Bijlagen
1
Bijlage 1. Projectorganisatie herstelplan BA Geschiedenis Task Force Curriculum Prof.dr. Luuk de Ligt (vz) Dr. Joost Augusteijn Dr. Eric Storm Dr. Jeroen Touwen Task Force Toetsing
Externe adviseurs
Projectleiding Stuurgroep
College van Bestuur
prof.dr. Wim vd Doel (vz), prof.dr.Leo Lucassen (projectleider), Faculteitsbestuur, prof.dr. Luuk de Ligt, prof.dr. Judith Pollmann, dr. Ton Kallenberg, dr. Joost Augusteijn (secretaris)
Prof.dr. Leo Lucassen (WD) (vz) Dr. Joost Augusteijn (OD) (secr)
Opleidingsbestuur
Prof.dr. Judith Pollmann (vz) Dr. Joost Augusteijn Prof.dr. Marlou Schrover Dr. Robert Stein Task Force Cultuur Prof.dr.Leo Lucassen (vz) Prof.dr. Jeroen Duindam Prof.dr. Peter Hoppenbrouwers Prof.dr. Judith Pollmann Prof.dr. Henk te Velde Task Force Herstelplan Prof. dr. Leo Lucassen(vz) Dr. Joost Augusteijn Dr. Ton Kallenberg Drs. Marian Wilts Werkgroep Implementatie Drs. Jolanda Riel (vz) Dr. Joost Augusteijn Dr. Ton Kallenberg Drs. Gerdine Kuggeleijn Drs. Jeroen van Oort Drs. Marian Wilts Karin van der Zeeuw
2
Bijlage 2: Kerncollege ‘De grenzen van de macht’(semester 1) Beschrijving Bij veel verkiezingen daalt het opkomstpercentage en zij die wel opkomen stemmen in toenemende mate op protestpartijen. Zittende regeringen worden keer op keer weggestemd. Is het systeem van parlementaire democratie in een crisis? Voor het eerst sinds lange tijd is er bovendien een zelfbewuste concurrent zoals China die zeer succesvol is, maar geen democratie in westerse zin. In deze reeks onderzoeken we niet de andere systemen in de wereld, maar andere systemen in de tijd; we concentreren ons op de geschiedenis van politieke legitimiteit in Europa. Legitimiteit is, simpel gezegd, de bereidheid om ook gezag en beslissingen te aanvaarden waarmee je het niet eens bent. Tegenwoordig kunnen we die ons bijna alleen voorstellen op basis van kiesrecht en democratie, maar in het verleden zijn er veel vormen van bestuur of regering geweest die zonder deze kenmerken toch stabiel waren. In het onderzoek van de politieke legitimiteit stellen we aan het verleden drie vragen: (1) Hoe zag in achtereenvolgende periodes het ideaal van legitieme macht eruit? (2) Hoe werd daarbij beargumenteerd dat de macht er was voor de gemeenschap en hoe ontstond een gemeenschappelijkheid met de bevolking? (3) Hoe bleken kritiek en invloed van de bevolking en waar lagen de grenzen van de legitimiteit, hoe ontstonden opstanden en werden die gerechtvaardigd? Zo gaan we de geschiedenis door van de klassieke Oudheid tot nu. We laten zien waarom bepaalde vormen van gezag in bepaalde situaties goed werkten en ook waarom ze werden bekritiseerd. Zo ontstaat kennis van politieke legitimiteit in de Oudheid, de middeleeuwen, de vroegmoderne en moderne tijd in Europa. Daarbij vragen we ons ook af wat we kunnen leren van oudere ervaringen. Misschien bevatten ook vormen van legitimiteit zonder democratie lessen waar we wat aan kunnen hebben voor begrip van de huidige situatie. Leerdoelen en toetsing Het college heeft ten doel de studenten inzicht te geven in de zeer verschillende wijzen waarop vraagstukken van legitimiteit en aanvaarding van macht zich in verschillende politieke systemen manifesteren. In het bijzonder beoogt het college te laten zien hoe idealen van legitieme macht zich hebben ontwikkeld in West-Europa vanaf de late Middeleeuwen. Naast kennisverwerving is een aanscherping van de analytische vaardigheden van de deelnemende studenten een belangrijk doel. Wijze van toetsing: open vragen tentamen waarin zowel kennis als analytische vaardigheden worden getoetst. Voorlopige literatuur Bernard Manin, The Principles of Representative Government (Cambridge 1997) 243 pp, vermoedelijk in combinatie met een reader.
Voorstel voor de invulling van de colleges (5 docenten) 1. Inleidend college, waarin de thematiek van de reeks en de handboekstof worden geïntroduceerd (Henk te Velde) Grenzen van de macht in de Grieks-Romeinse wereld 3
2. Grenzen van de macht in de Atheense democratie (Kim Beerden) 3. Goede en slechte keizers: legitimiteit en grenzen van keizerlijke macht in het Romeinse rijk (Kim Beerden) Grenzen van de macht in Europa vóór de Franse Revolutie 4. Civitas of communitas? Italiaanse stadstaten in de latere middeleeuwen (Peter Hoppenbrouwers). 5. Vorsten en het gedoe van hovelingen. De composiete monarchie van de Plantagenets (Peter Hoppenbrouwers). 6. Wie representeert God? Verzetsrecht in de Europese godsdienstoorlogen, 1560-1660 (Judith Pollmann) 7. Eendracht als opdracht. Representatie, particularisme en discussiecultuur in de Nederlanden, 1550-1750 (Judith Pollmann). Grenzen van de macht in de late 18e eeuw 8. Contrapunten: grenzen van vorstelijke macht in pre-moderne imperia (Jeroen Duindam) 9. Nieuwe grenzen van de macht in het tijdperk van de Atlantische revoluties (Jeroen Duindam) Politieke legitimiteit en grenzen van de macht van de 19e eeuw tot nu 10. Aristocraten en democraten. Volksvertegenwoordiging 18e eeuw-1870 (Henk te Velde) 11. Spreekbuis van het volk? Een eeuw partijen en bewegingen, 1870-1970 (Henk te Velde) 12. Trust the people! Populisme en democratie in één staat (Henk te Velde)
4
Bijlage 3: Kerncollege ‘Global Connections’ (semester 2) Beschrijving Dit hoorcollege bouwt voort op de algemene kennis van historische ontwikkelingen opgedaan in het eerste jaar. Nu staan echter de historische verbindingen centraal zoals ontstaan door de circulatie van mensen, goederen en ideeën. We stellen ons de vraag hoe een steeds groter en intensiever web van interregionale verbindingen van invloed is geweest op de sociale, economische en culturele geschiedenis van regionale beschavingen en van de wereld in het algemeen. De chronologische ontwikkelingen zullen worden verduidelijkt aan de hand van geografische condities (longue durée) en theoretische modellen (globalisering). Studenten krijgen in dit college inzicht in processen van regiooverstijgende sociale, economische en culturele interactie en de manier waarop deze processen kunnen worden bestudeerd. Uitgangspunten Dit is een beeldbepalend college voor ons instituut en om die reden is gekozen voor een zware vertegenwoordiging van de dragende leerstoelhouders op dit thema. De werkcolleges bieden alle ruimte voor thematisch en regionale variatie (in de ruimste zin van het woord). Voor het overige veel aandacht voor de buiten-Europese wereld – traditioneel een unique selling point van ons instituut – te meer daar het flankerende hoorcollege De Grenzen van de Macht zich vrijwel volledig zal richten op Europa. Handboek J.R. McNeill & William H. McNeill, The Human Web: A Bird's-eye View of World History, (New York & London 2003). Andere handboeken/syllabus voor delen 1 t/m 3. Vanaf 2015 kan gebruik worden gemaakt van de Cambridge World History. Opmerking: de drie soorten webs: metropolitan, cosmopolitan, global (zie beneden) zijn gebaseerd op McNeill en geven verder cohesie aan het college – docenten kunnen hier naar behoefte op reageren. Bij de opzet van het college gaan we uit van de globalisering via 1) mensen, 2) goederen en 3) ideeën. Voorstel voor invulling van de colleges (5 docenten) 1. Inleiding: Infrastructuur – Jos Gommans 2. Inleiding: Theorie – Leo Lucassen Deel 1: Metropolitan Webs: Mensen, goederen en ideeën in het Middellandse Zeegebied en Eurazië 3. De Hellenistische wereld en het Romeinse rijk – Luuk de Ligt 4. De stepperijken van Eurazië – Peter Hoppenbrouwers 5. Zuid-Europa en het Nabije Oosten tijdens en na de Kruistochten – Peter Hoppenbrouwers Deel 2: Cosmopolitan Webs 6. Mensen: Migraties van handelaren, kolonisten en slaven – Catia Antunes 7. Goederen: Handelscontacten tussen de Amerika’s, Afrika en Azië – Jos Gommans 8. Ideeën: Verbreiding van kennis en religies (Christendom en Islam) via hoven en netwerken – Jos Gommans
5
Deel 3: Global Web – Leo Lucassen 9. Mensen: Migraties wereldwijd vanaf de vroege 19e eeuw 10. Goederen: Economische Globalisering 11. Ideeën: Globalisering van politieke ideologieën en supranationale instituties en staatsvormen 12. Conclusie – Leo Lucassen & Jos Gommans
6
Bijlage 4: Eindtermen BA Geschiedenis vertaald naar leerdoelen Cursief = leerdoelen die ook al eerder genoemd zijn en dus ook andere eindtermen afdekken Eindtermen BA
Leerdoel
I. Kennis 1. Kennis van en inzicht in het wereldwijde geschiedverloop in grote lijnen met een concentratie op Europa en zijn interdependentie met de rest van de wereld, gedifferentieerd naar tijdvak, van de oudheid tot het heden, en naar aspect, met name vaderlandse en sociaal-economische geschiedenis, waarbij – voor zover dit vakgebied tevens in het voortgezet onderwijs aan de orde is geweest – is voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit is overtroffen. 2. Kennis van en inzicht in de historische context en achtergronden van eigentijdse ontwikkelingen. 3. Kennis van en inzicht in de ontwikkeling van de geschiedschrijving en de wetenschap der geschiedenis. 4. Kennis van en inzicht in de kernbegrippen, de methodiek en de methodologie van de geschiedwetenschap. 5. Enige kennis van en inzicht in de grondslagen, c.q. de wijsbegeerte van de (geschied-)wetenschap
• kennis van en inzicht in het wereldwijde geschiedverloop
6. Enige kennis van en inzicht in begrippen en methoden van (hulp)wetenschappen relevant voor de geschiedwetenschap en in een interdisciplinaire werkwijze. 7. Brede kennis van en inzicht in de historische ontwikkeling van het gekozen hoofdonderdeel / de subspecialisatie. Met speciale aandacht: - bij het hoofdonderdeel Oude Geschiedenis voor de Griekse-Romeinse oudheid, met nadruk op de periode 400 v.C. - 400 n.C; sociaal-economische structuren; de antieke stad; mentaliteitsgeschiedenis; antieke religie; cultuurcontact; - bij het hoofdonderdeel Middeleeuwse Geschiedenis voor de Middeleeuwse grondslagen van de Europese geschiedenis; in het bijzonder voor etniciteit, staatsvorming, internationale handel en scheepvaart en contacten met de buiten-Europese wereld; - bij het hoofdonderdeel Algemene Geschiedenis voor de plaatsing van de Europese geschiedenis van na 1500 in een mondiaal perspectief; in het bijzonder de
• kennis van en inzicht in begrippen en methoden van hulpvakken
• kennis van en inzicht in historische context en achtergronden van eigentijdse ontwikkelingen • kennis van en inzicht in de historiografie en geschiedtheorie • kennis van en inzicht in de grondslagen van de geschiedwetenschap • kennis van en inzicht in wetenschapstheoretische problemen
•
7
kennis van een hoofdonderdeel
ontwikkeling en rol van politieke instituties; - bij het hoofdonderdeel Economische Geschiedenis voor de mondiale interactie van handelsnetwerken in de vroegmoderne tijd, de negentiende-eeuwse industrialisatie van Nederland in wereldhistorisch perspectief, en de political economy van de globaliserende economie in de twintigste eeuw; - bij het hoofdonderdeel Sociale Geschiedenis voor de verschillen naar klasse, gender, etniciteit en religie; verplaatsing van mensen, goederen en ideeën; verbanden tussen mensen (individueel en collectief), bedrijven, staten en (internationale) organisaties (inclusief kerken) vanaf 1600. Inzicht daarin wordt gebruikt om hedendaagse gebeurtenissen en ontwikkelingen te verklaren; - bij het hoofdonderdeel Vaderlandse Geschiedenis voor staatsvorming, identiteit, en politieke cultuur van Nederland vanaf de zestiende eeuw; - bij de subspecialisatie Amerikaanse Geschiedenis voor Amerikaans exceptionalisme; de VS als multiculturele samenleving en de uitwerking daarvan in de historiografie; de intellectuele wisselwerking tussen de VS en Europa; - bij de subspecialisatie Geschiedenis van de Europese Expansie en globalisering voor het ontstaan van wereldomvattende netwerken die een steeds intensievere circulatie van mensen, dieren, gewassen, goederen en ideeën bewerkstelligen, en de centrale rol van de Europese expansie daarin vanaf circa 1500; - bij de subspecialisatie Minderheden- en migratiegeschiedenis voor minderheidsvorming (en de factoren die daar invloed op hebben) en migraties (en de factoren die omvang en richting daarvan bepalen); - bij de subspecialisatie Maritieme Geschiedenis voor de ontwikkeling van de Nederlandse scheepvaart en overzeese handel vanaf de 16e eeuw; de relatie van de mens tot de oceanen, zeeën en rivieren in multidisciplinair perspectief; 8. Brede kennis van en inzicht in de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en technieken e.d. van het gekozen hoofdonderdeel / de subspecialisatie. Met speciale aandacht: - bij het hoofdonderdeel Oude Geschiedenis voor antieke teksten en archeologische bronnen; bronnenkritiek en contextualisering; acculturatietheorie; - bij het hoofdonderdeel Middeleeuwse Geschiedenis
• kennis van en inzicht in kernbegrippen, onderzoeksmethoden en – technieken van een hoofdonderdeel
8
voor het gebruik van laatmiddeleeuwse administratieve bronnen en geschiedschrijving m.b.t. de Nederlanden in brede zin; paleografie; bronnenkunde; - bij het hoofdonderdeel Algemene Geschiedenis voor de bestudering van primaire bronnen en de relativiteit van nationaal gedefinieerde geschiedenissen; - bij het hoofdonderdeel Economische Geschiedenis voor de toepassing van economische concepten in de geschiedschrijving en inzicht in de interactie tussen beleid en economie; - bij het hoofdonderdeel Sociale Geschiedenis voor het combineren van verschillende primaire bronnen (mondelinge bronnen, romans, beeldmateriaal, schoolboeken, kranten, volkstellingen en statistieken), uit diverse archieven (overheden, bedrijven en organisaties) met gebruikmaking van theorieën uit andere disciplines; - bij het hoofdonderdeel Vaderlandse Geschiedenis voor primaire bronnen en diachrone nationale geschiedenis; - bij de subspecialisaties Amerikaanse Geschiedenis voor exceptionalisme; analyseren van historiografische en intellectuele debatten; - bij de subspecialisaties Geschiedenis van de Europese Expansie en globalisering voor het combineren van historiografische debatten met empirisch onderzoek in primaire bronnen en/of het verbinden van gescheiden historiografische tradities door middel van innovatieve vraagstelling; - bij de subspecialisaties Minderheden- en migratiegeschiedenis voor het combineren van verschillende primaire bronnen van diverse aard (mondelinge bronnen, romans, beeldmateriaal, schoolboeken, kranten, volkstellingen en statistieken), en uit diverse archieven (overheden, bedrijven en organisaties); - bij de subspecialisaties Maritieme Geschiedenis voor heuristiek, bronnenkunde, archiefonderzoek, diachronisch onderzoek, en het gebruik van museale objecten als informatiedrager voor historisch onderzoek; 9. Kennis van en inzicht in een van de andere hoofdonderdelen dan wel subspecialisaties van de opleiding en onderdelen van andere vakgebieden. II. Vaardigheden 10. Het vermogen historische bronnen te selecteren en te verzamelen met behulp van traditionele en moderne technieken, deze te analyseren en
• kennis van en inzicht in een van de andere hoofdonderdelen
• literatuur zoeken en selecteren • bronnen selecteren en gebruiken voor een eigen onderzoek
9
beoordelen op kwaliteit en betrouwbaarheid en deze te gebruiken bij het opzetten en uitvoeren van een onderzoek.
11. Het vermogen om relatief grote hoeveelheden informatie en materiaal te organiseren en te verwerken. 12. Het vermogen onderzoeksvaardigheden snel en efficiënt te extrapoleren naar en toe te passen in een ander kennisdomein dan wel ander vakgebied om een helder en goed opgebouwd antwoord te kunnen formuleren in woord en geschrift in correct Nederlands op vragen van derden die (een onderwerp) in dat kennisdomein dan wel vakgebied betreffen voor specialisten en niet-specialisten. AAV I. Elementaire onderzoeksvaardigheden, waaronder heuristische vaardigheden: a. vakwetenschappelijke literatuur verzamelen en selecteren met behulp van traditionele en digitale methoden en technieken b. deze analyseren en beoordelen op kwaliteit en betrouwbaarheid c. op basis hiervan een goed afgebakende probleemstelling formuleren d. onder begeleiding een onderzoek van beperkte omvang opzetten en uitvoeren met inachtneming van de voor het vakgebied relevante traditionele en digitale methoden en technieken e. op basis daarvan een beargumenteerde conclusie formuleren f. ook buiten zijn eigen vakgebied gebruik maken van zijn verworven onderzoeksvaardigheden AAV II Schriftelijke presentatievaardigheden
• een probleemstelling en deelvragen formuleren • gegevens uit vakliteratuur selecteren en ordenen • een onderzoek van beperkte omvang opzetten en uitvoeren • bronnen analyseren, in een historische context plaatsen en interpreteren • technieken voor de bestudering van primair bronnenmateriaal toepassen • reflecteren op de primaire bronnen waarop de literatuur is gebaseerd • inzicht in de relatie tussen de bruikbaarheid, materialiteit, ontstaans- en bewaargeschiedenis van primaire bronnen • een wetenschappelijk debat analyseren • het eigen onderzoek in het wetenschappelijk debat plaatsen • een beargumenteerde conclusie formuleren • relatief grote hoeveelheden informatie organiseren en verwerken • een probleemgestuurd werkstuk in nagenoeg foutloos Nederlands schrijven naar het format van Syllabus Themacolleges • onderzoeksvaardigheden toepassen op een ander kennisdomein • een probleemgestuurd referaat houden met gebruik van moderne presentatietechnieken
• literatuur zoeken en selecteren • een probleemstelling en deelvragen formuleren • een onderzoek van beperkte omvang opzetten en uitvoeren • een beargumenteerde conclusie formuleren • onderzoeksvaardigheden toepassen op een ander kennisdomein
•
10
een probleemgestuurd werkstuk in nagenoeg
a. onderzoeksresultaten helder en beargumenteerd uiteenzetten en b.. een antwoord formuleren op vragen betreffende (een onderwerp in) het vakgebied – in de vorm van een heldere en goed opgebouwde schriftelijke presentatie – overeenkomend met de criteria die het vakgebied daaraan stelt – met gebruikmaking van relevante illustratieof multimediale technieken – gericht op een specifieke doelgroep AAV III Mondelinge presentatievaardigheden a. onderzoeksresultaten helder en beargumenteerd uiteenzetten b. een antwoord formuleren op vragen betreffende (een onderwerp in) het vakgebied – in de vorm van een heldere en goed opgebouwde mondelinge presentatie – overeenkomend met de criteria die het vakgebied daaraan stelt – met gebruikmaking van moderne presentatietechnieken – gericht op een specifieke doelgroep c. actief deelnemen aan een vakinhoudelijke discussie AAV IV Samenwerkings- en leervaardigheden a. sociaal en communicatief optreden in samenwerkingssituaties b. op constructieve wijze aan medestudenten feedback geven en van medestudenten feedback ontvangen en gegronde kritiek verwerken tot een herziening van het eigen standpunt of de eigen argumentatie c. aanwijzingen en kritiek van begeleiders goed verwerken, en in nieuwe situaties met eerder gegeven aanwijzingen en kritiek rekening houden d. een realistische planning kunnen maken en zich houden aan overeengekomen planningen en prioritering. III. Academische attitude 13. Kritisch te reflecteren op kennis en inzichten neergelegd in vakwetenschappelijke literatuur. 14. Zich een oordeel te vormen op het vakgebied waarin alle relevante (sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en/of ethische) aspecten zijn meegewogen. 15. Inzicht tentoonspreiden in de maatschappelijke relevantie van het vak geschiedenis in het algemeen en van het gekozen hoofdonderdeel / de
foutloos Nederlands schrijven naar het format van Syllabus Themacolleges
• feedback geven en ontvangen • een probleemgestuurd referaat houden met gebruik van moderne presentatietechnieken
• aanwijzingen van de docent verwerken • een gezamenlijke opdracht succesvol uitvoeren • een realistische planning hanteren • feedback geven en ontvangen
• kritisch reflecteren op kennis en inzichten in de vakwetenschappelijke literatuur • kritisch reflecteren op kennis en inzichten in de vakwetenschappelijke literatuur • een beargumenteerde conclusie formuleren • inzicht in de maatschappelijke relevantie van het vak geschiedenis
11
subspecialisatie in het bijzonder.
12
Bijlage 5: Eindtermen gekoppeld aan de Colleges Dit schema laat zien in welke colleges de verschillende eindtermen worden getoetst. Eindterm Propedeuse
IHW
2
Kennis van en inzicht in het wereldwijde geschiedverloop K+I historische context van eigentijdse ontwikkelingen
3
K+I geschiedschrijving, geschiedwetenschap
X
4
K+I kernbegrippen, methodiek, methodologie geschiedwetenschap K+I grondslagen, wijsbegeerte geschiedwetenschap
X
X
9
Enige K+I begrippen en methoden relevante (hulp) wetenschappen Brede K+I historische ontwikkelingen van het hoofdonderdeel Brede K+I kernbegrippen, apparaat, methoden en technieken hoofdonderdeel K+I een van de andere hoofdonderdelen
10
Selectie en analyse bronnen
11
Omgang met grote hoeveelheden materiaal
1
5 6 7 8
TC1
BA II
TC2
VWC
HCProp
X
X
HGF
BA III
WF
BAKC
BAHC
BAHV
BAWC
BASEM
BAEWS
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X X
X X
X
X
X X
X
13
X
X
X X
X
X
X
X
Minor
12 13
Extrapolatie onderzoeksvaardigheden naar andere vakgebieden Kritische reflectie op vakliteratuur
X X
X
X
X
X
X
X
X
15
Oordeel op vakgebied op basis van maatschappelijke, wetenschappelijke en /of ethische aspecten Inzicht in maatschappelijke relevantie
AAW I
Elementaire onderzoeksvaardigheden
X
X
X
X
X
AAW II
Schriftelijke presentatievaardigheden
X
X
X
X
X
AAW III
Mondelinge presentatievaardigheden
X
X
X
X
X
X
AAW IV
Samenwerkings- en leervaardigheden
X
x
X
X
X
X
14
X
14
X
X
X
X
Bijlage 6: Leerdoelen gekoppeld aan leerlijnen enerzijds en collegetypen anderzijds X = wordt onderwezen en getoetst; O = wordt niet onderwezen, wel getoetst. Leerlijn Leerdoelen IHW TC1 TC2 VWC Schrijfvaardighed en Mondelinge presentatie Discussievaardigheden en samenwerking
Werken met bronnen
Methodologie
een probleemgestuurd werkstuk in nagenoeg foutloos Nederlands schrijven naar het format van Syllabus Themacolleges een probleemgestuurd referaat houden met gebruik van moderne presentatietechnieken feedback geven en ontvangen aanwijzingen van de docent verwerken een gezamenlijke opdracht succesvol uitvoeren een realistische planning hanteren bronnen selecteren en gebruiken voor een eigen onderzoek bronnen analyseren, in een historische context plaatsen en interpreteren reflecteren op de primaire bronnen waarop de literatuur is gebaseerd technieken voor de bestudering van primair bronnenmateriaal toepassen de relatie tussen de bruikbaarheid, materialiteit, ontstaans- en bewaargeschiedenis van primaire bronnen onderkennen literatuur zoeken en selecteren een probleemstelling en deelvragen formuleren
HC
Hist.
Wet fil
BAKC
BAHC
BAHV
BAWC
BASem
EWS
X
O
O
X
X
X
X
O
O
O
X X
X X
O
O O
O O
O
O X
O X
X
X
X
X
X X
X
O
X
X X
X
X X
X
X X
15
O O
O O
Min
een onderzoek van beperkte omvang opzetten en uitvoeren Analytische vaardigheden
Kennisverwerving
gegevens uit vakliteratuur selecteren en ordenen een wetenschappelijk debat analyseren relatief grote hoeveelheden informatie organiseren en verwerken het eigen onderzoek in het wetenschappelijk debat plaatsen een beargumenteerde conclusie formuleren onderzoeksvaardigheden toepassen op een ander kennisdomein Kritisch reflecteren op kennis en inzichten in de vakwetenschappelijke literatuur kennis van en inzicht in de historiografie en geschiedtheorie kennis van en inzicht in de grondslagen van de geschiedwetenschap kennis van en inzicht in wetenschapstheoretische problemen kennis van en inzicht in het wereldwijde geschiedverloop kennis van en inzicht in historische context en achtergronden van eigentijdse ontwikkelingen kennis van een hoofdonderdeel Kennis van en inzicht in een van de andere hoofdonderdelen kennis van en inzicht in kernbegrippen, onderzoeksmethoden en – technieken van een hoofdonderdeel
X
X
X
X
X
X
X
X
O
O
O
X
X
O
X X
X
X
X
X
X
X
O
X
X
X
O
O
O X
X
X
X
X
X
X
x
X X
X X
X
X
X X
X
16
X
X
X X
X X
X
O
X
X
O
kennis van en inzicht in begrippen en methoden van hulpvakken inzicht in de maatschappelijke relevantie van het vak geschiedenis
X X
X
17
Bijlage 7: Format Cursusbeschrijvingen e-gids voor het BA-werkcollege Titel vak voor de Nederlandstalige versie van de studiegids BA Werkcollege
Titel vak voor de Engelstalige versie van de studiegids vul hier de eventuele Engelse titel van het vak in
Academisch jaar: 2014-2015 Semester: 1
2
Vakinformatie:
Blok: 1
2
3
4
Keuzevak Contractonderwijs Exchange Study abroad
Code: vakcode EC: Niveau:
uSis studiegidsnummer
Studielast afgerond op hele studiepunten Niveauaanduiding volgens de abstracte structuur 100-600
Voertaal:
Taal waarin het college wordt aangeboden (graag uitschrijven)
Namen van de docenten (in de studiegids worden de namen inclusief titel(s) getoond zoals opgenomen in de personeelsadministratie)
Docent(en):
h3. Toegangseisen Eisen waaraan de student moet voldoen om deze cursus te kunnen volgen.
h3. Beschrijving Korte inleidende beschrijving van de cursus met de aanduiding van de leerstof of het onderwerp van de cursus en de leermiddelen die gebruikt worden.
18
h3. Leerdoelen
Onderstaande algemene leerdoelen zijn in dit college verplicht, maar docenten moeten hier ook hun collegespecifieke leerdoelen aan toevoegen en een keuze maken uit de leerdoelen per hoofdonderdeel. De student kan: • •
•
een gezamenlijke opdracht succesvol uitvoeren een onderzoek met een beperkte omvang opzetten en uitvoeren, daarbij o vakliteratuur zoeken, selecteren en ordenen o relatief grote hoeveelheden informatie organiseren en verwerken o een wetenschappelijk debat analyseren o het eigen onderzoek in het wetenschappelijk debat plaatsen een probleemgestuurd werkstuk schrijven en een referaat houden naar het format van syllabus Themacolleges, daarbij o een realistische planning hanteren o een probleemstelling en deelvragen formuleren o een beargumenteerde conclusie formuleren o feedback geven en ontvangen o aanwijzingen van de docent verwerken
De student heeft: •
kennis van een hoofdonderdeel, meer specifiek van{uit de volgende lijst aanvullen} - {bij het hoofdonderdeel Oude Geschiedenis} de Griekse-Romeinse oudheid, met nadruk op de periode 400 v.C. - 400 n.C; sociaal-economische structuren; de antieke stad; mentaliteitsgeschiedenis; antieke religie; cultuurcontact; - {bij het hoofdonderdeel Middeleeuwse Geschiedenis} de Middeleeuwse grondslagen van de Europese geschiedenis; in het bijzonder voor etniciteit, staatsvorming, internationale handel en scheepvaart en contacten met de buiten-Europese wereld; - {bij het hoofdonderdeel Algemene Geschiedenis} de plaatsing van de Europese geschiedenis van na 1500 in een mondiaal perspectief; in het bijzonder de ontwikkeling en rol van politieke instituties; - {bij het hoofdonderdeel Economische Geschiedenis} de mondiale interactie van handelsnetwerken in de vroegmoderne tijd, de negentiende-eeuwse industrialisatie van Nederland in wereldhistorisch perspectief, en de political economy van de globaliserende economie in de twintigste eeuw; - {bij het hoofdonderdeel Sociale Geschiedenis} de verschillen naar klasse, gender, etniciteit en religie; verplaatsing van mensen, goederen en ideeën; verbanden tussen mensen (individueel en collectief), bedrijven, staten en (internationale) organisaties (inclusief kerken) vanaf 1600. Inzicht daarin wordt gebruikt om hedendaagse gebeurtenissen en ontwikkelingen te verklaren; - {bij het hoofdonderdeel Vaderlandse Geschiedenis} staatsvorming, identiteit, en politieke cultuur van Nederland vanaf de zestiende eeuw; - {bij de subspecialisatie Amerikaanse Geschiedenis} Amerikaans exceptionalisme; de
19
VS als multiculturele samenleving en de uitwerking daarvan in de historiografie; de intellectuele wisselwerking tussen de VS en Europa; - {bij de subspecialisatie Geschiedenis van de Europese Expansie en globalisering} het ontstaan van wereldomvattende netwerken die een steeds intensievere circulatie van mensen, dieren, gewassen, goederen en ideeën bewerkstelligen, en de centrale rol van de Europese expansie daarin vanaf circa 1500; - {bij de subspecialisatie Minderheden- en migratiegeschiedenis} minderheidsvorming (en de factoren die daar invloed op hebben) en migraties (en de factoren die omvang en richting daarvan bepalen); - {bij de subspecialisatie Maritieme Geschiedenis} de ontwikkeling van de Nederlandse e scheepvaart en overzeese handel vanaf de 16 eeuw; de relatie van de mens tot de oceanen, zeeën en rivieren in multidisciplinair perspectief. • •
Kennis van en inzicht in de kernbegrippen, de onderzoeksmethoden en –technieken van een hoofdonderdeel Kennis van en inzicht in de historiografie en de geschiedtheorie
h3. Rooster Dag en tijd waarop de cursus wordt aangeboden of een link naar het rooster op de opleidingswebsite. De link naar de roosterpagina kan door de onderwijsadministratie gevuld worden.
h3. Onderwijsvorm Keuze uit:
* Werkcollege * Zelfstandige literatuurstudie
h3. Studielast Een korte berekening van de studielast, uitgesplitst naar: - totale studielast voor de cursus (aantal EC x 28 uur), voor een cursus van 5 ects is dit 140 uur, voor 10 EC 280.
20
- uren die aan het volgen van college worden besteed (bijv. 2 uur p.w. x 14 weken = 28 uur) - tijd voor het bestuderen van de verplichte literatuur (als richtlijn kan gelden ca. 7 pagina’s per uur met afwijkingen naar boven en beneden afhankelijk van de te bestuderen stof) (indien van toepassing) tijd voor het maken van opdrachten, al dan niet ter voorbereiding op het college - (indien van toepassing) tijd voor het schrijven van een werkstuk (inclusief inlezen / onderzoek)
h3. Toetsing De wijze waarop de cursus getoetst wordt. Mogelijkheden (NB indien voor een combinatie van toetsvormen wordt gekozen dient gespecificeerd te worden welke weging gehanteerd wordt in de totstandkoming van het eindcijfer en moet per toetsvorm duidelijk worden gemaakt welke leerdoelen er mee worden afgedekt): Via: • werkstuk • opdrachten • referaat • participatie
Wat betreft de weging het volgende: 1. 2.
het eindcijfer voor de cursus komt tot stand door de bepaling van het gewogen gemiddelde op basis van deelcijfers; het eindcijfer voor de cursus komt tot stand door (i) bepaling van het gewogen gemiddelde op basis van deelcijfers in combinatie met (ii) aanvullende eisen. Deze aanvullende eisen betreffen in de regel dat een of meer van de deeltoetsen altijd voldoende moeten zijn.
Beschrijf tevens hoe de herkansing is ingericht. Het is mogelijk, maar niet verplicht, om de herkansing uit dezelfde deeltoetsen te laten bestaan als de eerste kans. Het alternatief is om voor de herkansing deeltoetsen te bundelen. NB: de mogelijkheid die het lopende collegejaar werd geboden om in geval van deeltoetsen in het geheel geen herkansing aan te bieden is in de OER 2014-2015 vervallen.
h3. Blackboard
21
Wordt er in de cursus gebruik gemaakt van Blackboard? Zo ja welke rol speelt het dan bij het college? Wordt deze gebruikt voor het ter beschikking stellen van studiemateriaal, proeftentamens, samenvattingen, voor discussiefora, het stellen van tussentijds
h3. Literatuur De titels (liefst als een lijst met punten) van bij de cursus te gebruiken handboeken en/of syllabi; waar deze aangeschaft kunnen worden en in hoeverre deze literatuur vooraf bestudeerd moet worden.
h3. Aanmelden De manier waarop de (verschillende groepen) studenten zich moeten aanmelden. Dit onderdeel wordt door de onderwijsadministratie ingevuld.
h3. Aanmelden Studeren à la carte en Contractonderwijs Aanmelden voor Studeren à la carte via: www.hum.leidenuniv.nl/onderwijs/alacarte Aanmelden voor Contractonderwijs via: http://www.hum.leidenuniv.nl/onderwijs/contractonderwijs/
h3. Contact Namen en adressen waar studenten terecht kunnen voor meer informatie.
h3. Opmerkingen Overige informatie die hierboven niet gevraagd is maar u wel graag kwijt wilt.
22
Bijlage 8a: Collegeschema Bachelor Hoorcollege/Werkcollege/Seminar Opleiding Geschiedenis Universiteit Leiden – Faculteit der Geesteswetenschappen Type College Titel College Afstudeerrichting Jaar en Semester Docent Tijdstip Collegezaal 1. Collegebeschrijving:
Toetsingselementen:
○ Werkstuk …..% ○ Presentatie …..% ○ Tentamen …..% ○ Participatie …..%
Voorgeschreven Literatuur:
Collegeschema:
○ Te lezen teksten ○ Opdrachten ○ …..
Vakspecifieke Leerdoelen (zie docentenhandleiding) met toetsingsvorm:
○ ○ ○
College-specifieke toetsingsvorm:
○ ○ ○
Leerdoelen
Deadlines:
met
○ Vraagstelling werkstuk ○ Onderzoeksopzet e ○ Werkstuk 1 versie ○ Werkstuk definitief
Contactinformatie Docent:
23
Bijlage 8b: Voorbeeld Collegeschema Collegeschema Bachelor Hoorcollege/Werkcollege/Seminar Opleiding Geschiedenis Universiteit Leiden – Faculteit der Geesteswetenschappen Type College Titel College Afstudeerrichting Jaar en Semester Docent Tijdstip Collegezaal
BA WC De kunst van het vergelijken of: hoe uitzonderlijk was de Republiek der Verenigde Nederlanden? VG 2014-15, Sem I Judith Pollmann
Collegebeschrijving. De Republiek was in veel opzichten een uitzondering in vroegmodern Europa. De meeste Europeanen leefden immers in vorstendommen waar koning en adel de dienst uitmaakten, slechts één religie was toegestaan, de meeste mensen leefden van de landbouw en op het platteland woonden, en waar slechts een kleine minderheid kon lezen. De Republiek daarentegen was een unie van souvereine gewesten, waarin vooral de stedelijke burgerlijke elites het voor het zeggen hadden; de samenleving was religieus veelkleurig, commercieel, verstedelijkt en geletterd. Zelfs de vrouwen waren er vrijer en de kinderen brutaler, zo wisten sommige tijdgenoten zeker. Maar wat betekende dit alles nu voor de politieke cultuur? Betekende het, bijvoorbeeld, dat bestuurders hun macht meer begrensd zagen dan elders het geval was? In dit college onderzoeken we eerst op basis van literatuurstudie in hoeverre historici een oorzakelijk verband hebben gezien tussen de afwijkende manier waarop de Nederlanden werden bestuurd, en de andere karakteristieken van de Nederlandse samenleving. We gaan onze inzichten over Nederland vervolgens toetsen door ze te vergelijken met die over andere gebieden in Europa; hoe uitzonderlijk waren de Nederlandse politieke stelsel, de discussiecultuur, het burgerlijke actierepertoires, de politieke cultuur en religieuze veelvormigheid? In dit college gaan we, aan de hand van de casus van de Republiek, dus ook nadenken over de kunst van het vergelijken. Hoe maken we als historici een goede vergelijking? Welke vergelijkingen zijn zinnig, en welke onzinnig? Om die kunst in praktijk te brengen doe je een eigen literatuuronderzoek en schrijf je een werkstuk waarin je zelf vergelijkend literatuuronderzoek doet naar een aspect van de politieke cultuur in de Republiek en die in een ander Europees buitenland. Aan het einde van het semester maken we samen de balans op. In dit college verdiep je in de eerste plaats de inzichten die je hebt opgedaan in het profielcollege Grenzen van de Macht, en je kennis van de vroegmoderne Nederlandse en Europese geschiedenis. Ten tweede ga je je bekwamen in een complexe historische methode, die van het vergelijken. Tenslotte vergroot je niet alleen je vaardigheden in het zoeken van literatuur, maar leer je die ook historiografisch te plaatsen. Je kunt zo een beredeneerde ‘bibliografie’ maken, die de basis wordt voor een selectie van de literatuur die voor jouw onderzoek relevant kan zijn, en die je uiteindelijk ook in staat stelt om jouw eigen bevindingen historiografisch te plaatsen. Dit zijn vaardigheden die je bijvoorbeeld weer nodig zult hebben in je Eindwerkstuk.
Toetsingselementen:
○ Werkstuk 65% ○ Presentaties 15..% ○ Participatie en opdrachten 20.%
Voorgeschreven Literatuur:
Losse artikelen, online via de UBU of op Blackboard. Zie onder
24
Collegeschema:
○ Te lezen teksten ○ Opdrachten 1 (12 september) Inleiding Opdracht voor college 1: Lees de onderstaande teksten, print ze en neem ze mee. Stel jezelf om goed voorbereid te zijn op de discussie de volgende vragen tijdens het lezen. - Waarom vinden Davids en Lucassen Nederland uitzonderlijk? - Hoe verklaren ze die uitzonderlijkheid? - Wat is volgens deze twee teksten de zin van het vergelijken? - Wat denk je na het lezen dat er moeilijk zou kunnen zijn aan het maken van een goede historische vergelijking? - Karel Davids, Jan Lucassen en Jan Luiten van Zanden, De Nederlandse geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijk patroon (Amsterdam: IISG, 1988), pp. 525. http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/10791/nederland-als-afwijking.pdf - Jeroen Duindam, Vergelijking als maatstaf: heerschappij in de vroegmoderne wereld (Leiden, 2011), pp. 3-17. http://media.leidenuniv.nl/legacy/oratieduindam.pdf 2 (19 september) Hoe uitzonderlijk was de Republiek der Verenigde Nederlanden Opdracht voor college 2: Lees de onderstaande artikelen en bedenk wat je vindt van wat de auteur te berde brengt. Maak ook een lijst van de punten waarop de politieke cultuur van de Republiek zinnig met die van andere vroegmoderne staten vergeleken zou kunnen worden en waarom dat interessant zou kunnen zijn. Stuur deze lijst uiterlijk maandag 17 september 23.59 uur per email naar de docent - Karel Davids en Jan Lucassen, ‘Inleiding’, Een wonder weerspiegeld: de Nederlandse Republiek in Europees Perspectief (Amsterdam: Aksant, 2005), pp. 123. http://blackboard.leidenuniv.nl/ - Guido de Bruin, Het politiek bestel van de Republiek: een anomalie in het vroegmodern Europa? Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 114-1 (1999), pp. 16-38. http://www.bmgn-lchr.nl/index.php/bmgn/article/view/4875/4929 3 (26 september) Vergelijkende geschiedschrijving: de theorie Opdracht voor college 3: Gebruik deze drie teksten om na te gaan hoe je een historische vergelijking zou kunnen maken en waar je rekening mee moet houden. - Marc Bloch, ‘A Contribution Towards Comparative History of European Societies’, Land and Work in Mediaeval Europe: Selected Papers by Marc Bloch (London: Routledge and Kegan Paul, 1967), pp. 44-81. http://blackboard.leidenuniv.nl/ - Thomas Welskopp, ‘Comparative History’, European History Online (03-12-2010). http://www.ieg-ego.eu/en/threads/theories-and-methods/comparative-
25
history/thomas-welskopp-comparativehistory/?searchterm=comparative%20history&set_language=en - Stefan Berger, ‘Comparative History’, in Stefan Berger, Heiko Feldner en Kevin Passmore, eds., Writing History: Theory & Practice (London, 2003), pp. 161-179. http://blackboard.leidenuniv.nl/ Let op: 3 okt geen college 4 (10 oktober) Vergelijkende geschiedschrijving: de praktijk Opdracht voor college 4: De studenten worden verdeeld in groepjes. Iedereen leest het artikel van Elliott, ‘A Europe of Composite Monarchies’. Vervolgens lees je het artikel dat aan je groepje is toegewezen. Vat kort het argument van de auteur(s) van dit artikel samen en leg uit wat de toegevoegde waarde is van de vergelijking. - Olaf Mörke, ‘De politieke wortels van Duitsland en de Republiek: dezelfde wortels, een andere uitkomst’ in: Karel Davids en Jan Lucassen, eds., Een wonder weerspiegeld. De Nederlandse Republiek in Europees perspectief (Amsterdam: Aksant, 2005), pp. 125-158. http://blackboard.leidenuniv.nl/ - Benjamin Kaplan en Judith Pollmann, ‘Conclusion: Catholic communities in Protestant States. Britain and the Netherlands c. 1570-1720’ in Benjamin Kaplan, Bob Moore, Henk van Nierop and Judith Pollmann, eds., Catholic communities in Protestant States. Britain and the Netherlands c. 1570-1720 (Manchester: Manchester University Press, 2009), pp. 249-264. http://blackboard.leidenuniv.nl/ - J.H. Elliott, ‘Failure and Success’ in: J.H. Elliott, Richelieu and Olivares (Cambridge: Cambridge University Press, 1984), pp. 143-173. http://blackboard.leidenuniv.nl/ - J.H. Elliott, ‘A Europe of Composite Monarchies’, Past and Present 137-1 (1992), pp. 48-71. http://past.oxfordjournals.org/content/137/1/48.full.pdf+html 5 (17 oktober) Een vergelijking uitvoeren: literatuur zoeken en selecteren Opdracht voor college 5: Kies uit de lijst een aspect van de politieke cultuur van de Republiek die je zou willen vergelijken met een plaats elders in Europa. Ga via Picarta, Historical abstracts, de UB catalogus en de sneeuwbalmethode op zoek naar tenminste 15 titels die je daarvoor zou kunnen gebruiken, bekijk die, en geef een indicatie van hun bruikbaarheid. Lever je lijst per mail in bij de docent op 15 oktober. 24 oktober geen college 6 (31 oktober) Je vergelijking opzetten: Opdracht voor college 6: Lever een beredeneerd voorstel in van de vergelijking die je wilt gaan doen in je werkstuk (deadline maandag 29 oktober). Stuur je beredeneerde voorstel ook naar een vooraf te bepalen medestudent, die het zal becommentariëren. Lees en becommentarieer het voorstel van de aan jou toebedeelde medestudent. Lees alle opdrachten van je medestudenten.
26
7) 7 November Actuele historische vergelijking tussen heden en verleden Opdracht voor college 7: Zoek een actuele vergelijking tussen heden en verleden. Dit hoeft niet een vergelijking te zijn met de zeventiende eeuw; latere periodes zijn ook goed. Zoek in kranten, opiniestukken, etc. Schrijf een half A4’tje over de vergelijking die je gevonden hebt. Leg hierin uit waar je de vergelijking gevonden hebt en of het een goede vergelijking is (en waarom). Lever de opdracht op 5 november uiterlijk om 23.59 uur in.
Vakspecifieke Leerdoelen (zie docentenhandleiding) met toetsingsvorm:
8 (14 november) referaten 9 (21 november) referaten 10 (28 november) referaten 11 (5 december) referaten 12 (12 december)referaten Afsluiting van het college We toetsen via opdrachten of je -een gezamenlijke opdracht succesvol kunt uitvoeren -met enige begeleiding literatuur kunt zoeken -een beredeneerde bibliografie kunt samenstellen We toetsen via het werkstuk en referaat of je een probleemgestuurd werkstuk kunt schrijven en een referaat kunt houden daarin een wetenschappelijk debat kunt analyseren aan de hand van zelf geïdentificeerde literatuur kunt reflecteren op de primaire bronnen waarop de literatuur is gebaseerd het eigen onderzoek in het wetenschappelijk debat kunt plaatsen
College-specifieke toetsingsvorm:
Leerdoelen
Deadlines:
Contactinformatie Docent:
met
We toetsen via het werkstuk, het referaat, en je participatie in de colleges of je 0 inzicht hebt verworven in de discussie over de uitzonderlijkheid van de Republiek in de vroegmoderne tijd 0 In staat bent om een aspect van de politieke cultuur van de Republiek te vergelijken met de situatie elders in Europe 0 inzicht hebt in de discussie over de zin en onzin van vergelijken in de geschiedwetenschap. Alle opdrachten worden per email ingeleverd om uiterlijk 18.00 uur. Opdracht voor college 2 17 september Opdracht voor college 5 15 oktober Opdracht voor college 6 29 oktober Opdracht voor college 7 5 November Werkstuk definitief 17 december per email en hard copy 2x: in postvakjes docenten)
[email protected]
27
Bijlage 9: Beoordelingsformulier Bachelor Werkcollege (BA-WC) Universiteit Leiden – Opleiding Geschiedenis Instructies voor de invulling van het formulier - het ingevulde formulier moeten worden ingeleverd bij het secretariaat. - cijfers worden niet ingevoerd in USIS indien formulieren ontbreken. - de student krijgt een ingevulde versie van het formulier - op het formulier moet ook het veld toelichting worden ingevuld - de vakspecifieke leerdoelen of college-specifieke leerdoelen kunnen door de docent worden toegevoegd aan het laatste vak. - docenten moeten zelf wegingsfactoren toekennen aan onderdelen. Die wegingsfactoren moeten gelijk zijn aan de wegingsfactoren zoals die zijn aangeleverd bij de vakomschrijvingen in de e-gids. Wegingsfactoren moeten zo zijn gekozen dat er alleen een voldoende kan worden gehaald wanneer het werkstuk voldoende is. - er mag als wegingsfactor 0 worden ingevuld
BA werkcollege Datum
naam docent handtekening docent
Naam student
Studentnummer
eindcijfer
Pr: presentatie voor de collega-studenten (structuur, inhoud, vorm)
weging:
Toelichting:
Oordeel
Pa: participatie (aanwezigheid, deelname aan discussie, geven kritiek, samenwerking)
weging:
Toelichting:
Oordeel
Opd: opdracht (planning, omgaan met kritiek, samenwerking, bibliografie)
weging:
Toelichting:
Oordeel
28
Sw: schriftelijk werkstuk (technische aspecten; basisvaardigheden, kennis onderwerp, conceptueel inzicht, vraagstelling, bronkritiek, opbouw, annotatie)
weging:
Toelichting:
Oordeel
Sw: schriftelijk werkstuk (inhoudelijke aspecten, probleemgestuurde analyse bronnen, analyse literatuur, eigen onderzoek in relatie tot wetenschappelijk debat)
weging:
Dit deel kan door de docent worden aangevuld met vakspecifieke en college-specifieke doelen Toelichting:
29
Oordeel
Bijlage 10: Beoordelingsformulier Bachelor Seminar (BA-Sem) Universiteit Leiden – Opleiding Geschiedenis Instructies voor de invulling van het formulier - het ingevulde formulier moeten worden ingeleverd bij het secretariaat. - cijfers worden niet ingevoerd in USIS indien formulieren ontbreken. - de student krijgt een ingevulde versie van het formulier - op het formulier moet ook het veld toelichting worden ingevuld - de vakspecifieke leerdoelen of college-specifieke leerdoelen kunnen door de docent worden toegevoegd aan het laatste vak. - docenten moeten zelf wegingsfactoren toekennen aan onderdelen. Die wegingsfactoren moeten gelijk zijn aan de wegingsfactoren zoals die zijn aangeleverd bij de vakomschrijvingen in de e-gids. Wegingsfactoren moeten zo worden gekozen dat alleen voldoende kan worden behaald indien het werkstuk voldoende is. - er mag als wegingsfactor 0 worden ingevuld
BA werkcollege Datum
naam docent handtekening docent
Naam student
Studentnummer
eindcijfer
Pr: presentatie voor de collega-studenten (structuur, inhoud, vorm)
weging:
Toelichting:
Oordeel
Pa: participatie (aanwezigheid, deelname aan discussie, geven kritiek, samenwerking)
weging:
Toelichting:
Oordeel
Opd: opdracht (planning, omgaan met kritiek, zelfstandig literatuur zoeken)
weging:
Toelichting:
Oordeel
30
Sw: schriftelijk werkstuk (technische aspecten; basisvaardigheden, grondige kennis van
weging:
onderwerp, conceptueel inzicht, vraagstelling, bronnenkritiek, opbouw, annotatie, spelling en stijl) Toelichting:
Oordeel
Sw: schriftelijk werkstuk (inhoudelijke aspecten, probleemgestuurde analyse bronnen, analyse
weging:
literatuur, eigen onderzoek geplaatst in wetenschappelijk debat) Dit deel kan door de docent worden aangevuld met vakspecifieke en college-specifieke doelen
Oordeel
Toelichting:
31
Bijlage 11: Studieplan
(30 EC)
Sem. 5 (30 EC)
Hoorcollege
(EWS / 15 EC / 400) Richting:
Richting: Titel:
Richting: Titel:
(HC / 5 EC / 300)
Kerncollege: Global Connections Sem. 4 (30 EC)
Sem. 3 (30 EC)
(HC / 5 EC / 300)
Keuzeruimte / Minor* (15 EC / 100-300)
Seminar
Keuzeruimte / Minor*
(SEM / 10 ECTS / 400)
(15 EC / 100-300)
Werkcollege: Global Connections
Historiografie en geschiedfilosofie
Hulpvak
Hoorcollege
Richting: Titel:
Verplicht college
Richting: Titel:
Hulpvak
Richting: Titel:
Richting: Titel:
Richting: Titel:
Verplicht college
(WC / 10 EC / 300)
Kerncollege: De grenzen van de macht
Werkcollege: De grenzen van de macht
Wetenschapsfilosofie
Richting: Titel:
Verplicht college
(HC / 5 EC / 300)
Verplicht college
(WC / 10 EC / 300)
(HC / 5 EC / 300)
(KC / 5 EC / 200)
32
(HV / 5 EC / 300)
(HV / 5 EC / 300)
(HC / 5 EC / 300)
Hoorcollege
(HC / 5 EC / 300)
Ingevuld? Kijk alles goed na en leg het formulier dan in het postvakje van de studentbegeleider.
Eindwerkstuk
Sem. 6
Studieplan (cohort 2013) – BA Geschiedenis
Persoonlijke gegevens (zelf invullen):
Naam:
Studentnr.:
Werkgroepnr.:
Mobiel nr.:
Email:
Behoefte aan gesprek:
Sem. 3
(alleen op dinsdag 14 00 17 00) (In te vullen door examencommissie en
Sem. 3
Opmerking studiecoörd.:
Sem. 4
Paraaf examcie:
Sem. 4
Opmerking studiecoörd.:
Sem. 5
Paraaf examcie:
Sem. 5
Sem. 6
Opmerking studiecoörd.:
Sem. 6
Opmerking studiecoörd.:
Paraaf examcie:
Paraaf examcie:
Vervolgfase
Propedeuse Sem. 2 (30 EC)
Sem. 1 (30 EC)
Middeleeuwse Geschiedenis
Algemene Geschiedenis van de Contemporaine Tijd
Oude Geschiedenis
Algemene Geschiedenis van de Nieuwe Tijd
(MG / 5 EC /100) (OG / 5 EC / 100)
(AGC / 5 EC / 100)
Economische en Sociale Geschiedenis
(AGN / 5 EC / 100)
(ESG / 5 EC / 100) Vaderlandse Geschiedenis
Vaardigheden
Werkcollege MG, AGC en ESG (VW II / 5 EC / 100) Vaardigheden
(VG / 5 EC / 100)
Werkcollege OG, AGN en VG (VW I / 5 EC / 100)
Themacollege II (TC II / 10 EC / 100) Themacollege I (TC I / 5 EC / 100)
Inleiding in de Historische Wetenschap (KC IHW / 5 EC / 100)
! Afstudeervereisten: minimaal één hoorcollege; één werkcollege, één hulpvak, het seminar en het eindwerkstuk moeten in de gekozen afstudeerrichting gevolgd zijn (z.o.z.). * Indien er geen volledige minor wordt gevolgd, is er voor de invulling van de keuzeruimte toestemming nodig van de examencommissie.
Afstudeertraject In de gekozen afstudeerrichting verplicht te volgen vakken: Semester 3 & 4
Semester 5:
Semester 6:
Eén hoorcollege*
Seminar
Eindwerkstuk
Eén werkcollege Eén Hulpvak
* Het hoorcollege in de gekozen afstudeerrichting kan je ook volgen in semester 5.
33
Bijlage 12: Begeleidingsprotocol BA Eindwerkstuk.
Uitgangspunten: -studenten moeten zich aan een goed gedefinieerd tijdpad houden. -een deel van de begeleiding (over algemene kwesties en principes) ligt bij het scriptieseminar; inhoudelijke begeleiding blijft bij de docenten. -we definiëren een minimum en maximum aan docentbegeleiding , zodat er een ‘level playing field’ is tussen de studenten, en het in moeilijke gevallen helderder is waar de begeleiding moet stoppen. -het oordeel over marginale voldoendes wordt overgeheveld naar een derde lezer -er komt een duidelijk herkansingstraject. - zelfstandig kritiek verwerken is één van de leerdoelen van het EWS. Een docent becommentarieert daarom in de regel niet meer dan één versie van de tekst. Als hij/zij van mening is dat een hoofdstuk dusdanig slecht is dat het niet zelfstandig kan worden verbeterd, kan hij/zij de student eenmaal een tweede versie van een hoofdstuk laten inleveren en die opnieuw becommentariëren. Daar moet het bij blijven.
Opzet: Het BA werkstuk is een zelfstandig te schrijven werkstuk op basis van een probleemgestuurd primair bronnenonderzoek. De docent helpt bij de identificatie en voorselectie van het mogelijke bronnenmateriaal, en geeft in elk geval enkele aanwijzingen over literatuur om de student op weg te helpen. Docent en student hebben zeven gesprekken van minimaal ca. 3,5 uur in totaal. De scriptiebegeleiding loopt in de eerste negen weken parallel aan een scriptieseminar van 15-18 studenten dat is bedoeld om de studenten gezamenlijk te laten brainstormen over de stappen die ze moeten zetten, en te begeleiden in algemene kwesties en vaardigheden die nodig zijn bij het schrijven van een Eindwerkstuk. Scriptieseminars komen in negen weken zes keer bijeen en duren 2 uur. Om te zorgen dat studenten snel kunnen instappen kunnen ze vier keer per jaar worden gevolgd, steeds te beginnen aan de start van een nieuw blok. Studenten die aan het scriptieseminar beginnen committeren zich in overleg met hun afstudeerdocent meteen ook aan een tijdpad voor het voltooien van hun scriptie. Het principe is daarbij dat het opzetten, schrijven en beoordelen van het EWS in 20 weken is afgerond. Wie pas in blok 4 begint zal dat niet kunnen realiseren, maar maakt wel heldere afspraken met de docent over het te volgen tijdpad. Studenten die hun scriptie schrijven in het kader van een BA Seminar worden vrijgesteld van deelname aan het scriptieseminar, maar blijven aan het tijdpad gecommitteerd.
34
Tijdpad: Week 1 Scriptieseminar I: Hoe schrijf ik een Eindwerkstuk? Wat is een EWS, hoe werkt de begeleiding, wat zijn de beoordelingscriteria; wat kun je ambiëren en wat niet? De student krijgt hier een exemplaar van het beoordelingsformulier; docenten bespreken een voorbeeld van een goed EWS. Week 2 Gesprek 1: Student meldt zich bij docent met verzoek tot scriptiebegeleiding (per mail of mondeling). Deze docent bespreekt mogelijke vraagstellingen en beschikbaar bronnenmateriaal en geeft student aanwijzingen voor verkenning van het onderwerp (1/2 uur). Docent en student leggen een tijdpad vast. De student dient na het eerste gesprek een afstudeerplan in. Studiecoördinaat stuurt dat naar Examencommissie, die begeleider goedkeurt en een tweede lezer aanwijst; tweede lezers komen niet uit de eigen sectie maar hebben wel enige affiniteit met periode of regio of thematiek. De Examencommissie stuurt daarvan bericht aan studiecoördinaat, betrokken docenten en student. Week 3 Scriptieseminar II: Wat weten we al, en wat nog niet? Literatuuronderzoek, theoretische inkadering en historiografie Week 4 Scriptieseminar III: Onderzoeksmethodes. Wat kan ik met welk type bronnen, en wat niet? Gesprek 2: Bespreking, ideeën over mogelijke vraagstellingen, eerste bevindingen over het potentieel van de bronnen, en een eerste literatuurlijst met docent (1/2 uur) Week 5 Scriptieseminar IV: Een zinnige vraagstelling maken en inkaderen. Week 7 Gesprek 3: Bespreking definitieve vraagstelling, voorlopige inleiding en plan van aanpak (1/2 uur) Scriptieseminar V: Van bron tot tekst: het structureren van je bevindingen. Week 9 Scriptieseminar VI: Van interpunctie tot appendix. De verzorging van een Eindwerkstuk Gesprek 4: Bespreking inleiding en hoofdstuk 1 (1/2 uur uur) Week 10-13 Gesprek 5: Bespreking overige hoofdstukken (1/2 uur) Week 14-16 Gesprek 6: Bespreking conclusie (1/2 uur) Week 18 Student levert scriptie in bij eerste en tweede lezer. 35
Week 20 Docent en tweede lezer bepalen een cijfer, vullen een beoordelingsformulier en leveren dat in bij de onderwijsadministratie. Zonder ondertekend formulier kan het cijfer niet worden ingevoerd. Voor onvoldoende werkstukken maken de lezers een lijst verbeterpunten, die samen met het formulier aan de studenten worden gestuurd door lezer 1, na ruggenspraak met lezer 2 (en 3 waar dat relevant is). Als docent en tweede lezer op hun beoordelingsformulier aangeven dat zij de scriptie een 6-6,5 waard vinden, vragen ze de Examencommissie om een derde lezer aan te wijzen. Zodra ze diens naam hebben sturen ze deze het werkstuk en hun beoordelingsformulier. De derde lezer legt de scriptie nogmaals naast de zg. ‘knock out’ criteria. Als deze de scriptie onvoldoende vindt, moet de student herkansen. De onderwijsadministratie registreert geen cijfer van 6 of 6,5 zonder handtekening van een derde lezer. Gesprek 7: Beoordelingsgesprek (1/2 uur).
Algemeen: Studenten die in blok 2 of 4 beginnen moeten er rekening mee houden dat zij pas in het semester daarna kunnen afstuderen. Studenten die in blok 4 beginnen, volgen wel het hele scriptieseminar in dat semester, maar de docent heeft de mogelijkheid om de gesprekken 5 tot en met 7 pas na het zomerreces te voeren. Studenten leveren hun teksten steeds ruim tevoren en schriftelijk in. Er is aanwezigheidsplicht bij de scriptieseminars. Docenten maken bij iedere bijeenkomst meteen een vervolgafspraak, en studenten zijn in principe gehouden aan de deadlines die daarmee worden gecreëerd.
Herkansen: Als docent en tweede lezer het werkstuk onvoldoende vinden, of de derde lezer bepaalt dat het dat is, krijgt de studenten eerst gelegenheid om met instructies van de twee lezers zelfstandig te herkansen. Wie het bij de deze poging niet lukt of het niet zelf kan, mag zich in het daaropvolgende semester inschrijven voor een separaat herkansingsklasje, en krijgt daarin in het volgende semester 6 weken begeleiding. (Opnieuw) herkanste werkstukken kunnen dan tot 1 december, respectievelijk 1 juni worden ingeleverd bij de docent van de herkansingsklas, die het werkstuk samen met de oorspronkelijke eerste lezer opnieuw beoordeelt. Wie niet meedoet aan het herkansingsklasje heeft dat jaar geen recht op andere vormen van extra begeleiding. Wie na het volgen van het herkansingsklasje weer zakt, kan zich het daarop volgende academisch jaar opnieuw inschrijven voor het scriptieseminar en onder begeleiding met een nieuw onderwerp en onderzoek beginnen.
Aantallen en bemensing
36
Het scriptieseminar wordt alleen aangeboden aan mensen die nog met hun scriptie moeten beginnen, maar studenten die na 1 april 2014 zakken kunnen wel deel nemen aan het herkansingsklasje (inschrijving via USIS) Het ‘herkansingsklasje’ begint ieder semester en wordt geleid door een ervaren docent. Deze krijgt de beschikking over het onvoldoende werkstuk, de beoordelingsformulieren en de verbeterpunten. Als hij/zij die niet afdoende bruikbaar vindt voor de student gaat hij terug naar de eerste lezer voor verheldering. De derde lezers (Dassen en Van der Heijden; vanaf 1 september ook Tacoma) zijn in elk geval beschikbaar voor het lezen van twijfelgevallen in de weken 21 en 22 na het begin van het semester. Wie na 1 juli of 1 december inlevert en in de loop van het reces een 6 of 6,5 krijgt van zijn docent en de tweede lezer zal moeten wachten op beschikbaarheid van een derde lezer voordat hij/zij een cijfer krijgt.
37
Bijlage 13: Beoordelingsformulier bachelor-Eindwerkstuk Universiteit Leiden – Faculteit der Geesteswetenschappen Opleiding Datum Naam student Titel Eindwerkstuk Eerste beoordelaar
Afstudeerrichting EC Studentnummer Tweede beoordelaar
1. Is het Eindwerkstuk gecontroleerd op plagiaat? ○ Ja (op welke wijze en zo ja, wat zijn uw bevindingen)
○ Nee
2. BA-Eindwerkstukken in het repositorium zijn in beginsel vertrouwelijk tenzij student èn docent goede redenen zien om het werkstuk toch openbaar te laten zijn. Dan dit hierna aangeven. o Dit Eindwerkstuk mag via het repositorium direct openbaar gemaakt worden. o Dit werkstuk mag pas vanaf __-__-20__ via het repositorium openbaar gemaakt worden.
Criteria (zie de achterkant van dit formulier voor de subcriteria)
Oordeel
Kennis en inzicht (inhoud, relatie tot vakgebied)
Facultatief: weging: … %
Toelichting:
○ zeer goed ○ goed ○ voldoende ○ onvoldoende
Toepassen kennis en inzicht (methodologie)
Facultatief: weging: … %
Toelichting:
○ zeer goed ○ goed ○ voldoende ○ onvoldoende
Oordeelsvorming (interpretatie, argumentatie, conclusie)
Facultatief: weging: … %
Toelichting:
○ zeer goed ○ goed ○ voldoende ○ onvoldoende
Communicatie (schrijfvaardigheid, structuur)
Facultatief: weging: … %
Toelichting:
○ zeer goed ○ goed ○ voldoende ○ onvoldoende
Leervaardigheden (proces)
Facultatief: weging: … %
Toelichting:
○ zeer goed ○ goed ○ voldoende ○ onvoldoende
Formele vereisten Ca. 35 pagina’s, max. 15.000 woorden (incl. voetnoten, excl. literatuurlijst) Toelichting:
Opleidingsspecifieke criteria Geschiedenis 1. Helder geformuleerde historische vraagstelling
38
2. Inbedding in historiografische en/of wetenschappelijke discussie 3. Verantwoording van de onderzoeksmethode 4. Gebaseerd op kritisch onderzoek in primaire bronnen 5. Voldoende brede literatuurstudie 6. Goed gestructureerd betoog 7. Wetenschappelijke onderbouwde conclusie 8. Correct taalgebruik NB Alleen Eindwerkstukken die aan deze 8 criteria voldoen kunnen met een voldoende worden beoordeeld Toelichting:
Samenvattend oordeel/toelichting
Handtekening eerste beoordelaar
Handtekening tweede beoordelaar
Eindoordeel
1
NB Medewerkers OSZ Is het eindoordeel een 6- 6,5, voer het cijfer dan niet in naar USIS totdat er een handtekening is van een derde lezer. Deze wordt op verzoek van eerste lezer aangewezen door de ambtelijk secretaris van de Examencommissie.
Naam derde lezer
1
Handtekening derde lezer
(schaal van 1 tot 10, niet noodzakelijk het gemiddelde van bovenstaande deelbeoordelingen)
39
Oordeel derde lezer
Subcriteria beoordeling bachelor-Eindwerkstuk (aan te vullen met opleidingsspecifieke eisen gerelateerd aan de opleidingsspecifieke eindtermen) Kennis en inzicht (inhoud, relatie tot vakgebied) Dublin-descriptor: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans opeen niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
O.a. • de onderzoeksvraag is gebaseerd op een probleemstelling die getuigt van inzicht in de centrale debatten en methodes van het vakgebied; • helderheid, relevantie en afbakening van de probleemstelling; • inkadering in bestaande literatuur; Toepassen kennis en inzicht (methodologie) Dublin-descriptor: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
O.a. • kritische analyse van het materiaal en van bronnen(kwaliteit van de analyse); • operationalisering en gebruik van begrippen; • gebruik adequate onderzoeksmethoden; • beschrijving en verantwoording gevolgde werkwijze. Oordeelsvorming (interpretatie, argumentatie, conclusie) Dublin-descriptor: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
O.a. • logisch en consistent betoog; conclusies volgen logisch en onderbouwd uit het gepresenteerde materiaal; • de mate waarin de onderzoeksvraag daadwerkelijk wordt beantwoord; • Indien van toepassing: maatschappelijke en ethische aspecten meegewogen in oordeelsvorming. Communicatie (schrijfvaardigheid, structuur) Dublin-descriptor: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
O.a. • taalgebruik (voer- c.q. doeltaal opleiding: niveau van taalvaardigheid, leesbaarheid, stijl, spelling, grammatica, gebruik en uitleg juiste vaktermen); • opbouw en opmaak van de scriptie (hoofdstuk- en paragraafindeling, inhoudsopgave; gebruik illustraties); • apparaat met inbegrip van annotatie (correct gebruik verwijzingssysteem, volledigheid verwijzingen, literatuurlijst, etc.). Leervaardigheden (proces) Dublin-descriptor: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
O.a. • mate van zelfstandigheid; • planning en tijdsmanagement; • omgang met feedback begeleiders; • Indien van toepassing: Participatie in scriptiegroep. .
Formele vereisten
•
Ca. 35 pagina’s, max. 15.000 woorden (incl. voetnoten, excl. literatuurlijst)
40
Bijlage 14: Taken van de Examencommissie volgens de WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) Schema 1: Uitreiken van een getuigschrift en supplement Doet de Examencommissie (7.11, lid 1 t/m 4) Afgeven verklaring van behaalde resultaten, Dit doet de Examencommissie niet. Dit is zonder dat er een diploma wordt behaald gedelegeerd aan de Onderwijsadministratie, hoewel deze (dossier)verklaring meer is dan (7.11, lid 5) alleen een gewaarmerkte cijferlijst. Op dit punt wordt gekeken of taak moet worden overgedragen aan de Examencommissie. Vaststellen of aan eindtermen is voldaan Dit is nu gedelegeerd aan de Studiecoördinator, (7.12) maar dit gaat de Examencommissie zelf doen. Kwaliteitsborging toetsing Doet de Examencommissie (7.12b, lid 1 sub a) Vaststellen Regels & Richtlijnen Doet de Examencommissie (7.12b, lid 1 sub b) Goedkeuren van een ‘vrij programma’ als Komt niet voor bedoeld in artikel 7.3b WHW en aangeven tot welke opleiding het programma hoort (7.12b, lid 1 sub c) Vrijstelling verlenen voor het afleggen van Doet de Examencommissie tentamens of praktische oefeningen (7.12b, lid 1 sub d) Sancties opleggen bij fraude Doet de Examencommissie (7.12b, lid 2) Vaststellen compensatieregeling Doet de Examencommissie niet, staat nu in OER (7.12b, lid 3) en wordt bepaald door Faculteitsbestuur (FB) Opstellen jaarverslag Doet de Examencommissie (7.12b, lid 5) Aanwijzen examinatoren Doet de Examencommissie (7.12c) Uitbrengen Bindend Studie Advies Gemandateerd door het FB (7.8b) Toelating BA / colloquium doctum Gemandateerd door het FB (7.29) Uit R&R / OE Keuzepakketten goedkeuren (in geval van GE ook de VVR)
Doet de Examencommissie
Afwijkende toesvorm toestaan (afwijkend van de OER, e-gids)
Doet de Examencommissie
Verlengen geldigheidstermijn tentamens
Doet de Examencommissie 41
Afwijken van de OER inzake openbaarheid tentamen Wijzigen volgorde vakken
Komt niet voor
Toekennen van judicium bij afstuderen
Doet de Examencommissie
Vertegenwoordigen examinator bij CBE
Doet de Examencommissie
Extra herkansingen
Doet de Examencommissie
Eerste tentamengelegenheid gemist toestaan Omzetten buitenlandse cijfers
Doet de Examencommissie Doet de Examencommissie
Toewijzen tweede lezer
Doet de Examencommissie sinds april
Functiebeperkingen toewijzen
Dit doet de studiecoördinator bij GE
Doet de Examencommissie
Schema 2: Door Examencommissie behandelde verzoeken 2013 Toelatingsbesluiten (Bacheloropleidingen) Aantal vrijstellingsverzoeken
15 30
Invulling keuzeruimte anders dan goedgekeurde minoren
90
Verzoeken in het kader van onbelemmerd studeren (functiebeperkingen)
niet beschikbaar
Bijzondere regelingen afwijkend van het hoofdvakprogramma
10
Bezwaar- beroepszaken (waaronder bij het College van Beroep voor de Examens)
3
Fraude/plagiaatgevallen
0
Schema 3: BSA o Omvang BSA-cohort (3e advies): 248 o Percentage 60 EC behaald in één jaar: 41% o Percentage negatieve adviezen: 28%
42
2e advies, positief eindadvies
70
3e advies, negatief eindadvies
68
3e advies, negatief pers. omst. niet erkend, eind
2
3e advies uitgesteld positief
68
3e advies, positief eindadvies
32
3e advies, hardheidsclausule
2
3e advies, persoonlijke omstandigheden
6 248
3e advies, hardheidsclausule
3e advies, persoonlijke omstandigheden
3e advies, positief eindadvies 2e advies, positief eindadvies
3e advies uitgesteld positief
3e advies, negatief eindadvies
3e advies, negatief pers. omst. niet erkend, eind
a. Aantal afgegeven getuigschriften (diploma’s o Totaal BA-diploma’s o Waarvan cum laude o Totaal MA-diploma’s o Waarvan cum laude
105 6 94 14
43
(inclusief
resMA)
Bijlage 15: Toetsingscyclus Examencommissie - De toetsingscyclus duurt, conform facultaire en universitaire instructie drie jaar. In die periode passeren alle onderwijsvormen de revue. - We beginnen onze volgende toetsingscyclus in september 2014 met toetsing van het tweede jaar, in verband met de veranderingen in dat tweede jaar. - Er worden per jaar 1600 werkstukken geschreven voor BA WC en BA Sem groepen, en 600 werkstukken voor themacollege 1 en 2. Er worden 120 BA Eindwerkstukken per jaar afgemaakt. - De beoordeling van de scripties wordt doorlopend getoetst (dus in elk jaar). Uit de scripties wordt een steekproef van 10% getrokken. - Uit overige werkstukken wordt een steekproef van 1% getrokken. - Steekproeven worden getrokken door de ambtelijk secretaris van de Examencommissie (AS). De AS houdt ook in de gaten dat het tijdspad wordt gevolgd (zoals hieronder weergegeven). - Steekproeven worden getrokken aan het einde van een semester (zodra materiaal is aangeleverd) - Formulieren, tentamenvragen, antwoordmodellen, slagingspercentages worden bewaard door het onderwijssecretariaat - Werkstukken en gemaakte tentamens worden bewaard door docent en voor de wettelijk vastgestelde bewaringstermijn - Toetsing wordt gedaan door toetsingscommissies die bestaan uit twee duo’s uit de Examencommissie - Van de toetsing worden toetsingsrapporten opgesteld. - De toetsingsrapporten maken deel uit van het jaarverslag van de EC. Aan het rapport worden altijd aanbevelingen verbonden. Verder worden de rapporten voorgelegd aan de WD en bestuur van de vakgroep en de Opleidingscommissie. Ze zullen ook voorgelegd en besproken worden op de docentenvergaderingen - Indien er op basis van de toetsingsrapporten aanleiding is tot het aanspreken van een individuele docent, geeft de EC dat door aan de leidinggevende, die dat vervolgens weer aan de orde moet stellen bij een functioneringsgesprek met de docent.
44
Legenda: steekproef uit tentamenvragen, antwoordmodellen, slagingspercentage toetsen of curriculum nog in overeenstemming is met leerdoelen Periode
toetsjaar 1 (onderwijs jaar)
toetsvorm Themacollege I
steekproef uit opdrachten, schriftelijke werkstukken en beoordelingsformulieren steekproef uit Eindwerkstukken en formulieren
e
2
Themacollege II Vaardighedencolleges propedeuse Inleiding Historische Wetenschappen Hoorcolleges propedeuse BA werkcollege Wetenschapsfilosofie Historiografie BA profiel hoorcollege 1 BA profiel hoorcollege 2 BA hulpvakken BA Hoorcollege BA Seminar BA Eindwerkstuk getoetst)
(doorlopend
45
toetsjaar 2 (onderwijs jaar)
e
3
toetsjaar 3 (onderwijs jaar)
e
1
Bijlage 16: Toets je toets. Tien vragen bij het opstellen van een tentamen bij hoorcollege. Beantwoord de volgende vragen: 1) Wordt de juiste stof getentamineerd (lijkt idioot, maar vooral bij tussentoetsen gaat dit nog wel eens mis)? 2) Is het aantal vragen aangepast aan de hoeveelheid stof, en de beschikbare tijd die de studenten hebben? 3) Bestrijken de vragen de vakspecifieke leerdoelen? 4) Bestrijken de vragen de cursus-specifieke leerdoelen? 5) Is er een goede balans tussen vragen over het hoorcollege en de literatuur? 6) Is er een goede balans tussen kennis- en inzichtvragen? 7) Is het voor de studenten duidelijk wat er van ze gevraagd wordt? (bijvoorbeeld door de vraag op te knippen in een (a) en (b) gedeelte, of door frases als: ‘licht je antwoord toe; geef twee voorbeelden) 8) Kunnen de studenten de (b) en (c) gedeeltes van een vraag nog beantwoorden, als ze (a) niet weten? Dat hoeft geen reden te zijn om de vraag niet te stellen, maar een docent moet er zich wel van bewust zijn. 9) Is er een antwoordmodel gemaakt en word daarop aangegeven hoeveel punten er voor ieder onderdeel wordt gegeven? 10) Wie heeft dit tentamen nog meer bekeken? NB: Maak je je toets met iemand anders samen? Zo ja, vraag hem/haar dan om het tentamen samen met jou kritisch onder de loep te nemen, en jullie antwoorden op bovenstaande vragen met je door te nemen NB: Maak je je toets alleen of stel je hem samen uit vragen van meer dan 2 docenten? Leg hem dan voor aan het Toetscommissielid in je eigen sectie (te weten: NN. NN. NN. NN. NN), samen met jouw antwoorden op bovenstaande vragen. Cijfers kunnen pas door de onderwijsadministratie worden geregistreerd als je ook je tentamenvragen, modelantwoorden en je antwoorden op deze vragenlijst meestuurt, en dus ook laat weten aan wie je hem vooraf hebt voorgelegd.
46
Bijlage 17: Overzicht gremia opleiding Geschiedenis
Opleidingssecretaris
Examencommissie Toetsing, niveau van examens, tentamens en keuzevakkenpakketten
Opleidingsbestuur Opstelling en uitvoering onderwijsprogramma Docentenoverleg Reflectie functioneren programma
Opleidingscommissie Bewaking kwaliteit opleiding
Opleidingsoverleg OLC, EC, opleidingsbestuur, secretaris, OD, WD
47