Projectrapportage Inspectie- en monitoringproject Gegaste containers en opslag 2003
Arbeidsinspectie, Den Haag Inspectie onderwerpen
AI - bedrijfstakdirectie Landelijke projectleider Landelijk projectsecretaris Looptijd Projectnummer Correspondentieadres
18 januari 2005 • Verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie • Stellingen Commerciële dienstverlening Ir. I. van der Blom W.J. Legel 15-10-’03 t/m 31-01-‘04 A610 Arbeidsinspectie kantoor Rotterdam t.a.v. W.J. Legel Postbus 9580 3007 AN Rotterdam
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
2
1.
Samenvatting
3
2.
Aanleiding en doel van het inspectieproject
5
2.1
Aanle iding
5
2.2
Doelstellingen van het project
5
2.3
Resultaten van eerdere inspectieprojecten
6
2.4
Samenwerking andere inspectiediensten
6
3.
Omvang van het project
7
3.1
Werkterrein
7
3.2
Looptijd en aantallen bezoeken
7
4.
Opzet van het project
7
4.1
Globale opzet
7
4.2
Inspectiepunten
8
4.3
Monitorvragen
8
4.4
Publiciteit rondom het project
8
5.
Inspectie- en monitorresultaten
9
5.1
Totaal overzicht resultaten
9
5.2
Onderzoek naar gevaar voor VBVB
10
5.2.1
1e fase VBVB
10
5.2.2
2e fase VBVB (moment van rapportage half november 2004)
10
5.3
Magazijnstellingen
11
5.4
Overige inspectiepunten
11
5.5
Resultaten monitor
12
6.
Conclusies
13
Bijlage 1
15
Bijlage 2
16
Bijlage 3
17
Bijlage 4
18
1
VOORWOORD In Nederland worden veel containers met goederen ingevoerd. Ter bestrijding van ongedierte worden deze containers en/of producten vaak gegast met bestrijdingsmiddelen en daarna op transport gezet. Uit dit inspectieproject van de Arbeidsinspectie blijkt dat bij de helft van de bedrijven de containers nog restanten van bestrijdingsmiddelen bevatten. Soms in hoeveelheden die schadelijk zijn voor de mens. Onderzoeken van het RIVM bevestigen deze gegevens. De Arbeidsinspectie heeft geïnspecteerd of bedrijven die deze containers ontvangen en openen, op de hoogte zijn van de gevaren (o.a. verstikking, bedwelming) en deze hebben onderzocht. Bijna geen enkel bedrijf heeft hier onderzoek naar gedaan of laten doen. De risico’s worden klaarblijkelijk onderschat. Overigens is het gevaar voor daadwerkelijke verstikking, bedwelming of vergiftiging mede afhankelijk van de concentratie giftige of bedwelmende stof en van de blootstellingduur. Met de betrokken sectoren zal over de resultaten van dit inspectieproject overleg worden gevoerd. Zij zal het probleem zorgvuldig moeten onderzoeken en maatregelen moeten nemen. De Arbeidsinspectie zal in samenwerking met de VROM-Inspectie in 2005 een nieuw inspectieproject uitvoeren om zicht te houden op de voortgang die hierbij wordt gemaakt.
Jaap Uijlenbroek Algemeen Directeur Arbeidsinspectie
2
1. SAMENVATTING Van oktober 2003 tot en met januari 2004 heeft de Arbeidsinspectie een inspectieproject Gegaste containers en opslag uitgevoerd. Dit project richtte zich op ladingen die per zeeschip, in containers in Nederland worden ingevoerd. Ladingen worden gegast om te voorkomen dat ze beschadigd raken door de aanwezigheid van organismen (insecten) in de lading en/of de verpakking. Deze inspectie geeft een goed beeld van de problematiek en kan representatief worden geacht voor de sector die zeecontainers aangeleverd krijgt. De doelstelling voor dit inspectieproject was: • handhavend optreden bij ontvangers van containers op het wettelijk voorgeschreven onderzoek naar de aanwezigheid van gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie (VBVB); • handhavend optreden bij ontvangers van containers op maatregelen die getroffen moeten worden indien gevaar aanwezig is. De aandacht is daarbij vooral uitgegaan naar het gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging. Verder werd, naar aanleiding van een zeer ernstig ongeval veroorzaakt door gebreken aan magazijnstellingen, van de gelegenheid gebruik gemaakt om de veiligheid en stabiliteit van magazijnstellingen te onderzoeken. In voorkomende gevallen werd handhavend opgetreden indien opgeslagen goederen gevaar opleverden door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. Er zijn 67 bedrijven bezocht die containers ontvingen en openden. De bedrijven ontvangen een breed scala aan producten: meubels, kunststof/textiel, voedsel, apparatuur, glas/metaal en steen. Bij 65 bedrijven bleek dat de werkgever geen onderzoek naar gevaar voor VBVB had verricht. Bij de hercontrole bleek dat 41 van de 65 bedrijven de overtreding op onderzoek naar gevaar voor VBVB hadden opgeheven, zonodig maatregelen hadden genomen en de doeltreffendheid van de maatregelen hadden vastgesteld, procedures hadden opgesteld en medewerkers hadden voorgelicht. 13 Bedrijven zijn nog doende te voldoen aan de onderzoeksplicht en het opheffen van de tekortkoming. Tegen twee bedrijven is wegens het niet voldoen aan de onderzoeksplicht een proces verbaal aangezegd. Eén bedrijf heeft een boeterapport gekregen omdat de resultaten van het onderzoek onvoldoende waren verwerkt in het plan van aanpak. De overige bedrijven hebben nog geen hercontrole gehad of ontvangen geen containers meer. Uit de onderzoeksrapporten blijkt dat bijna de helft 1 van de bedrijven één of meerdere containers met (restanten) gas ontvangt (de concentratie daarvan kan boven de grenswaarde van de betreffende gevaarlijke stof liggen). Geconcludeerd kan worden dat veel bedrijven met (rest)gassen worden geconfronteerd. Het gevaar voor VBVB is echter mede afhankelijk van de concentratie giftige of bedwelmende stof en van de blootstellingduur. De sector doet er goed aan, gezien de resultaten van deze inspectie, het probleem 1
De cijfers geven alleen aan hoeveel bedrijven één of meerdere containers onder gas ontvangen en zeggen niets over het totaal aantal containers onder gas of over de blootstellingduur als gevolg van het noodzakelijkerwijs betreden van die containers. Als resultaat van dit project kan in algemene zin dan ook géén uitspraak worden gedaan over de omvang van het gevaar voor VBVB.
3
zorgvuldig te onderzoeken en maatregelen te nemen. Ook moet men alert zijn op de toepassing van andere bestrijdingsmiddelen in de toekomst. Bij 22 bedrijven zijn waarschuwingen gegeven in verband met het onvoldoende stabiel zijn of te hoge belasting van de stellingen. Daarnaast is in twee situaties is overgegaan tot stillegging. Uit de verzamelde informatie (monitorresultaten) over de toestand en het gebruik van stellingen, kan geconcludeerd worden dat dit een groter probleem is dan vooraf verwacht. Ongevallen zoals in 2003 in de regio Rotterdam, waarbij een heel magazijn instortte, kunnen zich in de toekomst (gezien de resultaten van dit project) opnieuw voordoen. Naar aanleiding van dit project heeft de branche inmiddels zelf initiatieven ontwikkeld. Zo heeft een Arbodienst een protocol opgesteld waarmee bedrijven de risico’s voor VBVB in kaart kunnen brengen en maatregelen kunnen nemen. Dit protocol is in samenspraak met de Arbeidsinspectie opgesteld. BGZ wegvervoer heeft een handzame brochure (informatie- en preventieblad voor werkgevers) opgesteld waarin voor betrokkenen de gevaren aangegeven wordt en een overzicht wordt gegeven van de te nemen maatregelen (zie bijlage 4).
4
2. AANLEIDING EN DOEL VAN HET INSPECTIEPROJECT 2.1 Aanleiding Bedrijven die laad-, los- en overslag activiteiten ontplooien kunnen de ladingen op verschillende wijzen aangevoerd krijgen: per vrachtauto, trein, vliegtuig of (zee)schip. De Arbeidsinspectie is in dit project vooral geïnteresseerd in de aanlevering per container door zeeschepen. Containers worden bij het bedrijf geopend, leeggehaald, tussentijds opgeslagen en afgevoerd. De risico’s in deze bedrijven kunnen meerdere zijn. Dit project is specifiek gericht op gevaarlijke stoffen in de container (restgassen, gassen die ontstaan tijdens transport) en aan magazijnstellingen. Gevaarlijke stoffen Een aspect waardoor de lading zou kunnen worden beschadigd is de aanwezigheid van organismen (ongedierte) welke de lading en of de verpakking kunnen aantasten. Om dit te voorkomen worden na belading van de container in het land van herkomst gassen in de container aangebracht. De bedoeling is dat het gas gedurende een relatief korte periode actief blijft, bij voorkeur een dusdanig korte periode dat de container op de plaats van bestemming op veilige wijze gelost kan worden. Het gas zou idealiter op de plaats van bestemming ‘verdwenen’ moeten zijn. Deze theorie blijkt helaas lang niet altijd te stroken met de praktijk. Veelvuldig komt het voor dat containers ook op de plaats van bestemming nog een gevaarlijke hoeveelheid gas bevatten. Gevaarlijke gassen kunnen ook ontstaan tijdens het transport, gedacht kan worden aan ophoping van CO of CO2 waarbij eveneens een tekort aan zuurstof kan ontstaan. Uit een door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uitgevoerd onderzoek (in 2002) onder ruim 300 gesloten containers bleek onder andere dat 21% van de containers bestrijdingsmiddelen bevatte. In 5 % van de 300 containers werd een concentratie boven de MAC 2 waarde gemeten. Bij een aanvoer van 4 miljoen containers per jaar in Rotterdam betekent dit dat 200.000 containers een risico vormen voor werknemers die deze containers openen en voor andere personen die daarbij in de nabijheid verkeren. Uit een tweede onderzoek van het RIVM (in 2003) onder 43 zeecontainers met gevaarlijke stoffen bleek dat 23% van de containers een risico vormde ten gevolge van restanten bestrijdingsmiddelen ofwel ten gevolge van blootstelling aan overige risicofactoren (> MAC: CO, CO2, Ammoniak of vluchtige verbindingen; zuurstofconcentratie, explosiegevaar). 2.2 Doelstellingen van het project De doelstelling voor dit inspectieproject was: • Handhavend optreden bij ontvangers van containers op het wettelijk voorgeschreven onderzoek naar de aanwezigheid van gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie. • Handhavend optreden bij ontvangers van containers op maatregelen die getroffen moeten worden indien gevaar voor VBVB aanwezig is. De aandacht is daarbij vooral uitgegaan naar het gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging.
2
MAC: Maximaal Aanvaarde Concentratie.
5
Verder werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de veiligheid en stabiliteit van magazijnstellingen te onderzoeken. Het onderzoek had voornamelijk een informatief karakter: is er voor opslag van goederen in het algemeen sprake van een misstand? In voorkomende gevallen werd handhavend opgetreden indien opgeslagen goederen gevaar opleverden door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.
2.3 Resultaten van eerdere inspectieprojecten In 2002 heeft een inspectieproject “Gassingen en gegaste lading” plaatsgevonden. In augustus 2003 is hiervan verslag gedaan. Dit project richtte zich op ladingen die per schip, in bulk of per container, in Nederland worden ingevoerd. Wat betreft de ladingen zijn destijds alleen containers met tabak, kleding en meubels onderzocht. Daarnaast richtte het project zich op ladingen die in Nederland worden gegast voordat ze worden opgeslagen of verscheept naar het buitenland. De belangrijkste conclusie voor de ontvangers van containers was toen dat van de gemeten containers (tabak, kleding en meubels) 77% resten van bestrijdingsmiddelen (sulfurylfluoride, fosfine, methylbromide en/of formaldehyde) bevat. Bijna geen enkele van de bezochte ‘container’-bedrijven was zich bewust van de mogelijkheid dat de lading restanten bestrijdingsmiddel bevat of gaf hierover voorlichting en onderricht aan het betrokken personeel.
2.4 Samenwerking andere inspectiediensten Het project is afgestemd met de VROM-inspectie (VI). VI heeft ook een taak in het controleren op resten bestrijdingsmiddelen in verband met de gevolgen voor het milieu en de consument. Gedurende de uitvoering van het project is overleg geweest met de Milieudienst Rijnmond (DCMR). Deze dienst verstrekt in de regio Rijnmond vergunningen in het kader van de Wet Milieubeheer.
6
3. OMVANG VAN HET PROJECT 3.1 Werkterrein De te inspecteren doelgroep van het onderhavige project bestond uit bedrijven in BIK (bedrijfsindeling Kamers van Koophandel) 6311 laad-, los- en overslagactiviteiten en 63401 expediteurs, cargadoors, bevrachters en andere tussenpersonen in het goederenvervoer. Voorwaarde was dat deze bedrijven containers van overzee ontvangen. 3.2 Looptijd en aantallen bezoeken Het project is uitgevoerd in de periode 15 oktober 2003 tot en met 31 januari 2004. Er zijn 67 bedrijven bezocht. Vooraf is een lijst opgemaakt van bedrijven die binnen de genoemde bik vallen. Omdat de vooraf geselecteerde bedrijven niet in alle gevallen containers van overzee ontvangen, zijn ook op andere wijzen bedrijven geselecteerd. De douane bleek een bruikbare ingang en verder zijn bedrijven geselecteerd tijdens rondgang over bedrijven terreinen.
4. OPZET VAN HET PROJECT 4.1 Globale opzet Werkgevers moeten onderzoeken (artikel 4.6 Arbobesluit) óf er gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie (VBVB) tijdens het lossen. Het onderzoek moet dus ook uitsluitsel geven over het gevaar voor VBVB door handelingen tijdens het betreden door personeel van de betreffende container. Het onderzoek moet deel uitmaken van de RI&E. Derhalve moet de opzet en de uitkomsten van het onderzoek zijn getoetst door een Arbo-dienst. Als geen toetsing heeft plaatsgevonden is sprake van een onvolledige RI&E. De wijze waarop dit onderzoek3 heeft plaatsgevonden, is aan de werkgever, zolang aan de uitspraak “of er gevaar is”, metingen ten grondslag liggen en het onderzoek is getoetst door de Arbodienst. Artikel 4.6 is op iedere ontvanger van containers van toepassing. Het daadwerkelijk verrichten van handelingen aan de container is niet noodzakelijk om te kunnen inspecteren. Voor iedere container bestaat het vermoeden dat werknemers worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen omdat uit onderzoek (uitgevoerd door het RIVM) blijkt dat 21% van de containers gevaarlijke stoffen (bestrijdingmiddelen) bevat, waarvan 5% boven de MAC-waarde. In het project van de Arbeidsinspectie (2002) bleek dat ruim 70% van containers met een geselecteerde lading (meubelen, tabak, kleding) gevaarlijke stoffen (bestrijdingsmiddelen) bevatte, waarvan 18 % boven de MAC-waarde.
3
De werkgever kan a.d.h.v. metingen vaststellen (oordeel geven) of er gevaar is voor VBVB. Afhankelijk van het vervoerde product en de gebruikte gevaarlijke stof zal na een “x” aantal metingen blijken wat de te verwachten concentratie is. Als de voorspellende waarde van de te verwachte concentratie betrouwbaar genoeg is, kan dit worden gebruikt als “kwantitatief onderbouwde schatting” (KOS) en zal verder onderzoek door middel van metingen niet meer noodzakelijk zijn. Het is aan de Arbo-dienst om aan te geven hoeveel metingen noodzakelijk zijn om te komen tot een betrouwbare KOS en welke voorwaarde daaraan zijn verbonden, waarbij rekening is gehouden met ongelijkmatige verdeling van de gevaarlijke stoffen in de container.
7
Het niet voldoen aan de onderzoeksplicht is een overtreding van het strafrecht en betekent dat een PV moet worden opgemaakt. Omdat de problematiek onder de bedrijven mogelijk onbekend was en de Arbeidsinspectie niet eerder op dit onderwerp heeft geïnspecteerd, is de handhaving daarop aangepast. Bij de eerste overtreding is een waarschuwing gegeven. Een PV wordt pas opgemaakt als bij hercontrole blijkt dat het onderzoek wederom niet heeft plaatsgevonden of niet is gebaseerd op metingen. Tijdens het project bleek bij werkgever en enkele Arbodiensten zoveel onduidelijkheid over de wijze waarop het onderzoek diende te worden uitgevoerd, dat besloten is een aanvullende brief naar werkgevers te sturen. Hierin stond vermeld naar welke gevaarlijke stoffen onderzoek moet worden gedaan en werd verwezen naar beleidsregel 4.6.-1 “Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor VBVB” (zie bijlage 1). Tijdens de hercontrole is gekeken op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd en of het onderzoek getoetst was door een Arbodienst. Indien de uitkomsten van het onderzoek aangaven dat er sprake was van gevaar voor VBVB, is geïnspecteerd of de werkgever doeltreffende maatregelen had genomen (b.v. ventileren, effectiviteit van de getroffen maatregelen vaststellen, procedure opstellen en voorlichting geven) 4.2 Inspectiepunten Gecontroleerd is of werkgevers voldoen aan hun onderzoeksplicht en zonodig doeltreffende maatregelen hebben genomen (zie bijlage 2 en 3). De handhaving is gebaseerd op artikel 4.6 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). Daarnaast is het magazijn van het bedrijf geïnspecteerd: zijn de stellingen voldoende stabiel en verkeren ze in een veilige staat. In verband met het informatieve karakter van dit inspectiepunt is alleen handhavend opgetreden indien sprake was van ontoelaatbare beschadiging/verzwakking of instabiliteit. Hiervan is sprake als: - aanrijdbeveiligingen bij inrijdstellingen (dit zijn stellingen waarbij de heftruck tussen de staanders door een stukje de stelling ín rijdt) ontbreken; - de belasting hoger is dan de belastbaarheid; - een deel (> 10%) van de stellingen (staanders of liggers) ernstig beschadigd is; - de liggers (> 25%) niet tegen uitlichten zijn geborgd. De handhaving is gebaseerd op artikel 3.2. en 3.3 Arbobesluit. 4.3 Monitorvragen Aan de hand van de monitorvragen is een indruk verkregen van de kwaliteit van het onderzoek naar en van de mate waarin (rest)gassen zijn aangetroffen. Aanvullend zijn via de monitor gegevens verzameld over de de kwaliteit van magazijnstellingen. Hiermee wordt getracht inzicht te krijgen of er sprake is van een misstand en meer intensieve inspecties in de komende jaren noodzakelijk zijn. 4.4 Publiciteit rondom het project De bedrijven zijn alleen via de branche organisatie Deltalinqs geinformeerd. Deltalinqs heeft haar leden een brief gestuurd, waarin de inspecties van de Arbeidsinspectie worden aangekondigd, het doel van de inspecties uitgelegd en aangegeven op welke wijze bedrijven aan de eisen van de Arbeidsinspectie tegemoet kunnen komen.
8
5. INSPECTIE- EN MONITORRESULTATEN 5.1 Totaal overzicht resultaten In totaal zijn 67 bedrijven bezocht. Bij bijna alle bedrijven (op één na) zijn overtredingen geconstateerd. Figuur 1. Resultaten 1e fase (bedrijfsniveau): in orde 1
niet in orde
66
Uit figuur 2 valt af te lezen dat ruim de helft van de bedrijven één overtreding heeft, in alle gevallen betreft het een overtreding van VBVB. Ruim 30% van de bedrijven heeft twee overtredingen, in de meeste gevallen één overtreding op VBVB en één overtreding op magazijnstellingen. Bij enkele bedrijven is sprake van drie of meer overtredingen. Figuur 2 Bedrijven ingedeeld naar aantal overtredingen
aantal bedrijven 37
40 35 30 25
21
20 15 10 5
5
2
1
1
0 0
1
2
3
4
5
aantal overtredingen
In figuur 3 is te zien hoeveel instrumenten4 zijn ingezet, verdeeld over de inspectieonderwerpen. De 4
Een instrument is een waarschuwing, eis, stillegging, boeterapport of PV. Tijdens een bezoek kan een inspecteur meer dan één instrument inzetten naar aanleiding van de geconstateerde overtredingen (zie figuur 2). Bijvoorbeeld een stillegging met boete voor een onveilige stelling en daarnaast ook nog een waarschuwing voor VBVB. In figuur 1 is alleen weergegeven of in algemene zin overtredingen bij een bedrijf zijn geconstateerd. In figuur 3 zijn alle ingezette instrumenten te zien, waarbij door de dubbeltellingen de getallen dus hoger uitkomen dan in figuur 1.
9
meeste overtredingen betreffen het hoofdonderwerp van inspectie: gevaar voor VBVB. Ook op het gebied van magazijnstellingen zijn relatief veel overtredingen (24 waarschuwingen, 2 stilleggingen) geconstateerd. De overtredingen hadden betrekking op beschadigde stellingen (staanders of liggers), ontbreken van borgpennen, (vermoeden van) overbelasting. Figuur 3. Aantal toegepaste instrumenten per inspectieonderwerp:
onderwerpen:
overig RI&E
13
stellingen 4
VBVB 26 65
0
10
20
30
40
50
60
70
5.2 Onderzoek naar gevaar voor VBVB 5.2.1 1 e fase VBVB
Kijkend naar het belangrijkste inspectieonderwerp, blijkt dat bij 65 (van de 67) bedrijven geen onderzoek is verricht naar gevaar voor VBVB. Deze bedrijven dragen geen kennis van de risico’s of de grootte van de risico’s. Bij vier bedrijven waren de risico’s in het geheel niet geïnventariseerd, zij beschikten niet over een RI&E. Deze bedrijven is een boeterapport aangezegd. Het feit dat vrijwel geen enkel bedrijf onderzoek heeft gedaan naar het gevaar voor VBVB wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat bedrijven niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid van (rest)gassen in de container. Bijvoorbeeld de gassing wordt uitgevoerd door een (voor de werkgever onbekende) tussenpersoon in de transportketen. Voor zover werkgevers wel op de hoogte zijn, schatten ze de risico’s ervan laag in. 5.2.2 2 e fase VBVB (moment van rapportage half november 2004)
Bij de hercontrole bleek dat 41 van de 65 bedrijven de overtreding op onderzoek naar gevaar voor VBVB hadden opgeheven: • omdat deze bedrijven de risico’s in kaart hebben gebracht, metingen hebben laten verrichten, of; • omdat deze bedrijven medewerkers zelf op hebben opgeleid tot gasmeetdeskundige en meetapparatuur hebben aangeschaft. Deze bedrijven hebben zonodig maatregelen genomen en de doeltreffendheid van de maatregelen vastgesteld, procedures opgesteld en medewerkers voorgelicht. Bij 3 bedrijven is de overtreding opgeheven omdat ze geen containers meer ontvangen. Naar verwachting zal de overtreding (VBVB) van 13 bedrijven binnenkort worden opgeheven. Zij
10
hebben wel een arbodienst ingeschakeld maar beschikken om geldige redenen nog niet over de rapportage (bv omdat containers later in het jaar binnenkomen). De termijn waarbinnen zij aan hun onderzoeksplicht moesten voldoen, is om die reden verruimd. Bij 2 bedrijven is een proces verbaal aangezegd omdat zij niet hadden voldaan aan de onderzoeksplicht (geen onderzoek door Arbodienst, geen metingen verricht en niet getoetst). Eén bedrijf had de resultaten van het onderzoek onvoldoende verwerkt in het plan van aanpak, dit heeft geresulteerd in een boeterapport. Vijf bedrijven hebben nog geen hercontrole gehad. Op basis van de op metingen gebaseerde onderzoeken (32), kan een voorzichtige indruk verkregen worden van de omvang van het gevaar: • 17 bedrijven ontvangen containers zonder restgas, • 6 bedrijven ontvangen één of meerdere containers met restgas onder de MAC waarde, • 9 bedrijven ontvangen één of meerdere containers met restgas boven de MAC waarde. De cijfers geven alleen aan hoeveel bedrijven één of meerdere containers onder gas ontvangen. De cijfers zeggen niets over het aantal containers onder gas of de blootstellingduur. Er kan derhalve ook géén uitspraak worden gedaan over de omvang van het gevaar voor VBVB. Bij één van de bedrijven is naar aanleiding van zeer verontrustende meetresultaten vergaande maatregelen genomen. Het bedrijf heeft bij alle internationale vestigingen (Duitland, België, Italië) dezelfde maatregelen als in Nederland genomen.
5.3 Magazijnstellingen Ondanks het feit dat het inspectiepunt magazijnstellingen marginaal is meegenomen in dit inspectieproject (het doel was informatie verzamelen en alleen bij gevaar handhaven) is bij ruim een derde van de bedrijven een handhavingtraject gestart op dit inspectiepunt (zie figuur 4). Er zijn bij 22 bedrijven 24 waarschuwingen gegeven in verband met het onvoldoende stabiel zijn of te hoge belasting van de stellingen. Daarnaast is in twee situaties is overgegaan tot stillegging. Figuur 4 Aantal bedrijven per soort overtreding in orde 22; 33%
2; 3%
waarschuwing stillegging
43; 64%
5.4 Overige inspectiepunten Bij 10 bedrijven zijn 13 andere overtredingen geconstateerd, één daarvan betrof een stillegging van het gebruik van een onveilige werkbak (waarmee personen vervoerd worden ten behoeve van incidentele werkzaamheden). De overige waarschuwingen hadden betrekking op o.a. het niet dragen
11
van veiligheidschoenen, ontbreken van nooduitgangen, niet adequate vluchtweg signalering, werknemers in de werkzone van het arbeidsmiddel.
5.5 Resultaten monitor In de monitor is gevraagd naar enkele kwaliteitsaspecten van de onderzoeksplicht. Ten aanzien van de onderzoeksplicht naar VBVB blijkt dat: • bijna 50% van de onderzoeken (32 bedrijven) is gebaseerd op metingen; • in 12 gevallen de metingen zijn uitgevoerd door een arbodienst, in 11 gevallen door een bureau en in 9 gevallen door eigen personeel dat specifiek hiervoor is opgeleid; • 20 onderzoeksrapporten zijn door de arbodienst getoetst, in 18 gevallen wordt er uitspraak gedaan óf er gevaar is; • bij 47 % (15 van 32 bedrijven) is in één of meerdere containers (rest)gas vastgesteld, waarvan bij 9 bedrijven de betreffende MAC waarde werd overschreden; • bij 31% van de bedrijven (12 van de 32) is methylbromide geconstateerd (bij één of meerdere containers, in concentraties boven, gelijk aan of onder de MAC-waarde); • verder zijn de volgende gassen gemeten (bij één of meerdere containers): sulfurylfluoride (2 bedrijven), fosfine (5), formaldehyde (3) en overige (rest)gassen (5); • bij 7 bedrijven is een combinatie van gassen gevonden; • bij 53% van de bedrijven (17 van de 32) is geen gas in één of meerdere containers gemeten; • de geïnspecteerde bedrijven ontvangen de volgende producten (meerde producten mogelijk): 25% meubels, 25% voedsel; 42% apparatuur, 16% steen, 59% kunststof/textiel, 30% glas/metaal. In de monitor is eveneens gevraagd naar mogelijke knelpunten met betrekking tot stellingen. Hieruit blijkt dat: • bij 9% van de bedrijven de maximaal toelaatbare belasting van de stelling niet bekend is; • bij 14% van de bedrijven de maximaal toelaatbare belasting van de vloer niet bekend is; • bij 14% van de bedrijven de inrijdstellingen niet zijn verankerd; • bij 27% van de bedrijven geen vrijstaande aanrijdbeschermers zijn geplaatst op hoeken van stellinggangen en onderdoorgangen; • bij 19% van de bedrijven de staanders en/of liggers ernstige beschadingen vertonen; • bij 34% van de bedrijven de stellingen niet jaarlijks door een (externe) deskundige worden gekeurd.
12
6. CONCLUSIES Een belangrijke constatering is dat vrijwel geen van de bedrijven (op 2 na) onderzoek naar VBVB had gedaan of laten doen. De ontvangers van containers waren zich niet bewust van de mogelijkheid dat de lading restanten bestrijdingsmiddel bevat of schatten de risico’s ervan laag in. Omdat men geen onderzoek heeft gedaan, heeft men geen inzicht in de problematiek: zijn de risico’s aanwezig en hoe groot zijn deze. Dit betekent dat personeel niet adequaat kan worden beschermd en voorgelicht. Na interventie van de Arbeidsinspectie heeft 63% van de bedrijven de risico’s in kaart gebracht of voldoende preventieve maatregelen genomen om risico’s terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. Nog eens 20% heeft naar verwachting eveneens voldoende onderzoek gedaan, het wachten is op de resultaten van de Arbodienst. Naar aanleiding van dit project heeft een Arbodienst, in samenspraak met de Arbeidsinspectie een protocol ontwikkeld waarmee bedrijven de risico’s voor VBVB in kaart kunnen brengen en maatregelen kunnen nemen. Veel bedrijven hebben gebruik gemaakt van dit protocol of in ieder geval de systematiek ervan gevolgd, bij het onderzoek doen naar gevaar voor VBVB. Twee bedrijven hebben geen onderzoek laten verrichten en hebben een proces verbaal gekregen. De overige bedrijven hebben nog geen hercontrole gehad. Naar verwachting zullen (enkele van) deze bedrijven binnenkort ook aan de wettelijke verplichting hebben voldaan. Uit de onderzoeken blijkt dat bijna de helft van de bedrijven één of meerdere containers onder gas ontvangt. Uit de gegevens is niet af te leiden om hoeveel containers het gaat. Om hiervan een indruk te krijgen zal gekeken moeten worden naar eerdere onderzoeken zoals van de Arbeidsinspectie in 2002 en het RIVM. Geconcludeerd kan worden dat veel bedrijven met (rest)gassen worden geconfronteerd. Het gevaar voor vergiftiging, bedwelming of vergiftiging is echter mede afhankelijk van de blootstellingduur. De sector doet er goed aan, gezien de resultaten van deze inspectie, het probleem goed te onderzoeken en maatregelen te nemen. Ook moet men alert zijn op de toepassing van andere bestrijdingsmiddelen in de toekomst. Dit onderzoek geeft een goed beeld van de problematiek en kan representatief worden geacht voor de sector die zeecontainers aangeleverd krijgt. Opgemerkt kan nog worden, dat naar aanleiding van dit project de branche zelf inmiddels actief geworden is. BGZ wegvervoer heeft een handzame brochure (informatie- en preventieblad voor werkgevers) opgesteld waarin voor betrokkenen de gevaren aangegeven wordt en een overzicht wordt gegeven van de te nemen maatregelen (zie bijlage 4). Uit de verzamelde informatie over de toestand en het gebruik van stellingen, kan geconcludeerd worden dat dit een groter probleem is dan vooraf verwacht. De belastbaarheid van de stellingen is onvoldoende bekend, stellingen zijn onvoldoende verankerd en aanrijdbescherming is onvoldoende aangebracht. Bij veel bedrijven is sprake van beschadigingen waardoor de belastbaarheid van
13
stellingen afneemt, bovendien worden stellingen niet jaarlijks gekeurd. Ongevallen zoals in 2003 in de regio Rotterdam, waarbij een heel magazijn instortte, kunnen zich in de toekomst (gezien bovenstaande resultaten) opnieuw voordoen.
14
BIJLAGE 1 Geachte heer/mevrouw, Deze brief is bedoeld als toelichting op mijn eerder verstuurde waarschuwing betreffende het verrichten van onderzoek (ingevolge artikel 4.6 van het Arbeidsomstandighedenbesluit) naar het gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie bij het betreden van ruimtes (containers). Bij dit onderzoek dient u naast brandbare gassen en zuurstof in ieder geval de volgende gevaarlijke stoffen te betrekken: methylbromide; sulfurylfluride; fosfine; formaldehyde; ammoniak; koolmonoxide en; kooldioxide . Het onderzoek moet worden uitgevoerd conform beleidsregel 4.6-1 Arbeidsomstandighedenbesluit. Het onderzoek moet, als onderdeel van de risico-inventarisatie en –evaluatie, zijn getoetst door een Arbo-dienst. Indien het onderzoek hier niet aan voldoet, kan de inspecteur overgaan tot het opmaken van een Proces Verbaal.
15
BIJLAGE 2 Handhavingschema 1 Gegaste containers (1e fase)
Worden containers geopend
Nee
Geen zaak aanmaken
Nee
Waarschuwing onderzoek VBVB op feit B40060101 + tekst 1 Maand
Nee
Waarschuwing op feit W050104 1 Maand
Ja
Onderzoek naar gevaar voor VBVB
Ja
Onderzoek getoetst door Arbo-dienst
Ja
Gevaar voor VBVB aanwezig ook tijdens betreden
Nee
Zaak afhandelen
Nee
Proces Verbaal op feit B40060101 en (preventief) stilleggen
Ja
Doeltreffende maatregelen genomen incl. ventilatie
Ja
Zaak afhandelen
(Preventief) stilleggen indien; In container>10% LEL >21% Zuurstof In inademingslucht (let op PBM's) <18% Zuurstof > 2 x grenswaarde 15min TGG c.q. 8 uur TGG
16 16
BIJLAGE 3 Handhavingschema 2 Gegaste containers (2e fase)
Waarschuwing onderzoek VBVB op feit B40060101 + tekst 1 Maand
Onderzoek naar gevaar voor VBVB
Nee
Proces Verbaal op feit B40060101
Nee
Boeterapport op feit W050104
Ja
Waarschuwing op feit W050104 1 Maand
Getoetst door Arbodienst
Ja
Gevaar voor VBVB aanwezig
Nee
Zaak afhandelen
Nee
Proces Verbaal op feit B40060101 (eventueel op feit W280701) en (preventief) stillegen
Ja
Proces Verbaal op feit B40060101
Doeltreffende maatregelen genomen incl. ventilatie
Ja
Zaak afhandelen
17 17
BIJLAGE 4 Richtingwijzer BGZ wegvervoer BGZ wegvervoer heeft een handzame brochure (informatie- en preventieblad voor werkgevers) opgesteld waarin voor betrokkenen de gevaren aangegeven wordt en een overzicht wordt gegeven van de te nemen maatregelen.
18
Bijlage 4
RICHTING wijzer 1 Informatie- en preventieblad voor werkgevers - BGZ Wegvervoer, versie 2004
VEILIG OMGAAN MET (GEGASTE) ZEECONTAINERS IN HET WEGVERVOER WAAR GAAT HET OM? Om beschadiging van lading door bijvoorbeeld schadelijke insecten en larven tegen te gaan, worden zeecontainers in het land van herkomst vaak behandeld met bestrijdingsmiddelen. Houten pallets in de container waarop de lading is gestapeld en verpakkingsmateriaal van hout moeten als gevolg van Europese regelgeving vooraf worden behandeld met deze middelen. Vooral ladingen die uit Azië en Afrika per schip worden vervoerd, zijn geregeld gegast. Het gaat meestal om containers met levensmiddelen, kleding, schoenen, speelgoed en meubels. Het is de bedoeling dat het gas uit de container verdwenen is als deze op de plaats van bestemming aan komt. Helaas blijkt dit lang niet altijd het geval. TOEGEPASTE BESTRIJDINGSMIDDELEN Veel gebruikte bestrijdingsmiddelen zijn: • methylbromide, • formaldehyde, • magnesium- en aluminiumfosfide en • sulfurylfluoride (merknaam Vikane). Formaldehyde wordt verneveld en sulfurylfluoride en methylbromide worden als gas in de container gebracht. Fosfinevormende middelen worden in tabletten of 'plates' in de container geplaatst. De werkzame stof komt daarna langzaam als gas vrij. ETIKETTERING EN TRANSPORTGEGEVENS Gegaste containers worden beschouwd als gevaarlijke goederen en vallen onder de klasse 9 van de vervoerswetgeving met VN nummer 3359. De specifieke voorschriften voor het wegvervoer zijn opgenomen in Deel 5 van de vervoerswetgeving VLG/ADR. Gegaste voertuigen, containers en tanks dienen op grond van deze bijzondere voorschriften aan de buitenzijde van een speciaal etiket te zijn voorzien. Dit etiket geeft aan dat er sprake is van een gegaste eenheid (voertuig, container of tank). Ook moet op het etiket informatie over het toegepaste gassingsmiddel worden vermeld en wanneer het middel is ingebracht.
Waarschuwingsteken voor gegaste lading
* de gegevens die van toepassing zijn invullen
De praktijk en diverse onderzoeken wijzen uit dat veel gegaste containers niet als zodanig worden geëtiketteerd en dat de noodzakelijke informatie vaak niet op de begeleidende transportpapieren is vermeld. RISICO'S LOSSEN VAN CONTAINERS Medewerkers die een gegaste container openen of betreden kunnen resten van de gassen inademen. Dit kan bijvoorbeeld een chauffeur zijn die de lading controleert of een loodsmedewerker die de container moet lossen. Diegenen die een zojuist geopende container betreden, lopen het grootste gezondheidsrisico. Naast mogelijke blootstelling aan giftige gassen kan - door aanwezigheid van explosieve gasmengsels uit bijvoorbeeld gasaanstekers en spuitbussen - ook sprake zijn van verhoogd explosiegevaar. Tot slot bestaat er nog de mogelijkheid dat het zuurstofgehalte in de container te laag is geworden. Dit kan door oxidatie van bepaalde delen van de lading (o.a. rottingsproces) of door verdringing van zuurstof door andere gassen. STEL EEN AANVULLENDE RI&E OP Risico's in het werk worden in kaart gebracht in de risico-inventarisatie en -evaluatie (artikel 5 Arbowet). Ook de risico's van het betreden of lossen van mogelijk gegaste containers horen hierbij. U kunt uw arbodienst vragen om een aanvullende inventarisatie uit te voeren.
Categorie B Categorie C
bevat de containers die (vrijwel) zeker zijn gegast. betreft containers waarvan onbekend is of zij zijn gegast. bevat de containers die (vrijwel) zeker niet zijn gegast.
Op grond van deze indeling kan de arbodienst een meetprotocol voor de verschillende containerstromen opstellen. Laat de metingen altijd door een gasmeetdeskundige uitvoeren. U kunt hiervoor uw arbodienst of een gasmeetbedrijf inschakelen. U kunt ook een van uw medewerkers laten opleiden tot gasmeetdeskundige. PROCEDURE OMGANG MET CONTAINERS Om te voorkomen dat uw medewerkers onnodige risico's lopen bij het betreden en lossen van containers is het opstellen van een bedrijfsprocedure voor het veilig en gezond omgaan met zeecontainers van groot belang. Uw arbodienst en
INFORMATIEWIJZER Wettelijke eisen t.a.v. de RI&E, voorlichting & onderricht en het werken met gevaarlijke stoffen vindt u op: www.arbo.nl Bel of e-mail uw arbodienst of de Servicedesk van BGZ Wegvervoer voor het invulschema, de voorbeeldprocedure en het voorbeeldprotocol of voor meer informatie over de gegaste containerproblematiek. Alle hulpmiddelen zijn ook via www.bgz.nl te downloaden. Hier vindt u tevens informatie over gasmeetbedrijven en over opleidingen tot gasmeetdeskundige. 0900
-4636249
VICEDES ER
K
U kunt de Servicedesk van BGZ Wegvervoer ook bereiken via
[email protected]
0900-INFOBGZ BG
STAPPENPLAN GEGASTE CONTAINERS 1 Maak een inventarisatie van de containerstromen. 2 Stel hiermee een aanvullende RI&E op. 3 Stel een bedrijfsprocedure op voor het omgaan met zeecontainers. 4 Stel een bedrijfsprotocol op voor het herkennen van mogelijk gegaste containers. 5 Geef voorlichting en instructie aan uw medewerkers.
VOORLICHTING GEVEN MET PROTOCOL De Arbowet (artikel 8) verplicht u om uw medewerkers voor te lichten over de risico's tijdens het werk. Hierbij kunt u het voorbeeldprotocol 'Herkennen van gasverdachte containers' gebruiken dat informatie bevat hoe de mogelijk gegaste containers aan de buitenkant, bij betreden en bij lossen zijn te herkennen. Afgeplakte ventilatieopeningen, oude sokken of lege zakjes tussen de lading of grijswit poeder op de grond van de container zijn belangrijke waarschuwingssignalen. Het protocol is bij uw arbodienst en bij BGZ Wegvervoer verkrijgbaar.
Z
R
Categorie A
Containers in categorie A dienen bijvoorbeeld altijd eerst 2 uur te worden gelucht op een veilige plaats voordat er met metingen wordt vastgesteld of ze gasvrij zijn. Categorie B wordt eerst bemeten en op grond van de meetresultaten worden verdere stappen genomen.
OE
INDELING CONTAINERSTROMEN Het aanvullende onderzoek start met een inventarisatie van alle containerstromen die bij het bedrijf binnenkomen. Hiervoor is een invulschema beschikbaar. Van alle containerstromen worden gegevens verzameld. Waar komen ze vandaan en wat zit er in? Zijn gasvrijverklaringen aanwezig? Zijn meetresultaten bekend? Aan de hand van het ingevulde schema worden zij ingedeeld in drie categorieën:
BGZ Wegvervoer hebben voor u een voorbeeldprocedure getiteld: 'Hoe te handelen bij betreden en lossen van een mogelijk gegaste container'. Hierin staat op welke wijze veilig met een container uit een bepaalde categorie kan worden omgegaan.
S
UNIFORME WERKWIJZE BGZ Wegvervoer heeft samen met Arbo Unie een uniforme werkwijze opgesteld. Alle arbodiensten waarmee BGZ Wegvervoer werkt, voeren dit aanvullende onderzoek op dezelfde wijze uit. Dit werkt voor u als bedrijf kostenbesparend. Is voldoende kennis in uw bedrijf aanwezig dan kunt u ook zelf de aanvullende RI&E uitvoeren. De Arbowet verplicht u om uw plan van aanpak op basis van de aanvullende RI&E en meetresultaten door de arbodienst te laten toetsen. Hierdoor weet u zeker dat u over de juiste informatie beschikt en adequate maatregelen heeft genomen of gepland.
W E G V E RV