Provinciale consulenten Boerenbond
Syndicale nota Provincie Antwerpen Najaar 2014
Voorwoord Beste bestuurslid Landelijke Gilden Voor u ligt de syndicale nota van de provincie Antwerpen. In deze nota geven onze Boerenbondconsulenten uit de provincie Antwerpen een overzicht van de vele syndicale dossiers die zij het voorbije werkjaar specifiek in de provincie Antwerpen opgevolgd hebben. Deze syndicale nota kadert in het jaarlijkse ledenwervingsplan dat de consulenten Boerenbond en Landelijke Gilden van de provincie samen opmaken en dat u kan ondersteunen bij de ledenwerving. Vaak worden bestuursleden van Landelijke Gilden bij het innen van het lidgeld geconfronteerd met vragen van land- en tuinbouwers waarop zij geen antwoord kunnen geven. Dat is begrijpelijk, want als bestuurslid Landelijke Gilden bent u niet altijd op de hoogte van alles wat reilt en zeilt binnen de land- en tuinbouwsector. En dat hoeft ook niet. We hebben niet de ambitie u met deze syndicale nota even snel bij te praten, zodat u op dergelijke vragen wel een antwoord zou kunnen geven. Dat is niet mogelijk en – opnieuw – niet nodig. Wel willen we u, aan de hand van deze nota, in staat stellen een antwoord te bieden op boutades als ‘En wat doet Boerenbond eigenlijk voor ons?’. Begrijpelijkerwijs horen we die vraag wel vaker in tijden dat het minder goed gaat in de land- en tuinbouw. We denken dat we u met het overzicht van de ledenvoordelen, het nationale syndicale jaarverslag – dat kort na Nieuwjaar jaarlijks in Boer&Tuinder verschijnt – en deze provinciale syndicale nota van de nodige argumenten hebben 3
voorzien om aan te tonen dat een lidmaatschap van Boerenbond wel degelijk het verschil maakt. Een ledenorganisatie haalt haar sterkte immers voor een groot deel uit haar ledenaantal. We willen ook van de gelegenheid gebruik maken om u als bestuurslid Landelijke Gilden uitdrukkelijk te danken voor uw inzet tijdens de jaarlijkse ledenwervingscampagne. Het is een uiting van uw engagement voor onze organisatie, dat wij sterk appreciëren en waarderen. We wensen u dan ook alle succes toe! Gert Van de moortel Provinciaal secretaris Antwerpen Peter Bartels Provinciaal voorzitter Antwerpen Geel, juli 2014
4
Repedios delia do
Inhoud 1 Inleiding
7
2
Sectoroverschrijdende dossiers
3
Dossiers Dienstbetoon
15
9
4
Dossiers Tuinbouw
17
5
Dossiers Akkerbouw
21
6
Dossiers Varkenshouderij
25
7
Dossiers Melkveehouderij
30
8
Dossiers Vleesveehouderij
34
9
Dossiers Pluimveehouderij
39
10
Dossiers Fruit
43
11
Praktische info Dienstbetoon Antwerpen
44
12
Provinciale consulenten Boerenbond Antwerpen
44
5
1
Inleiding
Net als de voorgaande werkjaren, willen wij u via deze nota een idee geven van de vele sectoroverschrijdende en sectorspecifieke syndicale dossiers waarmee we het voorbije werkjaar binnen de provincie Antwerpen geconfronteerd werden. Hier en daar geven we al een vooruitblik naar de dossiers die het komende werkjaar onze aandacht zullen vragen. Vanzelfsprekend stonden sommige van de opgesomde dossiers ook al in een vorige versie van onze syndicale nota. Dat hoeft niet te verwonderen, aangezien de discussies rond deze thema’s vaak een zodanig lange procedure moeten volgen dat de opvolging meerdere jaren in beslag neemt. Die opvolging vraagt dan ook veel tijd … én dossierkennis. U vindt achtereenvolgens ––
sectoroverschrijdende dossiers
––
dossiers Dienstbetoon
––
dossiers Tuinbouw
––
dossiers Akkerbouw
––
dossiers Varkenshouderij
––
dossiers Melkveehouderij
––
dossiers Vleesveehouderij
––
dossiers Pluimveehouderij
––
dossiers Fruit
In al deze dossier willen we de belangen van onze land- en tuinbouwers optimaal verdedigen.
7
8
Repedios delia do
2
Sector overschrijdende dossiers
2.1 Water Binnen het thema ‘Water’ vormen we als Boerenbond een aanspreekpunt voor onze leden die in aanraking komen met knelpunten inzake het beheer van waterlichamen. Zeer diverse dossiers komen aan bod, zoals het onvoldoende of niet ruimen, ecologische herinrichting van waterlopen of de aanleg van bufferbekkens. Via onze contacten met de waterbeheerders proberen we steeds naar een oplossing te zoeken. De visie ‘Eerst opvangen, dan bergen en dan pas afvoeren’ heeft op het terrein vaak een negatieve impact op de landbouw. Voor het opvangen en bergen van hemelwater worden her en der overstromingsbekkens aangelegd. Sommige worden lokaal aangelegd, om wateroverlast in bewoonde gebieden te voorkomen; andere worden aangelegd op grote rivieren, zoals die van het Sigmaplan van de Kleine en Grote Nete. De ervaring leert dat bij het waterbeheer en de inrichting van waterlopen de belangen van de landbouwsector niet de hoogste prioriteit genieten. Hier is het is nodig om druk te blijven uit te oefenen vanuit onze lokale en regionale structuren. Boerenbond volgt niet alleen beheer op het terrein op, maar is ook vertegenwoordigd binnen de inspraakorganen die mee advies geven aan het beleid rond water. Zo zijn namens Boerenbond de regioconsulenten van de provincie Antwerpen aanwezig in de bekkenraden van het Maasbekken, Netebekken en Benedenscheldebekken. Om vanuit de sector bij te dragen aan een goed waterbeleid dat ook rekening houdt met de land- en tuinbouw, worden er ook projecten georganiseerd, zoals de stuwtjesprojecten rond Lille-Kasterlee-Oud-Turnhout en rond WuustwezelKalmthout-Essen-Brecht.
9
2.2
Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) zijn plannen die de gemeente, de provincie of het Vlaamse gewest opmaakt om een wijziging van het bestaande gewestplan door te voeren. In vele gevallen zijn deze RUP’s nadelig voor de landbouwsector, aangezien er vaak landbouwgrond wordt omgezet in een andere bestemming zoals industrie, wonen of natuur. In delen van Vlaanderen zijn de huidige gewestplanbestemmingen herbevestigd in het kader van Agnas, het proces voor de afbakening van de gewenste natuurlijke en agrarische structuur. Om landbouwers rechtszekerheid te geven, werd de landbouwbestemming in een aantal gebieden al herbevestigd, onder de noemer ‘Herbevestigd agrarisch gebied’ (HAG). Toch leggen diverse overheden deze beslissingen nog vaak naast zich neer. Zo heeft de provincie Antwerpen op delen van deze herbevestigde agrarische gebieden een overdruk ‘Zand ontginning’ (kaderplan Kempense Meren) gelegd, waardoor deze gronden op termijn onbruikbaar worden voor de lokale landbouwers. Als landbouworganisatie kaarten we het grondverlies en inbreuken op die herbevestigde agrarische gebieden aan, aangezien er in deze laatste gebieden rechtszekerheid beloofd was. Ook politiek wordt er heel wat werk verzet om dergelijke dossiers goed op te volgen. Daarnaast blijven we de belangen van landbouw verdedigen in al de lopende RUP’s, om meer rechtszekerheid voor de getroffen landbouwers te krijgen. Het is een zeer intensief proces, dat heel wat inspanningen vraagt om toch een maximaal resultaat te halen. Het is een bijna dagelijkse bezigheid voor onze regioconsulenten.
2.3 Mobiliteit Doorheen het dichtbevolkte Vlaanderen lopen heel wat wegen, kanalen en spoorwegen. We willen ons steeds beter en sneller verplaatsen, waardoor ons mobiliteitsnetwerk vaak ontoereikend blijkt. De aanleg van nieuwe wegen, spoor- of tramlijnen gebeurt vrijwel altijd in het buitengebied. Meestal gaat daarvoor landbouwgebied verloren. Maar ook als natuurgebied moet wijken, gaat indirect landbouwgebied verloren, omdat eventuele natuurcompensaties al te vaak in landbouwgebied gerealiseerd worden. Landbouw is hier dus steeds de verliezende partij. Onze regioconsulenten trachten knelpunten naar 10
Sectoroverschrijdende dossiers
voren te brengen en in overleg met de projectontwikkelaars een oplossing te zoeken met de minst grote impact op het buitengebied. De aanleg van ringwegen (Rijkevorsel, Zoersel, Baarle-Hertog) baart heel wat landbouwers zorgen, net als de aanleg van grote verbindingswegen zoals de Nx in Stabroek. Maar ook de mogelijke tramleiding die vanuit Vlaams-Brabant richting Willebroek wordt gestuurd, kan op veel tegenkanting rekenen. In dergelijke dossiers kunnen we als sector allianties sluiten met andere betrokkenen, om een win-winsituatie te realiseren. Het hoeft bovendien niet altijd ‘groot, groter, grootst’ zijn, ook trage wegen zullen in de toekomst een belangrijke uitdaging vormen. Wij zijn daar als landbouwsector niet tegen, maar vinden wel dat zulke wegen enkel in overleg met alle actoren en met een breed maatschappelijk draagvlak en nut opnieuw geopend of heraangelegd kunnen worden.
2.4 Landschapszorg Onder impuls van minister Bourgeois kwam de landschapszorg drie jaar geleden opnieuw hoger op de agenda te staan. Ook binnen de landschapszorg zijn er nieuwe procedures van kracht wanneer het gaat over het beschermen van landschappen. Zo worden, naast de beschermde landschappen die al bij Koninklijk Besluit aangeduid werden, nu ook ankerplaatsen en archeologische beschermingen vastgelegd. Dat gebeurt in twee stappen (een voorlopige en definitieve aanduiding), waarbij de te beschermen landschapswaarden vermeld worden. Vanuit de nieuwe procedure is de link met natuurwaarden erg groot. Zo moet er ook een overzicht komen van de ecologische waarden in het gebied. We volgen deze aanduidingen nauwgezet op en vragen de nodige aandacht voor de aanwezige land- en tuinbouw, zodat die niet genegeerd kan worden bij eventuele latere beschermingsmaatregelen of zodat gangbare land- en tuinbouwwerkzaamheden niet bemoeilijkt worden door dergelijke beschermingen. In een volgende stap zullen we ook de opmaak van landschapsbeheerplannen voor deze beschermde landschappen opvolgen.
Sectoroverschrijdende dossiers11
2.5
Natuur en instandhoudingsdoelstellingen De natuursector staat steeds sterker, mede vanuit een sterk ecologisch gericht beleid dat Europa oplegt. Zo verplicht de Europese wetgeving rond de habitaten vogelrichtlijn alle lidstaten om natuurdoelstellingen vast te leggen binnen de speciale beschermingszones die in het verleden afgebakend werden als habitat- en vogelrichtlijngebieden, de zogeheten Natura 2000-gebieden. Het opvolgen van de aanduiding en latere realisatie van deze natuurdoelstellingen (instandhoudingsdoelstellingen of IHD’s) is een belangrijke taak voor onze regioconsulenten, aangezien er in deze Natura 2000-gebieden ook heel wat landbouw voorkomt. Dat wordt het volgende werkjaar allicht hun belangrijkste taak. In het kader van deze doelen zullen ook landbouwbedrijven die in de nabijheid van deze beschermingszones actief zijn strengere voorwaarden opgelegd krijgen in het kader van hun milieuvergunning. Zo zullen zij via een passende beoordeling moeten aantonen dat de activiteiten op hun bedrijf geen negatieve impact hebben op de natuur die aanwezig is binnen deze beschermingszones. Naast deze Europese wetgeving zijn er ook op Vlaams niveau heel wat initiatieven. Om Vlaamse natuurgebieden met elkaar te verbinden, worden er natuurverbindingen aangelegd en ecoducten opgetrokken die ervoor moeten zorgen dat de dieren zich gemakkelijk kunnen verplaatsen van het ene gebied naar het andere. Deze ecoducten hebben een grote ruimtelijke impact. Vanuit haar taak, opgelegd door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), om natuurverbindingen te realiseren, startte de provincie Antwerpen een project (landschapsbeelden) om niet alleen deze natuurverbindingen te realiseren, maar om overal op haar grondgebied een minimale ecologische basiskwaliteit te realiseren. Dan gaat het over landbouwgebieden, maar evengoed over industrieterreinen en woongebieden. Via de stuurgroep van dit project volgen we de vorderingen en realisaties mee op en proberen we bij te sturen waar nodig. Belangrijk is dat dit hele project gebaseerd is op vrijwilligheid en dat het nergens bindende bepalingen inhoudt voor particulieren. Overal waar natuurdoelen gerealiseerd en verankerd worden ten koste van landbouw, proberen we te werken aan een stevig flankerend beleid dat de impact op de landbouw vermindert en bij voorkeur tenietdoet. Dit gebeurt onder andere binnen het Raamakkoord rond de Liereman, waar de VLM samen met alle betrokken partijen naar een gedragen oplossing zoekt. Ook rond het
12
Sectoroverschrijdende dossiers
Stadsrandbos in de regio rond stad Antwerpen wordt in samenspraak met de betrokken sectoren gezocht naar een oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is. Dit uit zich in de oprichting van het strategisch project. Ook in de opvolgingscommissie van de Kleine Nete zijn we vertegenwoordigd en we proberen er de impact van verschillende initiatieven op landbouw aan te kaarten en te milderen. Niet enkel het realiseren van natuurdoelen is nefast voor het behoud van ons landbouwareaal, de uitbreiding of realisatie van bijvoorbeeld industrieterreinen is dat ook, zowel direct als indirect (vanwege de wettelijke verplichting tot natuurcompensatie). Zo is de uitbreiding van de haven van Antwerpen volgens Europese wetgeving gebonden aan natuurcompensatie. Hierdoor verliest de landbouwsector gronden rechtstreeks aan de havenuitbreiding en daar bovenop nog eens om de natuurcompensatie te realiseren. Op de rechteroever gaat het hier over de meeuwenbroedplaats en het Opstalvalleigebied. Voor beide gebieden volgen we vanuit de Beheercommissie Natuur Rechter-Scheldeoever in detail de evoluties en realisaties en zien we er nauwlettend op toe dat het afgesproken flankerende beleid voor landbouw ook maximaal toegepast wordt.
2.6
Jacht en Wildschade Een weerkerend probleem in de land- en tuinbouw is wildschade. Heel wat problemen met wildschade moeten immers aangepakt worden via ‘bijzondere bejaging’ of ‘bestrijding’ in de loop van het jaar. Een goede verstandhouding tussen de land- of tuinbouwer en de jager is daarbij erg belangrijk. Met de komst van everzwijnen in de provincie, wordt de uitdaging alleen maar groter. Ook schade door beschermde soorten komt steeds meer voor. Zo heeft de bever al voor duizenden euro’s schade veroorzaakt door oogstverliezen en permanente vernatting van landbouwpercelen. Op vraag van Boerenbond stelt het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) momenteel een beverbeleidsplan op. Dat plan zou duidelijkheid moeten scheppen over waar de bever gedoogd moet worden en waar hij bestreden kan worden. Bovendien werd de jachtwetgeving onlangs aangepast, waardoor bijzondere bejaging efficiënter maar zeker ook effectiever ingezet kan worden.
Sectoroverschrijdende dossiers13
2.7
Regionale landschappen Sinds vier jaar telt onze provincie als laatste in Vlaanderen ook vier regionale landschappen. Zo’n regionaal landschap is een samenwerkingsverband tussen overheden (provincie en gemeenten), natuurverenigingen, landbouworganisaties, jagers en toeristische verenigingen, met als focus het landschap en de natuurwaarden die daarin aanwezig zijn. Door aanhoudend lobbywerk zijn we er in de provincie Antwerpen in geslaagd – in tegenstelling tot alle andere provincies – om met een sterke vertegenwoordiging aanwezig te zijn in de bestuursorganen van deze regionale landschappen. We zijn bovendien vaak partner in projecten die de regionale landschapen op het getouw zetten, niet alleen omdat we zo mee kunnen sturen, maar zeker zoveel omdat het vaak projecten zijn waarbij we de land- en tuinbouw op een positieve manier in de belangstelling kunnen laten komen. Daarnaast is in de regio rond Antwerpen (Boechout, Borsbeek, Edegem, Kontich, Aartselaar ...) een vijfde project opgestart, namelijk Landschapspark Zuidrand. Daarin worden gelijkaardige acties uitgevoerd als deze van de regionale landschappen. Input vanuit landbouw blijft nodig om ook landbouwprojecten te kunnen realiseren!
2.8 Mandaten Wie wil meepraten, moet engagementen opnemen. Regioconsulenten en (bestuurs)leden zijn dan ook aanwezig in heel wat adviesorganen, stuurgroepen, besturen van organisaties enzovoort. Zo zijn onze regioconsulenten actief in: ––
de adviesorganen van het Integraal Waterbeleid (bekkenraden)
––
de provinciale commissie voor Ruimtelijke Ordening (Procoro)
––
de provinciale Milieu- en Natuurraad (PMina)
––
de provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM)
––
het sociaal overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties en gemeente- en provinciebesturen (SERR en Resoc, ERSV)
––
14 14
regionale landschappen
Sectoroverschrijdende dossiers
Repedios delia do
3 3.1
Dossiers Dienstbetoon
Boerenbond weet raad Met een eigen aanbod van eerstelijnsdienstbetoon en doorverwijzing naar het gespecialiseerde dienstbetoon van SBB, geeft Boerenbond antwoord op de meest uiteenlopende vragen en problemen die zich kunnen stellen. U kunt de consulent ontmoeten op de regionale zitdag. Plaatsen, data en uren staan wekelijks vermeld in ons weekblad Boer&Tuinder. U vindt de organisatie van deze dienstverlening voor de provincie Antwerpen in de bijlage. Dit dienstbetoon is gratis op vertoon van uw lidkaart. Ook dringend telefonisch advies is mogelijk, maar slechts wanneer u uw lidkaartnummer meedeelt. Boerenbond rekent het ook tot zijn opdracht om bedrijven te begeleiden die om uiteenlopende redenen in nood geraakten. De bedrijfsleider kan hiervoor in vol vertrouwen een beroep doen op de dienstbetoonconsulenten, die in alle discretie met hem zijn bedrijfssituatie zullen bespreken. Het voorbije werkjaar werd 990 keer een beroep gedaan op het eerstelijnsdienstbetoon in de provincie Antwerpen. Voor meer informatie kan u steeds terecht op het Antwerps Boerenbondkantoor (Maal 1, 2440 Geel; tel. 014 59 51 50; fax 014 59 51 59).
Er is aandacht voor: ––
controle van stookolietanks
––
het Mestdecreet (aangiftes, heffingen, NER’s, bemesting)
––
bouwvergunningen in het agrarisch gebied
––
milieuvergunningen
––
het Natuur- en Bosdecreet (rooien van bossen, natuurvergunningen …)
––
het stopzetten van bedrijven
15
––
grond in de ruime zin (pacht, erfdienstbaarheden, veldwetboek)
––
het sociaal statuut van zelfstandigen en pensioenen
––
individuele bezwaarschriften bij gemeentelijke structuurplannen en RUP’s
––
aangifte van premies, met aandacht voor beheersovereenkomsten en het naleven van randvoorwaarden op bedrijven
––
bedrijfseconomische adviezen
––
bijdragen aan FAVV, Codiplan en Vegaplan
––
onteigeningen
––
waterschade
––
aanleg van leidingen en vergoedingen van schade: protocols met Fluxys, Aquafin en Elia
4 4.1
Dossiers Tuinbouw
Tewerkstelling / Dimona / Huisvesting / Arbeidsveiligheid De vakgroep Tuinbouw blijft zich inzetten op het vlak van tewerkstelling. Alle nieuwigheden met betrekking tot tewerkstelling worden van nabij opgevolgd, bijvoorbeeld Dimona, de lonen voor vaste tewerkstelling en seizoenarbeid, de tewerkstellingsprocedure voor seizoenarbeiders uit nieuwe EU-lidstaten, de huisvesting van deze arbeiders, ziekteverzekering, het dossier arbeiderbediende en daaruit voortvloeiend het vernieuwen van het arbeidsreglement … Statistieken uit 2011 en 2012 bevestigen dat de land- en tuinbouw nog altijd een risicosector is. We staan immers op de vierde plaats wat het ongevallenrisico betreft. Volgens de statistieken zijn er jaarlijks een 20-tal dodelijke arbeidsongevallen, naast zo’n 300 ongevallen met letsels op een totaal van 7000 ongevallen. Daarbij is vaak de bedrijfsleider zelf het slachtoffer, maar ook soms de werknemers. Aangezien de tuinbouwsector met heel wat arbeiders werkt, is een duurzaam veiligheidsbeleid noodzakelijk. De vakgroep steunt daarom ook het ADLO demoproject ‘Arbeidsveiligheid in de tuinbouw’, dat uitgevoerd wordt door de tuinbouwconsulenten. Via sensibiliserende acties en het ter beschikking stellen van aan de sector aangepast materiaal (bijvoorbeeld pictogrammen en een veiligheidskaft met een beheersysteem) wordt gewerkt aan het verhogen van de arbeidsveiligheid op de bedrijven en het voeren van een doordacht veiligheidsbeleid.
4.2 Mestdecreet De vakgroep volgt in samenwerking met de telersverenigingen en de proeftuinen in het kader van MAP 4 van nabij de waterkwaliteit op, via de werking van 17
CVBB (Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting). Daarnaast wordt het volgende Mestdecreet voorbereid. De vakgroep levert input voor het nieuwe MAP (voor openluchtgroenten, glasgroenten en aardbeien), zodat het werkbaar zou blijven voor de sector, en evalueert de voorstellen van de beleidsmakers. De vakgroep volgt alle nieuwe ontwikkelingen in dit dossier steeds op de voet.
4.3 Verkeerswetgeving De vakgroep zoekt naar de beste manier om met de steeds strenger wordende verkeerswetgeving om te gaan. Zo werd geijverd voor een uitzondering op het verplicht volgen van bijscholing voor vakbekwaamheid bij het rijbewijs C, voor tuinders die hun eigen product vervoeren. Ook voor traag vervoer met tractoren worden de wijzigingen in de verkeerswetgeving (nieuwe landbouwkentekenplaat, uitzonderlijk vervoer, signalisatie …) en de accijnsregeling (gebruik van rode diesel) opgevolgd.
4.4 Fyto De vakgroep blijft ijveren voor het voldoende snel goedkeuren van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen en vestigt ook nog steeds de nodige aandacht op driftreductiemaatregelen, het vermijden van puntvervuilingen en veiligheid. Daarnaast is de vakgroep vertegenwoordigd in de werkgroep ‘Kleine gewassen’ (glas en vollegrond). Deze werkgroep ijvert voor de uitbreiding van erkenning van gewasbeschermingsmiddelen in kleine teelten (lees: bijna alle groente gewassen). Bovendien besteedt de vakgroep aandacht aan de invoering van de fytolicentie en het verplicht toepassen van IPM (integrated pest management).
4.5 Barema’s Veel tuinders volgen het forfaitaire belastingsysteem. Elk jaar worden, in samenspraak met de tuinders en SBB, de semibrutowinstcijfers (SBW) en de 18
Dossiers Tuinbouw
niet-bewezen seizoenlonen van de verschillende barema’s per regio opgesteld en verdedigd bij de administratie.
4.6
Opvolgen economische situatie groenten De vakgroep volgt de economische situatie in de groentesector op de voet, zodat er tijdig geijverd kan worden voor de nodige maatregelen.
4.7
Milieuvergunning / debietmeters / wateraudit De vakgroep blijft de leden sensibiliseren omtrent het vernieuwen van de milieuvergunning (in de tuinbouw een continu aandachtspunt, omdat de vervaldata zeer divers zijn) en volgt ook andere milieudossiers op.
4.8 Energiedossier De energiekosten blijven een van de belangrijkste kostenposten voor een (glas) tuinbouwbedrijf. De vakgroep volgt dan ook de prijsevolutie van de energiedragers, signaleert knelpunten aan de beleidsmakers en ijvert voor oplossingen voor grote, kleinere en minder energie-intensieve bedrijven. Tevens ijvert de vakgroep voor een maximale ondersteuning van energie-investeringen (besparing en productie).
4.9
Wildschade en jacht Een weerkerend probleem in de land- en tuinbouw is wildschade. Heel wat problemen met wildschade moeten immers aangepakt worden via ‘bijzondere bejaging’ of ‘bestrijding’ in de loop van het jaar. Een goede verstandhouding tussen de land- of tuinbouwer en de jager is daarbij erg belangrijk. De vakgroep blijft dit onder de aandacht brengen, zodat de telers de mogelijkheid blijven behouden (of zouden krijgen) om een bestrijding te laten uitvoeren.
Dossiers Tuinbouw19
4.10 Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en VLIF De vakgroep volgt ook de ontwikkelingen in het dossier ‘Gemeenschappelijk Landbouwbeleid’ van nabij op, om hierbij ook de tuinders zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Dit heeft ervoor gezorgd dat ook groentetelers (met uitzondering van substraatteelt) bij het inwerkingtreden van het nieuwe GLB een beroep zullen kunnen doen op de rechtstreekse inkomenssteun via betalingsrechten. De groenteteelt wordt namelijk ook een subsidiabele teelt. Ook de uitwerking van het nieuwe VLIF werd nauwlettend gevolgd, om binnen het gegeven kader maximale mogelijkheden voor de tuinders te behouden of te creëren.
20
Repedios delia do
5
Dossiers Akkerbouw
5.1 Bemesting Drijfmest is voor de akkerbouw een goedkope meststof, maar de samenstelling ervan is ondoelmatig. De vakgroep Akkerbouw pleit daarom ten eerste voor het strippen en verrijken van organische mest, ten tweede voor meer tijdelijke opslag bij de velden in plaats van bij de stallen en ten derde voor controle op de samenstelling per gemixte opslagruimte. Akkerbouw is ook geïnteresseerd in spuiwater. En de vakgroep Akkerbouw vraagt meer informatie over de toepassing van drijfmest/effluenten in granen.
5.2 Beregening De vakgroep Akkerbouw blijft bij haar standpunt. De akkerbouwer wil registreren hoeveel water hij verbruikt, maar begrijpt niet waarom hij voor water moet betalen. De zware gronden pompen het water via capillariteit omhoog, in de lichte bodems moet je hiervoor mechanische pompen inzetten. Een teelt op zandgrond verbruikt niet meer water dan een teelt op klei- of leemgrond.
5.3 Everzwijnen Steeds meer wordt er schade vastgesteld ten gevolge van everzwijnen. Dat bezorgt de akkerbouwer extra werkt en kosten, doordat hij bijvoorbeeld elektrische afspanningen moet plaatsen, maar ook die zijn niet afdoende. Daarom stelt de vakgroep voor om de natuurgebieden af te bakenen en in de landbouwgebieden een nultolerantie toe te passen. 21
5.4 Landbouwverkeer De akkerbouwer staat achter het Boerenbondbeleid, bijvoorbeeld wat de nummerplaten betreft. De vakgroep is wel bevreesd dat alle grondwerkers ook met rode nummerplaten gaan rijden en zal erover waken dat dit niet gebeurt.
5.5 Graanprijzen De vakgroep Akkerbouw is tevreden met de huidige graanprijzen, maar begrijpt niet dat de hele maatschappij hierop de nadruk legt. Graag wil ze van de andere sectoren horen dat de graanprijs slechts een onderdeel uitmaakt van de prijs van het verwerkte product. Zo kan de veesector een eerlijke berekening maken over de samenstelling van de krachtvoerprijs, waar transportkosten en loonkosten een groot deel van uitmaken.
5.6 Pachtprijzen De akkerbouw in de provincie spitst zich vooral toe op aardappelen voor de industrie. Naar Vlaamse normen zijn de akkerbouwers hier dan ook ‘grote bedrijven’. Dat heeft nadelen, omdat ze hun percelen ver van huis moeten zoeken. Als gevolg daarvan is er veel wegtransport. Nog belangrijker is dat de collega’s hierdoor ‘in hetzelfde water vissen’ en de prijs van de seizoenpacht stijgt. Meestal speelt dat in het voordeel van de melkveehouder, zolang die op zijn beurt grond genoeg heeft. Wanneer hij ook op die seizoenmarkt moet, om bijvoorbeeld maïs te verbouwen, ligt de prijs ook voor hem te hoog.
5.7 Glyfosfaat Glyfosaat is beter bekend als Roundup. Dit middel wordt in behoorlijke hoeveelheden aangewend en de akkerbouwers vrezen residu’s in het water. Daarom vragen ze dat dit product zorgvuldiger gebruikt wordt, om te voorkomen dat het verboden wordt.
22
Dossiers Akkerbouw
5.8
Waterlopen en grachten De akkerbouwer blijft erop wijzen dat een goede afwatering in het voor- en najaar essentieel is. Opstuwen van water in de zomer en de wintermaanden kan, na grondig overleg, op meerdere plaatsen gerealiseerd worden. Een degelijk grachtensysteem is een basisregel voor de voedselproductie. De sector wil nadenken over niveauregeling van het water. Dat zou onder meer de nitraatuitspoeling via drainage kunnen helpen reduceren.
5.9
Vrijwaren van de open ruimte De akkerbouw is gebaat bij het vrijwaren van open ruimte in het landbouwgebied. De veehouderij evolueert sterk naar het continu op stal houden van alle dieren. Daarom is het verstandig om de (grote) veestallen niet meer in de open ruimte te laten bouwen. Net zoals de tuinbouwers op zoek zijn naar clustergebieden, zijn de akkerbouwers op zoek naar grote open ruimtes en ze pleiten voor ruilverkavelingen.
Dossiers Akkerbouw23
6 6.1
Dossiers Varkenshouderij
Economische crisis Sinds 2007 staat de rentabiliteit in de varkenshouderij onder druk. Ondanks de recordoogst van 2013 houden de hoge voederkosten aan en de beperkte stijging van de varkensprijzen kan dit niet compenseren. Vanuit Europa zijn er niet meteen structurele maatregelen te verwachten. De vakgroep heeft zich in 2013 en 2014 ingezet voor de volgende actiepunten. Kostenverlaging waar mogelijk, waarbij concurrentievervalsende kosten extra aandacht krijgen: ––
De voederkosten doen dalen door het gebruik van diermeel in diervoeder opnieuw toe te laten
––
De EU-wetgeving inzake ggo’s aanpassen aan de marktrealiteit buiten de EU
––
Mest- en milieukosten (zie MAP 5 en vergunningsvoorwaarden rond geur, IHD’s, MER …)
––
De bijdragen aan het Sanitair Fonds verlagen ten bedrage van de besparing in de Aujeszky-bewaking.
Een concrete realisatie wat dat betreft, zijn de abonnementskosten voor Rendac in 2014, die daalden ten opzichte van 2013. Een overheid die handel en export actief ondersteunt: ––
Met steun van VLAM markten buiten Europa (zoals China) verkennen en openen
––
Een positieve ondersteuning van de export vanuit het FAVV
25
Een verbetering van de liquiditeit op varkensbedrijven: ––
Extra aandacht voor de situatie van starters (VLIF, banken …)
––
Voldoende geld voor het VLIF en een snellere uitbetaling van VLIF-steun en alle overheidspremies
––
Een constructievere houding van de banken (kredieten op maat, herschikking bij slechte financiering, mogelijkheid voor uitstel van aflossing in crisissen)
––
Verliezen en winsten kunnen doorrekenen in fiscaliteit en sociale bijdragen
––
Wanpraktijken in de voedersector bestrijden, bijvoorbeeld bij betalingsachterstand.
Fair trade op alle niveaus, in het bijzonder bij de retailers via overleg: ––
Geen misbruik van voedingsproducten als klantenlokker in de supermarkten
––
Fair trade voor voedingsproducten (eerlijkere en stabielere prijzen)
––
Meer toezicht door de overheid op de prijsvorming en de handelspraktijken van de distributie
––
Een sterke verankering van de afzet op de binnenlandse markt (Koop Belgisch)
Betere prijsdoorzichtigheid op de markt voor de producenten: ––
Het meldpunt voor biggenprijzen verder uitwerken en uitbreiden naar vleesvarkensprijzen
––
Meer en betere prijsinformatie in Boer&Tuinder en op de website
––
Stabiele en doorzichtige prijsnoteringen voor biggen en vleesvarkens
––
Vergelijkbaarheid van de karkasklassering verhogen door een versnelde invoering van nauwkeurigere klasseringstoestellen zoals AutofomIII
––
Meer slagkracht geven aan IVB en de overheid bij vastgestelde overtredingen
––
Opvolging van agrarische termijnmarkten in functie van risicobeheersing
Echt onafhankelijke voorlichting en stimuleren van praktijkonderzoek:
26
––
Betrokkenheid van de sector bij het onderzoek vergroten
––
Onderwerpen laten komen vanuit de sector (de basis)
––
Meer middelen uittrekken voor praktijkonderzoek
Dossiers Varkenshouderij
6.2
MAP 5 en andere milieudossiers De vakgroep heeft zich goed voorbereid op de discussie die gevoerd zal worden over MAP 5 (2015-2018). De volgende streefdoelen zijn prioritair voor de vakgroep: ––
Haalbare bemestingsnormen op basis van de behoeften van de planten, die dus niet nog strenger worden;
––
Geen beleid op basis van mestanalyses zoals in Nederland, want het biedt geen meerwaarde, maar heeft wel hoge kosten;
––
Vervoer van eigen mest of de burenregeling moet buiten de scope van de gps-verplichting blijven, want de maatregel is te duur;
––
Erkenning van effluent uit biologische mestverwerking als kunstmeststof vanwege de meerwaarde ervan;
––
Vereenvoudiging van de administratie om te kosten te beheersen;
––
Werkbare mestbalansen en foutenmarges op bedrijfsniveau, dicht bij de praktijk;
––
Een bedrijfsondersteunende en beter functionerende Mestbank;
––
Een beleid dat onder meer mestexport (onder andere naar Wallonië) en mestverwerking stimuleert;
––
Een positief vergunningenbeleid voor bedrijven, mestverwerking, mest opslag …
In afwachting van MAP 5 werd via overleg al verkregen dat de regressierechte en het convenant voor vleesvarkens aangepast worden. De gemiddelde uitscheidingscijfers voor N en P2O5 per vleesvarkensplaats zullen hierdoor dalen en dichter bij de realiteit liggen. De vakgroep blijft ook andere milieudossiers opvolgen. Inzake de MER-plicht werd België door Europa teruggefloten, zodat ons land om de MER-plicht te bepalen van Europa nu meer criteria moet gebruiken dan alleen de bedrijfsomvang. Voor de vakgroep kunnen de criteria voor MER-plicht verfijnd worden, maar dat mag niet leiden tot een stijging van het aantal MER-plichtige bedrijven, tot meer administratieve rompslomp of tot een vermindering van de rechtszekerheid. Ook het geurdossier wordt door de vakgroep op de voet gevolgd. Steeds meer bedrijven ervaren problemen bij vergunningsaanvragen. Bij gebrek aan richtlijnen leggen de lokale administraties vaak geurstudies en onhaalbare geurmaatDossiers Varkenshouderij27
regelen op (zoals luchtwassers op bestaande bedrijven). Om deze dossiers los te trekken, werd een omzendbrief opgesteld die een aantal eenvoudige, economisch haalbare geurmaatregelen opsomt. Het belangrijkste aandachtspunt voor de vakgroep is dat dit enkel van toepassing kan zijn voor de ‘knelgevallen’.
6.3 GLB Alhoewel de varkenshouderij niet kan rekenen op de directe inkomenssteun, heeft de vakgroep toch de GLB-discussie op de voet gevolgd. Binnen de GMO (Gemeenschappelijke Marktordening) is het belangrijk dat de marktinstrumenten (zoals restituties) behouden werden en dat de toepassingsmogelijkheden ruimer zijn. Een belangrijk strijdpunt voor de vakgroep is het maximale behoud van VLIF-steun. Voor de toekomst is het belangrijk om vooral verder te bekijken of de marktpositie en/of de marktmacht van de producent verbeterd kan worden via sterkere producentenorganisaties. Anderzijds biedt ook het hele GLB-luik over risicobeheer meer mogelijkheden, die bekeken moeten worden.
6.4 Biggencastratie Niet alleen GAIA bleef zich roeren. Op de Belgische markt hebben de grote afnemers stelling ingenomen. Sinds begin 2014 verkopen Belgische retailers omzeggens geen vlees meer van gecastreerde beren. De buitenlandse markt volgt deze evolutie voorlopig niet, zodat de productie voor binnen- en buitenland volgens gescheiden circuits loopt en dat verzwakt de marktpositie van de varkenshouder. De vakgroep is voorstander van alternatieven voor castratie, maar stelt wel de afzet en de handelspositie centraal. De afnemer en de consument zijn in de eerste plaats aan zet. Zij moeten bepalen welk vlees ze willen en de varkenshouder wil zich hieraan aanpassen.
6.5
Verantwoord antibioticumgebruik (Amcra) Vanwege van de resistentieproblematiek, maar ook om economische redenen is de vakgroep ervan overtuigd dat men duurzamer met antibiotica zal moeten
28 28
Dossiers Varkenshouderij Repedios delia do
omspringen. Antibiotica blijven onmisbaar voor de sector bij problemen, maar ze moeten op een verantwoorde manier ingezet worden. De vakgroep ziet de volgende prioriteiten: ––
Een proactieve aanpak vanuit de sector zelf en geen repressie van overheidswege;
––
Ontwikkeling van een centrale databank en objectieve parameters die het antibioticumverbruik per bedrijf correct in kaart brengen en vergelijkbaar maken;
––
Ontwikkeling van een code van goed gebruik van antibiotica, met een sterke focus op preventie en hygiëne;
––
Automatisatie van de registratie volgens het principe : gekocht = verbruikt) zodat administratie beperkt blijft
––
Haalbare streefdoelen formuleren zonder de kop in het zand te steken
Een eerste belangrijke realisatie door deze proactieve aanpak vanuit de sector, is de toelating om zinkoxide te gebruiken in biggenvoeders om speendiarree te bestrijden. Een ander actiepunt waar de vakgroep werk van wil maken, is het aanbieden en financieel ondersteunen van een pakket voor bedrijfsmonitoring op sanitair vlak (stimuleren via het Sanitair Fonds). Hierin ziet de vakgroep een essentieel element om te komen tot een gezondere varkensstapel en een lager medicatiegebruik. In dit kader zijn ook de verdere uitbouw van de mogelijkheden van slachthuisbemonstering en de terugkoppeling van slachthuisinformatie actiepunten voor de nabije toekomst.
6.6
Bedrijven in moeilijkheden Bedrijven in moeilijkheden geraken dikwijls snel in een isolement. Uiteraard staat niemand te springen om met financiële problemen naar buiten te komen, maar toch kan hierin net het begin van de oplossing liggen. De vakgroep wil hieraan dan ook in de nabije toekomst speciale aandacht besteden door: ––
Een proactieve benadering van deze doelgroep te stimuleren via voorlichting;
––
De uitstap uit de sector te vergemakkelijken, onder meer door correcte informatie te verspreiden, objectieve voorlichting en ondersteuning te bieden en te streven naar gelijke rechten op het vlak van mogelijkheid tot ‘verschoning’ bij een faillissement.
Dossiers Varkenshouderij Re29
7 7.1
Dossiers Melkveehouderij
Zuivelpakket en zachte landing In de aanloop naar de afschaffing van het melkquotum in 2015 vinden al de nodige veranderingen plaats op de zuivelmarkt. De melkprijzen schommelen en de melkerijen bereiden zich voor op een quotumloostijdperk.Hierdoor kwam de superheffing dichtbij. Boerenbond heeft bij BCZ, de koepel van de zuivelindustrie, aangedrongen om op vraag van individuele leveraars soepel om te gaan met afspraken rond de planning van ophaling van de melk tijdens de laatste dagen van de campagne. Door de melkophaling één dag vooruit of achteruit te schuiven werd een groot effect gerealiseerd op de maartleveringen. Indien superheffing van toepassing was geweest, had er door de beperkingen van
30
Dossiers Melkveehouderij
het franchiseplafond veel meer superheffing geïnd moeten worden dan er verschuldigd was aan Europa. Voor Boerenbond was het onaanvaardbaar dat de sector meer superheffing moest ophoesten dan Europa eiste. Daarom heeft Boerenbond er steeds bij de overheid op aangedrongen om het intergewestelijk ministerieel besluit dat de inning van de superheffing regelt, aan te passen door het franchiseplafond te schrappen. Uiteindelijk bleek dit voor quotumjaar 20132014 niet noodzakelijk te zijn omdat er geen superheffing moest worden betaald. Voor het laatste quotumjaar is een afschaffing van het franchiseplafond doorgevoerd, zodat door de Vlaamse melkveehouders in geen enkel geval nog teveel superheffing zal moeten betaald worden. Daarnaast werd ook een dossier voorbereid om te onderzoeken of superheffing individueel in rekening gebracht kan worden in het kader van de fiscale barema’s. Voor het laatste quotumjaar zal Boerenbond hier zo nodig opnieuw op inzetten. Ook ondersteunt Boerenbond de vraag om Europees de vetcorrectie aan te passen voor het laatste quotumjaar. Concreet betekent dit voor België een extra beschikbare quotumruimte van ongeveer 130 miljoen liter melk (±3,2%). Momenteel is hiervoor zeer moeilijk een meerderheid te vinden, maar de vraag wordt in het najaar vermoedelijk opnieuw besproken op de raad van Europese landbouwministers. Daarnaast heeft Boerenbond werk gemaakt van een vereenvoudigde quotumwetgeving voor het laatste quotumjaar. Hierdoor zijn de maximale bedrijfsplafonds, de 30 kilometerzone en de grondgebondenheidsnorm van 20.000 liter/ha afgeschaft. Daarnaast zijn volledige overdrachten van quota tussen bedrijven mogelijk, want de regeling waarbij 40% aan het quotumfonds verkocht moest worden, viel weg. Voor de toekomstige melkprijsvorming zet Boerenbond in op meer gelijkvormigheid tussen melkerijen en meer transparantie van de melkprijs. Daarom vraagt Boerenbond dat de melkfactuur de reëel uitbetaalde melkprijs voor ´standaardmelk´ bij 42° vet en 34° eiwit zou vermelden. Dat komt overeen met de gehaltes in de Nederlandse melkprijsvergelijking, die wordt uitgevoerd in opdracht van LTO en EDF. Ook wordt bekeken of nog meer Belgische melkerijen in deze Nederlandse melkprijsvergelijking opgenomen kunnen worden. Daarnaast steunt Boerenbond mogelijkheden als producentenorganisaties, waarmee melkveehouders meer macht verwerven in de melkketen. Tot slot heeft de sectorvakgroep Melkvee een sterkte-zwakteanalyse van de melkveehouderij opgesteld, waaraan een visienota voor de Vlaamse melkveehouderij richting 2020 gekoppeld werd. Hierin vraagt ze aan de Vlaamse overDossiers Melkveehouderij31
heid om ´Groei door ondernemerschap´ maximaal te ondersteunen, bijvoorbeeld door een sterk en betrouwbaar VLIF en door het behoud van derogatie voor mestafzet op eigen grond. Deze visienota werd tijdens de jaarlijkse studiedag van de provinciale vakgroep Melkvee toegelicht aan Vlaams minister-president Kris Peeters.
7.2
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) De hervormingen van het GLB hebben een grote impact op de melkveehouderij. Toch zijn de gevolgen voor de individuele melkveehouders door de inspanningen van Boerenbond minder groot dan volgens de eerste voorstellen het geval geweest zou zijn. Zo werd een algemene flatrate voor de waarde van toeslagrechten per hectare voorkomen en het verlies per hectare wordt beperkt tot maximaal 30% per nieuw toeslagrecht. Daarnaast ijvert Daarnaast ijvert Boerenbond nog voor een werkbare invulling van de vergroeningsvoorstellen, zo vraagt Boerenbond om bijvoorbeeld groenbemesters onder realistische voorwaarden mee te tellen als ecologisch focusgebied.
7.3
Verlenging fiscale gunstmaatregelen Ook voor de inkomstenjaren 2013 en 2014 wordt op bedrijfstoeslagen en zoogkoeienpremies een verlaagd belastingtarief van 12,5% toegepast (in plaats van 16,5%). In de personenbelasting blijft VLIF-steun in diezelfde jaren nog vrijgesteld van belastingen, terwijl het tarief op VLIF-steun voor vennootschappen in dezelfde jaren verlaagd blijft tot 5% (in plaats van 16,5%).
7.4 Mestactieplan Bij de voorbereidingen voor het nieuwe MAP ijvert Boerenbond ervoor dat bedrijven die kunnen aantonen dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de overschrijding van MAP-meetpunten, niet geconfronteerd worden met een strengere mestwetgeving. Daarnaast vraagt de vakgroep Melkvee het behoud van derogatie, met een uitbreiding naar gras-klaverpercelen. 32
Dossiers Melkveehouderij
Als flankerende maatregel in het kader van het MAP konden landbouwers ook in 2013 opnieuw een groenbedekkerspremie aanvragen als ze na de oogst van een gewas een groenbedekker zaaiden. Ook de verplichte voorteelt van gras of snijrogge voor snijmaïs in het kader van derogatie kwam hiervoor in aanmerking.
7.5
Aangepaste duurzaamheidsenquête IKM De melkerijen gaven aan dat steeds meer zuivelafnemers duurzaamheidsgaranties vroegen. Daarom wordt tijdens IKM-controles ook een enquête uitgevoerd die bestaande duurzaamheidsinitiatieven op melkveebedrijven in beeld brengt. De vakgroep Melkvee heeft de inhoud van deze enquête sterk bijgestuurd, waardoor de opgesomde duurzaamheidsinitiatieven veel realistischer zijn.
7.6
Lokale vertegenwoordiging door melkveehouders Naast deze dossiers die voor heel Vlaanderen van toepassing zijn, werkt Boerenbond ook op provinciaal niveau voor de melkveehouderij. Zo zetelt Boerenbond in de Technische Werkgroep van de Hooibeekhoeve, om mee te denken in praktijkgericht onderzoek. Maar de vakgroep Melkvee denkt ook mee in lokale projecten. Zo onderzocht het Regionaal Landschap ‘Kleine en Grote Nete’ in het kader van het draagvlakverbredingsproject ´Melk van hier´ of de partners in de zuivelketen wilden meewerken in een project waarbij melkveehouders extra inspanningen zouden doen voor weidevogels. Ze wilden hiervoor graag financieel gecompenseerd worden door een meerprijs voor hun melk. De vakgroep drong aan op een marktonderzoek, omdat ze zich afvraagt of de consument meer wil betalen voor ´Melk van hier´. Ze maakte ook praktische bedenkingen bij de invulling van het project. Daarnaast volgt de provinciale vakgroep de provinciale dossiers met gevolgen voor de melkveehouderij kritisch op. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van glastuinbouwzones, de uitvoering van het Sigmaplan en de natuurrealisaties in De Liereman. Boerenbond berekent de impact van dergelijke dossiers en dringt aan op een eerlijk flankerend beleid.
Dossiers Melkveehouderij33
8 8.1
Dossiers Vlees veehouderij
Nieuwsbrief over vleesveeprijzen Op vraag van het heel wat leden is Boerenbond vanaf 2013 gestart met het verzamelen en verspreiden van rundveeprijzen naar de leden met specialisatie afmesten en/of zoogvee. Via de Boerenbondwebsite kunnen leden hun prijzen van verkochte kalveren, koeien en stieren meedelen. De verzamelde prijzen worden dan wekelijks verstuurd naar diegenen die hun prijzen doorgeven. Om de veertien dagen krijgen alle leden-vleesveehouders de nieuwsbrief met de verzamelde prijzen. Zo hopen we meer transparantie te brengen in de prijsvorming.
8.2
Generiek lastenboek Boerenbond werkt mee aan het reduceren van het aantal labels en lastenboeken in de sector. Uit een analyse van de lastenboeken voor labels bleek immers dat meer dan 90% van de punten gemeenschappelijk was. Bovendien zijn er wettelijk verplichte regels uit de sectorgids ‘Dierlijke productie’ die ook op de bedrijven gecontroleerd worden. We hebben dan ook actief meegewerkt aan het tot stand komen van één generiek lastenboek, dat alle wettelijke bepalingen omvat en een paar extra specifieke bepalingen rond vleesproductie. Dit generieke lastenboek is de basis om met uw vlees op de markt te kunnen komen en garandeert de kwaliteit. Als afnemers nog extra voorwaarden opleggen om zich te onderscheiden van hun concurrenten, kan dat, op voorwaarde van een meerprijs. Momenteel is er een overgangsregeling waarbij iedereen die de verplichtingen van een label naleeft (bijvoorbeeld Meritus), ook voldoet aan de verplichtingen van het generieke lastenboek. Bij een nieuwe controle kan dan het generieke lastenboek gecontroleerd worden.
34
35
8.3
Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Boerenbond volgt de ontwikkelingen rond het GLB van zeer dichtbij op. Zo zijn we erin geslaagd een flatrate (gelijke hectarepremie voor iedereen) te vermijden en de verliezen enigszins te beperken. Zo wordt het maximale verlies per individueel bedrijf beperkt tot 30%. Ook is er zwaar gediscussieerd over de vergroeningsmaatregelen. We hebben steeds gepleit voor een soepele invulling van het begrip vergroening. Dat is grotendeels gelukt, met bijvoorbeeld de mogelijkheid om groenbedekkers en vlinderbloemigen te gebruiken als ecologisch focusgebied. In het najaar van 2014 worden de laatste details uitgewerkt in dit verhaal. Ook hier zullen we erover waken dat het haalbare maatregelen blijven voor de bedrijven. Zeker in de discussie rond permanent grasland is het voor ons onaanvaardbaar dat tijdelijk grasland dat langer dan vijf jaar ligt met terugwerkende kracht blijvend gemaakt wordt.
8.4
Gekoppelde premies We zijn er ook in geslaagd om de zoogkoeienpremie gekoppeld te houden, wat geen evidentie is in de Europese gedachtegang richting ontkoppeling. Van het landbouwbudget in pijler 1 wordt 10% uitgetrokken voor de zoogkoeienpremie. We hebben ook steeds ervoor gepleit om het huidige systeem van zoogkoeienrechten te behouden, maar afgelopen januari werd plots duidelijk dat dit niet meer mogelijk was. Dat was een zware domper, maar we hebben meegezocht naar een alternatief systeem, dat premieverliezen bij de actieve boeren zo veel mogelijk beperkte. Dat was zeker niet gemakkelijk binnen de beperkte Europese manoeuvreerruimte. Uiteindelijk werd een nieuwe regeling uitgewerkt, gebaseerd op het aantal kalvingen van vleeskoeien. Een ondergrens van twntig kalvingen werd ingesteld, met een overgang in 2014. Dat laatste was nodig om het bedrag per premiegerechtigde zoogkoe enigszins op een aanvaardbaar niveau te houden. Deze maatregel mikt bovendien op een professionalisering van de sector.
36
Dossiers Vleesveehouderij
8.5
Europese erkenning Belgisch witblauw Boerenbond trok samen met de andere landbouworganisaties van het Agrofront de opmaak van een dossier ter erkenning van het Belgisch witblauw ras als Europees streekproduct. Dit dossier ging afgelopen juli in procedure bij de regionale overheden, zodat het vervolgens bij Europa ingediend kan worden. We hopen hiermee enerzijds het imago van het Belgisch witblauw te verbeteren en anderzijds een meerwaarde te creëren voor het witblauw. Let wel, goedkeuring van dit dossier door Europa kan wel een paar jaar aanslepen.
8.6 Fiscaliteit Boerenbond vroeg ook met succes dat de belasting op bedrijfstoeslagen en zoogkoeienpremies verlaagd bleef tot 12,5% (in plaats van 16,5%) voor de jaren 2013 en 2014. In de personenbelasting blijft VLIF-steun in diezelfde jaren nog vrijgesteld van belastingen, terwijl VLIF-steun voor vennootschappen in dezelfde jaren verlaagd blijft tot 5% (in plaats van 16,5%).
Dossiers Vleesveehouderij37
9
Dossiers Pluim veehouderij
9.1 Prijsvorming De vakgroep heeft binnen haar werking veel aandacht voor de prijsvorming in de leghennen- en de braadkippenhouderij. Vooral de hoge voeder- en energiekosten van de laatste jaren hebben de kostprijs van de eieren en braadkippen fors de hoogte ingejaagd. Ook de aanpassingen die de bedrijven moesten doen om aan de dierenwelzijnsregelgeving te voldoen, hebben – vooral in de legsector – handen vol geld gekost. Het probleem is dat de pluimveehouders deze verhoogde kosten niet kunnen doorrekenen aan de consumenten, want de opbrengstprijzen zijn onderhevig aan vraag en aanbod. Doordat in de hele EU fors uitgebreid werd in de legsector, zijn er eieren in overtal, waardoor de opbrengstprijzen voor eieren sterk onder druk staan en de legsector het afgelopen jaar verlieslatend was. Ook in de braadkippensector staan de opbrengstprijzen onder druk en is het moeilijk om een voldoende rendement te halen. Via de prijzencommissies voor eieren in Kruishoutem en braadkippen in Deinze probeert de vakgroep een correcte prijs te bedingen voor de pluimveeproducten.
9.2
Gelijk speelveld binnen en buiten de EU De EU legt aan pluimveehouders zware regels op voor onder andere dierenwelzijn, die de producenten handen vol geld kosten. Omdat deze regelgeving vooral de vorm van richtlijnen kreeg, kunnen individuele lidstaten de regels strenger maken. Het probleem hierbij is dat onze regio veelal een strenger beleid nastreeft, terwijl de landen in het zuiden en oosten van de EU moeite hebben om de richtlijnen zelf te implementeren. Dit alleen al geeft een ongelijk speel39
veld binnen de EU en veroorzaakt wrevel binnen de pluimveehouderij. Een bijkomend probleem is dat Europa zijn eigen strenge regels spijtig genoeg niet hanteert bij de import van eieren en vlees vanuit derde landen, steevast verwijzend naar de WTO-akkoorden die dat niet zouden toelaten. Ook wanneer de EU bilaterale handelsakkoorden sluit met individuele derde landen, vergeet ze dikwijls haar eigen regels. Een goed voorbeeld is het akkoord dat gesloten werd met Oekraïne, waarin onder andere staat dat het land tien jaar de tijd heeft om te voldoen aan de leghennenrichtlijn. Oekraïne kan dus tegen nultarief eieren binnenbrengen uit de traditionele kooien, die verboden zijn in de EU. De EU onderhandelt momenteel ook met Amerika over een bilateraal handelsakkoord. De Amerikanen proberen om pluimveevlees dat ontsmet (gedesinfecteerd) is met onder andere chloor, via deze onderhandelingen in Europa binnen te brengen. Binnen Europa geldt er voor de hele pluimveeketen een strenge regelgeving wat de bestrijding van salmonella betreft. De Amerikaanse sector hoeft weinig of geen maatregelen te nemen, aangezien het vlees op het einde van de keten ontsmet worden. De vrees is dat de EU-commissaris van Handel zijn bezwaren tegen deze handelswijze zal laten vallen om het akkoord mogelijk te maken. Deze toegiften zadelen de Europese – en dus ook onze – producenten op met een enorm nadeel. De vakgroep Pluimvee dringt er dan ook op aan bij de overheden in Vlaanderen, België en Europa om druk uit te oefenen bij de EU-Commissie om haar eigen regels ook op te leggen voor import vanuit derde landen.
9.3 Milieu Het is belangrijk dat de pluimveehouderij haar draagvlak binnen de brede bevolking verder kan verhogen. Een goede relatie met de omwonenden van de bedrijven en de consumenten is nodig om onze bedrijfsvoering te bestendigen en verder uit te bouwen. Dit brengt ons onmiddellijk naar grote uitdagingen die de komende jaren op ons bord liggen. Eerst en vooral is er de geur- en stofproblematiek, waar aanzienlijke stappen gezet worden om uitstoot te beperken. Verder zullen we de komende jaren nog meer dan vroeger moeten stilstaan bij de stikstofdepositie van onze bedrijven. Er zijn tot op heden zeer belangrijke reducties van ammoniakuitstoot gerealiseerd, onder meer door de bouw van ammoniakemissiearme stallen. Verder wordt veruit het grootste deel van de pluimveemest geëxporteerd of verwerkt. Pluimveemest wordt steeds meer 40
Dossiers Pluimveehouderij
gegeerd, waardoor de mestafzetkosten de afgelopen jaren gedaald zijn. Momenteel ligt het dossier van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden op de tafel. Door de implementatie van deze EU-reglementering zullen bedrijven die dicht tegen deze natuurgebieden gelegen zijn, bij een milieuvergunningsaanvraag via een passende beoordeling mogelijk blootgesteld extra milderende maatregelen moeten nemen om de natuurgebieden te vrijwaren.
9.4
Oordeelkundig gebruik antibiotica Het gebruik van antibiotica is een belangrijk thema in de werking van de provinciale vakgroep Pluimvee. Meer bepaald het feit dat ziektekiemen resistentie vormen tegen bepaalde antibiotica baart ons zorgen. De pluimveehouderij doet momenteel al heel veel om het gebruik van antibiotica tot een minimum te beperken. Zo wordt ingezet op een maximale bioveiligheid en op preventie via onder andere vaccinatie. Amcra en het kwaliteitssysteem Belplume zetten concrete stappen de hele pluimveehouderij te sensibiliseren. Het is een goede zaak dat Belplume, samen met Certus, mee het voortouw neemt bij het opzetten van een datacollectiesysteem. Op die manier komt het antibioticumgebruik beter in beeld en kan het waar nodig verlaagd worden. Het oordeelkundig gebruik van antibiotica moet op termijn de resistentievorming van de bacteriën terugdringen.
9.5
Praktijkgericht onderzoek In Geel werd de nieuwe proefaccommodatie in gebruik genomen. De provinciale vakgroep Pluimvee heeft hier nauw aan meegewerkt, want onderzoek is essentieel voor de verdere ontwikkeling van de pluimveehouderij. Het fundamenteel zowel als het toegepast en het praktijkgericht onderzoek probeert antwoorden te vinden op tal van maatschappelijke en productietechnische vragen. Via het praktijkgericht onderzoek worden de innovaties praktijkrijp gemaakt of bepaalde maatschappelijke verwachtingen worden getoetst aan de praktijk van alle dag. Het proefbedrijf voor de Pluimveehouderij is dus een belangrijke schakel in de verduurzaming van de sector. Het is dan ook niet meer dan normaal dat onze pluimveehouders mee zetelen in de diverse adviesraden. Dossiers Pluimveehouderij41
10
Dossiers Fruit
Ondanks het eengemaakte Europa, blijken er toch heel wat verschillen te zijn tussen de lidstaten wat de kostprijs van gewasbeschermingsmiddelen betreft. Zo scheppen de beduidend lagere prijzen van dezelfde gewasbeschermingsmiddelen in Zuid-Europa oneerlijke concurrentie. Aangezien de kostprijs voor gewasbeschermingsmiddelen, na de loonkosten, de grootste kostenpost is op een fruitbedrijf, kunnen lagere prijzen het verschil maken in de kostprijs van ons product. Het is dan ook erg belangrijk dat in Europa voor dezelfde gewasbeschermingsmiddelen dezelfde prijzen gehanteerd worden. De vakgroep Fruit probeert een oplossing te vinden voor deze oneerlijke concurrentie en kaart dit probleem via verschillende kanalen aan. Heel wat andere dossiers van de fruitsector lopen parallel met die van de tuinbouw en de akkerbouw.
43
Bijlage 1. Dienstbetoon in de provincie Antwerpen – praktisch Plaats
Dag/uur
Geel: Provinciaal Boerenbondkantoor
elke donderdag
Maal 1, T 014 59 51 50, F 014 59 51 59
9 tot 11 uur (jan Vermeiren)
Sint-Katelijne-Waver: SBB-kantoor
elke woensdag
Mechelsesteenweg 109a, T 015 56 06 60, F 015 55 02 97
9 tot 11 uur (jan Vermeiren)
Turnhout: SBB-kantoor
op afspraak
Kempenlaan 29, T 014 43 64 21, F014 44 22 55
(via 014 59 51 50)
Brecht: SBB-kantoor
elke dinsdag
Vaartstraat 79, T 03 330 16 46, Fax. 03 633 05 22
9 tot 11 uur (jan Vermeiren)
45
Bijlage 2. De provinciale consulentenploeg Boerenbond – Antwerpen Gert Van de moortel
Evi Van Camp
Provinciaal Secretaris T 014 59 51 58
[email protected]
Regioconsulent T 014 59 51 57
[email protected]
Marlies Caeyers
Sarah Seyen
Regioconsulent T 014 59 51 56
[email protected]
Regioconsulent T 014 59 51 52
[email protected]
Jan Vermeiren
Carla Siongers
Dienstbetoon + Kalverhouderij T 014 59 51 55
[email protected]
Tuinbouw T 014 59 51 62
[email protected]
Bart Baets
Maarten Huybrechts
Tuinbouw T 014 59 51 63
[email protected]
Akkerbouw + Mechanisatie T 014 59 51 61
[email protected]
Herman Vets
Diane Schoonhoven
Varkenshouderij + Konijnenhouderij T 014 59 51 60
[email protected]
Melkvee- en Schapenhouderij T 014 59 51 51
[email protected]
Roel Vaes
Wouter Wytynck
Vleesvee T 011 30 37 02
[email protected]
Pluimveehouderij T 09 243 88 23
[email protected]
Leen Jolling
Bieke Van Bael
Fruit T 011 27 83 08
[email protected]
Secretariaat T 014 59 51 50
[email protected]
Sam Goyvaerts
AVBS
Pastoraal Vormingswerker T 016 28 61 23
[email protected]
Sierteelt en Groenvoorziening T 09 326 72 10
[email protected] - www.avbs.be
11268
www.boerenbond.be