Onderzoeksrapport
Project Groenkerk Onderdeel van Energie + Dorp, Bureau Noorderruimte
Jesmer Kuiper - 334623 Student Bouwkunde | Architectuur Hanzehogeschool Groningen Afstudeerbegeleider: Geerhard Alders Lezer: Birgit Kuilenberg
Ruben J. de Jong - 338801 Student Human Technology Hanzehogeschool Groningen Afstudeerbegeleider: Richard Vos Lezer: Martin Specken
Onderzoeksrapport Groenkerk 1
Onderzoeksrapport Project Groenkerk Versie 1.7 10 Juni 2013
Jesmer Kuiper Studentnr. 334623 NAW nr. 252846
Ruben J. de Jong Student nr. 338801 NAW nr. 237987
Nieuwmarkt 5 8701 KK Bolsward
het Zuid 11 9203 TA Drachten
+31 (0)6 342 673 20
[email protected] [email protected]
+31 (0)6 27 50 66 70
[email protected] [email protected]
Werkplek Kenniscentrum Noorderruimte Bureau Noorderruimte Contactpersoon: Steven de Boer
Werkplek Kenniscentrum Noorderruimte Bureau Noorderruimte Contactpersoon: Mirjam Post
Opleiding Bouwkunde | Architectuur Hanzehogeschool Groningen
Opleiding Human Technology Hanzehogeschool Groningen
Afstudeerbegeleider Geerhard Alders
Afstudeerbegeleider Richard Vos
Lezer Birgit Kuilenberg
Lezer Martin Specken
Opdrachtgever onderzoek Initiatief Energie+Dorp (in samenwerking met lokaal Initiatief Groenkerk) Contactpersoon: Bate Boschma
Onderzoeksrapport Groenkerk 2
Samenvatting De transitie van fossiele naar hernieuwbare energie is essentieel. Naast dat het gebruik van fossiele brandstoffen slecht is voor het milieu, creëert het ook een niet gewenste afhankelijkheid van een uitputtelijke brandstof. In dit onderzoek is gekeken naar welke vorm van duurzame energie de meeste potentie heeft in het dorpje Oenkerk, gelegen in de gemeente Tytsjerksteradeel in de provincie Friesland. In dit onderzoek staat de vraag “Wat is de Duurzame Energiepotentie van het dorp Oenkerk?” centraal. De hoofdvraag wordt beantwoord na het uitwerken van de volgende vier deelvragen: 1. Wat is de huidige energiebehoefte van het dorp Oenkerk? 2. Wat is mogelijk op het gebied van energievraagvermindering in Oenkerk en wat is de potentiele energiebehoefte die hier bij hoort? 3. Welke vormen van duurzame en hernieuwbare energieopwekking zijn haalbaar in Oenkerk en wat is het effect hiervan? 4. Wat zijn de beweegredenen van gebruikers/woningeigenaren om wel of niet te kiezen voor verduurzaming op het gebied van energie?
Als eerste is de energiebehoefte van Oenkerk bepaald. Hieruit is gebleken dat de huidige vraag van energie van woningen en utiliteitsgebouwen 124,94 Terra Joule per jaar is. Dit is een cumulatieve weergave van het elektriciteits- en het gasverbruik. Voor de energievraagvermindering zijn er drie woning upgrade pakketten gedefinieerd: Een budget-, basisen uitgebreid pakket. Binnen het scenario dat alle woningen in Oenkerk het basis pakket installeren kan er een primaire energiebesparing van 45% gerealiseerd worden. Schilverbetering heeft dan ook de grootste potentie, en daarmee de hoogste prioriteit. Uit de duurzame opwekkingsmethoden blijken windenergie en zonne-energie de hoogste potentie te hebben die bij voorkeur dan ook maximaal benut zullen worden. Bio-energie volgt op de voet, maar heeft op dit moment nog een slechte economische potentie. Zonne-energie en windenergie bestaan uit pieken en dalen in de gegenereerde energie. Om een dorp als Oenkerk volledig op hernieuwbare energie te laten functioneren, zal er dan ook een bepaalde combinatie gemaakt moeten worden tussen verschillende opwekkingsmethoden. Geothermie en Warmte Koude Opslag hebben op het moment van schrijven een lage potentie in Oenkerk, vooral omdat beide methoden om economisch rendabel te zijn, een veel grotere energie afnemer behoeven dan aanwezig in Oenkerk. De sociale potentie is gemeten met behulp van de peilers Bewustzijn, Motivatie en Sociaal Kapitaal. Oenkerk scoort bovengemiddeld in vergelijking met andere dorpen en heeft daardoor de potentie dat een duurzaam initiatief beter zal aanslaan en meer ondersteuning kan verwachten, mits deze lokaal wordt aangepakt en bewoners op de hoogte worden gehouden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 3
Voorwoord In het kader van ons afstuderen hebben wij een onderzoek uitgevoerd waarin een bestaand probleem of vraagstuk op een praktijkgerichte wijze onderzocht wordt. Wij zijn Ruben de Jong en Jesmer Kuiper. Ruben is student Human Technology en Jesmer student architectuur binnen de bouwkunde opleiding. Beide studeren wij aan de Hanzehogeschool Groningen en zijn we van mening dat we met onze eigen expertises elkaar hebben kunnen versterken. Waar een bouwkundige vooral naar de praktische oplossingen en voorwaarden kijkt houdt een student Human Technology zich vooral bezig met de kenmerken, wensen en behoeften van de eindgebruiker. Daarentegen is Jesmer voornamelijk door zijn architectuurachtergrond ook erg geïnteresseerd in de gebruiker, en is Ruben in zijn vrije tijd erg technisch ingesteld wat bijvoorbeeld blijkt uit zijn eigenhandig gerestaureerde auto. Door deze verschillende achtergronden en toch overeenkomende interesses denken wij elkaar goed aan te kunnen vullen om zo tot een duidelijk en vernieuwend resultaat te komen. Het onderzoek is gevoerd vanuit een positie onder de vleugels van het Kenniscentrum Noorderruimte. Binnen dit kenniscentrum is het onderzoeksbureau Bureau Noorderruimte opgericht. Hier wijdden studenten met verschillende studieachtergronden samen met professionals, opdrachtgevers en andere onderzoekers hun afstuderen aan een praktijkprobleem die door een bedrijf of instelling is aangeleverd bij het kenniscentrum. Binnen het bureau ontstaat zo een multidisciplinaire onderzoeks-sfeer waar verschillende specialiteiten en vormen van kennis samen komen. Ons onderzoek is onderdeel van een groter geheel dat wordt geregisseerd door het initiatief Energie+Dorp, dat vorig jaar is opgericht om dorpen met duurzame ambities te kunnen ondersteunen. Binnen dit project lopen meerdere onderzoeken naar verschillende aspecten. Zo wordt er in kaart gebracht wat voor initiatieven er zoal zijn en hoe deze elkaar kunnen ondersteunen. Ons onderzoek zal een bijdrage leveren aan de ambities van het lokale initiatief Groenkerk waaraan wij ook de titel van ons onderzoek hebben ontleend. Dit is een kleine groep mensen die echter al veel hebben gedaan om hun duurzame idealen op lokaal gebied te realiseren. Dit onderzoek zal een katalysator in hun proces worden, en voor ons dienen als een zeer leerzaam onderzoek die uiteindelijk naar ons afstuderen zal moeten leiden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 4
Inhoudsopgave 1
2
3
4
5
Inleiding 7 1.1
Duurzame energie en doelstellingen 7
1.2
Hernieuwbare energie opwekking
1.3
Lokaal initiatief Groenkerk
8
1.4
Doel van dit onderzoek
8
1.5
Hoofd- en deelvragen 9
1.6
Leeswijzer
8
10
Energiebehoefte Oenkerk 11 2.1
Woningen
11
2.2
Utiliteit
13
2.3
Conclusie
14
Energievraagvermindering Oenkerk
15
3.1
Algemeen
3.2
Energiebehoefte Woningen Oenkerk na het toepassen van het basispakket
3.3
Totale energiebehoefte Oenkerk na het toepassen van de energetische upgrades
Zonne-energie
15
18
19
4.1
Inleiding
19
4.2
Algemeen
19
4.3
Potentie Oenkerk
Windenergie
16
23
29
5.1
Algemeen
29
5.2
Beleid windenergie provinsje Fryslân 32
5.3
Toepassing Urban Wind Turbines binnen Oenkerk
34
5.4
Toepassing reguliere windturbines binnen Oenkerk
37
5.5
Conclusie
41
6
Bio energie
43
7
Geothermische energie
50
8
Warmte Koudeopslag
53
8.1
Wat is WKO en hoe werkt het?
8.2
In de praktijk 54
53
Onderzoeksrapport Groenkerk 5
8.3
Randvoorwaarden
8.4
Conclusie
9
Sociale potentie
55
57 58
Sociale potentie in Oenkerk 61 10
Conclusie
64
10.1
Beantwoording deelvragen
64
10.2
Beantwoording Hoofdvraag 70
10.3
Aanbevelingen
70
10.3e Vergroten sociale betrokkenheid 11
Personalia Betrokken Partijen
73
12
Geraadpleegde Literatuur
75
71
Onderzoeksrapport Groenkerk 6
1 Inleiding 1.1 Duurzame energie en doelstellingen Olieprijs laatste jaren flink gestegen In 2012 importeerde Nederland in totaal 58,6 miljoen ton ruwe olie. Hier stond een waarde van 41,9 miljard euro tegenover. Hierdoor bedroeg de gemiddelde prijs voor een kilogram ruwe olie 65 eurocent. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2009 en 6 eurocent meer dan in 2011. (CBS, 2013)
Duurzaamheid en hernieuwbare energie zijn essentieel. In de hedendaagse maatschappij zijn we energie verslaafd. Als we in Nederland van de een op de andere dag geen elektriciteit meer zouden hebben, zou het hele land stilvallen. Daarnaast zijn gas en olie de motor van de hedendaagse economie. Door deze afhankelijkheid zijn we als land dan ook enorm kwetsbaar. Op termijn moet er dus naar alternatieven worden gezocht. Gas en olie wordt gevormd door een duizenden jaren durend proces waarin de overblijfselen van planten en dieren als gevolg van druk en hitte door een chemisch proces omgezet worden. Doordat dit proces duizenden jaren duurt worden de reservoirs niet aangevuld en zijn ze dus niet onuitputtelijk. Naast de schadelijke CO2 uitstoot die veroorzaakt wordt, is het dus bekend dat deze uitputtelijke bronnen ooit leeg zullen geraken. Eens zullen duurzame hernieuwbare energiebronnen dus onmisbaar zijn. Over wanneer dit moment aanbreekt zijn de experts verdeeld. Het staat echter buiten kijf dat wanneer dit moment aanbreekt de wereld klaar zal moeten zijn om over te stappen op deze duurzame energiebronnen. Europa begint dit ook te snappen en heeft in 2009 ´de Richtlijn´ opgesteld. Met deze richtlijn streeft Europa ernaar om 20% van haar energie uit hernieuwbare energie bronnen te halen in het jaar 20201. (European Parliament, 2009) Als we wat dichter bij huis kijken dan zien we dat er op provinciaal gebied ook veel gebeurt. Provincie Fryslân wil bijvoorbeeld in 2015, 50 Megawatt aan zonnestroom opwekken in Fryslân. Dit betekent dat ze in 2 jaar tijd maar liefst 10 keer zoveel zonnepanelen als nu moeten zien te plaatsen. Ook op het gebied van windmolens is het duurzame plan een gedurfd streven. De provincie wil, ondanks het saneren van de windmolens in het binnenland, het huidige vermogen van 160 Megawatt meer dan verdubbelen naar 400 Megawatt in het jaar 2022 door grote windmolenparken nabij de kust. ( Provincie Fryslân, 2012)
1
Bij Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, (hierna "de Richtlijn") is een Europees kader vastgesteld voor de bevordering van hernieuwbare energie en zijn bindende nationale streefcijfers voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen vastgesteld, namelijk een aandeel van 20% hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik en een aandeel van 10% hernieuwbare energie in het verkeer tegen 2020. Deze doelstellingen zijn centrale elementen van de Europese 2020-strategie voor groei aangezien zij bijdragen tot Europa's industrieel en technologische leiderschap en tot de vermindering van de emissies, tot de verbetering van onze energievoorzieningszekerheid en tot een vermindering van onze energie-invoer-afhankelijkheid. (European Commission, 2013)
Onderzoeksrapport Groenkerk 7
1.2 Hernieuwbare energie opwekking De wereld van de hernieuwbare energieopwekking is er momenteel een die snel veranderd. Er wordt ontdekking na ontdekking gedaan en de bestaande technologie wordt steeds verder ontwikkeld. Toch zijn we nog niet in staat om de wereld volledig op hernieuwbare energie te laten functioneren. Dit komt doordat de techniek dit momenteel nog niet toe laat, maar ook de gemiddelde wereldburger is nog niet genoeg voorbereid om over te stappen naar een bestaan die volledig op hernieuwbare energie draait. De term hernieuwbare duurzame energie staat voor energie waarover de mensheid voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij, door het gebruik ervan, het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet wordt benadeeld. Het gebruik er van vergt in een bepaalde investering, maar het levert ook veel op. Naast dat het een stap is om de wereld minder afhankelijk te maken van de fossiele brandstoffen, en de reductie van de CO2 uitstoot heeft het vele andere voordelen. Zo gaat je energierekening omlaag, evenals de aansluitkosten. Het overschot aan energie zou zelfs verkocht kunnen worden. Daarnaast is men minder afhankelijk van derden en wordt er een duurzaam imago gecreëerd.
1.3 Lokaal initiatief Groenkerk Dat duurzame hernieuwbare energie nog geen grotere positie in de maatschappij heeft weten te verkrijgen ligt aan het feit dat het nog een relatief jong fenomeen is. Het is nog nieuw en vele mensen zijn er nog niet mee bekend. Vele duurzame voorlopers richtten dan ook initiatieven op die de duurzame bewustwording in hun directe omgeving willen bevorderen. Zo ook in Oenkerk. Met een tiental inwoners van Oenkerk is in de zomer van 2011 de initiatiefgroep Groenkerk gestart. De visie van dit groene initiatief is de wereld duurzamer maken, waarbij 'mensen' (people), 'aarde' (planet) en 'groene opbrengst' (profit) in hun optiek harmonieus samengaan. Het doel van de initiatiefgroep is om met elkaar vóór 2050 een energie neutrale leefomgeving te creëren. Dit is volgens hen namelijk het moment waarop de wereld voor het grootste deel op niet-fossiele brandstoffen zal draaien terwijl de wereldbevolking veel groter zal zijn dan vandaag de dag. Om dit doel te bereiken is de groep gestart binnen hun eigen dorp Oenkerk. Hun plan is om aanstekelijke, groene, voorbeelden aan te leveren naar anderen. Hieronder vallen buurtgenoten, andere generaties (jeugd), andere dorpen (‘Trijnwouden wordt Groenwouden’) en natuurlijk de rest van de wereld. Zo is er al een collectieve inkoop van zonnepanelen, de actie 'zon van Tryntsje, gerealiseerd, grepen ze de burendag aan om het groen maken van Oenkerk bespreekbaar te maken en is er in opdracht van Initiatiefgroep Groenkerk een behoeftepeiling uitgevoerd door O3 Leeuwarden onder de bewoners van het dorp. Om meer draagvlak en daadkracht te genereren kijkt groenkerk ook buiten de grenzen van Oenkerk. Bijvoorbeeld door samen te werken met andere organisaties en initiatieven. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking met Stichting Enerzjy Koöperaasje Fryslân, die zich richt op geheel Friesland. Ook samenwerkingsverband ANNO hoort in dit plaatje.
1.4 Doel van dit onderzoek De resultaten van het onderzoek dat is uitgevoerd door de studenten van O3 Leeuwarden zijn uitgewerkt tot een nulmeting. Door het uitvoeren van deze nulmeting heeft initiatiefgroep Groenkerk een idee waar ze op dit moment staan. Het is de initiatiefgroep echter nog onbekend wat er in de toekomst mogelijk is op het gebied van duurzame energieopwekking en energiebesparing in hun dorp. Vanuit de initiatiefgroep is er vraag naar een duidelijk beeld van de energiebehoefte en de energiepotentie die in de omgeving aanwezig is om zo een uitspraak te kunnen doen over hoe realistisch hun doelstelling kan zijn. Onderzoeksrapport Groenkerk 8
Met deze vraag willen zij gebieden verder ontwikkelen. Enerzijds willen ze deze informatie gebruiken om bij de inwoners, maar ook bedrijven en woningcorporaties bewustwording creëren. Anderzijds willen ze met deze informatie een onderbouwing geven voor onder andere beleidsvoorstellen en subsidieaanvragen richting de gemeente of de provincie. Een inventarisatie van de energiepotentie kan ook interessant zijn voor andere dorpen waarvoor Groenkerk graag als voorbeeld wil fungeren. Het doel van dit onderzoek is om een helder beeld te geven van de potentiele energiebehoefte en de duurzame energiepotentie van het dorp Oenkerk. Dit zal worden gedaan door het adviseren van lokaal energie initiatief Groenkerk gericht op energievraagvermindering en de verschillende soorten hernieuwbare energieopwekking. Daarnaast zal er informatie verstrekt worden naar Energie + Dorp, de gemeente Tietjerksteradeel en de provincie Friesland om op deze manier Oenkerk als trigger te laten fungeren voor beleidsvorming op grotere schaal.
1.5 Hoofd- en deelvragen Voor de stichting Groenkerk is momenteel nog onduidelijk hoe hun dorp er in de toekomst uit zou kunnen zien op het gebied van duurzame energie. Ze weten niet hoe realistisch hun doelstelling om in het jaar 2050 energieneutraal te zijn precies is. Het is onbekend wat de energiebehoefte is, wat deze zou kunnen zijn, en tot in welke mate deze behoefte op te vangen is met hernieuwbare energiebronnen. Deze informatie zou kunnen dienen als katalysator in hun proces om Oenkerk voor het jaar 2050 energieneutraal te kunnen laten worden. De hoofdvraag die wij uit de behoefte van initiatief Groenkerk hebben gedestilleerd luidt dan ook:
Wat is de Duurzame Energiepotentie in van het dorp Oenkerk?
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden dient er eerst een antwoord te worden gegeven op de volgende vier opgestelde deelvragen: Deelvraag 1: Wat is de huidige energiebehoefte van het dorp Oenkerk? Deelvraag 2: Wat is mogelijk op het gebied van energievraagvermindering in Oenkerk en wat is de potentiele energiebehoefte? Deelvraag 3: Welke vormen van duurzame en hernieuwbare energieopwekking zijn haalbaar in Oenkerk en wat is het effect hiervan? Deelvraag 4: Wat zijn de beweegredenen van gebruikers/woningeigenaren om wel of niet te kiezen voor verduurzaming op het gebied van energie?
Onderzoeksrapport Groenkerk 9
1.6 Leeswijzer Dit rapport is als een logische catalogus opgebouwd waarbij niet de deelvragen de indeling hebben bepaalt maar de diverse onderzoeksrichtingen. Dit is gedaan om naslagwerk gemakkelijk te maken. De hoofdstukken zijn per duurzame maatregel verdeeld. Als eerste behandelen we in hoofdstuk 2 het huidige energieverbruik. In dit hoofdstuk kunt u lezen wat de energiebehoefte in het dorp Oenkerk is. In hoofdstuk 3 beginnen we met diverse energie besparingsmethoden. In dit hoofdstuk worden naast voorbeelden ook een aantal scenario´s uitgewerkt. Hierbij wordt o.a. verwezen naar het bouwkundig deelonderzoek dat is meegeleverd bij dit verslag. In hoofdstuk 4 beginnen we met de eerste hernieuwbare energie opwekkingsmethode, zonne-energie. Hierbij wordt ingegaan op de toepassingsmethode, de kosten van de panelen en afgesloten met een uitwerking van een manier om de zonne-energie potentie van geheel oenkerk in kaart te brengen. Bij twee wijken in Oenkerk is deze methode al toegepast. Hoofdstuk 5 behandelt windenergie. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat diverse hoogtes van windmolens nu eigenlijk voor invloed hebben op het landschap en wordt de potentie van oenkerk in kaart gebracht. Hoofdstuk 6 introduceert het opwekken van energie door middel van biomassa. In dit hoofdstuk wordt er een goed voorbeeld gegeven hoe biomassa, in dit geval rioolslib, op de meest duurzame manier word gebruikt. Daarnaast worden twee financiële uitkomsten van twee casussen behandeld die inzicht geven in wat het opzetten en het draaiende houden van een vergistingsinstallatie nu eigenlijk kost. In Hoofdstuk 7 & 8 gaan we de grond in. Als eerste kijken we naar de potentie van geothermische energie als deze zou worden toegepast in Oenkerk, ook wordt er kritisch gekeken naar de economische en technische haalbaarheid van deze hernieuwbare energie. Vervolgens in hoofdstuk 8 duiken we in de wereld van Warmte Koude Opslag, ook wel WKO genoemd. Hier beschrijven we hoe deze thermische buffertechniek in de praktijk wordt toegepast en welke randvoorwaarden er om de hoek komen kijken. In Hoofdstuk 9 focussen we op een belangrijke factor bij het doorvoeren van hernieuwbare energieprojecten, de sociale acceptatie. In dit hoofdstuk wordt er aan de hand van diverse (wetenschappelijke) onderzoeken een beeld gevormd over de “do´s & dont´s” omtrent het implementeren van projecten in een gemeenschap. Daarnaast is aan de hand van drie peilers de sociale potentie van Oenkerk in beeld gebracht. Tenslotte kunt u in hoofdstuk 10 de uiteindelijke conclusie van dit onderzoek lezen. In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de, in de inleiding genoemde, hoofd en deelvragen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met diverse aanbevelingen richting energie initiatief Groenkerk, de gemeente en provincie en Energie + Dorp van het Kenniscentrum Noorderruimte.
Onderzoeksrapport Groenkerk 10
2 Energiebehoefte Oenkerk 2.1 Woningen Algemeen Voor het berekenen van de energiebehoefte en energiebesparing van de woningvoorraad van Oenkerk maken we gebruik van het document ´Voorbeeldwoningen 2011 – Bestaande bouw’. Dit document is opgesteld door AgentschapNL in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het doel van het document is bedoeld om beleidsstudies naar het energieverbruik en mogelijke energiebesparing bij bestaande woningen te ondersteunen. De gegevens in dit document zijn niet bedoeld voor het doorrekenen van individuele woningen, maar juist uitermate geschikt bij energieanalyses van grotere groepen woningen. Een ideaal document dus voor project Groenkerk. De waarden in het document zijn gebaseerd op een onderzoek naar 5000 woningen en vormen een goede afspiegeling van de Nederlandse woningvoorraad. De woningen zijn verdeeld in 7 woningtypen en 5 bouwperioden. Hierdoor ontstaan er 30 verschillende groepen:
Bron: Voorbeeldwoningen 2011 – Bestaande bouw
Binnen een woongebouw kan er ook nog onderscheidt gemaakt worden tussen verschillende varianten binnen een woongebouw. Niet alle bouwdelen komen bij elke variant voor. Een flat op de onderste bouwlaag heeft bijvoorbeeld geen dakoppervlak of zijgeveloppervlak. Voor deze variant zijn alleen de begane grondvloer en de voor-/achtergevel van belang. Zowel de investeringskosten als de energieprijzen zijn exclusief BTW. Energiebehoefte Op de volgende pagina staat per in Oenkerk voorkomend woningtype, en per bouwperiode wat de jaarlijkse energiebehoefte is qua gas, elektra en de primaire energiebehoefte in MJ per jaar. Vervolgens kan de totale primaire energiebehoefte van de totale woningvoorraad van Oenkerk uitgerekend worden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 11
Energiebehoefte vrijstaande woningen Oenkerk* Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd tot en met 1964
4.731
1.103
201.179
112
22.532.048
Gebouwd 1965 - 1974
4.110
1.207
177.897
51
9.072.747
Gebouwd 1975 - 1991
2.616
1.282
118.880
20
2.377.600
Gebouwd na 1992
1.882
2.018
96.624
70
6.763.680
13.339
5.610
253
40.746.074
Totaal
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte 2 onder 1 kapwoningen Oenkerk* Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd tot en met 1964
3.453
954
148.217
20
2.964.340
Gebouwd 1965 - 1974
3.046
1.051
133.274
111
14.793.414
Gebouwd 1975 - 1991
1.915
1.051
87.804
79
6.936.516
Gebouwd na 1992
1.497
1.580
76.169
66
5.027.154
Totaal
9.911
4.636
276
29.721.424
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte rijwoningen Oenkerk* Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd 1946 - 1964
2.246
783
98.017
12
1.176.204
Gebouwd 1965 - 1974
2.030
1.050
91.097
80
7.287.760
Gebouwd 1975 - 1991
1.542
924
71.259
39
2.779.101
Totaal
5.818
2.757
131
11.243.065
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte overige woningen Oenkerk* Bouwperiode
Maisonette: 1975 - 1991
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
1.081
731
50.276
19
955.244
Portiekwoning: 1965 - 1974
981
664
45.934
20
918.680
Galerijwoning: na 1992
606
1.000
33.455
24
802.920
Flatwoning: na 1992
691
1.033
37.344
100
3.734.400
3.359
3.428
163
6.411.244
Totaal
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
TOTALE ENERGIEBEHOEFTE 823 WONINGEN OENKERK:
88.121.807 MJ/jaar*
Tabel 1 energiebehoefte woningen Oenkerk
* 88,12 TJ/jaar
Onderzoeksrapport Groenkerk 12
2.2 Utiliteit Algemeen Naast woningen zijn bedrijven en andere gebruiksgebouwen grote energieverbruikers in Oenkerk. Deze gebouwen verschillen onderling dusdanig veel op het gebied van gebruik, vorm en grootte van het gebouw dat je hier niet gebruik kan maken van typologieën. AgentschapNL heeft in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse zaken echter ook een onderzoek gedaan naar het gas- en elektraverbruik van utiliteitsgebouwen per vierkante meter. Wanneer je dus weet hoeveel vierkante meters een gebouw beslaat kun je uitrekenen hoeveel gas en elektra het gebouw nominaal gezien verbruikt. Energiebehoefte In het onderzoek van Senternovem zijn 5 segmenten van utiliteit onderscheden; kantoren, onderwijs, winkels, ziekenhuizen en verpleging & verzorging. De bedrijven in Oenkerk hebben we, uitgezonderd van de agrarische bedrijven, ook in deze segmenten verdeelt. Een ziekenhuis komt in Oenkerk niet voor en een aantal voorzieningen konden niet in een van de segmenten verdeeld worden en zijn deswege in de categorie ‘overig’ geplaatst. Bij de categorie overig wordt een gemiddelde van de andere segmenten gebruikt als rekenwaarde: Gasverbruik Utiliteit in Oenkerk Utiliteitssegment
Aantal voorkomend in Oenkerk
Totaal opp. (m2)
Gasverbruik (in m3 per m2/jaar)*
Totaal Gasverbruik (m3 / jaar)
Kantoren
12
6.920
20
138.400
Onderwijs
8
4.818
15
72.270
21
8.256
15
123.840
Verpleging en verzorging
8
5.729
31
177.599
Overig
4
4.772
20
95.440
Totaal
53
30.495
Winkels
607.594
* Bron: Senternovem: Energiedata Utiliteitsbouw
Elektriciteitsverbruik Utiliteit in Oenkerk Utiliteitssegment
Aantal voorkomend in Oenkerk
Kantoren Onderwijs
Totaal opp. (m2)
12
6.920
Elektriciteitsverbruik (in kWh per m2/jaar)* 83
Totaal elektriciteitsverbruik (kWh / jaar) 574.360
8
4.818
33
158.994
21
8.256
133
1.098.048
Verpleging en verzorging
8
5.729
73
418.217
Overig
4
4.772
81
386.532
Totaal
53
30.495
Winkels
2.636.151
* Bron: Senternovem: Energiedata Utiliteitsbouw
Tabel 2 energieverbruik utiliteit Oenkerk per energiesoort
Onderzoeksrapport Groenkerk 13
De energetische waarde van 1 standaard kubieke meter gas (m3) heeft een bovenwaarde van 35,17 MJ. De energetische inhoud van 1 kWh beslaat 3,6 MJ: Totaal energiebehoefte utiliteit Oenkerk Energiesoort
Energetische Totaal Utiliteit waarde (per eenheid)* Oenkerk
Gas (m3) Elektriciteit (kWh)
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
35,17
727.329
25.580.161
3,60
3.121.260
11.236.536
* Bron: energieconsultant.nl
TOTALE ENERGIEBEHOEFTE UTILITEIT OENKERK:
36.816.697 MJ/jaar* * 36,82 TJ/jaar
Tabel 3 Totale energiebehoefte utiliteit Oenkerk
2.3 Conclusie Algemeen Door het energieverbruik van de woningen en de utiliteitsgebouwen op te tellen kan je een redelijk beeld geven van de huidige energiebehoefte van de gebouwde omgeving in het dorp Oenkerk. Let op: Het elektriciteitsverbruik en het gasverbruik zijn hier cumulatief weergegeven. In deze berekening is geen rekening gehouden met posten als mobiele energieverbruikers (auto’s, brommers etc.), lantaarnpalen en andere energieverbruikers die zich buiten gebouwen bevinden. De totale energiebehoefte Energieverbruik Oenkerk Onderdeel
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Woningen
88.121.807
Utiliteit
36.816.697
Totaal
124.938.504
TOTALE ENERGIEBEHOEFTE OENKERK:
124.938.504 MJ/jaar* * 124,94 TJ/jaar
Tabel 4 Totale energiebehoefte Oenkerk
124,94 TJ/jaar staat gelijk aan: (let op: ook hier is zowel het elektriciteitsverbruik als het gasverbruik meegenomen)
Ongeveer 8 windturbines van 80 meter hoog 60.000 Urban Windturbines 434.000 m2 aan zonnepanelen Onderzoeksrapport Groenkerk 14
3 Energievraagvermindering Oenkerk 3.1 Algemeen Net als bij de berekening voor de huidige energievraag maken we bij het berekenen van de mogelijke energiebehoefte na het toepassen ven energetische upgrades aan alle woningen in Oenkerk, gebruik van het document ´Voorbeeldwoningen 2011 – Bestaande bouw’. Dit document is opgesteld door AgentschapNL in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het doel van het document is bedoeld om beleidsstudies naar het energieverbruik en mogelijke energiebesparing bij bestaande woningen te ondersteunen. De gegevens in dit document zijn niet bedoeld voor het doorrekenen van individuele woningen, maar juist uitermate geschikt bij energieanalyses van grotere groepen woningen. Voor het bepalen van de energiebehoefte van de woningen in Oenkerk na het toepassen van een energetische upgrade, zal er eerst bepaald moeten worden wat deze upgrade precies inhoudt. Daarom zijn er door AgentschapNL een drietal upgradepakketten geformuleerd; een budgetpakket, een basispakket en een uitgebreid pakket. Het basispakket wordt als nominaal beschouwd en aangehouden in de berekening. Niet alle genoemde bouwdelen komen bij alle woningen voor. Een flatwoning op de onderste verdieping heeft bijvoorbeeld geen eigen dak waardoor er geen dakisolatie of PV-panelen toe te passen zijn. Er wordt daarom gerekend met gemiddelde waarden. Budgetpakket Het budgetpakket bestaat enkel uit het isoleren van de gevels en de vloeren wat zeer snel en goedkoop kan worden uitgevoerd. Bij vele woningen, met name die van voor 1975 is geen vloer- en gevelisolatie toegepast. Je kunt de gevels isoleren door een compleet nieuwe gevel te realiseren, wat erg duur is door veel nieuw materiaal en veel arbeidsuren. Doordat de meeste ongeïsoleerde gevels in Oenkerk beschikken over een spouw kan je deze op specialistische wijze na-isoleren met bijvoorbeeld onderhoudsloze en milieuvriendelijke EPS-parels of inblaaswol. Deze spuit je door kleine gaten in de voegen van de gevel de spouw in. De kruipruimte kan je ook heel gemakkelijk en goedkoop na-isoleren op verschillende wijzen. Een van de meest rendabele is het inspuiten van bijvoorbeeld polyurethaanschuim. Door deze wijze van naisoleren is snel en vrij goedkoop veel winst te boeken. Het budgetpakket is te vergelijken met upgradepakket 1 in het bouwkundig deelonderzoek. Basispakket Bij het iets meer uitgebreide basispakket worden er naast de gevels en vloeren ook andere woningdelen aangepakt. Dakisolatie is in de meeste woningen al wel toegepast, maar met een zeer slechte kwaliteit. Hierdoor hebben de daken vaak een slechte RC-waarde. Ook voor daken bestaan specialistische methoden om deze goed na te isoleren. De meest gebruikelijke methode is het plaatsen van steenwol tussen de gordingen en deze af te werken met folie en gipsplaten. Naast het dak wordt bij dit pakket ook het glaswerk in de gevels geüpgrade naar HR++ glas, en wordt er wanneer deze nog niet aanwezig is een HR++ combiketel toegepast. Deze upgrade is vergelijkbaar met het derde upgradepakket uit het bouwkundig deelonderzoek. Alleen de zonnepanelen ontbreken nog. Uitgebreid pakket Bij het uitgebreide pakket worden alle genoemde upgrades uitgevoerd. Daarnaast worden er een zonneboiler (2,5 m2) en PV-panelen (12,5 m2) toegepast. Dit pakket is gelijk aan het derde upgradepakket uit het bouwkundige deelonderzoek. Alleen het aantal vierkante meters zonnepaneel komt niet overeen.
Onderzoeksrapport Groenkerk 15
3.2 Energiebehoefte Woningen Oenkerk na het toepassen van het basispakket Op de volgende pagina staat per in Oenkerk voorkomend woningtype, en per bouwperiode wat de jaarlijkse energiebehoefte is qua gas, elektra en de primaire energiebehoefte in MJ per jaar nadat bij elke woning het basispakket is toegepast. Vervolgens kan de totale primaire energiebehoefte van de totale woningvoorraad van Oenkerk uitgerekend worden die ontstaat nadat de upgrades zijn uitgevoerd. In deze berekening wordt het basispakket aangehouden. Het basispakket wordt door het Agentschap NL gezien als het nominale upgradepakket waarvan de uitkomsten normaal zouden moeten zijn binnen de huidige woningvoorraad In de bijlagen kunt u per Woningtype een weergave van de besparing terug vinden, die plaatsvindt wanneer er gekozen wordt voor het budgetpakket of het uitgebreide pakket.
Onderzoeksrapport Groenkerk 16
Energiebehoefte vrijstaande woningen Oenkerk na toepassen basispakket* Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd tot en met 1964
1.496
1.103
71.430
112
8.000.160
Gebouwd 1965 - 1974
1.602
1.207
77.152
51
3.934.752
Gebouwd 1975 - 1991
1.584
1.282
77.056
20
1.541.120
Gebouwd na 1992
1.702
2.018
89.148
70
6.240.360
Totaal
6.384
5.610
253
19.716.392
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte 2 onder 1 kapwoningen Oenkerk na toepassen basispakket* Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd tot en met 1964
1.194
954
57.518
20
1.150.360
Gebouwd 1965 - 1974
1.233
1.051
60.383
111
6.702.513
Gebouwd 1975 - 1991
1.234
1.051
60.220
79
4.757.380
Gebouwd na 1992
1.296
1.580
67.580
66
4.460.280
Totaal
4.957
4.636
276
17.070.533
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte rijwoningen Oenkerk na toepassen basispakket * Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Gebouwd 1946 - 1964
932
783
45.090
12
541.080
Gebouwd 1965 - 1974
1.019
1.050
50.270
80
4.021.600
Gebouwd 1975 - 1991
1.002
924
48.349
39
1.885.611
Totaal
2.953
2.757
131
6.448.291
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
Energiebehoefte overige woningen Oenkerk na toepassen basispakket * Bouwperiode
Gasverbruik ElectriciteitsEnergiebehoefte per (m3/jaar) verbruik (kWh/jaar) woning (MJ/jaar)
Aantal woningen
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Maisonette: 1975 - 1991
753
731
37.018
19
703.342
Portiekwoning: 1965 - 1974
645
664
32.569
20
651.380
Galerijwoning: na 1992
507
1.000
21.989
24
527.736
Flatwoning: na 1992
691
1.033
37.344
100
3.734.400
2.596
3.428
163
5.616.858
Totaal
* Zie voor berekeningen bij Voorbeeldwoningen Oenkerk in de Bijlagen
TOTALE ENERGIEBEHOEFTE 823 WONINGEN OENKERK NA TOEPASSEN BASISPAKKET Tabel 5 energiebehoefte per woningtype na toepassen energetische upgrades
48.852.074 MJ/jaar* * 48,85 TJ/jaar
Onderzoeksrapport Groenkerk 17
3.3 Totale energiebehoefte Oenkerk na het toepassen van de energetische upgrades Door het nieuwe totaal van het energieverbruik van de woningen en de utiliteitsgebouwen op te tellen kan je een redelijk beeld geven van de mogelijke energiebehoefte van het dorp Oenkerk na het upgraden van de schil van de woningen in het dorp. Let op: Hierin is zowel het elektriciteitsverbruik als het gasverbruik meegenomen. In deze berekening is geen rekening gehouden met posten als mobiele energieverbruikers (auto’s, brommers etc.), lantaarnpalen en andere energieverbruikers die zich buiten gebouwen bevinden. Energieverbruik na upgrade Oenkerk Totaal Onderdeel
Totale energiebehoefte (MJ/jaar)
Woningen
48.852.074
Utiliteit
36.816.697
Totaal
85.668.771
TOTALE ENERGIEBEHOEFTE UTILITEIT OENKERK:
85.668.771 MJ/jaar* * 85,67 TJ/jaar
Tabel 6 Totaal energieverbruik Oenkerk na toepassen energetische upgrades
85,67 TJ/jaar staat gelijk aan: (let op: ook hier is zowel het elektriciteitsverbruik als het gasverbruik meegenomen)
5 windturbines van 80 meter hoog (dit scheelt 3 windmolens) 41.000 Urban Windturbines (dit scheelt 19.000 urban windturbines) 297.000 m2 aan zonnepanelen (dit scheelt 137.000 m2)
Wanneer alle woningen in Oenkerk met het basispakket worden geüpgrade (wat betekend dat alle daken, vloeren en gevels van alle woningen goed geïsoleerd worden, alle woningen HR++ glas krijgen en een HR combiketel), kan er in de woningen ruim 55% aan primaire energie bespaard worden. De ruim 39 TJ die je per jaar bespaard hoeft niet langer opgewekt te worden. Dit betekent een besparing van drie 2 MW windmolens, 41.000 Urban Windturbines of 297.000 m2 aan zonnepanelen. Wat opvalt, is dat de nieuwere woningen na het toepassen van de upgrades meer primaire energie verbruiken dan de oudere woningen. Dit komt doordat nieuwere huizen vooraf weliswaar beter geïsoleerd waren, maar ook vaak groter zijn qua oppervlak, en meer glas bevatten. Wanneer de oudere woningen geüpgrade worden, en uiteindelijk bijna even goed geïsoleerd zijn als de nieuwe woningen, zullen de nieuwe woningen uiteindelijk meer energie vragen. De geüpgrade oudere woningen, die dus kleiner zijn en minder open geveldelen bevatten zijn op dat moment zuiniger qua primaire energie.
Onderzoeksrapport Groenkerk 18
4 Zonne-energie 4.1 Inleiding Zonne-energie is een van de meest voorkomende duurzame energie, niet alleen in Nederland, maar in de gehele wereld (en in de ruimte). Onder zonne-energie vallen twee systemen: zonnepanelen met fotovoltaïsche cellen (ook wel PV-cellen genoemd) Deze panelen leveren elektrische energie en zonneboilers die zonlicht omzet in thermische energie (warmte) die vervolgens gebruikt kan worden om bijv. te douchen. In dit onderzoek hebben we ons toegespitst op PV-panelen. Wanneer we Afbeelding 1: Zonne-energie in Kathmandu, Nepal waar geen energieaansluitingen zijn wordt ter plaatse met dus spreken over zonne-energie hebben we het over de behulp van zonnepanelen energie opgewekt. elektriciteit die opgewerkt word door fotovoltaïsche panelen.
4.2 Algemeen 4.2a de eerste stap Het grote voordeel van zonnepanelen is de, in verhouding met andere hernieuwbare energie, lage aanschaf prijs van de panelen, de mobiliteit van het systeem en het minieme onderhoud van de apparatuur. Nadeel van zonnepanelen is de hoeveelheid elektriciteit die de panelen opwekken. En dat er door slecht weer, schaduw door bomen en tijdens de nacht minder of geen opwekking plaats vindt. Ondanks de nadelen zijn zonnepanelen vaak de eerste stap naar duurzame opwekking van energie. Door zowel particulieren en bedrijven. Nu is het wel zo dat het beleid in Nederland het op dit moment niet rendabel maakt voor bedrijven om te investeren in zonnepanelen. Dit heeft onder andere te maken met de energiekosten voor grootverbruikers. Huishoudens betalen op dit moment tweemaal zoveel voor elektriciteit en gas als zakelijke grootafnemers. (CBS, 2012) waardoor de terugverdien tijd voor bedrijven bijna twee keer zo lang wordt. Voor particulieren wordt het aanschaffen van zonnepanelen steeds makkelijker. In de bijlage kunt u een pagina uit de interne nieuwsbrief van de bouwmarkt Praxis vinden. Hier worden twee doehet-zelf zonnepanelen verkocht die direct aan te sluiten zijn op een reguliere wandcontactdoos.
Afbeelding 2: Het Lieberose zonnepark in Brandenburg, het twee na grootste zonnepark in de wereld. Jaarlijkse opbrengst: ongeveer 53 miljoen kWh (wat overeenkomt met het jaarlijkse verbruik van ongeveer 15.000 huishoudens) Is trouwens maar een luttele 162 hectare (ruim 210 voetbalvelden) groot.
Onderzoeksrapport Groenkerk 19
4.2b Beleid in Nederland Het goede nieuws is dat in Nederland je geen vergunning nodig hebt om zonnepanelen op je dak te plaatsen, mits je woning geen beschermt dorps- of stadsgezicht of monument is. Daarnaast mogen de zonnepanelen op een schuin dak alleen parallel aan het dakoppervlakte geplaats worden en niet oversteken. Wanneer er panelen op een plat dak worden geplaatst moet de afstand tussen de rand van het dak en het paneel even groot zijn als de hoogte van het paneel. Is de hoogte van de panelen bijvoorbeeld 30 centimeter, dan moet de afstand tot de dakrand(en) ook minimaal 30 centimeter zijn. Het is onder bepaalde voorwaarden ook toegestaan panelen te plaatsen in de achtertuin. Als de constructie niet hoger is dan 5 meter en er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het bestemmingplan dan is het mogelijk om de panelen te plaatsen. (VROM, 2010) Subsidie voor zonnepanelen Sinds 2 juli 2012 kun je als particulier subsidie aanvragen voor de aanschaf van zonnepanelen. De subsidie regeling geldt niet voor zonneboilers (die subsidie is net als micro WKK en warmte pompen in 2011 afgeschaft) en loopt tot en met het einde van dit jaar. De regeling houdt in dat 15% van het aankoopbedrag van de zonnepanelen wordt gesubsidieerd. Met een maximum bedrag van € 650. Voor grootschalige zon-PV projecten (met een vermogen van meer dan 15 kilowattpiek en aangesloten op een grootverbruikersaansluiting) of zonnewarmtesystemen (meer dan 100 m2) kan subsidie worden aangevraagd via de SDE+ regeling. (Rijksoverheid, 2013) Terug leveren energie (salderen) In Nederland is bij wet bepaalt dat je tot 5000 kWh terug geleverde elektriciteit van je eigen verbruik mag aftrekken. Als je bijvoorbeeld met zonnepanelen 3000 kWh per jaar terug levert aan het net. En je eigen verbruik is 3500 kWh. Dan wordt tot 3000 kWh gesaldeerd. En het energiebedrijf brengt dan 500 kWh bij je in rekening. Wanneer je meer energie terug levert aan het net dan je van het net verbruikt dan krijg je een terugleververgoeding. De hoogte van deze vergoeding wordt bepaalt door je energieleverancier. Hier zit veel verschil in. Bij Eneco krijg je € 0,09 per kWh, bij NUON € 0,058 per kWh. (Energieleveranciers.nl, 2012)
Onderzoeksrapport Groenkerk 20
4.3c Soorten zonnepanelen Er zijn veel verschillende soorten zonnepanelen verkrijgbaar. Buiten de verschillende merken, prijzen en toepassingen om, kun je onderscheid maken in het materiaal waaruit de zonnepanelen zijn vervaardigd, hierbij kun je de volgende materialen onderscheiden:
1. Mono-kristallijn (silicium) Door vloeibaar silicium gecontroleerd af te laten koelen ontstaat één groot kristal (mono kristal) met een gelijkmatige structuur. Dit kristal wordt in dunne schijven gezaagd. Door de gelijkmatige structuur is het rendement van mono-silicium cellen het hoogste onder de silicium zonnecellen. Monosilicium is duurder dan andere zonnecellen en heeft een rendement tot 19% (in lab. tot 25%) 2. Multi- of poly-kristallijn (silicium) De productie van polykristallijne cellen is voordeliger. Vloeibaar silicium wordt in blokken gegoten en daarna in schijven gezaagd. Tijdens het stollen vormen zich kristalstructuren van verschillende grootte, waarbij defecten optreden aan de grensvlakten, dit is tevens de reden dat het rendement lager is dan die van mono-kristallijn. Wel is het productieproces eenvoudiger en goedkoper. Deze panelen zijn ook in volledig zwart te verkrijgen. Rendement tot 17% (in lab. tot 20%) 3. Amorf (silicium) Men spreekt van amorf zonnepanelen (dunnelaagcellen) als er op glas of een ander substraatmateriaal een fotovoltaïsche actieve laag wordt gezet. Amorf silicium zonnepanelen zijn het goedkoopst, maar hebben een laag rendement. Door geringere materiaalkosten zijn de productiekosten lager. Het rendement bij deze panelen ligt nog ver onder dat van de kristallijne soorten, namelijk 9% en in laboratorium 14%) 4. Copper Indium (Gallium) Nieuwere en duurdere technologieën maken in plaats van silicium gebruik van zwaardere metalen als halfgeleider. Deze materialen, Koper Indium Gallium Selenide (CIGS) en Cadmium Telluride (CdTe) zijn efficiënter in het omzetten van zonlicht naar elektriciteit. Er zijn bedrijven die het CIGSmateriaal al hebben doorontwikkeld tot een soort inkt, welke op aluminiumfolie kan worden afgedrukt. Deze dunne film zonnecellen zijn matzwart en kunnen uitstekend gebruikt worden voor architectonische doeleinden. Rendement tot 13%. (in lab. tussen de 21 en 30)
5. Cadmium Telluride (CdTe) Cadmium Telluride is dus ook een dunne film, het probleem van Cadmium is, is dat het een zeer giftig metaal is en dat Telluride schaars is. Toch is het één van de goedkoopste technologieën, met deze technologie is het voor het eerst gelukt een cel te maken die minder dan een dollar/Wp kostte. Het gebruik van CdTe is in Nederland echter verboden. (Rendement tot 11%, in lab. tot 45%) Bron: PV-Info http://www.antecy.nl/pv_infonl.html Onderzoeksrapport Groenkerk 21
4.3d Kosten Zoals eerder vermeld is de aanschafsprijs van zonnepanelen in verhouding niet zo hoog, maar wat zijn redelijke prijzen voor zonnepanelen op het moment van schrijven? Via Dhr. Ramon Alberts hebben we twee offertes mogen ontvangen van het bedrijf Sunrenity uit Zevenhuizen. Hierbij is rekening gehouden met het gemiddelde verbruik van 3500 kWh en de salderingsregeling die hierboven is beschreven. Pakket 1: Europese panelen Van het Portugese bedrijf Open Renewables • • •
20x Open 245-PS60 (Multi-Kristallijn) panelen Samen 4900 Wp, goed voor ongeveer 4165 KWh per jaar SMA SB 4000TL-21 Omvormer Montagemateriaal (voor golfplaat daken)
Kosten: €7.233,99 incl. 21% BTW Pakket 2: Chinese panelen
Van het Chinese bedrijf Yingli Solar • • •
20x Yingli YL250P-29b 250 (Poly-Kristallijn) panelen Samen 5000 Wp, voor ongeveer ongeveer 4250 KWh per jaar SMA SB 4000TL-21 Omvormer Montagemateriaal (voor golfplaat daken)
Afbeelding 3: Van links naar rechts: Normaal Mono-kristallijn paneel, een klein en een groot Multi-kristallijn paneel en een volledig zwart Mono-kristallijn zonnepaneel (Bron: sunrenity.nl)
Kosten: €6.979,77 incl. 21% BTW
Importheffing Zoals in bovenstaande offerte bedragen kan worden opgemerkt zijn de Chinese panelen een slag goedkoper dan de Europees gefabriceerde panelen. Maar dit is niet lang meer zo. De Europese commissie heeft besloten om vanaf 6 juni 2013 een importheffing op Chinese zonnepanelen in te voeren. De heffing wordt gefaseerd uitgevoerd: tot 6 augustus bedraagt deze 11,8%, daarna wordt deze 47,6%. De reden voor deze heffing zou gebaseerd zijn op oneerlijke concurrentie met zonnepaneel fabrikanten uit Europa. De Chinese overheid investeert namelijk in de Chinese zonnepaneel fabrieken. (NOS, 2013)
Onderzoeksrapport Groenkerk 22
4.3 Potentie Oenkerk 4.3a Berekeningstool De potentiele zonne-energie in een bepaald gebied kan gemeten worden doormiddel van een complexe berekening die uitgevoerd wordt in het geografische softwareprogramma ArcGIS. Met behulp van een rekentool kan het programma een weergave geven van de hoeveelheid zonlicht die op een bepaald vlak valt. Wanneer je deze tool een berekening laat maken is de uitkomst een kaart waarop met kleuren de hoeveelheid zonlicht dat op een bepaald gebied valt weergegeven wordt. Voor het uitvoeren van een dergelijke berekening dien je te beschikken over de hoogtegegevens van het te analyseren gebied. Deze gegevens zijn niet openbaar beschikbaar. Via GIS-expert Maurien de Bakker zijn deze gegevens verkregen. De eerste gegevens die ontvangen werden van meneer de Bakker bleken niet compleet te zijn. De hoogtegegevens van de gebouwen waren uit het bestand gefilterd. 5 juni 2013 zijn uiteindelijk de complete gegevens ontvangen. Omdat het om zeer complexe en zware berekeningen gaat was er door de tijdsdruk geen mogelijkheid meer om de berekening voor geheel Oenkerk uit te laten voeren. Daarom is er voor gekozen om de twee straten die in het Bouwkundig Deelonderzoek zijn behandeld uit te lichten. Van deze twee straten wordt een berekening uitgevoerd en geanalyseerd. Vervolgens wordt aan de hand van deze analyse een schatting gemaakt van de totale zonne-energie potentie van Oenkerk. In de bijlagen staat een stappenplan waarin beschreven wordt hoe de zonne-energie berekening stap voor stap uitgevoerd kan worden. Dit stappenplan is ontwikkeld voor Energie+Dorp, die hierdoor deze methode kan gebruiken bij soortgelijke projecten. Hieronder staat een voorbeeld van de uitkomst van een berekening. Hierop is onder ander een boerderij te zien die is gelegen in het noordelijke deel van Oenkerk.
Afbeelding 4 GIS-analyse Solar Radiation: Voorbeeld
Onderzoeksrapport Groenkerk 23
4.3b Berekening Dokter Kijlstraweg
Afbeelding 5 GIS-analyse Solar Radiation: Dokter Kijlstraweg
In het geval van het woningtype Dokter Kijlstraweg is duidelijk te zien dat de potentie voor zonne-energie enorm hoog is. De rode vlakken geven aan dat er een hoge hoeveelheid zon op de daken van deze woningen valt. De ligging van de woningen is met een lichte draai naar het westen ten opzichte van het zuiden nagenoeg perfect. Ook de helling van de daken met 37 graden nagenoeg perfect voor het plaatsen van zonnepanelen (meest rendabele hoek is 35 graden). Bewoners van deze huizen is het zeer aan te raden om na te denken over het aanschaffen van een zonnepaneel. De terugverdientijd zal optimaal zijn.
Onderzoeksrapport Groenkerk 24
4.3c Berekening Uniasingel
Afbeelding 6 GIS-analyse Solar Radiation: Uniasingel
Doordat de woningen aan de Uniasingel niet op het zuiden georiënteerd zijn, zijn deze daken duidelijk minder geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen dan de daken van de woningen aan de Dokter Kijlstraweg. De schuine vlakken zijn in dit geval gericht op het oosten en westen. Hierdoor zal er veel minder zonlicht op deze daken vallen. Het voordeel voor deze woningen is dat ze beschikken over een ruime bijkeuken, berging en garage met een plat dak. Achter de woningen zie je deze daken dan ook oranje oplichtten. Dit geeft aan dat hier meer zonlicht valt en dat deze daken dus redelijk geschikt zijn voor het plaatsen van zonnepanelen. Doordat het gaat om een plat dak kan het paneel in bijna alle gevallen onder een optimale hoek gemonteerd worden. Op deze manier kan ondanks dat de daken van de woningen niet optimaal geplaatst zijn, toch optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare zonne-energie.
Onderzoeksrapport Groenkerk 25
4.3d Potentie Oenkerk Monokristallijn-panelen zijn panelen die bestaan uit één kristal. Het oppervlak van de paneel is hierdoor egaal zwart. Het paneel wordt hierdoor vaak gezien als het minst beeld verstorende beschikbare zonnepaneel. Deze monokristallijn-panelen staan bekend als de meest rendabele zonnepanelen. Één Monokristallijn paneel die optimaal geplaatst is levert circa 216 kWh per jaar op. Er staan volgens het BAG 831 woningen in Oenkerk. Wat opvalt is dat deze woningen op de kaart grotendeels horizontaal geordend zijn. Hierdoor zijn de meeste schuine daken op het noorden en zuiden georiënteerd. Dit komt ten goede van de zonne-energie potentie in Oenkerk.
Afbeelding 7 Horizontale oriëntatie van de woningen in Oenkerk
Uit een schatting blijkt dat circa 65% van de woningen over een dak beschikt dat georiënteerd is op het zuiden. Uit een volgende steekproef, onder een 30-tal verschillende woningen in Oenkerk met daken op het zuiden, is gebleken dat het gemiddeld schuine dakoppervlak circa 38 vierkante meter beslaat. Dit betekend dat er gemiddeld 19 panelen per dak geplaatst kunnen worden (Bron: http://www.solarelectricity.nu).
Onderzoeksrapport Groenkerk 26
Scenario’s: Maximaal scenario daken op het zuiden: (Alle daken op het zuiden worden volledig van zonnepanelen voorzien)
• • •
65% van 831 woningen zijn 540 woningen met een dak op het zuiden. 540 keer 19 panelen zijn 10.260 panelen 10.260 panelen maal een jaarlijkse opbrengst van 216 kWh is een totale opbrengst van 2.216.160 kWh per jaar
•
Dit is CO2 reductie van 1.258.406 Kg per jaar
• •
2.216.160 kWh is 7,98 MJ per jaar 7,98 MJ is slechts 0,00001634% van de totale energiebehoefte van de woningen (Lep op: dit is zowel de elektriciteits- als gasbehoefte)
Realistisch scenario daken op het zuiden: (Elke inwoner met een dak op het zuiden neemt 2 zonnepanelen)
• • •
65% van 831 woningen zijn 540 woningen met een dak op het zuiden. 540 keer 2 panelen zijn 1080 panelen 1080 panelen maal een jaarlijkse opbrengst van 216 kWh is een totale opbrengst van 233.280 kWh per jaar
•
Dit is CO2 reductie van 132.464Kg per jaar
•
233.280 kWh is 0,84 MJ per jaar
Zonnepanelen ten opzichte van energievraag woningen
• •
De totale energiebehoefte van de woningen in Oenkerk (na energiek renovatie) is 48.852.074 MJ
•
Voor het opwekken van 13.570.020 kWh per jaar zijn 62.825 optimaal geplaatste zonnepanelen nodig.
•
62.825 zonnepanelen hebben dezelfde oppervlakte als 23 voetbalvelden
48.852.074 MJ is 13.570.020 kWh per jaar
Onderzoeksrapport Groenkerk 27
4.3e Conclusie Zonne-energie is onuitputtelijk en gratis. Het is dan ook essentieel dat deze energie zoveel mogelijk gebruikt wordt. Een zonnepaneel is relatief goedkoop in aanschaf en het beschikt over een geaccepteerde plek in de maatschappij. Daarnaast is het een bewezen product. Het is erg gangbaar onder de bevolking en een mooie tool voor de individuele consument of bedrijf om zelf een steentje bij te dragen aan het milieu en de duurzame energie ambities van initiatief Groenkerk. Daarnaast levert het een lagere energierekening op. Het doel om voor het jaar 2050 energieneutraal te geraken in Oenkerk is echter niet haalbaar door alleen gebruik te maken van zonne-energie. Om alleen de (gerenoveerde) woningen met zonnepanelen volledig te voorzien van de primaire energievraag zijn 23 voetbalvelden aan zonnepanelen benodigd. Daarnaast zal je de woningen ook van energie moeten kunnen voorzien van energie op minder zonnige dagen, en in de nachten. Zonne-energie moet zeker zoveel mogelijk benut worden. Door de horizontale oriëntatie van de woningen in Oenkerk is de potentie ook zeker aanwezig. Het zal echter wel in combinatie met andere energievoorzieningen gebruikt moeten worden omdat het rendement simpelweg nog te laag is, of voor perioden waarin de zon helemaal niet aanwezig is. Om de doelstelling om in het jaar 2050 energieneutraal te zijn te kunnen benaderen, zal Groenkerk zich dus naast zonne-energie vooral op meer rendabele opwekkingsmethoden moeten gaan richten.
Onderzoeksrapport Groenkerk 28
5 Windenergie 5.1 Algemeen 5.1a Geschiedenis Tijdens de oliecrisis van de jaren ’70 ontstond er steeds meer aandacht voor het vinden van alternatieve energiebronnen. Windenergie bleek een interessant alternatief en is ontwikkeld tot een gerenommeerde vorm van energieopwekking die zich nog steeds doorontwikkeld. Al in de jaren ’80 waren er particuliere initiatieven die ervoor zorgden dat vanaf de jaren ’90 windenergie echt op de kaart kwam te staan. Er werd beleid gevormd en een doel gesteld om in het jaar 2000 maar liefst 1000MW op te wekken met windmolens. In de jaren die volgens ontstaat er veel weerstand bij het plaatsen van de molens. Het woord horizonvervuiling speelt hierbij een grote rol. De geplande enorme windenergieparken worden gecanceld en er worden vooral middelgrote minder schadende windmolens gerealiseerd. In 2000 blijkt dan ook dat met 443 opgewekte MW de doelstelling bij lange na niet wordt gehaald. Ondanks de subsidies vindt de bevolking het nog niet interessant en rendabel genoeg om te investeren in windenergie. Het nieuwe doel dat wordt geformuleerd is 1500 MW in het jaar 2010. 5.1b Nederland Door de enorme technische vooruitgang, maar ook door veranderingen in beleid is dit doel ruimschoots behaald. In Nederland wordt momenteel ruim 2200MW geproduceerd. Dat is 4,5% van de totale stroombehoefte. Deze groei is met name terug te vinden in de kustprovincies Noord- en Zuid-Holland, Flevoland en Friesland. Flevoland vertienvoudigde zijn productie zelfs in de periode tussen 2000 en 2004. De meest recente ambitie van het Rijk is om 12000MW te produceren in het jaar 2020. Hiervan moet 6000MW geproduceerd op het land, en de overige 6000MW op zee. Het Rijk, de provincies en de gemeenten onderzoeken samen hoe deze ambitie verwezenlijkt kan worden. 5.1c Friesland Met 328 windturbines bezit Friesland bijna 20% van het totaal aantal windturbines in Nederland. Toch is het vermogen die de Friese turbines leveren maar zeer beperkt, slechts 8% van het landelijk opgewekte vermogen. Het gemiddelde vermogen van een Friese turbine is slechts 488kW terwijl het landelijk gemiddelde voor het vermogen van turbines inmiddels boven de 1MW (1000kW) ligt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Friese turbines over het algemeen erg klein en verouderd zijn, en dat er dus grote aantallen windmolens nodig zijn om de bepaalde doelstellingen te kunnen behalen.
Tabel 7 Windenergie per provincie
Onderzoeksrapport Groenkerk 29
5.1d Steeds groter groeiende molens en de gevolgen daarvan De norm die bij de vele molens in Friesland gehanteerd werd, is inmiddels achterhaald. Om een bepaald rendement te kunnen garanderen bestaat er bijvoorbeeld een ondergrens voor nieuwe (grote) turbines. De molens in Friesland zijn gebouwd met de norm van minimaal 44 meter, terwijl dit gezien de technische
Afbeelding 8 Huidige windmolen ten opzichte van bebouwing
vooruitgang een masthoogte van 60 tot 80 meter als absoluut minimummoet worden gezien. Het gevolg van deze norm van 44 meter is dat de huidige windturbines zijn niet veel hoger zijn dan de gemiddelde kerktorens in het Friese landschap. De norm zou gezien het rendement dus 80 meter moeten worden, en de nieuwste generatie windmolens heeft zelfs al een masthoogte bereikt van 120 meter. Met het oog op transport en plaatsing verwacht men dat deze molens voorlopig de maximale hoogte hebben bereikt. De opbrengst van een windmolen groeit exponentieel bij het verhogen van de grootte van een molen. De gemiddelde opbrengst van een Friese windmolen is momenteel 400 kW, terwijl de moderne molens van 80 of 100 meter al 2 en 4 MW opleveren. 1 Grote moderne molen kan bijvoorbeeld 44 ouderwetse molens vervangen. Waar 1 ouderwetse molen slechts 35 huishoudens kon voorzien, is een moderne windmolen goed voor 1793 huishoudens. De aanschafkosten voor een molen nemen echter recht evenredig toe, en de onderhoudskosten zijn zelfs maar iets duurder. Ook kan je op deze manier grootschalige horizonvervuiling voorkomen. Zowel milieutechnisch als economisch gezien is het dus aantrekkelijker om grote molens te plaatsen.
Afbeelding 9, de energieproductie van turbines in Friesland, Bron: Windmaand
Onderzoeksrapport Groenkerk 30
Deze reusachtige moderne molens hebben echter ook nadelen. Het blijkt in de praktijk lastig te zijn om de grootte van de witte windturbines in te schatten. Wanneer je de aanwezigheid van een windmolen in een landschap beoordeeld gaat het dan ook vooral om de verhouding met het omliggende landschap. De huidige turbines passen prima op het boerenerf. De nieuwe grotere turbines hebben echter een negatief verkleinend effect op hun directe omgeving. Ook zal de ruimte tussen de molens groter moeten worden naarmate de hoogte toeneemt. Bij een lijnopstelling van turbines van 80 meter hoog is ongeveer 2 keer zoveel lengte nodig als voor een opstelling van de huidige Friese turbines van 40 meter masthoogte. Dit heeft gevolgen voor de toepassing in de kleinschalige landschappen, de ‘verrommeling’ van het landschap wordt met deze molens steeds groter. Dit zijn gevolgen die men wil voorkomen door de molens te concentreren. Eigenlijk streven alle provincies concentratie van windturbines na. Het is het logische gevolg dat voortkomt uit de technische ontwikkeling van de turbines en het verzet tegen de verrommeling van het land. Enerzijds passen de steeds groter wordende turbines op minder plaatsen en interferen ze sneller met het landschap. Anderzijds betekent het dat je verrommeling tegengaat doordat er minder windturbines overal verspreid in het land aanwezig zullen zijn. Er wordt door de beleidsvoerende instanties dan ook voor gekozen om windmolens te plaatsen in gebieden waar deze niet schadelijk zullen zijn, en daarnaast windmolen vrije gebieden te creëren. Door het concentreren van de turbines in een deel van de provincie kan de rest van het landschap worden gevrijwaard.
Afbeelding 10 Fryske Wyn, hoogtes windmolens ten opzichte van bebouwing, Bron: Atelier Fryslan:
Onderzoeksrapport Groenkerk 31
5.2 Beleid windenergie provinsje Fryslân De Provinsje Fryslân heeft in 2012 zijn ruimtelijk beleid voor windmolens herschreven. Het voormalige beleid uit het jaar 2000 voldeed niet meer, mede door hogere ambities, meer opschaling en regionalisering en de gevorderde techniek. Het beleid is gevormd aan de hand van het plan-milieueffectrapport waarin rekening werd gehouden met milieubelangen en de duurzaamheidseffecten die worden verwoord in ‘People, Planet en Profit’, dezelfde steekwoorden als die in de visie van Groenkerk beschreven worden. Met dit beleid wil de Provinsje bijdragen aan de 6000 MW windenergie ambitie van het Rijk. Net als Groenkerk heeft de provinsje heeft de ambitie om op termijn energie neutraal te worden. Dat wil zeggen dat er in Fryslân evenveel energie wordt opgewekt als dat er gebruikt wordt. Doordat nieuwe technieken als blue energy pas na 2020 rendabel of technisch uitvoerbaar zijn is de Provinsje er van overtuigd dat windenergie hierin een belangrijke rol zal moeten spelen. Tegelijkertijd is de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân een belangrijk speerpunt dat ook is vastgelegd in verschillende beleidsstukken. Men is zich bewust van het bestaan van een spanningsveld tussen het realiseren van zoveel mogelijk windmolens, en daartegenover het garanderen van de kwaliteit van het Friese landschap. Daarom heeft de provinsje er voor gekozen om de windmolens niet overal toe te staan, maar deze te concentreren op een beperkt aantal plekken. Deze toegestane plekken moeten door markante opstellingen mogelijk een landmark gaan vormen in het Friese landschap. Bestaande windmolens zullen gesaneerd worden. De doelstelling die de provinsje zichzelf heeft opgedragen is om het huidige vermogen van 160MW voor het jaar 2022 te laten doorgroeien naar 400MW. De conclusies die de provinsje heeft getrokken zij als volgt:
De nieuwste generatie windmolens leveren weliswaar veel energie (MW), maar zijn dermate hoog dat ze vaak schaalconflicten met het landschap opleveren en in dat geval niet meer in het omringende landschap passen; Op een beperkt aantal, uitgesproken locaties kunnen de nieuwe windmolens echter juist een beeldvanger/ landmark opleveren die een extra dimensie aan het landschap toevoegt; Wanneer dit gelijktijdig wordt gecombineerd met het substantieel saneren van bestaande windmolens elders, is per saldo sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
5.2a De toegestane gebieden In het ‘Coalitieakkoord Nije Enerzjy foar Fryslân’ heeft de provinsje drie zoekgebieden voor clusters van windturbines opgenomen. Er worden vervolgens studies gemaakt over hoe de clusters binnen deze zoekgebieden ontwikkeld moeten worden. Overige gebieden worden uitgesloten van windmolens. Het gaat om de volgende drie zoekgebieden.
Een gebied in het IJselmeer nabij de afsluitdijk De Kop van de Afsluitdijk De grootschalige infrastructuur van het klaverblad bij Heerenveen
Onderzoeksrapport Groenkerk 32
Afbeelding 11 Zoekgebieden voor windenergie aangewezen door de provinsje Fryslân
5.2b Sanering Er wordt door de provinsje Fryslân alleen medewerking verleend aan projecten voor nieuwe clusters wanneer er bestaande verouderde en niet rendabele windmolens die voor verrommeling zorgen gesaneerd worden. Voor elke nieuwe molen dienen er meer molens gesaneerd te worden. Als norm voor deze sanering stelt de provinsje dat voor elke 4 MW die gebouwd wordt er 1 MW wordt gesaneerd. Op deze manier wordt er onderscheidt gemaakt in verschillende klassen windmolens. Het is een groot financieel verschil wanneer er een molen van 80 kW wordt gesaneerd of een molen van 500 kW. 5.2c Draagvlak & Participatie De saneringen en het verbod op het plaatsen van de zogenaamde dorpsmolens leidt tot veel kritiek. Deze turbines zijn vaak geïnitieerd door lokale verenigingen vaak in samenwerking met boeren. Deze dorpsmolens hebben veel draagvlak, omdat ze door het dorp zelf zijn geïnitieerd, en de opbrengsten ook ten goede komen van het dorp of de vereniging. Dat de dorpsmolens verdwijnen, wil niet zeggen dat de dorpsbewoners en andere verenigingen geen gebruik meer kunnen maken van windenergie. Omdat de huidige windmolens in Fryslân grotendeels in handen zijn van agrariërs, dorpen en verenigingen dragen ze bij aan de lokale Friese economie en is er een groot draagvlak. Provinsje Fryslân wil dat graag zo houden. Daarom biedt de provinsje derden de mogelijkheid om financieel te participeren in nieuwe geclusterde projecten in de zoekgebieden. Op deze manier kunnen de dorpen en verenigingen voor het zelfde geld een windmolen realiseren in een windrijker gebied met dus meer opbrengst. Met het geld uit de windenergie kunnen de dorpen en verenigingen, naar voorbeeld van de Onderzoeksrapport Groenkerk 33
huidige dorpsmolens in Fryslân, bijvoorbeeld voorzieningen gefinancierd worden. Op deze manier hoopt de provinsje het draagvlak voor geconcentreerde windenergie in de zoekgebieden te kunnen vergroten. 5.2d Randvoorwaarden Bij het onderzoek naar de uitvoering van de geclusterde windmolenparken in de zoekgebieden wordt rekening gehouden met de volgende randvoorwaarden:
Thema natuur: - de effecten op de vogel- en vleermuisstand, periodiek worden op gestandaardiseerde wijze de effecten op vogels en vleermuizen onderzocht, met name de effecten van verstoring en slachtoffers van aanvaringen. - gecumuleerde effecten op de natuur door andere windparken (windpark Noordoostpolder, Windpark Fryslân en mogelijk nog andere parken). Thema woon- en leefomgeving en gezondheid - Geluid: - meting van de daadwerkelijke geluidemissies van de geplaatste turbines en de belasting van de geluidgevoelige objecten. Thema woon- en leefomgeving en gezondheid – Slagschaduw: - meting van de daadwerkelijke hinder door slagschaduw Thema ruimtelijke kwaliteit: - de ontwikkeling van de beleving van de windparken voor verschillende doelgroepen (ook toeristen) - de gecumuleerde effecten van (mogelijk) meerdere windparken aan het IJsselmeer Thema duurzame energie: - de bijdragen aan de energievoorziening en bijdrage aan het aandeel duurzame energie daarin. Thema werkgelegenheid/economie: - de mate waarin de werkgelegenheid toeneemt als gevolg van de windparken. - de mate waarin de lokale bevolking een bijdrage kan leveren aan de bouw, beheer en onderhoud van de parken. - het effecten op recreatie en toerisme. Thema maatschappelijke participatie/draagvlak: - op welke wijze en in welke vormen participatie door overheden, burgers en maatschappelijke organisaties kan plaatsvinden. - de daadwerkelijk wijze van participatie en de omvang daarvan.
5.3 Toepassing Urban Wind Turbines binnen Oenkerk 5.3a Algemeen Grote windmolens zijn door het beleid van provinsje Fryslân eigenlijk niet toegestaan binnen Oenkerk. Echter, kleine windmolens, met een wiek kleiner dan 3,5 meter is wel toegestaan. Voor deze zogenaamde Urban Wind Turbines (UWT’s) is een apart beleidskader vastgesteld, die is vastgelegd in de Verordening Romte. Deze verordening houdt in dat de gemeente mag bepalen hoe zij omgaan met deze categorie windmolens binnen de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom zijn deze UWT’s in principe niet toegestaan. Wanneer de gemeente een vergunning verschaft is het dus in principe elke bewoner van Oenkerk toegestaan om een kleine Urban Wind Turbine op zijn grond te realiseren. Voor de UWT’s zijn in vergelijking met de grote reguliere windmolens maar kleine investeringen nodig, waardoor het voor de normale burger mogelijk zou kunnen zijn om een UWT aan te schaffen. Urban Wind Turbines, of miniturbines maken het mogelijk om windenergie te benutten op plaatsen waar dat niet mogelijk is met grote windturbines. Hierbij gaat het vooral om locaties in gebouwde omgeving. De opgewekte energie kan ter plekke worden verbruikt of worden terug geleverd aan het net. Omdat de energie wordt opgewekt achter de meter kan je het systeemvergelijken met een zonnepaneel. De belangrijkste afnemers voor UWT´s zijn grote gebouweigenaren zoals woningcorporaties, gemeenten, provincies en vastgoedbedrijven. Deze doelgroepen worden vooral gedreven door de steeds scherper wordende milieuregelgevingen en de behoefte om zich door innovatie te onderscheiden. De UWT´s zijn echter ook interessant voor particulieren of particuliere initiatieven die wegens het ruimtelijk beleid geen grote windmolen mogen plaatsen. Door de inzet van miniturbines kunnen zij alsnog gebruik maken van de beschikbare windenergie. De UWT-markt is er een die een enorme groei doormaakt. Waar er in de jaren Onderzoeksrapport Groenkerk 34
tussen 2002 en 2008 nog slecht 100 miniturbines waren geplaatst, waren dit er in 2.012 al bijna 7200. De ambitie van de Nederlandse Wind Energie Associatie is om in het jaar 2020 maar liefst 48.000 miniturbines geplaatst te hebben. Dit zou een resultaat kunnen opleveren van 100 GWh/jaar duurzame energie wat een CO2-reductie oplevert van 56 kton/jaar. 5.3b Soorten turbines Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten UWT’s, namelijk de HAWT’s en de VAWT’s. Deze afkortingen staan voor Horizontale As Wind Turbine, en Verticale As Wind Turbine. De horizontale as turbines zijn ‘traditionele’ windturbines met twee, drie of meer wieken bevestigd aan een horizontale as. De optimale stand van deze wieken is met de wieken naar de wind toe. Deze molens zijn effectief, maar presteren slechter in turbulente omgevingen omdat ze dan steeds opnieuw naar de ideale stand moeten zoeken.
De Swift
Fortis Montana
Sirocco
WES Tulipo
Eclectic
Verticale as windturbines draaien zoals de naam al zegt om een verticale as. Het zijn innovatieve turbines, speciaal ontwikkeld voor de toepassing in de turbulente bebouwde omgeving. Door hun bouw staan deze turbines namelijk altijd in de juiste positie ten opzichte van de wind. Sommige turbines zijn zo gebouwd dat ze ook reageren op verticale luchtstromen, waardoor ze een hoger rendement kunnen behalen.
De Turby
WindSide
Ropatec
Onderzoeksrapport Groenkerk 35
5.3c Toepassing in Oenkerk In Oenkerk kan vanwege de bebouwing, en de kleinere visuele verrommeling het beste worden gekozen voor een verticaal windsysteem, waarvan de Turby en de Ropatec het meest geschikt zijn. Binnen Oenkerk bevinden zich 899 gebouwde eenheden, zoals woningen, appartementen, winkels, industrie gebouwen enzovoort. Van deze eenheden zijn er 795 eenheden met een tuin, terras, plat dak of ander eigen terrein waar een Urban Wind Turbine geplaatst zou kunnen worden: Naam Molen
Turby
Ropatec
Levensduur (jr)
20
20
Gewicht (kg)
135
430
Diameter (m)
2
3,3
Aantal Units
795
795
Nominaal vermogen per unit (kW)
1,9
3
Jaarproductie per unit* (kWh)
270
580
Totale jaarproductie* (MWh)
215
461
Investering per unit** (€)
17.848
15.965
Investering Totaal** (€)
14.200.000
12.700.000
Levensduur (jr)
20
20
Totale levensduurproductie* (MWh)
5.400
11.600
€ / kWh
2,07
1,09
* Gebaseerd op nominale windsnelheid en 1800 rendabele winduren ** Totale investering incl. turbine, mast, transportkosten, onderhoud etc.
Tabel 8 Rekenwaarden Urban Windturbines
Ervan uitgaande dat een energiemaatschappij €0,22 voor een kWh vraagt, is een UWT duidelijk nog niet rendabel. De aanschaf zal dus volledig vanuit sociaal of duurzaam oogpunt moeten komen.
Onderzoeksrapport Groenkerk 36
5.4 Toepassing reguliere windturbines binnen Oenkerk Tot het nieuwe beleid van provinsje Fryslân werd ingevoerd werden de meeste windmolens gerealiseerd op het terrein van agrariërs. Omdat agrarische bedrijven zich veelal in open gebied bevinden zijn dit ideale locaties voor het plaatsen van windturbines. Momenteel zijn het vooral verouderde 500kW windmolens die in het Friese landschap geplaatst staan. De meest gangbare moderne molen is de 80 meter hoge 2MW windmolen zoals de Vestas V80 – 2.0MW. Uit de onderstaande windkaart blijkt dat Oenkerk met een gemiddelde windsnelheid tussen de 8,5 en 9 meter per seconde in een redelijk gunstig gebied ligt voor het gebruiken van windenergie:
Afbeelding 12 Windkaart noord-oost Friesland
De totale investeringskosten voor een windmolen groter dan 40 meter zijn gemiddeld € 1430,- / kW. Voor een windmolen van 80 meter hoog met een vermogen van 2 MW betekent dit dat de gemiddelde investeringskosten € 2.860.000,- zijn. Hierin zijn de gemiddelde exploitatiekosten meegerekend. Windturbines worden economisch in 15 jaar afgeschreven, technisch kunnen ze zo’n 20 jaar meegaan.
Onderzoeksrapport Groenkerk 37
De vaste investeringskosten zijn:
Turbines en funderingen (ca. 70% van de totale kosten) Elektrische infrastructuur en netaansluiting Civiele werken (bouwvoorbereiding en ontsluiting) Ontwikkelingskosten (onderzoeken en adviezen) Leges en vergunningen
De exploitatiekosten zijn:
Financiering (aflossing en rente) Onderhoud en verzekering Netinpassing Grondkosten (waneer de turbine niet in eigendom van de exploitant is) Belastingen Overige kosten
De variërende kosten kunnen worden gemaakt door:
Eventuele voorkomende planschadeuitkering of compensatieuitkering; Investeren in landschapsontwikkeling; Opruimen bestaande turbines (saneren); Stimuleren van participatie.
Cijfers windmolen 80m 2MW Gemiddelde windmolen 80m 2MW Technische Levensduur (jr)
20
Economische levensduur (jr)
15
Hoogte (m)
80
Rotordiameter
78
Nominaal vermogen per unit (kW)
2000
Jaarproductie per unit (kWh)*
4.400.000
* Gebaseerd op nominale windsnelheid en 2200 rendabele winduren
Gemiddelde totaal kosten en baten windmolen 80m 2MW* Kosten
Uitgangspunt
Bedrag
Investering
€ 1.430/kW
€ 2.860.000
Financiering
Rente: 5% (15 jr)
€ 143.000
Onderhoud & verzekering
€ 0,011/kWh/jaar
€ 968.000
Grondkosten (privé)
€ 14/kW/jaar
€ 280.000
OZB
€ 11/kW/jaar
€ 220.000
Overige kosten
€ 7.000
Totaal
€ 4.478.000
Opbrengsten
Uitgangspunt
Bedrag
Verkoop elektriciteit
€ 0,07/kWh
€ 6.160.000
Subsidie
€0,032/kWh
€ 2.816.000
Totaal
€ 8.976.000
Saldo
€ 4.498.000
* Bij een economische levensduur van 15 jaar, en een technische levensduur van 20 jaar Bron: http://www.windenergie.nl/onderwerpen/financien/kosten-en-baten#Exploi
Tabel 9 Rekenwaarden 80m windmolen
Onderzoeksrapport Groenkerk 38
Wanneer men ervoor kiest om de opgewekte energie zelf te gebruiken in plaats van deze te verkopen kost de energie € 0,0189/ kWh: Kosten per kWh (20 jaar tijd)* Totale kosten (€)
4.478.000
Subsidie (€)
2.816.000
Saldo kosten (€)
1.662.000
Totale opbrengst (kWh)
88.000.000
€ / kWh
0,0189
* Bij een economische levensduur van 15 jaar, en een technische levensduur van 20 jaar
Tabel 10 Kosten 80m windmolen per kWh
5.4a Variant boerderijen en bedrijven Binnen de grenzen van Oenkerk bevinden zich 5 agrariërs waar een windmolen geplaatst zou kunnen worden. Daarnaast zijn er 3 bedrijven of bedrijventerreinen waar molens geplaatst zouden kunnen worden, waarvan op één van deze terreinen 2 molens. Daarnaast heeft de voetbalclub ruimte om één of meerdere windmolens te kunnen plaatsen. Naast deze locaties bevinden zich ook nog een aantal woningen buiten het dorp die plaats zouden kunnen bieden aan een windmolen. Een voorwaarde voor deze aanpak is dat het huidige beleid aangepast moet worden.
Afbeelding 13 Schets variant boerderijen en bedrijven (Zie bijlagen voor grotere versie)
Jaaropbrengst variant boerderijen en bedrijven Plek
Aantal units
Totale jaaropbrengst
Boerderijen
5
22.000.000 kWh
Bedrijven
4
17.600.000 kWh
Voetbalclub
1
4.400.000 kWh
Totaal 10 Tabel 11 jaaropbrengst variant boerderijen en bedrijven
44.000.000 kWh
Onderzoeksrapport Groenkerk 39
5.4b Variant Windpark Oenkerk West Daarnaast bevind er zich ten westen van Oenkerk, tevens het meest windrijke gebied van het dorp, veel onbebouwd terrein waar molens geplaatst zouden kunnen worden. Wanneer men rekening houdt met de benodigde tussenliggende afstand van 320 meter tot bebouwing, en een afstand van 400 meter tussen twee molens, kunnen er maar liefst 29 molens van 80 meter hoogte geplaatst worden (dit zijn minimum afstanden die vanwege turbulentie aangehouden dienen te worden bij een molen van 80 meter hoogte). Ook bij deze aanpak bestaat de voorwaarde dat het huidige beleid van de provincie Friesland gewijzigd dient te worden.
Afbeelding 14 Schets variant Windpark Oenkerk West (Zie bijlagen voor grotere versie)
Jaaropbrengst variant windpark Oenkerk west Per molen
1
4.400.000 kWh
Windpark Oenkerk West 29 127.600.000 kWh Tabel 12 jaaropbrengst windpark Oenkerk west
Onderzoeksrapport Groenkerk 40
5.5 Conclusie De techniek voor de grote en reguliere windmolens nadert volgens experts zijn top. Het zou dus een goed moment moeten zijn om in windmolens te investeren. In en om Oenkerk wordt er echter maar weinig gebruik gemaakt van windenergie. Dit is mede de oorzaak van het huidige beleid dat door de provincie Fryslân gevoerd wordt. Binnen de provincie wordt de urgentie van windenergie wel steeds meer benadrukt, echter dient deze te worden toegepast binnen een aantal aangewezen zoekgebieden. Zoals ook af te lezen is uit de windkaart is er in en om Oenkerk zeker potentie aanwezig op het gebied van windenergie. In dit rapport hebben wij de potentie in en om Oenkerk voor kleine zogenaamde urban wind turbines onderzocht, en daarnaast de potentie voor de huidige generatie reguliere met een vermogen van 2MW. Bij deze molens moet in acht worden genomen dat de provincie haar huidige beleid zal moeten wijzigen eer de genoemde varianten uitgevoerd kunnen worden. Daarnaast zal een dorp, stad of gebied nooit volledig op windenergie kunnen functioneren. De hedendaagse techniek laat het nog niet toe om grote hoeveelheden energie voor langere tijd op te slaan. Hierdoor moet de (door de wind) opgewekte energie onmiddellijk gebruikt worden, en is er wanneer het windstil is geen energie beschikbaar. Er zullen dus altijd andere alternatieve energiebronnen beschikbaar moeten zijn. 5.5a Urban wind Turbines De huidige Urban Wind Turbines worden momenteel vooral nog gebruikt als prestige objecten door bijvoorbeeld bedrijven die hiermee hun duurzame ambities willen tonen. Het rendement en de aanschafprijs van de molens zijn met de huidige techniek nog niet in balans, zeker niet vergeleken met andere alternatieven als zonnepanelen en reguliere windturbines. Voor bewoners of bedrijven met het streven om hun energiehuishouding zo duurzaam mogelijk te maken is het dus aan te raden om andere alternatieven te overwegen. Voor een welgestelde individuele persoon die zijn eigen energiehuishouden wil optimaliseren en daarvoor ook gebruik wil maken van de aanwezige windenergie, zou het een uitkomst kunnen zijn. Het is echter veel rendabeler om dan mee te investeren in een van de projecten van de provincie. Daarnaast zouden UWT’s in een dorpje als Oenkerk voor ernstige visuele verrommeling zorgen. Een UWT zou slecht 3,5% van de energievraag van een gemiddeld huishouden kunnen voorzien. Om Oenkerk geheel energieneutraal te maken met behulp van UWT´s moeten er 41.000 molens (Type Ropatec) geplaatst moeten worden op of in de Oenkerker daken en tuinen (na het toepassen van de energetische schilupgrades). Dit zou tot een dusdanige visuele verrommeling met een meer dan riant prijskaartje leidden, dat andere en meer rendabele duurzame alternatieven meer voor de hand zullen liggen. Men kan er dan ook van uit gaan dat de huidige Urban Wind Turbines geen toekomst zullen hebben in Oenkerk. Echter biedt de technische vooruitgang die de afgelopen jaren geboekt is in de toekomst mogelijk betere uitgangswaarden. 5.5b Reguliere windturbines Een enkele hedendaagse windmolen van 80 meter hoog met een vermogen van 2MW kan in dit gebied gemiddeld gezien 15,84 terajoule per jaar opleveren. Dit is 18,49% van de totale energievraag van Oenkerk (na het toepassen van de energetische schil-upgrades). Dit wil zeggen dat je met 5 van deze reusachtige windmolens Oenkerk bijna volledig kan voorzien van windenergie. Wanneer het huidige beleid van de provincie aangepast zou worden ontstaat er ten westen van Oenkerk een zeer geschikt gebied voor het realiseren van windmolens binnen de dorpsgrenzen. Het is een open gebied aan de meest windrijke kant van het dorp waar een aantal woningen, bedrijven en boerderijen zijn gelegen. Uit de twee varianten die in dit hoofdstuk zijn uitgewerkt blijkt dat er meer dan voldoende ruimte is voor het plaatsen van deze benodigde 5 windmolens. De potentie voor windenergie in en om Oenkerk is dan ook als zeer hoog te beschouwen, mits de provincie haar beleid aanpast. Onderzoeksrapport Groenkerk 41
Afbeelding 15 80 MW windmolen in Oenkerk
Onderzoeksrapport Groenkerk
42
6 Bio energie Algemeen Bekende duurzame energiebronnen zijn wind, water en zon. Iets minder bekend, maar verantwoordelijk voor ruim de helft van de duurzame energie geproduceerd in Nederland is energie uit biomassa. Energie uit biomassa wordt opgewekt door verbranding, vergassing of vergisting van organische materialen, zoals hout, gft-afval, maar ook plantaardige olie, mest en (delen van) speciaal hiervoor geteelde gewassen. (CBS, 2010) In de praktijk Energie uit biomassa wordt ook wel bio-energie genoemd. Die naam heeft alles te maken met de bron. Bioelektriciteit en biowarmte komen namelijk voort uit biologisch (of organisch) materiaal. Dat varieert van (snoei)houtafval afkomstig uit de industrie en rioolslib uit waterzuiveringsinstallaties, tot gft uit huishoudens, plantaardige oliën en vetten uit de voedingsmiddelenindustrie, mest uit veebedrijven en speciaal voor bioenergie geteelde gewassen, zoals koolzaad en palmbomen. Het ontstaan van biogas uit biomassa komt voort uit een biologisch verschijnsel: vergisting. Anaerobe vergisting, om precies te zijn. Anaeroob wil zeggen dat het onder zuurstofloze omstandigheden plaatsvindt. Vergisting houdt in dat bacteriën het organisch materiaal in het substraat afbreken en omzetten naar biogas. Dit biogas kun je vervolgens gebruiken om een verbrandingsmotor te laten draaien, die op zijn beurt weer warmte en energie opwekt (vaak elektriciteit ).
Afbeelding 16: Bezinkbak met daarachter een vergisting silo; Rioolzuiveringsinstallatie Leeuwarden (eigen foto)
Onderzoeksrapport Groenkerk 43
Vergisting en verbranding van rioolslib Een goed voorbeeld van het gebruik van biomassa is de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) van Wetterskip Fryslân in Leeuwarden. Hier word bio-energie opgewekt door vergisting van rioolslib in twee grote silo´s. Door de vergisting ontstaat er Biogas. Dit biogas gebruikt het rwzi zelf. Met het opgewekte biogas worden twee V12 motoren aangedreven die op hun beurt een generator aandrijven. De elektrische energie die hiermee wordt opgewekt word gebruikt voor het aandrijven van de motoren in de bezinkbakken en pompen van de installatie.
Afbeelding 17: een MAN V12, volledig aangedreven door zelfgeproduceerd biogas (eigen foto)
Om het rendement te verbeteren word de warmte die van deze twee motoren komt opgevangen. Dit verwarmt vervolgens water. Dit warme water word vervolgens naar een bejaardentehuis in de buurt getransporteerd t.b.v. de verwarming van dat gebouw. Na de vergisting wordt de slib vervoerd naar de slibontwateringsinstallatie in Heerenveen. Na het ontwateren worden de nu droge plakken slib vervoerd naar een cement fabriek waar de plakken worden verbrand voor warmte. De as die overblijft van deze plakken wordt gebruikt als een ingrediënt in het cement. Uiteindelijk wordt bij de waterzuivering in Leeuwarden alle energie en slib verwerkt tot een nuttig product. Dit is niet altijd het geval! Bij diverse waterschappen in het zuiden van Nederland wordt een groot deel van het slib gewoonweg verbrand. Hier word dan ook geen energie mee geproduceerd of biogas van getrokken. Het wordt als het ware afgefakkeld. Deze gang van zaken is voor deze waterschappen normaal, omdat dit de minste kosten met zich mee brengt. Echt duurzaam kan slibverbranding niet genoemd worden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 44
Kosten in de praktijk We hebben gelezen wat er met biomassa uit het riool wordt gedaan. Maar wat zijn nu eigenlijk de kosten van het ontwikkelen van een installatie? En specifiek, wat zijn de kosten in een realistische casus? Om dit te berekenen hebben we contact gemaakt met Engbert Rohaan, Eigenaar van een Melkveehouderij in Siegerswoude. Dit dorpje is goed vergelijkbaar met Oenkerk. We gebruiken de gegevens van deze melkveehouderij om te berekenen wat het ontwikkelen, bouwen en het onderhouden van een mestvergistingsinstallatie op dit moment zou moeten kosten. Hierbij betrekken we ook de SDE subsidie die sinds 2012 van kracht is. Eventuele provinciale investering subsidies worden bij deze berekening achterwege gelaten. Deze berekening is gedaan met behulp van de rekentool die geleverd wordt door de Europese website http://www.bioenergyfarm.eu. We behandelen in dit hoofdstuk alleen de resultaten, de volledige rapporten vindt u in de bijlage.
Figuur 1: Omschrijving mestvergister installatie (Bron: Folder BioEnergieNoord)
De Installatie Een vergistinginstallatie bestaat uit een opslag waar mest en co-producten worden opgeslagen. Er is een voorbehandelinginstallatie waarin deze voeding wordt gemengd en voorbehandeld. Van daaruit wordt de vergister gevoed. De vergister is een grote tank of reactor met een gasdichte overkapping zodat er geen lucht kan toetreden en het geproduceerde gas niet kan ontsnappen. In de vergister wordt het ingevoerde materiaal geroerd met een roerwerk. Nadat het materiaal grotendeels is uitgegist, stroomt het door naar de navergister waarin nog een beperkte gasproductie plaatsvindt en die tevens dient als opslag voor het digestaat. Het geproduceerde gas bevindt zich boven de vergistende massa. Een flexibele gasdichte bol houdt het gas binnen de reactor. Het gas wordt verbruikt in een motor, die een generator aandrijft. Een deel van de koelwarmte van de motor wordt gebruikt om de vergister op temperatuur te houden. Het biogas kan ook opgewaardeerd worden tot aardgaskwaliteit en in het lokale aardgasnet gepompt worden. Het kan dan benut worden als groen gas. Indien de restwarmte ook economisch wordt ingezet, wordt de rentabiliteit van de installatie vergroot. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door de warmte te gebruiken voor het woonhuis, een bedrijfsruimte of een productieproces. Ook is levering aan een naburige warmtevrager (bijvoorbeeld een kas of zwembad) mogelijk. (Bio Energie Noord, 2010) Onderzoeksrapport Groenkerk 45
Figuur 2: Melkveehouderij in Siegerswoude (eigen foto)
Kenmerken van de melkveehouderij van Dhr. Rohaan • • • • • • •
130 volwassen koeien (hebben 1 keer gekalfd) 90 pinken en kalveren Per jaar 765 ton gesneden mais (255 ton droge stof) 1680 ton gemaaid gras (ingekuild) Mestopslag van 7 maanden Kosten mestafvoer 2,30 per ton Twee nabijgelegen woonhuizen en een aangebouwd kantoorpand met een gezamenlijk gasverbruik van 7000 m3
De volwassen dieren staan in totaal 6 maanden buiten, waar de pinken en kalveren 3 maanden buiten staan. Volwassen dieren produceren gemiddeld 30 m3 mest per jaar, waar pinken en kalveren 15m3 mest produceren. Al met al komt dit uit op zo´n 2000 m3 mest per jaar voor de volwassen koeien. Hierbij is meegerekend dat de mest alleen wordt opgevangen als de koeien op stal staan (50% van het jaar) Pinken en kalveren komen uit op iets meer dan 1000 m3 (75% van het jaar op stal) opgevangen mest. Casus 1: Alleen Mestvergisting Wanneer we deze gegevens gebruiken, en alleen de mest zouden gebruiken voor het vergisting systeem dan komen we tot de conclusie dat de meest winstgevende case een biogas installatie waar de energie wordt geleverd in de vorm van elektriciteit en warmte levering. Het voordeel van deze casus is dat een groot deel van de warmte die de installatie levert direct Onderzoeksrapport Groenkerk
Figuur 3: Pinken (1 jarige runderen)
46
gebruikt kan worden door de nabijgelegen woonhuizen en kantoor. Wanneer dit niet het geval was geweest (meer dan 1,5km tussen de installatie en de warmte afnemer) zouden de kosten stijgen omdat er een WKK (warmte kracht koppeling) dicht bij de energie afnemer zou gebouwd moeten worden. In deze casus zou na het vergisting proces 2.907 ton digestaat over blijven. Digestaat is in deze casus restafval wat uiteindelijk afgevoerd moet worden en wordt uiteindelijk, net als mest, gebruikt voor bodemverrijking. De kosten van het afvoeren zijn vergelijkbaar met de kosten voor het afvoeren van mest (€2,30 per ton) . De totale installatie (inclusief opslag) heeft in deze vorm een grondoppervlak nodig van ongeveer 1074 m2. En er zijn ongeveer 3 arbeidsuren per week nodig voor het bedrijven/onderhouden van de installatie. Op deze manier zou elk jaar, 95.078 Nm3 biogas geproduceerd kunnen worden. Op deze manier wordt het biogas omgezet naar 158.860 kWh elektriciteit en 1.019.368 MJ warmte. Een deel van die warmte (221.550 MJ) kan worden gebruikt om de woonhuizen en het kantoor te verwarmen.
De financiële resultaten van deze case zijn (bij benadering): Investeringsbedrag: € 575.173 Jaarlijkse operationele kosten: € 94.984 Jaarlijkse baten: € 18.301 Terugverdientijd (gebaseerd op cashflow): N.v.t. Zoals men kan opnemen vanuit de financiële resultaten kan deze casus niet uit! Elk jaar zal er € 76.683 verlies gedraaid worden. Dit heeft deels ook te maken met de vergisting methode. Mest levert in verhouding niet veel biogas op. In vergelijking: Rundermest levert ca. 50 m3 biogas per ton mest, silomaïs levert ca. 200 m3 biogas per ton (Bio Energie Noord, 2010) Daarom wordt er vaak overwogen om aan Co-vergisting te doen om meer biogas te produceren. Hierbij wordt minimaal 50% mest gemengd samen met andere organische materialen zoals maïs, gras, glycerine, restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie etc.
Onderzoeksrapport Groenkerk 47
Casus 2: Co-vergisting In deze casus gaan we kijken naar wat maximaal haalbaar is (volledige potentie) We gebruiken wederom de gegevens van de melkveehouderij uit Siegerswoude, en in deze casus gaan we het geproduceerde mais en gras bijmengen. Daarnaast voeren we nog een andere wijziging uit. We laten dieren het gehele jaar op stal staan, waardoor we alle geproduceerde mest op vagen en kunnen gebruiken. Wederom komen we tot de conclusie dat in dit geval de meest winstgevende case een biogas installatie waar de energie wordt geleverd in de vorm van elektriciteit en warmte levering. In dit geval kunnen we per jaar 3900 m3 mest per jaar opvangen voor de volwassen koeien. Pinken en kalveren komen uit op 1350 m3 opgevangen mest. Naast de mest mengen we 255 ton gesneden mais en 1680 ton ingekuild gras (afkomstig van 17 hectare mais en 140 hectare gras) In deze casus wordt de vergister gevoed worden met jaarlijks 7.238 ton co-substraten. Na het vergister proces blijft, 6.664 ton digestaat over. De totale installatie (inclusief opslag) heeft een grondoppervlak nodig van ongeveer 2666 m2. Gemiddeld 7 arbeidsuren per week zijn nodig voor het bedrijven van de installatie.
Op de manier kan elk jaar, 432.802 Nm3 biogas geproduceerd worden. Op deze manier wordt het biogas omgezet naar 759.276 kWh elektriciteit en 4.136.767 MJ warmte. In totaal wekt de Co-vergister 2.733.393 MJ + 4.136.767 MJ = 6.870.160 MJ op. Om aan de vraag van 124,94 TJ/Jaar te voldoen zouden er 19 co-vergister installaties moeten worden geplaatst
De financiële resultaten voor het bouwen van 1 installatie: Investeringsbedrag: € 988.223 Jaarlijkse operationele kosten: € 174.237 Jaarlijkse baten: € 77.128 Terugverdientijd (gebaseerd op cashflow): N.v.t. Netto contante waarde: € -1080866 Hier zien we dat we in deze casus jaarlijks € 97.109 verlies draaien.
Onderzoeksrapport Groenkerk 48
Conclusie Biomassa Als we puur kijken naar de technische potentie van biomassa dat lijkt het heel positief. Over het algemeen kan men organisch materiaal, dat gezien wordt als afval, op deze manier toch nog goed benutten. In de praktijk blijkt echter dat de economische potentie er nog niet is. dit heeft een aantal oorzaken. • • • •
Subsidie op dit moment niet toereikend om bijvoorbeeld bio vergistingsinstallaties rendabel te maken. Geen grootschalige producent van bijvoorbeeld voedsel afval in de nabijheid van oenkerk waardoor eventueel co-vergistingsmateriaal zelf geproduceerd zal moeten worden. Veelal nog hoge kosten voor overblijvend digestaat. Geen aanwezige grote warmtevrager (zoals zwembad, kas etc.)
Ethisch gezien is de vraag of bijvoorbeeld Co-vergisting wel écht duurzaam is. Vanwege het vergassen van planten waar het land ook voor voedsel productie gebruikt zou kunnen worden. Hier zijn de meningen over verdeeld.
Onderzoeksrapport Groenkerk 49
7 Geothermische energie Geothermische energie, ook wel aardwarmte genoemd, is energie ontstaan door het temperatuurverschil tussen het aardoppervlak en diep in de aarde gelegen warmtereservoirs. De warmte in de aarde is voor een klein deel het gevolg van het ontstaan van de aarde. Het overgrote deel, ongeveer 70%, van de warmte is afkomstig van natuurlijk radioactief verval van radioactieve mineralen op 1200 km diepte in de aardkorst. Deze warmte is niet gelijkmatig over de aarde verdeeld. Bij vulkanische gebieden, zoals bijvoorbeeld op IJsland, worden dicht aan de oppervlakte veel hogere temperaturen gemeten dan in Nederland. Ter vergelijking, op IJsland wordt al op 1000 m diepte temperaturen bereikt van meer dan 200 °C, terwijl in Nederland op een vergelijkbare diepte gemiddeld 40 °C wordt gemeten. (TNO, 2013) Aardwarmte wordt gezien als een duurzame energie bron. Afgekoeld gesteente dat gebruikt is voor aardwarmte technieken wordt uiteindelijk van binnenuit de aarde weer verwarmd. Toch is aardwarmte niet geheel onuitputtelijk. Vaak wordt er sneller warmte onttrokken dan er vanuit de aarde wordt opgewarmd. In het voorbeeld verder in dit hoofdstuk wordt dit uitgelegd. Geothermie kan in twee hoofdgroepen worden verdeeld: Ondiepe Geothermie Tot de ondiepe geothermie behoren bodemwisselaars (dit zijn gesloten systemen) en Warmte en Koude Opslag (WKO) (open systemen). Beide technieken zijn bedoeld voor het verhogen van het rendement van koeling en verwarming en maken gebruik van een warmtewisselaar. Voor individuele woningen en gebouwen wordt vaak Bodemwarmtepompen gebruikt (tussen de 80 en 100 cm onder de vorstgrens)
Figuur 4: Bodemwarmte (Bron: www.nibe.se)
Voor een grotere groep huizen, kantoorgebouw of flatgebouw wordt WKO vaak toegepast. In dit hoofdstuk richten we ons niet op ondiepe Geothermie, in het volgende hoofdstuk besteden we speciaal aandacht aan Warmte Koude Opslag. Diepe en zeer diepe geothermie Voor warmtewinning in Nederland zijn gesteenten van 1000 m tot ongeveer 3500 m diepte geschikt. De temperatuur is dan respectievelijk ongeveer 40 °C tot 120 °C. (TNO, 2013) Met aardwarmtewinning is een thermisch vermogen te behalen van meer dan 5 MW, afhankelijk van de eigenschappen van een aardlaag waar het warmte aan onttrokken wordt.
Onderzoeksrapport Groenkerk 50
Het grote voordeel van diepe geothermie is dat er zonder een warmtepomp gewerkt kan worden, het water is al op de juiste temperatuur. Deze techniek is geschikt voor collectieve toepassingen zoals de levering aan gehele woonwijken en aan kassen. Zeer diepe geothermie en EGS (Enhanced Geothermal Systems (voorheen ook bekend als 'Hot Dry Rock') Zijn alleen rendabel voor het opwekken van elektriciteit in centrales en voor zware industrie. Voorwaarden Het gebruik van diepe geothermie stelt een aantal randvoorwaarden. Ten eerste moet er op de juiste diepte een poreus watervoerende laag zijn. Deze laag moet voldoende water bevatten en het gesteente moet voldoende doorlatent zijn zodat het water door het gesteente van de ene kant naar de andere kant kan stromen. Daarnaast dient de laag aaneengesloten te zijn, je wilt niet dat er breuken in de laag zitten die de waterstroom blokkeert. Verder is het belangrijk dat de samenstelling van de laag zo veel mogelijk gelijk is. Figuur 5: verschil tussen diepe en zeer diepe geothermie (Bron: bewerkte afbeelding, TNO)
Potentie in Oenkerk Zoals eerder vermeld kijken we in dit hoofdstuk voornamelijk naar diepe geothermie. Met behulp van ThermoGIS, een uitbreiding van GIS ontwikkeld door TNO in samen werking met is op de kaar te zien welke delen van Nederland de potentie hebben om gebruik te maken van diepe geothermie. Deze tool is te benaderen via de volgende link: http://www.thermogis.nl/thermogis.html
3 Km diep
Het meest rendabele systeem in oenkerk zou een doublet zijn op ongeveer 3 kilometer diepte. Hier is de verwachte temperatuur 100 graden Celsius. Er zal ongeveer 50 MW aan energie geleverd kunnen worden uit deze bron. Na ongeveer 40 jaar zal de bron niet genoeg rendement meer leveren en is deze uitgeput. Na ongeveer 100 jaar zal de put opnieuw gebruikt kunnen worden. Kosten Het boren van de twee schachten zullen ongeveer 30 miljoen kosten, dit is exclusief proefboringen, kosten van de pomp, eventuele bouwwerken bovengronds en infrastructuur. Figuur 6: Voorbeeld oenkerk
Onderzoeksrapport Groenkerk 51
Potentie kaart Zoals in onderstaande kaart is op te merken valt Oenkerk in het gebied waar er “mogelijke potentie” is voor het gebruiken van Geothermie, het groene gebied. De gele vlakken zijn gebieden waarvoor een vergunning is aangevraagd om daar gebruik te maken van Geothermie. Hierbij is bijvoorbeeld leuk om te vermelden dat voor het Zernike terrein een vergunning is aangevraagd voor het gebruikmaken van deze techniek.
Oenkerk
Figuur 7: ThermoGIS resultaat van Friesland (Bron: ThermoGIS TNO)
Conclusie Diepe geothermie is een mooie techniek. Toch is er nog weinig bekent over de daadwerkelijke waarden van de bodem in en rond oenkerk, en kan hier niet veel over gezegd worden. Voor een echt helder antwoord zou hier verder onderzoek naar gedaan moeten worden, en eventuele proefboringen moeten worden uitgevoerd. Een kostbaar proces waar een proefboring over het algemeen meer dan 1 miljoen per kilometer kost.
Onderzoeksrapport Groenkerk 52
8 Warmte Koudeopslag 8.1 Wat is WKO en hoe werkt het? Warmte-koudeopslag, of WKO, is een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt momenteel vooral gebruikt bij utiliteit en in de tuinbouw. Er bestaan drie basistechnieken waarmee de natuurlijke energie in de bodem kan worden benut:
Open systemen Gesloten systemen Diepe geothermie
Een WKO is een open systeem. Bij deze opensystemen worden twee bronnen geboord tot een geschikte grondlaag. Vooral watervoerende grondlagen lenen zich uitstekend voor het opslaan van warmte of koude. Bijvoorbeeld een zandlaag is zeer geschikt. Wanneer er niet een dusdanige grondlaag beschikbaar is kan men kiezen voor een duurdere maar zeer effectieve variant. Naast watervoerende lagen in de bodem is namelijk ook koude-warmteopslag in gegraven ondergrondse buffers mogelijk. Deze buffers worden circa 5 meter diep gegraven en bekleed met folie en isolerende sandwichpanelen die samen met de omliggende grondlaag voor een vergelijkbare isolatiewaarde zogen als bij de WKO-opslag in ondergrondse waterlagen. Het voordeel is echter dat deze buffers overal toepasbaar zijn, en dat ook hogere temperaturen (tot 95 graden) opgeslagen kunnen worden. Het nadeel is echter dat deze buffers relatief duur zijn. Een WKO systeem kent eigenlijk twee verschillende functioneringsfases; de fase wanneer het gebouw opgewarmd dient te worden en er dus warmte nodig is, en de fase waarin het gebouw gekoeld dient te worden en er dus koude nodig is. In de zomer wordt water uit de koude bron (± 7◦C) gepompt en gebruikt voor koeling van het gebouw. Wanneer het koude water door het gebouw stroomt neemt deze warmte op. Hierdoor koelt het gebouw af, en warmt het water op. Het opgewarmde water wordt teruggebracht in de warme bron (15 - 25◦C) waar deze wordt opgeslagen. In de winter wordt het gebouw verwarmd met dit opgewarmde water en een warmtepomp. Terwijl het warme water het gebouw opwarmt koelt het water langzaamaan weer af. Het afgekoelde water vloeit weer in de koude bron terug.
Situatie Winter
Situatie Zomer
Afbeelding 18 werking WKO: situatie winter en zomer
Onderzoeksrapport Groenkerk 53
8.2 In de praktijk In de praktijk zitten er aan het toepassen van WKO techniek nog wel wat haken en ogen. Volgens expert Ramon Alberts is het een slimme techniek die vele voordelen kent en ook op en top duurzaamheid is en uitstraalt. Het moeilijke is volgens Alberts echter het effectief toepassen van het systeem. De warmte die wordt opgeslagen en die je dus kan gebruiken is laagcalorisch en bevat te weinig warmte om een gebouw naar vraag mee te verwarmen. Het probleem van het gebruik van WKO zit hem dus vooral in het huidige gebruik van de beschikbare warmte. Een WKO installatie kan niet zo snel schakelen in warmteproductie. Dit in tegenstelling tot een reguliere CV installatie op gas of elektriciteit. Een WKO systeem zal met de huidige techniek altijd gebruikt moeten worden in combinatie met andere systemen. Een WKO systeem kan bijvoorbeeld heel goed gebruikt worden om een bepaalde temperatuur in een gebouw te handhaven doormiddel van bijvoorbeeld LTV’s (lage temperatuur verwarmingen), vloerverwarming, of bij voorkeur beton kern activering (BKA). Dit laatste systeem reguleert het binnenklimaat door het betonnen casco op een prettige temperatuur te houden. De temperaturen die een WKO systeem kan leveren passen nagenoeg perfect bij de temperaturen die voor een betonkern activeringssysteem benodigd zijn. Een betonkern activerings-systeem is echter lastig toe te passen binnen bestaande bouw. In de praktijk zijn bij goed aangepaste- of speciaal voor WKO ontwikkelde gebouwen met de huidige WKOtechniek besparingen van 95% op koeling en 40-50% op verwarming mogelijk. Voor piekbelastingen moet worden bijgestookt wat meestal wordt gedaan met reguliere verwarmingsketels. Om deze besparingen te kunnen behalen met WKO aangedreven techniek zal deze moeten worden toegepast op een gebouw die hier voor gemaakt of aangepast is. Dit brengt vooral voor bestaande gebouwen fikse extra kosten met zich mee. Om van warmte-koudeopslag een rendabel en solide systeem te maken, moeten er nog vele veranderingen en technische verbeteringen moeten plaatsvinden. Wel verwacht dhr. Alberts dat de komende 5 tot 10 jaar deze techniek grote sprongen gaat maken en dat we deze techniek in de toekomst absoluut meer tegen zullen komen. (Het volledige interview met de heer Alberts kunt u vinden in de bijlagen) 8.2a Utiliteitsbouw In de utiliteitsbouw is warmte-koudeopslag vooral bij grootschalige gebouwen een bewezen techniek, die in ongeveer de helft van de nieuwbouw al standaard wordt toegepast. De voornaamste reden is het financiële voordeel ten opzichte van conventionele koelmachines die relatief veel energie gebruiken. De extra investering is hierdoor bij dit soort gebouwen al binnen enkele jaren terug te verdienen. 8.2b Glastuinbouw Het gebruik van open systemen in de glastuinbouw maakt momenteel een exponentiele groei door. Ook hier zijn vooral de hoge energiekosten van vooral koeling een belangrijk argument. 8.2c Industrie Omdat laagcalorische warmte meestal niet voldoende is, speelt bij industriële processen bodemenergie slechts een beperkte rol. Bij grote bedrijven moet een bepaalde innovatieve aanpassing vaak al binnen 3 jaar rendement opleveren. Bij industrieën waar veel gekoeld moet worden kan dit rendement vaak wel gebruikt worden, waardoor bij dit soort bedrijven al wel WKO-systemen worden toegepast. 8.2d Woningbouw Een WKO-systeem is effectief wanneer het kan bijdragen aan zowel koeling als opwarming. Anders dan bij utiliteit of glastuinbouw is er bij woningbouw vooral vraag naar warmte, en minder naar koeling. De meeste huizen worden of zijn daarnaast vaak gebouwd met een conventioneel hoogcalorisch warmteafgiftesysteem zoals een cv-ketel. Dit maakt een WKO-systeem vooral minder aantrekkelijk voor de bestaande bouw en de renovatiemarkt. Echter door de toename van het isoleren van woningen zal koeling steeds belangrijker Onderzoeksrapport Groenkerk 54
worden voor een goed binnenklimaat. Hierdoor kan de rol van WKO-systemen in de toekomst toenemen. Gezien het geringe oppervlak van een huis, en de toch fikse kosten van een WKO-systeem is het denkbaar dat het systeem dan vooral collectief zal worden toegepast.
Afbeelding 19 Collectief WKO-systeem
Uit het onderzoek ‘Workshop Randvoorwaarden WKO’ van agentschap NL blijkt dat het WKO systeem momenteel niet bekend is bij de bevolking. Het is ´vreemd goed´ waarbij men dus geen kennis heeft van de kosten, de financiering, benodigde werkzaamheden, de werking en het rendement van een WKO systeem. Om het systeem beter in de markt te krijgen zal het een andere positie in de samenleving moeten krijgen. De betrokkenheid van de consument dient vergroot te worden. De manier waarop men een systeem kan financieren moet worden verduidelijkt en vergemakkelijkt. Het zou bijvoorbeeld mogelijk moeten zijn dat een nieuw WKO systeem in de hypotheek meegefinancierd zou kunnen worden. Daarnaast wordt bij het presenteren van het WKO systeem de nadruk vooral gelegd op de techniek, terwijl de potentiele gebruiker meer belang heeft bij de bediening van het systeem, hoe goed deze werkt en hoe deze er uit ziet in hun woning (in het onderzoek van AgentschapNL wordt de vergelijking gemaakt met een ingewikkelde goedkope gewone computer, en een duurdere maar mooie en gemakkelijk te bedienen Mac).
8.3 Randvoorwaarden 8.3a Kosten De kosten voor een WKO systeem zijn erg lastig te bepalen. De variabelen die van invloed zijn op de kosten voor een systeem kunnen erg verschillend zijn. Je moet bijvoorbeeld rekening houden met de huidige bebouwing, de grondsoort en de diepte van de boringen. Vooral bij bestaande bouw kunnen de kosten erg hoog oplopen. Momenteel kan bij het realiseren van een WKO systeem bij bestaande bouw wel gebruik gemaakt worden van de 6% belastingregeling. Daarnaast zijn er verschillende subsidies beschikbaar. 8.4b Beleid Open systemen als WKO hebben een aanzienlijke uitstraling (vooral wijzigingen van de grondwaterstroming) op het omringende grondwater tot een afstand van enkele tientallen meters. Deze uitstraling is vaak groter dan het eigen perceel. Hierdoor kan interferentie met nabijgelegen systemen optreden. Dit vind plaats wanneer de thermische invloedsgebieden van twee systemen elkaar overlappen. Met het gericht sturend Onderzoeksrapport Groenkerk 55
beleid van de gemeente kan dit zoveel mogelijk voorkomen worden. Het is momenteel dan ook verplicht om een vergunning aan te vragen wanneer je een WKO systeem wilt realiseren. De gemeente is de partij die bepaald of er wel of geen systeem aangelegd mag worden, en eventueel waar deze aangelegd mag worden. De gemeente houdt hierbij rekening met de interferentiegebieden. Provinsje Frylân wil de plaatsing van systemen echter niet alleen stimuleren, maar ook reguleren. Ze willen in plaats van het toestaan van het plaatsen van allerlei kleine systemen liever ervoor zorgen dat er een groot gezamenlijk systeem wordt toegepast waar belangstellenden gebruik van kunnen maken. Het beleid van de provinsje Fryslân bestaat dus uit twee onderdelen; stimuleren en reguleren. Als landelijk geregelde stimulans voor het toepassen van WKO systemen is onlangs de vergunningsprocedure verkort van 6 naar 2 maanden. Daarnaast lopen er nog een aantal voorstellen voor landelijke beleidswijzigingen. Zo wil men een betere duurzaamheidswaardering in de normstelling voor WKOsystemen. Daarnaast loopt er een voorstel waarin het vrijstellen van energiebelasting voor energieverbruik van het WKO-systeem wordt voorgesteld. 8.4c Voor- en nadelen De toepassing van WKO kent een aantal positieve effecten, die bijdragen aan de groeiende populariteit van de systemen. Hierbij zijn vooral de lagere energiekosten en energiebesparing de belangrijkste argumenten om de techniek toe te passen, in samenhang met het positieve klimaateffect door vermindering van de CO2 uitstoot. Daarnaast kan WKO in de bovengrond ruimte besparen op ketels en koelmachines. Daarnaast worden de systemen vaak toegepast met klimaat-beheersende systemen die zorgen voor een optimaal leefbaar binnenklimaat. WKO kent echter ook potentiële negatieve gevolgen. De systemen dringen diep door in de bodem en kunnen daardoor schade veroorzaken aan de bodemlagen. Te grote temperatuurveranderingen in de bodem kunnen invloed hebben op de biologische activiteit van bodemorganismen en mogelijk de bodem verontreinigen. Daarnaast is het systeem nog erg prijzig en in lang niet alle situaties rendabel.
Onderzoeksrapport Groenkerk 56
8.4 Conclusie 8.4a Huidige toepassing in en om Oenkerk In Oenkerk wordt het systeem nog niet toegepast. Dit is ook niet vreemd gezien het feit da er tot en met juni 2012 slechts 130 vergunningen voor een open systeem zijn verleend in geheel Friesland. Wat opvalt is dat de vergunningsaanvragen voor WKO-systemen sinds 2009 aanzienlijk is gedaald. De provincie wijdt dit aan de economische recessie en de sterk gedaalde energieprijzen. Hierdoor is de terugverdientijd van de systemen erg teruggedrongen. 8.4b Potentiele toepassing in en om Oenkerk Volgens de heer Alberts zal de toepassing van WKO-systemen in het gebied Trijnwouden niet een groot probleem zijn. In het noorden van Nederland komen volgens Alberts veel zogenaamde ‘aquifers’ voor. Een aquifer is een water dragende grondlaag die uitermate geschikt is voor het toepassen van warmte en koude opslag. Ook in onderstaande afbeelding, die wordt verstrekt door de provincie Fryslân, is te zien dat het gebied rondom Oenkerk veel potentie biedt voor het toepassen van warmte en koudeopslag.
Afbeelding 20 Bodematlas Provinsje Fryslan 2013 verkregen van http://www.fryslan.nl/5542/
Gezien het feit dat er in Oenkerk niet veel vooruitzicht is op grootschalige nieuwbouw waarin WKO op een rendabele wijze zou kunnen worden toegepast, zal men zich vooral moeten richten op de bestaande bouw. Gezien het feit dat WKO systemen lastig op een rendabele wijze zijn toe te passen bij bestaande bou en vooral bestaande woningen, zal het systeem weinig tot geen invloed hebben in de nabije toekomst van Oenkerk. Wanneer de huizen in Oenkerk echter beter zullen worden geïsoleerd zal koeling ook in de Oenkerker woningen steeds belangrijker worden voor een goed binnenklimaat. Hierdoor kan de rol van WKO-systemen ook in Oenkerk in de toekomst toenemen. Hiervoor zal de techniek echter nog wel de verwachte ontwikkeling door moeten gaan maken waardoor WKO-systemen makkelijker toe te passen zullen zijn binnen bestaande bouw. Wanneer er toch nieuwbouw zal plaatsvinden is het vooral bij grootschaligere gebouwen zeer te adviseren om het toepassen van WKO systemen in combinatie met andere verwarmingsmethodes te overwegen, en zeker de snel groeiende ontwikkelingen op het gebied van WKO in de gaten te houden. Ondanks dat de verwachting is dat WKO-systemen op korte termijn geen grote rol gaat spelen binnen Oenkerk is de potentie wel aanwezig. Onderzoeksrapport Groenkerk 57
9 Sociale potentie Doelen en visies zijn belangrijk, zoals men in de inleiding van dit rapport hebt kunnen lezen zelfs noodzakelijk. Vaak wordt bij het opstellen van deze doelen sterk gekeken naar de technische en economische haalbaarheid, en wordt een van de belangrijkste factoren in het slagen van een duurzame energie transitie vergeten; de sociale potentie! Deze factor mag niet worden vergeten aangezien een lage sociale acceptatie een van de grootste blokkades kan zijn tot het daadwerkelijk halen van een doelstelling. (Wüstenhagen, Wolsink, & Bürer, 2007) Dat sociale acceptatie minder aandacht krijgt heeft een goede reden. Vaak geven onderzoeken en peilingen aan dat mensen heel erg positief zijn over duurzame energie, en dat ze het geen probleem zouden vinden dat dit in de toekomst meer gebruikt zal worden (zoals ook valt te lezen in de volgende onderzoeken (EUROBAROMETER, 2007) en (European Comission/European research area, 2010). Ondanks deze positieve reacties van het publiek, blijkt dat dit niet altijd opgaat. Een persoon die positief is ten opzichte van duurzame energie zou een potentiele tegenstander kunnen worden wanneer er bijvoorbeeld een windmolenpark in de directe leefomgeving wordt geplaatst. Waar deze molens windgeruis, schaduw en horizonvervuiling met zich mee brengt. Dergelijke weerstand krijgt vaak het label 'NIMBY' (“Not In My Back Yard” of wel; Niet in mijn achtertuin”). Toch schijnt de NIMBY ideologie niet altijd te kloppen. Zo zijn er studies die aanwijzen dat NIMBY niet zo zwart-wit bekeken mag worden (Wolsink, 2006), en dat het ook andersom kan werken. Dat betekend dat de commune dat het dichtste bij een windmolen park woont, een hogere acceptatie heeft voor hernieuwbare energie. Dit wordt ook wel het omgekeerde NIMBY syndroom genoemd (Warren, Lumsden, O'Dowd, & Birnie, 2005, p. 851). Maar waarom lukt het de ene keer wel en de andere keer niet? Een onderzoek naar sociale acceptatie van hernieuwbare energie in zuidoost Duitsland heeft aangetoond dat sociale acceptatie vooral heeft te maken op welke manier duurzame energie projecten worden geïmplementeerd. In dit onderzoek zijn de inwoners van twee steden, Zschadraß en Nossen bevraagd over duurzame energie. In Zschadraß zijn de projecten vooral burger initiatieven, waarbij de gemeente gestuurd heeft op een fonds waarin geïnvesteerd kon worden en een club voor wind energie. Alle PV installaties zijn volledig in eigendom van de burgers, en het windmolenpark is voor 20% gefinancierd door community organisaties. In Nossen zijn de PV panelen en het windmolenpark ontwikkeld en beheerd door commerciële bedrijven met 54 aandeelhouders. Van deze aandeelhouders zijn er maar 2 in Nossen zelf gevestigd (Musall & Kuik, 2011)
Onderzoeksrapport Groenkerk 58
Figuur 8: Eén van de resultaten in het onderzoek in zuidoost Duitsland op de vraag: “We zouden meer wind energie in Duitsland moeten gebruiken” (Musall & Kuik, 2011)
In bovenstaande figuur is op te maken dat de inwoners van Zschadraß een veel positiever beeld hebben van duurzame energie (in dit geval wind energie). De conclusie uit dit onderzoek is dan ook dan gemeenschappelijk bezit van duurzame energie leidt tot een grotere lokale acceptatie van duurzame energie. En dus de manier waarop duurzame energie wordt ontwikkeld van groot belang is. Wat voor omgeving is er nodig om ervoor te zorgen dat een duurzaam energie project kans van slagen heeft? En wat voor acties zijn er nodig om ervoor te zorgen dat er in een “vruchtbare” omgeving in beweging wordt gezet om te investeren in duurzaamheid? Het idee is om na aanleiding van drie peilers; Bewustzijn, Motivatie en Sociaal Kapitaal, de sociale potentie op het gebied van hernieuwbare energie te meten. Bewustzijn Onder bewust zijn valt de kennis, wetenschap en ervaring van de inwoners over en met hernieuwbare energie. hiermee wordt bedoeld hoeveel men afweet van de beschikbare energie opwekkingsmethoden en de toepassing van deze methoden. Wanneer inwoners beter geïnformeerd zijn over deze technieken blijkt dit een positieve invloed te hebben op de acceptatie van deze technieken (Huijts, Molin, & Steg, 2012) Onder Bewustzijn scharen we ook de milieubewustheid van de inwoners. Tijdens oriënterende interviews wordt het motief van iets goed doen voor de natuur en het milieu veel genoemd. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat als de inwoners hun dorp als “milieu bewust” omschrijft dit een positieve invloed heeft op de acceptatie van nieuwe duurzame energie projecten. (Sauter & Watson, 2007)
Bewustzijn Kennis Ervaring Milieubewust Motivatie Motivatie heeft te maken met de houding van de inwoners. Wanneer inwoners een positief beeld hebben van duurzame energie, en duurzame energie opwekkers dan hoeft dit nog niet direct te betekenen dat zij automatisch zelf de moeite nemen om hier wat mee te doen. Het consumeren van energie is tot dusver vooral een passieve aangelegenheid. Hieronder valt ook het afnemen van “groene energie”. De rol van de inwoner is vooral het afnemen van de (duurzame) energie. Door de decentrale opwekking van de energie worden mensen hier niet direct bij betrokken.
Onderzoeksrapport Groenkerk 59
Het zelf opwekken van energie vergt een geheel andere rol van de inwoner. Het alleen passief afnemen is nu niet meer voldoende, de inwoner zal nu een actieve rol aan moeten nemen. Dit door te investeren in een installatie, of het beschikbaar stellen van een stuk dak of tuin. De beginselen van motivatie is dat een activiteit interessant en boeiend zou moeten zijn, en de persoon zich betrokken voelt bij de activiteit. Motivatie wordt gereguleerd door de intensiteit en de doorloop van het programma. Waarbij omgeving van de persoon en vertrouwen in de beslissende partij een grote invoel heeft op het uiteindelijke motivatie niveau (Graham & Weiner, 1996) Samenwerking tussen inwoners is dus van groot belang wil men motivatie genereren bij inwoners. Een lokaal energie initiatief is hier een goed voorbeeld van. Van belang is dan wel dat betrokken inwoners op de hoogte worden gehouden en zich betrokken blijven voelen. Daarnaast is vertrouwen een belangrijke factor, de inwoners zouden vertrouwen moeten hebben in de lokale overheid en/of de acterende (energie)bedrijven in de regio. Bewustzijn Kennis Ervaring Milieubewust
Motivatie Actief contact Samenwerking verleden Vertrouwen
(Collectief) Sociaal kapitaal Social capital is the capacity of groups to work toward the common good. (Mondal, 2000) Naast een technisch en milieu bewuste groep inwoners, die gemotiveerd is om actief bezig te gaan met duurzame energie is er nog één belangrijk aspect waaraan een dorp of gemeenschap aan zou moeten voldoen wil het slagen in het doel; Het bezitten van collectief sociaal kapitaal. Bourdieu beschrijft sociaal kapitaal als: De middelen tot welke een persoon kan beschikken via sociale relaties met anderen. (Bourdieu, 1986) Sociaal kapitaal bestaat uit een enorme, gevarieerde verzameling van mogelijk bruikbare middelen zoals: toegang tot advies, liefde, praktische hulp, aandacht, invloed, fysieke kracht, kennis, expertise, status, geld, voedsel, gezondheidszorg, enz. (van der Gaag & Snijders, 2005) Sociaal kapitaal is in feite uitwisselbaar en vergelijkbaar met economisch kapitaal. In een economisch goede periode kan iemand bijvoorbeeld zijn economische kapitaal (geld) besteden aan een groot feest dat zijn sociale kapitaal versterkt. In economisch slechtere periode kan dit sociale kapitaal worden benut en veranderd zo weer in economisch kapitaal. Je investeert als het ware in “Good will” (de Groot & Tadepally, 2008) De term 'sociaal kapitaal' werd gepopulariseerd door Putnam in 1993. Hij benadrukt de noodzaak van vertrouwen en vrijwilligersorganisaties voor de kwaliteit van de samenleving. Hij geeft hierbij aan dat maatschappelijke betrokkenheid de sleutel is tot sociaal kapitaal. Maatschappelijke betrokkenheid kan men volgens Putnam uitdrukken in: de opkomst bij verkiezingen, aantal abonnees van (plaatselijke)kranten, het bestaan van boekenclubs, voetbal clubs en andere sociale groepen. (Putnam, 1993) Bewustzijn Kennis Ervaring Milieubewust
Motivatie Actief contact Samenwerking verleden Vertrouwen
Sociaal kapitaal Jaarfeest Participatie in Clubs & Verenigingen
Onderzoeksrapport Groenkerk 60
Sociale potentie in Oenkerk Om een beeld te krijgen van de sociale potentie in Oenkerk is er gebruik gemaakt van deskresearch en diverse interviews, waaronder een interview met de voorzitter van dorpsbelangen Oenkerk, Dhr. Paul Palmboom. De vragenlijst van dit semigestructureerde interview kunt u vinden in de bijlagen. Bewustzijn Wanneer we kijken naar Oenkerk en vragen naar hoe milieu bewust de bewoners zijn dan geven ze zelf aan dat meer bewust met het milieu bezig houden dan gemiddeld het geval Afbeelding 21: Een van de parade wagens tijdens het is in Nederland. Zo wordt het Energie Initiatief Groenkerk dorpsfeest van Oenkerk in 2012 (Bron: Facebook) genoemd, dat dit jaar in september nu 3 jaar bestaat. Maar ook de inspanningen van de gemeente omtrent het milieu blijken niet onopgemerkt. Bijvoorbeeld de elektrische auto’s waar de gemeente mee rondrijdt. Als we kijken naar het aantal geïnstalleerde zonnepanelen in oenkerk dan ligt dit boven het gemiddelde in Nederland (0,1% van het energieverbruik) (CBS, 2012). Via Initiatief Groenkerk hebben in 2012 en 2013, 18 woningen een opdracht uit laten voeren tot het installeren van zonnepanelen variërende van 1.440 tot 5.280 Wp per woning. Oenkerk heeft hiermee 2,18% van de huishoudens in Oenkerk voorzien van PV panelen. Naast Oenkerk zijn er andere partijen die zonnepanelen leveren, bijvoorbeeld vereniging eigen huis, consumentenbond, natuur en milieu, urgenda, particuliere leveranciers, bouwmarkten, makro etc. Daarnaast zijn er in de omgeving veel andere duurzame opwekking methoden te vinden. In Hurdegaryp is er sinds 2010 een WKO installatie in gebruik. Dit zogenaamde Kindcentrum bied huisvesting aan twee basisscholen, CBS de Winde en OBS Hurdegaryp, een kinderdagopvang, een peuterspeelplaats en het consultatiebureau van de hulpverleningsdienst Fryslân.
Motivatie Wanneer er gevraagd wordt of er in Oenkerk een sterk gemeenschapsgevoel heerst dan wordt hier gemengd over geantwoord. Het blijkt dat er een soort tweedeling in oenkerk te zijn. Als eerste heb je de mensen die hun hele leven al hebben doorgebracht in Oenkerk. Deze mensen hebben het liefst dat Oenkerk blijft zoals het altijd was. Hierdoor zie je vaak, maar niet altijd, dat deze groep minder enthousiast is over duurzame projecten. Daarnaast heb je de “nieuwe” bewoners van Oenkerk. Groot deel van deze mensen is komen wonen in de nieuw gebouwde wijken in Oenkerk. Deze groep werkt over het algemeen in de grotere plaatsen zoals Leeuwarden en hebben naast het wonen in Oenkerk weinig met het dorp. Als we kijken naar actief contact dan lopen we tegen het probleem aan dat oenkerk niet echt een duidelijke dorpskern heeft, er is dus niet een plek waar mensen elkaar geregeld tegenkomen. Toch is er één onderneming in oenkerk die veel lokaal publiek trekt, Bakker Braaksma. Deze bakker is een plek waar zowel nieuwe als oude bewoners komen en in wezen een soort losstaand centrum is. Veelal wordt “Stania State” genoemd als ontmoetingsplek. Levensbedreigende samenwerking is in oenkerk niet tot de orde gekomen, Oenkerk heeft verder geen natuurrampen zoals overstromingen etc. hoeven overleven. Onderzoeksrapport Groenkerk 61
Sociaal kapitaal Als we kijken naar het aantal verenigingen clubs dan zijn er best veel te vinden. Als eerste is daar Dorpsbelangen Oentsjerk. Het bestuur van Dorpsbelangen Oentsjerk, bestaande uit 7 personen, vergadert maandelijks. Aan het begin van deze vergadering maakt het bestuur tijd vrij voor inbreng vanuit het dorp. Dorpsbelagen zijn belangrijk geeft Dhr. Palmboom aan. Het is de rol van het dorpsbelang om te contactpersoon te zijn tussen inwoners van Oenkerk en de gemeente Tytsjerksteradeel. Het is een aanspraakpunt voor beide partijen. Daarnaast bestaat er het jeugd buurthuis Bûge of Barste(kortweg BOB) Het BOB is ruim 30 jaar een ondernemende stichting in de Trynwâlden die verschillende activiteiten voor kinderen, tieners, jongeren en volwassenen organiseert. In Oenkerk is ook de Stichting Vrienden van Zienn gevestigd. Deze stichting bied hulp aan mensen die in Afbeelding 22: Buurthuis BOB (Bron: http://www.scw-bob.nl/) de problemen zijn geraakt, het moeilijk vinden om hun leven op de rails te houden of zich in een crisis bevinden. Voor deze mensen regelt Zienn de meest basale zaken. Daarnaast is er een Buitenschoolse opvang in Oenkerk, BSO Mearkelân waar 85 kinderen gebruik van maken. Deze kinderen komen niet alleen uit oenkerk maar ook uit Oudkerk en Molenend. Een van de grootste clubs is er Voetbalclub Trynwalden. Een voetbal vereniging die ook in Oenkerk veel belangstelling heeft. Zo heeft de club elk jaar een familiedag waar vaak veel mensen op af komen. Naast de voetbalclub heeft oenkerk nog een Bridgeclub, een schaakclub, tennisclub, een dartclub, een toneelgroep en een biljardclub. We mogen natuurlijk Energie(k)loket Gytsjerk niet vergeten. Gytsjerk licht praktisch tegen Oenkerk aan, en het loket heeft weldegelijk invloed. Dit heeft vooral te maken met de lokale bouwondernemingen die bij dit loket zijn betrokken. Het loket bied een objectief informatiepunt voor de inwoners van Oenkerk. Ten slotte heeft Oenkerk zijn eigen dorpskrant genaamd “de Koeketromp” die bewoners informeer over de diverse activiteiten in en rond Oenkerk. Daarnaast adverteren diverse lokale bedrijven in dit krantje.
Onderzoeksrapport Groenkerk 62
Conclusie Sociale Potentie Aan de hand van de peilers gaan we kijken hoe hoog Oenkerk scoort op het gebied van Sociale potentie. Hoe meer voortgangspeilen er vol zijn, hoe hoger oenkerk scoort op de desbetreffende peiler.
Bewustzijn Kennis Ervaring Milieubewust
Motivatie Actief contact Samenwerking verleden Vertrouwen
Sociaal kapitaal Jaarfeest Participatie in Clubs & Verenigingen
Gemiddeld
Bovengemiddeld
Uniek
Gemiddeld
Bovengemiddeld
Uniek
Gemiddeld
Bovengemiddeld
Uniek
Wat meteen opvalt is dat Oenkerk erg hoog scoort op de peiler “bewustzijn” Dit komt mede door de grote hoeveelheden initiatieven in en rondom het dorp. Daarnaast heeft Oenkerk een gemeente die veel doet op het gebied van duurzaamheid en milieu. Mede door deze activiteiten is het kennisniveau van de inwoners op een verrassend hoog niveau. Oenkerk scoort gemiddeld op de peiler “Motivatie” aangezien deze niet extreem aanwezig is. Mensen hebben wel contact, maar een echt ontmoetingscentrum of punt ontbreekt. Dit heeft grotendeels te maken met dat Oenkerk geen echte dorpskern bezit. Het dorp scoort bovengemiddeld op het Collectief Sociaal Kapitaal. Er zijn in verhouding veel clubs en verenigingen te vinden in Oenkerk. Het heeft een Jeugd buurhuis, een buitenschoolse opvang en een duurzaam informatiepunt in de nabije omgeving.
Onderzoeksrapport Groenkerk 63
10
Conclusie
10.1 Beantwoording deelvragen 10.1a DEELVRAAG 1: Wat is het huidige energieverbruik in Trijnwouden? Om te kunnen bepalen wat de duurzame energie potentie van het dorp Oenkerk is, en of de doelstelling van initiatief Groenkerk om voor het jaar 2050 energieneutraal te zijn haalbaar is, zal je moeten bepalen waar het dorp zich nu bevindt. Met het beantwoorden van deze deelvraag hebben we de huidige energiebehoefte van het dorp Oenkerk in kaart gebracht. Door gebruik te maken van data van het ministerie van binnenlandse zaken, die speciaal voor dit type onderzoeken ontwikkeld is, hebben we een schatting kunnen maken van het nominale huidige energieverbruik van het dorp Oenkerk. Hierin is het energieverbruik van alle gebouwen meegenomen, en zijn de elektriciteitsvraag en gasbehoefte cumulatief weergegeven in Joules. De energie die gebruikt wordt voor vervoer, straatverlichting en andere aspecten die zich niet binnen gebouwen bevinden zijn niet meegenomen in de berekeningen.
Uit de berekening is gebleken dat de woningen in Oenkerk momenteel een gezamenlijke primaire energiebehoefte hebben van 88,12 TJ per jaar. De utiliteitsgebouwen als scholen, winkels en kantoren hebben momenteel een gezamenlijke primaire energiebehoefte van 36,82 TJ per jaar. De totale huidige primaire energiebehoefte van alle gebouwen in Oenkerk komt daarmee op 124,94 TJ per jaar
124,94 TJ staat gelijk aan de opbrengst van acht 2MW windturbines, 60.000 Urban windturbines, 434.000 m2 aan zonnepanelen of 19 Co-vergistingsinstallaties. Nu duidelijk is wat de huidige energiebehoefte van Oenkerk is, moet er bepaald worden hoeveel deze energievraag verlaagd doormiddel van energetische upgrades aan de gebouwen. Dit zal in deelvraag 2 beantwoord worden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 64
10.1b DEELVRAAG 2: Wat is mogelijk op het gebied van energievraagvermindering? Wanneer een woning of gebouw beter wordt geïsoleerd en/of wanneer er betere installaties worden toepast zal de energierekening omlaag gaan. De energievraag van de woning neemt af waardoor er dus minder energie opgewekt hoeft te worden. Momenteel betekent dat een vermindering van de CO2 uitstoot en in de toekomst mogelijk een verlaging van de benodigde levering aan duurzaam opgewekte energie. Het verlagen van de energievraag door isolatie of verbetering van installaties is dus directe winst. In het bouwkundig deelonderzoek zijn drie varianten beschreven waarop een veel in Oenkerk voorkomend type woning energetisch kan worden verbeterd waardoor de energievraag van deze woning af zal nemen. De eerste variant is een budgetvariant die door zijn zeer korte terugverdientijd door elke huiseigenaar toegepast zou kunnen en moeten worden. De tweede variant is een basisvariant waarbij de gehele schil van de woning verbeterd wordt. Ten minste deze variant zou in elke woning en gebouw in Oenkerk toegepast moeten zijn. Bij de derde variant wordt niet alleen de gehele schil uitgebreid toegepast, maar ook wordt de ketel vervangen en worden er zonnepanelen toegepast. De varianten die beschreven worden zijn op soortgelijke wijze ook bij de andere type woningen en gebouwen toe te passen. In de data van het ministerie van binnenlandse zaken, die speciaal voor dit type onderzoeken ontwikkeld is, wordt ook gebruik gemaakt van verschillende verbeterpakketten. Het verbeterpakket dat is aangehouden in de berekeningen is een basispakket die grotendeels overeenkomt met het basispakket uit het bouwkundig deelonderzoek. Door gebruik te maken van de data van het ministerie van binnenlandse zaken, hebben we een schatting kunnen maken van het nominale energieverbruik in het dorp Oenkerk nadat de energetische upgrades zijn toegepast. Hierin is het energieverbruik van alle gebouwen meegenomen, en zijn de elektriciteitsvraag en gasbehoefte cumulatief weergegeven in Joules. De energie die gebruikt wordt voor vervoer, straatverlichting en andere aspecten die zich niet binnen gebouwen bevinden zijn niet meegenomen in de berekeningen. Uit de berekening is gebleken dat de woningen in Oenkerk na het toepassen van basis energetische verbetering een gezamenlijke primaire energiebehoefte hebben van 48,85 TJ per jaar. Ten opzichte van de huidige primaire energiebehoefte van de woningen is dit een energiebesparing van 39,27 TJ per jaar. Dit is een energiebesparing van 45%. De totale huidige primaire energiebehoefte van alle gebouwen in Oenkerk na het toepassen van een basis energetische upgrade komt daarmee op 85,67 TJ per jaar 85,67 TJ staat gelijk aan de opbrengst van vijf 2MW windturbines, 41.000 Urban windturbines of 297.000 m2 aan zonnepanelen. Nu is duidelijk wat de potentiele energiebehoefte van Oenkerk is nadat er de nodige energetische upgrades zijn toegepast. Om de duurzame energiepotentie van Oenkerk te kunnen bepalen zal deze energiebehoefte vergeleken moeten worden met de hoeveelheid potentieel op te wekken duurzame energie.
Onderzoeksrapport Groenkerk 65
10.1c DEELVRAAG 3: Welke vormen van duurzame energieopwekking zijn haalbaar in Trijnwouden en wat is het effect hiervan? Nu de potentiele energievraag na het toepassen van energetische upgrades bekend is wordt er in deze deelvraag bekeken hoeveel energie er in en om Oenkerk potentieel op een duurzame wijze zou kunnen worden opgewekt. Van vijf bekende duurzame opwekkingmethoden is uitgezocht of deze potentie hebben in Oenkerk. Zonne-energie De potentiele zonne-energie hebben we in kaart proberen te brengen met de berekeningstool die in het geografische softwareprogramma ArcGIS meegeleverd wordt. De benodigde gegevens bleken echter niet volledig te zijn waardoor de berekening niet uit te voeren bleek te zijn. Om toch een beeld te kunnen schetsen van de potentie van de energiepanelen is er een zonne-analyse gemaakt ter plaatse van de in het bouwkundig deelonderzoek behandelde straten. Aan de hand van deze analyse is er een schatting gemaakt naar de potentieel op te wekken zonne-energie op de daken van de Oenkerker gebouwen.
•
Op de op het zuiden gerichte daken in Oenkerk kunnen maximaal 10.260 panelen worden geplaatst die een gemiddelde opbrengst genereren van 2.216.160 kWh per jaar (dit is slechts 0,00001634% van de totale energiebehoefte)
•
Wanneer op elk op het zuiden georiënteerde dak 2 panelen worden geplaatst genereren de 1080 panelen een gemiddelde opbrengst van 233.280 kWh per jaar op
•
Om de totale energiebehoefte van de woningen die 48,85 TJ per jaar beslaat volledig te voorzien door gebruik te maken van zonnepanelen zijn er 62.825 optimaal geplaatste zonnepanelen nodig (dit is een oppervlak van 23 voetbalvelden)
Zonne-energie moet zeker zoveel mogelijk benut worden. Door de horizontale oriëntatie van de woningen in Oenkerk is de potentie ook zeker aanwezig. Het zal echter wel in combinatie met andere energievoorzieningen gebruikt moeten worden omdat het rendement simpelweg nog te laag is, of voor perioden waarin de zon helemaal niet aanwezig zal zijn. Om de doelstelling om in het jaar 2050 energieneutraal te zijn te kunnen benaderen, zal Groenkerk zich dus naast zonne-energie vooral op meer rendabele opwekkingsmethoden moeten gaan richten. Windenergie Uit de windkaart is af te lezen dat Oenkerk in een redelijk windrijk gebied ligt. Daarnaast is het gebied dat ten westen van het dorpshart ligt, en zich nog wel binnen de dorpsgrenzen bevindt, een zeer open gebied waar de wind dus vrij spel krijgt. Hier is de potentie om gebruik te maken van windenergie dan ook zeker aanwezig. Het recent ontwikkelde beleid van de provincie Friesland verbiedt echter het plaatsen van windmolens buiten de daarvoor aangewezen zoekgebieden. Wanneer er dus rekening wordt gehouden met dit beleid bestaat er in Oenkerk geen potentie voor het plaatsen van reguliere windturbines. In het onderzoek hebben we echter bekeken wat de potentie zou kunnen zijn wanneer het beleid de plaatsing van turbines wel toe zou staan. Daarnaast is bekeken wat de potentie is van kleinere Urban Windturbines die binnen het huidige beleid wel toegestaan zijn. Onderzoeksrapport Groenkerk 66
Om een uitspraak te doen over de hoeveelheid potentie van reguliere windturbines zijn er een tweetal scenario’s opgesteld. Een scenario waarin alle beschikbare ruimte ten westen van Oenkerk benut wordt, en een scenario waarin alle boeren en bedrijven met voldoende ruimte een windmolen op grond realiseren.
•
Binnen de variant boerderijen en bedrijven kunnen tien 2MW windmolens gerealiseerd worden.
•
Deze tien windmolens kunnen per jaar circa 158,40 TJ genereren
•
158,40 TJ is ruim voldoende om in de totale primaire energiebehoefte van Oenkerk, die na de energetische upgrades 85,67 TJ beslaat, te kunnen voorzien
•
Er blijft zelfs maar liefst 20 miljoen kWh over die verkocht zou kunnen worden
•
Binnen de variant windpark Oenkerk West kunnen maar liefst 29 2MW-windmolens gerealiseerd worden.
•
Deze 29 windmolens kunnen per jaar circa 459,4 TJ genereren
•
459,4 TJ is meer dan voldoende om in de totale primaire energiebehoefte van Oenkerk, die na de energetische upgrades 85,67 TJ beslaat, te kunnen voorzien
•
Er blijft maar liefst 104 miljoen kWh over die verkocht zou kunnen worden
De zogenaamde UWT’s die wel binnen het huidige beleid toepasbaar zijn, kunnen worden toegepast in de tuinen of op de daken van de gebouwen in Oenkerk. In Oenkerk bevinden zich 795 gebouwde eenheden waarbij een UWT gerealiseerd zou kunnen worden. Er is van twee types UWT’s berekend wat deze op zouden kunnen leveren.
•
Binnen Oenkerk zouden 795 Urban Windturbines toegepast kunnen worden
•
De meest rendabele UWT’s zouden dan in totaal 1,66 TJ aan energie genereren
•
1,66 TJ is 2% van de totale primaire energiebehoefte van Oenkerk, die na de energetische upgrades 85,67 TJ beslaat
De huidige Urban Wind Turbines worden momenteel vooral nog gebruikt als prestige objecten door bijvoorbeeld bedrijven die hiermee hun duurzame ambities willen tonen. Het rendement en de aanschafprijs van de molens zijn met de huidige techniek nog niet in balans, zeker niet vergeleken met reguliere windturbines. Voor bewoners of bedrijven met het streven om hun energiehuishouding zo duurzaam mogelijk te maken is het dus aan te raden om andere alternatieven te overwegen. Voor een welgestelde individuele persoon die zijn eigen energiehuishouden wil optimaliseren en daarvoor ook gebruik wil maken van de aanwezige windenergie, zou het een uitkomst kunnen zijn. Het is echter veel rendabeler om dan mee te investeren in een van de projecten van de provincie. Onderzoeksrapport Groenkerk 67
Een enkele hedendaagse windmolen van 80 meter hoog met een vermogen van 2MW kan in dit gebied gemiddeld gezien 15,84 terajoule per jaar opleveren. Dit is 18,49% van de totale energievraag van Oenkerk (na het toepassen van de energetische schil-upgrades). Dit wil zeggen dat je met 5 van deze reusachtige windmolens Oenkerk bijna volledig kan voorzien van windenergie. Wanneer het huidige beleid van de provincie aangepast zou worden ontstaat er ten westen van Oenkerk een zeer geschikt gebied voor het realiseren van windmolens binnen de dorpsgrenzen. Het is een open gebied aan de meest windrijke kant van het dorp waar een aantal woningen, bedrijven en boerderijen zijn gelegen. Uit de twee varianten die in dit hoofdstuk zijn uitgewerkt blijkt dat er meer dan voldoende ruimte is voor het plaatsen van deze benodigde 5 windmolens. De potentie voor windenergie in en om Oenkerk is dan ook als zeer hoog te beschouwen, mits de provincie haar beleid aanpast. Bio-energie Het grootste voordeel van energie uit biomassa is dat het enigszins aanpasbaar is aan energiebehoefte in tegenstelling tot wind en zon-energie. Wanneer er meer energie nodig is, kan er meer materiaal vergist worden. Daarnaast is biogas gemakkelijker op te slaan dan elektriciteit. In Oenkerk zou vanwege zijn landelijke ligging een mestvergistingsinstallatie het meest rendabel zijn. Er is namelijk verder geen bedrijf of onderneming in de buurt die veel organisch afval als reststof overhoudt. Met behulp van de gegevens van een operatieve melkveehouderij in de buurt is er uitgerekend hoeveel een mest vergistingsinstallatie en een co-vergistingsinstallatie kan opleveren aan biogas, en aan elektriciteit en warmte wanneer er een WarmteKracht-Koppeling gebruikt zou worden. Hierbij ontstaan de volgende resultaten: Mestvergisting Met een mestvergister zou 95.078 Nm3 biogas geproduceerd kunnen worden in een jaar. Met behulp van een WKK ter plaatse wordt het biogas omgezet naar 158.860 kWh elektriciteit en 1.019.368 MJ warmte. In het meest gunstige geval, wanneer men alleen kijk naar de calorische waarde van biogas (25MJ/m3) dan levert één mestvergister 2.376.950 MJ aan energie. Om de 85,67 TJ aan energie te leveren zouden er 36 van dit soort installaties gebruikt moeten worden.
Zoals in het hoofdstuk uitgelegd is bestaat er ook Co-vergisting. Dit is de vergisting van mest waarbij andersoortig organisch materiaal wordt bijgemengd om meer biogas te produceren (max. 50% co-substraat)
Co-vergisting Met een co-vergister kan elk jaar 432.802 Nm3 biogas geproduceerd worden. Op deze manier wordt het biogas omgezet naar 759.276 kWh elektriciteit en 4.136.767 MJ warmte. Wanner er weer gekeken wordt naar de calorische waarde van het geproduceerde biogas dan komen we op 10.820.050 MJ aan energie. Er zouden 8 van dit soort installaties moeten worden gebouwd om jaarlijks 85,67TJ op te wekken. LET OP! Hier wordt dan wel 17 Hectare mais, en 140 hectare gras voor bijgemengd.
Onderzoeksrapport Groenkerk 68
Na een uitvoerige berekening kunnen we aan de eindstreep stellen dat het financieel niet haalbaar is om een (Co-)vergistingsinstallatie te bouwen in Oenkerk. Het opbouwen van een dergelijke faciliteit loopt in de miljoenen euro’s.Op dit moment is in verhouding de energieprijs dusdanig laag dat er door de verkoop van energie in de vorm van gas, warmte of elektriciteit er te weinig baten zijn om een vergistings-installatie draaiende te houden. De potentie van biomassa in Oenkerk is in de huidige tijd niet hoog. Pas als in de toekomst de energieprijzen stijgen, of wanneer er flinke subsidies komen op de geproduceerde energie, zoals in Duitsland wel het geval is, word het toepassen en gebruik van biomassa als energiebron pas rendabel.
Geothermie Als we kijken naar de GIS potentie kaart van geothermie dat zien we dat Oenkerk een mogelijk positieve ligging heeft. Dit biedt de mogelijkheid om op 3 kilometer diepte een water dragende en doorlatende steenlaag aan te boren en deze te gebruiken als warmtebron voor het opwekken van elektriciteit of het gebruiken van de warmte zelf voor het verwarmen van woningen of bijvoorbeeld het in Oenkerk gelegen zorgcentrum “It Skewiel” . De voorgestelde installatie zal naar verwachting gemiddeld 100 Terra Joule per jaar leveren. Dit zou meer dan genoeg zijn om de 85,67 TJ aan energievraag te beantwoorden. Toch moet er niet vergeten worden dat een dergelijke installatie minimaal 30 miljoen kost, de pompen ook de nodige energie vragen en dat de bron waarvan gebruik wordt gemaakt na 30 tot 40 jaar niet meer gebruikt kan worden vanwege het afkoelen van het gesteente. Men zal dan ongeveer 100 jaar moeten wachten tot de bron weer op temperatuur is. De potentie van Geothermie in Oenkerk is daarom laag.
Warmte Koudeopslag De grondlaag in het noorden van Nederland, en dus ook in Oenkerk, is meer dan geschikt voor het toepassen van WKO-systemen. De grondlagen hier zijn namelijk erg temperatuur vast. De geografische potentie is dan ook erg hoog. Deze potentie is ook af te lezen uit de Bodematlas die de provincie Friesland heeft laten ontwikkelen. De technische potentie van WKO systemen laat echter nog veel te wensen over. Binnen bestaande bouw kan een WKO systeem nog niet gemakkelijk rendabel worden toegepast. Daarnaast is een WKO systeem vaak pas rendabel wanneer een gebouw zowel opgewarmd als gekoeld moet worden. Ondanks dat de verwachting is dat WKO-systemen op korte termijn geen grote rol gaat spelen binnen Oenkerk is de potentie wel aanwezig. Zeker wanneer de technische ontwikkeling van de systemen zijn groei door zal blijven zetten is het interessant om de toepassing van WKO-systemen in de gaten te houden.
Onderzoeksrapport Groenkerk 69
10.2 Beantwoording Hoofdvraag Wat is de Duurzame Energiepotentie van het dorp Oenkerk?
Het grootste struikelblok is dat de energetische waarde van gas en olie is dusdanig hoog is dat deze nog niet gemakkelijk zijn te vervangen door hernieuwbare, duurzame energiebronnen. Het rendement van de verschillende opwekkingsmethoden wordt dan wel elk jaar hoger, het benodigde technische niveau is nog niet bereikt. Om de duurzame energiepotentie van Oenkerk te verhogen zal je eerst het huidige gas en/of olieverbruik zo ver mogelijk terug moeten brengen. Ongeveer de helft van alle woningen is voor het jaar 1974 gebouwd en zijn niet tot slecht geïsoleerd. De potentie voor energievraagvermindering is binnen Oenkerk dan ook erg hoog. In Oenkerk is de potentie voor het gebruik maken van zonne-energie en windenergie erg hoog. Dit zijn echter bronnen waarbij men afhankelijk is van de weerssituatie. Er zullen met deze methodes altijd periodes zijn waarin geen, of juist te veel energie wordt gegenereerd. Met de huidige techniek is men nog niet in staat om de energie die op dat moment niet nodig is op te slaan. Alle gegenereerde energie dient ogenblikkelijk gebruikt te worden. Dit betekent dat wanneer er geen zonne-energie of windenergie beschikbaar is, men gebruik zal moeten maken van een andere liefst hernieuwbare energiebron. Hierbij kan gedacht worden aan biomassa aangezien biomassa een semi-continue productie van energie heeft waarbij biogas gemakkelijker en goedkoper op te slaan is als elektriciteit. De energiepotentie in Oenkerk is zeker aanwezig. Hierbij is het raadzaam om de lijn van de Trias Energetica aan te houden. Dit wil zeggen dat men eerst zoveel mogelijk de energievraag zal moeten verlagen. Vervolgens zal men de aanwezige potentie op het gebied wind en zon zo maximaal mogelijk moeten benutten. De overgebleven vraag moet opgevangen worden met biomassa, en als laatste optie met fossiele brandstoffen, die dan wel op de meest effectief mogelijke wijze benut zullen worden.
10.3 Aanbevelingen 10.3a Aanbeveling energievraagvermindering Veruit de grootste energiepost binnen gebouwen is momenteel het verwarmen van de leefruimtes. Qua kosten neemt deze post circa 70% van de energierekening in beslag. De doelstelling van Groenkerk om voor het jaar 2050 volledig energieneutraal te zijn kan pas serieus genomen worden wanneer alle woningen in Oenkerk een acceptabel energetisch niveau hebben. Ongeveer de helft van alle woningen is voor het jaar 1974 gebouwd en zijn niet tot slecht geïsoleerd. De potentie voor energievraagvermindering is binnen Oenkerk dan ook erg hoog. De energetische verbetering kan op vele manieren toegepast worden. In het bouwkundig deelonderzoek worden een aantal van deze methoden beschreven en berekend. Binnen Tytsjerksteradiel bestaat er een zeer succesvol orgaan die speciaal is opgericht om woningeigenaren voor te lichten over deze energetische verbeteringen, en om hen te ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van de verbeteringen aan hun woning of gebouw; het Energie(k)loket in Gytsjerk. Omdat de energievraag in Oenkerk enorm omlaag kan worden gebracht raden wij Groenkerk aan om naast de acties op het gebied van bijvoorbeeld zonnepanelen, hun aandacht voor het toepassen van energetische upgrades uit te breidden. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichting of het stimuleren van collectief aanvragen van offertes voor bouwkundige ingrepen. Het is zeer aannemelijk dat dit plaatsvind in samenwerking met het Energie(k)loket. Onderzoeksrapport Groenkerk 70
10.3b Aanbeveling zonne-energie Zonne-energie moet zeker zoveel mogelijk benut worden. Door de horizontale oriëntatie van de woningen in Oenkerk is de potentie ook zeker aanwezig. Het zal echter wel in combinatie met andere energievoorzieningen gebruikt moeten worden omdat het rendement simpelweg nog te laag is, of voor perioden waarin de zon helemaal niet aanwezig zal zijn. Om de doelstelling om in het jaar 2050 energieneutraal te zijn te kunnen benaderen, zal Groenkerk zich dus naast zonne-energie vooral op meer rendabele opwekkingsmethoden moeten gaan richten. 10.3c Aanbeveling windenergie Windenergie is mogelijk de grootste potentiele energieleverancier inde omgeving van Oenkerk. Een enkele hedendaagse windmolen van 80 meter hoog met een vermogen van 2MW kan in dit gebied gemiddeld gezien 15,84 terajoule per jaar opleveren. Dit is 18,49% van de totale energievraag van Oenkerk (na het toepassen van de energetische schil-upgrades). Dit wil zeggen dat je met 5 van deze reusachtige windmolens Oenkerk bijna volledig kan voorzien van windenergie. Het is dan ook zeer aan te raden om de ontwikkelingen op het gebied van windmolens scherp in de gaten te blijven houden. Dat het huidige beleid het plaatsen van windmolens niet toestaat betekend niet dat Oenkerk geen gebruik kan maken van windenergie. Wij raden Groenkerk dan ook aan om de mogelijkheden om toch gebruik te maken van windenergie te onderzoeken. Er zijn bijvoorbeeld financiële participatie mogelijkheden binnen de projecten van de provincie. Hierbij wordt niet de windenergiepotentie in de omgeving van het dorp benut, maar participeer je in projecten in zeer windrijke gebieden waar de windenergiepotentie maximaal zal zijn en er per investeringseuro dus meer energie opgewekt kan worden. Het toepassen van de kleinere Urban Windturbines, die binnen het huidige beleid wel toegestaan zijn, raden wij met de huidige prestaties van de molens ten zeerste af. Het rendement is zeker in vergelijking met de aanschafprijs zeer laag. Daarnaast zullen de molens voor een enorme visuele verrommeling zorgen binnen het dorp.
10.3d Aanbeveling bio-energie Bio-energie heeft ten opzichte van zonne-energie en windenergie een flexibel karakter en heeft geen last van duisternis en windstilheid. Dat is dan ook direct het grootste pluspunt van duurzame energie uit Biomassa. Ons advies is om te richten en onderzoek te doen naar andere soorten bio-energie dan de in dit onderzoek behandelde vergisting methode. De behandelde vergister kan met de huidige energieprijzen gewoonweg niet uit. Verder zou er bekeken moeten worden welke manier van opwekken van bio-energie het minste belastend is voor het milieu om deze manier van energie opwekking duurzaam te houden. 10.3e Vergroten sociale betrokkenheid Er is in Oenkerk een bovengemiddelde sociale potentie waargenomen. Dit heeft positieve gevolgen voor toekomstige initiatieven. Toch is alles voor verbetering vatbaar en daarom zijn de volgende ideeën ontworpen om een duurzame boost te geven: Oenkerk, Duurzaamste dorp van Nederland Streven om oenkerk in 2014 het duurzaamste dorp te maken. Dit zou gestimuleerd kunnen worden door bij de rotonde op de Rengersweg (toegangsweg tot Oenkerk) een digitaal bord neer te zetten met daarop de hoeveelheid duurzame energie die op dit moment wordt geproduceerd, en hoeveel er dit jaar al geproduceerd is. Het is van belang dat een dergelijk concept zo veel mogelijk in de media komt. Niet alleen in oenkerk zelf, maar ook in de gemeente Tytsjerksteradeel en de provincie Fryslân. (brief aan inwoners, folders en posters door oenkerk/Tytsjerksteradeel, tijdens plaatsing van het bord uitnodigen van Omrop Fryslân etc.) Onderzoeksrapport Groenkerk 71
Het mooiste zou zijn om dit niet alleen in oenkerk te doen, maar op het zelfde moment in andere gemeenten en dorpen door geheel Fryslân zodat er onderlinge competitie aanwezig is.
Duurzaam Energie Fonds Oenkerk Het opzetten van een fonds waar particulieren gebruik van kunnen maken. Het fonds financiert de initiële aanschaf van bijvoorbeeld zonnepanelen. De inwoner betaalt maandelijks met de besparing op de energie rekening de aanschafsprijs terug aan het fonds. Wanneer het volledige bedrag terugbetaald is hoeft de bewoner niets meer af te dragen aan het fonds en is de bewoner volledig eigenaar van de zonnepanelen. Niet alleen gemeente en overheid zou kunnen investeren in een dergelijk fonds, maar ook woningcorporatie WoonFriesland zou hierin een bijdrage kunnen leveren. Een dergelijk fonds zou ook zo geregeld kunnen worden dat het fonds groeit door de bewoner bijvoorbeeld een half jaar langer te laten afdragen wanner de aanschafprijs al is verrekend.
Jaarlijkse Proefplaatsing Proefplaatsing van zonnepanelen bij 4 bewoners in Oenkerk voor 1 jaar. De inwoners van Oenkerk kunnen zich inschrijven om kans te maken op gratis plaatsing en gebruik van zonnepanelen op hun dak. Op basis van deze registratie wordt er een loting uitgevoerd. de uitgelote personen krijgen kosteloos een aantal zonnepanelen op het dak en mogen profiteren van de opgewekte energie. hierbij wordt ook een energie meter geïnstalleerd, zodat zichtbaar is wat de zonnepanelen opwekken. Na 1 jaar is de proefperiode voorbij en wordt er opnieuw een loting gedaan onder de ingeschreven inwoners. De proefpersonen krijgen de keuze om na de proefperiode de zonnepanelen over te kopen voor een gereduceerd bedrag. De geïnstalleerde panelen blijven dan zitten, en er worden nieuwe panelen aangeschaft voor de volgende verloting. Dit concept is te vergelijken met het maken van een proefrit in een nieuwe auto. of het lenen van een product voor een bepaalde tijd. Er is een grote kans dat door de installatie van zonnepanelen bij de bewoner zelf, of bij de buren van de bewoner, de persoon gaat nadenken over het zelf aanschaffen van zonnepanelen.
Onderzoeksrapport Groenkerk 72
11
Personalia Betrokken Partijen
Initiatiefgroep Groenkerk Postbus 9 9062 ZH OENKERK W: www.groenkerk.nl E:
[email protected] Contactpersoon: Dhr. K. van der Linden
Energie+Dorp Onderdeel van Kenniscentrum Noorderruimte: Hanzehogeschool Groningen Zernikeplein 11, B1.44 9747 AS Groningen W: www.noorderruimte.nl E:
[email protected] Contactpersoon: Dhr. B. Boschma
Bureau Noorderruimte Onderdeel van Kenniscentrum Noorderruimte: Hanzehogeschool Groningen Zernikeplein 11, A1.03 9747 AS GRONINGEN W: www.noorderruimte.nl E:
[email protected] Contactpersoon: Mevr. M. Post
Gemeente Tietjerksteradeel Raadhuisweg 7 9251 GH Burgum W: www.t-diel.nl T: 14 0511 E:
[email protected]
Onderzoeksrapport Groenkerk 73
Gemeente Dongeradeel Koningstraat 13 9101 LP DOKKUM W: www.dongeradeel.nl T: 14 0519 E:
[email protected]
Hanzehogeschool - School voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek Van DoorenVeste (gebouw M), Zernikeplein 11 9747 AS Groningen W: www.hanze.nl/home/Schools/Academie+voor+Architectuur+Bouwkunde+Civiele+Techniek T: (050) 595 45 73 E:
[email protected]
Hanzehogeschool – Instituut voor Engineering Van DoorenVeste (gebouw M), Zernikeplein 11 9747 AS Groningen W: www.hanze.nl/home/Schools/Instituut+voor+Engineering T: (050) 595 46 90 E:
[email protected]
Woningbouwcorporatie Woonfriesland Hoofdkantoor Grou Oedsmawei 26 9001 ZJ Grou Postbus 91, 9000 AB Grou W: www.woonfriesland.nl T: (0566) 62 91 29 E:
[email protected] Contactpersoon: Dhr. M. Endeman
Onderzoeksrapport Groenkerk 74
12
Geraadpleegde Literatuur
Provincie Fryslân. (2012, April 24). Notitie Sinnestroom 2012-2015. Opgeroepen op Mei 22, 2013, van Fryslan.nl: http://www.fryslan.nl/2504/sinnestroom/ Bio Energie Noord. (2010). Folder co-vergisting BioEnergieNoord. Opgeroepen op Juni 6, 2013, van energiezuinigebedrijventerreinen.nl: http://www.energiezuinigebedrijventerreinen.nl/downloadablefiles/Publicaties/Folder%20covergisting%20BioEnergieNoord.pdf Bourdieu, P. (1986). The forms of capital. Readings in economic sociology, 280-291. CBS. (2010). Revisie hernieuwbare energie. Opgeroepen op Juni 5, 2013, van Centraal bureau voor de Satistiek: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/F79D69FF-CECC-41F0-AC3798EE538B7CD7/0/2010revisiehernieuwbareenergieart.pdf CBS. (2012, Augustus 22). Grootverbruikers energie betalen het minst. Opgeroepen op Mei 21, 2013, van Centraal Bureau voor de Statestiek : http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/industrieenergie/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3658-wm.htm CBS. (2012, Augustus 23). Sterke toename van zonnepanelen. Opgeroepen op Juni 9, 2013, van Centraal Bureau voor de Statistiek: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/industrieenergie/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3673-wm.htm CBS. (2013, April 4). Ruim een kwart aardolie-import uit Russische Federatie. Opgeroepen op Juni 7, 2013, van Artikel handel met de Russische Federatie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/internationale-handel/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-russischefederatie-2012-art.htm de Groot, W. T., & Tadepally, H. (2008, Augustus). Community action for environmental restoration: a case study on collective social capital in India. Opgeroepen op Mei 2013, van Environment, Development and Sustainability: http://link.springer.com/article/10.1007/s10668-006-9078-8 Energieleveranciers.nl. (2012). Terugleververgoeding energie van zonnepanelen. Opgeroepen op Juni 7, 2013, van Betrouwbare en onafhankelijke energievergelijker voor energieprijzen: http://www.energieleveranciers.nl/zonnepanelen/terugleververgoeding-zonnepanelen EUROBAROMETER. (2007, Januari). Energy Technologies: Knowledge, Perception, Measures. Opgeroepen op Mei 22, 2013, van Special EUROBAROMETER 262 European Comission: http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_262_en.pdf European Comission/European research area. (2010, Oktober). Europeans and Biotechnology in 2010: Winds of change? Opgeroepen op Mei 22, 2013, van ec.europa.eu: http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_341_winds_en.pdf Onderzoeksrapport Groenkerk 75
European Commission. (2013, Maart 27). REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Renewable energy progress report. Opgeroepen op Mei 22, 2013, van EUR-Lex: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52013DC0175:EN:NOT European Parliament. (2009, April 23). Directive 2009/28/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on the promotion of the use of energy from renewable sources and amending and subsequently repealing Directives 2001/77/EC and 2003/30/EC. Opgeroepen op Mei 22, 2013, van EUR-Lex Access to European Union law: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32009L0028:EN:NOT Graham, S., & Weiner, B. (1996). Theories and Principles of Motivation . Opgeroepen op Mei 2012, van Handbook of educational psychology, 4, 63-84.: http://www.unco.edu/cebs/psychology/kevinpugh/motivation_project/resources/graham_weiner96 .pdf Huijts, N., Molin, E., & Steg, L. (2012, Januari). Psychological factors influencing sustainable energy technology acceptance: A review-based comprehensive framework. Opgeroepen op Mei 29, 2013, van Renewable and Sustainable Energy Reviews: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S136403211100428X Mondal, A. H. (2000). Social capital formation: The role of NGO rural development programs in Bangladesh. Policy Sciences, 33(3-4), 459-475. Musall, F. D., & Kuik, O. (2011, Juni). Local acceptance of renewable energy—A case study from southeast Germany. Opgeroepen op Mei 22, 2013, van Sciencedirect.com: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421511001972 NOS. (2013, Juni 4). NOS.nl Economie. Opgeroepen op Juni 7, 2013, van Importheffing voor Chinese zonnepanelen: http://nos.nl/video/514286-importheffing-voor-chinese-zonnepanelen.html Putnam, R. D. (1993). The prosperous community. Opgeroepen op Mei 2013, van The American Prospect, staskulesh.com: http://staskulesh.com/wp-content/uploads/2012/11/prosperouscommunity.pdf Rijksoverheid. (2013, Mei). Vraag & Antwoord, Kan ik subsidie voor zonnepanelen en zonneboilers krijgen? Opgeroepen op Juni 7, 2013, van rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie/vraag-en-antwoord/kan-ik-subsidievoor-zonnepanelen-en-zonneboilers-krijgen.html Sauter, R., & Watson, J. (2007, Mei). Energy Policy Volume 35, Issue 5. Opgeroepen op Mei 2012, van Sciencedirect.com: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421506004903 TNO. (2013). Wat is aardwarmte? Opgeroepen op Juni 9, 2013, van ThermoGIS: http://www.thermogis.nl/algemene_info.html
Onderzoeksrapport Groenkerk 76
van der Gaag, M., & Snijders, T. A. (2005, Januari). The Resource Generator: social capital quantification with concrete items. Opgeroepen op Mei 2013, van Social Networks, Volume 27, Issue 1: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0378873304000607 VROM. (2010, Augustus). Brochure Zonnepanelen en vergunningen, Miniserie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid. Opgeroepen op Juni 7, 2013, van Alles over zonnepanelen: http://www.allesoverzonnepanelen.nl/wp-content/uploads/2011/01/Brochure-zonnepanelen-envergunningen.pdf Warren, C., Lumsden, C., O'Dowd, S., & Birnie, R. (2005, Maart). ‘Green on green’: public perceptions of wind power in Scotland and Ireland. Opgeroepen op Mei 27, 2013, van Scottish Government: Directorate for Planning and Environmental Appeals: http://www.dpea.scotland.gov.uk/Documents/qJ12843/A2382535.pdf Wolsink, M. (2006, Maart 23). Invalid theory impedes our understanding: a critique on the persistence of the language of NIMBY. Opgeroepen op Mei 27, 2013, van Wiley Online library: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1475-5661.2006.00191.x/full Wüstenhagen, R., Wolsink, M., & Bürer, M. J. (2007, Mei). Social acceptance of renewable energy innovation: An introduction to the concept. Retrieved Mei 21, 2013, from Elsevier: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421506004824
Geertsma, R. & Wal, A. van der. (2013). Healthy Living. Afstudeerscriptie najaar 2012 Hanzehogeschool Groningen Gemeente Tietjerksteradeel, Feiten & Cijfers. (2013). Verkregen van http://www.t-diel.nl/gemeente/feitencijfers_3735/ Algemene informatie over Trijnwouden. (2013). Verkregen van http://www.trynwalden.nl/
Energiebehoefte Agentschap NL, NL Energie en Klimaat. (2011). Voorbeeldwoningen 2011, bestaande bouw (Publicatie-nr. 2KPWB1034). SenterNovem, iov. het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. (2009). Energiedata utiliteitsbouw, 2008 (publicatie-nr. 2KPBEST0801). CBS, Statline. (2010). Energieverbruik in de land- en tuinbouw, 1989-2006 [Grafiek]. Verkregen van www.statline.cbs.nl
Onderzoeksrapport Groenkerk 77
Windenergie: ACRRES, Terbijhe, A. & Oltmer, K. & Voort, M. van der, iov UR Wageningen. (2009). Spin-off Windenergie – Een onderzoek naar de economische, duurzaamheids- en regionale effecten van windenergie (rapportcode: AC2009/01) Nederlandse Wind Energie Associatie. (2009). Mini windturbines, wat zijn dat? Verkregen van www.nwea.nl Nederlandse Wind Energie Associatie. (2009). Visiedocument mini windturbines. Verkregen van www.nwea.nl Ir. Cace, J. & Drs. Horst, E. ter. (2007). Urban Windturbines - Leidraad kleine windturbines in de gebouwde omgeving .Verkregen van http://www.urbanwind.net/pdf/LEIDRAAD_KLEINE_WINDTURBINES_IN_DE_GEBOUWDE_OMGEVING_final. pdf Royal Haskoning. (2012). Plan-MER Structuurvisie Windstreek 2012. (rapportcode: 9W9217/R00011/SBO/Gron). Verkregen van http://www.fryslan.nl/3566/windenergie/files/[77]planmer%20samenvatting.pdf. Atelier Fryslân. (2009). Fryske Wyn – windturbines en ruimtelijke kwaliteit. Verkregen van: http://www.atelierfryslan.nl/uploads/pdf/fryske%20wyn.pdf Deputearre Steaten, provinsje Fryslân. (2012). Fryslân Windstreek 2012 – ontwerp-structuurvisie. Verkregen van: http://www.fryslan.nl/3566/windenergie/files/%5B75%5Dstructuurvisie%20fryslan%20windstreek%202012. pdf Ingreenious BV, iov Projectgroep testveld KWT Zeeland. (2009). Evaluatie meetresultaten testveld kleine windturbines Zeeland (rapportcode: 0904000.Ro1). Verkregen van www.zeeland.nl/digitaalarchief/zee0900786 KEMA Nederland BV, iov Senternovem. (2005). Windkaart van Nederland (publicatienr.2DEN-O5.O4). Verkregen van www.windenergie.nl/sites/windenergie.nl/.../windkaart_van_nederland.pdf
Warmte koude opslag: Provinsje Fryslân. (2013). Bodemkaart Fryslân. verkregen van http://www.fryslan.nl/5542/ Agentschap NL. (2010). Verslag Workshop Randvoorwaarden voor WKO, verkregen van www.allesoverwko.nl Deputearre Steaten, iov Provinsje Fryslân. (2012). Beleidsnotitie en stimuleringsprogramma warmte- en koudeopslagsystemen in Fryslân, verkregen van http://www.fryslan.nl/wko#multiple
Onderzoeksrapport Groenkerk 78