Proportionele aansprakelijkheid Prof.mr. E. Bauw Universiteit Utrecht
Opbouw 1. Het vereiste van causaal verband 2. Bewijs van causaal verband 3. Remedies bij onzeker causaal verband 4. Proportionele aansprakelijkheid 5. Samenvatting
1. Het vereiste van causaal verband • Uitgangspunt: ieder draagt zijn eigen schade • Er moet een grond zijn voor verplaatsing van schade • De schade moet zijn toe te rekenen aan een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is (hierna: ‘fout’) • Hier vooral van belang: onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) en toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW) • De (overige) eisen voor aansprakelijkheid worden niet behandeld • De vraag staat centraal wanneer aan het causaliteitsvereiste is voldaan
Twee fasen van causaliteit 1.
Vestigingsfase: is er aansprakelijkheid? Er moet sprake zijn van een condicio sine qua non-verband (hierna: csqn-verband) tussen een fout en de geleden schade: als men de fout wegdenkt, zou de schade niet zijn ontstaan. Dit moet met ‘een redelijke mate van waarschijnlijkheid’ komen vast te staan 2. Omvangsfase: hoever strekt de aansprakelijkheid? De schade moet, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als gevolg van de gebeurtenis aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend (art. 6:98 BW). Alle omstandigheden wegen mee, waaronder de waarschijnlijkheid en de verwijderdheid van de schade. Bij proportionele aansprakelijkheid gaat het om de vestigingsfase
•
•
•
Voorbeeld
HR 3 oktober 2014, NJ 2014/429: Vorkheftruckchauffeur breekt tijdens werk vier tenen. Doet tijdelijk ander werk. Als het gips er af is, gaat hij weer aan het werk. Na een dag werken op de vorkheftruck komt hij thuis, struikelt over de deurmat en loopt ernstig knieletsel op. Hij stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het knieletsel. Een csqn-verband tussen het bedrijfsongeval waarvoor de werkgever aansprakelijk was (dat werd niet betwist) en het knieletsel dat eiser thuis heeft opgelopen werd aanvaard, omdat aannemelijk werd geacht dat het (gevolg van het) bedrijfsongeval ten minste zal hebben bijgedragen aan de huiselijke struikelpartij. Vervolgens wordt (in de context van art. 6:98 BW) echter geoordeeld dat de gevolgen van de struikelpartij niet zijn toe te rekenen aan het bedrijfsongeval, o.a. omdat het een gevolg is dat naar ervaringsregels niet redelijkerwijs voorzienbaar is.
2. Bewijs van causaal verband • Benadeelde heeft bewijslast: moet feiten stellen en bewijzen aan de hand waarvan het causaal verband komt vast te staan (art. 150 Rv). • Daarmee heeft hij ook het bewijsrisico: als het bewijs niet kan worden geleverd staat hij met lege handen • Bij onzeker causaal verband worden de consequenties hiervan niet in alle gevallen aanvaardbaar geacht • In de jurisprudentie wordt gezocht naar tegemoetkomingen aan de bewijsnood van de benadeelde (‘remedies’): de proportionele aansprakelijkheid is één uitvloeisel daarvan • Om het leerstuk te plaatsen en af te bakenen, moeten ook de andere tegemoetkoming worden behandeld
Causaliteitsonzekerheid
• Doorgaans is het csqn-verband eenvoudig vast te stellen • In een deel van de gevallen is er onzekerheid over dat verband, bijv: • Het wetenschappelijk bewijs daarvoor kan (nog) niet worden geleverd (bijv. verband tussen werk en ziekte: asbest, RSI, etc.) • Het is niet mogelijk vast te stellen welke van meerdere mogelijke oorzaken de schade heeft veroorzaakt • Niet kan worden vastgesteld wat er zou zijn gebeurd indien een gebeurtenis waarvoor iemand aansprakelijk is achterwege zou zijn gebleven • In dergelijke gevallen zou het volgen van de gewone bewijsregels beteken dat de benadeelde met zijn schade blijft zitten
3. Remedies bij onzeker causaal verband • Uitgangspunt is: als aan vereisten voor aansprakelijkheid is voldaan, dan bestaat recht op volledige schadevergoeding • Dit betekent dat remedies die de benadeelde helpen in beginsel volledig voor rekening van de aansprakelijke(n) komen • Art. 150 RV biedt mogelijkheid om als dit “uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid (..) voortvloeit” tot een andere verdeling van de bewijslast te komen • Algemene tegemoetkoming in bewijspositie: bewijsvermoedens en de omkeringsregel • Tegemoetkoming bij meerdere mogelijke schadeoorzaken: alternatieve causaliteit en proportionele aansprakelijkheid
De omkeringsregel • • • •
• •
Bewijsvermoeden in het voordeel van de benadeelde, waarvoor voldaan moet zijn aan de voorwaarden dat er sprake is van: (i) de schending van een norm die strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar en (ii) de verwezenlijking van dat gevaar Bij betwisting dient de benadeelde aannemelijk te maken dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar (risico) waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt De aangesprokene kan het vermoeden weerleggen door aan te tonen dat de schade ook zonder zijn fout zou zijn ontstaan Het toepassingsbereik is (zeer waarschijnlijk) beperkt tot (de schending van) verkeers- of veiligheidsnormen
Jurisprudentie • De jurisprudentie van de Hoge Raad is gegaan van een ruim naar een beperkt toepassingsbereik van de omkeringsregel: schending van verkeers- en veiligheidsnormen: zie • HR 29 november 2002, LJN AE7345, NJ 2004/304 • HR 29 november 2002, LJN AE7351, NJ 2004/305 • HR 19 maart 2004, LJN AO1299, NJ 2004/307 • HR 9 april 2004, LJN AO3170, NJ 2004/308 • HR 8 april 2005, NJN AR8876, NJ 2005/284 • HR 19 december 2008, LJN BG1890, NJ 2009/28
Recent voorbeeld • HR 23 november 2012, NJ 2012/669 • Gynaecoloog diende (veiligheidsnorm) permanente CTG-registratie na epidurale anesthesie uit te voeren ter voorkoming van zuurstoftekort (specifiek gevaar). Hij verzuimt dit, zuurstoftekort treedt op (verwezenlijking van het gevaar) en baby krijgt ernstig hersenletsel • Vermoed wordt dat hersenletsel het gevolg is van de normschending • De gynaecoloog slaagt er niet in aannemelijk te maken dat de hersenschade ook met inachtneming van de geschonden norm (door andere oorzaken) zou zijn opgetreden • Csqn-verband wordt bewezen geacht
‘Arbeidsrechtelijke omkeringsregel’ •
•
• •
Bij aansprakelijkheid van de werkgever ogv art. 7:658 BW strekt het vermoeden zich ook uit tot de schending van de zorgplicht door de werkgever: zie HR 17 november 2000 NJ 2001/596; HR 23 juni 2006, NJ 2006/354 en HR 9 januari 2009, NJ 2011/252 De werknemer dient te bewijzen dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid en aannemelijk te maken dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Vermoed wordt dan dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. De werkgever kan dit vermoeden ontkrachten door aannemelijk te maken dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat er geen cv is tussen blootstelling en gezondheidsklachten Voor de omkeringsregel is geen plaats als het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is (HR 7 juni 2013, NJ 2014/98 en NJ 2014/99)
Alternatieve causaliteit • Art. 6:99 BW: vaststaat dat de (gehele) schade kan zijn veroorzaakt door verschillende gebeurtenissen, maar niet kan worden vastgesteld door welke • De klassieke casus: drie jagers in het bos schieten tegelijk als er iets beweegt. Een vrouw die bramen aan het zoeken was wordt zwaar verwond door één kogel. Niet kan worden vastgesteld uit welk geweer die kogel afkomstig was • Het bewijs van het csqn-verband wordt omgedraaid: er is aansprakelijkheid van alle ‘daders’ voor het geheel (hoofdelijkheid van art. 6:102 BW), tenzij een dader aannemelijk kan maken dat hij de schade niet kan hebben veroorzaakt
Ruim toepassingsbereik •
•
• • •
HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535 (Des): als het verband tussen het gebruik van Des en de aandoeningen bij de dochters en de onrechtmatigheid en schuld van de fabrikanten komen vast te staan, dan: Is het niet aanvaardbaar dat de Des dochters verstoken zouden blijven van schadevergoeding, omdat het voor hen onmogelijk is om aan te tonen van wie de Destabletten afkomstig waren die hun moeders hebben gebruikt Art. 6:99 is ook van toepassing “indien het gaat om een schade die zowel aan de zijde van de potentiële daders als aan die der gelaedeerden een massaal karakter heeft”. Voor een beroep op art. 6:99 is niet vereist alle potentiële daders aan te wijzen: de bewijslast kan ook worden omgekeerd als de kring "open" is Niet alle potentiële daders hoeven gedagvaard te worden; volstaan kan zelfs worden met het dagvaarden van één van hen
4. Proportionele aansprakelijkheid • • • • •
Waar gaat het om? Jurisprudentie Toepassingsbereik Nadere billijkheidscorrectie? Verlies van een kans
Waar gaat het om? • Proportionele aansprakelijkheid is het aanvaarden van aansprakelijkheid ingeval het csqn-verband tussen fout en schadevoorval zich niet goed laat vaststellen doordat er ten minste twee mogelijke alternatieve oorzaken van de schade zijn, waarvan minstens één (doch niet allemaal) in de risicosfeer van gelaedeerde ligt • De rechter gaat voorbij aan het vaststellen van csqn-verband tussen fout en schade (dan wel: acht dit verband bewezen), en kan veroordelen tot vergoeding van de schade op basis van de in een percentage uitgedrukte statistische kans dat de fout de schade kan hebben veroorzaakt (aansprakelijkheid naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid) • Het leerstuk is in de jurisprudentie ontwikkeld en wordt nog steeds bijgevijld
•
•
•
Waar gaat het om?
Het arrest opent een middenweg: “Uit overwegingen van redelijkheid en billijkheid [is] onaanvaardbaar de onzekerheid over de mate waarin de tekortkoming van de werkgever heeft bijgedragen tot de schade van de werknemer, in zijn geheel op de werknemer af te wentelen. Eveneens onaanvaardbaar, maar nu tegenover de werkgever (…), is het echter de onzekerheid over het causaal verband met de schade van de werknemer geheel voor risico van de werkgever te laten komen (…).” De HR wijst op de aan de art. 6:99 (alternatieve causaliteit) en 6:101 (eigen schuld) BW ten grondslag liggende uitgangspunten. Deze artikelen strekken ertoe om in geval er meerdere schadeoorzaken zijn tot een aanvaardbare verdeling te komen tussen veroorzakers en benadeelden Er is geen aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van risico’s die voor rekening komen van de benadeelde zelf, zoals roken, genetische aanleg, veroudering of van buiten komende oorzaken
Jurisprudentie •
• •
Doorbraakarrest: HR 31 maart 2006, NJ 2011/250: Karamus is tijdens zijn werk voor Nefalit jarenlang blootgesteld aan asbest. Twintig jaar nadat hij is opgehouden met werken bij Nefalit wordt bij hem longkanker geconstateerd en drie jaar later overlijdt hij aan die ziekte. Zijn erfgenamen stellen Nefalit aansprakelijk, omdat te weinig maatregelen zijn genomen om blootstelling aan asbest te voorkomen. Nefalit erkent de blootstelling, maar stelt dat de ziekte is ontstaan doordat Karamus 28 jaar heeft gerookt. Deskundige: de kans dat de blootstelling de oorzaak is van de longkanker is 55%. Nefalit is voor dit percentage aansprakelijk voor de schade van Karamus.
Toepassingsbereik • De aansprakelijkheid van de veroorzaker dient (voor het overige) vast te staan • De strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending dienen de toepassing in het concrete geval rechtvaardigen (de rechter moet motiveren) • De kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt dient niet zeer groot of zeer klein te zijn • Bij zeer kleine kans volgt volledige afwijzing. Als het causaal verband te onzeker of te onbepaald is, is er geen ruimte voor tegemoetkoming in bewijspositie (HR 7 juni 2013, NJ 2014/98 en NJ 2014/99) • Bij zeer grote kans volgt volledige toewijzing. Het csqn verband kan dan immers op basis van de gewone bewijsregels worden vastgesteld
Toepassingsbereik • Het bezwaar dat toepassing van proportionele aansprakelijkheid de mogelijkheid in zich draagt dat iemand aansprakelijkheid wordt gehouden voor schade die hij niet, of niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt, brengt mee dat de regel met terughoudendheid moet worden toegepast • Hoewel de toepassing niet niet beperkt tot gevallen waarin bewijs van het csqn-verband in het algemeen een probleem vormt, lijkt de relevantie van het leerstuk vooralsnog te zijn beperkt tot gevallen van (ernstige) letselschade of overlijden en gaat het vooral om werkgeversaansprakelijkheid en verkeersaansprakelijkheid
Jurisprudentie • HR 24 december 2010, NJ 2011/251 (Fortis/Bourgonje) • Het ging om de vraag of Fortis ten onrechte had verzuimd een advies tot aandelenverkoop te geven, door welk verzuim Bourgonje schade heeft geleden. Nadat de rechtbank de vordering had afgewezen wijst het hof, ‘mede gelet op de in artikel 6:99 en 6:101 BW vervatte uitgangspunten’, deze voor 50% toe. • De Hoge Raad wijst erop dat proportionele aansprakelijkheid met terughoudendheid moet worden toegepast, en dat de rechter in zijn motivering dient te verantwoorden dat de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending waaronder de van de door de benadeelde geleden schade ᶣ deze toepassing in het concrete geval rechtvaardigen.
Nadere billijkheidscorrectie? • HR 14 december 2012, NJ 2013, 236: kan de toepassing van art. 6:101 BW nog leiden tot een andere verdeling dan op basis van de vastgestelde veroorzakingswaarschijnlijkheid? • Er is geen ruimte voor de toepassing van een eigen schuld correctie voor wat betreft de vestiging van de aansprakelijkheid • In het kader van de op grond van art. 6:98 BW te beantwoorden vraag naar de omvang van de schade die voor vergoeding in aanmerking komt, kan wel een correctie plaatsvinden voor die elementen die nog niet zijn meegenomen bij de proportionele verdeling
Verlies van een kans • Proportionele aansprakelijkheid moet worden onderscheiden het leerstuk ‘verlies van een kans’, zoals aanvaard in HR 24 oktober 1997, NJ 1998/257 (Baijings), zie ook HR 19 januari 2007, NJ 2007/63 (Kranendonk), HR 16 februari 2007, NJ 2007/256 (Tuin Beheer) • Bewijsnood van de benadeelde ziet hier op de onmogelijkheid om te bewijzen dat een bepaalde voor de schadebegroting relevante gebeurtenis zich zou hebben voorgedaan • Het causaal verband tussen fout en schade is niet (direct) aanwijsbaar, maar wel kan worden geconstateerd dat door de fout een bepaalde kans op een gunstiger resultaat verloren is gegaan • Het verschil tussen de situatie met en zonder dat resultaat kan worden gezien als schade
Verlies van een kans •
•
•
•
Voorbeelden: advocaat heeft verzuimd tijdig beroep in te stellen, waardoor de kans dat de procedure in hoger beroep wordt gewonnen verloren is gegaan. Beleggingsadviseur heeft belegger niet tijdig geïnformeerd, waardoor de belegger kans op rendement of beperking van verlies is ontnomen Duidelijk is dat er een fout is gemaakt, maar niet of zonder die fout het gevolg zou zijn ingetreden: of de procedure zou zijn gewonnen of het rendement zou zijn behaald De schade uit de fout moet worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die de cliënt in de (misgelopen) procedure zou hebben gehad. Wat zou de waarschijnlijke uitkomst van de procedure zijn geweest? Tussen deze ‘kansschade’ en de fout bestaat een causaal verband
•
• •
•
Onderscheid Bij proportionele aansprakelijkheid is schade is geleden en waarvoor ten minste twee oorzaken zijn aan te wijzen, die in beginsel geheel los staan van elkaar. Eén van die oorzaken is het gevolg van een fout van een ander. Welke oorzaak de schade heeft veroorzaakt kan niet met zekerheid worden vastgesteld. De aansprakelijkheid strekt niet verder dan de waarschijnlijkheid waarmee de fout de oorzaak was van de schade Het primaire toepassingsbereik is de werkgeversaansprakelijkheid en verkeersaansprakelijkheid Bij verlies van een kans is staat weliswaar vast dat door een fout een bepaalde kans op een gunstiger resultaat verloren is gegaan, maar kan niet worden vastgesteld of dat gunstiger resultaat ook daadwerkelijk zou zijn ingetreden en daarmee of de fout de oorzaak is van het ontstaan van de ongunstiger situatie (= de schade) Het primaire toepassingsbereik is de beroepsaansprakelijkheid
Samenvatting • •
• • •
Als het causaal verband tussen normschending en schade in algemene zin te onzeker of te onbepaald is, dan hoeft benadeelde weinig tegemoetkoming in bewijspositie te verwachten: het gewone regime van art. 150 Rv geldt Als drempel wel kan worden genomen, dan kan de omkeringsregel worden toegepast als een verkeers- of veiligheidsnorm is geschonden. Als het vermoeden van de omkeringsregel niet kan worden ontkracht, is er in beginsel aansprakelijkheid voor het geheel Als er meerdere mogelijke oorzaken voor de schade zijn, die in de risicosfeer van de benadeelde liggen, dan is er aansprakelijkheid tot het percentage van waarschijnlijkheid waarmee zijn normschending de schade heeft veroorzaakt Is dat percentage zeer hoog, dan is er (alsnog) aansprakelijkheid voor het geheel Is dat percentage niet zeer laag of hoog, dan is er aansprakelijkheid tot dat percentage. Voor het overige dient de benadeelde de schade voor eigen rekening te nemen.
Bedankt voor uw aandacht.