Programma Wijkontwikkeling 2.0
Programma Wijkontwikkeling 2.0 Visie en aanpak
November 2009
Programmma Wijkontwikkeling
Inhoudsopgave
>
1 Inleiding............................................................................................................................. 1
2 Visie Wijkontwikkeling..................................................................................................... 3
3 Analyse Wijkontwikkelingswijken op basis van Wijkmonitor ...................................... 7
3.1 Hoge Vucht, Doornbos en Linie
8
3.2 Heuvel
18
3.3 Driesprong
26
4 Driesprong....................................................................................................................... 33
5 Uitvoeringsprogramma 2010-2015, Prestatieafspraken en grondexploitaties .......... 35
5.1 Uitvoeringsprogramma 2010 - 2014
35
5.2 Prestatieafspraken / Alliantie
36
5.3 Grondexploitaies Wijkontwikkeling
39
5.4 Conclusies
39
6 Communicatie ................................................................................................................. 41
7 Organisatie ...................................................................................................................... 43
7.1 Programmatische aanpak Wijkontwikkeling
43
7.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden: heldere opdrachtlijnen,
44
zuivere verhoudingen
45
7.4 Interne en externe overlegstructuur
45
7.5 Besluitvorming
47
Bijlage 1 Uitvoeringsprogramma Wijkontwikkeling 2010-2014
49
Bijlage 2 Grondexploitaties Wijkontwikkeling
51
Bijlage 3 Toelichting Uitvoeringsprogramma Wijkontwikkeling
53
0418_09 programma_wijkontwikkeling_v2
7.3 Organisatie
Programmma Wijkontwikkeling
Programmma Wijkontwikkeling
1
Inleiding
“Breda is een stad waar mensen met plezier wonen, werken of recreëren. Bewoners voelen zich er thuis, kennen elkaar en weten de weg. Mocht het even iets minder gaan, weten ze dat ze er niet alleen voor staan, maar bij verschillende partijen kunnen aankloppen. Dan spreken we over partijen in de breedste zin van het woord; de ene keer is dat een ‘goede buur’, de andere keer is een professionele instantie nodig om een stapje verder te kunnen gaan. En ook bezoekers aan Breda ervaren het gevoel van ‘thuiskomen’. Daarbij staat de kernwaarde van Breda als sociale stad centraal: ‘Kiezen voor elkaar’. Breda is een sociale stad met oog voor de mens en de menselijke maat”. Met deze tekst opende het programma Wijkontwikkeling (versie 1), dat in juni 2009 door de gemeenteraad werd vastgesteld. Daarin opgenomen stond de toezegging voor een vervolg. Op de agenda stonden namelijk nog vier belangrijke onderwerpen: de ontwikkeling van de visie Wijkontwikkeling en de Wijkmonitor waarmee gemeten wordt hoe de Bredase buurten er voor staan, de herijking van de ontwikkelingsvisies Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie en de uitwerking van de Prestatieafspraken tussen de gemeente Breda en de drie woningbouwcorporaties. In drie aparte documenten zijn deze vier punten terug te vinden: het programma Wijkontwikkeling 2.0 en Ontwikkelingsvisies Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie Om de samenhang tussen de verschillende onderdelen binnen het programma Wijkontwikke ling aan te geven ziet u op de volgende pagina een schema met toelichting.
A59
MADE
A1
6/
HS
L
WAGENBERG
OOSTERHOUT
A27
TERHEIJDEN
Hoge Vucht Doornbos-Linie
TETERINGEN
PRINSENBEEK
Driesprong
ETTEN-LEUR
A58
DORST
Heuvel
BAVEL
A58 EFFEN ULVENHOUT
RIJSBERGEN
Programmma Wijkontwikkeling
1
Visie openbare ruimte
Maatschappelijke visie
Structuurvisie
5 doelen: • Goed toeven • Groeien • Meedoen • Gezond en zorgzaam • Concurrerend en aantrekkelijk wonen
Programma Wijkontwikkeling Visie Wijkmonitor Uitvoeringsprogramma (incl. Prestatieafspraken (“8+8”)
Driesprong
Heuvel
Hoge Vucht Doornbos en Linie
Visie Driesprong (2006) Structuurvisie
Ontwikkelingsvisie Heuvel (2010-2015)
Ontwikkelingsvisie HVDL (2010-2015)
Sociaal-economisch programma
Sociaal-economisch programma
Fysiek programma
Fysiek programma (bestaand)
Anterieure overeenkomst (2010)
Sociaal-economisch programma
Fysiek programma
Overeenkomst SAL-partners (maart 2010)
Het programma Wijkontwikkeling streeft de vijf hoofddoelen uit de drie gemeentelijke visies (structuurvisie, visie op de openbare ruimte en de maatschappelijke visie) na: in Breda is het (a) goed toeven, alle bewoners krijgen de kans om te (b) groeien en kunnen (c) meedoen. Bredanaars zijn (d) gezond en zorgzaam. Ze wonen in een (e) aantrekkelijke en concurrerende woonomgeving, waar ze elkaar ontmoeten en waar ze samenleven. In de wijken waarin dit geen vanzelfsprekendheid is, ondersteunt het programma Wijkontwikkeling. Om dat te kunnen doen is het van belang om de aard en het karakter van de Bredase wijkontwikkelings gebieden te kennen. Met de ontwikkeling van de Wijkmonitor heeft Breda een instrument dat een situatieschets van de Wijkontwikkelingswijken Heuvel, Driesprong en Hoge Vucht, Doornbos en Linie geeft. Deze informatie is gebruikt bij het herijken van de Ontwikkelings visies voor Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie. Deze beide documenten liggen ook voor ter besluitvorming. Ze kunnen in samenhang met het programma Wijkontwikkeling 2.0, maar ook als op zichzelf staande documenten gelezen worden. Het programma Wijkontwik keling 2.0 is daarbij de ‘paraplu’. Voor Driesprong kwam eerder dit jaar de Structuurvisie Driesprong gereed, die verder met de betrokken partijen wordt uitgewerkt. In het programma Wijkontwikkeling is tevens een Uitvoeringsprogramma opgenomen met daarin opgenomen de middelen uit het Wijkontwikkelingsfonds, diverse subsidies en de middelen uit de Prestatieafspraken met de woningbouwcorporaties (“8+8”). Binnen de Prestatieafspraken is een helder onderscheid gemaakt tussen fysieke maatregelen en “impuls sociaal-economische opgave”. De uitwerking van deze opgave krijgen verder vorm in sociaal programma’s, die de komende periode voor Heuvel, Driesprong en Hoge Vucht, Doornbos en Linie worden opgesteld.
Programmma Wijkontwikkeling
2
Visie Wijkontwikkeling (2010-2014)
2
De Maatschappelijke visie, de Visie op de openbare ruimte en de Structuurvisie omvatten samen de totale Bredase samenleving, zowel sociaal-economisch als fysiek. Een visie op de Wijkontwikkeling geeft verdere invulling en kleur aan deze drie visies voor drie aan gewezen Wijkontwikkelingswijken: Heuvel, Driesprong en Hoge Vucht, Doornbos en Linie. Vijf doelen, drie visies Wijkontwikkeling streeft de vijf doelen uit de drie visies na: in Breda is het (a) goed toeven, alle bewoners krijgen de kans om te (b) groeien en kunnen (c) meedoen. Bredanaars zijn (d) gezond en zorgzaam. Ze wonen in een (e) aantrekkelijke en concurrerende woonomgeving, waar ze elkaar ontmoeten en samenleven. Programmatische aanpak In de drie Wijkontwikkelingswijken is sprake van een geconcentreerde, gestapelde en complexe problematiek. Het bereiken van de vijf stedelijke doelen is hier geen vanzelfsprekendheid. Om de draaglast van de bewoners te verlichten en tegelijkertijd de draagkracht te versterken, is een programmatische aanpak noodzakelijk. Bronnen De Raad stelde in juni 2009 versie 1 van het programma Wijkontwikkeling vast. De volgende stap was het verder uitwerken van de subdoelen en indicatoren en het inventariseren van de maatregelen om de doelen te realiseren: meten = weten. Tegelijkertijd zijn de bestaande Ontwikkelingsvisies Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie samen met de bewoners en stakeholders herijkt. Tot slot zijn in- en extern veel gesprekken gevoerd en is de belangrijkste literatuur geraadpleegd. Samenvattende visie Op basis van genoemde drie bronnen (“meten = weten”, herijking Ontwikkelingsvisies en gesprekken en literatuur) ontstond de volgende samenvattende visie op de Wijkontwikkeling: • De kern van de Wijkontwikkeling is “van, voor en door de bewoners”. De bewoners zijn het onderwerp en de bron van de aanpak van de wijkontwikkeling. Het startpunt van de ontwikkeling is steeds verder bouwen op “dat wat er al is en leeft”. • De belangrijkste thema’s/focus voor de wijkontwikkelingswijken is een aanpak (“verdie pen“) op: onderwijs, participatie, veiligheid en gezondheid. In het besef dat een lange adem noodzakelijk is. • Geplande concrete fysieke maatregelen – ondermeer Dr. Struyckenplein, LinieKwartier Noord, Bernard de Wildestraat, Hendrik Berlagestraat en Huis van de Heuvel – gaan ondertussen onverminderd door. Deze projecten zijn tenslotte noodzakelijk voor het imago, de gewenste maatschappelijke voorzieningen, leefbaarheid en hoogwaardige sociale woningbouw. • Om Wijkontwikkeling tot een succes te maken, is het daarnaast noodzakelijk samen te werken met alle bewoners en partners, zoals woningbouwcorporaties, wijkraden, en sociaal-economische partners. Verbinden via bewonersparticipatie, wijktafels en waarderend vernieuwen. • Daarnaast is samenhang nodig om de Wijkontwikkeling tot een succes te maken: de vele maatregelen in samenhang (synergie) op elkaar afstemmen. • Om de gewenste samenhang en samenwerking op natuurlijke wijze te stimuleren, vindt dit bij voorkeur plaats in een “Hart in de buurt”. • Verdere samenhang en samenwerking kunnen leiden tot een effectievere en efficiëntere aanpak. Tot slot: blijven monitoren, want meten = weten.
Programmma Wijkontwikkeling
3
De uitwerking van de visie Wijkontwikkeling naar het ‘Wat’ en ‘Hoe’ van de wijkontwikkeling komt in het vervolg van deze tekst aan bod. Het WAT van de Wijkontwikkeling (2010 – 2014) Wijkontwikkeling is een dynamisch veranderingsproces, gericht op de sociaal economische en fysieke ontwikkeling van een gebied. Voor, door en met haar bewoners. Hoofddoelen De vijf hoofddoelen voor deze Wijkontwikkelingswijken zijn: In Breda is het (a) goed toeven, alle bewoners krijgen de kans om te (b) groeien en kunnen (c) meedoen. Bredanaars zijn (d) gezond en zorgzaam. Ze wonen in een (e) aantrekkelijke en concurrerende woonomgeving, waar ze elkaar ontmoeten en samenleven. Subdoelen en indicatoren De vijf doelen zijn uitgewerkt naar subdoelen en indicatoren. Die geven aan waar een wijk staat ten opzichte van het Bredaas gemiddelde of andere wijken in Breda. Er is geen algemeen aanvaarde “Bredase standaard kwaliteit”. Onvoldoendes of sterke afwijkingen naar boven en beneden geven wel een indicatie van de problematiek in de (Wijkontwikkelings)wijken aan en de weg die nog te gaan is. Wijkmonitor De doelen, subdoelen en indicatoren zijn uitgewerkt in de Wijkmonitor. De monitor bevestigt de relatieve achterstandpositie van de drie Wijkontwikkelingswijken. Veel sociaal-economische indicatoren scoren een onvoldoende. Globaal geldt dat Wijkontwikkelingswijken twee tot drie keer minder gunstig scoren dan andere wijken. Urgente thema’s zijn: a. onderwijs: voortijdig schoolverlaters, laag opleidingsniveau, leerachterstanden b. participatie: hoge werkeloosheid, grote afstand van arbeidsmarkt, armoede. c. veiligheid: overlast en verloedering. d. gezondheid: relatief veel overgewicht, ongezond eetpatroon, isolement en eenzaamheid. Vaak gaat het om gestapelde problemen, geconcentreerd in bepaalde delen van de stad. Problemen, die bovendien niet altijd direct zichtbaar zijn. Alles tesamen een complexe opgave. Focus op vier sociaal-economische thema’s (verdiepen) Wijkontwikkeling leidde al tot wijken die er steeds beter uitzien: schoon en heel. Nu is het ook tijd om bij de Wijkontwikkeling de sociaal-economische pijler nadrukkelijker bij te betrekken. De focus ligt op de vier thema’s: Onderwijs, Participatie, Veiligheid en Gezondheid. Dit is niet uniek voor Breda. In veel publicaties over de Wijkontwikkeling is dit een belangrijk onderwerp. Samenhang met fysieke pijler Uiteraard moeten ook de succesvolle maatregelen van de fysieke pijler onverkort doorgaan. Er zijn al veel maatregelen getroffen, in uitvoering of in vergaande voorbereiding. Het gaat hierbij om onder andere: a. kwalitatief hoogwaardige sociale woningbouw; b. trots op je eigen wijk door topvoorzieningen zoals winkelcentra, maatschappelijke voorzieningen en hoogwaardige inrichting van pleinen en parken. Naast trots is dit ook goed voor alle sociale aspecten van ontmoeten en verbinden; c. mogelijkheden van een wooncarrière in de eigen wijk voor de bewoners die doorgroeien naar de middengroep; d. bouwen voor doelgroepen, zoals ouderen, wonen en werken, starters; e. imagoverbetering: maak het voor bewoners uit vooral de middengroepen van buiten de wijk aantrekkelijk om in de buurt te komen wonen. Ook voor de sociaal-economische pijler zijn al veel maatregelen getroffen, nog in uitvoering of in vergaande voorbereiding. Deze maatregelen dragen bij aan meedoen, groeien, goed toeven en gezond en zorgzaam leven van de wijkbewoners. Voorbeelden van concrete maatregelen variëren van Burgerinitiatieven (Heuvel aan Zet en Lusten en Lasten) Geschikt
Programmma Wijkontwikkeling
4
Wonen voor Iedereen (GWI), inburgering, BredaPas, vrouwenstudio’s, buurtvaders, Brede Schoolprogramma’s, Werk aan de Wijk, taalonderwijs en reïntegratie. Aandachtspunten en randvoorwaarden Maatregelen en acties in de Wijkontwikkeling vragen om de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden: a. Gebruik bewonersinitiatieven als graadmeters voor de energie en het verlangen van de bewoners. Hierin meegaan, draagt bij aan succes. Realisering kan ten slotte rekenen op draagvlak en steun. b. Maatregelen en acties moeten met elkaar samenhangen (“verbreden”). c. Wijkontwikkeling is een kwestie van lange adem en een programmatische aanpak die rekening houdt met de specifieke situatie van die wijk. Succesvolle acties verdienen een verlenging. De “lange adem” geldt zeker voor de sociaal-economische maatregelen. Voor fysieke maatregelen gelden vaak de projectwetten van concrete voorspelbare resultaten met een begin- en eindpunt. d. Kies bewust voor het meest geschikte schaalniveau om een maatregel uit te voeren. Vaak geldt: hoe dichter bij het individu, gezin, straat, vereniging of buurt, hoe effectiever. Veiligheid vraagt bijvoorbeeld vaak een zeer directe aanpak op persoons- en gezinsniveau. Soms geldt een hoger schaalniveau. Werkgelegenheid vind je bijvoorbeeld veelal op bedrijfsterreinen die niet in de wijk liggen. e. Maatregelen die werken vanuit kansen en mogelijkheden zijn sterker motiverend en krachtiger dan werken vanuit bedreiging of drempels. f. Maak gebruik van activiteiten en maatregelen die zich elders in het land in de Wijk ontwikkeling al bewezen hebben: beter goed gejat dan slecht verzonnen. Trends Tot slot enkele dominante trends die spelen op alle schaalniveaus: a. Economische ontwikkeling: de huidige economische crisis leidt op korte termijn tot een groot banenverlies. Tegelijk staan de overheidsmiddelen onder grote druk door verminderde inkomsten en druk op de uitgaven, onder andere door stijgende uitkeringen. Het middel lange termijn perspectief – zoals opgenomen in de arbeidsmarktvisie – is dat het aantal vacatures weer fors zal toenemen en dat we iedereen juist heel hard nodig hebben. b. Demografische ontwikkelingen: er is sprake van een dubbele ontgroening van minder kinderen en ouderen die langer leven. Op termijn bestaat de helft van de huishoudens uit eenpersoonshuishoudens. c. Digitalisering en netwerk samenleving: door internet is informatie-uitwisseling sneller en eenvoudiger dan in het verleden. d. Individualisering: de grote differentiatie aan leefstijlen, culturen, nieuwkomers, waarden en normen leidt tot meer individualisering. Die komt ook tot uiting in een grote verschei denheid aan woonvormen en een verandering van allerlei “publieke voorzieningen” (zorg, sociale zekerheid, onderwijs). e. Duurzaamheid: geen optie, maar noodzaak. Naast het tegengaan van milieuvervuiling gaat het tegelijkertijd om het creëren van meer ruimte voor groen en blauw. f. Bestuur/Good Governance: bewoners/burgers willen zich meer gekend, herkend en gehoord voelen bij het bepalen van beleid, uitvoeren en evalueren. Dit speelt op alle niveaus van bestuur: Europa, Rijk, Provincie, Gemeente en Wijk. Het HOE van de Wijkontwikkeling Wijkontwikkeling is van, voor en door de bewoners. Ook bij het HOE gaat het primair om de bewoners. Het accent ligt op participatie door de bewoners. Zij hebben tenslotte de kennis en ervaring. Dat maakt hen de specialisten ter plaatse. De sleutel voor een succesvolle Wijkontwikkeling ligt in de energie, het verlangen en het initiatief van de bewoners. Communicatie Naast bewonersparticipatie is communicatie met alle bewoners van groot belang. Wijkraden vormen in veel kwesties een eerste aanspreekpunt. Zij hebben een eigen netwerk en zijn een waardevol knooppunt in de wijk. Maar er is ook communicatie nodig met bewoners die de
Programmma Wijkontwikkeling
5
wijkraad niet direct vertegenwoordigt, zoals allochtonen en jongeren. Zij zoeken vaak andere –minder geëigende – paden voor communicatie. Succesvolle Wijkontwikkeling betekent dan ook kiezen voor nieuwe paden, zoals internet en burgerpanels) en het verder ontwikkelen van bestaande middelen, zoals wijktafels. In beide gevallen is het motto: praten met in plaats van over de bewoners. Maak gebruik van de vele netwerken in de wijk - van school, tot zorgpunten, winkels, bedrijven - maar ook van de individuele bewoners. Samenwerking professionals (verbinden) Ook optimale samenwerking met professionele “stakeholders” zoals woningbouwcorporaties, zorginstellingen, onderwijs, welzijnorganisaties en private partijen is van het grootste belang voor de Wijkontwikkeling. Vooral de sociaal-economische stakeholders vormen een waarde volle aanvulling in het officiële overlegcircuit. Dat geldt voor stuurgroepen voor de wijk ontwikkeling, maar ook voor het concrete uitvoeringsniveau in de wijken en buurten. Voor alle professionals, van de gemeente of van de andere stakeholders, geldt: je moet er zijn! Aanspreekbaar, direct verbindingen leggen, zien, luisteren, afstemmen. “Hart in de buurt” Samenhang in de maatregelen en samenwerking tussen de diverse deelnemende partijen zijn kritische succesfactoren in de Wijkontwikkeling. Bij voorkeur vanuit een “hart in de buurt” dat zorgt voor een natuurlijke samenhang en samenwerking. Dit bevordert bovendien de (her)kenbaarheid en toegankelijkheid voor de bewoners. Een ‘hart in de buurt’, zoals een Brede School of ‘hart in de buurt’ maakt Wijkontwikkeling meer vanzelfsprekend. Programma Samenwerking en samenhang zijn ook binnen de gemeente van het grootste belang. Daarom is Wijkontwikkeling als een programma georganiseerd. De middelen Om de visie uit te voeren moet Wijkontwikkeling het financieel tot nu toe hebben van incidentele middelen, zoals de Prestatieafspraken (“8+8”) en ISV-3. Structurele financiering ontbreekt om de gewenste verdieping, verbreding en verbinding structureel vorm te geven. Samenvattend: Wijkontwikkeling is van, voor en door de bewoners. De bewoners zijn het onderwerp en de bron van de aanpak van de Wijkontwikkeling. Voor een succesvol resultaat is nodig: samenwerken met alle bewoners (door bewonersparticipatie, wijktafels en Waarderend Vernieuwen) en alle partners in de buurt (“verbinden”), bij voorkeur in het “hart in de buurt”, met een samenhangende aanpak (“verbreden”) en een focus op onderwijs, participatie, veiligheid en gezondheid (“verdieping”). En in het besef dat een lange adem noodzakelijk is en fysieke maatregelen onverminderd doorgaan. Blijven monitoren, want meten = weten.
Programmma Wijkontwikkeling
6
Analyse van de wijkontwikkelingswijken
3
Wijkmonitor De wijkmonitor is de weergave van de vijf doelen van het programma Wijkontwikkeling, vertaald in subdoelen en indicatoren. De indicatoren geven een schets van de situatie in de buurten van Breda. Hiermee kun je signaleren welke buurten op welke terreinen extra aandacht nodig hebben. Na verloop van tijd is het mogelijk ontwikkelingen in kaart te brengen. Dit ondersteunt het permanente proces van Wijkontwikkeling. Bronnen: cijfers en gesprekken Om een beeld te kunnen schetsen van de buurten van Breda zijn verschillende bronnen gebruikt. Het meest gebruikt zijn diverse gemeentelijke registraties (woningbouw, bevolking, leerlingen, uitkeringsgerechtigden, WOZ), externe registraties van politie, UWV Werkbedrijf en GGD, enquêtes onder een steekproef van de bevolking - zoals die naar leefbaarheid en veiligheid en de Burgerenquête - en de Leefbaarometer van het ministerie van VROM. Diverse monitoren De Wijkmonitor meet feitelijk wat er gebeurt en levert geen kant-en-klaar verhaal. Voor de analyse en interpretatie van deze gegevens is gebruik gemaakt van de diverse monitoren voor verschillende beleidsterreinen. Voor het verdere begrip en de duiding van de situatie in de wijkontwikkelingsgebieden zijn gesprekken gevoerd met de professionele samenwerkings partners en beleids- en gebiedsdeskundigen van de gemeente. In deze rapportage worden deze in- en externe deskundigen ‘professionals’ genoemd. Voor de herijking van beide ontwikkelingsvisies is uitvoerig gesproken met bewoners, zoals tijdens de wijktafels in Heuvel en de manifestatie in Hoge Vucht, Doornbos en Linie. De uitkomsten van deze gesprekken zijn ook betrokken bij de duiding van de situatie in de Wijkontwikkelingswijken. In de rapportage wordt onderscheid gemaakt in de mening van ‘bewoners’ en ‘professionals’. Dashboard In deze Wijkmonitor draait het om de drie Wijkontwikkelingsgebieden. Voor de analyse van de gegevens is gebruik gemaakt van de informatie uit alle buurten van Breda, om de wijkontwikkelings gebieden te vergelijken met andere buurten en met het gemiddelde van Breda: scoren de gebieden ‘beter’, ‘slechter’ of ‘vergelijkbaar’? Als weergave is gekozen voor een zogenaamd dashboard: een paneel van kleuren. Rood staat voor attentie: grote negatieve afwijking ten opzichte van het gemiddelde. Oranje betekent een negatieve afwijking. Geel geeft een vergelijkbare score aan. De beide kleuren groen tonen de positieve afwijking ten opzichte van het gemiddelde van Breda. Recente informatie Het gebruik van de vele bronnen brengt met zich mee dat niet alle gegevens van dezelfde datum zijn. Er is steeds gebruik gemaakt van de meest recente informatie. Voor de meeste registraties is dat januari 2009, met informatie over 2008. De informatie uit enquêtes zijn veelal ouder. Nog niet alle informatie is op buurtniveau beschikbaar. Over sommige indicatoren is alleen stedelijke informatie beschikbaar. Dit verklaart de witte plekken in het dashboard per wijk. Aandachtspunten Voor de verdere ontwikkeling van de Wijkmonitor verdienen de volgende punten aandacht: - Nog niet alle indicatoren worden cyclisch geregistreerd of geënquêteerd. In de verdere ontwikkeling van de Wijkmonitor zal hier expliciet rekening mee worden gehouden. - Door de Wijkmonitor cyclisch uit te voeren worden trends zichtbaar. - Nu is het Bredase gemiddelde als referentiepunt genomen. De vraag ligt voor of dit de goede maatstaf is of dat er een andere Bredase standaard moet komen. - De mogelijkheden voor benchmark op basis van de Wijkmonitor zullen verder onderzocht en uitgewerkt worden. Programmma Wijkontwikkeling
7
3.1 Hoge Vucht en Doornbos-Linie
RO-STV-BRNO-89.dgn Default 14-4-2009 15:52:55
Programmma Wijkontwikkeling
8
a. Goed toeven Goed toeven geeft aan hoe bewoners samenleven in hun buurten en hoe zij hun woning en woonomgeving ervaren. Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
1.Verbetering
2. Verbetering van het levensloopbestendig
3. Beter
van de
woningaanbod: • Gedifferentieerder woonmilieu
samenleven
leefbaarheid
• Verbetering wooncarrière van jong tot oud in de
Ouderen: woning is geschikt voor ouderen
Ouderen: woonomgeving is geschikt voor ouderen
Verhuizingen binnen de wijk, Totaal
Verhuizingen binnen wijk 55+
Indicator sociale cohesie (omgang in buurt, thuis voelen)
Indicator sociale samenhang (dominantie/homogeniteit levensfase+gezinssamenst.) (Leefbaarometer)
2006
2008
2008
2007
2008
57%
89%
44%
46%
6,2
-1
54%
92% 42%
47%
5,1
0
Rapportcijfer kwaliteit woning
2006
Rapportcijfer woonomgeving
2008
Rapportcijfer leefbaarheid
Indicator
Leefbaarometer: Indicator woningvoorraad (dominantie en dichtheid van o.a. woningtypen en huur / koop)
buurt
2007
2007
2007
7,2
7,3
7,8
-4
6,6
6,4
7,4
-35
Subbuurt Doornbos
6,7
6,7
7,4
5,4
Subbuurt Linie
6,2
6
6,7
4,9
Buurt
Biesdonk (0102)
6,4
6,4
7,4
-39
53%
50%
4,9
-8
Buurt
Geeren-zuid (0103)
6,4
6,5
6,8
-40
63%
65%
5,2
7
Buurt
Wisselaar (0104)
6,6
6,7
7,6
-34
50%
54%
5
7
Buurt
Geeren-noord (0106)
6,4
6,4
7,1
-39
52%
62%
5
-20
Jaar Stad
Breda gemiddeld
Buurt
Belcrum (0100)
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
50%
86%
Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
4. Betere voorzieningen: •
5a. Verbetering van de sociale veiligheid en
5b. Verbete
6. Een
Betere kwaliteit van voor
vermindering van de overlast
ring van de
prettige
zieningen • Betere aan-
verkeersveilig
openbare
sluiting van voorzieningen
heid
ruimte
op de vraag van bewoners
4,0
1,7
14,48
0,81
4,1
4,3
14
0,91
0,54
-34
6,3
39%
1,6
3,5
3,3
10,51
0,50
3,8
3,6
Subbuurt Doornbos
0,85
0,55
37%
1,6
3,7
4,3
3,9
Subbuurt Linie
0,83
0,4
40%
1,7
3,6
5
5,2
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
2008 2008
Indicator parkeeroverlast (schaalscore)
Indicator verloedering (bekladding, vernieling, rommel,
hondepoep) (schaalscore)
1,2
Verkeersdoden/-gewonden per 1000 inwoners
27%
2008 2007 2007 2007 2007 2008
Aantal aanrijdngen per 1000 inwoners
6,9
Aangiften woninginbraken per 100 woningen
-11
Indicator perceptie van vermogensdelicten (schaalscore)
0,51
Indicator perceptie van dreiging (schaalscore)
2007
0,82
Beleving van onveiligheid in de buurt
Tevredenheid met parkeergelegenheid
2007
1
Breda gemiddeld
Rapportcijfer veiligheid in de buurt
Tevredenheid met winkels voor dagelijkse boodschappen
2008
Jaar Stad
Indicator veiligheid (diefstal, vernieling, overlast, geweld) (leefbaarometer)
Indicator nabijheid voorzieningen (Leefbaarometer)
Indicator
2007 2007
Buurt
Biesdonk (0102)
1
0,98
0,58
-35
6,0
52%
2,6
5,7
4,5
24,75
0,61
5,4
4,7
Buurt
Geeren-zuid (0103)
15
0,89
0,76
-24
6,0
41%
2,5
5,1
1,6
4,24
0,00
5,5
2,4
Buurt
Wisselaar (0104)
-3
0,94
0,58
-33
6,3
42%
1,9
4,5
2,8
4,38
0,00
5,1
3,6
Buurt
Geeren-noord (0106)
31
0,98
0,68
-35
5,9
47%
2,8
5,5
2,6
3,70
0,00
5,5
2,9
Programmma Wijkontwikkeling
9
Leefbaarheid De bewoners van Hoge Vucht, Doornbos en Linie gaven leefbaarheid en woonomgeving in 2007 een rapportcijfer tussen de 6,4 een 6,7. Dat is een zeker een half punt minder dan de Bredanaar gemiddeld zijn buurt geeft. Vergeleken met andere wijken en buurten van Breda valt er dus voor Hoge Vucht, Doornbos en Linie winst te behalen op het thema ‘goed toeven‘. De verkeersveiligheid en het voorzie ningenniveau zijn in orde. Maar het beheer van de openbare ruimte en ook de levensloop bestendigheid, de sociale cohesie en sociale veiligheid zijn voor verbetering vatbaar. Sociale samenhang Bewoners van niet-Nederlandse afkomst zijn positiever over hun buurt, dan de Nederlandse bevolkingsgroep. De bewoners van Hoge Vucht leven naast elkaar, maar niet met elkaar. Uit korte gesprekken met bewoners van Hoge Vucht, Doornbos en Linie blijkt dat voor mensen van niet-westerse culturen vooral de eigen woning en de nabijheid en het niveau van de voorzieningen meewegen in hun eindoordeel over de leefbaarheid in hun buurt. Zij vinden dat er binnen de verschillende etnisch-culturele groepen voldoende contact is. De Nederland se bevolkingsgroep baseert het eindoordeel over de leefbaarheid vooral op het ontbreken aan sociale samenhang tussen hen en de andere etnisch-culturele groepen. Volgens professionals die in werken in Hoge Vucht, Doornbos en Linie zou meer onderlinge tolerantie het samen leven verbeteren en is er ook sprake van minder contact tussen jong en oud. Hoge Vucht kent veel activiteiten om de sociale samenhang te versterken. Volgens de professionals zouden nog meer mensen kunnen aansluiten bij de vaste groep bewoners die nu al deze activiteiten bezoekt. Veiligheid Algemeen geldt dat de veiligheid in Hoge Vucht, Doornbos en Linie lager scoort dan als het Bredase gemiddelde: woninginbraak komt vaker voor en in de beleving van bewoners is er vaker sprake van vermogensdelicten en geweld. Professionals noemen jongerenoverlast als een belangrijke oorzaak voor de ervaren onveiligheid. Een deel van de groep jongeren die de overlast veroorzaakt, maakt zich soms ook schuldig aan criminele activiteiten als drugshandel en woninginbraken in de eigen wijk. Gerichte begeleiding op het gebied van vrijetijdsbesteding, scholing en werk - en wanneer nodig een repressieve aanpak - moet deze jongeren een beter perspectief bieden. Volgens professionals heeft deze aanpak succes. Zij ervaren dat de overlast afneemt. Naast aandacht voor daders is er ook aandacht geweest voor preventie in de woonomgeving. In Doornbos en Linie komt incidenteel jongerenoverlast voor.
Programmma Wijkontwikkeling
10
Openbare ruimte Bewoners ervaren de inrichting van de openbare ruimte als prettig. Om verrommeling tegen te gaan is volgens hen wel meer beheer nodig. Dit gebeurt al op een aantal ‘plusplekken’, maar stopt na 2009. De oververtegenwoordiging van ouderen en jeugd stelt bijzondere eisen aan de openbare ruimte, die elkaar soms in de weg zitten. De openbare ruimte voldoet nog niet aan die eisen.
Verschillen per buurt De verschillende buurten variëren onderling in sociale samenhang en veiligheid:
Geeren-Noord: zowel de sociale samenhang als de sociale veiligheid scoren nog niet
voldoende. Buurtbewoners ervaren veel jeugdoverlast. Hier wonen vergeleken met andere
buurten in Breda ook meer jeugdige en jong volwassen verdachten die in aanraking zijn
geweest met de politie.
Geeren-Zuid: de sociale samenhang is hier gemiddeld, de sociale veiligheid licht negatief.
De geregistreerde delicten/misdrijven bij de politie wijken niet af van het Bredase gemiddelde.
Toch ervaren bewoners de buurt als onveilig. Zij hebben het idee dat er veel delicten/
misdrijven plaatsvinden. Veel bewoners ervaren overlast van jeugd. In de buurt wonen ten
opzichte van de rest van Breda veel jongvolwassenen (18-24 jaar), die in aanraking zijn
geweest met de politie.
Wisselaar: zowel de sociale samenhang als de sociale veiligheid scoren nog niet voldoende.
In Wisselaar is het gevoel van veiligheid positiever dan op basis van de politiecijfers te
verwachten is, mogelijk door de geringe jongerenoverlast. In de buurt wonen meer jeugdige
en jongvolwassen verdachten dan gemiddeld in Breda.
Biesdonk: de sociale samenhang en de sociale veiligheid scoren in Biesdonk nog niet voldoende.
De jeugdoverlast komt volgens professionals vooral door jongeren uit andere delen van de
wijk. In de buurt komen meer aanrijdingen voor dan in de andere buurten van Hoge Vucht.
Doornbos-Linie: de buurt vertoont weinig sociale samenhang. In Linie is de sociale cohesie
wat lager dan in Doornbos. De sociale veiligheid scoort gemiddeld ten opzichte van Breda.
In de buurt komen wel meer woninginbraken voor. De jeugdoverlast scoort gemiddeld. In de
buurt wonen meer verdachte jongvolwassenen dan gemiddeld in Breda.
Programmma Wijkontwikkeling
11
b. Groeien; zicht op vooruitgang Groeien geeft inzicht in de kansen en mogelijkheden van de jeugd. Doel
DOEL B: Groeien: zicht op vooruitgang
Subdoel
1. Meer kansen voor de jeugd:
1a. Meer kansen voor de jeugd:
2. Meer kansen voor de jeugd:
stijging kans op werk, daling
minder kinderen in kansarme
stijging gezondheid onder jeugd
jeugdwerkloosheid
gezinnen
% schoolverlaters zonder startkwalificatie
% jongeren met leerproblemen
% jeugdige (15-24) NWW-ers
% 0-4 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% 5-18 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% jeugdigen in gezinnen met opvoedingsproblemen
% jeugdigen in gezinnen met gezinsproblemen
% jeugdigen dat dagelijks minder dan een uur beweegt
% jeugdigen dat regelmatig last heeft van stemmingen
% jeugdigen met emotionele problemen
% jeugdigen met overgewicht
% jeugdigen met obesitas
Jaar
% VMBO-ers in de 3e klas
Indicator
2008
2007 2008
2007 2008
2009
2009
2009
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
8,7%
9,7%
3%
6%
2%
5%
9%
11%
2%
3%
2%
0%
9%
19%
5%
2%
Stad
Breda gemiddeld
48%
13%
6%
1,3%
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
78%
21%
7%
2,7%
23,5% 24,0%
Buurt
Biesdonk (0102)
65%
17%
9%
1,6%
22,9% 25,1%
9%
7%
9%
5%
9%
12%
2%
Buurt
Geeren-zuid (0103)
76%
21%
8%
4,7%
38,4% 38,1%
11%
23%
21%
4%
13%
29%
5%
Buurt
Wisselaar (0104)
76%
13%
10%
2,7%
31,1% 30,9%
13%
14%
14%
3%
13%
24%
2%
Buurt
Geeren-noord (0106)
87%
17%
18%
3,9%
29,1% 28,8%
3%
29%
3%
0%
13%
32%
11%
Doel
DOEL B: Groeien: zicht op vooruitgang (vervolg)
Subdoel
3. Daling van de Jeugdoverlast
4. Meer kansen voor de jeugd:
5. Aantrekkelijkere omgeving: betere kwaliteit van
en –criminaliteit
participatie onder jeugd
voorzieningen voor jeugd, betere aansluiting van de voorzieningen op de vraag van de jeugd
%12-18-jarigen slachtoffer van ongewenst gedrag
% jeugdige verdachten (politie) van 12-17 jaar
% jong volwassen verdachten (politie) van 18-24 jaar
Cultuurparticipatie: % 12-17 jarigen lid van de bibliotheek
Cultuurparticipatie: % 12-17 jarigen ingeschreven bij de Nieuwe Veste
% jeugdigen dat niet sport in v erenigingsverband
% jeugdigen met problemen in de relatie met leeftijdgenoten
% jongeren (12-18) dat een 6 of hoger geeft aan hun buurt
Rapportcijfer buurt door jongeren (12-18)
% jongeren (12-18) dat één of meer ontmoetingsplaatsen mist in de buurt
Aantal plaatsen KDV en PSZ in % 0 tot 4 jarigen
% buurtbewoners dat (zeer) tevreden is over de voorzieningen voor jongeren
Bereik trapvelden/speelplekken: % kinderen buiten een straal van 100m van een trapveld/speelplek
Jaar
Perceptie van het vaak voorkomen van jeugdoverlast
Indicator
2007
2007
2008
2008
2008
2008
2007 2008
2007 2008
2007
2007
2007
2009
2007
2009
29%
2,3%
3,1%
50,0%
8,1%
18%
5%
88%
7,4
47%
35%
27%
58,5%
3,3%
5,0%
43,0%
5,7%
34%
7%
9%
17%
69,1%
Stad
Breda gemiddeld
44%
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
48%
Subbuurt Doornbos
28%
Subbuurt Linie
38%
Buurt
Biesdonk (0102)
67%
3,2%
4,1%
45,0%
2,6%
65%
7%
0%
28%
68,5%
Buurt
Geeren-zuid (0103)
70%
42%
2,5%
7,1%
52,0%
4,2%
49%
11%
75%
7,3
52%
44%
23%
56,1%
Buurt
Wisselaar (0104)
53%
5,7%
6,2%
46,0%
3,2%
54%
3%
27%
33%
71,5%
Buurt
Geeren-noord (0106)
70%
6,4%
4,7%
64,0%
5,7%
42%
11%
21%
25%
82,4%
Kans op werk Een deel van de jeugd in Hoge Vucht, Doornbos en Linie heeft het niet gemakkelijk. Veel kinderen groeien op in gezinnen met een inkomen rond de armoedegrens en hun ouders ervaren opvoedings- en/of gezinsproblemen. Er zijn meer dikke kinderen dan in de rest van Breda en meer leerlingen met leerachterstanden en -problemen. Veel jongeren hebben VMBO als hoogste opleidingsniveau. Volgens professionals hangt dit samen met de lage sociaal economische positie van de ouders. De jongeren ondervinden extra hindernissen om vooruit te komen. De huidige aanpak bereikt volgens de professionals nog niet alle jongeren. Het aandeel schoolverlaters zonder startkwalificatie in Hoge Vucht, Doornbos en Linie ligt op het vergelijkbaar het Bredase gemiddelde. Alleen Geeren-Zuid en Doornbos en Linie kennen meer uitvallers.
Programmma Wijkontwikkeling
12
Per buurt De ongunstige kansen en mogelijkheden van Hoge Vucht, Doornbos en Linie hebben te maken met alle aspecten van groeien: kans op werk, goede gezondheid, (maatschappelijke) participatie en overlast/crimineel gedrag. Er is weinig verschil tussen de buurten. Doornbos en Linie scoren iets gunstiger dan Hoge Vucht als het gaat om gezondheid, aantal kansarme gezinnen en jeugdoverlast. Geeren-Noord: het aandeel gezinnen met opvoedingsproblemen is lager dan in de rest van de wijk en ligt gelijk aan het Bredase gemiddelde. Geeren-Zuid: meer kinderen komen zonder startkwalificatie van school. Verder wijkt de buurt nauwelijks af van de overige buurten in Hoge Vucht. Wisselaar: de buurt heeft weinig jeugdoverlast. Er zijn nauwelijks afwijkingen met de overige buurten van Hoge Vucht. Biesdonk: het aandeel kinderen en jongeren in lage inkomensgezinnen is lager dan in de rest van Hoge Vucht. Doornbos-Linie: positief is dat het aandeel kinderen en jongeren in lage inkomensgezinnen lager is dan in overig Hoge Vucht. Het aantal kinderen/jeugdigen dat meer dan een uur per dag beweegt of lid is van een sportvereniging is groter dan in Hoge Vucht. Er zijn ook relatief minder kinderen met overgewicht of obesitas. Ook groeien minder kinderen op in een gezin met opvoedingsproblemen. Daar staat tegenover dat de jeugd van Doornbos en Linie relatief vaker dan het Bredase gemiddelde het onderwijs verlaat zonder het behalen van een startkwalificatie. Veel kinderen/ jeugdigen ervaren emotionele problemen en in de buurt wonen meer jeugdigen/jongvolwas senen die bij de politie als verdachten staan geregistreerd dan in de rest van de wijk.
Programmma Wijkontwikkeling
13
c. Meedoen Meedoen in de samenleving kan op diverse niveaus. De Wijkmonitor gaat uit van de drie hoofdtreden van ‘de participatieladder’: • Bij sociale participatie is de zelfredzaamheid op orde. Dit is het minimale niveau dat voor elke Bredanaar, soms via de zorg of met hulp van anderen, mogelijk moet zijn. • Maatschappelijke participatie gaat ervan uit dat iemand zelf iets onderneemt om actief deel te nemen en een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk leven. Hieronder vallen bijvoorbeeld activering of het volgen van kwalificerend onderwijs. • Economische participatie gaat uit van financiële zelfstandigheid of werk op basis van een subsidie. Einddoel is dat mensen inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt. Tussenstappen als zorg, activering, participatie, kwalificerend onderwijs of werken met subsidie naar regulier werk stimuleren bewoners om maximaal mee te doen. Doel
DOEL C: Meedoen: zicht op vooruitgang
Subdoel
1. Verhoging van de economische participatie
2. Verhoging van de
3. Verhoging van de sociale participatie
4.Bevordering van de
maatschappelijke
buurteconomie (bui-
participatie
tengebieden, kanto renlocaties, bedrijventerreinen en het win kelgebied in het centrum zijn buiten
2006 2006 2006 2006 2006
Aantal starters per 100 woningen
Aantal vestigingen in de wijk in % aantal woningen
Werkgelegenheid bij vestigingen in de wijk in % aantal woningen
% mantelzorgers
Afstand tot arbeidsmarkt
% ouderen dat mantelzorg geeft
% ouderen dat mantelzorg ontvangt
% ouderen dat matig/ernstig eenzaam is
% ouderen dat vanwege gezondheid niet weg gaat
22% 23%
% ouderen dat moeite/hulp nodig heeft bij 3 of meer dagelijkse handelingen
2006 2006
% oudere vrijwilligers
2007
% vrijwilligers
2008
Aantal inburgeraars (kengetal/indicator)
% bewoners actief bij verbeteren van buurt
Schuldhulpverlening
% huishoudens langdurig op sociaal minimum
2009 2009 2009 2009 2008
% WAO-uitkeringen
% WWB gerechtigden
% NWW-ers langdurig werkloos (> 1 jaar) onder 25+ers
% NWW-ers 25 jaar en ouder (niet-Westerse allochtonen)
% NWW-ers van 25 jaar en ouder Jaar
Percentage NWW-ers 25 jaar en ouder onder vrouwen
beschouwing gelaten) Indicator
2006
2008 2008 2000
23%
0,51
0,11
1,58
0,43
0,08
1,45
0,55
0,08
1,03
0,09
0,03
0,63
0,12
0,06
1,07
0,18
0,05
1,09
2008 Stad
Breda gemiddeld 5%
15%
5%
3% 2,8%
7,7%
21%
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
17%
9%
5% 5,5%
14,6%
25%
9%
Subbuurt Doornbos
21%
Subbuurt Linie
30%
Buurt
Biesdonk (0102)
8%
14% 10% 6% 5,5%
15,5%
19%
Buurt
Geeren-zuid (0103)
13% 21% 16% 10% 7,8%
20,0%
22%
Buurt
Wisselaar (0104)
9%
18% 10% 5% 4,9%
14,5%
24%
Buurt
Geeren-noord (0106)
13% 20% 15% 9% 8,8%
20,8%
28%
20% 18%
18%
6%
6%
6%
12% 50% 15% 12%
11% 56% 12% 12%
11% 56% 12% 12%
Sociale achterstand De visie Arbeidsmarktbeleid 2009-2015 beoordeelt de buurten van Hoge Vucht als buurten met grote sociale achterstand. Doornbos en Linie scoren hier ten opzichte van Hoge Vucht iets gunstiger. Het aandeel werklozen en uitkeringsgerechtigden (WWB) onder de inwoners is hoger dan het gemiddelde in Breda. Het aandeel niet-westerse allochtonen dat werkloos is, ligt op het Bredase gemiddelde. Alleen in Geeren-Noord en –Zuid ligt het percentage hoger. Het aandeel langdurig werklozen is in Hoge Vucht, Doornbos en Linie hoger dan het Bredase gemiddelde.
Programmma Wijkontwikkeling
14
28%
Vergeleken met de rest van Breda leven veel bewoners op of rond het sociaal minimum.
Uit het Armoedeprofiel Breda blijkt dat de armoede ongelijk verdeeld is over de Bredase wijken.
Daaruit blijkt dat in de buurten van Hoge Vucht, Doornbos en Linie relatief veel huishoudens
met een inkomen op het sociaal minimum kennen. Professionals geven waar mogelijk maximale
ondersteuning aan mensen waarvan bekend is dat ze op het sociaal minimum leven. Lastiger
is het om de groep met een laag inkomen uit arbeid in beeld te krijgen.
Investeren Bewoners van de Hoge Vucht, Doornbos en Linie bevinden zich vooral op de onderste treden van de participatieladder: van ‘sociale contacten buiten de deur’ tot ‘aanbodversterking/ scholing, nog niet klaar om te werken’. Dit vraagt om investeren in het wegnemen van individuele zorgen en het versterken van competenties en vaardigheden voordat deze mensen aan het werk kunnen. Buurteconomie Vergeleken met andere buurten in Breda is de buurteconomie in de wijk minder ontwikkeld. Het aantal vestigingen en de omvang van de werkgelegenheid is in Hoge Vucht, Doornbos en Linie relatief laag. Enige nuance is op zijn plaats, want de wijk grenst aan een groot bedrijven terrein, Krogten. Vrijwilligers en mantelzorgers Het aandeel vrijwilligers en mantelzorgers in Hoge Vucht, Doornbos en Linie is vergelijkbaar met de rest van Breda: een op de vier à vijf inwoners is actief als vrijwilliger of mantelzorger. Verschillen tussen de buurten Tussen de buurten is enig verschil. Algemeen geldt dat de scores voor economische participatie voor Doornbos en Linie, Biesdonk en Wisselaar gunstiger zijn dan voor de Geeren. Voor sociale en maatschappelijke participatie zijn de verschillen tussen de buurten minimaal.
Programmma Wijkontwikkeling
15
d. Gezond en Zorgzaam Gezond betekent voor de Wijkmonitor op dit moment dat de jeugd zich gezond voelt, dat bewoners dagelijks bewegen of sporten en dat ze geen overgewicht hebben. Van volwassenen zijn nog geen afzonderlijke gegevens per buurt bekend, wel van de jeugd. Doel
DOEL D: Gezond en zorgzaam
Subdoel
1. Zorg is beter bereikbaar en toegankelijk. Voor iedereen is een vangnet beschikbaar voor wie het niet op eigen kracht redt
Indicator
% ouderen met overgewicht
% niet-sporters
% overgewicht/obesitas
Jaar
2006
2006
2006
Stad
Breda gemiddeld
54%
32%
33%
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
35%
35%
Buurt
Biesdonk (0102)
40%
44%
Buurt
Geeren-zuid (0103)
Buurt
Wisselaar (0104)
Buurt
Geeren-noord (0106)
57% 57%
Sport en overgewicht Bewoners (volwassenen en jongeren) van Hoge Vucht bewegen en sporten minder dan bewoners van andere buurten en wijken in Breda. Tegelijk hebben meer jeugdigen en volwassenen overgewicht. Doornbos en Linie benaderen het Bredase gemiddelde. De bewoners daar bewegen of sporten vaker dan de bewoners van Hoge Vucht. Ook het percentage inwoners met overgewicht in Doornbos en Linie is vergelijkbaar met het Bredase gemiddelde. Jeugd en gezondheid Professionals wijzen op de wetenschappelijk aangetoonde relatie tussen een lage sociaal economische positie van bewoners en hun gezondheid en de nadelige effecten daarvan. Kwetsbare groepen als eenoudergezinnen, jeugd en (allochtone) ouderen zijn in deze wijk sterk vertegenwoordigd. De gezondheid van de jeugd vraagt bijzondere aandacht, omdat jongeren volgens professionals waarschijnlijk te weinig bewegen en ongezond eten. Dit heeft invloed op hun gezondheid, nu en later. Ouderen en (mantel)zorg Mantelzorg is een sociaal systeem en dus in hoge mate afhankelijk van sociale verbindingen. Ouderen zijn hier meer dan vroeger van afhankelijk. Gezien de lage sociale samenhang in de wijk is dit volgens professionals een punt van aandacht. Dit geldt volgens hen voornamelijk voor de Nederlandse ouderen. Voor allochtone ouderen speelt dit nog minder, omdat hun kinderen in de buurt woningen en de verbindingen binnen de groep goed zijn. Dit verandert op het moment dat deze kinderen de wijk verlaten. Allochtone ouderen hebben vanuit hun cultuur behoefte aan een ander aanbod in de voorzieningen, dan ouderen van Nederlandse afkomst. Professionals wijzen er op dat het aanbod beter op de behoefte kan worden afgestemd.
Programmma Wijkontwikkeling
16
e. Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen / woonomgeving Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen zegt iets over het beeld dat de eigen bewoners uit de buurt en die van de rest van Breda van de buurt hebben, het imago. Doel
Doel E: Aantrekkelijk, concurrerend, en duurzaam wonen en woonomgeving
Subdoel
1. Verbetering van het beeld dat de
2. Verbetering van het imago van de buurt
inwoners van de eigen buurt hebben
Indicator: evaluatie buurt (verhuisgeneigdheid, prettig wonen)
% inwoners dat de buurt vooruit vindt gegaan
% inwoners dat denkt dat de buurt in de toekomst zal verbeteren
Woonduur 3 jaar of langer
Indicator publieke omgeving (sloop, huiswaarde, geluid) (leefbaarometer)
WOZ-waarde, met correctie nieuwbouw
Indicator woningvoorraad (dominantie, dichtheid) (Leefbaarometer)
Gemiddelde inschrijfduur woningzoekenden in maanden (woonloket)
Indicator
2007
2007
2007
2009
2008
2009
2008
2008
Stad
Breda gemiddeld
7,7
13%
21%
74,3%
-15
€ 245.091
-4
47
Buurt
Doornbos-Linie (0101)
6,2
10%
13%
70,6%
-31
€ 164.550
-35
45
Subbuurt
Doornbos
6,7
8%
23%
41
Subbuurt
Linie
6,0
6%
31%
49
Jaar
Buurt
Biesdonk (0102)
6,1
3%
12%
77,0%
-28
€ 156.844
-39
43
Buurt
Geeren-zuid (0103)
6,1
18%
42%
75,4%
-22
€ 152.427
-40
40
Buurt
Wisselaar (0104)
6,2
16%
36%
76,7%
-13
€ 168.648
-34
49
Buurt
Geeren-noord (0106)
5,8
25%
35%
67,4%
-3
€ 148.787
-39
27
Beeld van de eigen buurt Ongeveer driekwart van de bewoners woont al langer dan drie jaar in de wijk. In 2007 dachten relatief veel inwoners dat de buurt er in de toekomst op vooruit zou gaan, vooral in de Geeren en Wisselaar. De bewoners van Hoge Vucht, Doornbos en Linie zijn niet allemaal tevreden over de eigen buurt. Zij wonen minder graag in hun buurt dan andere Bredanaars en zouden graag verhuizen als ze konden. Uit het onderdeel ‘goed toeven’ blijkt dat dit overwegend de mening van de Nederlandse bevolkingsgroep is. De allochtone bewoners zijn wel tevreden over hun woning en woonomgeving en blijven graag in de wijk wonen. Meer differentiatie gewenst Het grote aantal woningen en de vele sociale huurwoningen, de bouwstijl, het bouwjaar en de WOZ-waarde zijn van invloed op het imago van Hoge Vucht, Doornbos en Linie. Een meer gedifferentieerd woningaanbod draagt volgens professionals positief bij aan de wijk en haar bewoners. Uit de enquêtes die gehouden zijn voor de zogenoemde ‘gebiedsdoelen wonen’ sluit de voorgenomen woningdifferentiatie goed aan bij de wensen en behoeften van bewoners. Wooncarrière in de eigen wijk wordt mogelijk en deze sociale stijgers blijven voor de wijk behouden, verwachten de professionals. Imago Professionals verklaren het slechte imago door de berichten over jongerenoverlast, waarmee de wijk in voorgaande jaren de pers haalde. Het blijkt in de praktijk lastig om het beeld te verbeteren. Ook andere incidenten in de wijk, de gemêleerde bevolkingssamenstelling en de aanwezigheid van hoogbouw zorgden voor slechte PR. Professionals verwachten dat de sloop- en nieuwbouwplannen een positieve invloed op de wijk, het imago en de tevredenheid van de bewoners zullen hebben
Programmma Wijkontwikkeling
17
3.2 Heuvel De meeste belevingscijfers over Heuvel dateren van 2007, dus nog voor de herstructurering. Volgens professionals is Heuvel er sindsdien enorm op vooruit gegaan. Deze rapportage maakt voornamelijk gebruik van feitelijke, geregistreerde informatie uit 2008 en 2009. De belevingsgegevens zouden nog te veel uitgaan van de situatie vóór de herstructurering.
RO-STV-BRNO-89.dgn Default 14-4-2009 16:04:16
Programmma Wijkontwikkeling
18
a.Goed toeven Goed toeven vertelt hoe bewoners samenleven in de buurten en hoe zij hun woning en woonomgeving ervaren. Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
1.Verbetering van de 2. Verbetering van het levensloopbestendig woningaanbod: §
3. Beter
leefbaarheid
samenleven
Gedifferentieerder woonmilieu § Verbetering wooncarrière van jong tot oud in de buurt leefbaarometer: Indicator woningvoorraad (dominantie en dichtheid van o.a. woningtypen en huur / koop)
Ouderen: woning is geschikt voor ouderen
Ouderen: woonomgeving is geschikt voor ouderen
Verhuizingen binnen de wijk, Totaal
Verhuizingen binnen wijk 55+
Indicator sociale cohesie (omgang in buurt, thuis voelen)
Indicator sociale samenhang (dominantie/homogeniteit levensfase+gezinssamenst.) (Leefbaarometer)
Buurt Heuvel (0501)
Rapportcijfer kwaliteit woning
Breda gemiddeld
Rapportcijfer woonomgeving
Jaar Stad
Rapportcijfer leefbaarheid
Indicator
2007
2007
2007
2008
2006
2006
2008
2008
2007
2008
7,2
7,3
7,8
-4
57%
89%
44%
46%
6,2
6,4
6,4
6,9
-39
50%
87%
53%
64%
5,4
-14
Buurt Princenhage (0503)
Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
4. Betere voorzieningen: •
5a. Verbetering van de sociale veiligheid en
5b. Verbetering
6. Een
Betere kwaliteit van voor
vermindering van de overlast
van de
prettige
zieningen • Betere aan-
verkeers
openbare
sluiting van voorzieningen
veiligheid
ruimte
op de vraag van bewoners
Buurt Heuvel (0501)
4,0
1,7
14,48
0,81
4,1
4,3
3
0,68
0,57
-32
6,3
34%
2,2
5,0
1,3
8,29
0,00
5,3
4,3
2008 2008
2007 2007
Indicator perceptie van dreiging (schaalscore)
Leefbaarheid en woonomgeving De leefbaarheid en woonomgeving krijgen van de bewoners van de Heuvel in 2007 een 6,4.
Dat is bijna een punt minder dan de gemiddelde Bredanaar zijn buurt geeft. Er valt dus ook
voor Heuvel nog winst te behalen. Professionals geven desondanks aan dat de buurt er de
laatste jaren sterk op vooruit is gegaan door de herstructurering.
De oorzaak van dit verschil blijkt de verloedering en het gebrek aan sociale samenhang in
de buurt. Desondanks blijkt dat veel bewoners in 2008 binnen hun buurt zijn verhuisd.
Waarschijnlijk gaat dit vooral om mensen die door de herstructurering naar hun vernieuwde
woning gingen. Positief is dat bewoners kozen om in Heuvel te blijven.
Programmma Wijkontwikkeling
Indicator parkeeroverlast (schaalscore)
1,2
Indicator verloedering (bekladding, vernieling, rommel, hondepoep) (schaalscore)
27%
Verkeersdoden/-gewonden per 1000 inwoners
6,9
2008 2007 2007 2007 2007 2008
Aantal aanrijdngen per 1000 inwoners
-11
Aangiften woninginbraken per 100 woningen
0,51
Indicator perceptie van vermogensdelicten (schaalscore)
2007
0,82
Beleving van onveiligheid in de buurt
2007
1
Rapportcijfer veiligheid in de buurt
2008
Indicator veiligheid (diefstal, vernieling, overlast, geweld) (leefbaarometer)
Tevredenheid met parkeergelegenheid
Breda gemiddeld
Tevredenheid met winkels voor dagelijkse boodschappen
Jaar Stad
Indicator nabijheid voorzieningen (Leefbaarometer)
Indicator
19
Sociale samenhang Professionals geven aan dat de bewoners van Heuvel elkaar wel kennen, maar onderling weinig contact hebben. De buurt is te verdelen in vier op zichzelf staande woonbuurten met ieder hun eigen karakter. Er zijn veel activiteiten geweest op het gebied van de sociale cohesie. Professionals benoemen Heuvel aan Zet als de meest succesvolle en motor voor de betrokkenheid bij de buurt en de bewoners. Bewoners hadden hierbij beschikking over een eigen budget om goede ideeën te realiseren. Volgens professionals is er een vaste groep bewoners die hieraan meedoet. Veiligheid Bewoners hebben het gevoel dat er veel delicten plaatsvinden in de buurt. Maar dit komt niet overeen met de meldingen en aangiften bij de politie. De buurt scoort juist vrij positief waar het gaat om jeugd- of drugsoverlast. Er is nauwelijks sprake van jongerenoverlast. Ook het aantal woninginbraken en autodelicten is relatief laag. Wel ligt in Heuvel het aantal geweldsdelicten hoger dan gemiddeld, maar dit cijfer is vergelijkbaar met het gemiddelde van Breda. Vroegere veiligheidsproblematiek beïnvloedt volgens professionals het huidige beeld van bewoners. De drugsoverlast is beperkt en concentreert zich uitsluitend op het Mgr. Nolensplein. De combinatie met de horecaoverlast, die daar ook voorkomt, maakt dat bewoners het Mgr. Nolensplein ervaren als een onveilige plek in de wijk. Dat bleek uit gesprekken met bewoners aan de wijktafel (september 2009) in Heuvel. Bewoners hebben het vertrouwen dat de komst op het Mgr. Nolensplein van het Huis van Heuvel - een multifunctionele accommo datie met Brede School en diverse ontmoetingsfuncties - de huidige veiligheidsproblematiek vermindert. Verkeersveiligheid De herstructureringswerkzaamheden brengen zwaar bouwverkeer in de buurt. Dat heeft invloed op de beleving van de verkeersveiligheid. Professionals benoemen dit als het andere veiligheidsitem van Heuvel. Sociaal en fysiek beheer Al sinds de start van de herstructurering van Heuvel is de werkgroep sociaal en fysiek beheer actief. Samen met bewoners nam de werkgroep diverse initiatieven op het gebied van het onderhoud van de openbare ruimte. In de evaluatie van Ontwikkelingsvisie Heuvel uit 2009 blijkt dat de inzet van het sociaal en fysiek beheer succesvol is. Mede door de inzet van het opbouwwerk, al jaren actief in de buurt, is veel bereikt, zeggen professionals. Het onderhoud van de openbare ruimte een terugkerend thema in gesprekken tussen professionals en bewoners van Heuvel. De ergernis richt zich vooral op hondenpoep en het gemak waarmee sommige bewoners afval en huisraad bij de ondergrondse afvalcontainers zetten.
Programmma Wijkontwikkeling
20
b. Groeien Groeien geeft inzicht in de kansen en mogelijkheden van de jeugd. Een deel van de jeugd in Heuvel heeft een steun in de rug nodig. Doel Subdoel
DOEL B: Groeien: zicht op vooruitgang 1. Meer kansen voor de jeugd:
1a. Meer kansen voor de jeugd:
2. Meer kansen voor de jeugd: stijging
stijging kans op werk, daling
minder kinderen in kansarme
gezondheid onder jeugd
jeugdwerkloosheid
gezinnen
% schoolverlaters zonder startkwalificatie
% jongeren met leerproblemen
% jeugdige (15-24) NWW-ers
% 0-4 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% 5-18 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% jeugdigen in gezinnen met opvoedingsproblemen
% jeugdigen in gezinnen met gezinsproblemen
% jeugdigen dat dagelijks minder dan een uur beweegt
% jeugdigen dat regelmatig last heeft van stemmingen
% jeugdigen met emotionele problemen
% jeugdigen met overgewicht
% jeugdigen met obesitas
Jaar
2008
2007 2008
2007 2008
2009
2009
2009
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
2007 2008
Breda gemiddeld
48%
13%
6%
1,3%
8,7%
9,7%
3%
6%
2%
5%
9%
11%
2%
75%
29%
5%
3,7%
24,2% 29,7%
4%
16%
1%
10%
7%
19%
4%
Buurt Heuvel (0501)
Doel
DOEL B: Groeien: zicht op vooruitgang (vervolg)
Subdoel
3. Daling van de
4. Meer kansen voor de
5. Aantrekkelijkere omgeving: betere kwaliteit van
Jeugdoverlast en
jeugd: participatie onder
voorzieningen voor jeugd, betere aansluiting van de
–criminaliteit
jeugd
voorzieningen op de vraag van de jeugd
Rapportcijfer buurt door jongeren (12-18)
% jongeren (12-18) dat één of meer ontmoetingsplaatsen mist in de buurt
Aantal plaatsen KDV en PSZ in % 0 tot 4 jarigen
% buurtbewoners dat (zeer) tevreden is over de voorzieningen voor jongeren
Bereik trapvelden/speelplekken: % kinderen buiten een straal van 100m van een trapveld/speelplek
2009
2007
2009
Stad
Breda gemiddeld
44%
29% 2,3% 3,1%
50,0% 8,1% 18%
5%
88%
7,4
47%
35%
27%
58,5%
52%
5,0% 6,0%
46,0% 6,6% 38%
7%
8%
16%
51,0%
Buurt Heuvel (0501)
% jeugdigen met problemen in de relatie met leeftijdgenoten
2007
% jeugdigen dat niet sport in v erenigingsverband
2007
Cultuurparticipatie: % 12-17 jarigen ingeschreven bij de Nieuwe Veste
2007
Cultuurparticipatie: % 12-17 jarigen lid van de bibliotheek
2008 2008 2007 2007 2008 2008
% jeugdige verdachten (politie) van 12-17 jaar
2007 2007 2008 2008
%12-18-jarigen slachtoffer van ongewenst gedrag
Jaar
Perceptie van het vaak voorkomen van jeugdoverlast
% jongeren (12-18) dat een 6 of hoger geeft aan de buurt
Indicator
% jong volwassen verdachten (politie) van 18-24 jaar
Stad
% VMBO-ers in de 3e klas
Indicator
Kans op goed onderwijs Het opleidingsniveau van de Heuveljeugd is lager dan het Bredase gemiddelde. Veel kinderen hebben VMBO als hoogste opleidingsniveau. Vergeleken met andere buurten stromen veel jongeren voor het behalen van de startkwalificatie uit. De jeugdwerkloosheid is hoog. Volgens professionals hangt dit samen met de lage sociaal-economische positie van hun ouders. De kinderen van niet-Nederlandse ouders ondervinden extra hindernissen bij het vooruitkomen vanwege taalachterstanden in het gezin. Veel kinderen gaan niet in de eigen buurt naar school. Het Huis van Heuvel moet zorgen voor een positieve kentering. Volgens professionals zal het Huis van de Heuvel ertoe bijdragen dat kinderen weer in de eigen wijk naar school gaan. Daarop vooruitlopend ging een Brede Schoolprogramma van start met inzet op taalen talentenontwikkeling en aandacht voor ouderbetrokkenheid. Allemaal bedoeld om de kinderen vooruit te helpen. Kans op goede gezondheid Veel kinderen groeien op in gezinnen rond het sociaal minimum. Professionals wijzen op de relatie tussen armoede en gezondheid. In de gezinnen komen relatief vaak echtscheidingen. Meer dan elders in de stad hebben kinderen last van stemmingen en emotionele problemen, zoals driftbuien, woedeaanvallen en huilbuien. Het aandeel kinderen met overgewicht en/of obesitas is vergeleken met andere buurten hoger.
Programmma Wijkontwikkeling
21
Minder overlast/criminaliteit Professionals geven aan dat jongerenoverlast in Heuvel nauwelijks voorkomt. Dat bleek ook uit de politiecijfers. In de buurt wonen wel veel jongeren en jongvolwassenen die als verdachte staan geregistreerd bij de politie. Verhoging participatie De cultuurparticipatie onder de jeugd van Heuvel is vergelijkbaar met het Bredase gemiddelde. De deelname aan sportactiviteiten in verenigingsverband is lager. Verbetering aansluiting voorzieningaanbod op behoefte De buurt heeft voldoende speelmogelijkheden voor kinderen in de vorm van trapvelden en speelplekken. Het is niet bekend of er ook voldoende voorzieningen zijn voor de wat oudere jeugd of dat de trapvelden hiervoor voldoende zijn. Bewoners vonden in 2007 dat de voorzieningen voor jongeren in hun buurt mochten verbeteren.
Programmma Wijkontwikkeling
22
c. Meedoen Meedoen in de samenleving kan op diverse niveaus. De Wijkmonitor gaat uit van de drie hoofdtreden van de participatieladder: sociale, maatschappelijke en economische participatie (zie pagina 14). Tussenstappen als zorg, activering, participatie, kwalificerend onderwijs of werken met subsidie naar regulier werk stimuleren bewoners om maximaal mee te doen. Doel
DOEL C: Meedoen: zicht op vooruitgang
Subdoel
1. Verhoging van de economische participatie
2. Verhoging
3. Verhoging van de sociale participatie
4.Bevordering van de buurt
van de maat
economie (buitengebieden,
schappelijke participatie
kantorenlocaties, bedrijventerreinen en het winkel gebied in het centrum zijn
Werkgelegenheid bij vestigingen in de wijk in % aantal woningen
Aantal vestigingen in de wijk in % aantal woningen
Aantal starters per 100 woningen
2006 2006 2006 2006 2006
% mantelzorgers
Afstand tot arbeidsmarkt
% ouderen dat mantelzorg geeft
% ouderen dat mantelzorg ontvangt
% ouderen dat matig/ernstig eenzaam is
22% 23%
% ouderen dat vanwege gezondheid niet weg gaat
21%
% ouderen dat moeite/hulp nodig heeft bij 3 of meer dagelijkse handelingen
2006 2006
% oudere vrijwilligers
2007
% vrijwilligers
2008
Aantal inburgeraars (kengetal/indicator)
% bewoners actief bij verbeteren van buurt
Schuldhulpverlening
2009 2008
% WAO-uitkeringen
2009
% WWB gerechtigden
% NWW-ers langdurig werkloos (> 1 jaar) onder 25+ers
2009 2009
Percentage NWW-ers 25 jaar en ouder onder vrouwen
Jaar
% NWW-ers 25 jaar en ouder (niet-Westerse allochtonen)
% NWW-ers van 25 jaar en ouder
Indicator
% huishoudens langdurig op sociaal minimum
buiten beschouwing gelaten)
2006
2008
2008
2000
23%
0,51
0,11
1,58
25%
0,23
0,07
1,28
2008 Stad
Breda
5%
15%
5%
3%
2,8%
7,7%
9%
19%
10%
6%
7,2%
16,8% 20%
6%
12% 50% 15% 12%
gemiddeld Buurt Heuvel
23%
(0501)
Werk In de visie Arbeidsmarktbeleid 2009-2015 komt Heuvel naar voren als een buurt met grote
sociale achterstand. In Heuvel wonen, gerelateerd aan het aantal inwoners, bijna driemaal
zoveel WWB-uitkeringsgerechtigden dan gemiddeld in Breda. Ook het percentage (langdurig)
werklozen is hoog in vergelijking met de andere Bredase buurten en wijken.
Het werkloosheidscijfer van niet-westerse allochtonen is weliswaar hoger dan dat van
Nederlandse inwoners van Heuvel, maar vergelijkbaar met het Bredase gemiddelde.
De WWB-uitkeringsgerechtigden in Heuvel staan op de onderste treden van de participatieladder.
Ook hier wordt geïnvesteerd in de het op orde krijgen van de basis en het wegnemen van de
zorgen daarover. Door het versterken van competenties en vaardigheden worden deze mensen
voorbereid op de arbeidsmarkt.
Inkomen Vergeleken met de rest van Breda leven in Heuvel drie keer zoveel bewoners op of rond het sociaal minimum. Uit het Armoedeprofiel Breda blijkt dat in Heuvel veel huishoudens langdurig met een inkomen op het sociaal minimum moeten rondkomen. Volgens bewoners is er in Heuvel sprake van verborgen armoede vanwege lage salarissen. Professionals zouden ook deze bewoners graag ondersteunen, maar ervaren dat het lastig is om ze te vinden. Buurteconomie De mogelijkheid om in de eigen buurt te werken is minder groot dan in de meeste andere buurten: zowel de werkgelegenheid als het aantal vestigingen is lager dan het gemiddelde van Breda. Het aantal starters ligt daarentegen wel op het Bredase gemiddelde. Mantelzorg en vrijwilligers Vrijwilligerswerk en mantelzorg in de buurt is vergelijkbaar met het gemiddelde van Breda.
Programmma Wijkontwikkeling
23
d. Gezond en zorgzaam Gezond betekent voor de Wijkmonitor op dit moment dat de jeugd zich gezond voelt, dat bewoners dagelijks bewegen of sporten en dat ze geen overgewicht hebben. Van volwassenen zijn nog geen afzonderlijke gegevens per buurt bekend, wel van de jeugd. Doel
DOEL D: Gezond en zorgzaam
Subdoel
1. Zorg is beter bereikbaar en toegankelijk. Voor iedereen is een vangnet beschikbaar voor wie het niet op eigen kracht redt
Indicator
% ouderen met
% niet-sporters
overgewicht Stad
% overgewicht/ obesitas
Jaar
2006
2006
2006
Breda gemiddeld
54%
32%
33%
39%
37%
Buurt Heuvel (0501) Buurt Princenhage (0503)
Sport Er is weinig informatie beschikbaar over de gezondheid van de bewoners van Heuvel.
Professionals wijzen ook in Heuvel op de relatie tussen de lage sociaal-economische positie
van bewoners en hun gezondheid. Een kwetsbare groep als eenoudergezinnen komt in
Heuvel veel voor. Weinig jongeren in Heuvel sporten in verenigingsverband.
Ook het aandeel sportende volwassenen in Heuvel is laag. Zowel onder jongeren als
volwassenen komt relatief vaak overgewicht en obesitas voor.
Aandacht voor ouderen In Heuvel is sprake van lage sociale cohesie. Eenzaamheid of sociaal isolement hangen daar vaak mee samen. Vanuit het veld komen signalen dat de ouderen van Heuvel in dit opzicht aandacht verdienen. Het gebrek aan sociale verbindingen in de buurt maakt hen extra kwetsbaar.
Programmma Wijkontwikkeling
24
e. Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen/woonomgeving Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen zegt iets over het beeld over de buurt van de eigen bewoners en de rest van Breda, het imago. Doel
Doel E: Aantrekkelijk, concurrerend, en duurzaam wonen en woonomgeving
Subdoel
1. Verbetering van het beeld dat de
2. Verbetering van het imago van de buurt
Jaar Stad
Breda gemiddeld
Buurt Heuvel (0501)
zoekenden in maanden (woonloket)
Gemiddelde inschrijfduur woning-
dichtheid) (Leefbaarometer)
Indicator woningvoorraad (dominantie,
nieuwbouw
WOZ-waarde, met correctie
Indicator publieke omgeving (sloop,
Woonduur 3 jaar of langer
in de toekomst zal verbeteren
% inwoners dat denkt dat de buurt
vindt gegaan
% inwoners dat de buurt vooruit
geneigdheid, prettig wonen)
Indicator: evaluatie buurt (verhuis-
Indicator
huiswaarde, geluid) (leefbaarometer)
inwoners van de eigen buurt hebben
2007
2007
2007
2009
2008
2009
2008
2008
7,7
13%
21%
74,3%
-15
€ 245.091
-4
47
6,3
17%
36%
61,9%
-31
€ 155.011
-39
38
Beeld van de eigen buurt In 2007 waren de bewoners van Heuvel niet positief over hun buurt. Ze vonden het er niet prettig wonen en als het maar enigszins kon, zouden ze verhuizen. Wel geloofden ze dat de buurt binnen een paar jaar zou verbeteren. Professionals geven aan dat er sindsdien veel veranderd is in Heuvel en hopen dat terug te zien in toekomstige onderzoeken. Ook bewoners ervaren de buurt als verbeterd. Zij verwachten veel van de nog op stapel staande veranderingen en de komst van het Huis van de Heuvel. Imago van Heuvel Kijk je naar de WOZ-waarde, de eenzijdige woningvoorraad en de hoge woningdichtheid van de bebouwing, dan is Heuvel niet zo populair. Dit verandert mogelijk na de herstructurering. Vroeger stond Heuvel bekend als een zogenoemde arbeidersbuurt waar de nodige problemen waren. Professionals benadrukken de architectonische kwaliteit en het behoud van het stedenbouwkundig karakter als een kracht van Heuvel die nieuwe bewoners aantrekt. Heuvel komt niet negatief in het nieuws en ook dat draagt bij aan de gewijzigde beeldvorming.
Programmma Wijkontwikkeling
25
3.3 Driesprong Driesprong is in de CBS-buurtindeling die de gemeente gebruikt een deel van Brabantpark. Over de buurt is daardoor alleen informatie bekend die wordt bijgehouden op het niveau van straat en huisnummer. Daardoor is weinig bekend over Driesprong alleen. Naast de enkele gegevens uit registraties zijn buurtbewoners in 2007 ondervraagd naar hun ervaringen met leefbaarheid en veiligheid. Een groot deel van de bewoners van Driespong (‘het Nederlandse deel’) verhuisde eind 2008 naar een woning elders in Breda. De verlaten woningen zijn inmiddels gesloopt en het gebied is in afwachting van nieuwbouw.
RO-STV-BRNO-89.dgn Default 14-4-2009 15:55:12
Programmma Wijkontwikkeling
26
a.Goed toeven Goed toeven vertelt hoe de bewoners samenleven in de buurten en hoe zij hun woning en woonomgeving ervaren. Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
1.Verbetering van de 2. Verbetering van het levensloopbestendig woningaanbod: §
3. Beter
leefbaarheid
samenleven
Gedifferentieerder woonmilieu § Verbetering wooncarrière van
6,7
5,5
2006
2008
2008
2007
57%
89%
58%
91%
44%
46%
levensfase+gezinssamenst.) (Leefbaarometer)
6,7
2006
Indicator sociale samenhang (dominantie/homogeniteit
-4
Indicator sociale cohesie (omgang in buurt, thuis voelen)
2008
7,8
Verhuizingen binnen wijk 55+
2007
7,3
Verhuizingen binnen de wijk, Totaal
2007
7,2
Ouderen: woonomgeving is geschikt voor ouderen
2007
Ouderen: woning is geschikt voor ouderen
Rapportcijfer kwaliteit woning
Subbuurt Driesprong
Rapportcijfer woonomgeving
Breda gemiddeld
Rapportcijfer leefbaarheid Jaar Stad
leefbaarometer: Indicator woningvoorraad (dominantie en
Indicator
dichtheid van o.a. woningtypen en huur / koop)
jong tot oud in de buurt
2008
6,2 7,5
Doel
DOEL A: Goed Toeven: leefbaarheid, wonen zonder zorgen
Subdoel
4. Betere voorzieningen: •
5a. Verbetering van de sociale veiligheid en
5b. Verbete
6. Een
Betere kwaliteit van voor
vermindering van de overlast
ring van de
prettige
zieningen • Betere aan-
verkeersveilig
openbare
sluiting van voorzieningen
heid
ruimte
2008 2007 2007 2007 2007 2008 -11
6,9
27%
1,2
4,0
1,1
2,8
1,7
2008 2008 14,48
0,81
2007 2007 4,1
4,3
4,8
3,3
Goede sociale samenhang De leefbaarheid en woonomgeving krijgen van de bewoners van Driesprong in 2007 een 6,7. Dat is een half punt minder dan de gemiddelde Bredanaar zijn buurt geeft. De bewoners zijn positief over hun medebuurtgenoten: de sociale samenhang is beter dan het Bredase gemiddelde. Molukse gemeenschap In de Driesprong leeft de Molukse gemeenschap al vele jaren samen. Volgens professionals vinden zij het belangrijk te kunnen leven volgens de tradities van de eigen cultuur. Lief en leed delen ze met elkaar en de gemeenschap lost interne problemen op zonder tussenkomst
Programmma Wijkontwikkeling
Indicator parkeeroverlast (schaalscore)
hondepoep) (schaalscore)
Indicator verloedering (bekladding, vernieling, rommel,
Verkeersdoden/-gewonden per 1000 inwoners
Aantal aanrijdngen per 1000 inwoners
0,59
Aangiften woninginbraken per 100 woningen
0,68
Subbuurt Driesprong
Indicator perceptie van vermogensdelicten (schaalscore)
0,51
Indicator perceptie van dreiging (schaalscore)
2007
0,82
Beleving van onveiligheid in de buurt
2007
1
Rapportcijfer veiligheid in de buurt
Tevredenheid met parkeergelegenheid
2008
Breda gemiddeld
(leefbaarometer)
Tevredenheid met winkels voor dagelijkse boodschappen
Jaar Stad
Indicator nabijheid voorzieningen (Leefbaarometer)
Indicator
Indicator veiligheid (diefstal, vernieling, overlast, geweld)
op de vraag van bewoners
27
van buitenaf. Hierdoor ervaren professionals soms moeite goed zicht te krijgen op wat er speelt in de buurt. Professionals typeren Molukse mensen als gemeenschapsmensen, die niet individualistisch zijn ingesteld. De eigen familie is van grote waarde, waarbij zorg voor kinderen en ouderen centraal staan. Kerk en buurthuis De kerk en het eigen buurthuis Toma zijn volgens professionals voor de Molukse gemeenschap twee belangrijke voorzieningen in de buurt. Het buurthuis is een ontmoetingsplek voor de bewoners. Ook zijn er grotere samenkomsten met andere gemeenschappen uit het land. Ook het plein voor het buurthuis wordt vaak gebruikt voor grootschalige bijeenkomsten. Professionals menen dat dit een andere ontmoetingsplek in de openbare ruimte voor nu overbodig maakt. Ze wijzen erop dat de inrichting van de openbare ruimte pas goed kan worden beoordeeld en bepaald als er meer duidelijkheid is over de toekomstige inrichting van Driesprong. Pas dan kunnen ook de wensen van de toekomstige gebruikers in beeld worden gebracht. Kwaliteit woningen De kwaliteit van de woning kreeg in 2007 een 5,5. Dat is ruim 2 punten verschil met de rest van Breda.
Programmma Wijkontwikkeling
28
b. Groeien Groeien geeft inzicht in de kansen en mogelijkheden van de jeugd. Een deel van de jeugd in Driesprong heeft een steun in de rug nodig. Er zijn weinig gegevens die een beeld kunnen schetsen van de jeugd in Driesprong. Doel
DOEL B: Groeien: zicht op vooruitgang
Subdoel
1. Meer kansen voor de jeugd:
1a. Meer kansen voor de jeugd:
5. Aantrekkelijkere omgeving: betere kwaliteit van
stijging kans op werk, daling
minder kinderen in kansarme
voorzieningen voor jeugd, betere aansluiting van de
jeugdwerkloosheid
gezinnen
voorzieningen op de vraag van de jeugd
% 0-4 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% 5-18 jarigen in gezin met inkomen rond armoedegrens
% jeugdigen in gezinnen met opvoedingsproblemen
% jeugdigen in gezinnen met gezinsproblemen
% jongeren (12-18) dat een 6 of hoger geeft aan de buurt
Rapportcijfer buurt door jongeren (12-18)
% jongeren (12-18) dat één of meer ontmoetingsplaatsen mist in de buurt
Aantal plaatsen KDV en PSZ in % 0 tot 4 jarigen
% buurtbewoners dat (zeer) tevreden is over de voorzieningen voor jongeren
Bereik trapvelden/speelplekken: % kinderen buiten een straal van 100m van een trapveld/speelplek
Subbuurt Driesprong
% jeugdige (15-24) NWW-ers
Breda gemiddeld
% jongeren met leerproblemen
Stad
% schoolverlaters zonder startkwalificatie
Jaar
% VMBO-ers in de 3e klas
Indicator
2008
2007 2008
2007 2008
2009
2009
2009
2007 2008
2007 2008
2007
2007
2007
2009
2007
2009
48%
13%
6%
1,3%
8,7%
9,7%
3%
6%
88%
7,4
47%
35%
27%
58,5%
46%
27%
12,6% 14,4%
31%
Kans op werk Het opleidingsniveau van leerlingen in het voortgezet onderwijs is vergelijkbaar met het gemiddelde van Breda. Maar meer leerlingen verlaten school zonder het behalen van de startkwalificatie. Volgens professionals hangt dit deels samen met de lage sociaal-economische positie van hun ouders. Deze kinderen ondervinden extra hindernissen in het vooruitkomen. Professionals geven ook aan dat de invloed van de groep groot is en zij elkaar ‘na-doen’ Inkomen In de buurt groeien weliswaar iets meer kinderen/jongeren op in gezinnen met een inkomen rond het sociaal minimum, maar het aantal is nagenoeg vergelijkbaar met het gemiddelde van Breda. Over gezondheid, participatie, voorzieningen, openbare ruimte, overlast en criminaliteit is niets bekend.
Programmma Wijkontwikkeling
29
c. Meedoen Meedoen in de samenleving kan op diverse niveaus. De Wijkmonitor gaat uit van de drie hoofdtreden van de participatieladder: sociale, maatschappelijke en economische participatie (zie pagina 14). Tussenstappen als zorg, activering, participatie, kwalificerend onderwijs of werken met subsidie naar regulier werk stimuleren bewoners om maximaal mee te doen. De visie Arbeidsmarktbeleid 2009-2015 geeft geen informatie over Driesprong, omdat het een subbuurt van Brabantpark is. Brabantpark komt niet naar voren als een van de Bredase buurten met grote sociale achterstand. Doel
DOEL C: Meedoen: zicht op vooruitgang
Subdoel
1. Verhoging van de economische participatie
2. Verhoging
3. Verhoging van de sociale participatie
van de maat schappelijke
Buurt
Brabantpark (0200)
Subbuurt Driesprong Buurt
5%
15%
5%
3% 2,8%
% ouderen dat vanwege gezondheid niet weg gaat
18% 4,6%
26%
Heusdenhout (0203)
Kans op werk Het aandeel van WWB-ers in Driesprong is vergelijkbaar met het Bredase gemiddelde. Net als in de andere Wijkontwikkelingswijken bevinden ook zij zich op de onderste treden van de participatieladder en is sprake van eenzelfde begeleiding. Het aantal mensen dat op of rond het sociaal minimum leeft, is nagenoeg vergelijkbaar met het gemiddelde van Breda. Driesprong wordt in het Armoedeprofiel Breda niet apart benoemd. Brabantpark komt daarin wel naar voren als een van de buurten met een hoog percentage gezinnen dat langdurig van een laag inkomen moet rondkomen.
Programmma Wijkontwikkeling
30
% mantelzorgers
% oudere vrijwilligers
% vrijwilligers
Afstand tot arbeidsmarkt
22% 23% 23%
% ouderen dat mantelzorg geeft
2006 2006 2006
6% 12% 50% 15% 12%
% ouderen dat mantelzorg ontvangt
2006 2006 2006 2006 2006
21%
% ouderen dat matig/ernstig eenzaam is
2007
% ouderen dat moeite/hulp nodig heeft bij 3 of meer dagelijkse handelingen
2008 7,7%
Aantal inburgeraars (kengetal/indicator)
Schuldhulpverlening
% WAO-uitkeringen
% WWB gerechtigden
% NWW-ers langdurig werkloos (> 1 jaar) onder 25+ers
2009 2009 2009 2009 2008
% bewoners actief bij verbeteren van buurt
Breda gemiddeld
% huishoudens langdurig op sociaal minimum
Jaar Stad
Percentage NWW-ers 25 jaar en ouder onder vrouwen
% NWW-ers van 25 jaar en ouder
Indicator
% NWW-ers 25 jaar en ouder (niet-Westerse allochtonen)
participatie
10%
d. Gezond en zorgzaam Gezond betekent voor de Wijkmonitor op dit moment dat de jeugd zich gezond voelt, dat bewoners dagelijks bewegen of sporten en dat ze geen overgewicht hebben. Van volwassenen zijn nog geen afzonderlijke gegevens per buurt bekend, wel van de jeugd. Doel
DOEL D: Gezond en zorgzaam
Subdoel
1. Zorg is beter bereikbaar en toegankelijk. Voor iedereen is een vangnet beschikbaar voor wie het niet op eigen kracht redt
Indicator
% ouderen met
% niet-sporters
% overgewicht/
overgewicht
obesitas
Jaar
2006
2006
2006
Stad
Breda gemiddeld
54%
32%
33%
Subbuurt
Driesprong
36%
30%
Nader onderzoek gewenst Professionals geven aan dat er weinig bekend is over de gezondheidssituatie van de bewoners van Driesprong. Gelet op de relatie tussen de sociaal-economische positie van de bewoners en hun gezondheid zien zij aanleiding voor nader onderzoek. e. Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen/woonomgeving Aantrekkelijk, concurrerend en duurzaam wonen zegt iets over het beeld over de buurt van zowel de eigen bewoners als van de rest van Breda, het imago. Doel
Doel E: Aantrekkelijk, concurrerend, en duurzaam wonen en woonomgeving
Subdoel
1. Verbetering van het beeld dat de
2. Verbetering van het imago van de buurt
Jaar
2007
2007
2007
Stad
Breda gemiddeld
7,7
13%
21%
Subbuurt
Driesprong
6,8
23%
41%
2009 74,3%
2008 -15
2009 € 245.091
2008
zoekenden in maanden (woonloket)
Gemiddelde inschrijfduur woning-
dichtheid) (Leefbaarometer)
Indicator woningvoorraad (dominantie,
nieuwbouw
WOZ-waarde, met correctie
Indicator publieke omgeving (sloop,
Woonduur 3 jaar of langer
in de toekomst zal verbeteren
% inwoners dat denkt dat de buurt
vindt gegaan
% inwoners dat de buurt vooruit
geneigdheid, prettig wonen)
Indicator: evaluatie buurt (verhuis-
Indicator
huiswaarde, geluid) (leefbaarometer)
inwoners van de eigen buurt hebben
2008
-4
47 39
Beeld van de eigen buurt Een deel van de bewoners van Driesprong verhuisde door de op stapel staande herstructurering naar andere delen van de stad. Aanvankelijk gaven zij aan terug te willen keren in Driesprong. Volgens professionals voelen zij zich nu in hun nieuwe omgeving zo goed thuis dat ze daar willen blijven wonen. De Molukse gemeenschap is positief over de veranderingen tot nu toe in hun buurt en kijken verwachtingsvol naar de toekomst. Professionals betrekken hen bij de ontwikkelingen in de buurt. Er ligt een visie voor de buurt, die is opgesteld in samenwerking met de uitvoerende partij, WonenBreBurg. Imago van Driesprong Volgens de professionals staat Driesprong niet goed bekend in Breda, vooral door een hardnekkig negatieve beeldvorming. De ontwikkelingen die in het verschiet liggen voor Driesprong zien zij als kansen om de buurt positief op de kaart te zetten.
Programmma Wijkontwikkeling
31
Programmma Wijkontwikkeling
32
4
Driesprong
De Wijkontwikkeling in Driesprong startte in 2004, maar ging vooraf door jarenlang gesprekken voeren met buurtbewoners over hun wijk en het slechte imago. Om de toekomst van de buurt richting te kunnen geven, werden drie vragen gesteld: 1. Is het behoud van een woonfunctie op lange termijn mogelijk en gewenst, gelet op de lange termijnontwikkelingen in de omgeving en de ligging van het gebied? 2. Zijn de oudste woningen (uit 1956/1957) nog op te knappen of is sloop aan de orde? 3. Welke mening heeft de Molukse gemeenschap over het gewenste woonconcept voor de toekomst? Na vele bijeenkomsten en intensieve workshops met bewoners en andere direct betrokkenen, zijn de antwoorden op de eerste twee vragen gegeven: Op de eerste vraag is het antwoord: ja. Behoud en zelfs versterking van de woonfunctie op lange termijn is mogelijk en gewenst. Het antwoord op de tweede vraag is: nee. De oudste woningen zijn niet meer op te knappen en sloop is wenselijk. De Molukse bevolking gaf in grote lijnen ook al het antwoord op de derde vraag: als gemeenschap willen zij bij elkaar blijven wonen en ook hun kerk en buurt huis dienen behouden te blijven in de toekomst. Wel is meer differentiatie in de woningen gewenst, zodat alle generaties zich thuis (blijven) voelen. Een en ander is in 2006 vastgelegd in de Toekomstvisie voor de Driespong. Die visie geeft richting aan de fysieke en stedenbouwkundige veranderingen, zoals de sloop van de oudste woningen en de wens om het bedrijventerrein te transformeren naar een woongebied. De maatschappelijke kant van de visie betreft de wens van de Molukse bewoners om samen als Molukse wijk in het gebied te willen blijven wonen. Voor de bewoners van het zogenoemde Nederlandse deel van de wijk dat gesloopt zou worden, biedt de visie de mogelijkheid om terug te keren na de herontwikkeling. In een samenwerkingsovereenkomst tussen WonenBreburg en de Gemeente Breda, zijn afspraken vastgelegd over het sociaal beheer en de sociale ontwikkeling van de Molukse en Nederlandse bewoners en over het fysieke beheer van het gebied. Er is een actieve klankbordgroep van omwonenden en Molukse bewoners en oud-bewoners.
Programmma Wijkontwikkeling
33
Tot nu toe Om Wijkontwikkeling in Driesprong mogelijk te maken, is inmiddels een deel van de oudste woningen gesloopt. Dat de verwachte grote veranderingen zijn begonnen, staat dan ook buiten kijf. De sloop van een deel van de wijk betekende dat een groot aantal huishoudens moest verhuizen. Inmiddels zijn de betreffende woningen gesloopt en zijn de bewoners elders in Breda gehuisvest. Vanaf nu In nauwe samenwerking met de bewoners die nog in en om het gebied wonen en WonenBreburg, wordt nu gewerkt aan een nieuw plan voor het gehele gebied. Nieuwe vormen van interactieve communicatie worden daarin toegepast. De Molukse gemeenschap is met haar achterban bezig antwoord te vinden op de vraag of ´hun´ wijk gerenoveerd moet worden of dat sloop en nieuwbouw gewenst is. Voor het bedrijventerrein staat transformatie op de planning vanaf 2012. Het vaststellen van de Structuurvisie, volgens planning in juni 2009, is een belangrijke volgende stap in het Wijkontwikkelingsproces van Driesprong. Ook een onderzoek naar de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van een multifunctionele accommodatie (MFA) in plaats van twee buurthuizen, maakt deel uit van de Structuurvisie. De nieuwe Driesprong wordt in ieder geval een buurt die nabuurschap en gastvrijheid zal uitstralen. Driesprong krijgt ook het label ‘duurzaam’: bijvoorbeeld door een pilot met vegetatiedaken. Zodra de Structuurvisie is vastgesteld, kan onder andere voor het westelijk deel van het gebied een bestemmingsplan worden gemaakt. Voorafgaand daaraan worden de randvoor waarden voor het stedenbouwkundig plan vastgesteld. Die randvoorwaarden vormen de basis voor de bouwplannen die vanaf zomer 2010 worden gerealiseerd. Zo zal woning corporatie WonenBreburg een gedifferentieerd woningaanbod terugbouwen in een nieuwe stedenbouwkundige opzet. De actualiteit van de toekomstvisie, de overeenkomst en sinds zomer 2009 de Structuurvisie hebben er toe geleid dat er voor de Driesprong geen herijkte visie is opgesteld zoals in de Heuvel en Hoge Vucht Doornbos en Linie. Ook in Driesprong wordt de buurt samen met de bewoners vormgegeven. De wijktafels zijn het platform om met bewoners over de daadwerkelijke inrichting van de Driesprong te praten. Daarnaast wordt in 2009 of in 2010 een culturele activiteit in en met de buurt georganiseerd en is een imagoplan in ontwikkeling om het imago van de wijk verbeteren. Een prijsvraag onder de bewoners om een motto te bedenken dat recht doet aan de ontwikkeling van Driesprong, maakt daar deel van uit. Voor zover nog niet gefinancierd zal dat plaatsvinden binnen de € 0,1 mln die is gereserveerd binnen de prestatieafspraken voor de “impuls sociaaleconomische opgave”. Deze impuls zal voor 1 januari 2010 nader uitgewerkt worden.
Programmma Wijkontwikkeling
34
5
Uitvoeringsprogramma 2010-2014, Prestatieafspraken en Grondexploitaties 5.1 Uitvoeringsprogramma 2010 –2014
Het programma Wijkontwikkeling is er voor de wijken die onvoldoende scoren op meerdere doelen van de Wijkontwikkeling: goed toeven, meedoen, groeien, gezond en zorgzaam en aantrekkelijk concurrerend wonen. De politiek wil daar een kwaliteitsimpuls aan geven. Deze impuls bestaat uit het vrijmaken van extra middelen uit bestaande én vrije algemene middelen voor: a
het opstellen van een visie en een steeds actueel samenhangend programma voor de Wijkontwikkelingswijken;
b
‘extra’ projecten/activiteiten (fysiek en sociaal-economisch) die de gewenste doelstellingen bevorderen;
c
een tijdelijke programmaorganisatie voor onder meer in- en externe afstemming, communicatie (bijvoorbeeld wijktafels), informatie (Wijkmonitor verder ontwikkelen en actueel houden) en het onderzoeken van verdere mogelijkheden in samenhang en samenwerking.
De ‘extra’ projecten/activiteiten staan in het Uitvoeringsprogramma Wijkontwikkeling. Dit zijn alleen de activiteiten die worden gefinancierd uit de extra middelen voor de Wijkontwikkeling. Het gaat niet om reguliere activiteiten die gefinancierd worden uit de reguliere lijnbegrotingen, zoals onderhoud en beheer van de buitenruimte, inburgering, maatschappelijk vastgoed, reïntegratie en beheer van welzijnsaccommodaties. Financiën Uitvoeringsprogramma Bijlage 1 bevat een uitgebreid financieel overzicht van het uitvoeringsprogramma 2010-2014.
De grondexploitaties Wijkontwikkeling staan op een apart overzicht achter het uitvoerings programma in bijlage 2.
De leeswijzer in bijlage 3 geeft een toelichting op de diverse kolommen.
Hieronder staat een samenvattend overzicht met een paar conclusies.
Bedragen x € 1 mln
Totaal (incl. aandeel
2010 *
2011*
2012 *
2013
2014
gemeente in “8+8”) Programmakosten algemeen
€ 0.425
0.425
-
-
-
-
Heuvel
€ 3.720
0.630
0.165
0.100
0.100
0.100
5.337
0.125
0.125
0.125
5.502
0.225
0.225
0.225
Hoge Vucht, Doornbos en Linie
€ 15.044
5.682
Driesprong
€ 1.832
0.232
Pleinprojecten
€ 1.911
1.786
Totaal
€ 22.932
8.755
*) excl. de 8 mln uit de prestatieafspraken. Zodra projecten “hard” zijn worden ze over de jaren verdeeld.
Het verschil met de concernbegroting 2010 zit m.n. in inzet van restantmiddelen jaarschijf 2009 (Hoge Vucht, Doornbos en Linie en Pleinen) en een aantal nieuwe projecten waar financiering door derden en/of subsidies plaatsvindt. Conclusies • Het programma 2010-2014 omvat een totaal van € 23 mln aan projecten die een ‘brede financiering’ kennen. In bijlage 1 staat een nadere specificatie van de diverse bronnen. • Tot eind 2010 zijn er middelen voor algemeen programmamanagement. • Tot en met 2012 zijn er middelen voor Wijkontwikkelingsprojecten. • Na 2012 zijn er alleen nog beperkte middelen voor in de Heuvel en Hoge Vucht Doornbos en Linie. Het betreft hier middelen uit ISV-3 voor bewonersinitiatieven (Heuvel aan Zet en Lusten en Lasten).
Programmma Wijkontwikkeling
35
Het nieuwe college zal zich buigen over deze ontbrekende financiering na 2010 voor algemeen programmamanagement en na 2012 voor wijkontwikkelingsprojecten. Toerekening kosten Algemene programmakosten voor o.m. coördinatie, communicatie, Wijkmonitor, ondersteuning (secretariaat, projectondersteuning) kunnen niet toegeschreven worden aan concrete projecten en zullen “algemeen” gefinancierd blijven na 2010. De Projectmanagementkosten worden wel direct en consequent toegeschreven aan de projecten. Voor de algemene programmakosten specifiek in één van de wijken zal onderzocht worden in hoeverre deze nog verrekend kunnen worden naar de projecten. Status van de Projecten/financiën De meeste projecten uit het uitvoeringsprogramma zijn in uitvoering of komen binnenkort in de uitvoeringsfase. Nagenoeg alle projecten liggen vast in afspraken. Bijvoorbeeld in de ‘Overeenkomst Herstructurering Breda Noordoost/ SAL’, in de Samenwerkingsovereenkomst Heuvel’, “Prestatieafspraken ‘Alliantie ‘08 – ‘12” of in het werkprogramma Innovatie Programma Stedelijke Vernieuwing. Voor verkregen subsidies geldt, dat wanneer projecten gestopt worden ook de ontvangen subsidie moet worden teruggestort. 5.2 Prestatieafspraken/alliantie Aanleiding en Toelichting In ‘De Alliantie 2008 – 2012: Meer perspectief voor mensen’ is de volgende prestatieafspraak vastgelegd: de gemeente en de corporaties investeren elk € 8 miljoen in de Wijkontwikkeling in Hoge Vucht, Doornbos en Linie, Driesprong en Heuvel. Doel hiervan is de fysieke en sociaal-maatschappelijke situatie in die wijken op een hoger niveau te brengen. De corporaties zijn bereid tot deze investering vanwege hun woningvoorraad in de stad en hun betrokkenheid bij de Wijkontwikkeling. De bijdrage van de corporaties wordt gekoppeld aan de bijdrage van de gemeente. De besteding van de middelen wordt in nader overleg ingevuld. In het programma Wijkontwikkeling, versie 1, zijn hiervoor nadere criteria ontwikkeld: 1. bestaande afspraken en plannen worden afgerond; 2. de plannen zijn cruciaal voor de realisatie van de doelen van wijkontwikkeling; 3. de plannen maken ‘Werk met Werk’, er is sprake van het zogenoemde Multiplier effect; 4. het project of activiteit is noodzakelijk voor het verkrijgen van subsidies. 5. naast fysieke investeringen is ook de sociaal maatschappelijke opgave van belang. Het gaat om additionele - niet eerder gereserveerde - middelen die niet inzetbaar zijn voor reguliere activiteiten van de corporaties of de gemeente. De financiële inspanning (€ 8 mln) van de corporaties is als volgt verdeeld: * Singelveste Alleewonen € 3 mln * Laurentius
€ 1,5 mln
* WonenBreburg
€ 3,5 mln.
Voor een evenwichtig pakket aan fysieke en sociaal-economische maatregelen voor de wijkontwikkeling moet aan de ene kant een aantal fysieke projecten van de grond komen die cruciaal zijn voor de wijkontwikkeling. Voorbeelden zijn Dr. Struyckenplein en BS Geeren Zuid, die zonder deze bijdrage niet kunnen doorgaan. Aan de andere kant is het nodig door te gaan met de succesvolle sociaal-economische maatregelen en extra inzet op de belangrijke thema’s onderwijs, participatie, veiligheid en gezondheid. De verdeling van de gemeentelijke inbreng is ca. € 5,5 mln voor fysieke projecten en € 2,5 mln voor de sociaal-economische projecten.
Programmma Wijkontwikkeling
36
Uitwerking “8+8” afspraken 1. Wat is een reguliere activiteit en wat niet? Dit is een lastige vraag. Zowel de gemeente als de corporaties investeren veel tijd, geld en energie in de Wijkontwikkelingswijken. Het meeste is regulier in de betekenis van: al elders begroot en behorend bij de dagelijkse gang van zaken. Voor de “8+8” en dus Wijkontwikkeling geldt dat het altijd een “plus” is op wat regulier al plaatsvindt. Richtinggevende gedachten is dat zonder de “8+8” een bepaald project voor de wijkontwikkeling geen doorgang kan vinden. Voor de corporaties en de gemeente is bijvoorbeeld continuering van de IPSV-projecten vooralsnog niet-regulier. Zonder de “8+8” zouden de meeste IPSV-projecten immers geen bijdrage meer ontvangen van de corporaties en de gemeente. 2. Status van de groslijst a. Alle bedragen zijn indicatief. Van een aantal projecten/maatregelen is de (beoogde) totale bijdrage nog niet exact bekend. Bijvoorbeeld omdat een project nog in de initiatieffase zit. b. De projectenlijst van de corporaties is langer dan “8+8”, doordat lopende het traject projecten wellicht afvallen, minder financiering vragen, of dat een project wordt overgeheveld naar regulier. Corporaties en gemeente kunnen contractueel gehouden worden aan hun aandeel in de “8+8”. Minder kan niet, een grotere inspanning kan natuurlijk altijd. c. De projectenlijst van de gemeente sluit op € 8 mln. Vanuit begrotingsperspectief is dit een harde budgettaire randvoorwaarde. Maar lopende het traject kunnen projecten duurder of goedkoper worden, niet doorgaan of overgaan naar regulier. In zo’n geval vindt een verschuiving plaats tussen de diverse projecten of worden nieuwe projecten toegevoegd. Dit laat onverlet dat er scherp geprioriteerd is op de lijst van fysieke projecten (zie ook punt e.) en op de sociaal-economische opgaven die samen vele male omvangrijker is. d. Voor de impulsen sociaal-economische opgaven zijn per wijk taakstellende bedragen opgenomen voor de gemeente. In de toelichting staat een lijst met gewenste activiteiten die het taakstellende bedrag ruimschoots overschrijdt. Naast de verdeling van de bedragen over de groslijst, stellen alle partners samen nog een concreet bestedingsvoorstel op. Op basis van de herijkte visies en sociale programma’s Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie vinden de invulling en vaststelling voor 1 januari 2010 plaats. e. Ook voor de fysieke projecten geldt dat er meer projecten zijn dan beschikbare middelen. Projecten waar nu nog geen concrete plannen voor zijn, zijn afgevallen. Voorbeelden zijn Hart van de Wijk (haalbaarheidsstudie loopt nog), Biesdonk (Charleroisstraat) en Doornbos en Linie (definitieve structuurvisie in ontwikkeling). 3. Organisatie en Uitvoering Voor de punten 1 en 2 komen de drie corporaties en de gemeente twee keer per jaar samen. Ze bepalen dan de voortgang en samenstelling van de ‘8+8’-lijst en laten de lijst daarna inhoudelijk vaststellen in de diverse stuurgroepen. Projectenlijst Prestatieafspraken Alliantie “8+8” (2010 – 2012) Corporaties
gemeenten
pm (WB)
€ 0,6 mln
€ 2,8 mln (WB)
€ 1,9 mln (vraag WB;
Toelichting Heuvel Impuls sociaal-
Middelen voor de sociale, veiligheid en economische
economische opgave
opgave na herijking ontwikkelingsvisie Heuvel; gereed eind 2009. (zie toelichting onderaan de lijst)
Dr. Struyckenplein
“vlottrekken” gewenste ontwikkeling in het hart van de Wijk Heuvel. Dekking “onrendabele top”.
nog in onderhandeling)
Overeenkomst volgens planning eind november 2009. Mgr. Nolensplein
Intentieovereenkomst voor revitalisering Mgr. Nolensplein
Pm
gepland voor november 2009
€ 0,125 (inbreng huidig bezit; panden)
Talma zone
Extra parkeerplaatsen (ca. 60)
€ 0,231 (WB)
Verbeetenstraat
Extra “slimmer kopen”/ onrendabele top. Voor ca. 60
€ 1 mln
woningen. Door van dure huur naar bereikbare koop te
(Laurentius)
transformeren (alternatief is project stoppen) Dr. Struyckenstraat 100 Ontwikkelingstraject: pm Totaal Heuvel € 4,031 + pm
Programmma Wijkontwikkeling
€ 2,625 mln
37
Hoge Vucht Doornbos & Linie Impuls sociaal-
Middelen voor de sociale, veiligheid en economische
€ 1,6 (WB,
economische opgave
opgave. (Zie toelichting onderaan de lijst)
Laurentius en
€ 1,775
Geeren-Zuid
Integraal wijkontwikkelingsplan, Bijdrage voor BS/MFA.
€ 1,35 mln
€ 1.375
Groene zone (park) is pm.
(Singelveste)
(vraag Singelveste; nog
Singelveste) + pm
Intentieovereenkomst gesloten (juli 2005) en
in onderhandeling)
Samenwerkingsovereenkomst gepland voor eerste helft 2010. Edisonplein
Tekort van € 0,25 op herinrichting Edisonplein (CO 33895) € 0,125 (WB en
€ 0,125
Singelveste) Wisselaar
Tielrodestraat/ “maatschappelijke plint” (€ 0,8;
€ 1,5 mln
€ 0,250 (vraag
onrendabel), 4 projecten “Blijf in de wijk”(€ 0,7 ton extra; (Laurentius)
Laurentius voor
opofferen garage voor meer groen)
Tielrodestraat; overleg vindt nog plaats)
Biesdonk/
Winkelstrip e.o. herinrichting/verwerven garages (volgt nog € 0,5 mln
Charleroistraat
uit visie)
(Singelveste)
Linie: park Binnen/
Aanleg openbaar park (over exacte invulling vindt nog
Pm
Buiten
overleg plaats)
(Laurentius, WB)
Totaal Hoge Vucht, Doornbos en Linie € 4,575 + pm
pm € 0,250 € 3,775 mln
Driesprong Structuurvisie
Mogelijk maken vastgestelde visie (juli 2009).
Driesprong
Anterieure overeenkomst gepland per medio 2010.
€ 2 mln (WB)
€ 1,5 mln
pm (WB)
€ 0,1 mln
Nu reeds overeenstemming met WB over de intentie € 1,5 mln uit de “8+8” Impuls sociaal-
Middelen voor sociale, veiligheid en economische opgave
economische opgave
na vaststelling Anterieure overeenkomst Totaal Driesprong € 2 mln + pm
€ 1,6 mln
* Toelichting Impuls sociaaleconomische opgave ’10 – ‘12 Heuvel (wordt nog nader ingevuld in Sociaal programma) Onderwijs: continueren van brede schoolprojecten waar financiering eind 2009 voor stopt: • Ouderbetrokkenheid • Sport, bewegen en gezondheid • Taalvaardigheid • “Er uit halen wat er in zit” Coördinatiekosten Procesbegeleiding door opbouwwerk Zorg op maat Nieuwe initiatieven in het kader van herijkte Ontwikke lingsvisie: • Promotiebudget Huis van de Heuvel • Promotiebudget om kinderen uit Heuvel naar scholen in Heuvel te halen Sociaal en Fysiek beheer (in 2011 en 2012) Communicatie; onder andere • Heuveldag • Wijktafels • Andere activiteiten Hoge Vucht Doornbos & Linie (wordt nog nader ingevuld in sociaal programma) - Werk aan de Wijk - Uitvoering plan van aanpak ondernemerscoach/ stimuleren kleinschalig ondernemerschap - Voortzetting zorg op maat / achter de voordeur aanpak - Uitbreiding vrouwenstudio’s - Traject (maatschappelijke) stage en werk - Bevordering ketensamenwerking en versterking aanbod basisonderwijs - Begeleidingstraject risicojongeren/Get Started - Voortzetting grote broer project - Voortzetting buurtvaderproject / vadercentrum (bijdrage corporaties in huurlasten) - Sociaal makelaar (eerst evaluatie) - Wijktafels
Programmma Wijkontwikkeling
38
- Schoon, heel en veilig uitvoeringsbudget knelpunten - Thuis op straat - Tijdelijke exploitatie Liduinaschool (afh. van haalbaar heidsstudie) - Pleinmanagement Edisonplein 2010/2011 - Wijkmonitor - Inloopcentrum Antwerpenstraat - Wijkinformatiepunten - Communicatieplan
5.3 Grondexploitaties Wijkontwikkeling In 2006 legden de gemeente en Wonen BreBurg een intensieve samenwerking vast in de Samenwerkingsovereenkomst Heuvel voor zes projecten: Talmazone, Mgr.Nolensplein/Huis van de Heuvel, Dr. Struyckenplein, het Vosterrein, het Vierkantje en de Vlieren. Deze samenwerking omvat een ‘gesloten verevening’, ook wel “Cashflow Heuvel” genoemd. Beide partijen dragen extra bij tot een maximum van € 2,5 mln. Een mogelijke ‘+’ bij de genoemde projecten wordt ingezet voor andere projecten binnen de Wijkontwikkeling. De mogelijke ‘+’ was een welkom en gewenst extraatje om onder andere de wijkontwikkeling in Hoge Vucht, Doornbos en Linie mede te financieren. In de samenwerkingsovereenkomst is echter geen rekening gehouden met een mogelijke ‘-‘. Dat gebeurde pas later toen het Dr. Struyckenplein niet de verwachtte ‘+’ opleverde. Alle mogelijke sturingsmaatregelen zullen worden getroffen om het totaal aan exploitaties op minimaal “+” te laten uitkomen. Eventuele tekorten vallen binnen de wijkontwikkeling. Zodra hier meer zicht op is zal dit via het reguliere planning en control proces gerapporteerd worden; inclusief mogelijk oplossingen. Bijlage 2 bevat een overzicht van de grondexploitatieprojecten in Heuvel (conform concern begroting 2010). Hieruit blijkt dat het saldo -/- € 2,4 mln bedraagt (excl. Dr. Struyckenplein). Naast het Dr. Struyckenplein kan wellicht ook worden gestuurd op het Mgr. Nolensplein / Huis van de Heuvel. Mogelijke additionele subsidiebronnen bij de Provincie of het Rijk worden actief onderzocht. In het overzicht is ook een relatief klein project uit Hoge Vucht, Doornbos en Linie (Wisselslag) meegenomen. Deze maakt geen deel uit van de “Cashflow Heuvel”. Algemene conclusie Alles moet in het werk worden gesteld opdat de grondexploitaties samen een neutraal of liefst positief resultaat opleveren. Rapportage vindt plaats via het reguliere begrotingsproces. 5.4 Conclusies Uitvoeringsprogramma: • Het programma 2010-2014 omvat een totaal van € 23 mln aan projecten die een ‘brede financiering’ kennen. In de bijlage staat een nadere specificatie van de diverse bronnen. • Tot eind 2010 zijn er middelen voor algemeen programmamanagement. • Tot en met 2012 zijn er middelen voor wijkontwikkelingsprojecten. • Na 2012 zijn er alleen nog beperkte middelen voor in de Heuvel en Hoge Vucht,
Doornbos en Linie. Het betreft hier middelen uit ISV-3 voor bewonersinitiatieven
(Heuvel aan Zet en Lusten en Lasten).
Het nieuwe college zal zich buigen over deze ontbrekende financiering na 2010 voor algemeen programmamanagement en na 2012 voor Wijkontwikkelingsprojecten. Prestatieafspraken: • Er is een projectenlijst vastgesteld die sluit op minimaal “8+8” mln euro voor de periode 2010-2011. • De woningbouwcorporaties en de gemeente zullen tweemaal per jaar de voortgang en samenstelling van de ‘8+8’-lijst bepalen en vaststellen.
Programmma Wijkontwikkeling
39
• De verdeling van de gemeentelijke inbreng is ca. € 5,5 mln voor fysieke projecten en € 2,5 mln voor de sociaal-economische projecten. • Voor het einde van het jaar zal het college de invulling van de bijdrage van de gemeente aan de sociaal-economische programma’s per wijk vast te stellen. • Voor zowel de fysieke projecten als voor de sociaal-economische projecten geldt dat er meer projecten zijn dan beschikbare middelen. Projecten waar nu bijvoorbeeld in de fysieke pijl nog geen concrete plannen voor zijn, zijn vooralsnog afgevallen. Voorbeelden zijn Hart van de Wijk (haalbaarheidsstudie loopt nog) en Doornbos en Linie (definitieve structuurvisie-in-ontwikkeling). Grondexploitaties: • Alles moet in het werk worden gesteld opdat de grondexploitaties samen een neutraal of liefst positief resultaat opleveren. Rapportage vindt plaats via het reguliere begrotingsproces
Programmma Wijkontwikkeling
40
6
Communicatie
Communicatie en participatie zijn belangrijk binnen Wijkontwikkeling. Er zijn verschillende sociale, fysieke en economische projecten in gang gezet of inmiddels uitgevoerd. Los van die resultaten blijft het van belang met de wijkbewoners te communiceren. Met elkaar in contact en in gesprek zijn. Laagdrempelig, samen en vanaf het begin. Daar gaat het om. Wijkontwikkeling is tenslotte een dynamisch proces van stedelijke vernieuwing in de samenleving als totaal. Meedoen staat centraal: betrokkenheid, vertrouwen en participatie van bewoners en andere betrokkenen. Dit past in een samenleving die transformeert naar een participerende, assertieve omgeving. Communicatie op maat van de wijk Kenmerkend voor de communicatie is dat deze per wijk verschilt, afhankelijk van de karakte ristieken en eigenheid van de wijken, de ‘spelers in het veld’ en de stand van zaken van Wijkontwikkeling. Sommige projecten staan aan de vooravond van uitvoering, anderen zijn al in uitvoering. Ook de externe samenwerkingspartners - voornamelijk de corporaties ontwikkelden eigen communicatiestrategieën met de daarbij passende middelen. Waarderend Vernieuwen In de Wijkontwikkeling is interactieve communicatie het sleutelwoord. Waar mogelijk wordt daarbij de methode Waarderend Vernieuwen ingezet. Die gaat uit van het positieve en maakt zoveel mogelijk gebruik van de initiatieven van bewoners. De relatie staat voorop. Alle inbreng is even waardevol en het proces is (nog) belangrijker dan het uiteindelijke resultaat.
Middelenmix Bewoners van Wijkontwikkelingsgebieden krijgen planmatig en via verschillende middelen informatie over de voortgang en veranderingen in de wijk. Zij worden actief bij het project betrokken. In Hoge Vucht, Doornbos en Linie zijn de wijktafels een belangrijk platform. Ook de website, de nieuwsbrieven, het inloopcentrum en het wijkblad Koers Noord-Oost zijn belangrijke informatiebronnen. Heuvel heeft een inloophuis, de Heuvelkrant, het Heuvelmagazine, verschillende bewonersbijeenkomsten en de inmiddels beroemde ‘Heuveldag’.
Programmma Wijkontwikkeling
41
In Driesprong zijn huiskamer-, koffie- en deurbelgesprekken gevoerd, inloopbijeenkomsten georganiseerd en intensieve workshops en informatieavonden gehouden. Ook is er een informatiepunt waar regelmatig spreekuren worden gehouden. Kruisbestuiving Met de keuze voor één programmatische aanpak voor de Wijkontwikkeling in plaats van één programma per wijk, ontstaat de behoefte aan meer overzicht en betere afstemming over de (planmatige) communicatie tussen de gemeente en de corporaties. Ook hier staat het delen van visies, ervaringen, kennis en inspiratie centraal. Door van elkaar te leren, blijven de goede dingen behouden en kan op basis van ervaring de communicatie worden aangevuld en geïnspireerd. Voorbeeld van zo’n kruisbestuiving is introductie van de in Hoge Vucht, Doornbos en Linie zo succesvolle wijktafels in Heuvel en Driesprong. Eisen aan communicatie In het algemeen past de communicatie bij wat er al is. Bij de huidige vorm en toon, bij het tempo, bij de politiek en bij het publiek. De communicatie blijft afgestemd op het te behalen resultaat, de specifieke situatie, de kenmerken van een gebied en de spelers die zich daarin bevinden. Communicatie vraagt in elk geval permanente aandacht van de uitvoerders, waar het gaat om een goede voorbereiding op het proces, de vorm en het tijdstip van communicatie.
Programmma Wijkontwikkeling
42
7
Organisatie
Sturing op programma’s is één van de drie pijlers van het sturingsconcept van de nieuwe organisatie. Gemeente Breda werkt sinds 2006 met programmamanagement. In 2008 is de ‘leidraad Programmamanagement, de Bredaase standaard’ vastgesteld. Die beschrijft de rollen en taken van de bij een programma betrokken medewerkers. Het programma Wijk ontwikkeling sluit aan bij de leidraad en bij de opzet van de andere programma’s van de Gemeente Breda, zoals Via Breda en Teteringen. In vergelijking met de bestaande programma’s wijkt het programma Wijkontwikkeling op twee punten af: het aantal stuurgroepen en de eigen middelen. Drie stuurgroepen Waar de meeste programma’s met één externe stuurgroep werken, kent Wijkontwikkeling er drie, te weten de stuurgroepen Driesprong, Heuvel en Hoge Vucht, Doornbos en Linie. Hierin komt de eigenheid en specifieke aanpak per wijk tot uitdrukking. Eigen middelen Het programma Wijkontwikkeling beschikt over eigen middelen, waaronder het Wijkontwik kelingsfonds en subsidies zoals het InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV). De verdeling van de middelen loopt via de programmamanager naar de ambtelijke opdrachtgevers. €
DIRECTIERAAD
€ DIRECTEUR RO
DIRECTEUR BR
DIRECTEUR MO
DIRECTEUR EZ
DIRECTEUR STAB
DIRECTEUR PMP
→ OPDRACHTGEVER = BUDGETHOUDER
€
PROGRAMMAMANAGER WIJKONTWIKKELING
→ GEDELEGEERD BUDGETHOUDER
AFDELINGSHOOFD
PROJECTLEIDER
PROJECTLEIDER
PROJECTLEIDER
'UITVOERING'
'UITVOERING'
PROJECTLEIDER
PROJECTLEIDER
PROJECTLEIDER
→ GEDELEGEERD BUDGETHOUDER
'UITVOERING'
→ PRESTATIEVERKLAARDER
7.1 Programmatische aanpak Wijkontwikkeling Op het brede niveau van het overkoepelende programma Wijkontwikkeling vindt uniforme aansturing plaats vanuit één centraal punt. De programmering kent een integrale aanpak: voorbereiden en beheren van DIMMEN = Doelen stellen, Inspanningen plannen en organiseren en Matrix van overzicht opstellen. Communicatie, financiën en afstemming van de subsidies zijn hier nauw mee verbonden. Activiteiten, projecten en lijnactiviteiten Specifiek voor het programma Wijkontwikkeling zijn de volgende activiteiten, projecten en lijnactiviteiten te omschrijven: • bestuurlijk omgevingsmanagement: gezien het brede scala aan actoren op de diverse bestuurlijke niveaus en in de wijk
Programmma Wijkontwikkeling
43
• Financiën en subsidies: -
beheer Wijkontwikkelingsfonds;
-
beheer IPSV-budget ‘Woonzorgwelzijnswijk’ en verantwoording;
-
onderzoek naar de mogelijkheden van fondsenwerving (provinciale-, rijks- en
-
planning en control.
Europese subsidies);
• communicatie: elk project en elke wijk heeft nu een eigen vorm van communicatie. Daarnaast kan in het kader van het totale programma Wijkontwikkeling communicatie worden gestroomlijnd en geïntegreerd. Dit mag echter geen belemmering zijn om per project verschillende communicatiemiddelen in te zetten en/of een communicatieplan op te stellen. • Coördinatie van de input vanuit de beleids-/lijnactiviteiten. Wijkontwikkeling heeft door het integrale karakter raakvlakken met nagenoeg alle directies. In de projecten vindt al veel afstemming plaats met Ruimtelijke Ontwikkeling (RO), Grondbedrijf (GB)en Economische Zaken (EZ), Stadsbedrijven (STAB), Sociale Zaken (SZ), Maatschappelijke Ontwikkeling (MO) en Buitenruimte (BR). Om verankering van de bestaande en nieuwe beleidsontwikkelingen te borgen in de doelstellingen van Wijkontwikkeling en de toepassing daarvan in de wijken, is het belangrijk dat er ook in de lijn regelmatig afstemming plaatsvindt met de diverse directies. 7.2 Taken, Verantwoordelijkheden en Bevoegdheden: heldere opdrachtlijnen, zuivere verhoudingen Voor programma- en projectmanagement is een duidelijke lijn van van belang tussen (hiërarchische) opdrachtgever-opdrachtnemer (OG-ON-relaties). Binnen de gemeentelijke organisatie is daarbij een heldere rolverdeling tussen bestuur, directie en uitvoerende diensten volgens het volgende model: Onderdelen
Politiek programma
Programmakader
Implementatie programma
Essentie
Politieke richting
ambtelijke inrichting
Ambtelijke verrichting
Opdrachtgever
Wethouder
DR-lid
Lijndirecteur
Taken
Doelen stellen
Kaders stellen
Werken
Beslissen
Beheersen
Verantwoorden
Uitvoerder
Bestuursadviseur
Programmamanager Projectleiders
Programmamanager
Lijndirecteuren
Projectleiders
Medewerkers
Opdracht
Politiek programmaplan
Kader programmaplan
Programmamanager
Implementatie programmaplan + concrete resultaten
Programmamanager De programmamanager is verantwoordelijk voor het totale programma Wijkontwikkeling.
Hij fungeert als regisseur voor het gehele programma en zorgt ervoor dat het ‘grotere plaatje’
bij alle betrokkenen in beeld blijft. Hij stuurt op tempo, haalbaarheid, efficiency, flexibiliteit en
doelgerichtheid voor de gehele Wijkontwikkeling en monitort ook de omgeving.
De programmamanager draagt daarnaast zorg voor:
• de communicatie en verantwoording over het programma naar de ambtelijk en bestuurlijk opdrachtgever; • de coördinatie en afstemming tussen de drie wijkprogrammaonderdelen; • de aansturing van programmabrede ondersteuning, zoals: -
het uitzetten van beleid en het creëren van kaders voor de Wijkontwikkeling in relatie tot nieuwe (MO/SZ/RO/EZ/BR)-ontwikkelingen die van invloed zijn op de aanpak en inhoud van de Wijkontwikkeling;
-
een uniforme wijze van planning en control;
-
de externe communicatie over het programma.
• het beheer en de verantwoording van: -
het Wijkontwikkelingsfonds;
-
de tot het programma behorende IPSV gelden/subsidies als (deel)dekking voor projecten.
Programmma Wijkontwikkeling
44
• het (doen) opstellen van verantwoordingsrapportage(s) van het programma en
daarbinnen uitgevoerde projecten, processen en lijnactiviteiten;
• het coördineren van lijn- en procesactiviteiten met het programma bij activiteiten die de drie wijken overstijgen of voor alle drie wijken van toepassing zijn. Wijkprojectmanagers Het programma Wijkontwikkeling kent drie wijkprojectmanagers voor de drie gebieden, Heuvel, Driesprong en Hoge Vucht, Doornbos en Linie. Zij zijn het eerste aanspreekpunt binnen en buiten de gemeente voor hun Wijkontwikkelingsgebied. De wijkprojectmanagers dragen zorg voor een adequate vertaling van de programmadoelen en inspanningen naar hun wijk en rapporteren over de uitvoering aan de programmamanager Wijkontwikkeling en ambtelijk opdrachtgever (lid van de directieraad). De wijkprojectmanagers sturen op tempo, haalbaarheid, efficiency, flexibiliteit en doelgerichtheid van de projecten, proces- en lijnactiviteiten in hun wijk. Zij dragen zorg voor een goede onderlinge afstemming tussen de projecten en bewaken de relatie met de programmadoelen. Zij initiëren besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen en mogelijke projecten in hun wijk en brengen dit, in overleg met de programmamanager Wijkontwikkeling, in de stuurgroep. De wijkprojectmanagers zijn voorzitter van respectievelijk het projectleiders overleg (PLO) Heuvel, Hoge Vucht/Doornbos en Linie en Driesprong en maken deel uit van de stuurgroep Wijkontwikkeling. Projectleiders De projectleiders van de verschillende projecten in de drie gebieden zijn ontwikkelaar en realisator. Zij zijn resultaatgericht en sturen hun projecten op tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie. Zij rapporteren hierover aan hun ambtelijk opdrachtgever en ter informatie ook aan de wijkprojectmanager. Zij nemen deel aan het projectleidersoverleg per gebied. De ambtelijk opdrachtgever stuurt de projectleider op projectniveau aan. De direct leidinggevende (afdelingshoofd of directeur) stuurt de projectleider in de lijn aan. 7.3 Organisatie De programmaorganisatie is opgezet volgens de leidraden programmamanagement en projectmanagement, d.d. juli 2008. De bestuurlijk opdrachtgever voor het gehele programma Wijkontwikkeling is de wethouder Wijkontwikkeling. Hij is, vanuit het College van burgemeester en wethouders, verantwoordelijk voor de coördinatie van het politieke programma en de politieke richting voor de Wijk ontwikkeling, die moet leiden tot programmadoelen voor de Wijkontwikkeling en de jaarlijkse vertaling naar de beleidsactiviteiten. Zijn ambtelijke opdrachtnemer is een directieraadlid die verantwoordelijk is voor de ambtelijke inrichting van het programma. Het ambtelijk opdrachtgeverschap voor de inrichting van het programma moet eenduidig zijn voor het programma en de wijken: dit ligt conform de leidraad in handen van een lid van de directieraad. Die is opdrachtgever voor de programmamanager Wijkontwikkeling. Het opdrachtgeverschap voor individuele projecten binnen de respectievelijke wijkprogramma’s vallen is in handen van een van de ‘lijn’directeuren EZ, GB, RO, BR, MO, SZ of STAB. In een enkel geval kan het opdrachtgeverschap ook bij een lid van de directieraad liggen, denk aan het herijken van de ontwikkelvisie waar - vanuit de Stuurgroep Heuvel (met externe partijen) - het opdrachtgeverschap is gedelegeerd naar het directieraadlid. Deze projecten zijn uitvoer baar door één van de projectleiders van PMP of door een projectleider vanuit een directie. 7.4 interne en externe overlegstructuur Wijkontwikkeling kent de volgende vormen van overleg: • externe stuurgroepen; • staf Wijkontwikkeling; • interne stuurgroep Wijkontwikkeling;
Programmma Wijkontwikkeling
45
• programmateam Wijkontwikkeling; • projectleidersoverleg voor respectievelijk Heuvel, Hoge Vucht, Doornbos en Linie en Driesprong; • kwaliteitsteam. Externe stuurgroepen Driesprong, Heuvel en Samenwerken aan Leefbaarheid De externe stuurgroepen zijn per wijkontwikkelingswijk de belangrijkste externe
overlegstructuren. De stuurgroepen zorgen voor coördinatie, afstemming en integrale sturing
op de projecten in de wijken. Soms is de externe stuurgroep opdrachtgever van projecten.
Deze stuurgroep spreekt onder meer over de voortgang en de specifieke ontwikkelingen
in de aanpak binnen de wijkontwikkelingswijk. De externe stuurgroep is bevoegd binnen
de scope van de wijk besluiten te nemen over de uitvoering van het programma of nieuwe
projecten op te starten wanneer nodig en wenselijk.
Per Wijkontwikkelingswijk verschillen de gesprekspartners en te bespreken agenda’s. Daarom
is het niet zinvol een externe stuurgroep Wijkontwikkeling in te stellen, maar er drie per gebied
te (blijven) organiseren.
De vaste bezetting van een externe stuurgroep bestaat uit:
Namens de gemeente:
• de coördinerend wethouder Wijkontwikkeling (voorzitter); • de ambtelijk opdrachtgever directieraad; • de programmamanager Wijkontwikkeling; •
de wijkprojectmanager (per gebied).
Namens de partners: • de directeuren van woningbouwcorporaties; • de procesmanager van de woningbouwcorporaties; • een vertegenwoordiger van bewoners vanuit de Wijkraad; • een vertegenwoordiger namens de zorginstellingen (in geval van de stuurgroep Samenwerken aan Leefbaarheid). De drie externe stuurgroepen komen gemiddeld één keer per kwartaal bijeen. Staf Wijkontwikkeling In de staf Wijkontwikkeling vindt driewekelijks overleg plaats met de wethouder Wijkontwikkeling. De inhoud van dit overleg bestaat uit de bestuurlijk relevante zaken. Vanuit de staf koppelt de (coördinerend) wethouder Wijkontwikkeling in het college de voortgang op programmadoelen en de gewenste inzet van de betrokken collegeleden terug. Dit sluit aan op de collegiale werkwijze die binnen het college is gekozen voor het programma Wijkontwikkeling. Naast de wethouder Wijkontwikkeling, zijn de deelnemers van de staf: * het verantwoordelijke lid van de directieraad; * de bestuursadviseur van de verantwoordelijke wethouder (voorzitter); * de programmamanager Wijkontwikkeling (verzorgt ook het secretariaat); * de drie wijkprojectmanagers; * de communicatieadviseur van het programma Wijkontwikkeling. Projectleiders en overige adviseurs nemen deel op afroep deel als de agenda daar aanleiding toe geeft. De programmamanager en de wijkprojectmanagers bereiden de agenda voor. De programmamanager zorgt ervoor dat de coördinerend wethouder continu op de hoogte is van de actuele ontwikkeling binnen het programma. Interne Stuurgroep Wijkontwikkeling De interne stuurgroep komt elke drie weken bij elkaar, in de week voorafgaand aan de staf Wijkontwikkeling. Deze stuurgroep heeft als doelstelling het bewaken van de implementatie en de programmadoelen van het programma Wijkontwikkeling. De interne stuurgroep spreekt onder meer gesproken over het aanpassen van planningen van projecten, de verdeling van middelen en financiële consequenties en het initiëren of stopzetten van projecten. De interne stuurgroep is bevoegd binnen de scope van het programma besluiten te nemen over de
Programmma Wijkontwikkeling
46
uitvoering van het programma of nieuwe projecten op te starten als dit nodig is.
Hiervoor benoemt de interne stuurgroep projecten, lijnactiviteiten en procesactiviteiten.
Activiteiten en projecten gaan naar een lid van de stuurgroep. Die treedt na vaststelling van
het projectplan en plan van aanpak op als opdrachtgever. Ook is hij de hoogste ambtelijk
vertegenwoordiger in externe overlegsituaties over het project.
De vaste bezetting van de stuurgroep bestaat uit:
• de ambtelijke opdrachtgever van het programma, lid van de directieraad (voorzitter); • de directeuren als opdrachtgevers van de afzonderlijke projecten; • de programmamanager (verzorgt ook het secretariaat); • de drie wijkprojectmanagers; • een medewerker van SCC financiën; • de bestuursadviseur van de verantwoordelijke wethouder; • de communicatieadviseur van het programma Wijkontwikkeling. Op ad hoc basis wordt dit aangevuld met projectleiders van de afzonderlijke projecten, medewerkers beleid en financiën. Projectleidersoverleg Doelstelling van dit overleg is het bewaken van de operationele voortgang.
De wijkprojectmanager stuurt de deelnemende projectleiders en trekkers van relevante
lijnactiviteiten aan. Hier vindt de afstemming plaats op het niveau van het gebiedsprogramma.
Bespreekpunten zijn de onderlinge verbanden, aanpassingen en omstandigheden die van
invloed zijn op de andere projecten of doelstellingen. De drie projectleidersoverleggen hebben
elk een eigen frequentie, in elk geval één keer per maand.
De werkwijze voor de projectgroepen van individuele projecten blijft ongewijzigd. Hierbij gaat
het om operationele zaken die alleen betrekking hebben op dat project. Projectoverstijgende
zaken meldt de projectleider in het projectleidersoverleg voor de betreffende wijk.
Alle (lijn)projecten van het programma Wijkontwikkeling of de deelprogramma’s hebben een
ambtelijk opdrachtgever. Dit is een van de directeuren of een andere door de stuurgroep
benoemde functionaris. Hij of zij krijgt over elk project maandelijks verantwoording. Ook de
wijkprojectmanager of programmamanager ontvangt informatie. Voordat een projectbesluit
naar het college gaat, krijgt de stuurgroep het besluit ter informatie. Dit geldt ook voor
beleidsvoorstellen en nota’s over de in het programma genoemde beleidsterreinen en
procesactiviteiten.
Kwaliteitsteam Het kwaliteitsteam is een intern toetsteam. Het team heeft overzicht op alle activiteiten binnen een wijkontwikkelingswijk, ook die soms buiten de scope vallen van het programma Wijkontwikkeling. Het kwaliteitsteam bewaakt de integraliteit en de afspraken over ruimtelijke en sociale kwaliteit. Op dit moment is er alleen voor Hoge Vucht, Doornbos en Linie een kwaliteitsteam. De vertegenwoordigers van de verschillende directies komen drie tot vier keer per jaar bij elkaar. 7.5 Besluitvorming De interne stuurgroep Wijkontwikkeling en de staf Wijkontwikkeling stellen alle beslisdocumenten vast van projecten die binnen het programma vallen. Van startnotitie tot oplevering van een product en tussentijdse besluiten die afwijken van de doelstellingen van het project. Ongeacht of ze worden uitgevoerd door PMP of door de lijn. Voor een aantal projecten geldt dat de externe stuurgroep opdrachtgever is. In die gevallen volgt een extra besluitvormingsstap. Voor nieuwe initiatieven binnen het programma geldt: 1. De wijkprojectmanager maakt een startnotitie na overleg met de programmamanager en in overleg met de beoogd opdrachtgever en de projectleider. 2. De startnotitie gaat naar de stuurgroep ter besluitvorming over de opdrachtgever, de projectleider, het voorbereidingskrediet, enzovoort voor formele ambtelijk vaststelling.
Programmma Wijkontwikkeling
47
3. De startnotitie gaat voor bestuurlijke vaststelling naar staf Wijkontwikkeling. 4. De projectmanager schrijft samen met de beoogd projectgroepleden een projectplan waarin tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie worden omschreven. 5. De stuurgroep stelt het projectplan vast. 6. Bij de start van een nieuw project dat buiten middelen of doelstelling van het programma valt, krijgt tot slot het college het projectplan aangeboden. Voor alle andere besluitvormingsdocumenten van een project geldt voor de projectleider de volgende procedure: 1. De projectleider legt tussentijds verantwoording af aan de ambtelijke opdrachtgever over de stand van zaken en vraagt voor opgestelde beslisdocumenten goedkeuring aan de opdrachtgever. 2. De projectleider informeert de wijkprojectmanager en eventueel de programmamanager over de stand van zaken van project en de eventuele beslispunten en relevante omgevings zaken. 3. Na goedkeuring van het beslisdocument door de opdrachtgever, komt het in de stuurgroep ter bespreking en vaststelling. 4. Na vaststelling in de stuurgroep gaat het beslisdocument naar de staf Wijkontwikkeling voor bestuurlijke besluitvorming. 5. Vraagt het beslisdocument besluiten die buiten de middelen of doelstelling van het programma vallen, dan gaat het voor goedkeuring naar het college.
Programmma Wijkontwikkeling
48
Bijlage 1 Uitvoeringsprogramma Wijkontwikkeling 2010-2014 PROJECT
ORGANISATIE
KOSTEN
Project / Activiteit
Directie
Ambtelijk opdrachtgever
Budgethouder (projectleider)
Prestatie verklaarder
PROGRAMMA ALGEMEEN H35000 350001 H35000 350002 H35000 350003 H35000 350004 SUBTOTAAL PROGRAMMA ALGEMEEN
Programmamanagement (Uren) Communicatie programma Flexibel Budget Wethouder Wijkmonitor
PMP PMP PMP PMP
G. Endedijk W. Raaijmakers G. Endedijk W. Raaijmakers
W. Raaijmakers J. de Bruijn W. Raaijmakers J. de Bruijn
T. van Hees D. den Heijer D. den Heijer W. Raaijmakers
HEUVEL H35001 H35001 H35001 H35001 H35001 H35001 Prestatieafspraken Prestatieafspraken* Prestatieafspraken SUBTOTAAL HEUVEL
Projectmanagement Heuvel (Uren) Buurteconomie Bewoners aan zet Sociaal Fysiek Beheer Revitalisering Mgr. Nolensplein Stichting Wijkbelang deel 2 Impuls sociaal-economische opgave Extra bijdrage grondexploitatie Dr. Struyckenplein Extra bijdrage revitalisering Mgr. Nolensplein
Hoofd-project
Project-nummer
350101 350102 350103 350104 350107 350109
HOGE VUCHT, DOORNBOS & LINIE H35002 350201 H35002 350202 H35002 350203 H35002 350205 H35002 350207 H35002 350208 H35002 350209 H35002 350210 H35002 350211 H35002 350212 H35002 350213 H35002 350214 H35002 350215 H35002 350216 H35002 350217 H35002 350218 H35002 350220 H35002 350221 H35002 350223 H35002 350224 H35002 350225 H35002 350226 H35002 350228 H35002 350229 H35002 350230 H35002 350231 H35003 350234 H35004 350235 H35005 350236 Prestatieafspraken Prestatieafspraken* Prestatieafspraken* Prestatieafspraken* SUBTOTAAL HOGE VUCHT, DOORNBOS & LINIE
Projectmanagement NO (Uren) Actualiseren visie Hoge Vucht/Doornbos/Linie Monitor Hoge Vucht/Doornbos/Linie (pilot) Faciliteren wijktafels Snelheid/aandacht bij klachten Collectief beheer Biesdonk Sociaal makelaar Zorg op maat Jongeren Geeren Noord Bijdrage Centraal Informatiepunt Bijdrage Jongerenexperiment Geeren Zuid Bijdrage vrouwenstudio’s Sociaal programma Hoge Vucht, Doornbos en Linie Participatie Wisselaar Werk aan de Wijk Lusten en lasten Bijdrage verbreden water B. de Wildestraat Bijdrage zorgkruispunten Masterplan OR: Fase 1 Masterplan OR: Fase 2 Bijdrage voetgangerstunnel Kadijk Wisselaar: Ik blijf in mijn wijk wonen IWOP Geeren-Zuid Hart van de Wijk Structuurvisie Linie Doornbos Màrshé Breda PIV Haalbaarheidsonderzoek Euretco Bestemmingsplan Doornbos en Linie+ Herontwikkeling B. de Wilde fase C (‘postzegel’) Impuls sociaal-economische opgave Extra bijdrage IWOP Geeren-Zuid Bijdrage Tielrodestraat "maatschappelijke plint" Bijdrage Park Binnen/Buiten
DRIESPRONG H35003 H35003 H35003 H35003 Prestatieafspraken* Prestatieafspraken SUBTOTAAL DRIESPRONG
Projectmanagement Driesprong (Uren) Structuurvisie / stedebouwkundig plan + Fase 2 Samenwerkingsovereenkomst Wonen Breburg Imagoverbetering Impuls sociaal-economische opgave Extra bijdrage structuurvisie Driesprong
350301 350303 350305 350306
PLEINENPROJECT H35004 350402 H35004 350403 H35004 350404 H35004 350405 H35004 350406 H35004 350407 H35004 350408 H35004 350409 H35004 350410 H35004 350411 H35004 350412 Prestatieafspraken SUBTOTAAL PLEINENPROJECT
Ambtelijke uren ten behoeve van IPSV-Pleinen Dr.Struijckenplein: Studie ontmoetingsfunctie NZ Dr.Struijckenplein: Stimulering nieuwe functies Dr.Struijckenplein: Bewoners- en winkeliersprojecten Dr.Struijckenplein: Bijdrage inrichting openbare ruimte (grex) Dr.Struijckenplein: Onderzoek en onvoorzien Edisonplein: Leegstand / Branchering Edisonplein: Pleinmanagement Edisonplein: Werkgroep soc/fys/veilig Edisonplein: Herinrichting Buitenruimte Edisonplein: Onderzoek en onvoorzien Extra bijdrage herinrichting Edisonplein
SUBTOTAAL PRESATIEAFSPRAKEN 2009-2012 (BIJDRAGE GEMEENTE BREDA) TOTAAL UITVOERINGSPROGRAMMA WIJKONTWIKKELING 2010-2014
PMP EZ MO MO EZ PMP
PMP PMP PMP PMP BR BR MO MO MO PMP MO MO MO MO PMP MO RO PMP BR BR RO RO RO RO RO MO RO RO RO
PMP RO EZGB PMP
RO RO RO RO RO RO RO RO RO RO RO
T. van Hees N. vd Griend P. van Gennip P. van Gennip N. vd Griend G. Endedijk
T. van Hees G. Endedijk W. Raaijmakers G. Endedijk B. Scheltema B. Scheltema P. van Gennip P. van Gennip P. van Gennip G. Endedijk P. van Gennip P. van Gennip P. van Gennip P. van Gennip T. van Hees P. van Gennip A. vd Hurk G. Endedijk B. Scheltema B. Scheltema A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk P. van Gennip A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk
T. van Hees A vd Hurk N. vd Griend G. Endedijk
A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk A. vd Hurk
A. van Hezik M. Hodzelmans S. Sadee S. Sadee A. van Hezik A. van Hezik
D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer R. ter Hoeve R. ter Hoeve E. Krijnen E. Krijnen E. Krijnen D. den Heijer E. Krijnen E. Krijnen E. Krijnen E. Krijnen W. Raaijmakers F. Bogmans I. v/d Muren D. den Heijer J. de Bruijn J. de Bruijn D. den Heijer M. Lodewijks M. Lodewijks D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer D. den Heijer
N. de Bruin N. de Bruin M. de With N. de Bruin
H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek H. Hoek
W. Raaijmakers A. van Hezik A. van Hezik A. van Hezik W. Raaijmakers W. Raaijmakers
W. Raaijmakers H. Hoek J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn J. de Bruijn T. Gjeltema T. Gjeltema J. Roovers A. Verduijn F. van Gils P. van Schie P. van Schie W. Raaijmakers P. van Schie M. de With M. de With
W. Raaijmakers P. van Schie N. de Bruin W. Raaijmakers
M. Lodewijks M. Lodewijks M. Lodewijks M. Lodewijks M. Lodewijks M. Lodewijks D. den Heijer D. den Heijer R. ter Hoeve E. Willekens D. den Heijer
Totaal begroot
DEKKINGSBRONNEN 2010
2011
2012
2013
300 50 25 50 425
300 50 25 50 425
80 233 440 35 305 2 600 1.900 125 3.720
80 233 40 35 240 2 √ √ √ 630
175 17 15 120 100 40 130 200 50 25 20 30 115 25 15 665 292 575 823 6.900 500 23 260 50 16 25 42 107 39 1.775 1.375 250 250 15.044
175 17 15 120 100 40 130 200 50 25 20 30 115 25 15 165 292 575 823 1.688 500 23 260 50 16 25 42 107 39 √ √ √ √ 5.682
25 30 117 60 100 1.500 1.832
25 30 117 60 √ √ 232
√ √ 0
93 35 315 288 298 57 115 283 19 279 4 125 1.911
93 35 315 288 298 57 115 283 19 279 4 √ 1.786
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ 0
√ 0
8.000
√
√
√
22.932
8.755
5.502
225
* Genoemde extra bijdragen uit de prestatieafspraken voor Dr. Struyckenplein, IWOP Geeren-Zuid, Tielrodestraat en Park Binnen/Buiten zijn onder voorbehoud (SOK’s dienen nog niet te worden opgesteld). √ Hiermee wordt aangegeven dat de exacte verdeling over de jaarschijven of dekkingsbronnen nog niet definitief is vastgesteld.
0
100
0
100
Totaal dekking
2014
0
100
0
100
65 √ √ √ 165
125
5.212
√ √ √ √ 5.337
√ √ √ 100
125
√
√ √ √ √ 125
√ √ 0
100
125
100
0
0 225
80 233 440 35 305 2 600 1.900 125 3.720
WOF
IPSV NO
IPSV Pleinen
ISV III (GSB)
Diverse Subsidies
Directie Budget
Derden
Saldo
300 50 25 50 400
25
0
0
0
0
0
0
79
35
54
35
54
80 65 40 35 53 2 √ √ √ 80
195
400
0
0
130
122
√ √ √ 530
201
0 0 0 0 0 0
0
125
0
25 30 117 60 100 1.500 1.832
0
93 35 315 288 298 57 115 283 19 279 4 125 1.911
√ 0
20
0
1.541
√ 0
92
0
133
0
8.000
6.100
0
0
0
1.900
0
0
0
0
22.932
14.060
1.306
1.342
1.541
2.930
293
617
697
0
125
225
175
0 0 0 0 0
175 17 15 120 100 40 130 200 50 25 20 30 115 25 15 665 292 575 823 6.900 500 23 260 50 16 25 42 107 39 1.775 1.375 250 250 15.044
√
125
300 50 25 50 425
GWU ‘15mln’
17 15 120 100 40 130 200 50 25 20 30
723 6.700 500
35 25 15 135 292 175 100 200
80
500
30 400
23 200 50
60 16 25
√ √ √ √ 7.375
1.006
1.342
0
√ √ √ √ 500
0
25 30 50
42 √ √
√ √
515
510
0 0 0 0
67 60
√ √ 105
60
0
20
0
√ √ 0
15 315 288 298 57 75 191 19 279 4
0
67
0
0
93
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
40 92
Programmma Wijkontwikkeling
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
49
Programmma Wijkontwikkeling
50
Bijlage 2
Grondexploitaties Wijkontwikkeling (conform Concernbegroting 2010) GRONDEXPLOITATIES WIJKONTWIKKELING (bedragen x 1.000 euro)
< 2010
2010
2011
2012
2013
TOTAAL
LASTEN 281.073
Vos-terrein
281.096
Mgr. Nolensplein
281.122
Talmazone
281.124
Dr. Struyckenplein1
11.669
793
386
4.065
8.463
2.433
12.997
4.199
2.988
262
143
641
20.825 PM
t Vierkantje
0
De Vlieren 281.083
13.253 14.962
0
Wisselslag2
TOTAAL LASTEN
2.107
283
600
2.989
30.838
13.738
6.408
903
143
52.029
6.793
1.641
1.570
359
256
10.618
4.092
5.780
1.865
11.737
18.476
0
4.271
22.747
BATEN 281.073
Vos-terrein
281.096
Mgr. Nolensplein
281.122
Talmazone
281.124
Dr. Struyckenplein1 t Vierkantje
PM 137
137
De Vlieren 281.083
985
985
3.424
Wisselslag2
TOTAAL BATEN
32.921
3.424 7.421
8.691
359
256
49.648
-4.876
848
1.184
97
113
-2.634
27
-2.683
-568
0
0
-3.225
5.480
-4.199
1.282
-641
0
1.922
137
0
0
0
0
137
SALDO (BATEN - LASTEN) 281.073
Vos-terrein
281.096
Mgr. Nolensplein
281.122
Talmazone
281.124
Dr. Struyckenplein t Vierkantje De Vlieren
281.083 SALDO (BATEN - LASTEN)
Wisselslag2
PM
1
0
0
985
0
0
985
1.317
-283
-600
0
0
434
2.084
-6.317
2.284
-544
113
-2.381
1. Dr. Struyckenplein hier PM aangezien onderhandelingen met WonenBreburg nog niet zijn afgerond 2. Grondexploitatie Wisselslag maakt geen deel uit van ‘Cashflow Heuvel’
Programmma Wijkontwikkeling
51
Programmma Wijkontwikkeling
52
Bijlage 3
Toelichting Uitvoeringsprogramma Wijkontwikkeling versie 2 (november 2009)
Het Uitvoeringsprogramma is opgesteld om een overzicht te verkrijgen van het totaal aan bestedingen binnen het programma Wijkontwikkeling. Het geeft in feite de begroting aan voor het programma. Na de eerste versie die in juni 2009 is vastgesteld, volgt nu (november 2009) versie 2.0. De actualisatie ten opzichte van versie 1 omvat: een overzicht van de betrokken grondexploi taties, een eerste toedeling van de middelen in het kader van de prestatieafspraken en een actualisatie van de diverse projecten. Het programma Wijkontwikkeling is opgesplitst in diverse activiteiten en projecten. Deze zijn gegroepeerd volgens de indeling van het programma. Om te beginnen staan de overstijgende onderdelen opgenomen, die spelen op het gebied van het gehele programma. Vervolgens zijn de onderdelen onder elkaar gerangschikt per deelgebied. Bij de opzet is uitgegaan van de leidraden projectmanagement en programmamanagement. Lijnactiviteiten zijn in de benadering zo veel mogelijk gelijkgeschakeld met projecten. Het Uitvoeringsprogramma is (van links naar rechts) opgebouwd uit de volgende onderdelen: Project Het Hoofdproject De projecten zijn onderverdeeld in een aantal hoofdprojecten overeenstemmend met de drie wijkontwikkelingsgebieden ‘Heuvel’, ‘Hoge Vucht, Doornbos en Linie’ en ‘Driesprong’. Daarnaast zijn het ‘Pleinenproject’ (gebiedsoverstijgend) en de ‘grondexploitaties’ als aparte hoofdprojecten opgenomen. Met deze indeling zijn geaggregeerde overzichten op te stellen. Projectnummer Het projectnummer is de 6-cijferige codering waaronder activiteiten in de financiële admini stratie bij SSC Financiën zijn opgenomen. Alle projecten en activiteiten van het programma Wijkontwikkeling beginnen met de cijfers 350xxx en alleen de grondexploitaties beginnen met 281xxx . Project/activiteit Hieronder staat de algemeen gebruikte naam waaronder het project/activiteit bekend staat. Om eenduidigheid te bewaren moet dezelfde naam ook overal worden gehanteerd. Dus ook bij projectopdrachten, notities en collegeadviezen. Organisatie Directie De afdeling of directie waarbinnen het project of de activiteit is geplaatst. In het algemeen is de projectleider ook afkomstig uit deze afdeling. Ambtelijk opdrachtgever De ambtelijk opdrachtgever voor het programma is een lid van de Directieraad.
Voor individuele projecten zijn verschillende directeuren gemandateerd opdrachtgever.
Programmma Wijkontwikkeling
53
Budgethouder (projectleider) Het budgethouderschap is geregeld in een mandaatregeling (volgens principe uitgewerkt in bijlage). Algemeen uitgangspunt is dat de projectleider tevens budgethouder is. De budgethouder beheert het gehele projectbudget, ongeacht de dekkingsbron, kosten en opbrengsten. De budgethouder geeft betalingsakkoord en is in die zin verantwoordelijk, binnen de afgesproken marges met de ambtelijk opdrachtgever. Prestatieverklaarder De prestatieverklaarder ziet er op toe dat een opdracht of werk is uitgevoerd en geeft mede betalingsakkoord. Prestatieverklaarder en budgethouder moeten verschillende en bovendien interne personen zijn, dit vanuit het oogpunt van de administratieve organisatie en interne beheersing. Kosten Totaal begroot De begrote kosten van een project voor de periode 1-1-2010 tot en met 31-12-2014. De begroting is gebaseerd op projectplannen en informatie van de projectleider. Jaarschijven In deze kolommen is per project aangegeven welke jaarschijven zijn begroot/gedekt. Dekkingsbronnen Ter financiering van het programma wijkontwikkeling worden verschillende middelen ingezet. In het uitvoeringsplan staat per project de uitsplitsing per dekkingsbron aangegeven: Totaal dekking Deze kolom geeft het totaal van alle ingezette dekkingsbronnen per project weer. Gaswinstuitkering (GWU) ’15 miljoen’ De door de gemeenteraad ingestelde reserve voor bestedingen aan wijkontwikkeling kent door de jaren heen verschillende voedingsbronnen. In het uitvoeringprogramma wordt in de kolom ’GWU 15 miljoen’ de inzet van de ‘gaswinstuitkering’ specifiek belicht. Wijkontwikkelingsfonds (WOF) Onder deze kolom is de inzet van het Wijkontwikkelingsfonds (gevoed uit overige bronnen) opgenomen. Voor het merendeel ligt hier een specifiek college- of raadsbesluit aan ten grondslag. Subsidie IPSV-noordoost Inzet van de IPSV-subsidie (Innovatie Programma Stedelijke Vernieuwing) die voor totaal 5 miljoen is toegekend aan Breda Noordoost (Hoge Vucht, Doornbos en Linie). De subsidie periode is met één jaar verlengd tot en met 2010. De middelen mogen in principe alleen worden besteed aan kosten van derden. Subsidie IPSV-pleinen IPSV-subsidie ontvangen vanuit de samenwerking met de gemeente Tilburg, voor de aanpassing en herontwikkeling van een viertal pleinen (1 miljoen per plein). In Breda betreft het Edisonplein en het Dr. Struijckenplein. De subsidie voorziet eigenlijk in besteding tot eind 2009, maar inmiddels is een verlenging van twee jaar toegekend tot en met 2011. De gemeente moet zelf of via derden voorzien in voldoende cofinanciering. Subsidie ISV-III (GSB) Deze subsidie kent een looptijd van 2010-2014 en is inmiddels via college/raadsbesluit (35144) voor € 2,9 miljoen toegekend aan het programma Wijkontwikkeling. Diverse subsidies Naast de reeds genoemde programmabrede subsidiebronnen, wordt soms op projectniveau een specifieke subsidie verkregen zoals bijvoorbeeld subsidies vanuit provincie of europa.
Programmma Wijkontwikkeling
54
Derden (corporaties) Onder deze kolom zijn de bedragen opgenomen die derden beschikbaar hebben gesteld voor Wijkontwikkeling. Deze bijdragen zijn met name afkomstig van de woningbouwcorporaties. Directie budget Middelen die ter beschikking komen uit de verschillende lijnbegrotingen, voornamelijk ter dekking van de inzet van eigen medewerkers. Saldo (controletelling) De kolom is opgenomen als een intern controlemechanisme. Afwijkingen in het schema respectievelijk onvoldoende dekkingsmiddelen worden hier zichtbaar.
Programmma Wijkontwikkeling
55
Programmma Wijkontwikkeling
56