PROTESTACTIE "KIJK MAMA, ZONDER CENTEN". HOE IS HET ZOVER KUNNEN KOMEN? [1] Alle erkende voorzieningen voor kinderdagopvang kampen met ernstige financiële problemen. Hoe is het zover kunnen komen?
ü Structurele onderfinanciering, een erfenis uit het verleden.
ü Wijziging van het subsidiesysteem staat haaks op het overheidsbeleid
ü V laams Intersectoraal A kkoord (V IA )
ü En wat met nieuwe opvangplaatsen?
1.
Structurele onderfinanciering, een erfenis uit het verleden.
A chtergrondinformatie Het vroegere subsidiesysteem bestond uit ü Een toelage voor de personeelskosten van het minimale personeelskader ( i.c. 1 FTE begeleider per 7 opvangplaatsen, 1 FTE verpleegkundige per 48 plaatsen en 1FTE sociaal assistent per 96 plaatsen; bv personeelskader bij 36 plaatsen: 5 begeleiders, 0.75 FTE verpleegkundige en 0.25 sociale functie; dit voor een openingstijd van 55 tot 60 u. per week). Logistieke functies (keuken -, poets – en administratieve hulp ) waren niet voorzien. Voor deze noodzakelijke functies moesten de voorzieningen putten uit hun toelage voor werkingskosten, of een beroep doen op tewerkstellingsprojecten (onder meer Derde Arbeidscircuit, DAC ). Een directiefunctie was evenmin voorzien. Alle administratieve en bestuurstaken werden – en worden in kleinere voorzieningen – opgenomen door de verpleegkundige en/of de sociaal assistent(e), boven op de zorgtaak. ü Een tussenkomst voor werkingskosten in de vorm van een forfaitair bedrag per (aanwezigheids)dag per kind. Het laatst vastgestelde bedrag lag rond de 10 euro.
A anhoudende onderfinanciering!
Uit een studie van het verbond bleek dat het gemiddelde tekort in kinderdagverblijven in 1991 bijna 10 euro per dag per kind bedroeg (385 BEF). Een onafhankelijke studie in opdracht van de overheid gaf nog grotere tekorten. Intussen ging het van kwaad naar erger, vooral omdat de vraag naar kinderopvang de laatste jaren zeer snel toenam: ü Nog langere openingstijden, hogere bezettingen, meer kinderen / gezinnen om te begeleiden (onder meer ook door toename van deeltijdse opvang), nieuwe opdrachten, zowel op het vlak van de dienstverlening als op bestuursvlak, kwaliteitszorg, ……. Dat alles zonder bijkomend personeel of extra middelen. 1
ü Een zelfde verhaal voor de werkingstoelage: de stijgende levensduurte, hogere financiële lasten, nieuwe heffingen, hogere loonkosten voor personeel buiten het subsidieerbare kader, noodzakelijke investeringen in veiligheid en infrastructuur……… Kortom de kosten stegen de voorbije jaren pijlsnel, de werkingstoelage volgde met mondjesmaat.
Gevolg Door dit groeiende tekort aan mensen en middelen raakten steeds meer kinderdagverblijven en diensten in de problemen. De ernst van de financiële problematiek hangt mee af van de lokale situatie (al of niet personeel ten laste van de voorziening, al of niet grote renovatiewerken, al of niet ingebed in een grotere VZW….), maar op termijn komt de leefbaarheid van alle voorzieningen in het gedrang. Zoveel is zeker. Vooral kleinere alleenstaande voorzieningen, zonder DAC -personeel moeten hun aanbod al tot het minimum beperken om kwaliteit te kunnen blijven bieden. En dan nog met de nodige pensenkermissen, opendeurdagen en koekjesverkopen……
Onze eis: de basisfinanciering moet worden verhoogd en afgestemd op de reële kosten van de actuele werking, om de kinderopvang terug adem te geven.
2.
Wijziging van het subsidiesysteem staat haaks op het beleid
A chtergrondinformatie In 2001 gingen kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen over van een “kostenvergoeding” (zie hiervoor) naar een enveloppenfinanciering. De wijziging moest volledig binnen het globale budget gebeuren (0-operatie voor de overheid ). Geen bijkredieten dus, maar een herverdeling van de beschikbare middelen.
De enveloppe is gekoppeld aan de capaciteit, en varieert met de gemiddelde leeftijd van het personeel in de voorziening en de bezettingsgraad. Het totale subsidiebedrag bestaat uit: ü Een tussenkomst voor personeelskosten. Die wordt berekend op het minimale personeelskader, namelijk 1 FTE begeleider per 7 plaatsen (op 6, 5 plaatsen vanaf 2005), 1 FTE verpleegkundige per 48 plaatsen en 1 FTE per 96 plaatsen sociaal assistente. Kinderdagverblijven ontvangen per gesubsidieerde plaats een vast basisbedrag en een aanvullend bedrag per jaar dat de gemiddelde leeftijd van het personeel boven 20 jaar ligt, met een maximum van 40jaar. ü Een tussenkomst voor werkingskosten. Ook hier een basisbedrag per plaats en een aanvullend bedrag voor elk bijkomend % bezetting boven 75 %. Nieuw is de plafonnering van de subsidie op 95 % bezetting. P restaties boven deze grens worden niet langer betoelaagd. Noot: hoge bezettingen (boven 95 % ) zijn meestal te wijten aan het feit dat de voorziening meer openingsdagen heeft dan het reglementaire minimum (= 220dagen).
Problemen t.g.v. van de financieringswijziging
ü Aangezien de financieringswijziging moest gebeuren binnen het gangbare budget, dat al ontoereikend was (zie punt 1), nemen wij de structurele onderfinanciering van het verleden mee in het nieuwe systeem. Samen met de nieuwe knelpunten betekent dit voor een aantal voorzieningen de doodsteek. Enkele kinderdagverblijven overwegen om de boeken neer te leggen!
De herverdeling van de middelen komt in bijna de helft van de voorzieningen neer op een verlies aan inkomsten ten overstaan van het voorgaande jaar. De grootte van de inkomstenderving varieert sterk, en kan oplopen tot meer dan 10 % van het totale werkingsbudget.
Wij vonden in ons onderzoek geen vast verband tussen de enveloppe en de verschillende parameters, wel een algemene trend: de nieuwe financiering is vooral nadelig - voor grotere voorzieningen. - met een hoge bezetting. 2
- en relatief oudere werknemers. Dit staat haaks op het streven van de overheid naar schaalvergroting en een maximale benutting van gesubsidieerde plaatsen!
ü De belangrijkste systeemfouten, de oorzaken van tekorten zijn: - De personeelstoelage volgt de reële loonkosten onvoldoende. De kloof tussen beiden wordt groter naarmate de anciënniteit stijgt. Als de voorziening personeel moet laten afvloeien, wat in veel kinderdagverblijven het geval is, staan oudere personeelsleden bovenaan de lijst. Dit in tegenstelling tot de beleidsintentie om oudere werknemers langer aan het werk te houden.
- Het subsidieplafond (95%) sanctioneert voorzieningen die meer dan het vereiste aantal dagen ( 220 dagen per jaar) openhouden, en die dus extra inspanningen leveren om tegemoet te komen aan de stijgende vraag naar (flexibele) opvang. Dit staat haaks op de doelstelling van minister Vogels om meer flexibele opvang te creëren!
ü Het gevolg laat zich raden: de subsidiebeperking zal ongetwijfeld leiden naar een afbouw van de bestaande dienstverlening tot het reglementaire minimum (11u. dag / 220 dagen). Dat komt neer op een onverantwoord verlies van bestaande opvangplaatsen. Op basis van onze enquête ramen wij het verlies op maar liefst 264 opvangplaatsen in alle Vlaamse kinderdagverblijven, goed voor een 40-tal banen van begeleiders. Dit staat haaks op het plan om 10 000 plaatsen te creëren tegen 2004 om zo de lange wachtlijsten weg te werken.
De overheid erkent dat de invoering van het nieuwe financieringssysteem heel wat kinderdagverblijven en diensten in een onmogelijke situatie brengt. De eerste gesprekken over een aanpassing van het systeem leverden echter geen afdoend antwoord op onze vragen. De eenmalige tussenkomst “voor probleemgevallen” die minister Vogels heeft toegezegd en de kleine bijsturingen aan het systeem die in voorbereiding zijn blijven doekjes voor het bloeden. Zolang er geen bijkomende middelen worden vrijgemaakt is een structurele oplossing uitgesloten.
Wij vragen: - dat er geen kinderdagverblijven over kop gaan in 2003 - dat het subsidieplafond (95 %) wordt opgeheven en alle opvangdagen worden betoelaagd, - dat de toeslag voor anciënniteitskosten in de personeelssubsidie sneller stijgt, zodat de kloof tussen de reële loonkosten en de personeelssubsidie sneller wordt gedicht.
3.
V laams Intersectoraal A kkoord (V IA )
A chtergrondinformatie Op 29-03-2000 sloten de sociale partners en de Vlaamse regering het “Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social P rofitsector 2000-2005” (VIA) af. Dit akkoord, dat een antwoord moest bieden op de witte woede voorziet voor de sector kinderdagopvang zowel maatregelen ten gunste van de werknemers als tussenkomsten voor de voorzieningen. Nu, twee jaar na de ondertekening blijkt het glas half vol, want de middelen die de overheid - deels via de enveloppe – ter beschikking stelt volstaan niet om de gemaakte afspraken volledig uit te voeren.
Waar ligt het probleem?
ü Loonharmonisering. Zoals afgesproken in het VIA worden de lonen in kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen geleidelijk opgetrokken tot op het niveau van de andere welzijnssectoren. Mooi. Blijkt echter dat het forfait voor de loonsverhogingen, die in de enveloppe vervat zit, de kosten onvoldoende dekt!
3
Binnen onze steekproef (99 private kinderdagverblijven) is er van 2001 tot 2005 een gecumuleerd tekort van ruim 7 miljoen euro (283 miljoen BEF) wat betreft de loonharmonisatie. Vanaf 2005 betekent dit een recurrent, jaarlijks, tekort van 2,1 miljoen euro (85 miljoen BEF). Extrapolatie naar de totale private sector geeft vanaf 2005 een jaarlijks tekort van ongeveer 3,9 miljoen euro (of 160 miljoen BEF)!
Wij vragen de volledige bijpassing van het gecumuleerde tekort 2001-2005 en een jaarlijks bijkrediet vanaf 2005 om de afspraken volledig te kunnen uitvoeren.
ü Bijkomende vrije dagen. Het VIA voorziet in bijkomende vrije dagen voor werknemers van 35 – 44 jaar, die de Vlaamse overheid zou financieren, en arbeidsduur vermindering voor 45 plussers. Hiermee wilden de partners de combinatie gezin en arbeid versoepelen, een compensatie bieden voor de hoge werkdruk in de voorzieningen en de oudere werknemers aanmoediging om minder snel uit te stappen. Of men in het opzet slaagt is nog zeer de vraag! De tussenkomst die in de enveloppe voorzien is om personeelsleden van 35 – 44 jaar die hun vrije dagen opnemen te vervangen volstaat niet!
Hier zijn de tekorten minder uitgesproken. Gecumuleerd is er van 2001 tot 2005 een tekort van 347.050 euro (14 miljoen BEF). In 2005 bedraagt het tekort 631.000 euro (2,5 miljoen BEF). Naar de totale private sector geeft dit een recurrent tekort van 120.000 euro (4,8 miljoen BEF) vanaf 2005.
Ook hier geldt dat vooral voorzieningen met oudere werknemers het meeste nadeel ondervinden. Met als gevolg: - nog meer organisatieproblemen in de voorzieningen! In combinatie met het toch al ontoereikende personeelskader wordt het onmogelijk om de werking rond te krijgen. De nodige reorganisaties kunnen onrechtstreeks ook nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van de opvang.
- de werkdruk voor de overige personeelsleden stijgt nog in plaats van af te nemen. - wie toch vervanging van afwezigen overweegt kijkt eens te meer aan tegen een (onhaalbare) meerkost. - het risico voor oudere werknemers.
Wij willen dat de tussenkomst voor vervangende tewerkstelling van personeelsleden (35 – 44 jaar) die hun vrije dagen opnemen met 120.000 euro (4,8 miljoen BEF) wordt verhoogd.
ü DAC -problematiek In het kader van het VIA werd begonnen met het wegwerken van nepstatuten: alle DAC - werknemers kregen een volwaardig werknemersstatuut, met alle rechten en plichten die daaraan verbonden zijn. In kinderdagverblijven gaat die omschakeling gepaard met de creatie van bijkomende banen voor begeleiders (normverlaging van 1FTE per 7 plaatsen, naar 1op 6.5 plaatsen vanaf 2005) en de invoering van een gesubsidieerde logistieke functie in alle voorzieningen. Bedoeling is dat die extra banen naar vroegere DAC -werknemers gaan. Voorwaarde voor de jobcreatie was ook dat de DAC tewerkstellingsplaatsen, die heel ongelijk verdeeld waren, uiterlijk tegen 2005 herverdeeld worden over alle voorzieningen.
Het verbond is niet tegen de herverdeling op zich, omdat het op termijn gelijkwaardige kansen biedt aan alle voorzieningen. De meerderheid van kinderdagverblijven, die niet over ex-DAC ers beschikt, zal baat hebben bij de (beperkte) uitbreiding van het subsidieerbare personeelskader. Toch zijn wij niet blind voor de problemen die de omschakeling meebrengt voor voorzieningen die wel ex DAC – personeel in dienst hebben. Wij zetten hun moeilijkheden even op een rijtje:
- In de meeste kinderdagverblijven komen te weinig nieuwe banen bij om alle DAC ers in dienst te kunnen houden. Bij de verbondsleden alleen al zullen er aan het einde van operatie in 2005 heel wat personeelsleden een andere tewerkstellingsplaats moeten zoeken. Het gaat om equivalent van 33 FTE kinderverzorgsters en 38 FTE logistieke krachten. 4
Aangezien deze personeelsleden onmisbaar zijn geworden voor normale werking, zal het personeelsverlies eens te meer leiden tot reorganisaties, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de gebruikers en de overige personeelsleden.
- Er is geen enkele garantie dat de “overtallig” personeelsleden ook aan de slag zullen kunnen gaan in een ander kinderdagverblijf. Het probleem stelt zich vooral voor het lager geschoold logistiek personeel en voor oudere werknemers, die toch al minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. En dan hebben wij het nog niet over de psycho - sociale problematiek die een ontslag meebrengt! Er mogen verspreid over heel Vlaanderen misschien genoeg banen bijkomen, op menselijk vlak blijft veranderen van job, met alle stress en zorgen die erbij komen een pijnlijke zaak.
- Voor de begeleiders, die nu instaan voor thuisopvang van zieke kinderen, moesten de uitbreiding van de sector en een nieuwe regelgeving voor opvang van zieke kinderen een oplossing bieden. Maar de uitbreiding van het plaatsaanbod stopt in 2003 en de regelgeving voor zieke kinderen blijft uit! Die jobs staan dus op de tocht!
In verband met de DA C – regularisering vragen wij - een langere overgangsperiode voor de kinderverzorgsters. A nders zal de bestaande dienstverlening voor opvang van zieke kinderen moeten afgebouwd worden, en - middelen voor de begeleiding bij de herverdeling van de logistieke functies.
ü Directiefunctie. De vraag naar een directiefunctie gaat al zeer lang mee in de sector. In het kader van het VIA kregen wij eindelijk een begin van antwoord. Middelgrote en grote kinderdagverblijven krijgen vanaf 2003 een directiefunctie gesubsidieerd, een halftijdse functie in voorzieningen van 50 - 99 plaatsen, een voltijdse vanaf 100 plaatsen. De vastgestelde tussenkomst voor de directiefunctie dekt de loonkost tot een anciënniteit van 6 tot 7 jaar. Niet erg logisch, gezien de leeftijd en de ervaring van de mensen die het werk nu doen, en de grote verantwoordelijkheid die aan de functie verbonden is.
Het verbond wil een faire verloning. Wij vragen dat de subsidie voor de directiefunctie verhoogd wordt in functie van de nodige ervaring.
4.
En wat met nieuwe opvangplaatsen?
Er zijn te weinig middelen om de dienstverlening in bestaande voorzieningen op peil te houden, en er zijn geen vooruitzichten voor een verdere uitbreiding van het plaatsaanbod. Terwijl er meer dan ooit vraag is naar bijkomende plaatsen! Minister Vogels maakt zich sterk dat er tijdens deze legislatuur 10 000 opvangplaatsen zullen bijkomen, 2500 per jaar waarvan 1000 in erkende sector. Maar de uitbreiding stopt in 2003. Geen nieuwe opvangplaatsen dus én een afbouw van de bestaande door het financieringstekort. Dus nog langere wachtlijsten voor ouders! Dat kan toch de bedoeling niet zijn!
Het V laams Welzijnsverbond en de aangesloten kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen luiden de alarmbel!
De overheid moet dringend bijkomende middelen voor kinderopvang uittrekken. A nders zullen bestaande voorzieningen hun aanbod noodgedwongen moeten afbouwen en kan er van een verdere uitbouw van kinderopvang geen sprake meer zijn. ü De financiële tekorten remmen de dynamiek van de sector. Geen enkele voorziening kan investeren in nieuwe diensten, zoals opvang van zieke kinderen, flexibele opvang of in een intensieve begeleiding voor kansarme gezinnen, als de financiering zelfs niet meer volstaat om de basisopdracht waar te maken! ü In tegenstelling tot de geplande uitbreiding komen er minder opvangdagen, omdat de openingstijden noodgedwongen tot het minimum moeten worden terug gebracht. ü De wachtlijsten dreigen nog langer te worden, en voorzieningen krijgen nog minder mogelijkheden om soepel in te spelen op dringende opvangvragen. 5
ü Er zullen banen verloren gaan, heel wat mensen zullen moeten worden opgezegd. V ooral oudere, laaggeschoolde werknemers dreigen de dupe te worden. En hun kansen om ergens anders aan te slag te kunnen zijn in het huidige arbeidsklimaat niet erg groot. ü V erhoogde werkdruk in de voorzieningen, omdat het personeelskader nog verder beperkt wordt.
2
A ctie kinderdagopvang 24-10-02 Bijlage bij het dossier
Probleem
V erbondsvoorstel / initiatieven
Kostprijs totale private sector Extrapolatie op basis van een steekproef van 99 private kinderdagverblijven.
Structurele onderfinanciering uit het
ü Optrekken van de
Afhankelijk van de
verleden
basisfinanciering in functie van
onderzoeksresultaten.
de reële kosten van een actuele en kwaliteitsvolle werking.
ü Het verbond maakt een financiële analyse van de sector, i.s.m. EHSAL. Financieringswijziging. ü De personeelstoelage volgt de reële
ü Exponentiële stijging van het
loonkosten niet. De kloof tussen beiden wordt
aanvullend bedrag voor de
groter naarmate de anciënniteit toeneemt.
gemiddelde leeftijd van het
1,35 miljoen EURO (54,2 miljoen BEF)
personeel.
ü Het subsidieplafond (95 % bezetting). P restaties boven deze grens worden niet langer gesubsidieerd. Deze maatregel sanctioneert voorzieningen die gesubsidieerde opvangplaatsen willen benutten en / of meer
Geen meerkost; ü Opheffen van het
verrekening met de
subsidieplafond
ouderbijdragen
dagen open zijn dan het reglementaire minimum (220 dagen / jaar) V IA ü Het forfait voor de loonharmonisering, dat in
ü - Bijpassen van het
de enveloppe vervat zit dekt de loonstijgingen te gecumuleerde tekort 2001-2005
13,3 miljoen EURO (13,2 miljoen BEF)
weinig. - en jaarlijks bijkrediet vanaf 2006
3,9 miljoen EURO (160 miljoen BEF)
ü De tussenkomst voor de bijkomende
655 850 EURO (26,5 miljoen
vakantiedagen voor personeelsleden van 35-44 jaar volstaat niet voor de nodige vervangingen.
ü - Bijpassen van het
BEF)
gecumuleerde tekort 2001- 2005 120 000 EURO (4,8 miljoen - jaarlijks bijkrediet vanaf 2006
BEF)
6
ü DAC -problematiek. - De bijkomende banen die in 2003 en 2005 gecreëerd worden volstaan niet om alle exDAC ers werkzekerheid te bieden. Vooral lager geschoolden en ouder werknemers dreigen de dupe te worden. Indien het beloofde kader voor opvang van
ü Onze eis: - een langere overgangsperiode voor de kinderverzorgsters (tot de
zieke kinderen uitblijft, zal de bestaande
regeling voor opvang van zieke
dienstverlening noodgedwongen worden
kinderen van kracht is),
afgebouwd. - maximale mogelijkheden voor begeleiding van de herverdeling ü Directiefunctie in kinderdagverblijven.
van de logistieke functies.
Het forfait voor de loonkosten ligt merkelijk lager dan de reële loonkost. Het dekt de loonkost bij een anciënniteit van 6 tot 7 jaar, terwijl de functie in praktijk ingevuld wordt door mensen met heel wat meer ervaring. Te berekenen ü Optrekken van het forfait in functie van de vereiste ervaring
Bron: http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/nieuws/protestactie-kijk-mama-zonder-centen-hoe-het-zover-kunnen-komen Links: [1] http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/nieuws/protestactie-kijk-mama-zonder-centen-hoe-het-zover-kunnen-komen
7