Project Friese Zorgacademie Care Rapportage Werkgroep ‘Basisstructuur curriculum’
Rapportage werkgroep 1 FZa ‘Basisstructuur curriculum’ Versie 16 oktober 2012 Vastgesteld in de stuurgroep FZa op 3 juli 2012
1. De opdracht 1.1 Inleiding In het project Friese Zorgacademie Cure is een basale structuur voor het verpleegkundig onderwijs op niveau 4 en 5 opgenomen. Voor het FZa Care project werd er vooralsnog vanuit gegaan dat deze basisstructuur ook voor de Care branches gehanteerd zou kunnen worden. Voor de opleidingen op niveau 2 en 3 is echter geen basisstructuur vastgelegd. Voordat het curriculum kan worden bepaald en gestructureerd, was het daarom wenselijk dat voor deze niveaus onderzocht zou worden hoe de basisstructuur vorm kan krijgen. Opdracht aan de werkgroep was om per branche (VVT, GGZ, VGZ) duidelijk te krijgen welke specifieke vereisten bestaan en met een structuurvoorstel voor de opleidingen op niveau 2 en 3 te komen. Daarbij moet getoetst worden of het structuurvoorstel van de cure getransponeerd kan worden naar de care-branches.
1.2 De opdracht aan de werkgroep De werkgroep heeft aan de volgende opdracht gewerkt: Formuleer ten behoeve van de opleidingen op niveau 2 en 3 de basisstructuur. Hierin komt per opleiding naar voren: o Hoe de opleiding is opgebouwd (introductiefase, basisfase theoretisch en praktisch, uitstroommogelijkheden/-differentiaties); o Welke praktijkstages tenminste doorlopen worden in de basisfase en hoeveel stage besteed wordt in de uitstroom- of differentiatiefase; o Voor welk beroepenveld en welke functies de opleiding kwalificeert.
1.3 Toelichting op de werkgroep Basisstructuur curriculum De werkgroep voor deze opdracht bestaat uit: Bonnie Veenstra (voorzitter), directeur MBO Zorg, Service en Welzijn, Friesland College Janny Roeper, opleidingsmanager ROC Friese Poort Titia van der Meer, opleidingsmanager ROC Friese Poort Dick Hoekstra, locatiemanager Hof en Hiem (VVT) Sipke van der Ploeg, opleidings- en mobiliteitsadviseur VNN (GGZ) Teatske Walsweer, opleidingsfunctionaris Pasana (VVT) De werkgroepen zijn begeleid door Klaus Boonstra, projectleider, en Pepi Wadman, projectcoördinator van de Friese Zorgacademie. De werkgroepbijeenkomsten vonden plaats op 13 maart, 30 maart en 25 april 2012. Aanpassing van de rapportage heeft plaatsgevonden naar aanleiding van: De plenaire bijeenkomst van alle werkgroepen FZa Care op 10 mei 2012 De consensusbijeenkomst op 1 juni 2012
Pagina 2 van 12
2. Een curriculumstructuur voor niveau 2 en 3 2.1 Ontwikkelen van een basisstructuur voor de curricula voor niveau 2 en 3 Opdracht van de werkgroep is een structuurmodel te ontwikkelen voor niveau 2 (zorg & welzijn) en niveau 3 (zorg). Het wordt belangrijk gevonden een goed onderscheid te maken tussen niveau 2 en 3. Leerstijl en mogelijkheden van leerlingen van niveau 2 en 3 verschillen dusdanig van elkaar (qua complexiteit, zelfstandigheid), dat geen sprake kan zijn van een ‘kopie’ van de curriculumstructuur. Niveau 3 is feitelijk zelfs meer verwant met niveau 4 dan met niveau 2. Verschillen in curricula doen zich in ieder geval voor bij het vormgeven van de oriëntatiefase; hoewel voor beide geldt dat een oriëntatiefase voorafgaat aan de verdiepingsfase, is het de vraag of niveau 2 en 3 eenzelfde soort basistheoretische fase zouden moeten hebben. Voor niveau 3 is een basisfase van 1 jaar gewenst. Dit is in de huidige situatie ook het geval. 2.2 Basisstructuur HBO-V als model voor de structuur voor niveau 2 en 3 Voor het opzetten van de basisstructuur van het curriculum voor de niveaus 2 en 3 heeft de werkgroep getoetst of het structuurvoorstel voor de HBO-V uit het deelproject Friese Zorgacademie Cure toepasbaar is. Deze 4-jarige structuur heeft als kenmerken: Een basistheoretisch jaar met snuffelstages Een daaropvolgende basispraktische periode van 1 ½ jaar (3 stages van een half jaar) Vervolgens de differentiatiefase bestaande uit drie stages van een half jaar
Aan de structuurvoorstellen die de werkgroep doet voor niveau 2 en 3 liggen de didactische opvattingen en ervaringen ten grondslag die de werkgroep heeft over ‘de’ leerling van niveau 2 en 3 binnen de zorg- en welzijnsopleiding: hoe beweegt deze leerling zich binnen het onderwijs, hoe leert hij, welke keuzes maakt hij, hoe is zijn sociaal-psychologische context, hoe boeien we leerlingen voor de zorg, enz. Ook is gekeken naar de moeilijkheden en succesfactoren die we kennen uit het werk- en opleidingsveld. Bij het uitwerken van de structuur is het structuurmodel van de HBO-V voortdurend getoetst aan ‘de’ leerling van de niveaus 1, 2 en 3. Voor niveau 3 is gekozen voor een model met uitstroomvarianten/differentiatie zoals we die ook bij het HBO-V model zien. Voor niveau 2 uiteindelijk gekozen voor een structuur met een generieke uitstroom.
Pagina 3 van 12
3. Uitwerking van de huidige praktijk 3.1 Opmerkingen aan de basis van het model
Het is enerzijds zinvol onderscheid te maken tussen intra- en extramurale zorg; er zijn andere competenties nodig in deze velden. Anderzijds wordt de toekomstig beroepsbeoefenaar geacht steeds meer in beide velden te (kunnen) werken ten gevolge van de verschuiving van intramurale zorg naar extramurale zorg. Aanbevolen wordt dan ook om op te leiden voor zowel de intramurale als extramurale setting. Ten gevolge van (financiële) krimp komt de productie onder druk te staan. Het begeleiden van stagiaires wordt niet betaald en leidt soms tot weerstand binnen organisaties. VNN heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om in plaats van stages voorlichtingsbijeenkomsten te verzorgen aan groepen leerlingen van niveau 4 en 5. De activiteiten van de stagiaire moeten zorgvuldig worden opgebouwd en van belang is dat de stagiaire nadrukkelijk niet als werknemer wordt ingezet maar dat er voldoende ruimte is voor leren. Dit aspect dient nog nader te worden uitgewerkt. Er moet meer aandacht besteed worden aan een goede fit van de leerling met de stageplaats. Door een tekort aan goede stageplaatsen wordt hier vaak onvoldoende op gescreend. Dat leidt tot voortijdig afhaken of slechte stage-ervaringen van de leerling en de instelling.
3.2 Geconstateerde problemen Problemen die in dit verband genoemd worden zijn: De werkbegeleiding is vaak niet goed georganiseerd. Dit leidt o.a. tot het volgende: o Er is veel wisseling van stage- en werkbegeleiders op de stageplek; o Werkbegeleiders hebben niet altijd een goede inschatting van hetgeen de stagiaire kan; o Sommige werkbegeleiders hebben niet de juiste bagage om moeilijke leerlingen te begeleiden; o De begeleiding van leerlingen van niveau 2 is een zware taak voor de werkbegeleiders in de instelling Binnen de instellingen lijkt weinig inzicht te bestaan in wat competentiegericht leren in de praktijk betekent bij het opleiden en coachen van leerlingen. Het beeld lijkt zich vaak te beperken tot ‘de leerling hoort te vragen’. Eerstejaars leerlingen van niveau 2 moeten vaak een ‘rugzakje’ combineren met de lastige leeftijd van 16 jaar. Psychogeriatrie is voor deze leerlingen niet geschikt gebleken. De werkgroep beveelt dan ook aan om in het 2e jaar alleen stages in de reguliere zorg te doen. Leerlingen van niveau 2 kunnen minder snel ‘schakelen’. Het zijn werkers, die veel moeite hebben met theorie. 3.3 Succesfactoren Succesfactoren die in dit verband genoemd worden zijn: Een goede klik tussen stagiaire en stage/werkbegeleider is van groot belang voor succes; De beide ROC’s hebben een structuur opgezet om werkbegeleiders te trainen in het omgaan met de doelgroep. Dit is een groot succes; er is veel behoefte op de werkplek om te horen ‘wat is dit voor leerling’. Reflectie op de ene stage moet goed zijn om de ervaringen in de volgende stage mee te nemen. Een leerling hoeft dan niet steeds van voren af aan te beginnen en hetzelfde proces opnieuw door te maken maar kan voortbouwen.
Pagina 4 van 12
De eerste kennismaking en ervaringen met doelgroepen zijn belangrijk voor de motivatie en het toekomstbeeld van leerlingen. Gebleken is dat een setting met kinderen de meest aantrekkelijke doelgroep voor jonge leerlingen is. Het werken met vaste docenten van de scholen bevalt goed. Zij kunnen een rol vervullen bij het coachen van de werkbegeleiders. Er zijn ook goede ervaringen met tutorschap: het inzetten van ouderejaars (bijv. 3e jaars) leerlingen als begeleider van 1e jaars leerlingen.
3.4 Aanbevelingen
Volgens de huidige inzichten leren leerlingen op niveau 2 en 3 het beste in de praktijk; het rendement van het onderwijs is daarbij het hoogste. Naast het vormgeven van de structuur zal daarom het praktijkleren verder geprofessionaliseerd moeten worden. Dit kan o.a. door het goed inrichten van leerwerkplaatsen. In aansluiting op de succesfactoren wil de werkgroep aanbevelen om de ROC’s en het werkveld elkaar wederzijds te versterken vanuit de eigen expertise. Werkbegeleiders moeten meer vakdidactisch bekwaam worden, opleidingsfunctionarissen moeten beter op de hoogte zijn van de actuele ontwikkelingen in het zorgonderwijs. De ROC’s bezitten de expertise om de didactiek over te brengen naar het werkveld. Tegelijkertijd hebben de opleidingen meer up-to-date kennis uit het werkveld nodig. Binnen de opleidingen moet de leerling rolmodellen tegenkomen: ‘dit ga jij worden’. Gastlessen en modules zoals die voor de kraamzorg worden gedaan werken goed om hierin te voorzien. Naar analogie van de kraamzorg zou ook het aanbieden van een contract bij een goed verlopen stage een idee zijn.
Pagina 5 van 12
4. Aanbevolen structuur van het curriculum op niveau 3 4.1 Structuur van het curriculum op niveau 3 De zorgopleiding op niveau 3 bestaat idealiter uit een 3-jarige structuur. De leerling begint met een theoretische fase van een half jaar. In deze periode heeft hij een viertal substantiële oriënterende stages, om het werkveld in de breedte te leren kennen. In het tweede halfjaar gaat de leerling de praktijk in; hij gaat 2 dagen per week het werkveld in en is drie dagen met bij de stage aansluitende theoretische materie bezig. De stage is gericht op ADLzorg binnen de ouderenzorg (verpleeg- of verzorgingshuis). Het tweede jaar kent 3 stageperiodes: een op somatiek gerichte stage, een oriëntatiestage (4 – 6 weken binnen de kraamzorg, de VGZ of in het buitenland) alsmede 20 weken stage in de GGZ of VGZ. In het derde jaar doet de leerling 2 stages van een half jaar, beide in de door hem gekozen differentiatierichting. In afbeelding 4.1 ziet dat er als volgt uit:
Afb. 4.1 Voorstel structuurmodel opleiding niveau 3 'Zorg' op hoofdlijnen Differentiatie Gehandicaptenzorg en GGZ
Differentiatie Ouderenzorg (somatiek); intramuraal en extramuraal
3e leerjaar - 2e helft
Differentiatie ouderenzorg (psychogeriatrie)
Differentiatie lichamelijke zorg en revalidatie
Differentiatie Kraamzorg
•Half jaar stage in veld van gekozen differentiatie
Differentiatiefase 3e leerjaar - 1e helft
•Half jaar stage in veld van gekozen differentiatie
Differentiatiefase 2e leerjaar - 2e helft Basispraktisch 2e leerjaar - 1e helft Basispraktisch 1e leerjaar - 2e helft Combi basistheoretisch en basispraktisch 1e leerjaar - 1e helft Basistheoretisch
•Stage (circa 20 weken) in VGZ of GGZ •Oriëntatiestage ivm keuze differentiatie in kraam, VGZ of bijv. buitenland •Somatische stage (20 weken) •Basispraktische fase met theoretische ondersteuning •Half jaar stage; zowel intramuraal als extramuraal in verpleeg- of verzorgingshuis, gericht op ADL ouderenzorg •6 uur per week stage, 24 uur per week school •Basistheoretische fase met substantiële oriëntatiestages •Een half jaar theorie met 4 oriëntatiestages
3.2 Uitwerking van de structuur Ten aanzien van stages wordt het volgende opgemerkt: In het algemeen wordt een half jaar stage het minimum geacht. Voor een wezenlijke stage is 3 maanden te kort. Voor stages in de kraam is een aparte regeling van toepassing: het ‘kraamconvenant’. Een kraamstage in het 1e leerjaar is beslist niet wenselijk, in het 2e leerjaar is de leerling veelal ook nog niet geschikt voor de kraamstage (te weinig ‘body’). De zogeheten ‘kraamklas’ die het ROC Friesland College en ROC Friese Poort op basis van een convenant hebben ingericht biedt leerlingen wel een stagemogelijkheid in het 2e jaar. De kraamklas is een tijdelijke constructie en voortzetting is mede afhankelijk van het aantal deelnemers.
Pagina 6 van 12
In het 2e jaar kan stage gelopen worden in de volgende branches: o Gehandicaptenzorg o Ouderenzorg o Lichamelijke zorg (zowel intramuraal als extramuraal) o Revalidatie o Psychogeriatrie De stage moet een substantieel onderdeel van het leren in het eerste jaar uitmaken. De voorkeur heeft een oriënterende stage in het eerste halfjaar. Oriëntatiestages van één week worden niet geschikt geacht voor leerlingen van niveau 3 (en zeker niet voor leerlingen van niveau 2). Er wordt binnen de werkgroep wel perspectief gezien in het inrichten van leerafdelingen in instellingen. Het aantal leerlingen dat de opleidingen kunnen aanbieden is echter moeilijk te voorspellen. Een flinke ‘massa’ qua stage is dan wenselijk. Een vraagstuk is dan ook hoe je de ‘vulling’ van de leerplaatsen op een leerafdeling goed kunt inrichten.
3.3 Conclusies ten aanzien van de opleidingsstructuur op niveau 3
De voorgestelde structuur sluit aan bij de structuur van de HBO-V (par. 1.2). Er is sprake van een opbouw van basistheoretisch naar basispraktisch, vanwaaruit in het derde leerjaar de differentiatiefase volgt. De leerling heeft de keuze uit 5 differentiaties. Ter oriëntatie op de differentitiefase wordt in het midden van het tweede leerjaar een oriëntatiestage aangeboden van 4 – 6 weken.
Pagina 7 van 12
5. Aanbevolen structuur voor het curriculum op niveau 2 Bij het vaststellen van de curriculumstructuur moet rekening worden gehouden met de ontwikkelingen rondom niveau 2 en met specifieke kenmerken van leerlingen en leerstijlen binnen niveau 2. Deze worden hier achtereenvolgens uiteengezet. 5.1 Ontwikkelingen binnen niveau 2
Er is binnen instellingen de tendens zichtbaar dat meer hoger gekwalificeerde medewerkers worden ingezet. Dit kan op termijn nadelig uitpakken voor de (arbeidsmarkt)positie van medewerkers op niveau 2. Het voornemen om de eisen binnen het kwalificatieniveau van niveau 2 te wijzigen door het inbrengen van meer ‘kennis’ wordt ook zorgelijk gevonden. Het opnemen en verwerken van kennis vormt het struikelblok bij niveau 2. Desondanks beveelt de werkgroep het toevoegen van meer kennis aan de opleidingen binnen niveau 2 wel aan.
5.2 Opmerkingen over het leren en leerstijlen bij leerlingen op niveau 2 Zoals reeds aangegeven is het niet zonder meer verstandig de structuur van de opleiding op niveau 2 een verkorte kopie te laten zijn van de structuur van niveau 3. Deze opvatting komt voort uit verschillen in leerstijlen en motivationele factoren bij leerlingen binnen niveau 2 en 3:
Leerlingen binnen niveau 2 zijn echte ‘doeners’ die gemotiveerd worden door de praktijk. Niveau 2 moet beschouwd worden als een basisniveau. Zowel het onderwijs als het werkveld constateren dat leerlingen (en medewerkers) op dit niveau niet overvraagd moeten worden. Vaak verkijken we ons op het niveau van deze leerlingen en liggen de verwachtingen te hoog. Er moet niet teveel kennis gevraagd worden, ze werken vanuit het gevoel. Tegelijkertijd moeten leerlingen wel geprikkeld worden; voorkomen moet worden dat ze het te gemakkelijk krijgen, ‘lui’ worden of te gauw denken dat ze iets niet hoeven. Ze moeten gestimuleerd en aan het denken gezet worden. Bij leerlingen van niveau 2 speelt veel psychosociale problematiek. Sommige leerlingen nemen deze problematiek mee naar het werk en het komt voor dat zij deze met cliënten bespreken. Andere leerlingen willen hun problematiek juist buiten het werk houden. Werkbegeleiders gaan ook verschillend om met deze problematiek, soms tegen de nadrukkelijke wens van de leerling in. Het komt ook voor dat leerlingen opbloeien t.g.v. de stage en zodanig groeien dat ze hun problematiek beter leren hanteren. Dit is met name het gevolg van een ‘genezende’ affectieve relatie met een cliënt. De werkgroep bepleit in deze: o Opleiders in het werkveld bij hun opleiding didactische vaardigheden aan te bieden om met deze extra belasting (die psychosociale problematiek zowel voor de opleider als de stagiaire is) om te gaan. o In de stage-overeenkomst een ‘gedragsregel’ op te nemen over het niet met cliënten bespreken van de persoonlijke problematiek. Leerlingen die voor een uitstroom binnen zorg’ dan wel ‘welzijn’ kiezen verschillen van elkaar. Doorgroeien van ‘welzijn’ naar ‘zorg’ is voor veel leerlingen geen optie omdat ze geen affiniteit hebben met zorg en deze ook niet zullen ontwikkelen. Leerlingen voor wie de zorg wel een optie kan zijn, kunnen het beste via het ‘relatiepad’ richting zorg geleid worden. Dit houdt in dat de leerling via het geleidelijk leren kennen van een cliënt (aangaan van een relatie met de cliënt) affiniteit ontwikkelt met de cliëntdoelgroep cq de zorg. Affiniteit met de zorg kun je niet afdwingen. Vaak moeten leerlingen eerst de kat uit de boom kijken in de zorg, alvorens ze het aandurven. Een persoonlijk contact met ‘de cliënt’ kan helpen maar het is zinloos de leerling te dwingen in de richting van een veld waar hij geen zin in heeft. Een aantal medewerkers stapt in een latere fase van de loopbaan alsnog over naar de zorg.
Pagina 8 van 12
De welzijnscomponent (hospitality) is binnen de instelling met name gelegen in aandacht voor het welbevinden en in het omgaan met en de bejegening van cliënten. Het geven van persoonlijke aandacht, door bijvoorbeeld te wandelen met een cliënt of hem de krant voor te lezen. Het ontwikkelen of activeren van het ‘oog’ voor het welbevinden van de cliënt is vaak succesvol bij leerlingen op niveau 2. Lerenden op niveau 2 en 3 gedijen goed in een klimaat waarin ze positief benaderd en gewaardeerd worden, werkbegeleiders rolmodellen voor hen zijn en waarin ze gecoacht worden op basis van ‘maatjes-schap’. Relationeel opleiden waarin de opleider investeert in de relatie met de leerling en waarvan de kern is: de leerling wordt opgeleid.
5.3 Aanbevelingen voor de structuur van het curriculum op niveau 2 Leerlingen op niveau 2 zijn gebaat bij een overzichtelijke, kleinschalige leersetting en een goede en heldere opleidingsstructuur. Veel wisselen van stageplaatsen moet vermeden worden. De werkgroep adviseert voor niveau 2 ‘Zorg en welzijn’ een 2-jarige curriculum; de opleiding begint met een basis halfjaar met een goede verhouding tussen leren op school en leren in de praktijk. In de opleiding moet veel aandacht zijn voor sociale vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling. Er wordt op zoek gegaan naar ‘het hart’ van de cursist. Wel worden verschillende branches en aangeboden ter vorming en wellicht overstap in een latere fase (wel behouden voor de zorg, waar mogelijk). De basistheoretische (BT) en basispraktische (BP) fase moeten vroeg in de opleiding vermengen. De leerling is een doener en is erbij gebaat zoveel mogelijk in de praktijk te zien en in te oefenen. Het komt ook voor dat een te lange voorbereidende fase leidt tot een verkeerde (ongemotiveerde) werkhouding. Bewustwording, vorming en (beroeps)houding zijn belangrijke onderdelen van de opleiding. Het eerste leerjaar De eerste 10 weken is de leerling op school en deze periode dient ter voorbereiding op de BPV (beroepspraktijkvorming). De leerling gaat daarna 3 dagen naar school en is 2 dagen in de praktijk. Een goede afstemming tussen theorie en praktijk is essentieel, evenals studieloopbaanbegeleiding, coaching en monitoring van de voortgang/resultaten. De eerste stage in het eerste leerjaar vindt plaats bij gezinnen, gastouderopvang of basisscholen. De motivatie hiervoor is dat leerlingen werken met kinderen leuk vinden en goed gedijen in een kleinschalige setting. Een stage in de ouderenzorg hoort in het 1 e jaar ook tot de mogelijkheden. Het tweede leerjaar In het tweede leerjaar kan de leerling de praktijk in van het werkveld van zijn voorkeur. Hij heeft in principe 2 stages van een half jaar. Daarbij kan hij kiezen uit de volgende velden: Ouderenzorg (intra- en extramuraal) en thuiszorg Gastouderopvang, peuterspeelzaal, basisschool VGZ/GGZ Ziekenhuizen Het aanbieden van deze velden vormt een groot verschil met de huidige uitstroompraktijk, waarin leerlingen met name naar in de ouderenzorg stage lopen en ook vooral in de ouderenzorg uitstromen. Het aanbod van stageplaatsen voor niveau 2 binnen de VGZ, de GGZ, de VVT extramuraal (thuiszorg) alsook de ziekenhuizen is zeer beperkt. Sommige instellingen zijn afgehaakt met het aanbieden van stageplaatsen omdat de begeleiding niet goed te realiseren is of te bewerkelijk is. Er zijn ook instellingen die medewerkers zelf gericht opleiden voor niveau 2. De ROC’s willen graag een ruimer en gevarieerder aanbod van stageplaatsen en zouden hier graag meer met de werkvelden willen samenwerken. De instellingen hebben wel medewerkers aan het werk op dit niveau.
Pagina 9 van 12
In afbeelding 5.1 is de structuuropbouw en de invulling van niveau 2 op hoofdlijnen weergegeven.
Afbeelding 5.1 Voorstel structuurmodel opleiding niveau 2 'Zorg & welzijn' op hoofdlijnen
Ouderen (intramuraal extramuraal) en thuiszorg
2e leerjaar 2e helft 2e leerjaar 1e helft 1e leerjaar 2e helft
1e leerjaar 1e helft
Gastouderopvang, peuterspeelzaal en basisschool
Verstandellijk Gehandicaptenzorg (VGZ) en Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
Ziekenhuizen
•Oriëntatiestage (enkel weken) gericht op doorstroom naar vervolgopleiding •Stage (circa 20 weken) in veld naar keuze •Stage (circa 20 weken) in veld naar keuze •Oriëntatiestage (10 weken) tbv 2e stagejaar; in meerdere velden mogelijk •Stage (circa 20 weken)) in gezin, gastouderopvang of basisschool •Basistheoretisch en basispraktisch •Essentiële kenmerken: •Studieloopbaanbegeleiding •Theorie en praktijk goed afstemmen •Eerste 10 weken school ter voorbereiding op BPV
3.3 Conclusies ten aanzien van de opleidingsstructuur op niveau 2 De voorgestelde structuur leidt leerlingen op tot een generalistisch profiel op niveau 2. De structuur wijkt hierin af van de basisgedachte onder de structuur van de HBO-V (par. 2.2), die een gedifferentieerde uitstroom kent. De structuur kent wel de opbouw van basistheoretisch naar basispraktisch, van waaruit in het tweede leerjaar de praktijkfase volgt. Hoewel niet voor een differentiatie wordt opgeleid, worden wel de keuzemogelijkheden voor de verschillende branches expliciet benoemd. De leerling kan kiezen in welke branches hij stage wil lopen. Ter oriëntatie op de branche waarin de 2e jaars stage wordt gedaan, wordt in de tweede helft van het eerste leerjaar een oriëntatiestage aangeboden van circa 10 weken. Tevens is er aan het eind van het tweede (laatste) leerjaar een oriëntatiestage om de leerling te helpen een vervolgopleiding te kiezen. De keuze voor een brede, generieke uitstroom voor niveau 2 is gedaan op grond van het arbeidsmarktperspectief van deze leerlingen. In de huidige situatie stroomt het leeuwendeel van deze leerlingen uit naar de ouderenzorg; zij zijn daar ook hard nodig in de komende jaren. Hoewel het perspectief op werk in de andere sectoen beperkt is voor deze doelgroep, hebben deze branches in principe wel interesse in medewerkers op dit niveau. De opleiding afronden als ‘generalist’ biedt echter meer mogelijkheden om aan te sluiten bij de specifieke situatie op de arbeidsmarkt. Om de leerling die dat wenst een bredere praktische basis te geven (i.c. in meer branches stage te lopen), zullen het werkveld en de ROC’s gezamenlijk een aantal goede stageplaatsen met gedegen begeleiding moeten realiseren.
Pagina 10 van 12
6. Aandachtspunten en andere ‘losse eindjes’ Tenslotte willen we hier nog enkele specifieke aandachtspunten noemen:
Het verbeteren van de doorstroom tussen opleidingen/opleidingsniveaus verdient nog nadere uitwerking, o.a. de doorstroom van niveau 2 naar niveau 3. Facilitaire dienstverlening (huishoudelijke werkzaamheden) moeten opgenomen worden in de opleidingen Zorg & Welzijn. Onderwijs en werkveld moeten zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor het oplossen van c.q. omgaan met de problematiek van leerlingen van niveau 2. Ze kunnen daarin bovendien veel van elkaar leren en de kwaliteit van hun opleiding verhogen door samen te werken. Er moet een goede opbouw van stage-activiteiten zijn. Niets is frustrerender dan in je stage weer ‘van voren af aan’ te beginnen. Aansluiten dus bij wat de leerling al kan (startsituatie). Opleidingen moeten hun niveau 2-opleiding onder de aandacht brengen bij zorginstellingen en zorginstellingen moeten kennis vergaren en de moed (weer) oppakken om leerlingen van niveau 2 op te leiden (en later aan te nemen). Het maken van harde stageafspraken daaromtrent kan de arbeidsmarktpositie van leerlingen op niveau 2 verbeteren. Volwassenenonderwijs moet meegenomen worden in de curriculumstructuur. Verdere vervlechting van ‘theorie en praktijk’ is wenselijk. Het model gaat velen nog niet ver genoeg en moet nog een verdere kanteling maken. De leerling moet nog meer de praktijk als leerplaats krijgen en zijn docent van de school volgt hem hierin.
Pagina 11 van 12
BIJLAGE Huidige opleidingen Zorg & welzijn op niveau 1, 2, 3, 4 Opleiding Mbo-Verpleegkundige ProHBO-V (schakelklas) Verzorgende-IG Helpende zorg en welzijn Zorghulp (alleen in afstroomvariant) Pedagogisch werk Maatschappelijke zorg Facilitair dienstverlener Gespecialiseerd reiniger o vloeronderhoud o glazenwasser/gevelreiniger o reiniger na calamiteiten o voedselverwerkende industrie
Pagina 12 van 12
Nivea u 4 4 3 2 1
Duur (regulier) 4 jaar 3 ½ jaar 3 jaar 2 jaar 1 jaar
Opleider
3/4 3/4 2 2
3 3 2 1
FP FP FC FC
/ 4 jaar jaar jaar jaar
FC + FP FC/NHL FC + FP FC + FP FC + FP
BBL
X (1 à 2 jaar)
X X
BOL X X X X X X X X
Deeltijd - BOL
X X