PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT
Vergadering van 20 januari 2015
Voorzitterschap van de heer Chris Taes
De vergadering wordt om 14.10 uur geopend
Verontschuldigingen Mevrouw Katleen Bury, mevrouw Hilde Kaspers; provincieraadslid; De heer Tom Dehaene, gedeputeerde Afwezigen / Mededelingen De voorzitter heet de raadsleden van harte welkom en wenst iedereen het allerbeste in 2015. Hij bedankt mevrouw An Hermans voor de wijze waarop zij haar mandaat heeft vervuld en bedankt alle collega-provincieraadsleden die in december 2012 mee de voordrachtsakte hebben ondertekend. Hij hoopt van iedereen het vertrouwen te verwerven en zegt alle stemmen evenwaardig en objectief aan bod te zullen laten komen. Hij benadrukt het belang van de provincieraad als hoogste gezagsorgaan in dit bestuur. Hij vraagt dan ook respect voor de rechten en bevoegdheden van de provincieraad en haar leden. Hij stelt dat de provincieraad drie belangrijke taken heeft. Het bepalen van de fundamentele oriëntaties van het beleid, het aanstellen van en het toezicht houden op de uitvoerende macht en het vaststellen van de financiële beleidsruimte en de belastingen die ermee samenhangen. Daarnaast bepaalt de provincieraad ook het personeelsorganogram en de inzet van personeelsmiddelen. Hij wenst als voorzitter van de provincieraad aan te tonen dat een democratisch verkozen streekbestuur een meerwaarde betekent voor de inwoners van de provincie en wil streven naar een vruchtbare samenwerking met zowel de gemeente- en stadsbesturen als met de partners op het terrein en de hogere overheden. Hij stelt dat dit een uitdagende opdracht is voor het jaar waarin de provincie haar twintigste verjaardag viert. Hij gaat vervolgens over tot de orde van de dag en deelt mee dat:
bij brief van 5 december 2014 een antwoord werd verstrekt op de schriftelijke vraag van mevrouw Linda De Dobbeleer-Van den Eede van 5 november 2014 in verband met het pluimkrediet voor welzijnsorganisaties;
bij brief van 24 december 2014 een antwoord werd verstrekt op de schriftelijke vraag van mevrouw Linda De Dobbeleer-Van den Eede van 25 november 2014 in verband met de provinciegouverneurskosten;
1
bij brief van 6 januari 2015 een antwoord werd verstrekt op de schriftelijke vraag van de heer Joris Van den Cruijce van 14 december 2014 in verband met het provinciaal reglement ter ondersteuning van infrastructurele ingrepen ten behoeve van stappers en trappers op prioritaire schoolroutes;
bij brief van 14 januari 2015 een antwoord werd verstrekt op de schriftelijke vraag van mevrouw Mireille Buyse van 18 december 2014 in verband met de aanleg van een ring rond Asse.
Indiening van de verslagen De voorzitter zegt dat de voorstellen nrs. 1 t.e.m. 7 werden neergelegd op het bureau. Op 12 januari 2015 diende de heer Jan Laeremans motie nr. 8 in over vrije meningsuiting. Op 19 januari 2015 dienden de fractievoorzitters van de meerderheid amendement nr. 8/1 in op motie nr. 8. Hij zegt dat conform artikel 62 van het huishoudelijk reglement van de provincieraad, de provincieraad dient te beslissen over de ontvankelijkheid van de motie. Hoofdelijke stemming ontvankelijkheid motie nr. 8 De motie nr. 8 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig ontvankelijk verklaard met 62 stemmen zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Notulen De voorzitter meldt dat de notulen van de vergadering van 9, 10 en 16 december 2014 beschikbaar zijn. Voor de goedkeuring ervan verwijst hij naar artikel 33 van het provinciedecreet. Hij zegt dat het beknopt verslag van die vergadering, de notulen en de lijst van de op die vergadering genomen besluiten beschikbaar zijn op het extranet. Hij vraagt aandacht voor een kleine technische aanpassing die moet worden doorgevoerd aan voorstel nr. 159 dat op 9 december 2014 door de provincieraad werd goedgekeurd. In het voorstel stond vermeld dat mevrouw Nele De Cuyper diensthoofd jeugd was. Vanaf 1 januari 2015 is mevrouw De Cuyper echter diensthoofd Erfgoed. Zij blijft evenwel, vanuit de administratie, deel uitmaken van de Procoro. Vragenuur (toepassing van art. 32 van het Provinciedecreet)
Mondelinge vraag van de heer Jan Laeremans van 31 december 2014 betreffende de situatie van het oude Wijnpersgebouw te Leuven. De heer Laeremans licht toe dat gedeputeerde Dehaene vorig jaar stelde dat het dossier over het Wijnpersgebouw in Leuven in beraad werd gehouden en dat het opnieuw zou worden bekeken n.a.v. het budget 2015. In deze context stelt hij de volgende vragen: -
Zijn er middelen voorzien in het budget 2015 en/of in de meerjarenplanning? Zo ja, welke? Welke concrete stappen zijn er in het voorbije jaar gezet om een oplossing te vinden voor het oude Wijnpersgebouw? Welke dienst heeft hiertoe opdracht gekregen van de deputatie?
De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat in het budget 2015 en 2016 momenteel een bedrag van respectievelijk 170.000 euro en 235.000 euro is voorzien. Hij zegt dat de deputatie op 11 september 2014 heeft beslist om het restauratiedossier opnieuw te activeren, waarbij het te besteden bedrag is afgetopt op 1.355.000 euro, excl. btw. Hierbij is er een principieel akkoord om het Wijnpersgebouw te gebruiken als een unieke vergaderlocatie en ontvangstruimte en tevens kantoorruimten te voorzien. Hiervoor werden in 2014 de volgende stappen ondernomen:
2
-
-
een gesprek met het Agentschap Onroerend erfgoed (O.E.) over de voorwaarden waarop er bij een hertekening van het concept aanspraak kan gemaakt worden op de toegekende restauratiepremie van 447.820 euro; aan de opdrachthoudende architect is een aangepast voorontwerp met raming en voorstel ereloon gevraagd voor de herwerking van het concept binnen de voorwaarden van het agentschap O.E., binnen de beschikbare budgettaire ruimte en binnen de vooropgestelde timing en bestemming; het nieuwe voorstel is voor akkoord voorgelegd aan het agentschap O.E.
Hij vult aan dat het voorontwerp met raming en voorstel ereloon vermoedelijk op 3 februari 2015 zal worden voorgelegd aan de bevoegde raadscommissie. De deputatie gaf de opdracht aan de dienst erfgoed en de dienst gebouwen om dit dossier verder op te volgen. De heer Laeremans is blij dat er opnieuw beweging is gekomen in dit dossier. Hij wil weten of er ondertussen al zekerheid is over de toezegging van de Vlaamse subsidies. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt dat de Vlaamse overheid heeft bevestigd dat de subsidies zullen blijven bestaan. Hij zegt dat de betrokken diensten, gezien het dossier zal geagendeerd worden voor de raadscommissie, vermoedelijk al een mondeling akkoord hebben voor zowel de toekenning van de subsidie als voor het concept.
Mondelinge vraag van de heer Diederik Dunon van 19 januari 2015 over het PRUP Kampenhout-Sas. De heer Dunon zegt dat over het PRUP Kampenhout-Sas reeds veel werd gediscussieerd in de provincieraad. Door een foutieve uitvoering van de procedure werd een nieuw openbaar onderzoek ingesteld. Op 18 december 2014 werd voor de nieuwe procedure een plenaire vergadering gehouden. Hij stelt dat zowel het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB) bepalen dat afvalverwerkingsactiviteiten voor het bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas uitgesloten worden. In het vorige Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) Kampenhout-Sas 2013, dat werd vernietigd, staat – ongewild – een zinsnede die volgens hem voor heel wat verwarring zorgt. Er staat als randvoorwaarde op blz. 8/72 dat de beslissing van de Vlaamse regering om afvalverwerkingsactiviteiten uit te sluiten in het bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas zal doorwerking vinden in de voorschriften van het PRUP. Hij zegt dat er desondanks in de stedenbouwkundige voorschriften op blz. 9/28 en 13/28 staat dat opslag en overslag van afvalstoffen en terugwinnen (recyclage of verwerking) van grondstoffen uit afvalstoffen wel mogelijk is. Daaronder valt ook het triëren, opdelen of sorteren van afvalstoffen in verschillende fracties, het mechanisch behandelen van afvalstoffen en het transport. Er werden sindsdien diverse mondelinge en schriftelijke vragen gesteld over hoe het komt dat dit zinnetje toch in de definitieve tekst van het PRUP van 23 januari 2013 is beland en of het niet mogelijk was om dit te corrigeren. Hij stelt dat gedeputeerde Dekeyser steeds heeft geantwoord dat het bestaande PRUP niet meer kon gewijzigd worden en dat deze tegenstrijdigheid moest aangepast worden in een volgend PRUP over het bijzonder economisch knooppunt KampenhoutSas. Hij wenst dan ook te weten of het bewuste zinnetje, zoals hierboven vermeld, dat onterecht in de vorige definitieve teksten was geslopen, nu geschrapt zal worden. De heer Dekeyser, gedeputeerde, schetst even de historiek van dit dossier en zegt dat de deputatie op 13 november 2014 kennis nam van het voorontwerp van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringplan ‘Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas' en aan de provinciale commissie voor ruimtelijk ordening (PROCORO) de opdracht gaf om een adviesvraag te richten en de plenaire vergadering te organiseren. Omwille van de vooropgestelde timing werd het plan ongewijzigd voorgelegd.
3
Hij zegt dat het voorontwerp van het PRUP op 18 december 2014 ter advies aan de bevoegde instanties werd voorgelegd. Tijdens dit overleg werd vanuit het college van burgemeester en schepenen van Haacht een fundamenteel bezwaar geuit in verband met de in de vraag aangehaalde paragraaf. Hij verduidelijkt dat tijdens de plenaire vergadering dan ook werd overeengekomen om de voorschriften van het voorontwerp van het PRUP op basis hiervan te herbekijken. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: - de zones die momenteel reeds bedrijvenzone zijn volgens het gewestplan en reeds ontwikkeld of nog in ontwikkeling zijn; - en de zones die voorzien zijn volgens het gewestplan, maar nog niet ontwikkeld zijn en de nieuwe bedrijvenzones. Voor de bestaande bedrijvenzones is het juridisch niet haalbaar om afvalverwerking generiek uit te sluiten omdat daarmee de wettelijkheid van het plan wordt aangetast. Dat het PRUP de bestaande bedrijvenzones omvat is immers van belang om een differentiatie van de bestaande bedrijvenzone te kunnen invoeren waarbij afvalverbranding en Seveso-bedrijven* worden uitgesloten. Dit om de leefbaarheid van de omliggende woongebieden te kunnen vrijwaren. * Een Seveso-bedrijf is een bedrijf dat activiteiten ontplooit op het vlak van de behandeling, de productie, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen
Hij zegt dat het generiek uitsluiten in de hele zone een aantasting vormt van het gelijkheidsbeginsel omdat in de bestaande bedrijvenzones reeds afvalverwerkende activiteiten aanwezig zijn. Het vorige PRUP werd omwille van dit aspect reeds bij de Raad van State aangevochten. Dit neemt niet weg dat de vergunningverlenende overheid, op basis van de specifieke kenmerken van de plaats van een aanvraag in de bedrijvenzone, de afvalverwerkingsactiviteiten niet kan vergunnen of vergunnen onder voorwaarden. Hij besluit dat, om de rechtszekerheid van het PRUP te maximaliseren, het niet aangewezen is een generiek verbod in te voeren in de bestaande bedrijvenzones voor alle afvalverwerkende activiteiten. Hij zegt nog dat voor de zones die voorzien zijn volgens het gewestplan, maar nog niet ontwikkeld zijn en de nieuwe bedrijvenzones, afvalverwerkende bedrijven kunnen uitgesloten worden. Hier gaat het immers over nieuw te ontwikkelen zones waar niet opgeworpen kan worden dat het PRUP de bestaande bestemming te zeer inperkt. Een verbod binnen deze zone kan daarom wel ondersteund worden. Omdat deze zones ook ruimtelijk het dichtst bij de omliggende woonzone liggen, is dit ook een ruimtelijk verdedigbaar keuze. In deze zin zal het ontwerp van het PRUP op 29 januari 2015 worden voorgelegd aan de deputatie. De voorlopige vaststelling door de provincieraad is voorzien voor februari 2015. Hij vat samen dat wat het bestaande industriegebied betreft, volgens het Gewestplan, afvalwerking niet kan worden uitgesloten. Voor de nieuw te ontwikkelen terreinen zal dat wel kunnen. De heer Dunon vindt dit geen eenduidig antwoord. Hij vraagt of er zal afgeweken worden van de bepalingen in het RSV en RSVB die naar zijn weten dwingend zijn. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt dat hiervan niet wordt afgeweken. De bestaande industriezone werd mee opgenomen in het Economisch Knooppunt Kampenhout-Sas om ervoor te zorgen dat ook daar afvalverbranding en Seveso-bedrijven kunnen worden uitgesloten omwille van de potentiële mensrisico’s. Het RSV en het RSVB bepalen dat bij uitbreiding of te ontwikkelen zones, afvalverwerking niet toegestaan kan worden. Hij begrijpt dat deze uitleg zeer technisch is maar stelt voor de toelichting te bezorgen. Mevrouw Van de Wiele begrijpt dat afvalverwerking in de nieuwe zones niet toegelaten wordt. Ze vraagt hoe er wordt omgegaan met bedrijven die reeds grond hebben aangekocht in de nieuwe zones en ondertussen een aanvraag voor afvalverwerking hebben ingediend. De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat er reeds afspraken zijn rond bijvoorbeeld breekinstallaties. Deze installaties dienen volledig ingekapseld te zijn om eventuele overlast te beperken. Bedrijven die niet aan dergelijke regels kunnen voldoen, zullen niet meer kunnen vergund worden.
4
Mondelinge vraag van de heer Joris Van den Cruijce van 19 januari 2015 over de afbakening van het kleinstedelijk gebied Asse. De heer Van den Cruijce licht toe dat de afbakening van het kleinstedelijk gebied Asse en het bijbehorende plan-MER (MilieuEffectenRapportage) nog niet werden geagendeerd op de commissievergadering of de raadszitting. Hij stelde hierover een schriftelijke vraag in april 2014. Er werd toen geantwoord dat tijdens de zomer dit dossier zou gefinaliseerd worden. Op een aanvullende schriftelijke vraag in september 2014 luidde het antwoord dat de deputatie in het najaar zijn beslissing zou nemen. In deze context had hij graag geweten wat de voorziene timing is in dit dossier en of er enige duiding kan geven worden bij de vertragingen. Is het zo dat het vooral lang wachten was op de verkeerstellingen die uitgevoerd werden door Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)? De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat dit dossier inderdaad nog niet werd geagendeerd voor de commissievergadering. De oorspronkelijke vertraging in het dossier is te wijten aan de door het Agentschap voor Wegen en Verkeer (AWV) jarenlang beloofde verkeerstellingen die er uiteindelijk nooit zijn gekomen. Hij zegt dat de provincie daarom, ruim een jaar geleden, beslist heeft om zelf tellingen van het herkomst-bestemmingsverkeer te laten uitvoeren. Deze tellingen zouden dan worden aangevuld met tellingen van MOW. MOW heeft er wat langer over gedaan dan de provincie om de opdracht uit te besteden en de gegevens aan te leveren. Hij verduidelijkt dat het eerste ontwerp-MER, dat afgelopen zomer werd besproken, enkel gebaseerd was op de telgegevens van de provincie. Op dat ogenblik werden de telgegevens van haar herkomst- en bestemmingstelling door MOW beschikbaar gesteld aan de provincie, zodat ook deze konden verwerkt worden in het plan-MER. Omwille van onder meer dit aspect besliste de dienst MER nog niet de stap naar een definitief plan-MER te zetten, maar een nieuw ontwerp-plan-MER te vragen, met verwerking van de geformuleerde bemerkingen en van de nieuwe telgegevens. Hij stelt dat het tweede aangepaste ontwerp-MER zoals voorzien eind september aan de dienst MER werd overgemaakt. Die dienst heeft zelf echter ruim de tijd genomen om een nieuwe adviesronde in te richten. Op basis van de ingediende adviezen besliste ze bovendien om een nieuwe ontwerptekstbespreking te organiseren. Deze werd door de dienst MER ingericht op 4 december 2014 en leverde een aantal elementen op die dienden aangepast te worden. Hij legt uit dat alle aanpassingen voor eind 2014 werden doorgevoerd door het aangestelde studiebureau en ter controle werden bezorgd aan de adviesinstanties die de opmerkingen hadden gemaakt. Op 13 januari werd het definitief plan-MER uiteindelijk ter goedkeuring aan de dienst MER overgemaakt. Pas wanneer deze haar goedkeuringsbeslissing heeft genomen kan deputatie een beslissing nemen over een tracékeuze voor de rondweg aangezien het plan-MER de basis vormt voor de motivering. Hij hoopt in het voorjaar de beslissing rond dit tracé te kunnen nemen.
Mondelinge vraag van mevrouw Liselore Fuchs over windmolenparken Mevrouw Fuchs legt uit dat ze op 9 december 2014 reeds een vraag had ingediend in verband met de verschillende windmolenparkprojecten die op til staan in Vlaams-Brabant. Deze vraag werd volgens haar om onduidelijke redenen onontvankelijk verklaard. Met enige ontsteltenis vernam ze op 15 januari 2015 de beslissing van de deputatie om een milieuvergunning toe te kennen aan het windmolenpark in Linter. Deze beslissing werd genomen op 18 december 2014. Amper negen dagen na de weigering te antwoorden op haar vraag en ruim een jaar voordat de mysterieuze ‘energiekansenatlas’ beschikbaar is. In deze context stelt ze de volgende vragen: -
Waarom geeft de deputatie de opdracht tot het ontwerpen van een energiekansenatlas als zij toch milieuvergunningen verleent aan projecten, voordat deze getoetst kunnen worden aan die energiekansenatlas? Wanneer zal deze atlas af zijn en voorgelegd worden aan de provincieraad ter goedkeuring? Zal de toekomstige energiekansenatlas een bindende of louter informatieve waarde hebben? Hoe weet de provincie dat het gebied in Linter geschikt is voor windturbines? Zullen de omwonende gezinnen voordeel halen uit deze hernieuwbare energie bv. onder de vorm van vermindering op de energiefactuur?
5
Ze stelt dat de N-VA-fractie vindt dat zulke projecten er enkel kunnen komen als er een breed draagvlak voor is bij de bevolking. Dit kan enkel via een open dialoog en grote transparantie. Ze vindt dat de provincie Vlaams-Brabant hiervoor het ideale platform zou zijn. Ze vraagt daarom ook of de deputatie bereid is om de dialoog met de burgers te organiseren tussen de betrokken leveranciers, inwoners en lokale besturen over de verschillende projecten die op til zijn in de provincie Vlaams-Brabant. Mevrouw Roefs, gedeputeerde, antwoordt dat de milieuvergunning inderdaad werd verleend op 15 januari 2014. Ze stelt dat de provincie Vlaams-Brabant niet zelf proactief windmolens plaatst. Wat voorligt, is een milieuvergunning aan de onderneming Green Energy Dynamics uit Leuven. In principe worden over milieuvergunningen in de provincieraad geen vragen gesteld vanwege het particuliere karakter. Ze vindt het echter belangrijk toch op deze vraag te reageren en zegt dat we in een dichtbevolkte provincie leven. 75% van ons grondgebied blijkt niet geschikt om windmolens in te planten. Amper 2,2% van ons grondgebied is er wel optimaal voor. Dat is zeer weinig in vergelijking met andere provincies. Een belangrijke factor hierin is het luchtverkeer. Daarom heeft de provincie VlaamsBrabant gekozen om te investeren in de opmaak van een energieatlas en niet zozeer van een windplan. Het is de bedoeling op die manier te bepalen waar er nog opportuniteiten zijn voor groene of hernieuwbare energie en waar deze energie kan gemaakt worden. Ze legt uit dat de vraag naar de energienatlas kadert in een veel bredere visienota ruimte waarbij het hele ruimtelijke beleid van de provincie is betrokken. De eerste resultaten van de energieatlas worden tegen het einde van 2015 verwacht. Ze verduidelijkt dat de energieatlas ons verder moet bijstaan in het juist inrichten van de openbare ruimte, maar dat deze atlas voorlopig nog geen bindend karakter heeft. Ze stelt dat milieuvergunningen in het algemeen termijn gebonden zijn. Dit wil zeggen dat als ze aangevraagd worden, de deputatie een beslissingstermijn heeft van 4 maanden plus 2 maanden uitstel. Wanneer die termijn van 6 maanden zou overschreden worden, wordt de vergunning stilzwijgend geweigerd. De deputatie laat dit niet toe aangezien het niet zou getuigen van goed bestuur. Wat het dossier van de windmolens in Linter betreft, werd overeenkomstig de Vlaamse omzendbrief RO/2014/02 van 25 april 2014, een grondige studie gedaan. Uit de zogenaamde lokalisatienota blijkt dat de windturbines geen significante invloed zullen hebben op de structuur van het plaatselijke landschap. In een bijzondere vergunningsvoorwaarde heeft de deputatie de exploitant verplicht milderende maatregelen te nemen t.a.v. onder andere de akkervogels op het aangrenzende plateau van Walsbergen. Ze zegt dat het de bedoeling is de exploitanten zoveel mogelijk aan te moedigen om de bevolking ten volle te laten participeren en om te kunnen evolueren naar coöperatieve organisaties waarin de burgers maximaal mee profiteren. Ze besluit dat, in het geval van Linter, de exploitant sinds 2,5 jaar een lokaal draagvlak heeft nagestreefd. In het geval van het windpark langs de E40 is ze daarenboven bereid om de betrokken gemeentebesturen samen te brengen. Op vrijdag 20 maart 2015 zal de eerste vergadering plaatsvinden.
Mondelinge vraag van de heer Koen Moeyersons over de naamborden aan voetwegen. De heer Moeyersons licht toe dat op 14 januari de provincie Vlaams-Brabant startte met het plaatsen van zo’n 580 naamborden aan allerlei voet- en fietswegen. Hiermee beoogt de provincie de bekendheid, van deze voor voetgangers en fietsers veilige verbindingswegen, te verhogen bij het grote publiek. Hij vindt dit een lovenswaardig initiatief. Hij merkt op dat voor de bekendmaking van dit initiatief echter werd gekozen voor een bord in de faciliteitengemeente Kraainem, waar tweetalige borden dienen te staan. Hij zegt dat, de N-VAfractie, als legalistische partij, dit gebod erkent maar dat het evenwel geen verplichting is al te grote ruchtbaarheid te geven aan deze tweetaligheid.
6
In deze context stelt hij de volgende vragen: - Waarom werd Kraainem gekozen als locatie voor de opname? - Verdient het geen aanbeveling zulke projecten onder media-aandacht te brengen wanneer zij niet plaatsvinden op het grondgebied van faciliteitengemeenten? - Hoeveel van de in totaal 580 naamborden zijn gepland om in Kraainem en de andere faciliteitengemeenten te worden geplaatst? - Zal bij plaatsing van de naamborden in gemeenten, waar er geen faciliteiten zijn, de taalwetgeving even strikt worden nageleefd? - Wat is het totale kostenplaatje van dit project? Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, vraagt zich af waarom de opname niet in Kraainem zou mogen plaatsvinden. De provincie Vlaams-Brabant telt immers 65 gemeenten en er wordt dan ook voor elke gemeente even goed gezorgd. Ze vermeldt dat er in Kraainem 10 borden zullen geplaatst worden, in Linkebeek 23 borden en in Wezembeek-Oppem 10 borden. De taalwetgeving wordt overal strikt nageleefd. Ze zegt dat in niet-faciliteitengemeenten dan ook enkel Nederlandstalige borden worden geplaatst. De totale kostprijs van dit project bedraagt 47.896,40 euro incl. btw.
Mondelinge vraag van de heer Diederik Dunon omtrent de milieuvergunning voor de stadsmagazijnen in Scherpenheuvel. De voorzitter stipt aan dat vragen die betrekking hebben op beslissingen in verband met particuliere aangelegenheden, zoals bv. een particuliere milieuvergunning, in de regel onontvankelijk worden verklaard. Hij stelt dat in dit geval de vraag wel wordt toegelaten omdat het om een milieuvergunning gaat voor een openbaar bestuur. De heer Dunon legt uit dat bij beslissing van 11 december 2014 een milieuvergunning werd afgeleverd voor de uitbating van de stadsmagazijnen gelegen aan de Prins Alexanderstraat 1 te Scherpenheuvel, hetgeen onrust teweegbrengt bij omwonenden. Volgens de beslissing van 11 december 2014 gaat het om de hernieuwing en de uitbreiding van de bestaande milieuvergunning. De bestaande milieuvergunning dateert evenwel van 12 juli 1984. Dit was voor er sprake was van de VLAREM-wetgeving. Zij was toen vergund voor een termijn van 30 jaar en dus vervallen op 11 juli 2014. In deze context stelt hij de volgende vragen: - Wanneer werd de aanvraag voor de hernieuwing ingediend bij de administratie? En wanneer werd zij volledig verklaard? - Hernieuwingsaanvragen moeten ingediend worden binnen een termijn van 12 maanden tot 18 maanden voor het einde van de vergunning. Werd deze termijn gerespecteerd? - Zo neen. Klopt het dat bij laattijdigheid een volledig nieuwe vergunning dient te worden aangevraagd en er dus bij de beoordeling geen rekening meer kan gehouden worden met de oude toestand van 1984? - Zo ja. Klopt het dat in parkgebieden en woongebieden normaal geen nieuwe vergunningen worden afgeleverd? Is een hernieuwing, zoals hier in het besluit van de deputatie staat, wel verantwoord? En wat is de afwijkingsverantwoording om af te wijken van de gestelde reglementen? - Zo ja. Is deze dan verantwoord voor een termijn van 10 jaar? Mevrouw Roefs, gedeputeerde, antwoordt dat het klopt dat de vergunning werd verleend op 12 juni 1984 en 30 jaar later vervallen is in 2014. Ze zegt dat de hernieuwingsaanvraag door de deputatie ontvangen werd op 18 juni 2014. Deze aanvraag werd volledig verklaard op 21 augustus 2014. De vorige milieuvergunning verviel dus een kleine week vroeger, maar aangezien uit de aanvraag bleek dat de gemeente Scherpenheuvel wel degelijk met het dossier bezig was, is er geen ‘controlerende’ inspectie opgetreden. Dit was zo in dit geval, maar zou gelden voor alle exploitanten/aanvragers in dit geval. Ze legt daarnaast uit dat het voor een beoordeling niet uitmaakt of het om een hervergunning of een nieuwe uitbating gaat. De grondigheid van de procedure is dezelfde in de beide gevallen. Ze stelt dat er dus geen afwijking in dit dossier werd toegestaan op de bestaande reglementen tenzij op de vergunningstermijn van 20 jaar waarvoor de uitbating in aanmerking komt aangezien er geen planologische of milieutechnische problemen zijn. Ze zegt dat de deputatie de vergunningstermijn heeft teruggebracht op 10 jaar. De intentie van het gemeentebestuur van Scherpenheuvel is immers om tegen het einde van deze legislatuur een nieuwe locatie te hebben geïdentificeerd voor het stadsmagazijn, maar dan moeten natuurlijk nog ‘nieuwe vergunningen’ worden aangevraagd. Ze benadrukt dat 10 jaar een realistische tijdspanne lijkt om het stadsmagazijn te herlokaliseren. 7
De heer Dunon reageert dat in publicaties van VLAREM wordt vermeld dat, wanneer een vernieuwing niet aangevraagd is 12 tot 18 maanden vóór het einde van de vergunning, de vergunning in principe vervallen is. Hij zegt dat in 1984 VLAREM nog niet bestond en vindt dat wanneer de lokale overheid haar werk goed zou gedaan hebben, ze al lang op de hoogte zou zijn geweest van deze problematiek. Hij wil dan ook weten of de termijn van 10 jaar nog verantwoord is om zich in orde te stellen met de huidige reglementering. Mevrouw Roefs, gedeputeerde, vindt 10 jaar een billijke termijn om te herlokaliseren aangezien de gemeente zich geëngageerd heeft om nieuwe locaties te identificeren.
Mondelinge vraag van de heer Joris Van den Cruijce over de taalbarometer. De heer Van den Cruijce legt uit dat de resultaten van de taalbarometer, gefinancierd in de provincie, zeer verontrustend zijn. Hij zegt dat het gekend is dat er veel Franstaligen en anderstaligen in de Vlaamse Rand wonen en dat het grootste deel van de Nederlandstaligen ook de Franse taal machtig zijn. De N-VA-fractie is nog steeds trots op deze meertaligheid. Hij leest echter ook dat van de Franstaligen in de Rand minder dan 40% ook Nederlands spreekt. Bij anderstalige gezinnen daalt dat percentage tot minder dan 30% of 20%. Enkel in de administratie wordt dan toch node gebruikgemaakt van het Nederlands. Hij merkt op dat de grootste groep zich ook identificeert als ‘Belg’ en zegt dat deze evolutie hen zorgen baart omdat: -
er in feite een segregatie aan de gang is, een grote groep van inwoners leeft in feite buiten de maatschappij. Ze verstaat de gemeentelijke informatie niet, kan niet communiceren met de school van de kinderen, neemt niet deel aan activiteiten van jeugdbewegingen,…; deze groep van mensen amper kansen heeft op de arbeidsmarkt; een normaal burencontact sterk bemoeilijkt wordt.
Hij zegt dat de taalbarometer heeft uitgewezen dat een groot deel van de bevolking zich ook eerder als Brusselaar identificeert. Daar zit natuurlijk een probleem: iedereen is welkom in onze regio. Niet de afkomst telt, wel de toekomst. Maar hij stelt dat wie een toekomst in Vlaanderen wil uitbouwen, daar natuurlijk een inspanning voor moet leveren. In deze context stelt hij de volgende vragen: -
-
-
Deelt de deputatie de mening dat deze taalbarometer aantoont dat er nog veel werk voor de boeg is? Op de commissievergadering werd door de N-VA-fractie reeds de vraag gesteld of het huidige beleid van de provincie meetbare resultaten oplevert. Het antwoord was toen dat met het publiceren van de taalbarometer het beleid inderdaad beter en gerichter zou kunnen ingezet worden. Wat zijn volgens de deputatie de belangrijkste conclusies van de resultaten van de taalbarometer? Aan welke concrete acties denkt de deputatie? Welke doelstellingen stelt de deputatie voorop? In het Vlaams Parlement werd reeds uitgebreid toelichting gegeven over de taalbarometer, gevolgd door een inhoudelijk debat. Zal er in de raadscommissie en in de provincieraad voldoende tijd gereserveerd worden om over de resultaten te discussiëren en om samen te zoeken naar de best mogelijke maatregelen? Het beleid van de provincie beperkt zich vooral tot het stimuleren van taalcursussen Nederlands. Is het niet belangrijk dat we de bevoegdheid ‘Vlaams Karakter’ veel ruimer gaan interpreteren? Met andere woorden, moeten we ook ‘politiek’ niet meer duidelijk maken dat de Vlaamse Rand een onderdeel is van Vlaanderen?
Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, licht toe dat dit de bevoegdheid is van gedeputeerde Dehaene maar dat ze deze vraag namens de deputatie zal beantwoorden. Ze licht toe dat het eerste onderzoek van de taalbarometer in de Vlaamse Rand als nulmeting wordt beschouwd. Hiermee kan afgetoetst worden of er progressie wordt gemaakt. De discussie hierover kan zeker gehouden worden in de raadscommissie op 3 februari 2015. Ze zegt dat wie hier vroeger op wil terugkomen, zeker terecht kan op de studiedag in Wemmel op 30 januari 2015 waar de auteur van de taalbarometer, professor Janssens, samen met een breed panel daar uitvoerig zal op ingaan.
8
Daarnaast legt ze uit dat het niet evident is om de bevoegdheid ‘Vlaams Karakter’ te verbreden. De provincie is zeker vragende partij maar er is geen zicht op welke instrumenten en welke middelen dit moet gebeuren. Een van de belangrijkste hefbomen voor deze doelgroep werd immers op 1 januari 2015 overgedragen naar het Vlaams agentschap inburgering en integratie. Ze stelt dat het PRIC in het verleden een onderzoek heeft uitgevoerd waaruit bleek dat de bewoners in de Vlaamse Rand wel degelijk bereid zijn om Nederlands te leren, maar dat er dikwijls praktische drempels zijn. Een moeder met vijf kinderen geraakt niet zomaar weg. De provincie ondersteunt de gemeenten zeker in hun taalbeleid, maar er dient verder onderzocht te worden hoe deze praktische drempels kunnen omzeild worden. De Vlaamse overheid zal echter moeten beslissen of ze de provincie blijvend zal ondersteunen bij deze persoonsgebonden materie.
Mondelinge vraag van de heer Diederik Dunon over het nieuwe logo van de provincie Vlaams-Brabant. De heer Dunon licht toe dat het nieuwe logo van de provincie sinds kort het provinciehuis siert. Hij wenst hieromtrent te weten: - wat de visie is achter dit nieuwe logo, vergeleken met het oude? Waarom was er net nu zo dringend nood aan? - aan welke voorwaarden het ontwerp specifiek diende te voldoen? - de deputatie een raming kan geven van de totaalkost van het nieuwe logo? Voor de plaatsing van het nieuwe logo is alvast een bedrag voorzien van 40.000 euro. Er zijn echter ook een heleboel andere kosten. Hij denkt daarbij aan de vernieuwing van publicaties, briefhoofden, website,… en niet te vergeten de kost voor de ontwikkeling van het logo zelf. - waarom werden voor de ontwikkeling van het logo zelf meerdere ontwerpfirma’s betrokken? De eerste firma zou slechts één model logo hebben ontworpen. Klopt dit? Waarom was het niet het juiste en waarom werd slechts één model voorgesteld? - Of de leden van het bureau analoog zullen worden vergoed voor de geleverde inspiratie aangezien zij er nog een ‘streepje hebben bij getrokken’? Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, antwoordt dat het logo reeds 20 jaar bestond en werd ontworpen in een tijd dat nog op print werd gewerkt. Het oude logo bleek niet geschikt voor online communicatie. Het was te klein en niet pront genoeg aanwezig tussen andere logo’s. Daarom werd de opdracht gegeven eerst te sleutelen aan het bestaande logo. Het resultaat voldeed echter niet. Ze legt uit dat ondertussen een traject liep rond kernpropositie. Hieruit is gekomen dat VlaamsBrabant een kruispunt van vele werelden is, wat een goed beeld geeft van onze provincie. Aan de hand hiervan werd een nieuw logo ontworpen. Het resultaat is een strak en sober logo dat veel meer toepassingsmogelijkheden heeft. Ze voegt toe dat de firma die het nieuwe logo voor onze provincie heeft ontworpen ook het logo voor B-post en de stad Antwerpen heeft gemaakt. De totale kostprijs voor de ontwerpfases en de uitrol van de hele huisstijl bedraagt 48.000 euro. Voor de realisatie van een aantal aanpassingen, zoals de installatie van het logo op de voorgevel en het voorzien van enkele logo’s in het provinciehuis, werd 40.000 euro voorzien maar heeft uiteindelijk ongeveer 25.000 euro gekost. De andere kosten die werden gemaakt zijn eerder besparingen dan kosten. De stockage werd immers zoveel mogelijk weggewerkt, het aantal versies omslagen werd beperkt en het briefpapier hoeft niet meer vooraf gedrukt te worden. Ze betreurt dat er op de sociale media reeds bedragen werden gelanceerd en dat er niet werd gewacht op het antwoord vanuit de deputatie. Wat de vraag over het ‘streepje’ betreft, gaat het over een taalkundig streepje. Ze besluit dat dit misschien een vrouwelijk standpunt is maar na 20 jaar, is een nieuw kleedje best verantwoord. De heer Dunon vraagt waarom er voor de ontwerpfirma’s tweemaal 82.000 euro staat genotuleerd in de notulen van de deputatie. Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, zegt dat deze bedragen misschien in de oorspronkelijke bestekken hebben gecirculeerd maar dat ze vooral kijkt naar de uiteindelijke rekeningen.
9
Verschuivingen binnen de provincieraad
De voorzitter deelt mee dat naar aanleiding van de voorzitterswissel, de heer Manu Claes door zijn partij wordt voorgedragen als nieuwe fractievoorzitter voor CD&V. Hij vraagt de provincieraad hiervan akte te nemen. De provincieraad neemt hiervan akte.
De voorzitter deelt tevens mee dat de heer Manu Claes zijn mandaat als voorzitter van de raadscommissie land- en tuinbouw, leefmilieu niet meer zal uitoefenen. Daarom dient er een nieuwe voorzitter te worden aangesteld. Hiervoor werden er kandidaturen opgevraagd bij alle fractievoorzitters. Hij zegt dat volgende kandidaturen werden ingediend: de heer Jozef De Borger en de heer Diederik Dunon. De voorzitter gaat over tot de geheime stemming voor de aanduiding van een nieuwe voorzitter voor de raadscommissie land- en tuinbouw, leefmilieu. De heer De Borger behaalt 36 stemmen, de heer Dunon 19 stemmen, 9 personen onthouden zich. Aldus wordt de heer De Borger aangeduid als nieuwe voorzitter van de raadscommissie landtuinbouw en leefmilieu.
Raadsvoorstellen
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 1 Wijziging van een aantal artikelen uit de rechtspositieregeling voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel van de provincie Vlaams-Brabant – evaluatiecyclus. Dit voorstel werd op 13 januari 2015 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. De heer Dekeyser, gedeputeerde, licht de voornaamste wijziging toe. Hat aantal scores bij de evaluatie werd teruggebracht van vijf naar drie. Een evaluatie kan, bij goedkeuring van deze aanpassing, enkel nog gunstig, gunstig met opmerkingen of ongunstig zijn. Dit om misverstanden en eventuele discussies te vermijden. Mevrouw D’Haese zegt een aantal bedenkingen te hebben geformuleerd tijdens de raadscommissie. In het verslag van de raadscommissie werd echter vermeld dat de geformuleerde opmerkingen niet verder worden opgenomen in het voorstel. Ze vraagt of er in de toekomst wel rekening kan gehouden worden met de geformuleerde opmerkingen. Daarnaast formuleert ze een vraag over artikel 5 van het besluit. Ze vraagt wat ze moet verstaan onder de aanstelling van externe deskundigen voor het behalen van quota. De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat, indien er een discussie zou ontstaan over het resultaat van de evaluatie, er een externe deskundige kan worden aangesteld om als neutrale persoon op te treden tussen het personeelslid en de leidinggevende om zo tot een betere samenwerking te komen. Mevrouw D’Haese vraagt waarom de beroepscommissie wordt aangevuld met leden uit de representatieve vakorganisaties tot het quotum van 2/3 wordt behaald. De heer De Witte, provinciegouverneur, antwoordt dat hiermee een algemene Vlaamse verplichting de wordt nagestreefd waarbij maximaal 2/3 van de beroepscommissieleden tot hetzelfde geslacht mogen behoren. De heer De Haes heeft eveneens een vraag over de beroepscommissie. Hij stelt vast dat deze commissie is samengesteld uit afgevaardigden van vakorganisaties, evenveel vertegenwoordigers van de werkgever en, als niet stemgerechtigde leden, externe consultants. Hij wil weten of deze consultants zullen betaald worden door middel van een zitpenning of volgens de tarieven van de consultant zelf. Daarnaast merkt hij, in de motivering, op dat de mogelijkheid wordt ingebouwd om externe consultants op te nemen in de beroepscommissie voor het geval dat er een tekort is aan personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 69 van de rechtspositieregeling, én van een gelijkwaardige of hogere rang dienen te zijn dan het betrokken personeelslid. Hij begrijpt niet goed hoe externe consultants kunnen aangenomen worden die tegelijkertijd van een hogere rang zijn van het betrokken personeelslid. 10
Externe consultants zijn geen personeelsleden en kunnen bijgevolg ook geen rang hebben in de provincie. De heer Collier, provinciegriffier, licht toe dat het niet de bedoeling is externe consultants in te zetten als stemgerechtigde leden. De stemgerechtigde leden zijn ofwel zelf provinciepersoneel ofwel lid van een representatieve vakbondsorganisatie. Indien er beroep wordt gedaan op een externe consultant, zal hiervoor het tarief van de consultant zelf worden gehanteerd. Hij legt uit dat er nu reeds beroep wordt gedaan op externe consultants om minder goed presterende medewerkers en leidinggevenden te coachen. De heer De Haes zegt dat de externe leden niet stemgerechtigd zijn, maar vindt het een probleem dat deze personen wel worden ingezet in het kader van artikel 69 van de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel. Hij vraagt dan ook na te kijken wat de inhoudelijke taken van deze consultants zullen zijn en waarvoor zij wel of niet kunnen worden ingezet. De heer Collier, provinciegriffier, zegt dat het artikel op zich correct is maar dat het eerder gaat om de invulling. Hij vermoedt dat deze consultants eerder in uitzonderlijke gevallen zullen worden ingezet en zegt dat het in die zin dan ook eerder een hypothetische formulering is. Er worden geen vragen of opmerkingen meer geformuleerd. De voorzitter legt voorstel nr. 1 ter stemming voor. Voorstel nr. 1 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 66 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 2 Wijziging art. 160 rechtspositieregeling van het niet-onderwijzend personeel- Werken na 65 jaar Dit voorstel werd op 13 januari 2015 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. De heer Dekeyser, gedeputeerde, legt uit dat dit voorstel duidelijk is. Deze wijziging is een uitvloeisel uit de wetgeving van Vlaanderen. De deputatie heeft hier enkel de maximum leeftijd van 70 jaar aan toegevoegd. Er worden geen vragen of opmerkingen geformuleerd. De voorzitter legt voorstel nr. 2 ter stemming voor. Voorstel nr. 2 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 65 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 3 Vaststelling van vormingsreglement voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel van de provincie Vlaams-Brabant; Wijziging van een aantal artikelen m.b.t. vorming uit de rechtspositieregeling voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel van de provincie Vlaams-Brabant. Dit voorstel werd op 13 januari 2015 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. De heer Dekeyser, gedeputeerde, legt uit dat door deze wijziging in de toekomst de uren van een verplichte vorming kunnen gerecupereerd worden. Dit zal echter eerder uitzondering zijn dan regel. Daarnaast licht hij toe dat, indien een personeelslid binnen vijf jaar na het volgen van een opleiding vertrekt, de kosten van deze vorming kunnen teruggevorderd worden. Mevrouw D’ HAese zegt ook bij dit voorstel een aantal bedenkingen te hebben geformuleerd in de commissie rond de motivering en de regelgeving. Ze hoopt dat in de toekomst rekening kan gehouden worden met deze opmerkingen. Er worden geen vragen of opmerkingen meer geformuleerd. De voorzitter legt voorstel nr. 3 ter stemming voor. Voorstel nr. 3 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 64 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
11
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 4 en het amendement nr. 4/1 Aanpassing tarieven toegang provinciedomeinen en aanpassing van het ‘reglement m.b.t. de vrijstellingen op de tarieven en de specifieke regelingen voor groepsmanifestaties in de provinciedomeinen’. Dit voorstel werd op 6 januari 2015 behandeld in de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen. Op 6 januari 2015 diende mevrouw Anne Sobrie, ondervoorzitter van de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen, het amendement nr. 4/1 in bij het voorstel nr. 4. De heer Zelderloo, gedeputeerde, licht toe dat er wordt getracht zoveel mogelijk dezelfde tarieven te hanteren in de provinciale domeinen. De aanpassingen worden gedaan in functie van het aanbod, de ervaringen en de evolutie van de klanten. De inkomgelden werden marktconform gemaakt door te kiezen voor vier formules: individuele tickets, gezinsabonnementen, beurt- en groepskaarten voor 10 personen en een happy hour. Er werd ook een voordelig tarief uitgewerkt voor scholen, erkend jeugdwerk en jeugdsport. Daarnaast zijn er ook nog de gedifferentieerde inkomtarieven voor de sociale dienstverlening in samenwerking met het steunpunt voor vakantieparticipatie. Dit steunpunt richt zich tot personen en gezinnen die in armoede leven en waarvoor de drempel te hoog is om op vakantie te gaan. Mevrouw Sobrie legt het amendement uit en zegt dat hier om een technische aanpassing gaat. In het amendement wordt een rekenfout rechtgezet. De kostprijs van een groepskaart voor tien volwassenen – niet Vlaams-Brabanders – voor het zwembad in de Halve Maan te Diest bedraagt 54 euro en geen 63 euro. Er worden geen vragen of opmerkingen geformuleerd. De voorzitter legt amendement nr. 4/1 ter stemming voor. Amendement nr. 4/1 wordt bij handopsteking eenparig aangenomen. De voorzitter legt het geamendeerde voorstel nr. 4 ter stemming voor. Het geamendeerde voorstel nr. 4 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 65 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 5 en amendement nr. 5/1 Aanpassing ‘reglement op gebruik van infrastructuur van de provinciedomeinen’. Dit voorstel werd op 6 januari 2015 behandeld in de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen. De heer Zelderloo, gedeputeerde, zegt dat dit voorstel handelt over de tariefzetting voor het gebruik van de infrastructuur in de provinciedomeinen. De grote wijzigingen betreffen artikel 6 en 7 in het oude reglement. Daarnaast werd een verwijziging naar prijzen en indexaanpassingen opgenomen in het nieuwe reglement met de nodige aandacht voor juridische formuleringen en vormvereisten. De heer Moeysersons licht het amendement toe. Hij zegt dat het woord ‘vaderlandslievende’ in het eerste artikel in srtijd is met artikel 2, paragraaf 1 waarin vermeld wordt dat de activiteiten die geen respect tonen voor filosofische en/of religieuze overtuigingen, niet toegelaten zijn. De N-VA-fractie stelt dan ook voor het woord ‘vaderlandslievende’ in het reglement te schrappen. Mevrouw Sobrie verduidelijkt dat er advies werd gevraagd van de juridische dienst. Hun advies luidt als volgt: ““Vaderlandsliefde heeft te maken met politieke opvattingen. Dit staat dus los van de filosofische/religieuze opvattingen en zijn dus niet in strijd met elkaar.” De heer Smout vraagt wat de deputatie verstaat onder ‘vaderlandsliefde’ en wenst te weten of dit voor hun wil zeggen dat Vlaanderen hun vaderland is. De heer De Haes stelt een vraag over artikel 2, paragraaf 1, ten vijfde: acitviteiten die de filosofische en/of religieuze opvattingen van anderen niet respecteren. Hij vraagt hoe dit zal geïnterpreteerd worden wanneer bijvoorbeeld de epicurische kring een studiedag over filosofie zou houden in één van de provinciale domeinen. Zij zetten zich hierbij af tegen het stoïcisme. Hij verduidelijkt dat epicurisme en stoïcisme totaal tegengestelden van elkaar zijn.Vallen deze filosofische overtuigen hier dan onder en hoe zal hier mee omgegaan worden? De heer Zelderloo, gedeputeerde, antwoordt dat dit eerder een uitzondering zal zijn en zegt dat de deputatie dit in samenspraak met de betrokken directie zal bekijken op het ogenblik dat zich een dergelijke situatie zich voordoet. 12
Er worden geen vragen of opmerkingen meer geformuleerd. De voorzitter legt het amendement nr. 5/1 ter stemming voor. Amendement nr. 5/1 wordt bij hoofdelijke stemming verworpen met 44 stemmen tegen, 16 stemmen voor en 5 onthoudingen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. De heer Laeremans licht zijn onthouding toe. Hij zegt dat, als je het voorrecht hebt om in een echt vaderland te wonen, dergelijke formulering er niet bij hoort. In dit geval is dit niet zo. De voorzitter legt het voorstel nr. 5 ter stemming voor. Voorstel nr. 5 wordt bij hoofdelijke stemming aangenomen met 50 stemmen voor, 17 stemmen tegen en 2 onthoudingen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 6 Aanpassing ‘reglementering van orde’ provinciedomeinen Kessel-Lo, Huizingen en Halve Maan Diest”. Dit voorstel werd op 6 januari 2015 behandeld in de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen. De heer Zelderloo, gedeputeerde, licht toe dat deze aanpassing wordt doorgevoerd conform de VLAREM wetgeving. Deze bepaling bevat een verbod voor dieren tenzij voor assistentiehonden in geschoeide zones. Mevrouw Van Laere informeert naar het antwoord op haar vraag die ze formuleerde tijdens de raadscommissie. Ze stelde een vraag over art. 10 van het reglement van de Halve Maan te Diest waarin wordt vermeld dat het provinciebestuur niet aansprakelijk kan gesteld worden voor ongevallen ten gevolge van abnormaal of onvoorzichtig gebruik van de klimmuur. Ze herhaalt dat dit in strijd is met het Koninklijk Besluit op de actieve ontspanningsevenementen, zelfs als het over oneigenlijk gebruik gaat. De heer Zelderloo, gedeputeerde, zegt dat het antwoord in het verslag van de raadscommissie werd opgenomen. Het verslag werd gepubliceerd op de deelsite van de raadsleden. Er worden geen bijkomende vragen of opmerkingen meer geformuleerd. De voorzitter legt het voorstel nr. 6 ter stemming voor. Voorstel nr. 6 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 65 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 7 Invoering provinciaal reglement bibliotheeksubsidies Dit voorstel werd op 6 januari 2015 behandeld in de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen. Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, licht toe dat er twee subsidiereglementen bestonden rond bibliotheken. In deze reglementen wordt enerzijds het luik over de breedbandverbinding en anderzijds het luik over de herinrichting van bibliotheken geschrapt. Daarom werd voorgesteld een nieuw reglement op te maken voor de drie overblijvende luiken, zijnde over het leenverkeer tussen bibliotheken, het automatisch uitlenen en de projectsubsidies. Er worden geen bijkomende vragen of opmerkingen geformuleerd. De voorzitter legt het voorstel nr. 7 ter stemming voor. Voorstel nr. 7 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 67 stemmen zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming.
De voorzitter gaat over tot de bespreking van motie nr. 8 en amendement nr. 8/1 Motie van de heer Jan Laeremans van 12 januari 2015 betreffende vrije meningsuiting Amendement nr. 8/1 ingediend door de fractievoorzitters van de meerderheidspartijen op 19 januari 2015 bij motie nr. 8 ste
De heer Laeremans licht zijn motie toe. Hij zegt dat het niet zijn bedoeling is op deze 20 verjaardag van onze provincie, het feestje te vergallen. Hij vond het echter zijn plicht om met deze motie zijn diepste bekommernis voor de toekomst uit te drukken. 13
Hij zegt sinds 1991 het voorrecht te hebben zijn mond te mogen opendoen in de provincieraad en daarbij af en toe wel wat gezegd te hebben waar collega’s het grondig mee oneens waren. Bij dergelijke discussies heeft hij zich nooit fysiek bedreigd gevoeld en zo werkt nu eenmaal een democratie. Hij stelt vast dat een groeiend deel van onze bevolking deze vrijheid van meningsuiting resoluut van de hand wijst en de weg kiest van de macht van de sterkste en het opleggen van één visie. De aanslagen in Parijs en de plannen van de doodgeschoten terroristen in Verviers zijn hier een afschuwelijk bewijs van. Hij zegt wie nu nog beweert dat dit niets met de islam te maken heeft, te willen vergelijken met de woordvoerder van Sadam Houssein in Irak die bleef beweren dat de Amerikanen nog niet in Bagdad stonden. Niet voor niets werd hij Comical Ali genoemd. Hij zegt dat de massale steunbetuigingen voor Charly Hebdo deugd doen, evenals de afkeuring hiervan uit een deel van de moslimwereld, maar daarnaast zagen we ook tienduizenden tweets in Frankrijk die “Je suis Kouachi” riepen. Die staan dus zonder schroom aan de kant van moordenaars. In Niger werden de afgelopen week zelfs kerken in brand gestoken en tien mensen vermoord omdat wij Charly Hebdo verdedigen. Hij stelt dat we ook bij ons imams de aanslagen hoorden veroordelen, moslims die zeggen dat de islam voor vrede staat, maar anderzijds hoorden we op onze scholen andere verhalen. Zo bv. een leerkracht in een Antwerpse middelbare katholieke school waar een leerling kort na de aanslagen in Parijs bij het begin van de les komt zeggen dat ze niet moet afkomen met een minuut stilte, want dat er al veel meer moslimslachtoffers zijn gevallen door Israël waar niet om getreurd wordt. Hij vraagt zich af wat je dan zegt als leerkracht. Hij zegt ook dat een lerares lager onderwijs hem vertelde dat ze kinderen van haar klas te Vilvoorde tegen elkaar hoorde zeggen dat ze nu vriendelijk moeten doen tegen de niet-moslims, maar later (handgebaar over de keel). Van wie leren zij dat? Wat wordt dat over enkele jaren? De heer Laeremans zegt dat men niet alleen bij ons, maar ook elders in de wereld worstelt met de vraag hoe we met die radicalisering moeten omgaan. Hij geeft het voorbeeld van de Egyptische president Al Sisi, die op 1 januari een redevoering hield voor de leiders van de Al Azhar universiteit en het ministerie dat zich met religieuze aangelegenheden bezighoudt. Dat was nog voor de aanslagen in Parijs. Hij verwijst hierbij naar korangeleerden. Hij zegt dat we goed moeten nadenken waar we voor staan. Het is volgens hem onvoorstelbaar dat het denken waar wij voor staan als het meest heilige, de gehele umma (gemeenschap van gelovigen) tot een bron van angst maakt, gevaar, dood en destructie voor de rest van de wereld. Hij zegt dat dit ‘denken’, dat geheel van teksten en ideeën dat wij doorheen de eeuwen heilig hebben verklaard tot zulk een hoogte, dat het bijna onmogelijk is ervan af te wijken, de hele wereld doet steigeren. Het verklaart de hele wereld tot vijand! Hij bedenkt of men zich kan indenken dat 1,6 miljard moslims de rest van de wereldburgers -- dat zijn er zeven miljard - willen uitmoorden om zelf te leven? De Egyptische president Al Sisi riep de religieuze leiders op om zich daarover te bezinnen en er iets aan te doen. Volgens hem een terecht signaal van een wereldlijke moslim gericht naar de geestelijke moslimleiders de dat zij de verantwoordelijkheid hebben om komaf te maken met die 7 eeuwse, barbaarse mentaliteit. Hij deelt mee dat ook bij ons steeds meer stemmen opgaan om een islam voor de 21ste eeuw compleet te herdenken. Uiteraard is het in eerste instantie een taak voor de moslims onderling, minstens in samenspraak met de hogere overheid, om duidelijke spelregels te bepalen. Maar meebouwen aan een leefbare samenleving is eveneens een opdracht voor elk verkozen orgaan. Hij hoopt dat de provincie hieraan wil meewerken. Hij zegt dat men misschien kan beginnen met exmoslims (daar is nu zelfs een publieke vereniging van) en oprecht democratische moslims (dus niet de eerste de beste imam) samen rond de tafel te brengen om ideeën te zoeken hoe ze de moslimgemeenschap in onze provincie kunnen bereiken om bij te sturen in de richting van een verlichte islam. Dat kan dan bv. weer zijn neerslag vinden in artikels in de Vlaamse Brabander of in onze TVuitzendingen. Hij zegt dat we allemaal gewone moslims kennen met wie wij goed kunnen samenleven, zoals onze grootouders ongetwijfeld aardige Duitsers kenden in 1933. Maar als we het gevaar negeren en ons niet actief gaan inzetten voor onze vrijheid, bestaat de kans dat we ook hier Syrische toestanden beleven. Hij besluit dat we vandaag uitpakken met het nieuwe logo, als symbool voor een kruispunt voor vele culturen. Hij zegt hiermee te kunnen leven maar op een kruispunt staan er meestal wel stoptekens of verkeerslichten die door iedereen gerespecteerd moeten worden. Ofwel is het een rotonde, maar met verkeer in een richting. Spookrijders en roodrijders zijn daarbij zeker een groot gevaar! Daarom zijn oproep om deze motie goed te keuren.
14
De heer Claes repliceert dat de meerderheidsfracties kennis hebben genomen van het voorstel van motie dat werd ingediend door de Vlaams Belang-fractie. De meerderheidspartijen wensen dit echter via een amendement aan te passen. Hij licht toe dat de aanvullingen zich situeren op twee punten. De bevolking van onze provincie is zeer divers samengesteld. Hij zegt dat we vanuit die diversiteit, de taak hebben een verdraagzame, leefbare en democratische samenleving op te bouwen waarbij ook mensenrechten, die de hoeksteen vormen van onze samenleving, worden gerespecteerd. Vandaar dat de meerderheidspartijen via het amendement niet alleen gewelddadig radicalisme en extremisme willen veroordelen maar ook elke vorm van fanatieke onverdraagzaamheid en bewuste polarisering. Hij stelt dat we daarnaast, als provincieraad, de bereidheid vertolken van de grote meerderheid van onze bevolking om de democratische beginselen te onderschrijven en te verdedigen. Hij roept op tot verdraagzaamheid en dialoog en doet in het bijzonder een oproep aan ouders, scholen, vertrouwenspersonen en vormingsverantwoordelijken om over de religieuze, politieke, culturele en sociale verschillen heen, toch de fundamentele democratische waarden door te geven en te verdedigen. Hij hoopt dan ook dat het amendement met een zo groot mogelijke meerderheid van de provincieraad wordt goedgekeurd. De heer Laeremans reageert dat hij in principe tevreden zou kunnen zijn dat meer dan de helft van zijn tekst wordt overgenomen, maar hij heeft toch grote moeite met een deel van de aanpassingen. Hij zegt dat hij problemen heeft met de term “extremisten die zich moslims noemen” . Hij vindt dit onzin aangezien deze personen zichzelf zo noemen. Deze mensen gaan slapen en staan op met alle islamitische geboden, ze citeren voortdurend uit de Koran; alle inlichtingendiensten beschouwen hen als moslims. Hij zegt het vreemd te vinden dat er zou worden beslist dat deze extremisten geen moslims zijn om hen toch maar niet in één zak te steken met de brave moslims. Dit zou volgens de meerderheidsfracties de polarisering in de hand kunnen werken. Hij zegt dat als je de vijand niet durft benoemen, hij al half heeft gewonnen. Daarnaast is hij niet tevreden met de formulering “we veroordelen bewuste polarisering”. Hij zegt dat dit codetaal is om te zeggen dat er geen kritiek mag gegeven worden op de islam, m.a.w. dat je de islamkritische stemmen in onze samenleving buiten het democratische debat plaatst. Hij zegt dat dit dezelfde redenering is als wat bondskanselier Merkel vertelde in haar nieuwjaarstoespraak tegen de Pegida-betoging, die ze o.a. “Fremdenfeindlichkeit” verweet. Nochtans toonde de Pegida-betoging op een vreedzame manier de ongerustheid over de sluipende manier waarop onze vrijheden en onze democratie worden ondergraven. Intussen is de beweging al in verschillende landen aan het betogen, zoals in Denemarken en volgende week bij ons in Antwerpen. Hij vergelijkt dit met de houding van de Nederlandse premier Rutte, die op 11 januari het volgende zei: 'Het slechtste wat we kunnen doen, is concessies doen aan onze vrije samenleving. We moeten doorgaan met onze manier van leven. Als je kijkt naar verschillende geloofsgemeenschappen (hier doelde de premier op de protestantse kerk, e.a.), dan zie je dat in de islamitische gemeenschappen of in het islamitische geloof minder ruimte is voor religiekritiek, voor interpretatie van het geloof, dat is een feitelijke constatering. Het is niet aan politici, het is een feitelijke constatering.' Premier Rutte laat dus wel ruimte voor islamkritiek binnen het democratische debat. De heer Laeremans waarschuwt voor toestanden zoals in Groot-Brittannië. Hij legt uit dat één van de ministers van de regering een open brief had geschreven aan de geestelijke moslimleiders. Hij heeft in deze brief de moslimleiders uitdrukkelijk opgroepen om afstand te nemen van de aanslagen in Parijs en om radicale en extremistische moslims, die haat prediken, uit het land te zetten. Deze oproep werd onmiddellijk als extreem rechts bestempeld. De heer Laeremans vindt het niet logisch dat dergelijke oproepen gelijkgeschakeld worden met de daden van extremisten. Hij roept op om, in een democratische samenleving met verschillende partijen, ruimte te laten voor ideeën die op een democratische manier werden geformuleerd. Hij besluit dat de linkse partijen de kritiek van het Vlaams Belang op de islam als systeem, meteen gelijkstellen met het aanvallen van de gewone moslims. Hij benadrukt zelf geen probleem te hebben met het geloof van een moslim aangezien dit een persoonlijke kwestie is. Hij kan zich enkel niet vinden in het dwingend geheel van regels die deze moslims moeten volgen, waardoor er getracht wordt deze regels eveneens aan de Westerse wereld op te leggen. Hij zegt dat de echte polarisatie in de moslimwereld zelf zit en dat wij hierin worden meegesleurd. Hij benadrukt dat onze provincie een veilige thuis wil zijn voor haar burgers, zoals ook aangegeven door de meerderheidspartijen, maar zegt dat dit enkel een veilige thuis kan zijn voor diegenen die de democratische vrijheden mee willen onderschrijven. Hij wenst bijgevolg zijn motie te behouden zoals voorgesteld. De heer Smout vult aan dat elk scherp debat dat wordt gevoerd, een zekere vorm van polarisering is. Volgens hem dient deze polarisering beter omschreven te worden. Het gaat hier om bewuste gewelddadige polarisering en radicalisme.
15
Er worden geen opmerkingen meer geformuleerd. De voorzitter legt het amendement nr. 8/1 ter stemming voor. Het amendement nr. 8/1 wordt bij hoofdelijke stemming aangenomen met 60 stemmen voor, 6 stemmen tegen en 1 onthouding zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. De voorzitter legt de motie nr. 8 ter stemming voor. Motie nr. 8 wordt bij hoofdelijke stemming verworpen met 45 stemmen tegen, 19 stemmen voor en 1 onthouding zoals wordt weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. De voorzitter deelt mee dat het amendement nr. 8/1 aldus de nieuwe motie wordt. De voorzitter gaat over tot de huldiging van mevrouw Lieve Vanlinthout. Mevrouw Lieve Vanlinthout werd door zijne Majesteit, Koning Filip, benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde bij Koninklijk Besluit van 26 maart 2014. De traditie wil dat deze huldiging plaatsvindt tijdens de eerste raad van het nieuwe jaar. Hij deelt mee dat mevrouw Vanlinthout raadslid werd op 2 januari 1995 en momenteel voorzitter is van de raadscommissie jeugd, cultuurbeleid, Vlaams karakter, sport, recreatie en domeinen. Mevrouw Vanlinthout heeft een indrukwekkende carrière achter de rug als lokale politica. Ze was jarenlang burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw en vocht in die periode onophoudelijk - en uiteindelijk met succes - voor de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Hij zegt dat mevrouw Vanlinthout momenteel, op gezondheidsvlak, een moeilijke periode doormaakt. Daarom hebben we haar ook al een tijdje moeten missen op onze vergaderingen. Hij is dan ook bijzonder verheugd dat ze vandaag, dankzij een grote inspanning, toch aanwezig kan zijn. Als blijk van erkentelijkheid voor velen jaren dienst, wordt de oorkonde en de medaille overhandigd. Hij nodigt de provinciegouverneur uit het ereteken te overhandigen.
De voorzitter deelt mee dat bij voldoende agendapunten, de eerstvolgende provincieraad zal plaatsvinden op 24 februari 2015 en nodigt alle raadsleden uit om, samen met het provinciepersoneel, het glas te heffen op het nieuwe jaar en meteen ook op “20 jaar Vlaams-Brabant”. Mevrouw De Dobbelaar – Van den Eede informeert of de raadszitting van 3 maart 2015 zal behouden blijven. De voorzitter bevestigt dit. Hij zegt dat deze vergadering nodig is voor de goedkeuring van een budgetwijziging. Hij deelt mee dat, indien er onvoldoende punten zouden zijn, de provincieraad van 24 februari komt te vervallen. Hij sluit vervolgens de vergadering om 15.50 uur.
16