EEN BETERE WERELD IN 2015
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt over de millenniumdoelen van de Verenigde Naties
COLOFON 2e, geheel herziene versie. Tekst: Harry de Ridder en Herman Bosman Illustraties: VN, Photoshare JHU/CCP, Unicef, WHO, Greenpeace, KSSP, M. Steenbeek, CMO en zijn licentiegevers. De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected]. Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
Dit pakket is mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de NCDO.
U kunt op de website http://www.cmo.nl terecht voor aanvullende informatie bij dit scriptiepakket. U vindt daar ondermeer voor gebruik in de klas: een onderzoeksopdracht gebaseerd op de inhoud van het scriptiepakket met een overzicht van de competenties die daarbij worden aangesproken. De gebruikersnaam is: beterewereld Het wachtwoord is: project022
De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN. © Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2008
II
INHOUD Duurzame ontwikkeling Wat is ontwikkeling? Hoe meet je ontwikkeling?
pag. 1 pag. 1 pag. 2
Een reis rond de wereld in acht millenniumdoelen Wereldkaart
pag. 3 pag. 3
1. Honger en armoede Halteplaats: een straat in Fès (Marokko, Noord-Afrika)
pag. 4 pag. 5
2. Alle kinderen naar school Halteplaats: een basisschool in Kaberole (Oeganda, Afrika ten zuiden de Sahara)
pag. 6 pag. 7
3. Gelijke behandeling van man en vrouw Halteplaats Koeweit-Stad (Koeweit, West-Azië)
pag. 8 pag. 9
4. Kindersterfte Halteplaats het noorden van Turkmenistan (GOS-landen)
pag. 10 pag. 11
5. Moederzorg Halteplaats Khentii (Platteland van Mongolië, Oost-Azië)
pag. 12 pag. 13
6. Aids en malaria Halteplaats Mumbai (India, Zuid-Azië)
pag. 14 pag. 15
7a. Een beter milieu Halteplaats Bangkok (Thailand, Zuidoost-Azië)
pag. 16 pag. 17
7b. Veilig drinkwater Halteplaats Tarawa (Kiribati, Oceanië)
pag. 18 pag. 19
7c. Leven in een krottenwijk Halteplaats Villa El Salvador (Peru, Latijns-Amerika)
pag. 20 pag. 21
8. Internationale samenwerking Halteplaats Den Haag (Nederland, de rijke landen)
pag. 22 pag. 23
Zijn we op de goede weg? Cijfers zeggen niet alles Zijn alle doelstellingen haalbaar?
pag. 24 pag. 24 pag. 24
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
DUURZAME ONTWIKKELING Wat is ontwikkeling? Mensen passen voortdurend hun omgeving aan. Ze leggen akkers aan om voedsel te verbouwen. Ze bouwen woningen, scholen en fabrieken. Ze leggen wegen, spoorlijnen, havens en vliegvelden aan. Ze graven mijnen om delfstoffen (zoals steenkool) te winnen. Ze bouwen energiecentrales om energie op te wekken. Het aanpassen van de omgeving om in behoeften van mensen te voorzien, heet ontwikkeling. Maar ontwikkeling is óók het aanpakken van problemen als armoede, analfabetisme (= niet kunnen lezen en schrijven), ongelijke kansen voor mannen en vrouwen, werkloosheid en wijdverspreide ziektes. De twee kanten van ontwikkeling (het aanpassen van de omgeving én de aanpak van problemen) gaan vaak samen. Het bouwen van scholen bijvoorbeeld is een manier om analfabetisme te bestrijden. Bij het aanpassen van de omgeving ontstaan afval en vervuiling. Kijk maar eens wat voor rotzooi er altijd rondslingert op een bouwterrein. Voor het maken van voedsel, apparaten en andere goederen heb je energie en grondstoffen nodig. Die raken een keer op. Dat is (gedeeltelijk) te voorkomen. Soms kan afval worden hergebruikt, zoals glas en papier. Ook zijn er grondstoffen en energiebronnen die niet snel of helemaal niet opraken. Denk bijvoorbeeld aan regenwater en zonne-energie. Ten slotte kun je goederen zó maken dat je er minder grondstoffen en energie voor nodig hebt en dat er minder afval en vervuiling bij ontstaan. Als dat het geval is, spreken we van duurzame ontwikkeling*.
Duurzaam bouwen: minder vervuiling en energiebesparend!
* Met duurzame ontwikkeling zorgen we ervoor dat iedereen op de wereld van alles voldoende heeft. Dat ge‐ beurt zonder dat we grondstoffen opmaken of voor veel milieuvervuiling zorgen. We voorkomen daarmee ook dat onze kinderen en kleinkinderen later nadelen onder‐ vinden van wat wij nu doen. Duurzame ontwikkeling is samengevat: ontwikkeling hier en daar (= in het rijke Noorden en in het arme Zui‐ den), nu en straks (= in het heden en in de toekomst). 1
Hoe meet je ontwikkeling? Een andere term voor de Derde Wereld is ontwikkelingslanden. Die term veronderstelt dat landen nog in ontwikkeling zijn. Maar hoe meet je ontwikkeling? Hoe meet je of het beter of slechter met een land gaat? De Verenigde Naties -de organisatie waarin alle landen van de wereld samenwerkenhebben daarvoor richtlijnen opgesteld. Ze hebben allereerst een aantal problemen op een rijtje gezet die met ontwikkeling te maken hebben: armoede, ondervoeding, analfabetisme, ongelijkheid, kinder– en moedersterfte, ziektes, gebrek aan schoon drinkwater en een vervuild milieu. Vervolgens hebben de Verenigde Naties per probleem aangegeven hoe de situatie moet verbeteren vóór 2015. Die verbetering moet te meten zijn. Het meetpunt is steeds de situatie zoals die was in 1990. Een voorbeeld. Voor kindersterfte hebben de VN gesteld dat in het jaar 2015 de kindersterfte met 66% verminderd moet zijn. Dat kun je meten. Je kunt per jaar nagaan met hoeveel procent de kindersterfte vermindert. In 25 jaar (1990-2015) zou dat dan 66% moeten zijn om dit doel te halen. Deze afspraken hebben de landen van de VN opgesteld in september 2000. Omdat in 2000 het nieuwe millennium (=een periode van duizend jaar) begonnen is, heet deze afspraak de Millenniumverklaring. De doelen die bereikt moeten worden heten daarom de millenniumdoelen: Roei extreme armoede en honger uit. Zorg ervoor dat alle kinderen naar de basisschool gaan. Zorg ervoor dat jongens en meisjes, mannen en vrouwen gelijk behandeld worden. Breng de kindersterfte omlaag. Verbeter de moederzorg. Bestrijd aids, malaria en andere ziekten. Stel duurzame ontwikkeling veilig. Zorg dat alle landen van de wereld samenwerken voor ontwikkeling. 2
EEN REIS ROND DE WERELD IN ACHT MILLENNIUMDOELEN We maken in dit pakket een reis om de wereld. We stoppen daarbij in verschillende landen. Bij elke stop nemen we één millenniumdoel onder de loep en kijken hoe het daarmee in dat land gesteld is. Alleen voor millenniumdoel 7 maken we drie stops; dit millenniumdoel bevat te veel verschillende zaken (zoals toegang tot veilig drinkwater, het leven in krottenwijken en de bescherming van milieu en natuur) om in één keer te behandelen. We besluiten de reis in Den Haag, de regeringshoofdstad van Nederland, om te bekijken hoe Nederland aan de millenniumdoelen bijdraagt.
Startpunt: Halte 2: Halte 3: Halte 4:
Fès in Marokko District Kaberole in Oeganda Koeweit-Stad in Koeweit Het noorden van Turkmenistan
Halte 5: Halte 6: Halte 7: Halte 8: Halte 9: Eindpunt:
Khentii in Mongolië Mumbai in India Bangkok in Thailand Tarawa in Kiribati Villa El Salvador in Peru Den Haag in Nederland
Noord-Afrika Afrika ten zuiden van de Sahara Midden-Oosten GOS-landen (= voormalige Sovjet-Unie) Oost-Azië Zuid-Azië Zuidoost-Azië Oceanië Latijns Amerika Europa – rijke Noorden
MD staat natuurlijk voor millenniumdoel. 3
MD 1 MD 2 MD 3 MD MD MD MD MD MD MD
4 5 6 7 7 7 8
1. Honger en armoede Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, moet in 2015 zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. En dat geldt ook voor het aantal mensen dat honger heeft. Ook dat moet na 25 jaar, in 2015, met 50% zijn verminderd.
In 2015 zijn extreme armoede en honger uitgebannen
Bestrijding van armoede wordt gezien als het belangrijkste millenniumdoel. Armoede veroorzaakt de problemen die in andere millenniumdoelen zijn vermeld. Arme mensen kunnen geen goede voeding, huisvesting en sanitaire voorzieningen (wc, riolering) betalen. Ook kunnen ze vaak geen medicijnen en behandelingen door een dokter betalen. Daardoor zijn ze vaak langere tijd ziek en kunnen ze vaak niet werken. En wie niet werkt, heeft geen inkomsten en blijft arm. Armoede wordt op verschillende manieren gemeten. De belangrijkste manier is: hoeveel mensen moeten er van minder dan 1 dollar per dag (= nog minder dan 1 euro per dag!) zien rond te komen? Wie nóg minder verdient, is extreem arm. Wie zo arm is, lijdt ook vaak honger. We onderscheiden drie soorten honger: 1) Ondervoeding. We spreken van ondervoeding als je lange tijd minder eet dan je nodig hebt. Ondervoede mensen vermageren sterk. Ze krijgen eerder ziektes. 2) Eenzijdige voeding. We spreken van eenzijdige voeding als je lange tijd van bepaalde stoffen te weinig binnenkrijgt. Wie bijvoorbeeld alleen maar granen of knollen eet, krijgt te weinig eiwitten binnen en krijgt vaak kwashiorkor. 3) Acute honger. We spreken van acute honger als je lange tijd weinig of helemaal niets te eten hebt. De mensen worden graatmager en krijgen hongeroedeem (= vochtophoping onder de huid). Ondervoeding, eenzijdige voeding en acute honger zijn vooral schadelijk voor jonge kinderen. Die hebben niet alleen voedsel nodig om in leven te blijven, maar ook om te groeien. Kinderen die te weinig eten, groeien minder snel dan kinderen die voldoende kunnen eten. Ongeveer de helft van alle sterfgevallen onder kinderen komt door ondervoeding. 4
Van kwashiorkor krijg je een dikke, opgezette buik.
Halteplaats: een straat in Fès (Marokko, Noord-Afrika) Fès is een oude stad in Marokko, gesticht in 789. De stad telt meer dan een miljoen inwoners. Velen van hen werken in de leerlooierijen, waar nog op traditionele wijze huiden worden gelooid en geverfd. De stank is er ondraaglijk en de arbeidsomstandigheden zijn niet om over naar huis te schrijven. De hele dag door staan de arbeiders in giftige dampen met zware huiden te werken. Maar zij hebben in ieder geval werk! Duizenden anderen zouden maar wat graag hun baantje hebben. De leerlooierijen trekken veel gelukzoekers aan, op zoek naar werk. Sommigen hebben inderdaad geluk en weten een weten een baantje in een leerlooierij te bemachtigen. Anderen hebben pech. Zij moeten bedelen en kunnen hooguit af en toe ergens een slecht betaalde klus krijgen. Velen van hen komen in een krottenwijk terecht. Ook Fès heeft diverse krottenwijken.
Leerlooierij
Koning Mohammed VI doet hard zijn best om de armoede in zijn land aan te pakken. Hij heeft de gemeentebestuurders opgedragen om zich niet langer te verzetten tegen het ontstaan van krottenwijken. Die worden even snel opgebouwd als de gemeentes ze kunnen slopen. De spontaan ontstane krottenwijken kunnen volgens de koning beter geaccepteerd worden. Dan kunnen ze worden voorzien van goede riolering en voorzieningen voor drinkwater. De bewoners hoeven dan hun schaarse geld niet te steken in het steeds opnieuw opbouwen van weer een armoedig krot. Ze kunnen hun geld dan steken in het verbeteren van hun woning.
Één-kamer-woning in een krottenwijk in Fès
5
2. Alle kinderen naar school Er zijn in de wereld meer dan 100 miljoen kinderen die niet naar school gaan. Het merendeel daarvan bestaat uit meisjes. De Verenigde Naties willen dat in 2015 álle kinderen naar de basisschool gaan.
In 2015 gaan alle jongens en meisjes naar school
Op school leer je lezen en schrijven. Daar heb je later heel veel voordeel van. Stel je maar eens voor dat je ziek wordt en je kunt de gebruiksaanwijzing van een medicijn niet lezen. Of je moet erg op de centjes letten en je wilt je boodschappen daar kopen waar het het goedkoopst is. Dan is het toch wel handig dat je de reclamefolders kunt lezen. Bestrijding van analfabetisme (= niet kunnen lezen en schrijven) door meer kinderen naar een basisschool te sturen, is ook een manier om armoede tegen te gaan. Je kunt pas naar een school voor voortgezet onderwijs gaan als je de basisschool hebt afgemaakt. Met een diploma op zak wordt de kans groter dat je een goedbetaalde baan kunt krijgen. Zonder diploma ben je aangewezen op slechtbetaalde baantjes. Maar op school leer je meer dan alleen lezen en schrijven. Je leert er ook rekenen. Dat is later handig als je er zeker van wilt zijn dat je baas je betaalt waar je recht op hebt. Op school leer je ook over het belang van goede hygiëne, simpele zaken als je handen wassen als je naar het toilet bent geweest. Dan krijgen ziektes die door bacteriën worden overgebracht minder kans! Je leert er hoe je gevaarlijke ziektes als malaria en aids kunt voorkomen. Naar school gaan kost echter geld. Voor hun kinderen moeten ouders boeken, schriften en in sommige landen ook een schooluniform kopen. Vaak hebben ouders niet voldoende geld om al hun kinderen naar school te sturen. Vooral dochters blijven dan van school weg. Van hen wordt verwacht dat ze later huisvrouw en moeder worden. Daar hoef je niet voor naar school te gaan, denken die ouders. Dat leren ze thuis van andere familieleden. Ook blijven kinderen van school weg omdat ze met werken geld moeten verdienen voor hun familieleden. Of ze moeten voor jongere broertjes en zusjes zorgen als een van de ouders ernstig ziek of overleden is. 6
Wie niet kan lezen, loopt hier gevaar!
Halteplaats: een basisschool in Kaberole (Oeganda, Afrika ten zuiden van de Sahara) In Oeganda hebben veel kinderen een of beide ouders verloren door aids. Deze (half-)weeskinderen worden opgevangen door familieleden, maar die hebben vaak zélf ook kinderen. Die familieleden kunnen het vaak niet betalen om al hun eigen én hun pleegkinderen naar school te laten gaan. Ze moeten dan kiezen wie van de (pleeg)kinderen naar school kunnen, en dan gaan eigen kinderen voor. Het Kibale Student Support Programme (KSSP) werkt in het district Kaberole (bij de stad Fort Portal) in WestOeganda. KSSP helpt kinderen die een of beide ouders hebben verloren om hun school af te maken. Naar school gaan in Oeganda is duur. Er moet worden betaald voor wat in Oeganda up-keep (= extra kosten) wordt genoemd. Hieronder vallen schriften, schoolboeken, schoolmaaltijden, geld voor het doen van examens en ook voor schooluniformen. In Oeganda hebben alle scholen een eigen schooluniform. Elke leerling moet op school dat uniform dragen. Van ouders wordt ook verwacht dat ze geld geven voor de leerkrachten waar hun kinderen les van krijgen en voor verbouwingen aan de school waar hun kinderen naartoe gaan. KSSP zoekt mensen die voor deze kinderen de up-keep willen betalen. Het zijn particulieren, scholen en andere instellingen. Die geven jaarlijks geld aan het programma. Dankzij de KSSP heeft bijvoorbeeld Mbabazi de basis– én middelbare school kunnen afmaken. Ze gaat zelfs naar een opleiding voor lerares. Ze vindt een baan als juf op de basisschool van Ruteete. Daar verdient ze voldoende om zichzelf en haar kind te onderhouden. “Ik ben de KSSP dank verschuldigd”, zegt ze, terugkijkend op haar leven, “omdat die ons in leven heeft gehouden. Dankzij hun hulp ben ik geworden wat ik nu ben.”
Oegandese kinderen in hun schooluniform
7
3. Gelijke behandeling van man en vrouw In 2015 moeten jongens en meisjes, mannen en vrouwen dezelfde rechten hebben. Er zouden evenveel meisjes als jongens naar school moeten gaan. En vrouwen zouden dezelfde kansen moeten hebben op het vinden van een baan als mannen.
In 2015 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten
Voor ons is het heel normaal dat er evenveel meisjes als jongens naar school gaan. Meisjes en jongens kunnen dezelfde opleidingen volgen. Je zou dan ook verwachten dat evenveel mannen als vrouwen een hoge functie hebben, bijvoorbeeld als hoofd van een afdeling, als directeur van een bedrijf, als parlementslid of als staatshoofd. Maar dat is niet zo! In 2005 bijvoorbeeld is Angela Merkel de eerste vrouwelijke bondskanselier van Duitsland geworden. In 2006 is Ellen Johnson-Sirleaf de eerste vrouwelijke president van Liberia. In Nederland is 36% van de parlementsleden vrouw (54 van de 150) en hebben we nog nooit een vrouwelijke minister-president gehad. Ongelijkheid bestaat nog steeds omdat meisjes en vrouwen vaak minder aanzien hebben dan jongens en mannen. Op het platteland in Bangladesh en India bijvoorbeeld krijgen jongens thuis meer te eten dan meisjes. Bij sommige families eet eerst de vader met zijn zonen. Wat daarna overblijft, krijgen de moeder en de dochters. Als er een tekort aan voedsel ontstaat, lopen meisjes en vrouwen meer kans om ondervoed te raken dan jongens en mannen.
Ellen Johnson-Sirleaf van Liberia (links) en Angela Merkel van Duitsland (rechts)
Jongen en meisje uit Bangladesh
Ook tradities houden ongelijke behandeling in stand. Op het platteland in ontwikkelingslanden wordt van vrouwen verwacht dat ze brandhout en water zoeken, het eten koken, kinderen en het vee verzorgen en de woning schoonhouden. Mannen doen dit soort werk zelden of nooit. Ook in rijke landen doen mannen minder werk dan hun partner. In Nederland bijvoorbeeld besteden vrouwen tweemaal zoveel tijd aan huishoudelijk werk als mannen. In sommige islamitische landen mogen meisjes en vrouwen hun huis niet verlaten wanneer ze maar willen, jongens en mannen wel. Water halen is vrouwenwerk
8
Halteplaats Koeweit-Stad (Koeweit, West-Azië) In het parlement van Koeweit zitten vijftig gekozen leden en alle zestien ministers van de regering. Allen zijn man. Op 16 mei 2005 is er een bijzondere zitting. Daar zijn 59 van de 66 parlementsleden aanwezig. Op de tribune zitten tientallen vrouwen. Op de agenda staat het vrouwenkiesrecht. Als het wetsontwerp het haalt, mogen voortaan ook vrouwen hun stem uitbrengen (= actief kiesrecht). Ook mogen vrouwen zich dan verkiesbaar stellen voor een zetel in het parlement of in een gemeenteraad (= passief kiesrecht). Nu mogen volgens de kieswet uit 1962 alleen mannen kiezen en gekozen worden. De stemming begint. De toeschouwers op de tribune kijken ademloos toe. Als de uitslag bekend wordt gemaakt, klinkt luid applaus op van de vrouwen op de tribune. Van de parlementsleden hebben er 35 vóór het wetsvoorstel gestemd en 23 tegen. Één parlementslid heeft géén stem uitgebracht. Voor Rola Dashti, één van de vrouwen die voor vrouwenkiesrecht heeft gestreden, komt een lang gekoesterde wens in vervulling. “Ik ben zo opgewonden! Ik kan het niet geloven”, zegt ze na de stemming. Ook laat ze weten zich in 2007 verkiesbaar te zullen stellen voor een zetel in het parlement. Ook de Koeweitse premier sjeik Sabah al-Ahmad al-Sabah is ingenomen met de nieuwe kieswet. Hij kondigt aan dat er nu ook vrouwen in het kabinet (= ministersploeg) kunnen worden benoemd. Voor de televisie zegt hij: “Ik wil dat onze vrouwen ons geliefde land en onze toekomst helpen opbouwen.” Dr. Massouma al-Mubarak is de eerste vrouwelijke minister van Koeweit; ze is minister voor planning en staatssecretaris voor ontwikkelingszaken
9
Hij houdt zijn woord. In 2007 benoemt hij de eerste vrouwelijke minister. Na de verkiezingen in 2007 gaan negen van de vijftig parlementszetels naar vrouwen.
4. Kindersterfte In 2015 moet het aantal kinderen jonger dan vijf jaar dat sterft nog maar éénderde zijn van het aantal in 1990. In 2015 is kindersterfte sterk afgenomen
Kindersterfte gaat hand in hand met armoede. Arme mensen kunnen vaak niet voldoende voedsel voor hun kinderen kopen, waardoor die gemakkelijk ziek kunnen worden. Ook kunnen ouders vaak geen dokter en medicijnen betalen als hun kinderen ziek zijn. Sommige landen hebben weinig geld voor riolering, waterleiding, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg, zaken die kinderen gezond helpen houden. Zo zorgt riolering ervoor dat afvalwater uit huizen niet op straat komt en daar poelen vormt waar ziektekiemen en ongedierte welig in tieren. Ook ondervoeding veroorzaakt (mede) kindersterfte. Daar komt nog bij dat ondervoede vrouwen baby’s krijgen die te licht zijn en meer kans maken om ziek te worden en te sterven. Ondervoede vrouwen hebben vaak te weinig moedermelk om hun kinderen borstvoeding te geven. Zij zijn aangewezen op voeding die minder gezond is voor hun kinderen. Verder draagt onveilig drinkwater bij tot kindersterfte. Baby’s raken besmet met ziektekiemen als hun moeder vuil en besmet water gebruikt om flesvoeding voor hen te maken. Ze kunnen dat voorkomen door water voor flesvoeding eerst te koken en de speen en de fles in water te koken. Daardoor worden ziektekiemen in het water en op speen en fles gedood. Ook voor oudere kinderen is vuil en besmet water gevaarlijk. Kinderen die niet over goede hygiëne leren, bijvoorbeeld omdat ze niet naar school kunnen gaan, lopen meer kans om besmet te raken met ziektekiemen. Wijdverspreide ziekten als aids en tbc maken veel slachtoffers onder kinderen. Ook sterven kinderen aan ziekten die gemakkelijk te genezen zijn zoals uitdroging door diarree. Tegen uitdroging door diarree is een medicijn bedacht dat iedereen zelf kan maken, namelijk door één theelepel suiker en een snufje zout op te lossen in een glas water. 10
Halteplaats het noorden van Turkmenistan (GOS-landen, voormalige Sovjet-Unie) Turkmenistan is in 1991 onafhankelijk geworden. Van alle voormalige lidstaten van Rusland heeft Turkmenistan het hoogste kindersterftecijfer. Voornaamste oorzaak van kindersterfte is gebrek aan schoon drinkwater. Het grootste deel van het land bestaat uit woestijn en er valt weinig regen. Het water dat wel beschikbaar is, is vervuild met bestrijdingsmiddelen. Die worden gebruikt om het ongedierte op de akkers te bestrijden. Een andere belangrijke oorzaak is de slechte gezondheidszorg. Unicef probeert daar samen met de Turkmeense regering wat aan te doen. Samen proberen ze de moeders ervan te overtuigen dat ze hun kinderen moeten laten inenten tegen allerlei ziektes. Rita Jelisaeva is kinderarts van Unicef. Zij stimuleert de moeders van Turkmenistan om borstvoeding te geven. Door hun zuigelingen uitsluitend borstvoeding te geven, zegt ze, geven de moeders hen de eerste ‘inenting’ omdat er veel colostrum in de moedermelk zit. Deze stof helpt kinderen te beschermen tegen infectieziekten. Ze heeft succes. Steeds meer moeders geven hun kinderen nu borstvoeding. 11
5. Moederzorg Het aantal moeders dat sterft zou in 2015 nog maar een kwart mogen zijn van het aantal in 1990. We spreken van moedersterfte als een vrouw sterft terwijl ze zwanger is of binnen 42 dagen na het einde van de zwangerschap (door geboorte, miskraam of abortus); jaarlijks gaat het om een half miljoen vrouwen dat overlijdt. Moedersterfte heeft vaak te maken met langdurige kwalen als hoge bloeddruk en suikerziekte of met ziektes als aids en malaria. Moedersterfte heeft voor een deel dezelfde oorzaken als kindersterfte: armoede, vuil en besmet water, gebrek aan hygiëne, slechte gezondheidszorg. Moedersterfte is ook vaak het gevolg van een abortus (= zwangerschapsonderbreking). Een abortus wordt vaak uitgevoerd door iemand die daar niet voor is opgeleid. Dat gebeurt vooral in landen waar abortus bij wet verboden is. Daar kunnen vrouwen geen beroep doen op artsen en andere mensen die deskundig en getraind zijn. Ze komen terecht bij kwakzalvers die onzorgvuldig te werk gaan of fouten maken. Daardoor loopt een abortus soms fataal af voor de vrouw. Een andere oplossing is vrouwen de kans te geven voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Die kunnen dan voorkomen dat ze zwanger worden zonder dat te willen. Bovendien kunnen ze met behulp van voorbehoedsmiddelen uitmaken hoeveel kinderen ze willen, wanneer ze die kinderen willen en hoe snel na elkaar. Ze kunnen bijvoorbeeld ervoor kiezen om na een zware bevalling langer te wachten met het krijgen van een volgend kind. Daardoor kan hun lichaam zich beter herstellen van de bevalling. In sommige landen echter is praten over seks en voorbehoedsmiddelen taboe (= ongepast). Daar is het voor vrouwen moeilijk om aan om voorbehoedsmiddelen te komen. Ten slotte is het lage aanzien dat vrouwen soms nog hebben als oorzaak aan te wijzen voor moedersterfte. (Zwangere) Vrouwen die medische hulp nodig hebben, moeten hun partner toestemming vragen om naar een ziekenhuis te gaan. Die krijgen ze soms niet, of te laat. 12
In 2015 sterven er minder vrouwen door zwangerschap
Een ger
Halteplaats Khentii (Platteland van Mongolië, Oost-Azië) Mongolië is enorm uitgestrekt en dunbevolkt. Omdat er weinig goede wegen en vervoermiddelen zijn, is het voor artsen en andere hulpverleners moeilijk om alle plattelandsbewoners te bereiken. Bovendien zijn sommige plattelandsbewoners herders die met hun gers (tenten van viltdoek waar ze in wonen) en hun vee tweemaal per jaar verhuizen, van de winter- naar de zomerweiden en terug. Toch heeft Mongolië een netwerk van hulpverleners weten op te zetten voor moederzorg dat (aanstaande) moeders overal in het land bereikt. Medewerkers van dit netwerk geven vrouwen voorlichting over hoe ze gezond kunnen blijven voor en tijdens een zwangerschap. Ze zoeken hen in hun ger op om ze te onderzoeken en om hen voorlichting te geven. Twee weken voor ze zijn uitgerekend, worden alle zwangere vrouwen ondergebracht in daartoe ingerichte rusthuizen. Die maken deel uit van een ziekenhuis. Tijdens de bevalling krijgen ze hulp van goedgetrainde artsen en andere hulpverleners. Die beschikken over goede medicijnen en instrumenten. Blijkt de bevalling echt moeilijk te zullen worden, dan wordt de zwangere vrouw naar het modernste ziekenhuis van het land gebracht. Dat staat in de hoofdstad Ulaanbaatar. 13
6. Aids en malaria In 2015 moet de verspreiding van ziektes als aids en malaria een halt zijn toegeroepen. Aids en malaria (en tbc en nog enkele andere ziektes) zijn wijdverspreid, omdat ze van mens op mens worden overgebracht. Bij aids gebeurt dat rechtstreeks, bij malaria door muggen die malariaparasieten in hun lichaam hebben. Aids en malaria zijn de twee ziektes die de meeste slachtoffers maken. Er zijn wereldwijd veertig miljoen mensen besmet met het hiv-virus dat aids veroorzaakt. Jaarlijks gaan er meer dan drie miljoen mensen aan aids dood. Er zijn wereldwijd meer dan vijfhonderd miljoen mensen besmet met malaria. Jaarlijks gaan er meer dan een miljoen mensen aan malaria dood. Aids en malaria verspreiden zich vooral onder arme mensen. Zij hebben vaak geen geld om een dokter en medicijnen te kunnen betalen. Vooral medicijnen voor aids zijn vaak duur omdat ze uit het buitenland moeten komen of omdat er merkrecht op rust (zo kost een Levi’s jeans ook meer dan een merkloze spijkerbroek). Ook ondervoeding werkt verbreiding van deze ziektes in de hand; wie lange tijd te weinig eet, wordt vatbaarder voor ziekten.
In 2015 is de verspreiding van ziektes als aids en malaria gestopt
Een malariamug aan het werk
Kinderen onder een muskietennet
Reizigers die malariagebieden bezoeken, lopen kans besmet te raken als ze ‘s nachts niet onder een klamboe (= muskietennet) slapen. Aids kun je krijgen van mensen die met hiv besmet zijn, maar dat vaak zelf (nog) niet weten, omdat ze zich (nog) niet ziek voelen. Bij aids spelen ook tradities, godsdienst en bijgeloof een rol. In sommige landen is praten over aids en seks taboe (ongepast). Mensen die besmet zijn, durven daar uit schaamte niet over te praten. Condooms van goede kwaliteit helpen besmetting met aids bij het vrijen te voorkomen, maar sommige mensen wijzen het gebruik ervan af, omwille van hun geloof. Ook roepen geestelijke leiders hun volgelingen vaak op géén condooms te gebruiken. In Zuid-Afrika bestaat het bijgeloof dat als je met het hiv-virus besmet bent, je daar van af kunt komen door te vrijen met een meisje dat nog maagd is. Niet alleen is dit onjuist, ook raakt het meisje er vaak door besmet. 14
Het aidsmonument in Durham (Zuid-Afrika)
Halteplaats Mumbai (India, Zuid-Azië) India is één van de landen waar de ziekte aids snel om zich heen grijpt. De overheid probeert van alles om de ziekte onder controle te krijgen. Maar hoe pak je dat aan als veel mensen in India er niet over willen praten omdat ze dat niet gepast vinden? En wat kun je doen als mensen die aids hebben worden gemeden en gediscrimineerd? Wat kun je doen als kinderen in de steek gelaten worden door hun familie omdat ze aids hebben? Soms komen die in een weeshuis terecht. Zuster Shanti weet daar alles van. Ze is directrice van het weeshuis St. Catherine in Mumbai. Daar zijn kinderen ondergebracht die aids hebben. Deze kinderen zijn ongeveer tussen de vijf en achttien jaar oud. Ze hebben de ziekte al vóór hun geboorte gekregen van hun moeder. Het is dus niet hun eigen schuld dat ze met het virus besmet zijn geraakt. Ze werden vaak meer dood dan levend bij het weeshuis achtergelaten. Het moeilijkste aan haar werk vindt zuster Shanti het keer op keer te zien hoe kinderen door hun familie in de steek worden gelaten omdat ze aids hebben. Toch houdt ze vol want “ook deze kinderen hebben recht om te leven.” Kinderen in St. Catherine Weeshuis
Rocky Batia is een van de stamgasten van een café in Mumbai waar rijke en hoogopgeleide Indiërs komen. Hij weet te vertellen waarom sommige mensen niet over aids willen praten. “Het heeft iets te maken met seks”, zegt hij, “en dat is iets waar een streng taboe op rust. Bij de meeste families komt dat eenvoudigweg nooit ter sprake.” Hij en zijn vrienden kunnen in het café soms over aids praten, maar ze peinzen er niet over om dat bij hen thuis te doen. De regering van India probeert met voorlichtingscampagnes het taboe te doorbreken, maar dat heeft nog niet veel geholpen. Praten over seks en aids blijft ongepast. 15
7a. Een beter milieu Hieronder vallen verschillende doelen: Behoud van natuurlijke hulpbronnen (bodemschatten als steenkool en aardolie) Het tegengaan van ontbossing Vermindering van de uitstoot van CO2 Tegengaan van uitstoot van CFK’s (broeikasgas) Natuurlijke hulpbronnen De problemen met natuurlijke hulpbronnen zijn groot. Sommige dreigen uitgeput op te raken (aardolie zal over 25-50 jaar op zijn, steenkool over 200 jaar). Bij de winning van bodemschatten treedt er veel vervuiling op en dieren raken hun natuurlijke leefomgeving kwijt, waardoor sommige soorten dreigen uit te sterven. Het tegengaan van ontbossing De bossen zijn de longen van de wereld. Zij zetten koolstofdioxide (CO2) om in zuurstof en maken zo het leven op aarde mogelijk. Vooral in de tropische regenwouden zijn kostbare houtsoorten te vinden die veel geld opbrengen. Ook wordt oerwoud gekapt om plaats te maken voor akkers en weilanden voor veeteelt. Er verdwijnt wereldwijd per minuut een gebied ter grootte van vijftig voetbalvelden! Het tegengaan van houtkap en projecten voor herbebossing zijn dringend nodig om de bossen voor de toekomst veilig te stellen. Vermindering van de uitstoot van CO2 Als de welvaart toeneemt, stijgt ook de uitstoot van CO2. In China bijvoorbeeld is het verbruik van aardolie flink gestegen. Fabrieken stoten hun afvalstoffen ongefilterd de lucht in, waardoor er flinke luchtvervuiling ontstaat. Filters aanbrengen is echter duur en in die kosten hebben de Chinezen geen zin. Tegengaan van uitstoot van CFK’s CFK staat voor chloorfluorkoolstofverbinding. CFK’s zijn gassen die bijdragen aan het broeikaseffect. CFK’s zaten vroeger veel in spuitbussen. De meeste landen hebben het gebruik van CFK’s verboden. Het gebruik ervan is gelukkig al flink afgenomen. 16
In 2015 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu
Halteplaats Bangkok (Thailand, Zuidoost-Azië) In Bangkok rijden duizenden taxi’s rond. Soms zijn het auto’s en busjes zoals je in Nederland vindt. Meestal gaat het om driewielige autootjes. Ze hebben een tweetakt benzinemotor. Vanwege het knetterende geluid dat ze bij het rijden maken, worden ze toek-toeks genoemd. De bestuurders van deze kleine en wendbare voertuigen vinden snel hun weg door de drukke straten van de stad. Zelfs tijdens de ochtend- en de avondspits, als de straten propvol zijn, brengen ze hun klanten snel naar hun bestemming. Vooral dan gaat reizen met een toek-toek sneller dan met een gewone taxi. Daarom zijn toek-toeks populair bij toeristen. Maar de voertuigen braken bij het rijden stinkende wolken rook en uitlaatgassen uit en dragen daarmee bij aan de smog die altijd al boven de stad hangt. Smog maakt samen met de tropische hitte die daar vaak heerst het leven in de stad onaangenaam voor bewoners en bezoekers. Om de luchtvervuiling terug te dringen, heeft de Thaise regering een nieuw type toek-toek laten ontwerpen. Dit nieuwe type heeft een elektrische motor en batterijen. Het nieuwe type krijgt ook een nieuwe naam, Thai chaiyo, omdat hij niet toek-toekt bij het rijden. De Thai chaiyo kan 100 kilometer ver rijden voordat de batterijen moeten worden opgeladen. Hij stoot geen rook en uitlaatgassen uit. Daardoor wordt de lucht in Bangkok minder vervuild. Taxichauffeurs lopen echter nog niet warm voor de elektrische driewielige taxi. Reden daarvoor is de aanschafprijs. Die ligt rond de 5.000 euro; dat is tweemaal de prijs van een voertuig dat ouderwets toek-toekt.
17
7b. Veilig drinkwater In 2015 moet het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater met de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Ook het aantal mensen dat geen goede sanitaire voorzieningen (zoals riolering) heeft, moet met de helft zijn verminderd.
In 2015 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu
Je hebt vijf liter water per dag nodig om in leven te blijven. Je hebt nog eens 25 tot 45 liter om schoon en gezond te blijven: wassen, douchen, toilet doortrekken e.d. Maar alleen zoet water dat schoon is (= geen gevaarlijke virussen, bacteriën of parasieten bevat), is hiervoor geschikt. Dat niet iedereen over schoon water en goede sanitaire voorzieningen beschikt, komt door armoede. Vooral in arme landen is er weinig geld voor waterleiding en waterzuiveringsinstallaties. Een andere oorzaak is schaarste aan bruikbaar water. Die schaarste wordt acuut als er in een gebied langdurige droogte heerst. Zo wordt de Hoorn van Afrika regelmatig getroffen door waterschaarste als gevolg van droogte, bijvoorbeeld in 1999, 2003 en 2006. Schaarste ontstaat ook als in een gebied meer schoon water wordt verbruikt dan de natuur aanlevert of als water verontreinigd raakt. In Bangladesh bijvoorbeeld is veel grondwater niet drinkbaar omdat het vervuild is met giftig arsenicum dat op sommige plaatsen in de bodem zit. In beboste gebieden in India zakt regenwater dat tijdens de het regenseizoen (juni tot oktober) valt de bodem in. Daar vormt het ondergrondse reservoirs waar mensen tijdens de droge tijd via putten schoon water uit kunnen halen. Er zijn echter veel bossen gekapt. Waar het bos is verdwenen, zakt regenwater niet langer de bodem in. Het regenwater stroomt rechtstreeks de rivieren in en vandaar naar zee. Ondergrondse reservoirs worden minder snel aangevuld. Die worden kleiner of verdwijnen zelfs. Daardoor moeten mensen diepere putten slaan om aan schoon water te komen. Levert dat niets meer op, dan moeten ze water gebruiken uit plassen, beken en rivieren waar ziektekiemen in zitten. 18
Een uitgedroogde bodem ergens in Afrika
Overstroming in India tijdens het regenseizoen; het water wordt niet meer door de bodem vastgehouden
Halteplaats Tarawa (Kiribati, Oceanië) Kiribati bestaat uit een groot aantal atollen (=vulkaaneilanden). De eilanden krijgen hun drinkwater van de regen. Een deel van het regenwater verdampt, een deel wordt opgenomen door planten en een ander deel zakt in de bodem. Daar vormt het een bel van zoet water dat drijft op het zoute zeewater dieper in de bodem. Op Tawara, het hoofdeiland van Kiribati, zijn twee van zulke zoetwaterbellen gevonden. Die zijn zó groot dat daar voortdurend water uit gehaald kan worden voor een stad van ongeveer 26.000 mensen. Bewoners van Tarawa komen ook aan drinkwater door zelf het regenwater op te vangen. Van huizen met een metalen dak loopt het regenwater via een goot naar een tank. De drinkwatervoorziening op Tarawa is kwetsbaar. Soms regent het maanden achtereen niet. Deze periodes van droogte moeten worden overbrugd met voorraden uit de opslagtanks. Als de droogte lang duurt, raken deze tanks ook leeg. Dan moeten de bewoners hopen dat de waterputten niet te zout zijn geworden. Een ander probleem is de watervervuiling. Een put is vaak niet meer dan een gat in de grond waaruit met emmers water wordt geschept. Daar kan van alles in vallen: zand en modder van de randen, kleine dieren en uitwerpselen van dieren die in de buurt rondlopen. Daarom worden steeds meer putten afgedekt met een deksel.
Kiriata Riteti test of het water in de put op zijn erf niet te zout geworden is
Een ander probleem is de stijging van de zeespiegel. Deskundigen verwachten dat de zeespiegel de komende jaren een meter zal stijgen. Daardoor zal er meer zout water uit de bodem doordringen in de bellen met zoet water. Dat water dreigt dan ondrinkbaar te worden. 19
7c. Leven in een krottenwijk Wereldwijd leeft ongeveer één op de zes à zeven mensen in een krottenwijk. In totaal gaat het om de negenhonderd miljoen tot één miljard mensen. In 2020 moet het leven van tenminste honderd miljoen mensen in krottenwijken aanzienlijk verbeterd zijn.
In 2015 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu
Krottenwijken ontstaan daar waar veel arme mensen zich vestigen, meestal aan de rand van een grote stad. Deze mensen zijn te arm om een ‘normale’ woning te huren of te kopen. Ze bouwen hun eigen woning, vaak van afvalmateriaal (bouwafval, sloopmateriaal, rondslingerend plastic, golfplaten, stukken karton, asbestplaten). Krottenwijken zijn niet door een gemeente gepland. Er is geen duidelijke stratenindeling. Waterleiding en riolering zijn afwezig. Huisvuil wordt niet opgehaald. Krottenwijken zijn illegaal; dat wil zeggen dat ze zonder toestemming van de gemeente zijn gebouwd. De problemen in krottenwijken zijn groot. Omdat er vaak geen waterleiding is, is het moeilijk om aan schoon drinkwater te komen. Vaak zijn krottenwijkbewoners aangewezen op maar enkele waterputten, die snel vervuild raken. Of ze moeten water kopen bij waterhandelaren die met grote tankauto’s de wijk in trekken; dat water is meestal erg duur. Ook leven mensen in een krottenwijk tussen hun afval. Vuilnis vormt op straat stinkende hopen; in plassen met afvalwater vind je veel ongedierte. Vooral spelende kinderen komen daarmee in aanraking en kunnen ziek worden. Krottenwijken herken je ook omdat de krotten dicht op elkaar gebouwd zijn. Mensen leven in smalle steegjes, waar ambulances en brandweerauto’s niet kunnen komen. Als je ernstig ziek wordt of als er brand uitbreekt, hoef je niet te rekenen op hulp van buitenaf. Krottenwijken zijn vaak gebouwd op plaatsen waar anderen niet willen wonen. Tegen een steile helling aan of aan de rand van een moeras. Bij een aardbeving of een andere natuurramp zijn krottenwijkbewoners vaak de eerste slachtoffers.
20
Krottenwijk tegen een helling in Mexico
Halteplaats Villa El Salvador (Peru, Latijns-Amerika) In de nacht van 27 april 1971 nemen 200 dakloze families gezamenlijk een stuk braakliggend terrein bij Lima in bezit. Ze bouwen daar hun onderkomens. Deze families komen uit krottenwijken in Lima. De regering wil ze weg hebben omdat dit terrein is aangewezen voor grote projecten. De bewoners weigeren weg te gaan. Anderen steunen de actie en komen eveneens op het terrein wonen. De bewoners onderhandelen met de regering. Die geeft hen een groter stuk terrein elders om op te wonen. Dat ligt aan de rand van Lima. De bewoners geven deze plek de naam Villa El Salvador (= Stad van de Verlosser). Daar vestigen zich naderhand nog meer mensen, voornamelijk uit het platteland. In korte tijd groeit de wijk uit tot een echte stad, opgebouwd uit wijken met een eigen wijkcomité. In het begin is Villa El Salvador nog een echte krottenwijk waar het niet aangenaam wonen is. Sommige huizen zijn gebouwd met rieten matten en karton. Ook zijn er geen voorzieningen die je in elke moderne stad vindt zoals waterleiding en een stroomnet. De wijkcomités weten samen van de regering gedaan te krijgen dat Villa El Salvador erkend wordt en de voorzieningen krijgt waar een stad recht op heeft. Niet alleen krijgt de stad een eigen bestuur en een eigen, gekozen burgemeester, ook krijgen bewoners nu wél toegang tot water en elektriciteit. Ook gaan de bewoners zelf hard aan het werk om van de krottenwijk een stad te maken waar het prettig wonen is. Iedere wijk krijgt een eigen school, een eigen medische post en een eigen volkskeuken (waar de armste bewoners een gratis maaltijd kunnen krijgen). Sommige bewoners zetten eigen bedrijfjes op. Villa El Salvador bruist tegenwoordig van het leven!
Deze vrouw is met succes een schoenmakersbedrijfje begonnen in Villa El Salvador
21
8. Internationale samenwerking De eerste zeven millenniumdoelen zijn doelen waaraan vooral de arme landen moeten werken. Zaken als gezondheidszorg en drinkwatervoorzieningen zijn in rijke landen als Nederland al goed geregeld. De arme landen kunnen de millenniumdoelen niet halen zonder hulp van de rijke landen. Dát is het onderwerp van het achtste en laatste millenniumdoel.
In 2015 is er meer eerlijke handel, schuldenverlichting en hulp
Onder het achtste millenniumdoel vallen verschillende zaken. We zetten ze hieronder op een rij: Rijke landen helpen om een wereldwijd systeem van eerlijke handel op te zetten. Daarin krijgt ieder land gelijke kansen om zijn producten aan andere landen te verkopen. De armste landen krijgen extra hulp. Die landen krijgen de kans om hun producten over de grens te verkopen zonder gehinderd te worden door invoertarieven en andere handelsbelemmeringen. Ook krijgen landen die veel buitenlandse schulden hebben, hulp om daar van af te komen. Landen die hun best doen om armoede te bestrijden, krijgen extra ontwikkelingshulp. Ontwikkelingslanden die geheel door land zijn ingesloten en kleine eilandstaten (zoals Kiribati) krijgen extra aandacht om te komen tot een duurzame ontwikkeling. Rijke landen helpen voorkomen dat ontwikkelingslanden zóveel buitenlandse schulden krijgen dat ze er geen raad mee weten. Rijke landen helpen ontwikkelingslanden om jongeren aan goede banen te helpen. Rijke landen zorgen er samen met fabrikanten van medicijnen voor dat ontwikkelingslanden aan goedkope medicijnen kunnen komen (bijvoorbeeld om aids en andere wijdverspreide ziekten te bestrijden). Rijke landen zorgen er samen met bedrijven voor dat ontwikkelingslanden kunnen profiteren van nieuwe technologieën, vooral op gebied van informatieverwerking met computers en communicatie. Ook voor de rijke landen is er kortom nog veel te doen! 22
Werken aan nieuwe technologieën
Halteplaats Den Haag (Nederland, de rijke landen) De millenniumdoelen zijn voor Bert Koenders, de Nederlandse minister voor ontwikkelingssamenwerking, het belangrijkste onderdeel van het werk. In een interview stelt de minister dat Nederland een voortrekkersrol wil hebben in het bereiken van de millenniumdoelen. “We moeten dat versnellen, vooral op het gebied van vrouwenrechten. Ik zie een grote rol voor de Verenigde Naties weggelegd om de positie van vrouwen wereldwijd te verbeteren”, aldus de minister. Waarom vind de minister vrouwenrechten zo belangrijk? Van alle armen in de wereld is 66% vrouw (tweederde), of met andere woorden: er zijn twee keer zoveel arme vrouwen als arme mannen. Je zou kunnen zeggen: als de positie van vrouwen verbetert, gaat het vanzelf ook beter met de millenniumdoelen. Nederland is een van de weinige landen die zich houdt aan de afspraak om 0,7% van het Bruto Nationaal Product (= alles wat in een land verdiend wordt) te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Nederland zit daar zelfs iets boven: 0,8%. Bijna alle rijke landen hebben beloofd om ook 0,7% van hun BNP uit te trekken voor armoedebestrijding, maar er zijn maar vijf landen die zich aan die afspraak houden. Naast Nederland zijn dat Noorwegen, Zweden, Denemarken en Luxemburg.
Bert Koenders
Niet alleen de arme landen moeten er hard aan trekken om de millenniumdoelen te halen, maar ook de meeste rijke landen moeten hun deel van de afspraken nog nakomen.
23
ZIJN WE OP DE GOEDE WEG? Cijfers zeggen niet alles We zijn in dit pakket de wereld rondgereisd. We hebben veel gezien en gelezen over de millenniumdoelen. De landen verzamelen elk jaar gegevens en houden de VN op de hoogte hoe het er met de millenniumdoelen voorstaat. Maar de cijfers zijn niet altijd volledig en nauwkeurig. Soms kunnen landen alleen schattingen geven in plaats van nauwkeurige metingen, soms ontbreken cijfers helemaal. In sommige landen wordt bijvoorbeeld niet ieder kind dat geboren wordt aangegeven bij de burgerlijke stand (in Nederland wel). De kinderen die niet zijn aangegeven, bestaan officieel niet. Ze kunnen niet worden meegeteld door mensen die bijvoorbeeld willen nagaan hoeveel kinderen er naar de basisschool gaan. Oorlogen en rampen maken het soms geruime tijd onmogelijk om metingen te doen. Cijfers gaan verloren door ongelukken en rampen, zoals de brand in het Algemeen Bureau voor de Statistiek in Suriname in 2003. Daarbij ging veel cijfermateriaal verloren.
De witte armbanden verwijzen naar de campagne ‘Help armoede de wereld uit’
Zijn alle doelstellingen haalbaar? Toch kunnen we aan de hand van de jaarlijkse rapportages een goede indruk krijgen van wat er wereldwijd bereikt wordt. Als we alle cijfers naast elkaar leggen, kunnen we de volgende conclusies trekken:
De meeste landen zijn op de goede weg. Het gaat op wereldschaal bijvoorbeeld beter met de armoedebestrijding. De verschillen zijn tussen landen en tussen regio’s groot. De armoede is in Azië flink gedaald, maar in zuidelijk Afrika (bijna) niet. Het enige millenniumdoel dat wereldwijd niet verbetert, is de moedersterfte. Het aantal vrouwen dat sterft ten gevolge van een zwangerschap of bevalling blijft schrikbarend hoog. Er zijn ook tegenslagen. Bestrijding van tbc en malaria is moeilijker geworden, omdat de verwekkers ervan soms resistent zijn geworden tegen (= gaan niet dood door) sommige medicijnen. De VN vinden dat er extra inspanningen nodig zijn om de millenniumdoelen binnen de gestelde termijn (= 2015) te halen. Rijke landen moeten hun belofte nakomen om 0,7% van hun BNP (zie pag. 23) aan ontwikkelingssamenwerking uit te geven. Samengevat: Het blijft mogelijk dat de wereld in 2015 een stuk beter eruit zal zien in vergelijking met 1990. Als dat zo is, dan zijn de millenniumdoelen geslaagd. 24
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ook vind je daar een website met nuttige links die horen bij dit scriptiepakket. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk en bij dit pakket is er een website met aanvullende informatie, nuttige links en voor de leerkrachten een (groeps-)opdracht voor in de klas.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf nieuwe titels.