Project Friese Zorgacademie Care
Rapportage werkgroep Onderwijsstrategie en leerstijlen
Onderzoek naar de beste onderwijsstrategie voor zorg- en welzijnsonderwijs op niveau 2 en 3
Werkgroep ‘Onderwijsstrategie en leerstijlen’ Versie 16 oktober Vastgesteld in de stuurgroep FZa op 3 juli 2012
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3
1.
Advies aan de stuurgroep van de Friese Zorgacademie.................................................................. 4
2.
Drie perspectieven als basis voor de onderwijsstrategie voor niveau 2 en 3 ................................. 6 2.1 Onderwijsstrategie, de lerende, de opleider en de leeromgeving................................................ 6 2.2 De lerende en zijn leerstijl op niveau 2 en 3 ................................................................................. 7 2.3 De stijl van de opleider voor de lerende op niveau 2 en 3 ........................................................... 8 2.4 Het onderscheid tussen niveau 2 en niveau 3: zelfsturend vermogen ......................................... 9 2.5 Kenmerken van de leeromgeving.................................................................................................. 9
3.
Levensecht leren als best passende onderwijsstrategie ............................................................... 11 3.1 Terug naar de opdracht ............................................................................................................... 11 3.2 Wat verstaan we onder onderwijsstrategie? .............................................................................. 11 3.3 De passende onderwijsstrategie voor niveau 2 en 3 .................................................................. 11
Geraadpleegde literatuur ...................................................................................................................... 13
Pagina 2 van 14
Voorwoord In voorliggende rapportage bieden wij u de resultaten aan van de werkgroep ‘Onderwijsstrategie en leerstijlen’ van het deelproject Friese Zorgacademie Care. De opdracht waarmee deze werkgroep aan de slag is gegaan luidt: Onder de constatering dat de huidige opbouw van curricula onvoldoende aansluit bij noden en wensen van de studenten op niveau 2 en 3, is het wenselijk om een beter passende onderwijsstrategie ten behoeve van de verschillende doelgroepen vast te leggen. In het deelproject zal o.a. onderzoek worden gedaan naar resultaten van elders gehanteerde leerstrategieën, zoals het gildeleren. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar ontwikkelingen en mogelijkheden van digitaal leren, o.a. omdat leren op basis van beeldmateriaal goed blijkt te werken. De werkgroep bestaat uit: Amieke de Rapper Friesland College, opleidingsmanager Zorg, Service & Welzijn basisopleidingen Jan Hoekstra Friese Poort Sneek, opleider Karin de Wilde Meriant, opleidingsadviseur Maike de Block Thuiszorg Zuidwest Friesland, adviseur personeelsontwikkeling Marten Beeftink Eduvitalis, onderwijskundige en voorzitter werkgroep Pepi Wadman Venturaplus, projectcoördinator Friese Zorgacademie care De opdracht aan de werkgroep was om met evidence te komen inzake leerstijlen voor de doelgroep niveau 2 en 3. Het project dient te resulteren in een overzicht van te hanteren leerstijlen, een uitspraak over hoe deze leerstijlen te hanteren in schools en buitenschools onderwijs en, tenslotte, een uitspraak over hoe leerstijlen en onderwijs op elkaar aansluiten. Evidence based practice In deze rapportage beogen wij keuze uit actueel materiaal van gevarieerde herkomst aan te leveren inzake de meest passende onderwijsstijl voor niveau 2 en 3 op basis van een zo hoog mogelijk bewijsniveau. Vorm van de rapportage(s) aan de stuurgroep Uit oogpunt van overzichtelijkheid hebben we ervoor gekozen om een kernrapport te maken waarin we het advies aan de stuurgroep formuleren en waarin een tamelijk compacte theoretische onderbouwing is opgenomen inzake de onderwijsstrategie voor lerenden van niveau 2 en 3. Een uitgebreide samenvatting van gebruikte theorie, literatuur, onderzoeken en werkveldonderzoek wordt op een later moment aangeboden, aangezien dat op dit moment nog niet gereed is.
Pagina 3 van 14
1. Advies aan de stuurgroep van de Friese Zorgacademie Constatering De leerstijl van niveau 2 en 3 studenten is een levensechte leerstijl: leren dat gesitueerd is in de beroepspraktijk, aan de hand van een nabij rolmodel / meester, al werkende. 1 Dit blijkt uit literatuur, veldonderzoek, voorkeuren en ervaringen van lerenden en opleiders. Een levensechte leerstijl is tegengesteld aan een klinische leerstijl: leren in een klaslokaal, met gededuceerd lesmateriaal, aan de hand van een docent of coach, al simulerende. Zoomen we nader in op het verschil tussen niveau 2 en 3 lerenden, dan constateren we dat niveau 2 (nog) sterker nodig heeft wat niveau 3 ook nodig heeft: instructie, veiligheid, duidelijkheid, structuur, succeservaring en bemoediging, ondersteuning in het transfereren van leerervaringen en een rolmodel.
Advies inzake de te hanteren onderwijsstrategie 1. Maak levensecht leren direct vanaf het begin van de opleiding mogelijk voor lerenden van niveau 2 en 3. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een Gilde, leerafdelingen, projectopdrachten in de beroepspraktijk, meelopen met een ‘meester’, e.d. Gebruik de speelruimte die de wet daarvoor biedt creatief en zo veel mogelijk. Ga hierover in overleg met de inspectie. Het beste onderwijs voor niveau 2 en 3 kenmerkt zich door een gestructureerde opbouw, korte leercycli, een zo hoog mogelijke mate van integratie tussen praktijk en theorie en beperkte verwachtingen ten aanzien van zelfsturing door de lerende. ‘Just in time’ en ‘just enough’ worden theorie en praktijk gekoppeld. De leercultuur is uitnodigend en gericht op het belonen van stapeling van succeservaringen. 2. Doe dat in gezamenlijkheid, als twee eigenaren van dezelfde opleiding: onderwijsinstelling en zorg- of welzijnsinstelling hand in hand in de Friese Zorgacademie. Vertaal dit eigenaarschap ook financieel: kosten en baten van opleiden gezamenlijk delen. 3. Stel heel duidelijk een profiel op van de opleider, het rolmodel voor de lerenden. Laat daarbij het onderscheid tussen docent en werkbegeleider los. Het zijn beide opleiders. Het profiel van de opleider, diens bekwaamheden liggen in de lijn met wat de lerende nodig heeft (zie hierboven): creativiteit om op het juiste moment verstand van zaken bij te brengen, de lerende waar nodig ‘achter de broek te zitten’, een didactische werkvorm in te zetten en onderdelen van het curriculum te flexibiliseren, in volgorde en snelheid afgestemd op de lerende.
1
Zie voor onderbouwing de reader.
Pagina 4 van 14
Aanpalend advies In de werkgroep structuur zijn voorstellen gedaan die sterk insteken op de huidige ‘klinische’ onderwijsleersituatie, in afwisseling met ‘stage’ in een bepaalde setting. Wij pleiten voor een andere invalshoek: welke doelen moeten worden behaald en waar kunnen die het beste behaald worden? Waarbij onze werkgroep van mening is dat het primaat ligt bij levensecht leren.
Pagina 5 van 14
2. Drie perspectieven als basis voor de onderwijsstrategie voor niveau 2 en 3 In dit hoofdstuk worden inzichten uit de onderwijskundige theorie en onderzoek gepresenteerd die richting gaan geven aan een onderwijsstrategie voor leerlingen op niveau 2 en 3 in paragraaf 3. Ingezoomd wordt op de driehoek ‘lerende’, ‘opleider’ en ‘leeromgeving’. 2.1 Onderwijsstrategie, de lerende, de opleider en de leeromgeving De beste onderwijsstrategie heeft het hoogste onderwijsrendement. Om de beste onderwijsstrategie voor lerenden van niveau 2 en 3 in kaart te brengen, kiezen we ervoor om vanuit de drie elementen ‘lerende’, ‘opleider’ en ‘leeromgeving’ te werken. Deze drie elementen komen namelijk in de onderzoeken en leertheorieën steeds terug en bieden gezamenlijk de mogelijkheid een volledig beeld te vormen rondom de onderwijsstrategie. De drie elementen moeten een optimale onderlinge samenhang hebben. Ze versterken of ontkrachten elkaar. Wij zullen in deze rapportage vaak alleen deze drie begrippen gebruiken. Dit is een essentiële stap in onze benadering, want we laten van meet af aan het onderscheid los tussen de ‘docent’ en de ‘praktijkbegeleider’ en ‘school’ versus ‘stageplek’. We gebruiken de term ‘lerende’ voor al diegenen die een leerproces volgen. Dit leidt er eveneens toe, dat we ons beter op het leerproces zelf kunnen richten omdat we uit kunnen gaan van de beste constellatie voor een bepaalde leerstof, zonder ons daarbij om het ‘wie’ of ‘waar’ te hoeven bekommeren. De inzichten en die wij in dit hoofdstuk presenteren zijn gevormd op basis van theoretisch en evidence-based onderzoek (van o.a. leertheoretici), relevant praktijkonderzoek en inzichten vanuit het werkveld. De eerste en tweede categorie betreffen evidence-based onderzoeksresultaten met een hoog bewijsniveau. Inzichten vanuit het werkveld achten wij minstens zo relevant, maar zijn niet ‘wetenschappelijk’ onderbouwd en kunnen derhalve worden beschouwd als onderzoeksresultaten met een laag bewijsniveau. Model 2.1: De drie elementen rondom de onderwijsstrategie
Lerende
Onderwijsstrategie
Opleider
Pagina 6 van 14
Leeromgeving
Achtereenvolgens komen aan de orde: o o o
De lerende en zijn leerstijl op niveau 2 en 3 De stijl van de opleider voor niveau 2 en 3 Kenmerken van de leeromgeving voor niveau 2 en 3
2.2 De lerende en zijn leerstijl op niveau 2 en 3 Doen en ervaren ‘Concreet ervaren’ is essentieel voor leerlingen op niveau 2 en 3. Het zijn veelal ‘doeners’, die sterk instructiegevoelig zijn. Niveau 2 en 3-leerlingen zijn sterk instructie-gevoelig en hebben een kortcyclische leerstijl. Het is daarom van groot belang dat theorie en praktijk (i.c. de uitleg en het ‘doen’) kort na elkaar plaatsvinden om te kunnen integreren. Instructie moet helder en niet te lang zijn. Onderwijs en ondersteuning moeten gericht op kort-cyclisch leren. Het onderwijsprogramma moet ruimte bieden voor planning en organisatie door de leerling. Conceptualiseren en transfereren: minder sterk Leerlingen op niveau 2 en 3 hebben veelal een minder sterk (ontwikkeld) reflectief en conceptualiserings-vermogen. Dit leidt ertoe dat als reflectie of ‘conceptualiseren’ apart van de ervaring wordt aangeboden, het ook als losstaand van die werkelijkheid wordt opgeslagen. Er vindt daardoor nauwelijks of geen (automatische) transfer plaats. Motivatie en aanmoediging Leerlingen die een laag opleidingsniveau volgen, hebben in hun schoolcarrière vaak al veel tegenslag gehad en niet veel zelfvertrouwen opgebouwd. Juist voor hen is de onderwijscontext en de wijze waarop zij benaderd worden cruciaal om zich optimaal te ontwikkelen. Dit vereist een positieve, motiverende benadering, waarin de leerling serieus genomen wordt en vertrouwen krijgt. Succeservaringen Het is, ook in verband met het zelfvertrouwen van leerlingen, belangrijk dat aansluiting wordt gezocht bij wat de leerling al weet en kan. Dit vertaalt zich naar de doorlopende leerlijn, waarin ervaring en kennis kan ‘stapelen’. Niets is zo frustrerend voor deze leerling als steeds weer opnieuw te moeten beginnen. Succeservaringen hebben effect op het zelfvertrouwen. Deze uitlichten en erop voortbouwen helpt de leerling verder. Betekenisvolle en accepterende leeromgeving Complex leren wordt gestimuleerd door uitdaging en betekenisgeving, en belemmerd door dreiging. Een betekenisvolle leeromgeving, waarin ‘het ertoe doet’, is voor de lerende op niveau 2 en 3 essentieel. De leerling is gevoelig voor sfeer, voor het zich welkom voelen en voor opname in het geheel (team, afdeling, organisatie). De lerende moet weten welk doel zijn leren dient. Het leren moet aantrekkelijk zijn en op de praktijk gericht. Hoe kleiner de afstand tussen theorie en werkvloer, hoe groter de kans dat hij het leuk vindt. Er moet een leerklimaat zijn waarin de lerende fouten mag maken, vragen durft te stellen en op zijn eigen manier mag leren.
Pagina 7 van 14
Instroom en entree in de opleiding Last-but-not-least: een goede intake en selectie van leerlingen voor de betreffende opleiding is essentieel. Motivatie, achtergrond en thuissituatie zijn daarbij de kernwoorden. Dit omdat dit de drie factoren op studentniveau zijn die het meest invloed hebben op onderwijsrendement.
2.3 De stijl van de opleider voor de lerende op niveau 2 en 3 Het gedrag van de leraar wordt van oudsher beschouwd als één van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste omgevingsvariabele, die het leergedrag en het leerrendement van de leerlingen bepaalt. Om de effectiviteit van de opleider zo groot mogelijk te maken specifiek voor leerlingen op niveau 2 en 3, zijn de volgende ‘bekwaamheden’ van belang. Rolmodel De opleider en de lerende moeten bij elkaar ‘passen’. De opleider moet als rolmodel kunnen fungeren voor de leerling, bijvoorbeeld qua vakmanschap en attitude. Bij een te grote afstand in rollen en ‘niveau’ van de leerling en zijn opleider herkent de leerling zich niet, voelt zich niet begrepen of ondergeschikt en haakt af. ‘Modelling’ is een vaak onderschatte en krachtige manier van leren. De opleider laat in zijn gedrag zien wat het is een effectief lerende te zijn. Modelling kan bijdragen aan het versterken en verrijken van de leervaardigheden. Het betreft hier dus voorbeeldgedrag van docenten en begeleiders op het gebied van ‘leren’ en niet primair t.a.v. de vakinhoud: ‘laten zien en ‘voorleven’ dat je zelf ook lerende bent en samen op zoek gaat naar antwoorden en strategieën. Structureren De opleider (docent èn praktijkbegeleider) moet didactisch goed onderlegd zijn, pedagogisch goed kunnen handelen en groepen kunnen sturen en managen. De opleider moet leiderschap kunnen tonen binnen de werkrelatie opleider-leerling, dat wil zeggen: hij moet de leiding kunnen nemen over het leerproces. Didactisch onderlegd In een natuurlijke leeromgeving moet de opleider vak-deskundig, begeleidingsdeskundig en gemotiveerd zijn. Hij moet verschillende strategieën kunnen gebruiken: modelleren, begeleiden, ondersteunen en geleidelijk terugtrekken. De opleider stimuleert het reflecteren van de leerling. De opleider moet het leerprogramma kunnen ontwerpen en (bij)sturen. Dit vereist dat hij zich verdiept in de leerling(-doelgroep) en maatwerk kan realiseren. Het maakt zijn vak ook boeiend en houdt de opleider scherp. De dialoog is een belangrijk instrument van de opleider. Hij gaat in gesprek met de lerende over de persoonlijke zin en maatschappelijke betekenis van zijn/haar praktijkervaringen en draagt op basis daarvan ‘just in time’ en ‘just enough’ theorie aan. Deze werkwijze vereist een praktijkgestuurde leeromgeving waarin geëvalueerd wordt en ruimte is voor onzekerheden.
Pagina 8 van 14
2.4 Het onderscheid tussen niveau 2 en niveau 3: zelfsturend vermogen Tot slot van deze paragraaf zoomen we nog even kort in op het onderscheid tussen de onderwijsstrategie voor niveau 2 en 3. De kern van het onderscheid zit hier in de mate van zelfsturend vermogen van de lerende. In algemene zin geldt, dat hoe hoger het zelfsturend vermogen, hoe geringer het belang van veiligheid en hoe minder begeleiding en gedetailleerde instructie lerenden nodig hebben in hun leerproces. Voor lerenden op niveau 2 en 3 constateren we dat zij behoefte hebben aan instructie, veiligheid, duidelijkheid, structuur, succeservaring, bemoediging, ondersteuning in het transfereren en een rolmodel. Het verschil tussen lerenden van niveau 2 en 3 zit in de mate waarin zij deze elementen nodig hebben.
2.5 Kenmerken van de leeromgeving Variofocus Onderwijs is niet alleen een cognitief proces, maar ook een sociaal, moreel, esthetisch en motivationeel proces. Dat maakt het vormgeven van de ‘beste’ leeromgeving tot een complexe en creatieve uitdaging. Voor leerlingen op niveau 2 en 3 voldoet een goede leeromgeving aan de volgende kenmerken: Haalbaar en gedegen programma De lerende leert volgens een haalbaar en gedegen programma, dat gericht is op het behalen van uitdagende doelen. Het programma biedt mogelijkheden om door evaluatie en feedback bij te sturen. Het programma biedt een goede mix van zelfstudietijd en contacttijd. Positief leerklimaat en ordelijke leeromgeving Het leerklimaat is gericht op het opbouwen van zelfvertrouwen en motivatie, gedurende de hele opleiding en in het bijzonder in de eerste leerperiode. De leeromgeving is ordelijk en overzichtelijk. De focus is gericht op collegialiteit en professionalisering. De integratie van de leerling in de leeromgeving en de sfeer daarin zijn van belang voor het rendement. Is de leeromgeving bijvoorbeeld een zorginstelling, dan moet de leerling onderdeel uitmaken van het team, de locatie enz. Hij moet zich thuis voelen en zich geaccepteerd en opgenomen voelen.
Just in time toepassen Het ‘just in time’ principe is vooral bij niveau 2 van groot belang. Met dit principe worden theorie- en praktijkmomenten op elkaar afgestemd. Een goede afstemming in tijd van de leeronderdelen/componenten helpt de leerling om verband te leggen tussen onderdelen van het onderwijs, tussen theorie en praktisch handelen. Gezien de kort-cyclische leerstijl zullen theorie en praktijk qua tijd dicht op elkaar zitten, opdat optimale verbandvorming en integratie plaatsvindt.
Pagina 9 van 14
Krachtige leeromgeving: beroepspraktijk, levensecht In de literatuur wordt veel de term ‘krachtige leeromgeving’ gebruikt. Daarmee wordt een leeromgeving bedoeld die zich in een authentieke context bevindt. De arbeidssituatie of beroepspraktijk kan worden beschouwd als zo’n krachtige, natuurlijke leeromgeving waarin werken en leren verweven zijn. Bij de krachtige leeromgeving wordt er vanuit gegaan dat we de belangrijkste dingen leren in een complexe situatie. Immers, daar is leren spannend, kan de leerling leren innoveren, beroepstaken uitvoeren, problemen tackelen enz. Deze omgeving maakt leren leuk, hij zet aan tot leervragen etc. Kortom, dan ontstaat leren en komt er intrinsieke motivatie tot ontwikkeling. Vooral voor leerlingen van niveau 2 en 3 is de beroepspraktijk een bijzonder krachtige leeromgeving. Dit wordt ondersteund door onderzoek dat meldt dat het gegeven dat leerlingen te weinig weten als ze in de praktijk komen, alles te maken met het feit dat ze onvoldoende in combinatie kunnen leren. Hoe meer de leeromgeving praktijk-gestuurd, vraag-gestuurd en dialogisch is, des te meer zullen leerlingen aan loopbaanreflectie, werkexploratie, loopbaansturing en netwerken doen. En dàt verhoogt hun motivatie, versterkt hun arbeidsidentiteit en vergroot hun keuzezekerheid. Het pleidooi voor een krachtige leeromgeving in een authentieke (lees: praktijk-) context wordt ook ondersteund door nieuwe inzichten vanuit hersenonderzoek (het brein). Hieruit blijkt dat in de hersenen altijd nieuwe verbindingen kunnen worden aangelegd. Voorwaarde is dat de lerende actief en uitdagend benaderd wordt, in krachtige leeromgevingen, zodat zodoende nieuwe inzichten (‘verbindingen’) kunnen ontstaan bij de lerende. De krachtige leeromgeving heeft meer positiefs in huis voor de lerende op niveau 2 en 3. Niet alleen faciliteert deze omgeving het ‘just in time’ principe (zoals eerder beschreven), ook komt zij tegemoet aan het feit dat studiebegeleiding als apart programmaonderdeel slecht rendeert bij leerlingen van niveau 2 en 3. Het integreren van studiebegeleiding in de ‘normale’ feedback is voor hen een veel betere optie. Tot slot is de krachtige leeromgeving vanuit een ander perspectief interessant. Zij kan beschouwd worden als een situatie van ‘levensecht’ leren, waarin het leren op een organische manier is georganiseerd. De opleider in deze context beheerst het vak en heeft het hart en het verstand (ook didactisch en pedagogisch) om anderen op onderdelen via veelkleurig onderwijs te bekwamen. Leerlingen leren in deze omgeving door zien, horen, (na)doen, inspannen en plezier hebben.
Pagina 10 van 14
3. Levensecht leren als best passende onderwijsstrategie ‘Wat men moet leren doen, leert men door te doen’ (Aristoteles)
3.1 Terug naar de opdracht Onze opdracht is een beter passende onderwijsstrategie ten behoeve van leerlingen van niveau 2 en 3 vast te leggen, met een overzicht van te hanteren leerstijlen alsmede een uitspraak over hoe deze leerstijlen te hanteren in schools en buitenschools onderwijs. En, tenslotte, een uitspraak over hoe leerstijlen en onderwijs op elkaar aansluiten. In deze laatste paragraaf van het kernrapport willen we op basis van hetgeen in par. 2.1 tot en met 2.4 is behandeld, richting en handvatten geven aan de onderwijsstrategie voor lerenden op niveau 2 en 3. Dit leidt tot het advies inzake de onderwijsstrategie en is verwoord aan het begin van dit rapport in par. 1. 3.2 Wat verstaan we onder onderwijsstrategie? Onderwijs staat voor onderricht in enig vak van wetenschap of kunst en strategie duidt op tact en ‘oorlogsvoering’ als een veldheer (Wolters Koenen woordenboek). Onderwijsstrategie heeft altijd een doel voor ogen. Kenmerken van de lerende, de opleider en de leeromgeving komen samen en bepalen afhankelijk van het doel welke strategie wordt gekozen. Een goede onderwijsstrategie is gefundeerd op doelmatigheid, kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid. 3.3 De passende onderwijsstrategie voor niveau 2 en 3 Wij constateren op basis van ons onderzoek dat leerlingen van niveau 2 en 3 voor het verwerven van competenties, het zich eigen maken van professionele kennis, van een professionele attitude en van (min of meer) technische vaardigheden het meest gebaat zijn bij een afgewogen onderwijsstrategie. Een afgewogen onderwijsstrategie die steunt op de vier pijlers kwaliteit, doelmatigheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid en die als kenmerken heeft dat zij: -
Aansluit bij en recht doet aan de leerstijl van deze leerlingen, gericht is op onder meer ‘doen en nadoen’, ‘ervaren’, ‘taken toevertrouwen die er toe doen’; De opleider positioneert in de rol van deskundige en vakbekwaam rolmodel, met een motiverende, stimulerende stijl van opleiden; Een leeromgeving bevordert waarin de lerende in een krachtige, levensechte leeromgeving wordt uitgedaagd en tot zijn recht kan komen.
Een onderwijsstrategie die ’tot in de vezels’ gebaseerd is op de vervlechting van deze drie elementen en daarin onderzoeksgegevens inzake ‘wat werkt in onderwijs’ toepast, zal leiden tot een hoger onderwijsrendement voor onze doelgroep, is doelmatiger en kan de kwaliteit van het onderwijs voor zorg en welzijn verder verhogen. Voor het realiseren van deze onderwijsstrategie vinden wij in het concept ‘levensecht leren’, zoals wij dat in onderzoek tegenkomen, het beste voertuig. Dit concept neemt dan ook een essentiële plaats in binnen ons advies aan de stuurgroep, zoal s verwoord in paragraaf 1. Pagina 11 van 14
Model 3.3: Levensecht leren als onderwijsstrategie
Lerende: doen en nadoen, ervaren, vertrouwen krijgen
Onderwijsstrategie: levensecht leren dat gezamenlijk betaalbaar, kwalitatief hoogstaand, toegankelijk en doelmatig vorm gegeven wordt
Opleider: vakbekwaam, modelling, stimuleren
Pagina 12 van 14
Leeromgeving: krachtig, levensecht, complex, uitdagend
Geraadpleegde literatuur
Aalsma, E. (2011). De Omgekeerde Leerweg - een nieuw perspectief voor het beroepsonderwijs. Eburon. Bie, D. de (red.) (2003). Morgen doen we het beter. Handboek voor de competente onderwijsvernieuwer. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Boekaerts, M., Simons, P.R. (1995). Leren en instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Van Gorcum. Calibris (2010). Paarse kanjers. Eindevaluatierapport van Het Martini Gilde. Claxton, G. M. Chambers, G. Powell G, B. Lucas (2011). The Learning Powered School. Bristol: TLO Limited. ICLON. Studiesucces door en voor professionals in het Hoger Onderwijs. Geraadpleegd in april/mei/juni 2012 op: http://www.studiesuccesho.nl. Janssen-Noordman en Van Merriënboer (2002). Innovatief onderwijs ontwerpen. Groningen: Wolters Noordhoff. Kleine, M. en Lier, M. van (2011). Euroguidance Nederland, SARV Rapportage. Kolb, D.A. (1984) op cit. Boekaerts & Simons, 1995 Marzano, R. (2007). Wat werkt op school. Research in actie. Middelburg: Bazalt e.a. Meijers, F. (2012). Geraadpleegd mei/juni 2012 op: http://www.frans-meijers.nl. Moerkamp, T. en & De Bruijn, E. de (1991). Leren voor een loopbaan. Het verwerven van transitievaardigheden in HAVO en MBO. OSA-werkdocument W92. ’s Gravenhage: OSA. Nieuwenhuis, drs. A. De kunst van het ontwikkelen van lager opgeleiden. Een ontwikkelmodel vanuit de systeembenadering. Geraadpleegd mei/juni 20122 op: http://www.nieuwadvies.nl/index.asp. Onderwijs maak je samen. Krachtig leren; breinvriendelijk leren (2009). Geraadpleegd mei/juni 2012 op: www.onderwijsmaakjesamen.nl. Oers, B. van, Wardekker, W.L. (1997). De cultuurhistorische school in pedagogiek. In: Miedema, S. (red). Pedagogiek in Meervoud. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Simons, P.R. J., Linden, J. van der, & Duffy, T. (2000). New learning: three ways to learn in a new balance. In Simons, P.R.J., Linden J. van der, & Duffy, T., (Eds.) New Learning. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
Pagina 13 van 14
Smit, A (2006). Laagopgeleiden leren niet uit zichzelf. Scholing versterkt de concurrentiepositie van het bedrijf. Gids voor Personeelsmanagement, nr. 7/8. Stagebureau, het (2012). De S-factor. Geraadpleegd mei/juni 2012 op http://www.hetstagebureau.nl/nl/s-factor. Venturaplus (2012). Écht goed beroepsonderwijs voor de zorg. Uitgave op basis van de uitkomsten van de conferentie op 12 oktober 2010. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2009). Vertrouwen in de school. Over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren.
Pagina 14 van 14