Protocol leesproblemen en dyslexie oktober 2015
cbs ’t Ambacht Chrysantstraat 7, 3135 HG Vlaardingen Goudsesingel 100, 3135 CC Vlaardingen
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................. 3 2. Preventie van lees- en spellingproblemen ......................................................................... 4 3. Onderkenning van lees- en spellingproblemen .................................................................. 7 3.1 Signalering ................................................................................................................... 7 3.2 Signalering in de vroege ontwikkeling .......................................................................... 7 3.3 Signalering in groep 1 en 2 .......................................................................................... 7 3.4 Signalering in groep 3, 4 en 5 ...................................................................................... 7 3.5 Signalering in groep 6, 7 en 8 ...................................................................................... 8 3.6 Stappenplan signalering groep 1 t/m 8 ......................................................................... 9 4. Diagnose bij lees- en spellingproblemen ..........................................................................10 5. Begeleiding van leerlingen met lees- en spellingproblemen..............................................11 5.1 Begeleidingsinstrumenten ...........................................................................................11 5.2 Emotionele aspecten ..................................................................................................12 6. De aanmeldingsprocedure van kinderen met leesproblemen ...........................................13 6.1. De aanmelding ...........................................................................................................13 6.2 Het onderzoek naar ernstige enkelvoudige dyslexie ...................................................13 6.3 Onderzoek en behandeling .........................................................................................13 6.4 Het leerlingdossier ......................................................................................................14 6.5 Dyslexiekaart ..............................................................................................................14 7. Compenserende en dispenserende maatregelen .............................................................15 7.1 Maatregelen bij het lezen ............................................................................................15 7.2 Maatregelen bij spelling ..............................................................................................15 8. Communicatie met ouders ................................................................................................16 8.1 De rol van de ouders bij het lezen ...............................................................................16 8.2 De rol van de ouders bij spelling .................................................................................16 9. De overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs...............................................17
2
1. Inleiding Dyslexie is een stoornis, die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau1. Hoewel de stand van de wetenschap nog niet zo ver is dat we weten wat de precieze oorzaak van dyslexie is, is het in verreweg de meeste gevallen het gevolg van problemen op het terrein van de fonologische verwerking en de toegankelijkheid van taalkennis. Bij dyslexie is er dus altijd sprake van: - Een ernstige lees- en/of spellingachterstand - Een hardnekkig didactisch resistent probleem - Trage en/of onnauwkeurige woordidentificatie De diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)2 wordt vergoed voor kinderen tussen 7 en 13 jaar in het basisonderwijs In dit protocol wordt weergegeven hoe op cbs ’t Ambacht wordt gewerkt aan het voorkomen, onderkennen en aanpakken van lees- en spellingproblemen. Dit protocol maakt onderdeel uit van het zorgplan van de school. De teamleden hebben kennis van het signaleren en de aanpak van kinderen met lees- en spellingproblemen en weten wat er onder dyslexie verstaan wordt. De leesspecialist stuurt de zorg rondom kinderen met lees- en spellingproblemen en dyslexie aan.
1
Deze definitie wordt gehanteerd door de Stichting Dyslexie Nederland. Ernstig wil zeggen, dat er op drie meetmomenten sprake is van leesniveau E. Enkelvoudig betekent, dat er bij het kind naast een taalontwikkelingsstoornis geen psychische stoornis, gedragsprobleem of andere beperking is geconstateerd, die een belemmering vormt voor de behandeling van dyslexie (zie hoofdstuk 6). 2
3
2. Preventie van lees- en spellingproblemen Preventie van leesproblemen is van belang als onderstaande leesvaardigheden niet voldoende beheerst worden. Vaardigheden op het gebied van fonemisch bewustzijn, waarbij het gaat om het kunnen manipuleren met de klanken waaruit gesproken taal bestaat Het belang van de klank-tekenkoppeling: kinderen moeten begrijpen dat er een relatie bestaat tussen letters (tekens) en klanken De vaardigheid om vlot te lezen, waarbij nauwkeurigheid, snelheid en expressief lezen aan de orde zijn De ontwikkeling van de woordenschat Het kunnen toepassen van begrijpend-lezenstrategieën om het leesbegrip en het plezier in lezen te versterken Instructie, die zich vooral kenmerkt door o.m. veel uitleggen, voordoen en goede voorbeelden geven. Dit wordt gezien als de beste interventie voor kinderen die problemen met lezen hebben3. ‘t Ambacht werkt met het ‘drie groepen-instructiemodel’. Dit houdt in dat alle leerlingen na een korte inleidende instructie, het merendeel van de klas de basisinstructie ontvangt, waarna kinderen die problemen hebben met wat er tijdens de instructie aan de orde kwam vervolgens van de leerkracht verlengde instructie krijgen. Voor een klein groepje vindt er reteaching plaats van belangrijke elementen die tijdens de groepsinstructie aan de orde kwamen. Daarnaast worden de zwakke lezers tijdens de verlengde leertijd (na de reguliere leertijd) naast reteaching ook door middel van preteaching voorbereid op wat tijdens de volgende les door de leerkracht aan de orde wordt gesteld, waardoor zij deze dan beter kunnen volgen. Op onze school stellen wij de volgende doelen: Tussendoel eind groep 2: Goed niveau van spraak- /taalontwikkeling Ontwikkeld fonemisch bewustzijn Enige letterkennis Ontwikkeld begrijpend luisteren Tussendoel eind groep 3: De meeste kinderen kunnen teksten van het niveau AVI E3 lezen (bij zwakke lezers streven wij er naar dat zij minimaal AVI M3 teksten kunnen lezen) Tussendoel eind groep 4: De meeste kinderen kunnen teksten van het niveau AVI E4 lezen (bij zwakke lezers streven zij er naar dat zij minimaal AVI M4 teksten kunnen lezen) Tussendoel eind groep 5: De meeste kinderen kunnen teksten van het niveau AVI E5 lezen (bij zwakke lezers streven zij er naar dat zij minimaal AVI M5 teksten kunnen lezen)
In groep 3 wordt gewerkt met de methode ‘Veilig Leren Lezen’ (maanversie) en vanaf groep 4 met ‘Estafette’ (nieuw). 3
4
Einddoel basisschool: Alle leerlingen kunnen teksten van het niveau AVI Plus lezen (bij zwakke lezers streven zij er naar dat zij minimaal AVI E6 teksten kunnen lezen) preventie in de voorschoolse periode Met name interactief voorlezen is een goede activiteit voor de ontwikkeling van taal en woordenschat, maar ook van begrijpend luisteren. preventie in de kleutergroepen Bij kleuters moeten de volgende kernactiviteiten plaatsvinden: o Het stimuleren van de mondelinge taalvaardigheid o Het uitbreiden van de woordenschat o Praten over boeken o Aandacht voor de klankstructuur van woorden (fonemisch bewustzijn) o Ontwikkelen van kennis over geschreven taal o Herkennen en kunnen benoemen van de letters van het alfabet o Vertrouwd raken met de basisdoelen en mechanismen van lezen. o Daarnaast oog hebben voor de problemen op gebied van taalontwikkeling. o Signalen van een niet goed verlopende taalontwikkeling zijn: o Trage ontwikkeling van het spreken o Moeite met het leren van nieuwe woorden of met het benoemen van bekende zaken o Het spreken is moeilijk verstaanbaar o Het kind begrijpt aanwijzingen of vragen niet o Het kan moeilijk aangeven wat hij wil of nodig heeft o Het kan simpele aanwijzingen niet volgen o Vanuit optiek van preventie van leesproblemen het fonemisch bewustzijn bij kleuters stimuleren. Fonemisch bewustzijn is naast de spraak-/taalontwikkeling één van de belangrijkste voorspellers voor leessucces. o Aspecten met een positief effect: o Rijmen o Activiteiten op het gebied van auditieve discriminatie o Klanken tot woorden samenvoegen o Het matchen van woorden o Het isoleren van klanken in woorden o Het tellen van fonemen o Gesproken woorden in klanken verdelen o Klanken in woorden onderscheiden (bijv. middelste klank in boom) preventie in groep 3 Voor de leesontwikkeling van kinderen is het van belang dat ze in een korte tijd vlot en nauwkeurig leren technisch lezen. Daarbij is het van belang dat kinderen leren begrijpen dat er een voorspelbare relatie bestaat tussen fonemen (de klanken) en grafemen (de letters). Kinderen die erg spellend lezen hebben veel werkgeheugen nodig, wat een negatieve doorwerking heeft op het begrijpend lezen.
preventie in groep 4 en 5 5
Vlot lezen is een onderdeel en een belangrijk doel van het leesonderwijs op ’t Ambacht. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan begrijpend lezen. Instructie bestaat uit: o duidelijke uitleg o demonstreren en voordoen o begeleide inoefening o ondersteunen bij het toepassen o gelegenheid voor herhaald lezen
6
3. Onderkenning van lees- en spellingproblemen 3.1 Signalering De signalering voor lezen en spellen is uitgewerkt in een stappenplan naar het Protocol Lees- en spellingproblemen en dyslexie 4. Ernstige achterstanden in het leren lezen en spellen kunnen worden voorkomen of worden teruggedrongen door hiaten in de ontwikkeling in een zo vroeg mogelijk stadium in het leesen spellingonderwijs te onderkennen en aan te pakken. Hoewel van dyslexie bij kleuters nog geen sprake kan zijn, kunnen tijdige signalering en interventie in de kleuterperiode bij veel leerlingen leesproblemen op latere leeftijd voorkomen. Taalontwikkeling en werken aan tussendoelen beginnende geletterdheid nemen een belangrijke plaats in het onderwijsaanbod van groep 1 en 2.
3.2 Signalering in de vroege ontwikkeling Signalen in de vroege ontwikkeling van een kind zijn: Later gaan praten (vanaf 2 à 3 jaar). Langer blijven hangen in krompraten. Een eigen taaltje ontwikkelen. Slecht verstaanbaar spreken, matige articulatie.
3.3 Signalering in groep 1 en 2 In de groepen 1 en 2 is een beredeneerd aanbod gerelateerd aan de tussendoelen en ontwikkelingslijnen vanuit het observatieprogramma ‘Kijk’. Signalen in groep 1 en 2 zijn: Moeite om namen, kleuren en versjes te onthouden. Nog krompraten, zwakke zinsbouw en grammatica. Matig fonemisch bewustzijn: zwakke auditieve discriminatie, synthese, analyse en geen gevoel voor rijmen. Geen belangstelling voor letters en woorden. Bij alle oudste kleuters vindt een screening (lettertoets) plaats door de leerkracht. Wanneer in januari 6 of minder letters herkend worden, wordt er doorgetoetst met het ‘protocol leesproblemen en dyslexie’ voor groep 1 en 2. In het ‘Dit ben ik’-formulier hebben ouders aangegeven of er dyslexie in de familie voorkomt. In groep 2 kan een screening/checklist protocol leesproblemen en dyslexie gebruikt worden, die signalen kan geven m.b.t. het risico van dyslexie.
3.4 Signalering in groep 3, 4 en 5 Algemene kenmerken in groep 3, 4 en 5 zijn: Matig fonemisch bewustzijn, met name auditieve analyse. Weinig belangstelling voor of zin in lezen, schrijven en taal.
4
Expertisecentrum Nederlands 2009
7
Problemen met taalstructuuroefeningen in de taalmethode, bijv. zinnen maken of veranderen. Bij zwakke taalvorderingen wel goede rekenprestaties: rekenbegrip goed, automatiseren en/of tafels tot 10 leren matiger. Zwakke concentratie in de klas, vooral bij het verwerken van talige informatie, bijv. uitleg door de leerkracht. Vergeetachtig ‘slordig’ in de klas. Komt jonger over. Wisselende leerhouding, goede en slechte dagen. Bij spontaan spreken nog grammaticale of zinsbouwproblemen. Kan iets niet goed samenhangend uitleggen: woordvindingsproblemen. Spreekt met weinig intonatie; zwakke articulatie. Zwakke tijdsoriëntatie. Eerst traag, spellend lezen; in een later stadium neiging tot radend lezen. Haperend lezen en veel herstellen vanuit de context. Moeite met korte taalstructuurwoorden, zoals de, want, maar, wat. Soms onnatuurlijk of monotoon lezen. Na langere tijd lezen steeds meer fouten en moeizamer lezen. Zwakke articulatie, matige mondmotoriek. Navertellen van het gelezene gaat wel goed. Bij redelijk technisch niveau is het begrijpend lezen voldoende.
3.5 Signalering in groep 6, 7 en 8
Zie ook 3.4 Geen zin in lezen en ‘boeken’ (motivatie). Na vakantie moeilijk op gang komen op school. Rekenen voldoende tot goed, soms mindere prestaties hoofdrekenen. Belangstelling voor de zaakvakken, maar heeft moeite met schriftelijke verwerking en huiswerk. Bij leestoetsen op woordniveau nog een zwakke prestatie. Inhoud van een verhaal wordt wel onthouden. Begrijpend lezen is voldoende, maar heeft meer tijd nodig. Nog steeds moeite met het correct schrijven van klankzuivere woorden, korte-/lange klank problemen e.d. Het woordbeeld van moeilijke woorden komt moeizaam tot stand. Woordverminkingen. Samengestelde woorden los schrijven. Snel, klakkeloos opschrijven, geen reflectie.
De leerkracht bespreekt de signalen met ouders en vraagt na of er sprake is van dyslexie in de familie.
8
3.6 Stappenplan signalering groep 1 t/m 8
groep 1: november, mei en juni (observatielijsten ‘Kijk’, ‘Taal voor kleuters’ en leerlingbesprekingen.
groep 2: november, januari, februari, mei en juni (observatielisten ‘Kijk’, Cito ‘Taal voor kleuters’, (letter)toetsen uit ‘protocol voor leesproblemen en dyslexie’ en leerlingbesprekingen. groep 3: september, november, januari, februari, april en juni: signaleringstoetsen VLL5 (letterkennis, letterdictee, wisselwoorden, synthesewoorden en zinnen lezen), Cito DMT, Cito AVI (bij lage C, D en Escore), Cito spelling en leerlingbesprekingen (w.o. vastleggen beginsituatie). groep 4: september, november, januari, februari, maart en juni: toetsen Vloeiend & Vlot, Cito DMT, Cito AVI (bij lage C, D en E-score), Cito Begrijpend Lezen, Cito spelling en leerlingbesprekingen (w.o. vastleggen beginsituatie). groep 5 en 6: oktober, november, januari, februari, maart en juni: Cito DMT, Cito AVI (bij lage C, D en E-score), Cito Begrijpend Lezen, Cito spelling en leerlingbesprekingen. groep 7: oktober, november, januari, februari, maart en juni: Cito DMT, Cito AVI (bij lage C, D en E-score), Cito Begrijpend Lezen, Cito spelling, Cito Werkwoordspelling en leerlingbesprekingen. groep 8: januari, februari, maart: Cito DMT, Cito AVI (bij lage C, D en E-score), Cito Begrijpend Lezen, Cito spelling en leerlingbesprekingen.
De toetsen worden afgenomen door de groepsleerkrachten. De resultaten worden vastgelegd in het CITO LOVS. De leerlingen met een onvoldoende score worden met de intern begeleider besproken. De groepsleerkracht stelt voor de betreffende leerlingen een plan6 op of evalueert en stelt zo nodig bij. In de groepsplannen en het rt-journaal worden de interventies vermeld. De groepsleerkracht bespreekt interventieperiode met de leerkracht van de volgende groep. De gegevens van de leerlingen worden bewaard in het leerling dossier in Parnassys. De leerkracht en intern begeleider zijn verantwoordelijk voor het leerlingendossier.
5 6
Veilig Leren Lezen groep 1-3: kinderen met D-E score; vanaf groep 4: kinderen met E score
9
4. Diagnose bij lees- en spellingproblemen Als de scores van de leestoetsen laag zijn (3x opeenvolgend een E of lage D-score) volgt er bij twijfelgevallen een aanvullend onderzoek, dat door de leesspecialist van onze school uitgevoerd wordt. Op school zijn de volgende diagnosemiddelen voor lees- en spellingproblemen aanwezig: • DTLAS (Struiksma e.a.) • PI woorddictee • Klepel (onzinwoorden) De uitslag van deze extra onderzoeken kan, samen met de toetsen uit het leerlingvolgsysteem, een indicatie geven dat er een vermoeden is van ernstige dyslexie bestaat. Dit moet door een orthopedagoog vastgesteld worden7. De intern begeleider, de leesspecialist en de groepsleerkracht stemmen de begeleiding van kinderen af op de mogelijkheden van het kind. Als blijkt dat het kind ernstige enkelvoudige dyslexie heeft, wordt de behandeling door de GR-JR8 vergoed; bij andere lichtere vormen van dyslexie vindt geen vergoeding van de behandeling plaats. Als blijkt dat er ook sprake is van een andere leerstoornis (co-morbiditeit), zoals ADHD, autisme, spraak- en taalstoornissen, e.d., het onderzoek en eventuele behandeling niet door de ziektekostenverzekering vergoed. Voor deze kinderen gaat de zorg via Minters9 en vindt vergoeding plaats in het kader van de hoofddiagnose, bijvoorbeeld ADHD. Een ouder heeft het recht om zelf het initiatief te nemen om zijn/haar kind te laten onderzoeken. Eventuele kosten, als het kind niet dyslectisch is, worden dan niet vergoed. Vergoeding vindt wel plaats als het CDT10 aantoont dat een andere leerstoornis niet van invloed is op het leesproces.
7
Zie hoofdstuk 6.3 voor de procedure verwijzing voor een onderzoek Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond 9 Gezinsspecialist ‘dienstverlening en welzijn’ van de gemeenten, Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 10 Consultatie en Diagnose Team 8
10
5. Begeleiding van leerlingen met lees- en spellingproblemen 5.1 Begeleidingsinstrumenten De begeleiding van de kinderen met lees- en spellingproblemen maakt onderdeel uit van de zorgstructuur binnen de groep. De groepsleerkracht is hier verantwoordelijk voor. Een groepsleerkracht kan waar nodig ondersteund worden door een externe begeleider. De begeleiding vindt plaats met de reguliere lesmethoden, aangevuld met begeleidingstechnieken, die zijn afgestemd op de problematiek van het kind. Bij de jongste kinderen is een gericht aanbod voor kinderen met dyslectische kenmerken bij beginnende lezers. Zij krijgen extra hulp (op het moment door een vrijwilliger en binnen de groep binnen het extra instructiegroepje volgens de manier van VLL: op letter- (flitsen), woord- en tekstniveau. Als de begeleiding binnen de groep onvoldoende oplevert of organisatorisch niet haalbaar is, zal worden onderzocht of er mogelijkheden buiten de groep zijn voor begeleiding. Software als Leesladder en spellingsoftware kan worden ingezet binnen de klassensituatie om de lees- en spellingontwikkeling te ondersteunen. De volgende materialen en orthodidactische programma’s zijn op de school aanwezig: groep regulier programma en orthodidactische software materialen programma’s 1–2 Werkmap Fonemisch Bas spreekt een Schatkist 11 bewustzijn woordje mee woordenschat Letterkaartjes Cito hulpboeken Schatkist KIJK hulpboek Raad je woord? 3 Veilig Leren Lezen VLL (ster) VLL De Leesladder 4-8 Estafette (groep 4-6) Estafette (groep 4-6) Bloon Vloeiend & Vlot 4-8 leespakketten woordenhaai Grip (groep 4-8 spellingpakketten Nieuwsbegrip Taal op Maat spelling Voor kinderen met ernstige leesproblemen bestaat de mogelijkheid voor behandeling door de leesspecialisten van de Stichting Un1ek.
11
Zie ook de map ‘Opbrengstgericht werken’
11
5.2 Emotionele aspecten Het kind kan een machteloos gevoel krijgen als het lezen en/of spellen in vergelijking met zijn klasgenoten niet als vanzelfsprekend gaat. Dit kan afhangen van het tijdstip dat het probleem zich voordoet (groep 3 of wordt het op de middelbare school pas ontdekt), de ernst van het probleem (belemmert het de schooltoekomst en het functioneren in het dagelijks leven). De volgende aspecten spelen een rol bij het omgaan met het lees-/spellingprobleem: De kennis t.a.v. het lees-/spellingprobleem (Weet het kind zelf, dat het een probleem heeft). De beleving rond de inzet die het probleem vraagt (De inspanning die het kind kan en wil opbrengen). De beleving rond het hebben van een lees-/spellingprobleem (Hoe voelt het kind zich erbij). De beleving van de reacties van de omgeving rond het lees-/spellingprobleem. Dyslectische kinderen, die motivatieproblemen, geen beeld hebben van de consequenties van hun probleem, e.d., kunnen coaching gesprekken krijgen met onze leesspecialist.
12
6. De aanmeldingsprocedure van kinderen met leesproblemen
6.1. De aanmelding Als bij een leerling leesproblemen worden geconstateerd, worden ze bij de gezinsspecialist van Minters aangemeld. Dat wil nog niet zeggen, dat er een onderzoek of behadeling plaatsvindt. Er wordt uitsluitend naar de problemen gekeken (oorzaken, ontwikkeling, enz.).
6.2 Het onderzoek naar ernstige enkelvoudige dyslexie Als het kind aan onderstaande voorwaarden voldoet en er zijn geen andere problemen, die van invloed op de leesproblemen zijn, volgt er een onderzoek. de leerling heeft specifieke problemen met lezen en/of spellen, terwijl rekenen en het lees- en taalbegrip voldoende zijn. vanaf het begin van het leesproces zijn er ernstige automatiseringsproblemen geweest (score op Cito DMT (3 x opeenvolgend E) of Cito DMT (3 x opeenvolgend E/D- en Cito Spelling 3 x E). er zijn minimaal twee perioden van drie maanden extra begeleiding12 geweest, waarvan het effect gering is. Gesignaleerde problemen worden met de ouders zo snel mogelijk besproken. Er wordt ook gevraagd of er sprake is van dyslexie in de familie. Als er sprake is van familiaire aanleg, wordt dit in het dossier genoteerd.
6.3 Onderzoek en behandeling.
12 13
De school stelt een leerlingdossier op (zie hoofdstuk 6.4) en legt dit voor aan de aan de school verbonden gezinsspecialist van Minters. De aanvraag wordt in overleg met de onderwijsspecialist beoordeeld. De gezinsspecialist selecteert samen met school, ouders, eventueel met het wijkteam, één van de door de gemeente Vlaardingen gecontracteerde aanbieders van dyslexiezorg. Op verzoek van de gezinsspecialist regelt het verantwoordelijke wijkteam de dyslexiezorg bij de gekozen en gecontracteerde aanbieder met behulp van een voorzieningenboek. De ouder kan contact opnemen met de zorgaanbieder. Als er plaats is, kan het onderzoek en behandeling van het kind met EED13 via de gemeente Vlaardingen worden vergoed. Het onderzoek duur ca. 10 uur. Voordat er na het onderzoek een behandeling plaatsvindt, leggen ouders en/of behandelaar de diagnose en het advies voor behandeling voor aan de jeugd- en gezinsondersteuner van het wijkteam. In samenwerking met school en ouders selecteert de gezinsspecialist een gecontracteerde aanbieder van dyslexiezorg, waaruit ouders kunnen kiezen.
verlengde instructie in de groep, leesbegeleiding buiten de klas Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
13
Diagnose, advies, behandeling en behandelaar worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. Het wijkteam dient het ondersteuningsplan in bij ROGplus14. ROGplus voert een standaard toetsing uit en geeft bij akkoord een (nieuwe) beschikking af voor het verlenen van daadwerkelijke dyslexiezorg en stelt de aanbieder hiervan op de hoogte. De ouders kunnen contact opnemen met de zorgaanbieder.
6.4 Het leerlingdossier Voor kinderen met lees- en spellingproblemen wordt een dossier bijgehouden, waarin alle gegevens rondom de lees- en spellingontwikkeling verzameld zijn. Wat zijn de onderdelen van het leerlingdossier: De gegevens uit het leerlingvolgsysteem. De beschrijving van het lees- en spellingprobleem. De signalering van de lees- en spellingproblemen: toets, datum Omschrijving van de extra begeleiding (doel, duur (3 x per week 20 min. In 2 periodes van 12 effectieve weken), inhoud, organisatie, begeleider). Resultaten van de extra begeleiding en beschrijving van de gebruikte toetsen en normering. Vaststelling van de achterstand ten opzichte van de normgroep met vermelding van de gebruikte toetsen en normcriteria. Argumentatie van het vermoeden van ernstige dyslexie (aantonen van de kwaliteit, intensiteit en didactische resistentie) De vermelding van andere leerstoornissen, als deze bekend zijn.
6.5 Dyslexiekaart Dyslectische kinderen, die uitbehandeld zijn, krijgen een dyslexiekaart. Hierop staan de compenserende maatregelen, vrijstellingen en verplichtingen voor het kind, evenals de ondersteunende technologie, waarvan het gebruik maakt. De afspraken worden elk half jaar bekeken en zo nodig bijgesteld. Leerkrachten, vervangers, ouders kunnen zo in één oogopslag zien, wat er wel of niet van het kind verwacht mag worden.
14
ROGplus is de uitvoeringsorganisatie van een deel van de WMO voor de bewoners van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam
14
7. Compenserende en dispenserende maatregelen Leerlingen met ernstige lees- en/of spellingproblemen hebben vaak moeite met de teksten in de begrijpend leesmethode en de zaakvakken. Bij deze leerlingen wordt nagegaan welke hulp zij nodig hebben en welke mogelijke remediërende (behandelende), compenserende (begeleidende) en dispenserende (aangepaste) maatregelen genomen moeten worden.
7.1 Maatregelen bij het lezen
Het krijgen van verlengde instructie door de groepsleerkracht. De inzet van leesouders en/of tutoren voor de zorgleerlingen. Leerlingen met dyslexie krijgen geen onvoorbereide leesbeurten. Leerlingen met dyslexie krijgen voldoende leestijd. Er mag gebruik gemaakt worden van ingesproken teksten tijdens het lezen of het maken van toetsen. Het gebruik van gesproken software bij de zaakvakken. Het gebruik van luisterboeken. Het gebruik van een pc/laptop met tekstverwerker en spellingcontrole bij zaakvakken en opstel. Leestaken worden verkleind (minder pagina’s). Leesteksten worden vergroot. Het bespreken van leesstrategieën. Een vergelijking van prestaties van het kind met klasgenoten vermijden. Structureer materiaal, zodat het kind overzicht behoudt. Een aangepaste afname van de CITO Entree- en eindtoets (voor dyslectische leerlingen die een dyslexieverklaring hebben en voor kinderen waarbij dyslectische kenmerken vastgesteld zijn, is een gesproken versie van de opgavenboekjes beschikbaar op cd. De gesproken versie wordt door de leerlingen individueel gebruikt. Om de rest van de klas niet te storen, moet de leerling van een koptelefoon gebruik maken).
7.2 Maatregelen bij spelling
De leerling mag alle hulpmiddelen gebruiken, die leiden tot minder spelfouten, zoals een woordenboek, kaart met spellingproblemen en een tekstverwerker, met uitzondering van toetsen. Bij zaakvakken, Engels en topografie worden spelfouten niet in de beoordeling meegenomen. Bepaalde onderdelen alleen mondeling overhoren of een mondelinge herkansing geven. Het werken in schema’s ter ondersteuning van de spellingregels. Schrijftaken worden verlicht. Het aanbieden van een minimumprogramma.
15
8. Communicatie met ouders Als er sprake is van hardnekkige lees- en/of spellingproblemen, wordt dit met de ouders besproken. Het vertrouwen en de medewerking van de ouders hebben we nodig om tot goede resultaten te kunnen komen. Niet alleen het lees- en spellingniveau is van belang, maar ook het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling.
8.1 De rol van de ouders bij het lezen Hulp van ouders heeft alleen zin als zij een actieve rol willen spelen bij de leesontwikkeling van hun kind. Het gaat om de kwaliteit en regelmaat van hun inzet. Vier keer per week een kwartier oefenen is effectiever dan één uur per week. De begeleiding op school en thuis moeten in elkaars verlengde liggen. De leerkracht geeft op school instructie op het niveau dat het kind net aankan en ouders ondersteunen het op beheersingsniveau. Voorwaarde is dat de relatie tussen ouders en kind ontspannen is, zodat het leesplezier van het kind voorop blijft staan. in een oudergesprek kunnen ouders tips krijgen over o.a. de keuze van leesmateriaal, samen lezen en het verbeteren van fouten.
8.2 De rol van de ouders bij spelling Het thuis oefenen vindt plaats ter ondersteuning van het oefenen op school. Dit kan betere resultaten opleveren als ouders tips krijgen over hoe ze spellingproblemen met hun kind kunnen oefenen.
16
9. De overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs De gesignaleerde lees- en spellingproblemen en gegeven begeleiding moeten tijdig met ouders besproken worden, zodat zij hier rekening mee kunnen houden bij de keuze van het voortgezet onderwijs. De school voor het voortgezet onderwijs dient tijdig te worden geïnformeerd, zodat kinderen ononderbroken begeleid kunnen worden bij hun verdere lees- en spellingontwikkeling. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het onderwijskundig rapport (okr). Bij leerlingen met ernstige lees- en spellingproblemen geeft de leerkracht extra informatie: Heeft de leerling wel/geen dyslexieverklaring? De gesignaleerde lees- en/of spellingproblemen. De aanpassingen m.b.t. het aanbod en verwerking van het lezen en/of spellen, die in groep 8 hebben plaatsgevonden, hulpmiddelen, extra hulp, compenserende en/of dispenserende maatregelen. Het huidige lees- en spellingniveau. Sociaal-emotioneel functioneren van de leerling.
17