke domein. Mensen toestaan te ‘kiezen’ is op zichzelf een morele imperatief. Dus iedere regel zal tegenstand ondervinden van sommige mensen, puur op ideologische gronden – vanuit de veronderstelling dat (bijna) geen enkele regel een goede regel is. Als je je sterk wilt maken voor regels die jouw organisatie verder richting duurzaamheid helpen en de verantwoordelijkheid eerlijk verdelen, zul je je de lessen uit het vorige hoofdstuk in herinnering moeten roepen: wees geduldig en bedenk dat weerstand niet hetzelfde is als verliezen. Rationele volharding mag dan koud klinken, maar het kan weleens nodig zijn.
212 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dat gezegd hebbende ben ook ik een product van mijn samenleving en geloof ik dat het goed voor mensen is om grote persoonlijke domeinen te hebben. Hoe ver we zouden moeten gaan met regels die zijn ontworpen om het publieke belang te beschermen maar die ons doen wegdraaien van onze intuïtieve moraliteit, daar ben ik niet zeker van. Is verplichte sterilisatie na het krijgen van een kind eerlijk? Het zou eerlijk kunnen zijn, maar het voelt nog steeds verkeerd voor mij. In hoeverre zou ik willen leven in een samenleving waar dat een uitgangspunt van beleid is? Zouden mannen en vrouwen die zich daar niet aan houden van hun werk geplukt, verdoofd en naar het ziekenhuis gebracht moeten worden tegen hun wil in? Misschien is het het niet waard en misschien zal het er van komen dat we de planeet onleefbaar voor onszelf maken omdat we te goed zijn om het anders te doen. Maar ik hoop van niet – en ik denk dat het mogelijk is om regels te hebben die ons net genoeg tegen onszelf beschermen om het ons mogelijk te maken om door te gaan.
Concluderende opmerkingen Wij zijn morele wezens, bezig met het beschermen van onschuldigen en sociale rechtvaardigheid (maar normaliter niet teveel ten koste van onszelf of diegenen waar we het meest om geven). Onze morele oordelen worden op hun plek gehouden door sterke emoties, een verlangen om een goede reputatie bij onze peers te hebben en door ons in gemeenschappen te begeven die ons begrip van hoe de wereld werkt en zou moeten werken delen. De menselijke morele intuïtie en morele redeneringen kunnen ons een dienst bewijzen bij het stimuleren van een betere wereld als wij in staat zijn om duurzaamheidsissues overtuigend te framen als morele issues. Dit zal het mogelijk maken om collectieve regels op te stellen over hoe schaarse hulpbronnen eerlijk te managen. Net zoals in Hoofdstuk 2 beargumenteerde ik dat een saaie samenleving niet kan voortbestaan – een oneerlijke samenleving kan dat ook niet. Mensen zullen zich geroepen voelen om te krijgen waar zij recht op hebben, zelfs als dit het beschadigen van ecosystemen waar wij van afhankelijk zijn betekent.
Wees zo moreel als je kunt zijn in je eigen doen en laten. Dit zal je geloofwaardigheid vergroten, anderen naar je doen toe trekken en het mogelijk maken een leider te zijn, als dat is wat je wilt. Maar accepteer ook dat niemand van ons in zijn eentje moreel kan zijn. Overweeg het stimuleren van op waarden gebaseerde discussies in de organisaties waarin je je beweegt en het uitdagen van de aanname dat mensen een persoonlijk recht hebben om zich met zaken bezig te houden waarvan jij gelooft dat zij de duurzaamheid van deze planeet bedreigen. Denk er over het
213 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
grootste deel van je tijd door te brengen (indien mogelijk) met diegenen die dezelfde waarden als jij hebben, aangezien deze mensen je sterk zullen laten blijven. Als en wanneer je met mensen te maken krijgt die de wereld anders zien, denk er dan aan dat je je zult voelen alsof je de discussies die daaruit volgen hebt verloren. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs zo. Als issues zoals ondervoede kinderen, klimaatverandering, overbevissing enzovoorts ‘reëel’ zijn, zal de samenleving als geheel dit uiteindelijk herkennen – niet alleen door daar over te praten, maar ook door nieuwe structuren en praktijken. En die verbitterde discussies die jij of mensen zoals jij hebt of hebben met diegenen die deze issues op dit moment afdoen als onbelangrijk of onoplosbaar, zijn dan een onvermijdelijk onderdeel van deze verandering. Natuurlijk kunnen we het bij het verkeerde eind hebben – en zelfs als we gelijk hebben, zullen de meeste van ons slechts een kleine rol spelen in het helpen dat duurzaamheid als een moreel issue zal worden gezien. Zoals altijd gaat het er vooral om aan welke kant je wilt staan.
214 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 5
1
Hauser, M. D. (2006). Deze passages staan op pagina 32.
2
Shweder, R. A., Much, N.C. et al. (1997).
3
Beide zijn veelschrijvers. Onder hun meest behulpzame boeken zijn: Nucci, L. (2001); Turiel, E. (2002); Nucci, L. (2009).
4
See Nucci (2009).
5
See Turiel (2002).
6
Enviroschools is onderdeel van een programma om duurzame praktijken onderdeel te maken van het gehele curriculum
en van de manier waarop de school werkt. Zie: http://enviroschools.org.nz. 7
Zie Nucci (2009) voor een opdeling van de jaren waarin bepaalde aspecten van moraliteit worden verworven.
8
Zie de volgende referentie voor dit debat: Barnett, S. (2009). Het is het vermelden waard dat de auteur, Sarah Barnett,
duidelijk de kant van de bewoners van de Carteret-eilanden koos als zijnde niet schuldig aan de situatie waarmee zij werden geconfronteerd. 9
Nucci, L. en Weber, E. (1995).
10
Zie: Shweder, R. A., Mahapatra, M. et al. (1987); Shweder, R. A., Much, N.C. et al. (1997).
11
Shweder, R. A., Mahapatra, M. et al. (1987).
12
Zimba, R. F. (1994).
13
Dit is in detail beargumenteerd door bijvoorbeeld: Chandler, M. J., Sokol, B.W. et al. (2000); Schulman, M. (2002); Hauser,
M. D. (2006). 14
Chandler, M. J., Sokol, B.W. et al. (2000).
15
Dit voorbeeld wordt besproken in het volgende artikel dat de tolerantie van mensen voor de overtuigingen van andere
culturen verkent: Wainryb, C., Shaw, L.A. et al. (1998). 16
Wainryb, C. en Turiel, E. (1993).
17
Scheper-Hughes, N. (1985).
18
Tolerantie van gedrag dat moreel gemotiveerd lijkt maar desalniettemin schadelijk is, is complex. Voor meer hierover zie
Wainryn en Shaw et al. (1998). 19
Zie het volgende voor een discussie over morele hypocrisie: Batson, C. D., Ahmad, N. et al. (2002).
20
Haidt, J. (2001).
21
Voor een argument dat vragen stelt bij aangeborenmorele principes, zie Sterelny, K. (2010).
22
See Hauser (2006).
23
Een onderzoek naar Chinese gezinnen met jonge niet-schoolgaande kinderen concludeerde dat onwenselijk gedrag vaak
werd gezien als een oorzaak van xiu (schaamte of verlegenheid), zowel bij de kinderen als hun ouders: Fung, H. (1999).
215 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
24
Slovic, P. (2007).
25
Small, D. A., Loewenstein, G. et al. (2007).
26
Kogut, T. en Ritov, I. (2005).
27
Kogut, T. en Ritov, I. (2005).
28
Het artikel over dit onderzoek wordt in Slovic (2007) beschreven als “in preparation”.
29
Zie Iacoboni, M. (2009). Zie voor interessant onderzoek naar hoe de beperkte empathie die kan samengaan met autisme
gerelateerd is aan een beperkte werking van de relevante spiegelneuronen ook: Dapretto, M., Davies, M.S. et al. (2006). 30
Zie hetvolgende artikel voor een samenvatting van dit onderzoek: Batson, C. D., Ahmad, N.et al. (2002).
31
Batson, C. D., Ahmad, N. et al. (1999).
32
Bonacich, P. (1976).
33
Dawes, R. M., McTavish, J. et al. (1977).
34
Zie Lieberman, M. D. (2007).
35
Kinderen kunnen de voorkeur geven aan een wrede ouder boven een aardige
vreemdeling, maar in normale
omstandigheden zal aardig zijn bijna altijd aantrekkelijker zijn. 36
Bamberg, S. en Möser, G. (2007).
37
Vele van de auteurs die we al besproken hebben, kijken hier naar, zoals Nucci, L. (2001); Turiel, E. (2002).
38
Oliner, S. P. en Oliner, P.M. (1988).
39
Harré, N. (2007); Harré, N., Tepavac, S. et al. (2009).
40
Colby, A. en Damon, W. (1994).
41
Hart, D., Yates, M. et al. (1995).
42
Hardy, C. L. en Vugt, M.V. (2006) bespreken ‘competitive altruism’ en hoe en waarom dit werkt.
43
Ostrom, E. (2000).
44
Wedekind, C. en Milinski, M. (2000).
45
Zie Hauser (2006) voor een discussie over straffers.
46
Zie bijvoorbeeld: Sigmund, K., Hauert, C. et al. (2001).
47
Carvalho, A. (2010). Carvalho heeft er op gewezen dat retoriek over klimaatverandering er toe heeft geleid dat bepaalde
gedragingen, waaronder het gebruik van auto’s, waarvan werd beschouwd dat zij geen politieke vertakkingen hadden in het publieke domein, veranderd zijn. 48
Kahn, P. H. (2003).
49
Damon, W. en Gregory, A. (1997); Haidt, J. (2001); Noddings, N. (2002).
216 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
“Iedereen heeft niet zozeer de mogelijkheid om groots te zijn, maar om voor het standpunt waar hij of zij in gelooft te staan en een klein zetje bij te dragen.”
217 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Hoofdstuk 6 Een zelfhulpgids voor voorvechters van duurzaamheid
Op een kast in mijn kantoor staat een uitspraak uit het essay over optimisme van Helen Keller.1 Die uitspraak vat hoe ik mij regelmatig voel als voorvechter van duurzaamheid. Misschien is het ook op jou van toepassing.
“I long to accomplish great and noble tasks, but it is my chief duty to accomplish humble tasks as though they were great and noble... The world is moved along, not only by the mighty shoves of its heroes, but also by the aggregate of the tiny pushes of each honest worker.”
Het is misschien niet meer dan menselijk om er naar te verlangen iets groots te doen. Immers, hoe kun je beter een onmisbaar onderdeel van de gemeenschap worden en je uiteindelijk veilig voelen (of dat denken we in ieder geval)? Maar ons verlangen naar grootheid wordt ook gevoed door het moderne westerse beeld dat mensen eerst en vooral individuen zijn in plaats van dat zij onderdeel van een complex sociaal web vormen. Om volledig vervuld te zijn als een individu dat zorg stelt in de toekomst van onze planeet en zijn mensen, moet iemand ofwel iets groots doen om de richting waarin de wereld zich ontwikkelt te veranderen ofwel falen. Wow, wat een last. En ik weet wat voor een last dit is, omdat ik het heb ervaren. Als ik niet alles doe, doe ik niets.
Indien, aan de andere kant, we onszelf zien alsof we een maatschappelijke rol innemen die verstrengeld is met de rollen van anderen, dan wordt deze last meteen draaglijker. Als ik iets doe, kan ik wellicht de acties van anderen mogelijk maken en samen zullen we de richting waarin de wereld zich ontwikkelt veranderen.
Dus het allereerste advies dat ik zou willen geven in dit laatste hoofdstuk – mijn zelfhulpgids – is om te proberen een tikje bescheiden te zijn. De wereld is enorm en er zijn vele mensen die haar op hun manier willen laten draaien. Waar we mee eindigen is een soort best passende oplossing die de (altijd tijdelijke) uitkomst van deze ideologische discussies weerspiegelt. Het is niet noodzakelijkerwijs – okee, het is nooit – de beste fit in termen van ecologisch en sociaal welzijn, maar als de planeet wordt vernield en mensen zich ellendig voelen, zal de dominante ideologie veranderen. In deze constante verandering heeft iedereen niet zozeer de mogelijkheid om groots te 218 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
zijn, maar om voor het standpunt waar hij of zij in gelooft te staan en een klein zetje bij te dragen. De bevrijdende waarheid is dat het bijna altijd tot hetzelfde zal leiden – of je nu wel of geen actie onderneemt. Ik weiger om een boek te schrijven dat impliceert dat je oneindige mogelijkheden hebt om een verschil te maken. Maar ik weiger evengoed om een boek te schrijven dat impliceert dat ieder individu deze mogelijkheid heeft en dat je het dus aan iemand anders die invloedrijker of getalenteerder is dan jij kunt overlaten. Het is aan ons. Je bent met ons of niet. Dat is alles.
Hoewel, niet precies alles. Ik denk dat je met ons moet zijn omdat je je daardoor beter zult voelen; het wordt leuk, spannend en intellectueel verrijkend. Natuurlijk zeg ik dat omdat een van mijn missies in het leven is om meer bondgenoten voor duurzaamheid te krijgen en omdat met ons zijn zoveel of zo weinig kan betekenen als je wilt. Ik heb vele inconsistenties, geef aan van alles en nog wat toe en al wat dies meer zij en ik kan mijzelf nog steeds met trots een voorvechter van duurzaamheid noemen. Ik sta je hierbij toe om jezelf ook een voorvechter van duurzaamheid te noemen, zolang je regelmatig minimaal een ding doet dat er bewust op gericht is om de wereld een betere plek te maken. Als je al een buitengewone eco-krijger bent, dan dank ik je met heel mijn hart en verontschuldig ik mij als iets van het voorgaande betuttelend klinkt.
Het gaat allemaal om het veranderen van je zorgen maken over het effect van wat je doet op de grote vraagstukken naar het vinden van een duurzame niche die jij kunt innemen. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de verschillende niveau’s waarop je kunt acteren en vervolgens over het zorgdilemma waar de meesten van ons zich mee geconfronteerd zien en mogelijke manieren om dat te managen. Het eindigt met een aantal werkbladen die zijn ontworpen om je te helpen te analyseren wat je doet als voorvechter van duurzaamheid, of het werkt voor jou en of je aanpassingen zou kunnen maken in wat je doet.
Niveaus van actie Ik zal het over drie belangrijke niveaus van actie hebben. Het persoonlijke niveau, dat betrekking heeft op jouw levensstijl; het groepsniveau dat zowel de groepen die op duurzaamheid zijn gericht als andere groepen omvat waar je deel van uitmaakt; en het burgerniveau of politieke niveau, waarbij het gaat om de grotere systemen die ons allemaal beïnvloeden. Ik suggereer dat je op ieder van deze drie niveaus werkt, hoewel je meer tijd en energie in het ene dan in het andere
219 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kunt steken. Zoals met alles in het leven complementeren de niveaus elkaar en zijn ze tegelijkertijd tegengesteld aan elkaar.
In termen van een verschil maken in deze wereld complementeren ze elkaar in de zin dat acties op het ene niveau de andere niveaus voeden. Als je bijvoorbeeld zonnepanelen op je huis plaatst (het persoonlijke niveau) draag je bij aan de politieke boodschap dat mensen energiezuinig willen leven (het burgerniveau). Als je lobbyt voor een overheidssubsidie voor zonnepanelen (burgerniveau) en de subsidie komt beschikbaar, dan help je het mogelijk maken dat mensen deze zonnepanelen installeren (het persoonlijke niveau). Ze zijn ook in een psychologische betekenis complementair. Dit is zo omdat iedere pro-duurzaamheidsactie onze identiteit als voorvechters van duurzaamheid neigt te versterken. Zoals we in Hoofdstuk 4 zagen, is het minder waarschijnlijk dat mensen die maar een beetje hobby’en met duurzaamheid krachtige en blijvende actie ondernemen omdat zij niet de duwtjes van hun meervoudige identiteiten krijgen die dit van hen vraagt. Indien je echter werkt aan duurzaamheid via jouw persoonlijke acties als lid van verschillende groepen en als burger van jouw land, dan zit je er aan vast. Natuurlijk kun je je er nog steeds aan onttrekken, maar ieder stukje dat je er van af ziet zal gevolgen hebben voor de andere stukjes. Ik zou kunnen stoppen met op mijn fiets naar mijn werk te gaan, maar dan zou ik Transition Pt Chevalier teleurstellen, zou ik mijn geloofwaardigheid als een ecologisch en sociaal bewuste docent verzwakken, zou het moeilijker voor mij zijn om er bij mijn kinderen op aan te dringen dat zij naar plekken in de buurt moeten fietsen in plaats van daar met de auto naartoe te worden gebracht en zou ik alle passages in dit boek die verwijzen naar mijn fietsgedrag, inclusief deze, moeten herschrijven. Zoals je kunt zien, is het veel te moeilijk voor mij om te stoppen met fietsen, omdat het verbonden is met zoveel andere aspecten van wie ik ben.
Maar actief zijn op al deze drie niveaus te leidt ook tot conflict. Zo ging ik afgelopen weekend naar een ‘Festival for the Planet’ dat van 12.00 tot 16.00 in de stad plaatsvond. Ik kwam aan om 12.00 en had mijn herbruikbare koffiemok bij me. Om ongeveer 13.30 was ik op zoek naar iets te eten en realiseerde ik mij dat er niets te koop was op het evenement. Ik stapte meteen uit de gezellige, milieuvriendelijke atmosfeer van het festival en mijn keuzes waren: Starbucks (die kennen we allemaal), Gloria Jean’s (waarvan ik wist dat het ook een of andere keten was) of naar de bioscoop lopen dat zo’n techno-hel is dat ik niet meer kan nadenken als ik daar eenmaal binnen ben. Ik raakte verlamd van inactie en stond gedurende 10 minuten bij de bushalte klaar om naar huis te gaan, totdat ik mijzelf had omgepraat en besloot dat koffie en een muffin van Gloria Jean’s acceptabel waren onder deze omstandigheden. Ze waren zelfs behoorlijk lekker, maar ik verstopte
220 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
de papieren zak met de muffin in mijn Trade Aid-handtas toen ik terugging naar het festival, vanwege de schaamte die ik voelde.
Ik weet dat schaamte een sterke emotie lijkt voor zoiets kleins, maar voor diegenen van ons die duurzaamheid belangrijk vinden, voelt het vaak alsof de wereld is opgezet om ons in de val te lokken – om ons te dwingen om te kiezen tussen een burgeractie (op het festival blijven) en een persoonlijke actie (lokale winkels steunen als je iets te eten zoekt). Natuurlijk was niemand er op uit om me in de val te lokken – mijn dilemma was het resultaat van een poging om het verschil te maken terwijl het ook nodig was om me te blijven handhaven in een fysieke en sociale ruimte die werd gedomineerd door prioriteiten die anders zijn dan de mijne.
Maar nog steeds moeten we actie ondernemen en je leest dit boek niet om te weten te komen dat actie te moeilijk is – je leest het om te kunnen begrijpen hoe je actie onderneemt. Dus zal ik zaken simplificeren en acties onder deze drie niveaus categoriseren en, als ze allemaal in de war raken en je geen van hen meer fatsoenlijk kunt doen, kun je mijn dilemma met de muffin nog eens lezen om je er zeker van te stellen dat je gecompromitteerd voelen daar onderdeel van is en geen excuus is om het op te geven (dat heb ik in ieder geval niet gedaan!).
Het persoonlijke niveau Hier gaat het over het commitment aan het soort levensstijl dat je uitspreekt. Daarbij kan het gaan over keuzes voor een bepaald type transport, afvalproductie, energiezuinigheid, het kopen van fairtrade-producten enzovoorts.
Waarom het persoonlijke niveau belangrijk is Commitments aan een levensstijl zijn om diverse redenen een belangrijk onderdeel van het duurzaamheidsweb. In de eerste plaats laat je politici en bedrijven zien dat mensen deze dingen willen als je kiest voor een duurzaam transport, voedsel, energie enzovoorts. Politici en bedrijven zijn zeer gevoelig voor de zaken die burgers en consumenten bezighouden en geen van hen zal actie ondernemen die niet in lijn ligt met wat zij denken dat mensen willen. Herinner je dat er geen neutrale ruimte is. Iedere niet-duurzame keuze in levensstijl die je maakt, is een stem voor de statusquo. We vergeven je dat natuurlijk, maar je zult moeten accepteren dat dit het geval is.
221 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Zoals besproken in Hoofdstuk 3 versterk je het signaal naar anderen dat duurzame keuzes bestaansrecht hebben als je je duurzaam gedraagt. Als mensen die zelf duurzamer willen worden jouw actie zien, kunnen ze geïnspireerd worden om je na te doen. In lijn met dit principe kunnen commitments aan een levensstijl die een hoge mate van zichtbaarheid hebben, zoals keuzes voor transport en kleding, bijzonder belangrijk zijn. Je kunt ook de zichtbaarheid van jouw duurzame acties vergroten door er over te praten of gedragssporen na te laten. In Hoofdstuk 3 gaf ik het voorbeeld van het bij je dragen van je fietshelm. Het telen van groenten in je voortuin is een ander voorbeeld.
Het laten zien van een commitment aan duurzaamheid in je persoonlijke leven zorgt er ook voor dat je een geloofwaardiger voorvechter van duurzaamheid bent op hogere niveaus. We zouden weinig aandacht besteden aan iemand die strijdt voor vegetarisme maar zelf dieren eet. Dus waarom zouden we luisteren naar iemand die voorstander is van het beperken van afval maar iedere dag een klein bakje yoghurt naar zijn of haar werk meeneemt als lunch?
Tot slot is het persoonlijke niveau belangrijk omdat het je helpt te leren wat het betekent om duurzame keuzes te maken en tot op welke hoogte onze huidige systemen die keuzes mogelijk maken of in de weg zitten. Als je bijvoorbeeld in Auckland woont en kiest om de bus te nemen of te gaan fietsen, zul je je snel realiseren welke privileges auto’s hebben. Je bevindt je vervolgens in een veel betere positie om uit het hart en uit ervaring te praten over de praktische kanten van duurzaam transport. Je ‘weet’ dan ook echt waar je het over hebt – op een manier die dichtbij de werkelijke bijbelse betekenis van weten ligt:
“To ‘know’ in the biblical sense is not to just know something in our brains, intellectually, but to experience it, to engage deeply with it, to intensely come to understand it from the inside out.”2
De uitdagingen van dit niveau en hoe ze te lijf te gaan Een uitdaging van het nemen van duurzame acties op het persoonlijke niveau is dat het moeilijk kan zijn om jezelf wijs te maken dat je daadwerkelijk bijdraagt. Dit is omdat jouw kleine acties teniet lijken te worden gedaan door de vele acties die de tegenovergestelde richting in gaan. Dus vraag je je af of je de moeite zou moeten nemen om voor biologische koffie bij McDonald’s te 222 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kiezen, terwijl… tja, je gaat naar McDonald’s. Op deze manier tegen jezelf praten kan weerlegd worden door het principe dat in de introductie van dit boek besproken werd er bij te halen, namelijk dat duurzaamheid net zoveel (of misschien nog wel meer) een sociale onderneming is als dat het een fysieke onderneming is. Ja, kies absoluut voor de biologische optie bij McDonald’s – dat zal McDonald’s helpen stimuleren om volledig biologisch te gaan, in ieder geval met zijn koffie. Dit zal op zijn beurt tegelijkertijd andere fastfoodketens aanmoedigen om meteen in het spoor van McDonald’s te volgen en een verschil te maken in hoe koffiebonen in sommige delen van de wereld geteeld worden. Slechts in staat zijn iets kleins te doen is nooit een reden om dat kleine beetje dat je denkt te kunnen doen niet te doen.
Een andere uitdaging is dat het maken van duurzame keuzes in een onduurzame wereld zelfdisciplinering vraagt en tot een gevoel van verlies kan leiden. Zelfs als we niet geloven dat een nieuwe mobiele telefoon ons blij kan maken, zal onze aandacht nog steeds worden getrokken door de advertentie in de krant voor de nieuwste iPhone. Hoofdstuk 4 bevatte een aantal ideeën over hoe om te gaan met verlies door het te onderkennen en in groepsverband met anderen te werken die ook hun persoonlijke waarden en keuzes voor hun levensstijl willen verzoenen.
Zoals altijd adviseer ik je niet om teveel te laten. Het opgeven van je nieuwe iPhone zou misschien teveel van jezelf vragen als je er door geobsedeerd bent en er heel blij van zou worden een te bezitten. Je loopt het risico rancuneus te worden, geeft uiteindelijk toe en koopt hem alsnog. Maar als je de nieuwste iPhone koopt, heb je misschien niet ook iedere dag een auto met veel pk, een overzeese trip of koffie in een wegwerpbeker nodig. Ik denk dat de meeste van ons zulke deals met zichzelf sluiten – en ieder van die deals is goed, omdat het duurzaamheid in ieder geval in een deel van je leven verder brengt.
De laatste uitdaging die ik wil noemen is dat het worden van een hardcoreduurzaamheidstype in je persoonlijke leven je weleens zo ver kan verwijderen van de meeste mensen waar je dagelijks mee omgaat, dat je je effectiviteit als veranderaar verliest. Met andere woorden: jouw levensstijl, kleding, thuisgemaakte lunch en er op aandringen dat iedereen overal naartoe loopt, kan je het label bezorgen van een groene radicaal (of wat dan ook) en er voor zorgen dat mensen weerstand gaan bieden tegen je onderliggende boodschap. Soms maak ik me daar zorgen over als het gaat om mijn fietsgedrag. Ik zweet niet veel, dus zelden of nooit douche ik mij op het werk, maar ik doe wel andere kleren aan. Een van mijn collega’s maakte eens een grapje over hoe ze haar neus dicht moest houden als ze langs mijn kamer liep vanwege de fietskleding in mijn 223 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
kast. Dus van tijd tot tijd ervaar ik een bepaald zelfbewustzijn dat mijn collega’s me wellicht niet fris vinden. Vanzelfsprekend zouden dergelijke oordelen hen niet inspireren om mij na te doen en ook te gaan fietsen.
Alleen jij weet hoe reëel zulke zorgen zijn. Het is mogelijk dat om effectief te zijn in jouw sociale omgeving je die acties zult moeten nemen waarvan je weet dat ze onduurzaam zijn – gewoon om te laten zien dat je niet zo heel anders bent dan diegenen om je heen zodat ze je in een oogwenk afschrijven. In de praktijk wisselen de meeste van ons het af: we zijn strenger in de leer als we met anderen zijn die ook streng in de leer zijn en minder streng in de leer als we met een meer mainstreampubliek zijn.
Het groepsniveau Er zitten twee componenten aan het groepsniveau. De ene is het werken binnen een groep die specifiek gericht is op het stimuleren van een duurzaamheidsissue; de andere is als lid van een groep die andere functies heeft, zoals op je werkplek. Ik bespreek ze achtereenvolgens.
Waarom het groepsniveau belangrijk is Actie op groepsniveau is om verschillende reden belangrijk. De meest voor de hand liggende reden is dat groepen dingen voor elkaar krijgen. Veel mensen die samenwerken kunnen normaliter (niet altijd) meer bereiken dan iemand die alleen werkt. Bijvoorbeeld: als individu dat op het persoonlijke niveau acteert, kun je lokale telers en leveranciers van fairtrade-producten steunen – en dat is mooi. Als groep kun je echter een coöperatie starten om telers en consumenten met elkaar in contact te brengen, je kunt lobbyen om belangrijke organisaties in de stad fairtrade-producten te laten voeren en je kunt een ‘merk’ ontwikkelen waar andere mensen zich mee kunnen associëren.
Groepen zijn ook de plekken waar we de zeer stimulerende en creatieve omgevingen kunnen creëren die in Hoofdstuk 2 centraal stonden. We kunnen samen in plezierige omgevingen goed voedsel eten en elkaars ideeën bevestigen, waarmee we effectiever worden als voorvechters van duurzaamheid terwijl we tegelijkertijd plezier hebben. We kunnen waardegemeenschappen die ik in Hoofdstuk 5 besprak creëren, waar we discussieren over een nieuwe moraliteit die beter zorgt voor de planeet en toekomstige generaties en daar ook naar toe werken.
224 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Groepen zijn ook belangrijke plaatsen voor het creëren en delen van inspirerende verhalen en visies voor een betere wereld. In onze Transition Town-groep bespreken we altijd wat andere groepen hebben gedaan en ik weet dat sommige van onze activiteiten op vergelijkbare wijze zijn verspreid door het Transition Town-netwerk. Dit zijn de ‘tales of joy’ die we in Hoofdstuk 3 aan de orde stelden – verhalen die een positieve vertelling bieden voor hoe we als voorvechters van duurzaamheid kunnen zijn. Dergelijke verhalen zijn enorm belangrijk in het veranderen van het maatschappelijke speelveld naar een waarin duurzame keuzes worden gezien als keuzes die sociaal gewaardeerd en beloond worden. Zoals ik ook in Hoofdstuk 3 suggereerde, kunnen we in groepen werken aan toekomstvisies, wellicht door films over ‘zoals het zou kunnen zijn’ in onze gemeenschap laten zien. Verder zijn actieve, plezierige en gastvrije groepen sterke attractoren voor mensen die een rol willen spelen in het creëren van een duurzame wereld. Sterker nog, sociale verandering is moeilijk voor te stellen zonder deze menselijke kruispunten waar een nieuwe toekomst kan worden verkend, (beetje-bij-beetje) vorm kan worden gegeven en uiteindelijk onvermijdelijk kan worden.
Op hun best laten groepen mensen een rol pakken die hen past – of dit nu het houden van speeches of het uitdelen van pamfletten is. Er gaat weinig boven het gevoel dat je krijgt onderdeel te zijn van een collectieve onderneming waar iedereen zijn of haar deel aan bijdraagt om het project een succes te maken. Omdat we er voortdurend naar op zoek zijn ons gelukkig te voelen, zal dit gevoel ons motiveren om mee te doen aan de volgende groepsactie. Misschien zijn we een volgende keer wel bereid om nog wat meer te doen.
Er zijn ook meer subtiele manieren waarop groepen belangrijk zijn om voorvechters van duurzaamheid actief te houden. Mensen zijn op een dieper niveau sociaal en de meeste van ons hebben niet het uithoudingsvermogen om door te blijven gaan, tenzij we het idee hebben dat we naast en samen met anderen opereren. Groepen geven ons een sociale identiteit waar we trots aan ontlenen en ons verantwoordelijk voor voelen. In deze zin bieden zij een anker dat ons op onze plek houdt, aangezien het opgeven van hetgeen waar de groep voor staat niet alleen betekent dat je het issue in kwestie de rug toe keert, maar dat ook doet richting anderen zoals wij. Als ik een extra zetje nodig heb om op een regenachtige dinsdagavond naar een bijeenkomst van Transition Pt Chevalier te gaan, dan is het niet de gedachte van de op handen zijnde ecologische crisis die me daar naartoe helpt – het is de gedachte dat ik iedereen in de steek laat en een excuus zal moeten verzinnen waarom ik niet bij de bijeenkomst aanwezig was. Het is die dikke emotionele draad waar ik eerder naar verwees: de draad die onze waarden aan onze relaties bindt en er voor zorgt dat we trouw blijven aan onze ‘betere ik’.
225 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Proberen verandering te veroorzaken binnen groepen in plaats van met groepen is ook heel belangrijk. Voor de meesten van ons is ons werk, de school van onze kinderen of onze sportvereniging de hoogste sociale unit waar we direct toegang toe hebben. De meeste van ons kunnen collega’s, andere ouders of collega-sporters met vergelijkbare waarden vinden en een voorstel voor verandering binnen de organisatie opstellen. Ik ben bijvoorbeeld een werknemer aan de grootste universiteit van Nieuw-Zeeland. Ik heb toegang tot diverse mechanismen, zoals vergaderingen, medewerkersonderzoeken, commissies enzovoorts waar ik mijn zegje kan doen. Recent nog regelden een collega en ik voor onze afdeling dat al onze koffie, thee en suiker bij een leverancier van fairtrade-producten werden gekocht. Terwijl ik dit schrijf, heb ik een mok fairtradethee op mijn bureau staan en hangen fairtrade-posters opzichtig in onze koffieruimte.
Natuurlijk kan het erg moeilijk zijn om de praktijken binnen een organisatie te veranderen, maar als je dat doet staan je grote beloningen te wachten. In het voorbeeld hierboven gaat het over een actie met grote zichtbaarheid, met al het potentieel voor modelleren die het bevat. Onze signalen herinneren mensen binnen onze afdeling er constant aan om fairtrade ook in andere contexten te overwegen. Daarnaast zien onze bezoekers en gasten dat fairtrade een optie is en kunnen zij zo aangezet worden om dit ook in hun eigen werkplek verder te brengen. En, net zo belangrijk, het ontwikkelt onze identiteit als afdeling die zich bekommert om deze issues. Op de een of andere manier lijkt het makkelijker om je organisatie als een ecologisch en sociaal verantwoord merk te ontwikkelen dan om jezelf op die manier te ‘branden’. Groepspromotie is op een of andere manier cultureel wellicht meer geaccepteerd dan zelfpromotie.
De uitdagingen van het werken op dit niveau en hoe ze te lijf te gaan Ik begon dit hoofdstuk met de zachtmoedige woorden van Helen Keller, maar ik zal deze sectie beginnen met de net zo wijze maar giftige zin van Jean-Paul Sartre uit zijn toneelstuk Huis Clos: “Hell is other people”. Groepen die zijn gericht op maatschappelijke verandering kunnen als een warm bad zijn, maar zij kunnen ook ontaarden in vreselijke scènes van sociale en emotionele chaos. Wellicht herinner je je uit Hoofdstuk 4 hoeveel droevenis de sinds jaar en dag actieve politieke activisten ervoeren binnen de actiegroepen die mijn studenten en ik onderzochten. Gevoelens van verraad en falen waren aan de orde van de dag (net zoals even sterke gevoelens van eenheid en succes).
226 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Zelfs als een groep goed functioneert, zul je hetgeen je gelooft wat de ideale benadering is voor het issue dat je wilt aanpakken bijna zeker moeten onderhandelen. Als je onderdeel bent van een duurzaamheidsgroep, zal het compromis hoogstwaarschijnlijk over strategie in plaats van over waarden gaan. Zoals een van de activisten die geciteerd werd in Hoofdstuk 3 zei: “Actually working towards getting people to agree to move beyond how you see the world to what you are actually going to do about it [is] a pain in the arse”. Het kan zijn dat simpelweg weten dat dit proces pijnlijk is en dat dat wordt gedeeld – het is niet vreemd dat je geïrriteerd raakt over de mensen die jouw beste bondgenoten in de samenwerking zouden moeten zijn – behulpzaam is.
Als je een leiderschap srol hebt binnen een groep die op duurzaamheid is gericht, dan is het mijn overtuiging dat het beter is om er op het gebied van groepsharmonie dan groepsproductiviteit een fout te maken. Als een groep mensen elkaars gezelschap plezierig vindt en iets voor elkaar krijgt, zullen zij samen blijven optrekken om wat meer te gaan doen. Als een groep mensen met elkaar overhoop ligt, zullen zij waarschijnlijk weinig voor elkaar krijgen – maar zelfs als zij de doelen van hun huidige project bereiken, zal er wellicht geen volgende komen. Het komt ook neer op een van de fundamentele stellingen van dit boek: dat we het welzijn in het hier en nu in overweging moeten nemen. Er zijn vele routes naar duurzaamheid, dus waarom zouden we er een kiezen die bitter interpersoonlijk conflict veroorzaakt? Dat gezegd hebbende realiseer ik mij wel degelijk dat het niet makkelijk is om onderscheid te maken tussen de onvermijdelijke kleine blauwe plekken die veroorzaakt worden door progressie te boeken op welk issue dan ook – bijna altijd zal iemand zich wel tekort gedaan of gefrustreerd voelen – en de kneuzingen die worden veroorzaakt door veel vooruitgang op een issue te boeken op een manier die leden inderdaad tekort doet of frustreert.
Dit houdt verband met een van de lastigste keuzes waarmee we ons soms als groepsleden geconfronteerd zien: of we bij een groep willen blijven die nergens toe lijkt te leiden of die je aanzienlijke ellende bezorgt. We weten dat mensen vasthouden aan de relaties die schadelijk voor hen zijn, omdat ons vermogen om ons te binden in algemene zin groot is en ons vermogen om los te laten na onze identiteit aan een groep vastgepind te hebben, klein is. Ik heb het hier eerder over gehad en er is geen juist antwoord. Je kent jouw vermogen om je door apathie of conflict heen te werken, je weet of er nog steeds een sprankje hoop is en of anderen dat sprankje zien. Heel vaak is het meer een zaak van de connectie langzaam maar zeker laten afsterven als we energie investeren in een alternatief in plaats van radicaal voor iets anders te kiezen.
227 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Als je probeert om verandering te veroorzaken in een groep die niet op duurzaamheid is gericht, zoals je werk, zul je waarschijnlijk compromissen moeten sluiten over zowel strategie als waarden. Sommige dingen lijken vanzelf te gaan – blijkbaar was de tijd rijp voor onze afdeling om op fairtrade over te stappen. De enige horde was dat het duurder was, maar toen ik eenmaal duidelijk had gemaakt dat we de extra kosten konden uitsparen door alle printers standaard op dubbelzijdig printen te zetten, verloor deze tegenwerping kracht. Bij sommige issues zul je het daarentegen moeten opnemen tegen diep gekoesterde zaken, zoals het belang van individuele vrijheid, het concurrentienadeel, het ongemak, de notie dat ‘mensen het niet leuk zullen vinden’ en simpelweg weerstand tegen verandering. Als je positieve relaties met mensen wilt blijven houden in de organisatie, werkt het waarschijnlijk het beste als je kleine stapjes op deze issues zet en bereid bent om er van af te zien. Je kunt altijd hoop putten uit het onderzoek over vertraagde invloed dat in Hoofdstuk 4 is besproken – je sterk maken voor verandering en niet krijgen wat je wil, betekent niet dat je geen indruk hebt achtergelaten. Als het sociale ethos zich in de richting van duurzaamheid beweegt en als je geduld hebt, doorzettingsvermogen toont en redelijk blijft, zul je er waarschijnlijk te zijner tijd wel komen.
Het burgerniveau Dit niveau verwijst naar actie die direct is bedoeld om de publieke opinie, overheden, bedrijven en andere grote instituties te beïnvloeden. Actie op het burgerniveau kan ondernomen worden door individuen of door groepen die op duurzaamheid zijn gericht.
Waarom het burgerniveau belangrijk is Ik ken niemand die ontkent dat het burgerniveau belangrijk is en veel mensen beschouwen het als het belangrijkste niveau om op te werken. Zonder twijfel gaat er een geweldige kracht uit van dit niveau. Als je er voor kunt zorgen dat jouw nationale of lokale overheid een CO2-belasting introduceert, arbeidswetgeving verbetert of de standaarden voor bouwvergunningen aanscherpt op te opwaarderen heb je er (waarschijnlijk) voor gezorgd dat er een verschuiving in de sociale praktijken voor een grote groep mensen plaatsvindt. Daarnaast, als jouw land, provincie of stad acties zoals deze onderneemt, stimuleert dit waarschijnlijk andere landen, provincies of steden om het voorbeeld te volgen – kopiëren vindt op alle niveaus in het maatschappelijke systeem plaats. Bedrijven, en in het bijzonder multinationals, zijn ook een belangrijk doelwit voor grootschalige verandering. Ja, je kunt een rol spelen in het stimuleren van McDonald’s om biologisch te gaan door
228 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
die optie te bestellen, maar als je lobbyt bij McDonald’s en zij raken overtuigd door jouw argumenten, dan kun je die verandering nog directer in gang zetten.
Onderdeel van dit niveau zijn acties die zijn ontworpen om de publieke opinie te doen verschuiven. De publieke opinie zit op het hoogste niveau in onze volgorde, omdat het, net zoals overheden en bedrijven, een wijdverbreide invloed heeft. Sterker nog, zoals ik eerder heb besproken, zijn democratische overheden noch bedrijven bereid om grote afstand te nemen van de publieke opinie – zoals zij deze percipiëren – en dus heeft het veranderen van de opvattingen van mensen of het onder de aandacht brengen van de opvattingen van mensen die denken zoals jij van deze instituties aanzienlijk potentieel om de manier waarop de dingen gebeuren te veranderen.
Hoewel dit niveau van bovenaf gezien beangstigend kan zijn, hoeven inspanningen die op verandering op het burgerniveau gericht zijn niet groot te zijn. Als je stemt, een petitie tekent om een nieuwe wet te introduceren, een brief schrijft aan de redacteur van een krant of aan een politicus, een bijdrage levert aan het jaarplan van jouw stad, je aansluit bij een politieke partij of een demonstratie bijwoont, dan neem je actie op het burgerniveau. Je zou – en mensen doen dat – nog veel verder kunnen gaan, bijvoorbeeld door een petitie te starten en handtekeningen te verzamelen, verkiesbaar te zijn bij verkiezingen, een documentaire maken over een milieu-issue enzovoorts. Dit niveau onderscheidt zich niet van het persoonlijke niveau en het groepsniveau door de inspanning die nodig is of de omvang van de acties, maar door de directheid waarmee acties zich op overkoepelende structuren richten die op grote aantallen mensen en mogelijk de wereld als geheel effect hebben.
Het is onnodig om te zeggen dat kleine burgeracties essentieel zijn voor het overall succes van de grote inspanningen. Uiteindelijk is de persoon die een petitie initieert en handtekeningen verzamelt slechts effectief tot het niveau dat mensen de petitie ondertekenen; de demonstratie is alleen succesvol als mensen deze bijwonen; de politieke kandidaat wordt slechts gekozen als mensen op hem of haar stemmen. Voor iedere grote speler in deze context zijn vele kleine spelers nodig.
De uitdagingen van het werken op dit niveau en hoe ze te lijf te gaan Voor mij hangt er een bepaalde mist over het burgerniveau – een soort mysterieuze mechanismen en machtsstructuren die opzettelijk worden verborgen door de meeste van hen die 229 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
dicht bij de actie staan. Als ik interviews met politici of directeuren van bedrijven op de radio hoor, lukt het me vaak niet om hen aan te horen, omdat het duidelijk is dat zij niet vanuit een oprechtheid spreken, maar de partijlijn herhalen. In Hoofdstuk 5 had ik het over het meppen op elkaars schaduw, de gekmakende discussies waarin we verzeild raken met mensen die fundamenteel andere waarden hebben dan wij. Voor mij is daar op dit niveau heel vaak sprake van – discussies die een beetje langs elkaar heen gaan en waarin zelfs onze medestanders issues simplificeren en overdrijven, bewust de opponent niet willen begrijpen, opzettelijk bewijs van de hand wijzen dat niet goed past enzovoorts. Dus suggereer ik dat de eerste uitdaging in het werken op het burgerniveau is dat we noodzakelijk accepteren dat het een spel is, met regels, en dat zelfs als je probeert authentiek te zijn in alles wat je zegt en doet, anderen dat zeker niet zullen zijn. Voor sommigen kan dit allemaal onderdeel van de lol zijn; voor anderen zal het verschrikkelijk zijn. Je emotionele vermogen het spel te spelen zal een grote rol spelen in hoe je je plaats inneemt in de burgercontext.
Een tweede uitdaging op dit niveau is dat de hoge inzet – de manier van werken van instituties op macroniveau veranderen – ook grote risico’s met zich meebrengt. Als je een groentetuin aanplant of als jouw organisatie haar medewerkers een OV-jaarkaart geeft, weet je dat je ergens iets hebt bereikt. Het is tastbaar en maakt meteen een verschil. Als je een demonstratie organiseert of bijwoont om de maatschappelijke zorgen over klimaatverandering te laten zien, is je resultaat een stuk minder tastbaar en zal het waarschijnlijk niet meteen een verschil maken in hoe systemen werken. Dus om op dit niveau te werken, moet je in staat zijn om op de lange termijn te denken en accepteren dat het zelden duidelijk zal zijn of veel acties het bedoelde effect hebben. Dit geldt nog meer voor particuliere of individuele burgeracties zoals een donatie doen, een brief naar de redacteur van de krant schrijven of per post stemmen (stemmen in stembureaus is psychologisch veel aanlokkelijker aangezien het een publieke daad is waarbij je je onderdeel voelt van iets belangrijks).
Dus je kunt – en je zou moeten – proberen om de onzekerheid van het beoogde resultaat te accepteren die actie op dit niveau plaagt, maar waarschijnlijk zal dit een voortdurende worsteling zijn. De activisten die mijn studenten en ik interviewden trokken de overall effectiviteit van hun levenslange toewijding aan politieke issues in twijfel. Deze twijfel werd echter teniet gedaan door twee zekerheden die uit de interviews naar voren kwamen. Het eerste was dat zij zeker wisten dat de wereld moest veranderen en zij konden met die wetenschap niet hun rug toekeren of geen politieke actie nemen. Ze wisten ook dat als mensen met de waarden waar zij voor stonden niet zouden deelnemen in de burgercontext, dit zeker zou leiden tot de dominantie van andere waarden.
230 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Je voelt wellicht niet zo’n diepe drang als deze activisten om in de burgercontext actie te nemen, maar het is nuttig om jezelf er aan te herinneren dat belangrijke besluiten op dit niveau worden genomen – en als we daar niet vertegenwoordigd zijn, zal het geluid van diegenen die geloven in business as usual gaan overheersen en business as usual is wat we dan zullen krijgen. Het is nu aan jou of je op dit niveau actief wil worden. (Voel vooral geen druk.) Denk er aan dat vele kleine bijdragen nodig zijn; simpelweg deelnemen aan de mogelijkheden die door anderen zijn gecreëerd (evenementen bijwonen, petities ondertekenen enzovoorts), betekent ook dat je een essentiële rol op dit niveau vervult. Diegenen die deze mogelijkheden organiseren, zullen het geweldig vinden dat je deelneemt en zullen de steunbetuiging krijgen die ze nodig hebben om door te blijven gaan.
Omdat de burgercontext zo onzeker is en een lange termijn perspectief vraagt, is een van de manieren om aangehaakt te blijven om de kracht van menselijke connecties te gebruiken, een principe dat steeds terugkeert. Als je samenwerkt met anderen om je stad, wetten of jouw land te veranderen, dan zullen het niet slechts de issues zijn die je zullen doen volhouden, maar het zullen je relaties met mensen in jouw groep zijn.
Hoe doe ik dit allemaal en zorg ik voor mijzelf en de mensen om mij heen? Voordat ik de worksheets laat zien die je in staat stellen te analyseren wat je op ieder niveau doet en om toekomstige activiteiten te plannen, moeten we het hebben over het ‘zorgdilemma’ waarmee zovelen van ons zich geconfronteerd zien. Het dilemma is deze: ik geef om mensen en de planeet en wil de Aarde beter achterlaten dan ik ’m aantrof. Maar ik geef ook (nog meer) om mijzelf en – het belangrijkste – de mensen waar ik van hou en mij verantwoordelijk voor voel. Deel van de reden dat ik om de planeet geef, is dat diegenen in mijn directe cirkel van zorg beïnvloed zullen worden door de gemeenschappelijke toekomst van de mensheid. Maar zoals het maatschappelijke leven momenteel georganiseerd is, moet ik vaak kiezen tussen een zekere, onmiddellijke opbrengst voor mijzelf of de mensen waar ik het meest om geef aan de ene kant en een onzekere, lange termijn opbrengst voor het grotere geheel. Wat is het juiste om te doen?
Dit dilemma wordt nog versterkt door de altruïstische aantrekkingskracht die wij voelen voor mensen waarmee wij in nauw contact staan aangezien zij ons in het hart raken met hun warmbloedige emoties. 231 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Maar zelfs als we er voor kiezen om ons terug te trekken uit een verkiezingscampagne om meer tijd aan onze kinderen te besteden, de voorkeur geven aan een bezoekje aan onze zieke moeder boven deelnemen aan een protestmars of verder afzien van het agenderen van groene thema’s op ons werk uit angst dat we geen promotie zullen krijgen, weten we dat ieder van deze redelijke, menselijke en – in het geval van de eerste twee voorbeelden – zelfs nobele keuzes betekenen dat we falen om de status quo uit te dagen.
Hoewel ik geen oplossing heb voor dit dilemma – dilemma’s zijn immers inherent onoplosbaar – heb ik wel een paar strategieën om het zorgconflict tussen ieder van deze niveaus te verminderen. Daar zullen we nu eens naar kijken.
Zorgen voor jezelf gaat over het kiezen van duurzame activiteiten die niet alleen bijdragen aan het grotere geheel, maar ook jezelf voeden. Diverse mogelijkheden zijn in de voorgaande hoofdstukken besproken. Als je je persoonlijke passies kunt combineren met duurzaamheid zit je op een winnend spoor, aangezien je zult kunnen bijdragen aan een betere wereld, terwijl je jezelf ook in de gelegenheid stelt om flow te ervaren (zie Hoofdstuk 2). Hoofdstuk 2 benadrukte ook hoe je jezelf moet beschermen tegen al teveel slecht nieuws, aangezien dit – ondanks dat het nuttige schokken geeft die ons gefocust houden – ons emotioneel kan uitwonen en onze creativiteit in de weg zit. Als je jezelf onderdompelt in het worst case-scenario, zul je ergens anders verlichting zoeken, terwijl al jouw duurzame activiteiten die een positief gevoel geven deze verlichting en het redden van de wereld samen is.
Samenwerken met mensen die optimistisch zijn en je een warm hart toedragen is ook essentieel (Hoofdstuk 4). Meestal verlaat ik onze Transition Town-vergaderingen met een beter gevoel over mijzelf, omdat iedereen zo aardig tegen mij is. Deze bijeenkomsten geven me ook de mogelijkheid om aardig tegen anderen te zijn, wat net zo belangrijk is om mensen – mij – zich onderdeel te laten voelen van een voedend geheel.
Het laatste aspect van zorgen voor jezelf dat ik hier wil noemen gaat over tijd nemen om uit te vinden wat je capaciteiten en beperkingen zijn. Dit gaat verder dan je passies – het gaat over wat je genereus kunt geven aan de goede zaak en wat als teveel voelt. Zoals ik in Hoofdstuk 3 besprak, haatte ik grote protestmarsen toen ik jong was, vooral de massale woede en het geschreeuw en het gevoel dat iedereen aan de kant naar mij keek. Desalniettemin nam ik er aan deel, omdat ik van het consciëntieuze type ben. Maar ik gaf me nooit helemaal. Ik voelde mij hier destijds schuldig over, 232 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
maar nu voelt het goed om uit plichtsgevoel aan protestmarsen deel te nemen en gewoon een persoon in de massa te zijn. Ik haat ze niet langer, omdat ik niet langer van mezelf verwacht dat ik ze leuk vind.
Een ander aspect van mijzelf waarmee ik heb leren werken, is dat ik er van houd om duidelijke taken te hebben, in het bijzonder voor collectieve projecten. Ik vind vage plannen om iets met andere mensen te doen onbevredigend. Als ik het gevoel heb dat niemand de leiding neemt over een geplande groepsactiviteit, geef ik mijzelf twee keuzes: zelf de leiding nemen of van verdere deelname afzien. Ik weet dat mijn verlangen voor structuur en vermogen om anderen te organiseren zullen betekenen dat ik de leiding neem als niemand anders dat doet, maar als ik geen duidelijke visie heb op wat we proberen te bereiken, zal dit me gaan tegenstaan en zal ik de groep waarschijnlijk naar een minimale bijdrage leiden.
Maar ik wil niet te lang bij mezelf stilstaan, aangezien het de bedoeling is dat dit over jou gaat. Het punt is dat om voor jezelf te zorgen terwijl je voor het grotere geheel zorgt, het gaat over het vinden van ‘actieniches’ die bij jou passen. Als je die eenmaal gevonden hebt, zul je dit conflict niet zo diep of zo vaak ervaren en minder worden verleid om de wereld in de steek te laten om aardig voor jezelf te zijn.
Zorgen voor diegenen om je heen, terwijl je een voorvechter van duurzaamheid bent, is een complex probleem op vele niveaus, omdat, zoals ik aan het begin van deze sectie zei, onze menselijkheid van ons vraagt om te zorgen voor diegenen in onze nabije omgeving in plaats van te zorgen voor de mensheid als geheel. En zoals we in Hoofdstuk 5 zagen is het moreel acceptabel – ja, zelfs correct – om de voorkeur te geven aan een persoon met een acute behoefte boven een groep met chronische behoeften.
Dit probleem speelt in het hele sociale leven, maar als je kinderen hebt, zul je hier waarschijnlijk het meest direct mee te maken hebben als je het zijn van een goede ouder probeert te balanceren met het zijn van een goede voorvechter van duurzaamheid. Als ouder wordt je onmiddellijk gecompromitteerd in termen van je vermogen om middelen, tijd en energie in het algemeen belang te steken. Dit is deels praktisch in de zin dat kinderen middelen, tijd en energie vragen, maar het is ook emotioneel – de buitenwereld kan er nooit zoveel toe doen als je eigen kinderen. Als moeder begrijp ik waarom vele religies het celibaat kennen: om te verzekeren dat er een gemeenschap van mensen die bereid is vast te houden aan het gemeenschappelijke hogere doel 233 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
in plaats van te worden afgeleid door de emotionele verbintenis met een andere partij, in het bijzonder kinderen.
Maar kinderen zijn niet de enige mensen die onze aandacht in het hier en nu vragen. Ik ben net gestopt met dit te schrijven om op de thee te gaan om te vieren dat de dochter van een collega een jaar is geworden. Zou ik de uitnodiging moeten hebben negeren om door te kunnen schrijven en dus bij te dragen aan het duurzaamheidsdoel? Of zou ik gegaan moeten zijn, omdat dit haar steunt en de relaties tussen mensen op mijn werk verrijkt?
Ik ben er niet zeker van of de spanning tussen het zorgen voor de wereld en het zorgen voor de mensen om ons heen ooit opgelost kan worden, maar ik weet wel dat we als voorvechters van duurzaamheid de ruimte aan beide typen zorg meten geven om te kunnen bestaan. Zoals ik door dit hele boek heen hebben beargumenteerd, heeft het weinig nut om een mooie nieuwe toekomst te creëren als het proces dat daarvoor nodig is onszelf en de mensen om ons heen in het hier en nu niet verrijkt. Mensen zullen altijd streven naar een betere toekomst, maar we zijn het ook aan elkaar verplicht om het heden zo goed en aangenaam mogelijk te maken. (Natuurlijk niet door alle hulpbronnen op de wereld te verdelen op een feestje waar slechts een paar landen voor zijn uitgenodigd, maar door voor elkaar te zorgen en elkaar te steunen.)
Dus het vertragen van persoonlijke of collectieve vooruitgang richting een bepaald duurzaamheidsdoel teneinde te zorgen voor anderen is, denk ik, onderdeel van een goed persoon zijn. Maar altijd kiezen voor de mensen direct om je heen betekent dat je toestaat dat de impulsen van het hart je regeren, hetgeen je volledige vermogen als mens net zoveel compromitteert als het voortdurend negeren van deze impulsen dat doet. Je zult je voelen alsof je uitstelgedrag op de grote issues vertoont, omdat dat wellicht ook het geval is. Je kunt ook het effect dat je hebt op de mensen waar je om geeft door hun behoeften altijd op de eerste plek te zetten in overweging nemen. Indien je bijvoorbeeld geneigd bent om een vergadering van een groep af te zeggen als je kinderen zich niet lekker voelen, geef je het signaal af aan je kinderen dat je niet lekker voelen reden is om dergelijke activiteiten niet te ondernemen.
Het kan zijn dat je dagelijkse leven volgepropt is of dat je te zachtaardig bent om het anders te doen – en het zij zo in dat geval. Ik weet dat ik niet de meest gevoelige moeder of vriendin ter wereld ben en dat is deels wat me het mogelijk heeft gemaakt om productief in mijn werk te zijn en tijd te besteden aan het duurzaamheidsdoel. Maar ik weet ook dat er een sociale lijm bestaat 234 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
vanwege die aardige moeders en vriendinnen en ik en mijn kinderen hebben ons voordeel gedaan met die lijm.
Hoewel deze spanning in zorg nooit opgelost kan worden, zul je het minder acuut voelen als je de mensen in jouw directe cirkel kunt verbinden met een activiteit die op het algemene belang gericht is. Als ouder zou dit bijvoorbeeld kunnen gaan over vrijwilligerswerk voor de milieuactiviteiten van de school van je kinderen of door je kinderen bewust de sociale en ecologische waarden waar je voor staat mee te geven (zie Hoofdstuk 2 en 5 voor meer over dit laatste punt). Als je je aansluit bij een duurzaamheidsgroep zullen deze mensen in de loop der tijd je vrienden worden – en als je voor hen zorgt, versterk je dus tegelijkertijd de groep en de identiteit die je deelt.
En nu is het tijd om in detail te bekijken wat je doet als voorvechters van duurzaamheid.
235 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Eindnoten bij Hoofdstuk 6
1
Keller, H. (1903/2010) Optimism: An Essay. Project Gutenberg Ebook, http://www.gutenberg.org/files/31622/31622-
h/31622-h.htm 2
http://jonmsweeney.wordpress.com/2010/01/28/to-know-in-the-biblical-sense/
236 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Bijlage 1 – De storytellingworkshop Wat is een storytelling workshop? Een storytellingworkshop geeft je de gelegenheid om levensverhalen te vertellen en er naar te luisteren. Storytelling is een oude en krachtige manier om een band op te bouwen en kennis door te geven. Velen – zowel individuen als organisaties – gebruiken tegenwoordig storytelling om hun eigen agenda’s te realiseren. De workshop die hieronder wordt beschreven, is ontworpen om de agenda’s van mensen die een meer rechtvaardige, vreedzame en milieuvriendelijke wereld willen creëren te realiseren. Je kunt de workshop uitvoeren met mensen binnen jouw stichting of vereniging, op je werk, op school of bijvoorbeeld met een groep gelijkgestemde vrienden. Wij hebben gezien dat deze workshop een krachtige manier is om een gevoel van saamhorigheid en vertrouwen te creëren tussen mensen. Het is daarom bij uitstek geschikt voor groepen die net zijn ontstaan, groepen met verschillende nieuwe leden of groepen die weer op een lijn moeten worden gebracht. Het heeft een formele structuur die iedereen ruimte biedt om iets te zeggen. Dit stimuleert democratie binnen de organisatie of groep en verkleint het risico dat een enkel perspectief gaat domineren of het standpunt van de groep wordt, simpelweg omdat het zou worden verkondigd door iemand die als dominant wordt gezien.
Hoe een storytellingworkshop uit te voeren Sessie 1 – voorbereiding (10-30 minuten) Idealiter houd je twee sessies. In de eerste sessie wordt de methode aan deelnemers uitgelegd en het thema waarop zij hun verhalen dienen te baseren. Het thema is: Wat zijn mijn waarden? Waar komen mijn waarden vandaan? Hoe doorleef ik deze waarden? Hoe word ik daarin gesteund? Welke ideeën heb ik zelf om mijn woorden beter te doorleven? Dit thema is ontworpen om zicht te krijgen op hoe de waarden en levensverhalen van mensen verweven zijn. Omdat het uiteindelijke doel van deze workshop is om actie te stimuleren die een rechtvaardigere, vreedzamere en meer milieuvriendelijke wereld creëert, kun je deelnemers uitleggen dat zij over hun waarden langs deze lijnen zouden kunnen denken. Er zijn vele websites en boeken die zich richten op manieren waarop mensen hun persoonlijke waarden beter kunnen doorleven gericht op zelfverbetering of zelfvoldoening. 237 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Deelnemers schrijven vervolgens in hun eigen tijd een verhaal (huiswerk voor sessie 2). Je kunt er voor kiezen om deelnemers een A4-tje mee te geven met daarop bovengestelde vragen, zodat zij daar gericht hun aantekeningen op kunnen maken.
Sessie 2 – Het delen van verhalen (2 uur) NOOT: Het werkt het beste als verhalen pas in de tweede sessie gedeeld worden, aangezien dat deelnemers meer tijd geeft om na te denken over hun levenservaringen en deze met elkaar te verbinden. Als je slechts een sessie tot je beschikking hebt, kun je deelnemers bijvoorbeeld aan het begin van de sessie 20 minuten de tijd geven om de contouren van een verhaal op te tekenen voordat zij dit delen met anderen. Als je bij elkaar komt voor het vertellen van de verhalen, maak dan groepen van vijf mensen. We raden aan de groepen willekeurig samen te stellen (als je bijvoorbeeld vier groepen wilt, nummer mensen van 1 tot en met 4 en zorg ervoor dat de nummers 1 bij elkaar gaan zitten etcetera). Dit proces zorgt ervoor dat mensen gaan praten met anderen die zij nog niet zo goed kennen, waardoor er meer verbindingen ontstaan in de grotere groep. Het kan zijn dat sommige deelnemers er voor kiezen geen verhaal te vertellen. Daar kun je achter komen voordat je de groepen organiseert om vervolgens deze mensen niet in dezelfde groep te zetten. Als de groepen eenmaal georganiseerd zijn, zou in iedere groep iemand (of meerdere personen) aangesteld moeten worden om aantekeningen te maken. Er zijn twee regels om er voor te zorgen dat door dit proces een gevoel van vertrouwen en veiligheid wordt ingebouwd (in plaats van wordt afgebroken): 1. Details van de verhalen worden vertrouwelijk gedeeld met de groep en blijven dus binnen de groep. 2. Mensen moeten zich er van bewust zijn dat de verhalen persoonlijk zijn en moeten elkaar derhalve te allen tijde met respect behandelen. Iedere groep dient in aanvulling daarop onderstaande procedures te volgen. Je kunt bijvoorbeeld de notulisten vragen te bewaken dat deze procedures ook daadwerkelijk worden gevolgd en dat alle geluiden volledig worden gerespecteerd. 1. De groep dient eerst een volgorde van sprekers vast te stellen. Diegenen die hun verhaal het liefste willen vertellen, mogen als eerste. 238 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
2. De eerste storyteller vertelt zijn of haar verhaal. Het is van belang dat er niet wordt geïnterrumpeerd. Je kunt er voor kiezen om de vertellers zich te laten beperken tot een bepaalde tijd om er voor te zorgen dat alle verhalen verteld kunnen worden. 3. Zodra het verhaal is verteld, kunnen de toehoorders vragen ter verduidelijking stellen. 4. Na het eerste verhaal moeten deelnemers aan de groep in een vaste volgorde, startend links of rechts van de spreker, zeggen hoe dit verhaal (niet) lijkt op hun eigen ervaring. Iedereen komt aan de beurt en wederom dient niemand de spreker te interrumperen. Het wordt aangeraden dat de notulist specifiek aantekeningen maakt van gemeenschappelijke thema’s die lijken te ontstaan, bijvoorbeeld op basis van vergelijkbare reacties op een bepaald verhaal. 5. Vervolgens bediscussieert de groep wat van het verhaal geleerd kan worden. 6. Zodra de groep klaar is voor het volgende verhaal, moeten de stappen 2 tot en met 5 herhaald worden totdat alle verhalen zijn verteld. 7. De groep vertaalt vervolgens de ideeën die uit de discussie over de verhalen naar voren zijn gekomen in drie of vier inzichten die later plenair gedeeld kunnen worden. Deze inzichten zouden zich moeten richten op zowel zaken die de groep gemeenschappelijk heeft als ideeën voor nieuwe persoonlijke en collectieve actie. Hoewel de inzichten voor het grootste deel opgeschreven zullen zijn, kunnen de groepen de inzichten ook in een andere vorm presenteren, bijvoorbeeld door middel van korte sketches (dat hebben we meegemaakt!). Nadat de groepen tot hun inzichten zijn gekomen, kunnen deze gepresenteerd worden in de grotere groep. Vanaf dit punt kunnen de groepen agenda’s voor collectieve actie formuleren, gebaseerd op de inzichten die zijn opgedaan en wat deelnemers van het proces hebben geleerd.
Follow-up Het is een goed idee dat iemand de inzichten en agenda’s voor collectieve actie die zijn opgesteld notuleert en deze naar alle deelnemers opstuurt. Voor meer informatie, zie Harré, N., Bullen, P. et al. (2006).
239 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Bijlage 2 – Worksheets De volgende worksheets stellen je in staat te analyseren wat je nu doet of zou willen doen om duurzaamheid op ieder van de niveaus die we hebben besproken nog verder te brengen. Vandaaruit moedigen ze je aan om te besluiten met welke activiteiten verder te gaan en, gegeven wie je bent, je andere verantwoordelijkheden en je sociale locatie. Ik heb verschillende vragen geformuleerd om je bij je analyse te helpen. Ze zijn ontworpen voort te bouwen op de belangrijkste ideeën die in dit boek en in het bijzonder in dit laatste hoofdstuk zijn besproken. Ze zijn slechts een gids – verander ze, verwijder ze, vul ze aan zoals het je goeddunkt. Ik heb van het persoonlijke niveau een uitgewerkt voorbeeld uit mijn eigen leven opgenomen om je een idee te geven hoe je de analyse kunt maken. Je kunt de voorkeur geven aan het simpelweg lezen van de vragen in plaats van de worksheets volledig in te vullen. Ook kun je de worksheets naar eigen wens aanpassen voor gebruik in een groep. Omdat het persoonlijke niveau, het groepsniveau en het burgerniveau overlappen, kun je het lastig vinden om te bepalen bij welk niveau sommige van je activiteiten horen. Maak je daar alsjeblieft geen zorgen over. Door het schrijven van dit hoofdstuk ben ik er misschien in geslaagd beide van ons er van te overtuigen dat er zulke niveaus van actie ‘zijn’, maar de echte wereld is bij lange na niet zo gecategoriseerd. Als een actie belangrijk voor jou is, hoop ik dat je de juiste vragen op een van de worksheets zult vinden waarmee je het kunt onderzoeken. Ik herhaal het nog maar eens: er zijn geen ‘juiste’ duurzame acties in een absolute zin, ondanks het feit dat veel mensen je dit wel zullen vertellen. Je zult wellicht zien dat deze worksheets je helpen te begrijpen waarom je nooit in staat bent geweest om die ene persoonlijke actie, groepsactie of burgeractie te ondernemen waarvan je het gevoel had dat je die genomen ‘zou’ moeten hebben – omdat als je het nader bekijkt het gewoon niet bij jou past, het jouw zorg voor de mensen waar je van houdt compromitteert of omdat je je niet voldoende gesteund voelt om door te gaan. Het resultaat kan zijn dat je jezelf toestaat je die vrijheid te geven. Aan de andere kant kan het analyseproces mogelijkheden voor actie duidelijk maken die je zowel kunnen verrijken als bij kunnen dragen aan een betere wereld. Dit zijn de mogelijkheden waar je naar op zoek moet gaan.
240 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Het persoonlijke niveau Nadat je je huidige en mogelijke acties op dit niveau op een rij hebt gezet, gebruik dan de middelste kolom om te analyseren of iedere actie past bij wie je bent, wat je probeert te bereiken en of de impact van de actie kan worden vergroot. Ik heb onderstaand een aantal vragen opgenomen voor de analyse. In de laatste kolom kun je noteren of en hoe je wilt verdergaan met de activiteit. Het voorbeeld heeft betrekking op mijn fietsgedrag.
Met betrekking tot persoonlijke ‘fit’ kun je denken aan: Verrijkt de activiteit je leven in het hier en nu? Is het een bron van flow? Past het bij het zorgen voor diegenen waar je verantwoordelijk voor bent? Versterkt/vergroot het je identiteit en geloofwaardigheid als voorvechter van duurzaamheid?
Met betrekking tot de impact van de actie kun je denken aan: Hoe draagt deze actie bij aan duurzaamheid? Is het inherent zichtbaar en zou je de zichtbaarheid er van kunnen vergroten door er over te praten of een gedragsspoor te creëren?
Acties
Analyse
Huidige en mogelijke acties
Fit: Is het verrijkend, is het flow-producerend, is het compatibel met het zorgen voor anderen, werkt het identiteitsversterkend? Impact: Bijdrage aan duurzaamheid, zichtbaarheid Verrijkend – ik blijf er fit door, zorgt er voor dat ik buiten ben (goed), gedoe met natte kleren, kijk soms op tegen de rit heuvelop naar huis vanuit werk (slecht)
Op de fiets naar mijn werk
Assessment
Flow-producerend: voelt vaak alsof ik echt leef als ik terug naar huis rijd, zou uitdagender en spannender zijn als ik voor een wedstrijd zou trainen, maar ik houd er niet van om alleen te trainen of in groepen te tijden Compatibel met het zorgen voor anderen – ik vind de boodschap die het aan mijn kinderen afgeeft goed, beperkt soms het boodschappen doen of bij mensen op visite te gaan na het werk (maar eerlijk gezegd bevalt dat me wel!) Identiteitsversterkend – Ja, meer dan wat ik op dit niveau ook doe. Omdat ik fiets, heb ik het gevoel dat ik recht van spreken heb als voorvechter van duurzaamheid. Kleine valkuil: doet het me te radicaal lijken of onvolwassen of iets dergelijks op mijn werk?
241 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Blijven doen – Op een dag zou ik mijn auto helemaal weg kunnen doen, maar dat is voor nu te beperkend.
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Duurzaamheidsbijdrage – Als iedereen die daar fysiek toe in staat zou zijn zou fietsen, zou de wereld getransformeerd zijn. Fietsen voelt als een van de wondermiddelen voor mij; zagen andere dit maar ook zo. Aan de andere kant: ik kan niet de hele stad doorcrossen om maar bij ieder duurzaamheidsevenement aanwezig te zijn Zichtbaarheid – Zeer zichtbaar; sinds het schrijven van dit boek heb ik hier dieper over nagedacht en ben ik begonnen mijn fietshelm op de tafel in mijn kantoor te zetten in plaats van op een plank, zodat bezoekers het niet kunnen missen
Worksheet ‘Persoonlijk niveau’ Acties
Analyse
Assessment
Huidige en mogelijke acties
Fit: Is het verrijkend, is het flow-producerend, is het compatibel met het zorgen voor anderen, werkt het identiteitsversterkend? Impact: Bijdrage aan duurzaamheid, zichtbaarheid
Groepsniveau – Duurzaamheidsgroepen Ik heb twee afzonderlijke worksheets voor dit niveau opgenomen: een voor de groepen die op duurzaamheid gericht zijn waar je toe behoort of waarvan je overweegt je er bij aan te sluiten en een voor andere groepen waar je onderdeel van bent (je werk, sportverenigingen enzovoorts). Ik zal naar deze laatste verwijzen als ‘organisaties’. Voor beide worksheets heb ik slechts ruimte voor twee groepen of organisaties gelaten, maar je kunt ze zelf uitbreiden. De eerste worksheet is voor duurzaamheidsgroepen. De vragen zijn uitgebreider dan voor het vorige niveau en bevatten een derde dimensie die betrekking heeft op het functioneren van de groep.
Met betrekking tot persoonlijke ‘fit’ kun je denken aan:
242 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Verrijken de activiteiten je leven in het hier en nu? Zijn de groepsactiviteiten een bron van flow? Heb je warme relaties in de groep? Is het compatibel met het zorgen voor diegenen waar je verantwoordelijk voor bent? Versterkt/vergroot het je identiteit en geloofwaardigheid als voorvechter van duurzaamheid? Ben je er trots op dat je een lid van deze groep bent?
Met betrekking tot het functioneren van de groep kun je denken aan: Opereren we op een positieve manier? Verwelkomen we nieuwkomers? Ontwikkelen we en delen we ‘tales of joy’? Hebben we een duidelijke en aantrekkelijke visie op de toekomst? Hebben we onze gedeelde waarden bediscussieerd en gearticuleerd? Incorporeert de groep duurzaamheidswaarden in haar dagelijkse doen en laten?
Met betrekking tot de impact van de groep kun je denken aan: Hoe draagt deze groep bij aan duurzaamheid? Zijn onze activiteiten en manier van werken (zoals hierboven geformuleerd) zichtbaar in de gemeenschap en zouden we onze zichtbaarheid kunnen vergroten?
243 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Worksheet ‘Groepsniveau – Duurzaamheidsgroepen’ Acties
Analyse
Assessment
Huidige en mogelijke acties
Fit: Biedt het verrijkende en flow-producerend activiteiten, is het compatibel met het zorgen voor anderen, werkt het identiteitsversterkend, ben ik trots dat ik lid ben? Functioneren: Positief, gastvrij, tales of joy, visie, waarden, dagelijkse activiteiten duurzaam Impact: Bijdrage aan duurzaamheid, zichtbaarheid van acties en dagelijkse activiteiten
Groepsniveau – Andere organisaties Het analyseren van organisaties waar je onderdeel van bent die niet op duurzaamheid zijn gericht, vereist een iets andere benadering. Ik veronderstel dat je lidmaatschap van deze organisaties niet ter discussie staat; wat aan de orde is, is of en hoe je je sterk kunt maken voor pro-duurzame veranderingen binnen die organisaties. Om die reden, en anders dan de vragen voor de voorgaande niveaus, heb ik de vragen geformuleerd in de toekomstige tijd – alsof je mogelijkheden voor actie zoekt en probeert te bepalen of ze passen. Als je duurzaamheid al verderprobeert te brengen bent binnen een organisatie of een specifieke actie in gedachten hebt, kun je de vragen bij de andere worksheets gebruiken om deze acties in meer detail te analyseren.
Kansen Wat doet mijn organisatie momenteel al dat duurzaamheid promoot? Kan ik deelnemen aan deze activiteiten? Wie in mijn organisatie is ook geinteresseerd in duurzaamheid? Zou ik me bij hen aan kunnen sluiten om iets nieuws te initiëren? 244 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Wat zijn de mechanismen voor verandering die ik kan beïnvloeden? Welke organisaties of mensen van buiten zouden me kunnen helpen veranderingen te realiseren?
Met betrekking tot persoonlijke ‘fit’ kun je denken aan: Zal het stimuleren van duurzaamheid in deze organisatie mijn leven in het hier en nu verrijken? Zijn de activiteiten die ondernomen zullen worden een bron van flow zijn? Zal het stimuleren van duurzaamheid mijn huidige relaties in de organisaties versterken? Zal het stimuleren van duurzaamheid het mogelijk maken om nieuwe positieve relaties met gelijkgestemde anderen te ontwikkelen? Zal het strijden voor duurzaamheid passen bij mijn geloofwaardigheid en identiteit als lid van de groep? Is het stimuleren van duurzaamheid compatibel met mijn andere verantwoordelijkheden en de mensen voor wie ik verwacht wordt zorg te dragen binnen de organisatie?
Worksheet ‘Groepsniveau – Andere organisaties’ Acties
Analyse
Assessment
Huidige en mogelijke acties
Kansen: Huidige activiteiten, samenwerken met anderen, mechanismen voor verandering, hulp van buitenaf Fit: Biedt het verrijkende en flow-producerend activiteiten, versterkt het huidige relaties, levert het positieve nieuwe relaties op, versterkt het de identiteit als groepslid, is het compatibel met de verantwoordelijkheden in de groep, inclusief de verantwoordelijkheden voor mensen?
245 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Burgerniveau Veel van je acties op het burgerniveau kunnen worden ondernomen met een groep. Als je je bijvoorbeeld bij een politieke partij hebt aangesloten, zul je opereren op het burgerniveau, maar in de context van een groep. Die acties kun je waarschijnlijk het beste analyseren als groepsactiviteiten. Deze worksheet past het beste bij acties op burgerniveau die je onderneemt als individu (bijvoorbeeld het bijwonen van duurzaamheidsevenementen, bijdragen aan internetdiscussies, het ondertekenen en doorsturen van petities). De vragen zijn identiek aan de vragen voor het persoonlijke niveau.
Met betrekking tot persoonlijke ‘fit’ kun je denken aan: Verrijkt de activiteit je leven in het hier en nu? Is het een bron van flow? Past het bij het zorgen voor diegenen waar je verantwoordelijk voor bent? Versterkt/vergroot het je identiteit en geloofwaardigheid als voorvechter van duurzaamheid?
Met betrekking tot de impact van de actie kun je denken aan: Hoe draagt deze actie bij aan duurzaamheid? Is het inherent zichtbaar en zou je de zichtbaarheid er van kunnen vergroten door er over te praten of een gedragsspoor te creëren?
246 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Worksheet ‘Burgerniveau’ Acties
Analyse
Assessment
Huidige en mogelijke acties
Fit: Is het verrijkend, is het flow-producerend, is het compatibel met het zorgen voor anderen, werkt het identiteitsversterkend? Impact: Bijdrage aan duurzaamheid, zichtbaarheid
247 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Bibliografie Asch, S. E. (1951). Effects of group pressure upon the modification and distortion of judgment. Groups, Leadership and Men. H. Guetzkow. Pittsburgh, PA, Carnegie Press.
Bamberg, S. en G. Möser (2007). Twenty years after Hines, Hungerford, and Tomera: A new meta-analysis of psycho-social determinants of pro-environmental behaviour. Journal of Environmental Psychology 27: 14-25.
Bandura, A. (1969). Principles of Behavior Modification. New York, Holt, Rinehart and Winston.
Bandura, A. (1972). Modeling theory: Some traditions, trends and disputes. Recent Trends in Social Learning Theory. R. D. Parke. New York, Academic Press: 35-62.
Bandura, A. (1977). Social Learning Theory. Englewood Cliffs, NJ, Prentice-Hall.
Bargh, J. A., A. Lee-Chai, et al. (2001). The automated will: Nonconscious activation and the pursuit of behavioral goals. Journal of Personality and Social Psychology 81(6): 1014-27.
Bargh, J. A. en E. L. Williams (2006). The automaticity of social life. Current Directions in Psychological Science 15(1): 2-4.
Barnett, S. (2009). That sinking feeling: What are we going to do about climate change refugees? New Zealand Listener: 55.
Baron, R. A. (1990). Environmentally induced positive affect: Its impact on selfefficacy, task performance, negotiation, and conflict. Journal of Applied Social Psychology 20: 368-384.
Batson, C. D., N. Ahmad, et al. (1999). Two threats to the common good: Selfinterested egoism and empathy-induced altruism. Personality and Social Psychology Bulletin 25(3): 3-16.
Batson, C. D., N. Ahmad, et al. (2002). Four motives for community involvement. Journal of Social Issues 58(3): 429-445.
Baumeister, R. F., E. Bratslavsky, et al. (1998). Ego depletion: Is the active self a limited resource? Journal of Personality and Social Psychology 74: 1252-1265.
Baumeister, R. F. en M. R. Leary (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin 117(3): 497-529.
Blackmore, S. (1999). The Meme Machine. Oxford, Oxford University Press.
Bless, H., G. Bohner, et al. (1990). Mood and persuasion: A cognitive response analysis. Personality and Social Psychology Bulletin 16(2): 331-345.
248 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Bodenhausen, G. V., G. P. Kramer, et al. (1994). Happiness and stereotypic thinking in social judgment. Journal of Personality and Social Psychology 66(4): 621-632.
Bolderdijk, J. W., L. Steg et al. (2012). Comparing the effectiveness of monetary versus moral motives in environmental campaigning. Nature Climate Change, doi:10.1038/nclimate1767. Bonacich, P. (1976). Secrecy and solidarity. Sociometry 39: 200-208.
Boyd, B. (2009). On the Origin of Stories: Evolution, Cognition and Fiction. Cambridge, MA, The Belknap Press of Harvard University Press.
Bragg, E. A. (1996). Towards ecological self: Deep ecology meets constructionist self-theory. Journal of Environmental Psychology 16: 93-108.
Brass, M., H. Bekkering, et al. (2000). Compatibility between Observed and Executed Finger Movements: Comparing Symbolic, Spatial, and Imitative Cues. Brain and Cognition 44: 124-143.
Carnevale, P. J. D. en A. M. Isen (1986). The influence of positive affect and visual access on the discovery of integrative solutions in bilateral negotiation. Organizational Behavior and Human Decision Processes 37: 1-13.
Carvalho, A. (2010). Media(ted) discourses and climate change: A focus on political subjectivity and (dis) engagement. WIREs Climate Change 1 (March/April 2010): 172-179.
Carver, C. S. (2003). Pleasure as a sign you can attend to something else: Placing positive feelings with a general model of affect. Cognition and Emotion 17(2): 241-261.
Chandler, M. J., B. W. Sokol, et al. (2000). Beliefs about truth and beliefs about rightness. Child Development 71(1): 91-97.
Chartrand, T. L. en J. A. Bargh (1999). The chameleon effect: The perception-behavior link and social interaction. Journal of Personality and Social Psychology 76(6): 893-910.
Cialdini, R. B. (2003). Crafting normative messages to protect the environment. Current Directions in Psychological Science 12(4): 105-109.
Coates, C., J. M. Malouff, et al. (2008). Efficacy of written modeling and vicarious reinforcement in increasing use of problem-solving methods by distressed individuals. The Journal of Psychology 142(4): 413-425.
Colby, A. en W. Damon (1994). Some Do Care: Contemporary Lives of Moral Commitment. New York, The Free Press.
Csikszentmihalyi, M. (1975). Beyond boredom and anxiety. San Francisco, Jossey-Bass.
249 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Csikszentmihalyi, M. (1988). The flow experience and its significance for human psychology. Optimal Experience: Psychological Studies of Flow in Consciousness. M. Csikszentmihalyi en I. S. Csikszentmihalyi. Cambridge, Cambridge University Press: 15-35.
Csikszentmihalyi, M. (1993). The measurement of flow in everyday life: Toward a theory of emergent motivation. Nebraska Symposium on Motivation 1992: Developmental Processes. Jacobs. 40: 57-97.
Damon, W. en A. Gregory (1997). The youth charter: Towards the formation of adolescent moral identity. Journal of Moral Education 26(2): 117-130.
Dapretto, M., M. S. Davies, et al. (2006). Understanding emotions in others: Mirror neuron dysfunction in children with autism spectrum disorders. Nature Neuroscience 9(1): 28-30.
David, B. en J. C. Turner (2001). Majority and minority influence: A single process self-categorization analysis. Group Consensus and Minority Influence: Implications for Innovation. C. K. W. D. Dreu en N. K. D. Vries. Oxford, Blackwell: 91-121.
Dawes, R. M., J. McTavish, et al. (1977). Behavior, communication, and assumptions about other people’s behavior in a commons dilemma situation. Journal of Personality and Social Psychology 35(1): 1-11.
Dowrick, P. W. (1999). A review of self modeling and related interventions. Applied and Preventive Psychology 8: 23-39.
Dowrick, P. W. (2007). Community-driven learning activities, creating futures: 30,000 people can’t be wrong - Can they? American Journal of Community Psychology 39: 13-19.
Dowrick, P. W., W. S. Kim-Rupnow, et al. (2006). Video feedforward for reading. The Journal of Special Education 39(4): 194207.
Drake, K. (1991). Orienting dispositions in the perception of risk: An analysis of contemporary worldviews and cultural biases. Journal of Cross-Cultural Psychology 22(1): 61-82.
Dunbar, R. I. M. (2004). Gossip in Evolutionary Perspective. Review of General Psychology 8(2): 100-110.
Eden, K. en D. Roker (2002). ‘...Doing Something’: Young People as Social Actors. Leicester, The National Youth Agency.
Estrada, C. A., A. M. Isen, et al. (1997). Positive affect facilitates integration of information and decreases anchoring in reasoning among physicians. Organizational Behavior and Human Decision Processes 72(1): 117-135.
Fendrich, J. M. (1993). Ideal Citizens: The Legacy of the Civil Rights Movement. Albany, NY, State University of New York.
Field, T. M., R. Woodson, et al. (1982). Discrimination and imitation of facial expressions by neonates. Science 218(4568): 179-181.
250 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Fiske, A. P. (In preparation) Learning a culture the way informants do: Observing, imitating and participating.
Fogassi, L., P. F. Ferrari, et al. (2005). Parietal lobe: From action organization to intention understanding. Science 308: 662667.
Fraser, J., S. Clayton, et al. (2009). Belonging at the zoo: Retired volunteers, conservation activism and collective identity. Ageing and Society 29: 351-368.
Fredrickson, B. L. (2001). The role of positive emotions in positive psychology: The broaden-and-build theory of positive emotions. American Psychologist 56(3): 218-226.
Fredrickson, B. L. en C. Branigan (2005). Positive emotions broaden the scope of attention and thought-action repertoires. Cognition and Emotion 19(3): 313-332.
Fredrickson, B. L. en M. F. Losada (2005). Positive affect and the complex dynamics of human flourishing. American Psychologist 60 (7): 678-686.
Frijda, N. H., P. Kuipers, et al. (1989). Relations among emotion, appraisal and emotional action readiness. Journal of Personality and Social Psychology 57(2): 212-228.
Fung, H. (1999). Becoming a moral child: The socialisation of shame among young Chinese children. Ethos 27: 180-209.
Goldstein, N. J. en R. B. Cialdini (2007). Using social norms as a lever of social influence. The Science of Social Influence: Advances and Future Progress. A. R. Pratkanis. New York, Psychology Press.
Goldstein, N. J., R. B. Cialdini, et al. (2008). A room with a viewpoint: Using social norms to motivate environmental conservation in hotels. Journal of Consumer Research 35: 472-482.
Grawitch, M. J., D. C. Munz, et al. (2003). Effects of member mood states on creative performance in temporary workgroups. Group Dynamics: Theory, Research and Practice 7(1): 41-54.
Griskevicius, V. S. M. Cantu en M. van Vugt (2012). The evolutionary bases for sustainable behavior: implications for marketing, policy and social entrepreneurship. Journal of Public Policy and Marketing 31(1): 115-128.
Haidt, J. (2001). The emotional dog and its rational tail. Psychological Review 108(4): 814-834.
Hardy, C. L. en M. V. Vugt (2006). Nice guys finish first: The competitive altruism hypothesis. Personality and Social Psychology Bulletin 32: 1402-1413.
Harré, N. (2007). Community service or activism as an identity project for youth. Journal of Community Psychology 35(6): 711-724.
251 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Harré, N. en Q. D. Atkinson, Eds. (2007). Carbon Neutral by 2020: How New Zealanders Can Tackle Climate Change. Nelson, Craig Potton Publishing.
Harré, N., P. Bullen, et al. (2006). Storytelling: A workshop for inspiring group action. Working for Peace: A Handbook for Practical Psychology and Other Tools. R. M. McNair. Atascadero, CA, Impact: 116-120.
Harré, N., Foster, S. et al. (2005). Self enhancement, crash-risk optimism and the impact of safety advertisements on young drivers. British Journal of Psychology, 96: 215-230.
Harré, N., S. Tepavac, et al. (2009). Integrity, efficacy and community in the stories of political activists. Qualitative Research in Psychology 6(4): 330-345.
Hart, D., M. Yates, et al. (1995). Moral commitment in inner-city adolescents. Morality in Everyday Life: Developmental Perspectives. M. Killen en D. Hart. New York, Cambridge University Press: 317-341.
Hauser, M. D. (2006). Moral Minds: The Nature of Right and Wrong. New York, HarperCollins.
Hidi, S. (2000). An interest researcher’s perspective: The effects of extrinsic and intrinsic factors on motivation. Intrinsic and Extrinsic Motivation: The Search for Optimal Motivation and Performance. C. Sansone en J. M. Harackiewicz. San Diego, CA, Academic Press: 311-339.
Hodgkinson, V. A. (1995). Key factors influencing caring, involvement and community. Care and Community in Modern Society. P. G. Schervish, V. A. Hodgkinson en A. Margaret Gates. San Francisco, Jossey-Bass: 21-50.
Hogg, M. A. en D. Abrams (1988). Social Identifications. London, Routledge.
Holmberg, J. en K.-H. Robèrt (2000). Backcasting from non-overlapping sustainability principles - a framework for strategic planning. International Journal of Sustainable Development and World Ecology 7: 291-308.
Hoog, N. D., W. Stroebe, et al. (2007). The impact of vulnerability to and severity of a health risk on processing and acceptance of fear-arousing communications: A meta-analysis. Review of General Psychology 11(3): 258-285.
Hopkins, N. en S. Reicher (1997). Social movement rhetoric and the social psychology of collective action: A case study of anti-abortion mobilization. Human Relations 50(3): 261-286.
Huizinga, J. (1949/2000). Homo Ludens: A Study of the Play-Element in Culture. Florence, KY, Routledge.
Iacoboni, M. (2009). Imitation, Empathy, and Mirror Neurons. Annual Review of Psychology 60: 653-70.
Isen, A. M., K. A. Daubman, et al. (1987). Positive affect facilitates creative problem solving. Journal of Personality and Social Psychology 52(6): 1122-1131.
252 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Kahan, D. (2010). Fixing the communications failure. Nature 463(21): 296-297.
Kahan, D., D. Braman, et al. (2007). Culture and identity-protective cognition: Explaining the white-male effect in risk perception. Journal of Empirical Legal Studies 4: 465-505.
Kahan, D. M., D. Braman, et al. (2009). Cultural cognition of the risks and benefits of nanotechnology. Nature Nanotechnology 4: 87-90.
Kahan, D. M., D. Braman, et al. (2010). Who fears the HPV vaccine, who doesn’t and why? An experimental study of the mechanisms of cultural cognition. Law and Human Behavior, 34: 501-516.
Kahl, H. (2007). Vision of an organic future: How do we develop it? Organic NZ: 8-11.
Kahn, P. H. (2003). The development of environmental moral identity. Identity and the Natural Environment. S. Clayton en S. Opotow. Cambridge, MA, The MIT Press: 113-134.
Kahn, P. H. (2009). Cohabiting with the wild. Ecopsychology 1(1): 38-46.
Kahn, B. E. en A. M. Isen (1993). The influence of positive affect on variety seeking among safe, enjoyable products. Journal of Consumer Research 20: 257-270.
Kehle, T. J. en M. A. Bray (2009). Self-Modeling. Behavioral Interventions in Schools: Evidence-Based Positive Strategies. A. Akin-Little, S. G. Little, M. A. Bray en T. J. Kehle. Washington, DC, American Psychological Association: 231-244.
Kieffer, C. H. (1984). Citizen empowerment: A developmental perspective. Prevention in Human Services 3: 9-36.
Kogut, T. en I. Ritov (2005). The “identified victim” effect: An identified group or just a single individual? Journal of Behavioral Decision Making 18: 157-167.
Kogut, T. en I. Ritov (2005). The singularity effect of identified victims in separate and joint evaluations. Organizational Behavior and Human Decision Processes 97: 105-116.
Kohler, E., C. Keysers, et al. (2002). Hearing sounds, understanding actions: Action representation in mirror neurons. Science 297: 846-848.
Krantz, D. H., N. Peterson, et al. (2008). Individual values and social goals in environmental decision making. Decision Modeling and Behavior in Uncertain and Complex Environments. T. Kugler, J. C. Smith, T. Connolly en Y. J. Son. Tucson, University of Arizona Press: 165-178.
Labonte, R., J. Feather, et al. (1999). A story/dialogue method for health promotion knowledge and evaluation. Health Education Research 14(1): 39-50.
253 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Leiserowitz, A. A. (2005). American risk perceptions: Is climate change dangerous? Risk Analysis 25(6): 1433-1442.
Lieberman, M. D. (2007). Social Cognitive Neuroscience: A Review of Core Processes. Annual Review of Psychology 58: 25989.
Loeb, P. (1999). Soul of a Citizen. New York, St Martin’s Press.
Losada, M. en E. Heaphy (2004). The role of positivity and connectivity in the performance of business teams: A nonlinear dynamics model. American Behavioral Scientist 47(6): 740-765.
Lovelock, J. (2006). The Earth is about to catch a morbid fever that may last as long as 100,000 years, The Independent.
Macbeth, J. (1988). Ocean cruising. Optimal Experience: Psychological Studies of Flow in Consciousness. M. Csikszentmihalyi en I. S. Csikszentimihalyi. Cambridge, Cambridge University Press: 214-231.
Mackie, D. M. en L. T. Worth (1991). Feeling good, but not thinking straight: The impact of positive mood on persuasion. Emotion and Social Judgments. J. P. Forgas. Oxford, Pergamon Press: 201-220.
Martin, R., M. Hewstone, et al. (2008). Persuasion from majority and minority groups. Attitudes and Attitude Change. W. D. Crano en R. Prislin. New York, Psychology Press: 361-384.
McAdam, D. (1988). Freedom Summer. New York, Oxford University Press.
McLellan, J. A. en J. Youniss (2003). Two systems of youth service: Determinants of voluntary and required youth community service. Journal of Youth and Adolescence 32(1): 47-59.
Meltzoff, A. N. en M. K. Moore (1983). Newborn infants imitate adult facial gestures. Child Development 54: 702-709.
Mitchell, R. G. (1988). Sociological implications of the flow experience. Optimal Experience: Psychological Studies of Flow in Consciousness. M. Csikszentmihalyi en I. S. Csikszentmihalyi. Cambridge, Cambridge University Press: 36-59.
Moann, T., S. Nolen-Hoeksema, et al. (1997). Are two interventions worse than none? Joint primary and secondary prevention of eating disorders in college females. Health Psychology 16(3): 215-225.
Morgan, P. (2010). Towards a developmental theory of place attachment. Journal of Environmental Psychology 30: 11-22.
Muraven, M., D. M. Tice, et al. (1998). Self-control as a limited resource: Regulatory depletion patterns. Journal of Personality and Social Psychology 74: 774-789.
Myers, D. G. (2000). The funds, friends and faith of happy people. American Psychologist 55(1): 56-67.
254 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Neef, N. A., D. Bill-Harvey, et al. (1995). Exercise participation with videotaped modeling: Effects on balance and gait on elderly residents of care facilities. Behavior Therapy 26: 135-151.
Neighbors, C., M. E. Larimer, et al. (2004). Targeting misperceptions of descriptive drinking norms: Efficacy of a computerdelivered personalized normative feedback intervention. Journal of Consulting and Clinical Psychology 72(3): 434-447.
Noddings, N. (2002). Educating Moral People: A Caring Alternative to Character Education. New York, Teachers College Press.
Nonami, H. (1997). The effects of a self-sacrificing minority on pro-environmental norms and behaviour: An investigation using a sea pollution game. Japanese Psychological Research 39(2): 65-74.
Norgaard, K. M. (2006). “People want to protect themselves a little bit”: Emotions, denial and social movement nonparticipation. Sociological Inquiry 76(3): 372-396.
Nucci, L. (2001). Education in the Moral Domain. Cambridge, Cambridge University Press.
Nucci, L. (2009). Nice is Not Enough: Facilitating Moral Development. Upper Saddle River, NJ, Pearson Education.
Nucci, L. en E. Weber (1995). “Social interactions in the home and the development of young children’s conceptions within the personal domain.” Child Development 66: 1438-52.
Obermiller, C. (1995). The baby is sick/the baby is well: A test of environmental communication appeals. Journal of Advertising 14(2): 55-70.
Oliner, S. P. en P. M. Oliner (1988). The Altruistic Personality. New York, The Free Press.
Ostrom, E. (2000). Action and the evolution of social norms. The Journal of Economic Perspectives 14(3): 137-158.
Passy, F. en M. Giugni (2000). Life-spheres, networks, and sustained participation in social movements: A phenomenological approach to political commitment. Sociological Forum 15(1): 117-144.
Perez, J. A. (1995). ’Zeitgeist’ and minority influence where is the causality: A comment on Clark (1990). European Journal of Social Psychology 25: 703-710.
Petty, R. E. en D. T. Wegener (1998). Attitude change: Multiple roles for persuasion variables. The Handbook of Social Psychology, 4th Edition. D. T. Gilbert, S. T. Fiske en G. Lindzey. Boston, MA, McCraw-Hill. 1: 323-390.
Polkinghorne, D. E. (1988). Narrative Knowing and the Human Sciences. Albany, State University of New York Press.
Proshansky, H. M., A. K. Fabian, et al. (1983). Place-identity: Physical world socialization of the self. Journal of Environmental Psychology 3(57-83).
255 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Randall, R. (2009). Loss and climate change: The cost of parallel narratives. Ecopsychology 1(1): 118-129.
Rappaport, J. (2000). Community narratives: Tales of terror and joy. American Journal of Community Psychology 28(1): 1-24.
Reed, M. B. en L. G. Aspinwall (1998). Self-affirmation reduces biased processing of health-risk information. Motivation and Emotion 22: 99-132.
Richards, T. (1999). Dancing On Our Bones. Wellington, Bridget Williams Books.
Roker, D., K. Player, et al. (1999). Challenging the Image: Young people as volunteers and campaigners. Leicester, National Youth Agency.
Rosenberg, E. L. (2004). Mindfulness and consumerism. Psychology and Consumer Culture. T. Kasser en A. D. Kanner. Washington, DC, American Psychological Association.
Roszak, T. (2001). The Voice of the Earth, 2nd Edition. Grand Rapids, MI, Phanes Press.
Ryan, R. M. en E. L. Deci (2002). Overview of self-determination theory: An organismic- dialetical perspective. Handbook of Self-Determination Research. E. L. Deci en R. M. Ryan. Rochester, NY, University of Rochester Press: 3-36.
Sato, I. (1988). Bosozoku: Flow in Japanese motorcycle gangs. Optimal Experience: Psychological Studies of Flow in Consciousness. M. Csikszentmihalyi and I. S. Csikszentimihalyi. Cambridge, Cambridge University Press: 92-117.
Scheper-Hughes, N. (1985). Culture, Scarcity, and Maternal Thinking: Maternal Detachment and Infant Survival in a Brazilian Shantytown. Ethos 13(4): 291-317.
Schulman, M. (2002). How we become moral. Handbook of Positive Psychology. C. R. Snyder en S. J. Lopez. Oxford, Oxford University Press: 499-512.
Schultz, P. W., J. M. Nolan, et al. (2007). The constructive, destructive, and reconstructive power of social norms. Psychological Science 18(5): 429-434.
Schultz, P. W., J. J. Tabanico, et al. (2008). Normative beliefs as agents of influence: Basic processes and real-world applications. Attitudes and Attitude Change. W. D. Crano en R. Prislin. New York, Psychology Press: 385-410.
Shweder, R. A., M. Mahapatra, et al. (1987). Culture and moral development. The Emergence of Morality in Young Children. J. Kagan en S. Lamb. Chicago, University of Chicago Press: 1-82.
Shweder, R. A., N. C. Much, et al. (1997). The “big three” of morality (autonomy, community, divinity) and the “big three” explanations of suffering. Morality and Health. A. M. Brandt en P. Rozin. New York, Routledge.
256 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Sibley, C. en Harré, N. (2009). The impact of different styles of traffic safety advertisement on young drivers’ explicit and implicit self-enhancement biases. Transportation Research Part F: Traffic Psychology and Behavior 12: 159-167.
Sigmund, K., C. Hauert, et al. (2001). Reward and punishment. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 98(19): 10757-10762.
Slovic, P. (2007). “If I look at the mass I will never act”: Psychic numbing and genocide. Judgment and Decision Making 2(2): 79-95.
Small, D. A., G. Loewenstein, et al. (2007). Sympathy and callousness: The impact of deliberative thought on donations to identifiable and statistical victims. Organizational Behavior and Human Decision Processes 102: 143-153.
Smith, K. (2007). The carbon neutral myth: Offset indulgences for your climate sins. Transnational Institute, Londen.
Snow, D. A. en D. McAdam (2000). Identity work processes in the context of social movements: Clarifying the identity/movement nexus. Self, Identity, and Social Movements. S. Stryker, T. J. Owens en R. W. White. Minneapolis, University of Minnesota Press: 41-61.
Steele, C. M. (1997). A threat in the air: How stereotypes shape intellectual identity and performance. American Psychologist 52(6): 613-629.
Sterelny, K. (2010). Moral nativism: A sceptical response. Mind and Language 25(3): 279-297.
Stryker, S. (2000). Identity competition: Key to differential social movement participation. Self, Identity, and Social Movements. S. Stryker, T. J. Owens en R. W. White. Minneapolis, University of Minnesota Press: 21-40.
Sussman, R. en R. Gifford (Manuscript only). Effectiveness of prompts and models on food composting by restaurant patrons.
Teddy, L., L. W. Nikora, et al. (2008). Place attachment of Ngai Te Ahi to Hairini Marae. MAI review 1: Article 3.
Trouw (2012). Bedwing je oerinstinct en red het milieu. 30 juli.
Turiel, E. (2002). The Culture of Morality: Social Development, Context and Conflict. Cambridge, Cambridge University Press.
Vohs, K. D., & Faber, R. J. (2007). Spent resources: Self-regulatory resource availability affects impulse buying. Journal of Consumer Research 33: 537-547.
Vugt, M. v. (2001). Community identification moderating the impact of financial incentives in a natural social dilemma: Water conservation. Personality and Social Psychology Bulletin 27: 1440-1449.
257 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Wainryb, C., L. A. Shaw, et al. (1998). Tolerance and intolerance: Children’s and adolescent’s judgments of dissenting beliefs, speech, persons, and conduct. Child Development 69(6): 1541-1555.
Wainryb, C. en E. Turiel (1993). Conceptual and informational features in moral decision making. Educational Psychologist 28(3): 205-218.
Walton, D. en J. Bathurst (1998). An exploration of the perceptions of the average driver’s speed compared to perceived driver safety and driving skill. Accident Analysis and Prevention 30(6): 821-830.
Watters, E. (2010). Crazy Like Us: The Globalization of the American Psyche. New York, Free Press.
Wedekind, C. en M. Milinski (2000). Cooperation through image scoring in humans. Science 288(5467): 850-852.
Westley, F., B. Zimmerman, et al. (2007). Getting to Maybe: How the World is Changed. Toronto, Vintage Canada.
Wills, J. (2009). Identity-making for action: The example of London citizens. In: Wetherell (Ed.), Theorising Identities and Social Action (pp. 157-176). Basingstoke: Palgrave.
Wood, W., S. Lundgren, et al. (1994). Minority influence: A meta-analytical review of social influence processes. Psychological Bulletin 115(3): 323-345.
Wrapson, W., N. Harré, et al. (2006). Reductions in driver speed using posted feedback of speeding information: Social comparison or implied surveillance? Accident Analysis and Prevention 38: 1119–1126.
Yates, M. en J. Youniss (1996). Community service and political-moral identity in adolescents. Journal of Research on Adolescence 6: 271-284.
Youniss, J., J. A. McLellan, et al. (2001). Voluntary service, peer group orientation, and civic engagement. Journal of Adolescent Research 16(5): 456-468.
Zavestoski, S. (2003). Constructing and maintaining ecological identities: The strategies of deep ecologists. Identity and the Natural Environment: The Psychological Significance of Nature. S. Clayton en S. Opotow. Cambridge, MA, The MIT Press: 297-316.
Zimba, R. F. (1994). The understanding of morality, convention, and personal preference in an African setting. Journal of Cross-Cultural Psychology 25(3): 369-393.
258 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Nawoord door Jan van Betten
Dat de urgentie van de duurzaamheidsvraagstukken waarmee we ons geconfronteerd zien (klimaat, energie, armoede, honger, voedselzekerheid) groot is, behoeft geen betoog. Hoe langer je over de taak die ons te wachten staat nadenkt, hoe kleiner de mens wordt. We zijn maar beperkt, zeker in ons gedrag – en als er iets lastig te veranderen is, dan is het wel datzelfde gedrag. We zijn tenslotte tamelijk irrationele wezens en onze gedragingen zijn vaak automatismen. Een van de grote vragen voor duurzaamheid is hoe we ons gedrag kunnen veranderen. En zijn we daar überhaupt toe in staat? Zoals hoogleraar evolutionaire psychologie Mark van Vugt stelt: we moeten het bij het oplossen van mondiale duurzaamheidsvraagstukken nu eenmaal doen met onze ‘Stenen Tijdperk-hersenen’. Ik geef het ons te doen. Onze oerneigingen lijken ons in het streven naar een meer duurzame wereld lelijk in de weg te zitten. Evolutie bereidt je immers voor op problemen uit het verleden, niet op die van de toekomst. Tegelijkertijd ben ik er van overtuigd dat iedereen het kan verschil maken. Verduurzaming is de optelsom van vele stappen – kleine stappen en grote stappen. Dat is het uitgangspunt dat we bij Nudge hanteren: iedereen kan helpen verduurzamen door simpelweg een zetje te geven. Ieder zetje zet iets in beweging. Veel kleine zetjes zetten veel in beweging. Als we willen veranderen en een verschil willen maken, zullen we bij en met onszelf moeten beginnen. Maar: we hebben elkaar hard nodig. Dat verschil maken doen we ondertussen met zo’n 28.000 Nudgers. Stel je eens voor als tienduizenden mensen tegelijk een zetje geven! Een andere manier om te veranderen is om je omgeving te ontwerpen vanuit duurzame keuzes. Zo gaan de auteurs Thaler en Sunstein in hun boek Nudge: improving decisions about health, wealth and happiness in op de mogelijkheden van de ‘default-option’, de standaardkeuze – de keuze die we automatisch maken. Als we de standaardkeuze nu eens proberen iets duurzamer te maken? Zo kunnen we op de automatische piloot verduurzamen. Het is een voorbeeld van zo’n zetje. Uit recent onderzoek van de Wageningen Universiteit bleek dat er daarnaast talloze andere effectieve zetjes te geven zijn – heel eenvoudige zelfs. Maak vegetarische gerechten bijvoorbeeld onderdeel van combinatiemenu’s, dan kiezen mensen daar sneller voor. En zet biologisch vlees vooral niet in een apart schap in de supermarkt, maar naast het reguliere vlees.
259 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Dit boek biedt oplossingen: er zitten oplossingen in de kracht van de groep, er zitten oplossingen in de kracht van de positieve emotie. Het laat je ook nadenken over ‘hoe wil ik eigenlijk leven?’ en geeft daarbij ook wel een soort steun: kunnen we de wereld redden en tegelijkertijd doorgaan met leven? Wat mij uit dit boek duidelijk wordt, is dat psychologie minstens zo belangrijk is als technologie en innovatie. Onze focus op technologische ontwikkeling en innovatieve oplossingen moet vooral niet verslappen, maar we moeten meer aandacht voor de psychologie hebben als we willen verduurzamen. In die zin denk ik ook dat een effectieve duurzame leider gedegen kennis heeft van de menselijke psyche. Gelukkig biedt dit boek geen toegang tot de ultieme waarheid. Het beantwoordt vragen, maar roept ook nieuwe vragen op. Het zou iedere lezer tot nadenken moeten stemmen. Duurzaamheid brengt talloze dilemma’s met zich mee. Hoe gaan we daarmee om? Ook geeft het boek
een
kijkje
in
onze
‘Stenen
Tijdperk-hersenen’.
Het
laat
zien
hoe
duurzaamheidsdoeleinden het beste kunnen halen uit ons irrationele, automatische brein. Laten we dat aan het werk zetten.
260 Van Gorcum ISBN 9789023251347
we
voor
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Over de auteurs Niki Harré Niki Harré is universitair hoofddocent aan de University of Auckland waar ze ruim 13 jaar lesgeeft in sociale psychologie en gemeenschapspsychologie. In 1997 is ze aan diezelfde universiteit gepromoveerd. Recente onderzoeksprojecten van haar richten zich op duurzame gemeenschappen en scholen, positieve ontwikkeling van de jeugd en politiek activisme. In 2007 was zij samen met Quentin Atkinson redacteur van het boek Carbon neutral by 2020: How New Zealanders can tackle climate change. Niki is een actief lid van Transition Town Pt Chevalier. Haar emailadres is
[email protected].
Lars Moratis Lars Moratis is expert op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Hij is actief als adviseur, docent en onderzoeker en werkt onder meer voor NCDO en de Open Universiteit. Voor de Open Universiteit verzorgt hij het CPP MVO, een eenjarige opleiding op het gebied van MVO. Eerder werkte hij onder meer voor MVO Nederland en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij schreef en redigeerde diverse boeken, waaronder het Basisboek MVO, ISO 26000: Handleiding voor MVO en ISO 26000: The business guide to the new standard on social responsibility. Hij kwam het boek Psychology for a better world van Niki Harré in 2012 op het spoor en besloot het te vertalen. Lars is lokaal politiek actief en is actief in de Fairtrade-beweging in Nederland. Zijn emailadres is
[email protected].
261 Van Gorcum ISBN 9789023251347
Psychologie voor een betere wereld – strategieën voor duurzame actie
Over Psychologie voor een betere wereld
Dit boek is bedoeld voor mensen die het de moeite waard vinden om een wereld te creëren waarin zowel wij, als de ecosystemen waar we onderdeel van uitmaken kunnen floreren – en die willen weten hoe ze daar op een eigen manier aan kunnen bijdragen. De inhoud van dit boek is gebaseerd op divers recent onderzoek uit de psychologie en staat boordevol suggesties voor actie. Het biedt nieuwe manieren om na te denken over hoe mensen interacteren in sociale omgevingen en hoe zij elkaar (kunnen) beïnvloeden. Het geeft antwoord op de vraag waarom we de neiging hebben om vast te houden aan wat we weten en hoe dezelfde zaken die ons momenteel gevangen houden in niet-duurzaam gedrag ons kunnen helpen vooruitgang te boeken. Achtereenvolgens gaat het boek in op de onderwerpen positieve emoties, flow, kopiëren, storytelling, identiteit, moraliteit en samenwerking. Het laatste hoofdstuk van het boek is een gids die je helpt analyseren wat je doet om bij te dragen aan een betere wereld, hoe je daarin effectiever kunt zijn en hoe je tegelijkertijd je persoonlijke welzijn kunt vergroten. Kijk ook eens op de website die bij dit boek hoort: www.psychologievoorduurzaamheid.nl. “Ik hoop dat dit boek een impuls is om de psychologie als sleutelgebied voor een duurzame toekomst nadrukkelijker te agenderen. Duurzaamheid en psychologie hebben elkaar veel te bieden, zowel in termen van intellectuele uitdaging en verrijking als in termen van praktische oplossingen en maatschappelijk nut. Bovenal hoop ik dat het boek iedereen die het leest zal uitdagen en inspireren om het verschil te blijven maken en dat waar mogelijk, met de inzichten uit dit boek, nog effectiever te doen.” Herman Wijffels, Hoogleraar ‘Duurzaamheid en maatschappelijke verandering’ Universiteit Utrecht “We zijn maar beperkt, zeker in ons gedrag – en als er iets lastig te veranderen is, dan is het wel datzelfde gedrag. (…) Dit boek biedt oplossingen: er zitten oplossingen in de kracht van de groep, er zitten oplossingen in de kracht van de positieve emotie. Het laat je ook nadenken over ‘hoe wil ik eigenlijk leven?’ en geeft daarbij ook wel een soort steun: kunnen we de wereld redden en tegelijkertijd doorgaan met leven?” Jan van Betten, Oprichter Nudge
Een deel van de opbrengsten van dit boek komt ten goede aan Bas en Esther Holten, ouders van Tijmen. Tijmen lijdt aan CDG, een zeldzame, chronische en ernstige stofwisselingsziekte die erfelijk is. Over deze ziekte is nog veel onbekend, zowel in maatschappelijke als in wetenschappelijke zin. Bas en Esther zetten zich al jaren in om dit te veranderen.
262 Van Gorcum ISBN 9789023251347