Circulaire CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
Prudentiele filters IFRS Toepassingsveld:
De verzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht dat geregeld wordt in de hoofdstukken VII bis en VII ter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en die zich voor de opstelling van hun geconsolideerde jaarrekening baseren op de IFRS-normen. Samenvatting/Doelstelling:
Deze circulaire betreft de bijkomende inlichtingen die de verzekeringsondernemingen aan de CBFA moeten verstrekken in het kader van het prudentieel toezicht op de aangepaste solvabiliteitsmarge (aanvullend toezicht), wanneer deze marge berekend wordt op basis van een geconsolideerde jaarrekening die opgesteld is conform de IFRS-normen en niet conform de Belgische boekhoudnormen. Deze inlichtingen betreffen de extracomptabele toepassing van « prudentiële filters », die tot doel hebben om in het kader van het prudentieel toezicht het effect te corrigeren van bepaalde boekhoudkundige keuzes die op grond van de IFRS-normen worden gemaakt.
Mevrouw, Mijnheer, 1. Inleiding Deze circulaire richt zich tot de ondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht dat geregeld wordt in de hoofdstukken VIIbis en VIIter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en beschrijft de verplichtingen inzake informatieverstrekking die deze ondernemingen hebben in het kader van artikel 91sexies (verstrekken van inlichtingen aan de CBFA) en 91decies (opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met het oog op de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge) van deze wet. Wanneer de geconsolideerde jaarrekening die als basis dient voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge, opgesteld wordt conform de internationale boekhoudnormen IFRS1, moeten er bij de overlegging van deze jaarrekening aan de CBFA bijkomende kwantitatieve en kwalitatieve inlichtingen worden verstrekt over de toepassing van de hieronder beschreven « prudentiële filters IFRS ». 2. Doelstellingen van de prudentiële filters Voor het toezicht op de solvabiliteit (berekening van de marge) van de Belgische verzekeringsondernemingen wordt momenteel uitgegaan van een jaarrekening die wordt opgesteld op grond van het Belgische boekhoudrecht voor verzekeringsondernemingen en -groepen. 1
International Financial Reporting Standards. Hiermee worden de door de IASB vastgestelde normen bedoeld, zoals die zijn goedgekeurd voor toepassing in de Europese Unie, op basis van Europese Verordening nr. 1606/2002 van 19 juli 2002 van het Europees Parlement en de Raad, betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen. Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be
CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
2/6
In de toekomst zullen sommige van die ondernemingen zich voor de opstelling van hun geconsolideerde jaarrekening baseren op de IFRS-normen en niet op het Belgische boekhoudrecht. Deze volgens de IFRS-normen opgestelde jaarrekening zal dus als basis dienen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge in het kader van het aanvullende toezicht dat geregeld wordt in de hoofdstukken VIIbis en VIIter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. De waarderings- en boekingsregels die door de IFRS-normen worden opgelegd, verschillen echter van de Belgische boekhoudnormen. De CBFA acht het dan ook noodzakelijk dat er bepaalde correcties worden uitgevoerd om de op IFRS-jaarrekeningen gebaseerde berekening van de samen te stellen marge en van de beschikbare marge grotendeels te laten aansluiten bij de doelstellingen van het prudentieel toezicht op de verzekeringsondernemingen. Die extracomptabele worden « prudentiële filters IFRS » genoemd. De filters die hierna zijn beschreven, zijn geïnspireerd op een aanbeveling van CEIOPS die dateert van september 20052 en houden rekening met de kenmerken van het huidige solvabiliteitsregime (wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen). Wanneer dit nuttig bleek, is ook rekening gehouden met bepaalde beginselen die in aanmerking zouden moeten worden genomen in de toekomstige regelgeving (« Solvency II ») en/of in de norm die de IASB later zou moeten publiceren over de boekhoudkundige verwerking van verzekeringscontracten (fase II van IFRS 4, Insurance Contracts).
2
“Recommendations regarding the Implications of the IAS/IFRS Introduction for the Prudential Supervision of Insurance Undertakings”, CEIOPS, september 2005.
CBFA
Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be
CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
3/6
3. Prudentiële filters
IAS/IFRS-norm
Prudentiële filter
Onderwerp IFRS4 Definitie verzekeringscontract
De eventuele contracten die volgens IFRS als beleggingscontracten of financiële schulden worden gekwalificeerd, moeten geherclassificeerd worden als technische voorzieningen. In geval van ontbundeling moet het gedeelte « schuld » in het kader van het prudentieel toezicht tegen geamortiseerde kostprijs worden blijven berekend en als technische voorzieningen worden beschouwd. Die herclassificering geldt ook voor de groepsverzekeringscontracten binnen een groep, die in de geconsolideerde jaarrekening van deze groep moeten worden opgenomen als pensioenschulden en niet als verzekeringscontracten.
IFRS4 Voorziening voor egalisatie en catastrofen
De bedragen die geboekt worden als voorziening voor egalisatie en catastrofen en die volgens IFRS zouden worden overgedragen naar het eigen vermogen, moeten in het kader van het prudentieel toezicht geherclassificeerd worden als technische voorzieningen. In de boekjaren die volgen op de overgang naar de IFRSnormen moeten de ondernemingen deze rekening blijven stijven overeenkomstig de Belgische normen. Voor groepen met buitenlandse dochterondernemingen moet de geconsolideerde filter worden berekend uitgaande van het bedrag van de voorziening die aangelegd moet worden volgens de plaatselijke prudentiële normen van de dochteronderneming, voor zover die normen "gelijkwaardig" zijn aan de Europese normen.
IFRS4 Liability Adequacy Test (LAT) en aanvullende voorziening leven
IAS12 Deferred Tax Assets
IAS16 en 40 Latente meerwaarden op materiële vaste activa
CBFA
De onderneming moet een aanvullende voorziening berekenen en boeken voor het interestrisico (de zogenaamde knipperlichtvoorziening in het Belgische recht), tenzij ze kan aantonen dat ze in het kader van IFRS4 over toereikende voorzieningen beschikt. De onderneming moet van haar eigen vermogen IFRS het bedrag aftrekken van de uitgestelde belastingvorderingen met betrekking tot bestanddelen die in aanmerking worden genomen in de marge, voor het gedeelte van die activa dat groter is dan 10 % van het geconsolideerd eigen vermogen, en waarvoor de onderneming niet kan aantonen (aan de hand van de geraamde belastbare winst voor de volgende vijf fiscale boekjaren), dat zij ze zou kunnen gebruiken. Van het eigen vermogen IFRS moet het bedrag worden afgetrokken van de nettomeerwaarden op materiële vaste activa en vastgoedbeleggingen die volgens IFRS systematisch zouden worden opgenomen in het eigen vermogen en die met toepassing van artikel 15bis, §3 van de controlewet van 9 juli 1975, niet in aanmerking zouden mogen worden genomen als bestanddelen van de solvabiliteitsmarge voor de jaarrekening op solobasis (cf. circulaire van de CBFA over de toepassing van artikel 15bis, §3 van de controlewet van 9 juli 1975). Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be
CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
4/6
Wanneer de latente meerwaarden afkomstig zijn van dochterondernemingen die niet onderworpen zijn aan de voornoemde bepalingen, moet de aftrek van de latente meerwaarden volgens dezelfde principes gebeuren als die welke de moederonderneming volgt. IAS19, § 58 Activa geboekt in het kader van een Defined Benefit Plan
IAS32 Onderscheid Equity/Liability
IAS39 Latente meerwaarden op Available-for-Sale (AFS) financiële instrumenten
Onder voorbehoud van de voortgang van de Europese werkzaamheden ter zake, moet de onderneming van het eigen vermogen IFRS het bedrag aftrekken van de activa die worden geboekt met betrekking tot de financiering van toegezegdpensioenregelingen, in zoverre de onderneming niet kan aantonen dat als gevolg daarvan toekomstige economische voordelen voor haar beschikbaar zijn in de vorm van een verlaging van haar toekomstige bijdragen of een terugbetaling in contanten, hetzij rechtstreeks aan haar, hetzij onrechtstreeks aan een andere regeling die met een tekort zou kampen. Die activa kunnen geheel of gedeeltelijk worden afgetrokken indien wordt vastgesteld dat de door de onderneming gemaakte schatting van de mogelijkheid om economisch voordeel te halen uit die activa, onvoldoende gefundeerd is. De aan de onderneming gestorte fondsen die worden aangetrokken via schuldtitels met onbepaalde looptijd en andere financieringsinstrumenten en die volgens het Belgische recht worden opgenomen in of uitgesloten van de reglementaire berekening van de beschikbare marge, worden op identieke wijze opgenomen of uitgesloten, ongeacht hoe die fondsen (instrumenten) verwerkt zouden worden volgens IFRS. Van het eigen vermogen IFRS moet het bedrag worden afgetrokken van de meerwaarden op voor de verkoop beschikbare financiële activa die volgens IFRS systematisch zouden worden opgenomen in het eigen vermogen en die met toepassing van artikel 15bis, §3 van de controlewet van 9 juli 1975 niet in aanmerking zouden mogen worden genomen als bestanddeel van de solvabiliteitsmarge voor de jaarrekening op solobasis (cf. circulaire van de CBFA over de toepassing van artikel 15bis, §3 van de controlewet van 9 juli 1975). Wanneer de latente meerwaarden afkomstig zijn van dochterondernemingen die niet onderworpen zijn aan de voornoemde bepalingen, moet de aftrek van de latente meerwaarden volgens dezelfde principes gebeuren als die welke de moederonderneming volgt. De nettomeerwaarden op voor de verkoop beschikbare vast en veranderlijk rentende effecten die aanleiding geven tot aanpassingen van de voorzieningen op grond van de shadowaccountingregels (IFRS 4, alinea 30) kunnen voor de berekening van de solvabiliteitsmarge echter zonder beperking in aanmerking worden genomen, in verhouding tot de overeenkomstige verhoging van de voorzieningen.
IAS39 Afdekkingstransacties - Cash Flow Hedges
IAS39 Fair Value Option
CBFA
De niet-gerealiseerde meer- of minderwaarden op afgeleide instrumenten die als dekking van de kasstromen worden gekwalificeerd, moeten van de samengestelde marge worden afgetrokken wanneer de waardeverandering van het gedekte element niet op parallelle wijze in het eigen vermogen wordt opgenomen. De CBFA kan weigeren dat de niet-gerealiseerde winsten en verliezen die voortvloeien uit het feit dat gebruik gemaakt wordt van de optie om tegen reële waarde te waarderen in de marge Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be
CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
Own Credit Worthiness
5/6
worden opgenomen indien zij van oordeel is dat daarvan niet op passende wijze gebruik wordt gemaakt, waardoor het reglementair eigen vermogen op ongerechtvaardigde wijze kan worden aangedikt. In dit verband zal rekening worden gehouden met de beginselen die opgenomen zijn in het Bazel-document over het gebruik van de Fair Value Option3. Niet-gerealiseerde meerof minderwaarden op schuldinstrumenten van de onderneming, die voortvloeien uit veranderingen in het eigen kredietrisico van de onderneming en die bij de resultaten of de reserves worden geboekt, mogen niet in de marge worden opgenomen.
In bijlage 1 van deze circulaire worden andere aspecten van de IFRS-normen besproken die voor de verzekeringssector van significant belang zijn, maar waarvoor de CBFA van oordeel is dat er geen prudentiële filter moet worden toegepast. 4. Praktische toepassing Het resultaat van de toepassing van de prudentiële filters moet aan de CBFA worden meegedeeld samen met de volgens de IFRS-normen opgestelde geconsolideerde jaarrekening die als basis zal dienen voor de berekening van de solvabiliteitsmarge. Dit resultaat moet worden opgenomen in een afzonderlijk rekenblad en moet voor elke post van de filter het volgende vermelden: a. de IFRS-bedragen van de betrokken boekhoudposten (balans en/of resultatenrekening) b. de correctie die deze bedragen ondergaan door de toepassing van de prudentiële filter c. de nieuwe bedragen na toepassing van de filter d. de totale impact van de verschillende filters op het eigen vermogen. Bij deze inlichtingen dient een toelichtingsnota te worden gevoegd. De erkend commissaris van de onderneming moet aangeven of de verstrekte inlichtingen volledig, correct en betrouwbaar zijn en bruikbaar zijn in het kader van het dossier. Hij moet ook aangeven of de prudentiële filters die hierboven zijn beschreven correct zijn toegepast en indien dit niet het geval is, moet hij vermelden welke filters niet correct zijn toegepast en waarom niet. Financiële conglomeraten moeten zowel de correcties toepassen die gelden voor de banksector als de prudentiële filters die gelden voor de verzekeringssector, en dit op het respectievelijk betrokken deel van hun geheel. Deze circulaire dient toegepast te worden voor alle volgens de IFRS-normen opgestelde geconsolideerde jaarrekeningen die aan de CBFA worden overgelegd en die betrekking hebben op boekjaren die in voorkomend geval aanvangen vanaf 1 januari 2008.
3
“Supervisory guidance on the use of the fair value option by banks under International Financial Reporting Standards”, Basel Committee on Banking Supervision, 2005.
CBFA
Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be
CBFA_2008_07 dd. 11 maart 2008
6/6
Een kopie van deze circulaire wordt verstuurd naar de commissaris(sen), erkende revisor(en) van uw vennootschap. Hoogachtend, De Voorzitter,
Jean-Paul SERVAIS.
Bijlage: - CBFA_2008_07-1 - Andere significante punten waarvoor geen prudentiële filter moet worden toegepast CBFA
Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 53 42| f +32 2 220 54 93 | www.cbfa.be