2012 Project De Ervaring
Loes Driessen en Dennis de Roo Gemiva-SVG Groep 1-3-2012
1
1. Inleiding 1.1 Totstandkoming project Het project vindt zijn oorsprong in oktober 2010: Een ouderavond voor ouders van kinderen van Kinderdagcentrum De Walnoot en Mytylschool De Thermiek met als thema: 'Dagbesteding/werken na het kinderdagcentrum/school'. Vanuit verschillende hoeken (ZMLK, Mytylschool, KDC, ouders, cliënten en LG) bleek behoefte aan een aanvulling op het reeds bestaande aanbod voor jongeren. De aansluiting van school/KDC naar dagbesteding/werk voor volwassenen werd ervaren als 'te abrupt'. De vraag naar meer ontwikkelingsgerichte activiteiten gericht op toekomstige dagbesteding/werk en de vraag naar een plek waar jongeren elkaar ontmoeten en inspireren, bleek een algemene deler van de mensen uit de omgeving van deze doelgroep; een verlenging van de “schoolperiode” en een voorbereiding op de “volwassen wereld”, gericht op een passende plek in de maatschappij. Een projectgroep heeft vanaf januari 2011 deze vragen verzameld en gestructureerd. Vervolgens is er, in samenwerking met een stuurgroep (diverse managers van de organisatie) en een klankbordgroep (bestaande uit cliëntvertegenwoordigers van deze doelgroep en professionals, die met jongeren te maken hebben) op deze behoefte een passend antwoord geformuleerd. Er is een projectplan geschreven en inhoudelijk onderzoek verricht naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de doelgroep, om er voor te zorgen dat we een aanbod kunnen neerzetten die aan de vraag voldoet. Wij richten ons op adolescenten in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. 1.2 De uitdaging van het project Een gegeven is, dat jongeren met een beperking, zodra zij 18 jaar worden, minder financiële middelen tot hun beschikking hebben dan in hun kindertijd. Waar de begeleidingsintensiviteit in de kinderzorg 1 op 2 à 3 is, wordt die vanaf 18 jaar ongeveer 1 op 5 à 6. Daarnaast staan wij aan de vooravond van de transitie van de AWBZ richting de WMO. Vanaf 2013 zal de functie 'extramurale begeleiding' verdwijnen uit de AWBZ. Onder begeleiding wordt het volgende verstaan: “Bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in een instelling of verwaarlozing kan worden voorkomen”. De gemeenten hebben minimaal 10% minder te besteden. Het creëren van een leer- en werkomgeving voor jongeren met een beperking in een tijd, waarin de financiële middelen beduidend minder worden is de grote uitdaging van dit project. 2. De uitgangspunten van het project
Jongeren (ook die met een beperking!) in deze leeftijd zijn nog volop in ontwikkeling. Het ontdekken en verder ontplooien van talenten en het opdoen van ervaringen die horen bij deze leeftijd, staan centraal. Middels een “talentenschouw”, die bij iedere deelnemer van het project wordt afgenomen brengen wij in kaart waar de talenten en interesses liggen van de desbetreffende deelnemer. Vervolgens wordt samen met de deelnemer (en diens vertegenwoordigers) een plan uitgewerkt om deze talenten verder te ontplooien. In sommige gevallen kan een gerichte scholing hieraan bijdragen, maar ook het opdoen van praktische ervaringen is waardevol. Een voorbeeld: Uit de talentenschouw komt naar voren dat iemand voldoening en plezier beleeft aan huishoudelijke taken. Vooral stofzuigen is een favoriete bezigheid, want het geluid wordt als plezierig ervaren. Ons doel is dan om deze persoon dusdanig goed te leren stofzuigen, dat hij deze vaardigheid wellicht kan toepassen in een passende werkomgeving of in de thuissituatie. Hieraan koppelen wij certificaten. Het zou kunnen zijn dat deze jongere door zijn (cognitieve) beperkingen op andere gebieden weinig ontwikkelingsmogelijkheden heeft. Maar wat hij echt goed kan is stofzuigen!
De voorbereiding op een latere werkplek of dagbestedingsplek in “de volwassen wereld” bepaalt de koers. Volgens de wet ben je als je 18 wordt opeens volwassen. Ook voor mensen zonder een beperking is dit een periode, waarin vaak de koers bepaald wordt voor een latere woon2
en werkplek. Veel jongeren volgen nog vervolgstudies (HBO, universitair) en werken daarbij. Sporten, muziek, uitgaan, theater, het onderhouden van diverse vriendschappen, reizen. Kortom, een periode waar men zichzelf leert kennen en zich voorbereid op de verdere toekomst. Voor jongeren met een beperking zijn de meeste bovengenoemde activiteiten vaak minder goed bereikbaar of haalbaar. Binnen het project proberen wij de jongeren wel in contact te brengen met de diversiteit aan mogelijkheden die passen bij deze levensfase. Het organiseren van theaterworkshops, kookworkshops, filmavonden, maar ook een training “sociale vaardigheden” of “weerbaarheid” passen goed bij deze leeftijd. Voor meervoudig complex gehandicapte jongeren staat het meebeleven centraal en is de dynamiek van de omgang met leeftijdsgenoten een belangrijke ervaring.
De activiteiten die georganiseerd worden zijn gericht op werken, leren, ervaren en op de persoonlijke talenten, op basis van maatschappelijke gerichtheid. Een ander belangrijk doel, wat wij voor ogen hebben is het zo volwaardig mogelijk laten participeren in de samenleving van de jongeren. Bij alle activiteiten die wij ondernemen hebben wij dit uitgangspunt in ons achterhoofd. Wij benutten zoveel mogelijk kansen om dit te bewerkstelligen. Samen met leerlingen van een reguliere middelbare school een theatervoorstelling voorbereiden, is hier een mooi voorbeeld van, maar ook het schoonhouden van de buurt of een boodschappenservice zijn hier onderdelen van. Los van het feit, dat wij mensen met een handicap dit gunnen, wordt het ook expliciet van ons gevraagd in het kader van de overgang naar de WMO.
Leren omgaan met leeftijdsgenoten in een inspirerende omgeving. De leeftijd staat centraal en niet de mate of de aard van de handicap. Anders dan in de huidige situatie brengen wij de jongeren met diverse beperkingen (zowel in aard als in mate) met elkaar in contact. Men leert elkaar te respecteren en te accepteren, ongeacht de handicap. Wat de jongeren bindt is de levensfase, waarin zij verkeren. Dit uit zich bijvoorbeeld in de soort muziek, maar ook in de inrichting van de diverse ruimtes. Thema’s als vriendschappen en relaties, vrijetijdsbesteding, omgaan met emoties, maar ook elkaar helpen kunnen groepsgewijs of individueel worden behandeld en in praktijk worden gebracht.
Het aanbieden van een gevarieerd programma. Mogelijkheden: educatie in de vorm van workshops en cursussen, sport- en bewegingsactiviteiten, ondersteuning bij vrijetijdsbesteding en allerlei trainingen die gericht zijn op vaardigheden die nodig zijn voor werk, dagbesteding of de thuissituatie. Voor ieder individu wordt een gevarieerd programma opgesteld op basis van zijn of haar wensen en mogelijkheden. Het investeren in de ontwikkeling en het streven naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid van de jongeren is een goede basis voor de toekomst. Als het uiteindelijke doel (het vinden van een passend werk of dagbesteding) hiermee bereikt wordt, zal dit ook bijdragen aan het welbevinden. Dit draagt niet alleen bij aan het welbevinden van de jongere zelf, maar dit heeft wellicht ook consequenties voor de kosten van de zorg voor deze jongere in een later stadium.
Flexibele openingstijden. Het moet mogelijk zijn om ’s ochtends te komen en ’s middags naar een andere werk/dagbestedingsplek te gaan. Ook in de avond of in de weekenden worden er mogelijkheden geboden. Denk aan een kookcursus, in combinatie met eten en een filmavond of een theaterworkshop. Bij deze leeftijdsfase hoort ook de invulling van de vrije tijd, zoals gezegd. Wij willen daarom ook in de avonduren en in de weekends activiteiten aanbieden. Uit gesprekken met de deelnemers en hun ouders blijkt dat hier behoefte aan is. De activiteiten kunnen zowel een recreatief (filmavond, barbecue, disco) als een educatief karakter (kookcursus, theaterworkshop, cursus sociale vaardigheden) hebben. Daarnaast willen wij de deelnemers mogelijkheden bieden om op verschillende “werkplekken” ervaring op te doen. Daarom is een nauwe samenwerking met reeds bestaande activiteitencentra van 3
groot belang. De vaardigheden, die nodig zijn om ergens anders te “werken” kunnen op De Ervaring getraind worden.
Voor stagiaires van het speciaal onderwijs bieden wij stageplekken. Wij hebben een aantal plekken beschikbaar voor jongeren vanaf 16 jaar, die een paar dagdelen per week stage lopen op De Ervaring. Ook zij kunnen alvast wennen aan het feit, dat zij bijna volwassen worden. Wanneer deze kinderen 18 jaar worden kunnen zij hier terecht voor een volwaardige plek. Het voordeel hiervan is, dat deze jongeren al “in beeld” zijn en er al snel een gericht programma voor hen ontwikkeld is.
Leeftijd is doorslaggevend en niet de aard en mate van beperking. Ook geschikt voor MCG-jongeren. Zoals gezegd, vinden wij het belangrijk dat wij niemand uitsluiten. Wij zijn ervan overtuigd, dat ook een mcg jongere op zijn plek is binnen De Ervaring. Nieuwe situaties ervaren en de omgang met leeftijdsgenoten staat dan vooral centraal. Ook hierin zit het aspect “ontwikkeling”, alhoewel dit vaak wat minder zichtbaar is.
In deze leer-en werkomgeving ontwikkelen jongeren met een beperking (meer) vaardigheden waarmee zij in de toekomst passend (begeleid) werk kunnen doen of de juiste vorm van dagbesteding kunnen vinden. Jongeren met een beperking in de leeftijd van 16 tot 27 jaar kunnen bij ons terecht. Het doel is altijd het ontwikkelen of ontplooien van vaardigheden, waardoor zij in de toekomst passend (begeleid) werk of een vorm dagbesteding kunnen vinden. Voor de ene jongere zal het moment van doorstromen op een eerder moment komen dan voor de andere.
3. De effecten van het project Door op deze wijze tegen jongeren met een beperking aan te kijken en door de andere manier van organiseren, zal dit ook effect hebben op de organisatie in zijn algemeen. De populatie van reeds bestaande activiteitencentra zal hierdoor waarschijnlijk veranderen. Het is van groot belang te benadrukken, dat het project een aanvulling is op het reeds bestaande aanbod en geen vervanging. Er is een hoogwaardig aanbod aan activiteiten beschikbaar binnen onze organisatie, waar veel jongeren op diverse gebieden iets kunnen leren en dat moeten wij ook zeker behouden. Heldere communicatie en samenwerking tussen bovengenoemde locaties is van groot belang. Het uitwisselen van cliënten zou als bijkomend effect kunnen hebben, dat er ook meer uitwisseling wordt veroorzaakt, betreffende de expertise van het personeel. Het werken vanuit talent kan ook op medewerkers toegepast worden. (Talentmanagement.) Nog een mogelijk effect is, dat meer cliënten zich zullen aanmelden bij onze organisatie, waardoor uitbreiding onvermijdelijk is. Voor uitleg over de consequenties hiervan verwijs ik naar de risicoanalyse. 4. Ambitie versus praktijk Om alle ambities, zoals hiervoor beschreven ook waar te maken redden wij het niet met de huidige en toekomstige personeelsbezetting. Om daadwerkelijk te kunnen investeren in ontwikkeling op de voorgenomen wijze is het van groot belang, dat er in het programma van de jongeren regelmatig 1- op- 1 leersituaties kunnen worden gecreëerd. Hiervoor is het volgende idee ontwikkeld. 5. Leerafdeling voor studenten Hogeschool Om daadwerkelijk meer te kunnen investeren in de ontwikkeling van de jongeren vervullen studenten van de Hogeschool Leiden en leerlingen van onze eigen organisatie een belangrijke rol binnen het project. De Ervaring is dan ook een samenwerkingsproject met de Hogeschool Leiden. In februari 2012 hebben wij een samenwerkingsconvenant getekend met als doel een samenwerkingsrelatie aan te gaan, die een bijdrage levert aan de kwaliteitsverbetering van zowel de Hogeschool als de organisatie. Het uiteindelijke doel van het convenant is dat de Hogeschool een module “Gemiva SVG Groep” in zijn studiepakket aan kan bieden. 4
5.1 De leerafdeling in de praktijk Een leerafdeling is een stagevorm, waarbij meerdere studenten tegelijk op een stageplaats hun beroepspraktijkvorming doorlopen. Het is afgeleid uit het ziekenhuiswezen, waar ook afdelingen zijn, die voor een groot deel gerund worden door studenten. De stagiaires zijn verantwoordelijk voor hun eigen leerproces tot zelfstandig beroepsoefenaar en worden in teamverband “coachend begeleid”. Coaching van de studenten wordt uitgevoerd door alle vaste medewerkers met als eindverantwoordelijke de werkbegeleider. De praktijkopleider speelt een belangrijke rol bij het coachen van de werkbegeleider. De Hogeschool draagt eerste, tweede, derde en vierdejaars studenten aan voor de leerafdeling. De eerste en tweedejaars studenten komen één dagdeel per week gedurende tien maanden, de derdejaars studenten vier hele dagen gedurende tien maanden en de vierdejaars studenten krijgen de mogelijkheid om relevante onderzoeken te doen in het kader van hun afstuderen. De organisatie is opdrachtgever en medebeoordelaar van de afstudeerwerkstukken. Daarnaast werkt de organisatie mee aan onderzoek naar de kwaliteit en bruikbaarheid van de afstudeerproducten. De Hogeschool levert aan de andere kant weer een bijdrage aan de methodiekontwikkeling van de organisatie. Docenten van de Hogeschool komen naar de werkplek om, in nauwe samenwerking met de praktijkopleider van de organisatie, les te geven en/of intervisie te begeleiden. Docenten van de Hogeschool leveren desgevraagd een bijdrage aan de inhoud van ouderavonden over relevante thema’s. Professionals van de organisatie kunnen desgevraagd gastcolleges geven op de Hogeschool over hun specialisme. Het idee sluit aan bij 'jongeren onder elkaar en jongeren in ontwikkeling' en maakt dat er 'betaalbare kwaliteit' geboden kan worden. Bovendien wordt de relatie met onderwijs op deze manier versterkt. De Hogeschool komt dichtbij de praktijk en de organisatie blijft gevoed met de laatste theoretische inzichten. 5.2 Het team De formatie medewerkers voor een eenheid van 12 FTE jongeren wordt in de praktijk als volgt: 1 FTE persoonlijk begeleider (HBO-opgeleid) stuurt 4 FTE derdejaars SPH-stagiaires en 1 FTE SPH-leerling aan. Daarnaast is er nog ruimte voor diverse (eerste en) tweedejaars studenten, die een vast dagdeel per week (vrijwillig) komen werken. Deze formatie is kostendekkend. Wanneer de werkwijze goed geïmplementeerd is, zou een uitbreiding met één of twee extra stagiaires nog tot de mogelijkheden behoren. De persoonlijk begeleider blijft eindverantwoordelijk en bewaakt en controleert de veiligheid en de kwaliteit en coacht de studenten. De begeleidingsintensiviteit wordt hierdoor aanzienlijk vergroot en zorgt ervoor, dat er regelmatig 1-op-1 leersituaties gecreëerd kunnen worden. Het geheel wordt aangestuurd door een locatiehoofd/projectleider, die meerdere van deze eenheden onder zijn/haar hoede heeft. Het locatiehoofd/projectleider speelt een belangrijke rol in de contacten met de Hogeschool, de logistieke planning en de samenwerking met alle andere externe partners. (zie randvoorwaarden) 5.3 Mogelijkheden andere studierichtingen In eerste instantie hebben wij ons gericht op studenten van de studierichting SPH, maar op dit moment wordt er intensief gesproken met de Hogeschool over het mogelijk inzetten van studenten van andere studierichtingen. Te denken valt aan Sociaal Kunstzinnige therapie, Toegepaste psychologie, Cultureel Maatschappelijke vorming, Maatschappelijk werk en dienstverlening, HBO-V, maar wellicht ook PABO. De diversiteit van de doelgroep brengt met zich mee, dat er voor veel studierichtingen competenties te behalen zijn bij het project.
5
6. Randvoorwaarden 6.1 Samenwerking Om de kans van slagen van het project te optimaliseren zullen wij intensief en op de juiste wijze moeten samenwerken met zowel interne als externe contacten. Een aantal belangrijke samenwerkingspartners: Hogescholen Begeleid Werken Andere locaties Scholen (speciaal onderwijs) en KDC’s Educatief centrum Educatief centrum voor cliënten Zorgbemiddeling Scholen (speciaal onderwijs en KDC’s) Gemeenten Lokale bedrijven Andere zorgaanbieders Praktijkopleiders Buurtbewoners Familie (mantelzorgers) Buurthuizen Lokale verenigingen Vrijwilligersorganisaties 6.2 Gebouw Een goede basisplek is een belangrijke voorwaarde om het project te doen slagen. Genoeg fysieke ruimte, aanpassingen (in verband met rolstoelgebruik). Daarnaast is de ligging van het gebouw een belangrijke factor. Nabij gelegen faciliteiten als supermarkt, lokale bedrijven, maar ook sportgelegenheden zijn belangrijke voorwaarden. 6.3 Investeren in de persoonlijk begeleider(s) Investeren in goed geschoolde medewerkers is ook een belangrijk aspect. Van de persoonlijk begeleider wordt veel gevraagd door de grote diversiteit aan deelnemers, maar ook door de opzet van de leerafdeling. De persoonlijk begeleider moet goed kunnen coachen, motiveren, verbindingen maken, representatief zijn en communicatief sterk. Investeren in het versterken van de vaardigheden die hiervoor nodig zijn is een belangrijke voorwaarde. 6.4 Faciliteiten studenten en teamondersteuning Om studenten te binden aan de leerafdeling is het belangrijk te investeren in extra scholingen, maar ook in materiële faciliteiten zoals computers, een klaslokaal waar lesgegeven/gewerkt kan worden, persoonlijke mappen, goede informatie voor de studenten. In de week voor de start van de stageperiode bieden wij hen een studieweek, waarin zij theoretische kennis vergaren over relevante onderwerpen. (Autisme, Niet aangeboren hersenletsel, begeleidingsmethodieken, medicatie, etc.) Daarnaast wordt er nader kennis gemaakt met het project en de organisatie. Ook door het lopende schooljaar heen volgt een aantal scholingsmomenten. (teamondersteuning) 6.5 Educatiemateriaal voor cliënten I-pads, een smartboard, computers, een goede internetverbinding en allerhande educatiemateriaal is een voorwaarde om ontwikkelingsgerichte activiteiten te ontwikkelen. Veel educatiemateriaal is al voorhanden bij ons eigen educatief centrum voor cliënten.
6
6.6 Vervoersalternatieven De eerste post, waar de gemeenten op gaan bezuinigen is het vervoer. Het is raadzaam om creatief na te denken over alternatieve vervoersmiddelen als tandems, (rolstoel)fietsen, maar ook het openbaar vervoer biedt mogelijkheden. Alleen als het echt niet anders kan zetten wij een erkend vervoersbedrijf in. 6.7 Toelatingscriteria deelnemers In principe zijn onze deuren geopend voor alle jongeren tussen 16 en 27 jaar met een beperking. Bij iedere nieuwe aanmelding van een deelnemer zal echter wel steeds zorgvuldig overwogen worden of De Ervaring de begeleiding kan bieden, die de betreffende cliënt vraagt. Veiligheid van de deelnemer en zijn omgeving is hierbij een belangrijk criterium. In deze procedure heeft de gedragsdeskundige een adviserende rol en zal het locatiehoofd de uiteindelijke beslissing nemen. 7. Risicoanalyse 7.1 Afhankelijkheid Hogeschool Het project valt en staat met de inzet van studenten van de Hogeschool. De kans, dat de instroom van studenten op een bepaald moment minder wordt of stopt is aanwezig. Dit aspect moet zeker onderwerp van gesprek zijn met de cliënten en hun vertegenwoordigers. De huidige situatie is echter gunstig, want het huidige beleid van de Hogescholen is erop gericht zoveel mogelijk praktijkervaringen op te laten doen voor de studenten. Bovendien zijn de plekken, waar studenten van de Hogeschool hun competenties kunnen behalen beperkt. Het opstellen van het convenant is weliswaar geen juridische verbintenis, maar zorgt wel voor een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie. Een goede relatie onderhouden met de Hogeschool heeft een positieve invloed op het minimaliseren van dit risico. 7.2 Veiligheid/kwaliteit Het intensief inzetten van relatief onervaren mensen (studenten) verhoogt de kans op fouten en zou de veiligheid en de kwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Goede afspraken over verantwoordelijkheden en duidelijke afspraken over de verschillende rolverdelingen en taakbeschrijvingen verkleinen dit risico. Een zorgvuldige werving en selectie van zowel studenten als vaste medewerkers heeft ook een positieve invloed op het verlagen van dit risico. Ook het locatieprofiel van de leerafdeling en de informatiegids voor de studenten, uitgereikt aan het eind van de sollicitatie periode, dragen hieraan bij. 7.3 Uitbreiding wordt niet gehonoreerd. De onzekerheid over het honoreren van uitbreiding van dagbesteding brengt een financieel risico met zich mee. Goede communicatie met de diverse gemeenten en zorgkantoren heeft een positieve invloed op het minimaliseren van dit risico. Wanneer activiteiten gericht zijn op participatie in de maatschappij, zal de gemeente hier eerder in willen investeren. 7.4 Te snelle groei De vraag naar plekken binnen het project is enorm. Binnen een half jaar zijn wij gegroeid van 6 jongeren naar 20 jongeren. Een te snelle groei kan ten koste gaan van de kwaliteit, waardoor de kracht en de geloofwaardigheid van het project in gevaar kan komen. Steeds moet stilgestaan worden bij de balans tussen het voldoen aan de randvoorwaarden en de uitbreiding met nieuwe cliënten. Investeren in voldoende persoonlijk begeleiders in de beginfase lijkt verstandig. Beter goed en zorgvuldig neergezet dan te snel gegroeid. 7.5 Buurt zit niet te wachten op ons De vraag van de jongeren en de gemeenten is om participatie in de maatschappij te bevorderen, maar de kans bestaat dat de buurt hier nog niet klaar voor is. De kans is aanwezig, dat de buurt zich tegen ons keert en dat wij daardoor geen activiteiten in de wijk kunnen ontplooien. Een goede communicatie met de buurtbewoners draagt ertoe bij, dat dit risico wordt verkleind. Nodig de buurtbewoners uit en voorzie hen van informatie!
7
7.6 WMO Hoewel de richting van de gemeenten omtrent de WMO langzaam duidelijk wordt, is er nog niets concreets te zeggen over het beleid van iedere gemeente afzonderlijk. Hieruit volgt, dat ook de financiële middelen, die de diverse gemeenten tot hun beschikking hebben, nog onzeker zijn. Het risico dat er te weinig geld beschikbaar is om het project voort te zetten is hierdoor aanwezig. Een proactieve houding naar de diverse gemeenten is van groot belang. Laat zien wie wij zijn en waar wij voor staan! Een goede relatie met de ambtenaren die de verantwoordelijkheid hebben over de invoering van de WMO draagt bij aan het verminderen van dit risico. 8. Wat werkt al? 8.1 Jongeren onder elkaar Zoals eerder beschreven richten wij ons op de doelgroep jongeren met een beperking. Hierdoor hebben wij een enorme diversiteit aan deelnemers van het project. Jongeren met een ernstig meervoudige handicap komen hierdoor in contact met leeftijdsgenoten met een lichte verstandelijke handicap. Deze opzet heeft zichzelf in de eerste maanden al bewezen. Op de jongvolwassene met een “lichte” beperking wordt een appèl gedaan op zijn sociale vaardigheden en de jongvolwassene met een meervoudig complexe handicap wordt uitgedaagd 'in beweging te komen'. Dit kwam al naar voren in de eerste evaluatiegesprekken met de cliënten en hun vertegenwoordigers. 8.2 Vóór jongeren dóór jongeren. Wat het project verder bijzonder maakt is dat zowel de deelnemers als de studenten allemaal 'jongeren in ontwikkeling' zijn. De interacties die hierdoor ontstaan zijn leerzaam voor beide genoemde doelgroepen. Het einddoel: Een goed werkende, dynamische en inspirerende leer-en werkomgeving voor zowel cliënten als studenten/leerlingen. 8.3 Gat in de markt Zoals reeds eerder genoemd blijkt de vraag naar een dergelijke plek voor jongeren met een beperking enorm. De mond-tot-mond reclame doet zijn werk! Binnen een half jaar is ons cliëntenbestand verdrievoudigd en de wachtlijst is nog steeds groeiende. 9. Breder perspectief/toekomst Het project heeft nog een doorlooptijd tot 31-12-2013. In die tijd hopen wij te bewijzen, dat het project door kan gaan als volwaardige werkwijze binnen onze organisatie. Hiermee hopen wij te bereiken, dat dit concept ook op andere plaatsen binnen de organisatie toegepast kan worden, zodat zo veel mogelijk cliënten profijt kunnen hebben van de resultaten van het project. Om dit te bereiken vragen wij niet alleen volharding en “pioniersgeest” van onze medewerkers, studenten en andere samenwerkingspartners, maar ook tijd en soms geduld van onze deelnemers en hun ouders/verzorgers om dit plan tot in de puntjes uit te werken. Gezien in de tijdgeest, de invoering van de WMO, participatie in de maatschappij en 'gewoon waar mogelijk, speciaal waar nodig', lijkt het project toekomstbestendig voor het komende decennium.
8