Bijlagen
187
Bijlage A
Programma voor een wervings- en star tbijeenkomst (bijeenkomst 0)
Doelen van deze bijeenkomst Doelen voor de cursusbegeleider: b deelnemers informeren over de verschillende aspecten van ouder worden in Nederland en hen stimuleren zich hierover een mening te vormen b deelnemers motiveren om deel te nemen aan de reeks bijeenkomsten door hen te informeren over wat de bijeenkomsten inhouden en wat het hun kan opleveren b bereiken dat zich minimaal acht en maximaal vijftien ouderen inschrijven voor deelname Leerdoelen voor de deelnemers: b weten welke aspecten van belang zijn bij het ouder worden in Nederland b weten dat er verschillen zijn in zorgculturen en zorgopvattingen en dat dilemma’s een rol spelen b weten wat de cursus gaat inhouden b zich bewust zijn van het belang om over het ouder worden na te denken en zich erin te verdiepen omdat het hun iets kan opleveren
189
Deze bijeenkomst is als volgt opgebouwd: Tijd
Inhoud
Werkvorm
Introductie
1 Welkomstwoord door verte-
120 min.
5 min.
Materiaal bij deze bijeenkomst
1 Standaardtekst inleiding of
genwoordiger van de eigen
vooraf overeengekomen
gemeenschap of door de
tekst die past binnen 5 min.
organisatoren van de bijeenkomst. 5 min.
Uitleg over het doel van de
2 Cursusbegeleider geeft deze
bijeenkomst, toelichting op
informatie mondeling. Wijst
programma van vandaag
op flap of bord naar de
2 Standaardtekst inleiding. 2.1 Voorbeeld van programma van vandaag.
programmaonderdelen. 25 min.
‘Opwarmoefening’ aandacht richten op ouder worden in Nederland
3 Een kort verhaal (casus) voorlezen. 3.1 Geleide associatie. Beelden oproepen van wat de mensen zelf denken over hoe het voor hen over tien tot vijftien jaar zal zijn. 3.2 Groepsgesprek. Op flap of bord rond iedere foto opgeroepen beelden noteren (sterassociatie).
15 min.
190
Pauze
3 Tekst van verhaal. 3.1 Grote foto of tekening van woning, boodschappentas, feest, jongere die oudere helpt lopen. 3.2 Instructie voor de cursusbegeleider.
25 min.
Oud worden ver van
4 Video vertonen. Doel:
4 Video/dvd (fragmenten)
huis, dilemma’s voor alle
herkenning en erkenning
Oud worden ver van huis,
migranten en vluchtelingen
van universele thematiek
inleiding op de video/dvd.
als heimwee, verlangen
4.1 Schema op flapover
en gespletenheid, leven
om reacties vraag-en-
met dilemma’s; inzien dat
antwoordgesprek te
emigratie altijd spanning geeft
noteren.
tussen aanpassen en behoud van eigen cultuur, en ook een kloof tussen wensen en hulpen zorgaanbod geeft. Vraagen-antwoordgesprek met de groep.
10 min.
Presenteren programma van reeks bijeenkomsten
5 Toelichten globaal programma.
5 Programmaoverzicht op flap en uitdeelpapieren.
5a Regels en afspraken voor
5.1 Lijst met aandachtspunten
deelname bespreken.
en suggesties voor het bespreken van de regels.
10 min.
Afronding en korte evaluatie van de bijeenkomst
6 Evalueren met het tonen van smiley’s.
6 Instructie voor de cursusbegeleider. 6.1 Smiley’s met verschillende uitdrukkingen.
25 min.
Afspraken over deelname, inschrijven
7 Deelnameformulieren invullen.
7.1 Deelnameformulier. 7.2 Voorbeeldbrief.
191
1
Welkom/inleiding
Inleiding door vertegenwoordiger van de eigen gemeenschap of een organisatie die werkt voor ouderen (Stichting Welzijn Ouderen (SWO)) Doel
Doelnemers: b worden geïnformeerd over het belang van deze voorlichting door een persoon uit hun eigen gemeenschap of iemand die werkt met ouderen b worden gemotiveerd deel te nemen aan de voorlichtingsbijeenkomsten Tijdsduur
5 min. Materialen
Geen Voorbereiding voor de cursusbegeleider
b Lees vooraf deel 1 van de map (informatie over de module en achtergrondinformatie). b Kies de opstelling van tafels en stoelen zodanig dat de aanwezigen de spreker goed kunnen zien. b Bespreek vooraf met de inleider wat de bedoeling is. Werkvorm en inhoud
Nodig iemand uit die een zeker gezag heeft, iemand die spreekt namens de gemeenschap van ouderen waarvoor de voorlichting wordt gegeven. Het kan ook iemand zijn die spreekt namens een Nederlandse organisatie die voor ouderen werkt, bijvoorbeeld een medewerker van de SWO. Maak afspraken dat de inleider ingaat op de volgende punten. Het moet een inleiding zijn: b die tot deelname motiveert; b waarin de boodschap kort en krachtig wordt overgebracht; b die ongeveer 5 minuten duurt.
192
Punten voor de inleiding b Mensen zeggen soms: over de toekomst denk je niet en praat je niet. Alleen God weet wat er in de toekomst zal gebeuren. Inderdaad weet niemand precies wat de toekomst brengt. Toch weet ieder wel dat oud worden bij het leven hoort. Oud worden in Nederland is anders dan oud worden in het land van herkomst, veel mensen worden hier erg oud, ouder dan in hun eigen land. b Ouderen kunnen er zelf ook aan bijdragen dat zij een goede oude dag hebben. b De deelnemers worden er wijzer van als zij deelnemen aan de voorlichtingsbijeenkomsten. De deelnemers denken na en praten met anderen over wat zij zelf willen als ze hulp en zorg nodig hebben. Wat mogelijk is en wat werkelijk kan, daar denken zij over na: wat doen zij zelf, wat doen de kinderen? Zij komen te weten wat anderen, als dat nodig is, aan ouderen en hun kinderen kunnen bieden aan activiteiten, hulpmiddelen en steun.
Tips om aan de inleider mee te geven Soms is een tolk nodig als er alleen een Nederlandssprekende inleider beschikbaar is. Zorg ervoor dat de tolk naast de inleider zit en alleen vertaalt wat er wordt gezegd. Geef de Nederlandse spreker de volgende adviezen: b Richt u tot de groep, kijk niet naar de tolk. b Alles moet steeds worden vertaald, dus u kunt maar een beperkte hoeveelheid informatie overbrengen in de tijd die u ter beschikking staat. b Denk vanuit de doelgroep. De deelnemers weten weinig tot niets van Nederlandse voorzieningen voor ouderen of vrijwilligerswerk.Vertel geen standaardverhaal waarin u uw organisatie van a tot z presenteert, maar spreek alleen over wat voor de deelnemers van belang kan zijn. b Spreek als het ware in kleine tekstblokjes, waarna de tolk kan vertalen. b Een klein aantal mensen zal u (deels) kunnen verstaan. Praat dus bij voorkeur rustig, eenvoudig en duidelijk, om hun de kans te geven u te volgen. b Vermijd moeilijke woorden. Geef praktische voorbeelden.
193
2
Inleiding door de cursusbegeleider
Inleiding door de cursusbegeleider Doel
Deelnemers: b kennen het doel van de bijeenkomst b kennen de onderdelen van het programma Tijdsduur
5 min. Materialen
Het programma van de bijeenkomst op flap Voorbereiding voor de cursusbegeleider
Hang het programma op zodat iedere aanwezige het goed kan zien Werkvorm en inhoud
194
Ga kort in op de volgende punten: b Heet alle aanwezigen welkom. b Licht het programma van deze dag toe. Wijs tijdens de introductie en vervolgens in de loop van de bijeenkomst steeds aan bij welk onderdeel u bent. b Vertel de aanwezigen het volgende: ‘Voorlichting over ouder worden in Nederland is iets nieuws voor u.’ ‘Weinig mensen zullen zich meteen aanmelden voor een aantal bijeenkomsten als ze niet weten wat ze kunnen verwachten. Daarom is er deze startbijeenkomst. Iedereen kan nu komen die nieuwsgierig is, dan kunt u te weten komen of de voorlichting iets voor u is.’ ‘Er wordt in deze bijeenkomst gepraat over ouder worden in Nederland. Er wordt goed uitgelegd wat er in de volgende bijeenkomsten gaat gebeuren. Na afloop kunt u zich inschrijven.’ ‘De bedoeling is dat iedereen die zich inschrijft daarna steeds naar alle bijeenkomsten komt. Dan leren de mensen in de groep elkaar beter kennen en vertrouwen en praat u makkelijker met elkaar. U leert dan ook alle mogelijkheden kennen en mist geen belangrijke informatie.’ ‘De volgende bijeenkomsten zijn alléén voor die ouderen die zich vandaag hebben aangemeld. Er kunnen daarna geen nieuwe mensen meer meedoen.’
Bijeenkomst 0, werkvorm 2, werkblad 1 programma
Bijeenkomst 0 Werkvorm 2 • Werkblad 1
Het programma van vandaag • Inleiding over ouder worden in Nederland • Kort verhaal • Hoe leven we over tien à vijftien jaar? • Pauze • Video kijken Oud worden ver van huis, over dilemma’s voor alle migranten en vluchtelingen. Napraten over de video • Uitleg over het programma van de volgende bijeenkomsten • Regels en afspraken voor deelname • Afronding en evaluatie • Inschrijven voor wie mee wil doen
195
3
Opwarmoefening
Voorbeeld en oefening met associaties Doel
Deelnemers: b informeren over de diverse aspecten van het ouder worden b worden gestimuleerd om over hun eigen situatie na te denken Tijdsduur
25 min. Materialen
b Tekst van het verhaal b Sterassociaties met foto’s b Gekleurde stiften Voorbereiding voor de cursusbegeleider
b Lees zelf vooraf het verhaal zodat u weet hoe u het in de groep kunt vertellen. b Hang de sterassociaties op. Werkvorm en inhoud
196
b Lees het verhaal voor. b Leg uit dat het er in dit programmaonderdeel om gaat dat de deelnemers worden geprikkeld tot nadenken over de toekomst, dat ze stilstaan bij hun verwachtingen over wonen, dagelijkse activiteiten, contacten met anderen dan familie, hulp en verzorging. b Wijs bij ieder thema naar het betreffende symbool dat op de wand is opgehangen.Vul bij iedere associatiester een thema in: wonen, dagelijkse activiteiten, contacten met anderen dan familie, hulp en verzorging. b Hang ook een lege ster op. b Geef de deelnemers vervolgens de opdracht om na te denken over wat er bij hen opkomt bij wonen over vijftien jaar. b Vraag hun om dat in de groep uit te spreken. b Schrijf de opmerkingen en gedachteassociaties die worden genoemd op langs de stralen van de sterren (met trefwoorden). b Markeer die opmerkingen die het meeste emotie of tegenstrijdige uitspraken oproepen even met een kleurtje. b Rond deze oefening af met een samenvatting, waarbij het helpt om de gekleurde uitspraken in de nieuwe ster bij elkaar te brengen. b Sluit af door te zeggen dat in de komende bijeenkomsten deze onderwerpen verder aan bod zullen komen. b Maak de overgang naar het volgende programmaonderdeel.
Bijeenkomst 0, werkvorm 3, werkblad 1 verhaal Bijeenkomst 0, werkvorm 3, werkblad 2 t/m 4 sterassociaties
Bijeenkomst 0 Werkvorm 3 Werkblad 1
Verhaal (Ontleend aan Nelissen, H., Zonder pioniers geen volgers. Utrecht: NIZW, 1997, p. 17.) De heer Achmed [eventueel andere veelvoorkomende naam onder de doelgroep] kwam in 1962 naar Nederland. Hij was 32 jaar, gezond en wilde hard werken om genoeg te verdienen voor een eigen bedrijf. Hij zag kansen om in Nederland meer te verdienen dan in zijn thuisland. Hij kwam alleen. Zijn vrouw en kinderen bleven achter. Hij ging werken bij Hoogovens.Van wat hij verdiende stuurde hij geld naar zijn gezin, naar zijn ouders en naar andere verwanten die het moeilijk hadden. Er bleef weinig over om te sparen. Op een dag besloot hij zijn gezin naar Nederland te halen. Dan konden ze weer bij elkaar zijn. Dat was wel een grote stap, maar die durfden hij en zijn vrouw wel te nemen. Ook al had hij dan geen eigen bedrijf, de kinderen zouden in Nederland in ieder geval een goede opleiding kunnen krijgen.Voor hun toekomst zou het goed zijn. Als hij en zijn vrouw weer bij elkaar waren, konden ze de wereld aan. Een groot aantal jaren ging het ook goed. De heer Achmed had wat Nederlands geleerd. Hij verdiende niet slecht en ze hadden een woning waar ze allemaal samen konden wonen. Zijn vrouw leerde zich in Nederland wat aanpassen en de kinderen leerden snel om zich thuis te voelen. Ze leerden mensen in hun omgeving kennen om mee te praten of samen dingen mee te doen. Nu is het zoveel jaar verder. De kinderen zijn volwassen en hebben hun eigen werk en gezinnen. De heer Achmed en zijn vrouw zijn ouder geworden en niet meer zo gezond. Ze wonen op de derde verdieping, wat door het trappenlopen wat moeilijk is geworden. De kinderen helpen met poetsen en ook met boodschappen doen. Zij brengen hen ook met de auto als ze weg willen. Maar mijnheer en mevrouw Achmed hebben het wel eens over de toekomst. Ze gaan nog regelmatig terug naar hun moederland maar willen daar nu niet meer altijd zijn. Hun kinderen zijn immers hier en eigenlijk zijn zijzelf ook wel een beetje Nederlands geworden in al die jaren. Zij willen in Nederland blijven. Zoals het nu gaat, met hulp van de kinderen, kunnen ze het redden. Maar ook de mensen die zij kennen worden ouder en komen niet meer zo vaak. En als het traplopen nu nog moeilijker wordt, wat dan?
Bijeenkomst 0 Werkvorm 3 Werkblad 2
Sterassociaties
Bijeenkomst 0 Werkvorm 3 Werkblad 3
Sterassociaties
Wonen
Dagelijkse activiteiten
Bijeenkomst 0 Werkvorm 3 Werkblad 4
Sterassociaties
Contacten met anderen
Hulp en verzorging
4
Dilemma’s voor migranten en vluchtelingen
Video en reacties oproepen Doel
Deelnemers: b herkennen en erkennen universele thematiek als heimwee, verlangen en gespletenheid, leven met dilemma’s b zien in dat emigratie altijd spanning geeft tussen aanpassen en behoud van eigen cultuur en dat het ook een kloof tussen wensen en hulp- en zorgaanbod geeft b discussiëren over deze thema’s Tijdsduur
25 min. Materialen
b Video/dvd b Vragenblad b Flap Voorbereiding voor de cursusbegeleider
b Zet vooraf het video-apparaat of de dvd-speler en een of meer monitoren en het videofilm(fragment) op de juiste plaats. Zorg ervoor dat de juiste videofilm er is of dat de juiste beeldfragmenten zijn geselecteerd. b Hang een lege flap op. b Bekijk het beeldmateriaal zelf ter voorbereiding vooraf aan de bijeenkomst. b Lees de vragen die op het blad staan vooraf door. Werkvorm en inhoud
b Geef een korte uitleg over wat er in de video/dvd te zien zal zijn.Vertel erbij dat u er na afloop met de groep over gaat praten. b Speel de film af. b Laat de deelnemers daarna kort reageren. Stel enkele vragen (als de mensen niet gelijk zelf reageren). Let goed op non-verbaal gedrag, bijvoorbeeld mensen die knikken als er iets wordt gezegd.Vraag iemand dan om te zeggen wat hij of zij denkt. Zet de belangrijkste woorden op een flap. Als er iets wordt opgeschreven, zeg dan wat er wordt opgeschreven (voor de mensen die geen Nederlands kunnen lezen). b Zijn er genoeg reacties geweest? Vat de reacties samen en wijs aan wat opvalt op de flap. b Maak een overgang naar het bespreken van het programma van de volgende bijeenkomsten. b Vraag op welke wijze de deelnemers meestal nieuwe kennis verwerven en geef daarbij onderstaande voorbeelden: f iemand die u kent, vertelt iets wat nieuw voor u is; f u leest de krant; f u luistert naar de radio of de televisie; f u gaat naar voorlichtingsbijeenkomsten.
201
b Vertel de aanwezigen dat de voorlichtingsbijeenkomsten er zijn om mensen nieuwe dingen te leren, in hun eigen taal. Ze leren dan ook hoe ze bij voorzieningen kunnen komen, hoe het er daar toegaat en welke mensen er werken. b Maak het doel van deze bijeenkomsten duidelijk: f laten zien wat de ouderen zelf kunnen doen om een goede oude dag te hebben; f hen laten kennismaken met voorzieningen die hen steunen om actief te blijven, onder de mensen te komen en die hulp en zorg verlenen; f aanzet geven tot nadenken over wat zij zelf wensen en van welke van de mogelijkheden zij eventueel gebruik willen maken. Bijeenkomst 0, werkvorm 4, werkblad 1 toelichting op video/dvd Bijeenkomst 0, werkvorm 4, werkblad 2 vragen nabespreking vraag-antwoordgesprek
202
Bijeenkomst 0 Werkvorm 4 Werkblad 1
Toelichting op video/dvd Uit deze film wordt duidelijk dat oud worden in een vreemd land moeilijk is. De film gaat over Nederlandse ouderen die lang geleden naar Australië zijn gegaan. Het is een oude film, maar hij laat goed zien dat Nederlandse ouderen die in Australië zijn gaan leven dezelfde moeilijkheden kennen als ouderen die van elders in Nederland zijn komen wonen. b Het leven is zwaar geweest. Altijd hebben de mensen hard moeten werken en niet veel kunnen sparen. b De mensen hebben de taal nooit goed geleerd. Met het ouder worden vergeten ze de nieuwe taal ook weer. b De mensen hebben zich een beetje aangepast aan hun nieuwe land maar leven thuis nog als vroeger in het moederland en hebben vrienden die ook uit het moederland kwamen. b Kinderen of kleinkinderen kunnen de ouders of grootouders soms niet meer verstaan en leven anders. b Velen hebben heimwee naar vroeger. Zij zouden bij het oud worden ergens willen wonen met landgenoten, met wie je gemakkelijk kunt praten en die dezelfde herinneringen hebben. Zoek een of twee fragmenten uit waar Nederlandse ouderen iets vertellen over hoe het was en nu is. De documentaire Oud worden ver van huis is te bestellen bij Beeld en Geluid, (035) 677 34 36. De documentaire is uitgezonden door de KRO op 5 december 1984. De documentaire kan zowel op VHS als op dvd worden besteld. De dvd kost e 45,55 plus e 2,25 verzendkosten.
203
Bijeenkomst 0 Werkvorm 4 Werkblad 2
Vragen voor de nabespreking in het vraag-antwoordgesprek Wat viel u op in deze film?
Wat herkent u ?
Taalproblemen? Thuis leven als in het moederland? Aanpassen of vasthouden aan gewoonten en cultuur? Kinderen die een andere taal spreken en anders leven dan ouders? Taalprobleem en onbegrip over gewoonten in contact met hulp- en zorgverleners?
Wat vindt u van de wensen die de Australische
Wat is voor u anders dan voor deze Nederlanders in
Nederlanders hebben bij hulp- en zorgverlening?
Australië?
5
Presentatie van het programma ‘Ouder worden in Nederland in de 21ste eeuw’
Mondelinge toelichting van het programma en de werkwijze Doel
Deelnemers: b kennen het programma b weten wat het programma voor hen kan betekenen b kennen de regels en werkwijze bij deelname b motiveren deel te nemen aan het programma Tijdsduur
10 min. Materialen
Programma-overzicht van alle bijeenkomsten in het Nederlands Programma-overzicht van alle bijeenkomsten in het Nederlands om uit te delen Voorbereiding voor de cursusbegeleider
b Hang de flap met programma op. b Kopieer het programma. b Lees de afspraken en regels. Werkvorm en inhoud
b Beschrijf de verschillende onderdelen van het programma en vertel heel in het kort iets over de diverse onderdelen. b Noem de plaats, de frequentie en de tijdstippen van de bijeenkomsten. b Noem de excursies en vertel dat deze langer duren dan de andere bijeenkomsten. b Wijs de contactpersoon aan. b Noem de afspraken en regels.
Bijeenkomst 0, werkvorm 5, werkblad 1 overzicht totaal programma Bijeenkomst 0, werkvorm 5, werkblad 2 afspraken en regels
205
Bijeenkomst 0 Werkvorm 5 Werkblad 1
Globaal overzicht van het totale programma Cursusdag 1 -
Kennismakingsbijeenkomst met deelnemers
Cursusdag 2 -
Module 1 Actief zijn en blijven, ontmoeting Kwaliteit van leven, Activiteiten en ontmoeting, Cursussen Blijven bewegen Vervoer
Cursusdag 3 -
Module 1 Actief zijn en blijven, ontmoeting Excursie Dagbesteding / cursussen Gezond en fit blijven
Cursusdag 4 -
Module 2 Wonen Blijven wonen in huidige woning: hulpmiddelen voor mobiliteit en aanpassingen op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten Verhuizen naar zelfstandige seniorenwoningen
Cursusdag 5 –
Module 2 Wonen Excursie Beschermd wonen: aanleunwoning en woon-zorgvoorziening Dagopvang Eettafel
Cursusdag 6 -
Module 3 Zorg thuis Familiezorg: dilemma’s en opvattingen bespreken Maaltijdvoorziening Hulpmiddelen Klussendienst
Cursusdag 7 -
Module 3 Zorg thuis Eventueel ook excursie Ondersteuning familiezorg Thuiszorg Alarmering Ziekenboeg / tijdelijke opname
Cursusdag 8 -
Module 4 Informatie, advies en begeleiding Ouderenadviseurs, maatschappelijk werk, zorgconsulent of intermediair (indien lokaal aanwezig) Informatieboek en verwijzing voor vervolg Thema’s voor eventuele vervolgbijeenkomsten vaststellen (Eventueel cursusdag 9 Keuzeonderwerp)
206
Waar vinden de bijeenkomsten plaats: Data van de bijeenkomsten: Tijdstip: Contactpersoon: Telefoonnummer:
Bijeenkomst 0 Werkvorm 5 Werkblad 2
Afspraken en regels Vertel vooraf aan het inschrijven aan de groep: b ‘De bijeenkomsten zijn bedoeld voor Turkse, Marokkaanse, Surinaamse [doelgroep] mensen van 50 jaar en ouder. b De bijeenkomsten zijn, net als vandaag, in de eigen taal. b We geven voorbeelden van de organisaties hier in ... [plaats waar de voorlichting wordt gegeven]. b Om iedereen goed aan de beurt te laten komen, moet de groep niet te groot zijn. Er kunnen daarom niet meer dan vijftien personen meedoen. b Als er te weinig mensen zijn, kan het ook niet doorgaan. Er moeten minstens acht personen meedoen. b Als u zich inschrijft, dan is het de bedoeling dat u alle keren komt, want u kunt eigenlijk niets overslaan en u leert de andere deelnemers anders niet kennen en dan wordt de groep niet vertrouwd voor u. b De bijeenkomsten zullen hier in dit gebouw zijn, behalve als we op excursie gaan. (Variant: Iedere bijeenkomst komen we hier bij elkaar en dan gaan we samen naar een andere plaats waar u informatie krijgt, maar ook kunt zien hoe de mensen daar leven.) b We willen één heel belangrijke afspraak maken met de mensen die gaan meedoen. Die afspraak is: wat mensen hier in de groep vertellen, wordt niet aan anderen doorverteld. Ieder kan zich dan vrij voelen om te praten, omdat u erop kunt vertrouwen dat het niet wordt doorverteld.’
6
Afronding en evaluatie
Smiley’s Doel
Deelnemers: b geven hun oordeel over de bijeenkomst en het programma Tijdsduur
10 min. Materialen
Smiley’s (evaluatiesymbolen) Voorbereiding voor de cursusbegeleider
Geen Werkvorm en inhoud
b Laat de drie varianten van de smiley’s zien: blij, teleurgesteld en moeilijk. b Leg de deelnemers uit dat u heel kort nog een paar vragen wilt stellen over wat de mensen van deze bijeenkomst vonden. b Het gaat heel eenvoudig. U steekt een plaat omhoog waarop eerst een blij, dan een teleurgesteld en daarna een moeilijk gezicht staat. U vraagt aan de deelnemers in de groep om hun hand op te steken als het plaatje wat op dat moment omhoog wordt gehouden, past bij wat zij vinden van de bijeenkomst. b Vraag enkele aanwezigen hun keuze toe te lichten.
Bijeenkomst 0, werkvorm 6 werkblad 1 t/m 3 evaluatiesymbolen
208
Bijeenkomst 0 Werkvorm 6 Werkblad 1
Evaluatiesymbolen
blij
Bijeenkomst 0 Werkvorm 6 Werkblad 2
Evaluatiesymbolen
teleurgesteld
Bijeenkomst 0 Werkvorm 6 Werkblad 3
Evaluatiesymbolen
moeilijk
7
Inschrijven
Deelnameformulieren uitdelen en eventueel helpen bij het invullen ervan Doel:
Deelnemers: b kunnen zich inschrijven voor de cursus Tijdsduur
25 min. Materialen
b Inschrijfformulier b Pennen Voorbereiding van de cursusbegeleider
Zorg voor een assistent die kan helpen met inschrijven, zodat de ouderen niet lang hoeven te wachten. Werkvorm en inhoud
Zeg tegen de deelnemers: b ‘U kunt zich nu opgeven. Ik nodig u van harte uit dit te doen. Iedereen die wil meedoen, vraag ik om zijn of haar naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en leeftijd aan ons door te geven. Het telefoonnummer is alleen aan de cursusbegeleiding bekend. We hebben het nodig zodat wij het u kunnen laten weten als er iets aan informatie ontbreekt.Voor iedereen is er een formulier en een pen. U kunt het formulier zelf invullen of ermee naar mij of [naam eventuele assistent] komen, zodat wij uw gegevens kunnen optekenen. b Als de ouderen blijven zitten, gaat u dan naar hen toe.
Bijeenkomst 0, werkvorm 7, werkblad 1 intekenlijst
212
Bijeenkomst 0 Werkvorm 7 Werkblad 1
Intekenlijst Deelnameformulieren Naam
M /V
Adres
Tel.nr.
Zelforganisaties
Voorbereiding star t van de cursus
Met de start van de cursus wordt personen die zich hebben ingetekend een brief gestuurd. Indien er te veel aanmeldingen zijn, worden de mensen die zich hebben aangemeld hierover bericht. Voorbeeld uitnodigingsbrief
Geachte mevrouw, mijnheer ... U hebt zich aangemeld voor de bijeenkomsten Ouder worden in Nederland in de 21ste eeuw Graag nodigen wij u uit voor de eerste bijeenkomst. Deze zal zijn op: Datum Plaats Adres Tijd van … tot ...
We hebben een boeiend programma!
Als u niet kunt komen, wilt u dit dan doorgeven aan: ………… tel.nr. (spreekt uw taal) ………… tel.nr. (spreekt Nederlands) Graag zien wij u op ... 214
Met vriendelijke groet,
Begeleider van de bijeenkomsten
Bijlage B
Informatie over oudere migranten en vluchtelingen Algemene informatie over gezondheid en welzijn van oudere migranten en vluchtelingen
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft in 2004 een uitgebreide publicatie uitgebracht over gezondheid en welzijn van allochtone ouderen.8 In dit rapport wordt met name ingegaan op de vier grootste groepen oudere migranten en Molukse ouderen. Hun gezondheid en welzijn wordt vergeleken met de gezondheid en het welzijn van Nederlandse ouderen. De belangrijkste vragen in het rapport zijn: b Hoe is het gesteld met de gezondheid en het welzijn van deze ouderen? b Zijn er verschillen tussen groepen en welke oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen? b In welke mate maken deze ouderen gebruik van (gezondheids)voorzieningen? b Zijn er verschillen tussen groepen en welke oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen? We geven een aantal belangrijke conclusies uit de studie weer. Oudere migranten wonen in vergelijking met Nederlandse ouderen (en met Nederlandse ouderen met dezelfde beperkingen) veel minder vaak in voor ouderen geschikte woningen. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Migranten en vluchtelingen wonen vaker in grote steden waar het moeilijk is om woningen aan te passen. Deze ouderen leunen meer op de mantelzorg. Dan is het belangrijk om in de buurt van de kinderen te (blijven) wonen. Tot slot liggen de woonkosten van voor ouderen geschikte woningen hoger dan de kosten van hun huidige woning.Voor ouderen met een laag inkomen die al veel geld kwijt zijn aan vaste lasten zijn de huurkosten moeilijk op te brengen en kiest men (noodgedwongen) voor de huidige woning. Het zijn vooral de ouderen met een hoger inkomen die in woon-zorgvoorzieningen wonen. Het SCP verwacht dat als de vergrijzing onder migranten en vluchtelingen plaatsvindt deze groepen in de toekomst in een verzorgings- of verpleeghuis terechtkomen zolang er geen betaalbare alternatieven zijn. Ten aanzien van de voorzieningen concludeert het SCP ‘dat er bij de medische voorzieningen geen sprake lijkt te zijn van een ondergebruik. De problemen die hier aandacht behoeven liggen in het vlak van de communicatie tussen arts en patiënt. Bij de voorzieningen die aan de kant van de verzorging liggen lijkt er wel sprake te zijn van een ondergebruik. Dit ondergebruik wordt onder meer veroorzaakt door het grotere gebruik van informele hulp door allochtone ouderen. Maar een gedeelte van het ondergebruik betreft ook toegankelijkheidsproblemen zoals onbekendheid met voorzieningen, problemen met aanvraagprocedures en problemen met de culturele bepaaldheid van voorzieningen.’9
8 9
Schellingerhout, R. (red.), Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. Den Haag: SCP, 2004. idem, p. 217.
215
Het SCP heeft ook onderzocht in welke mate onder allochtone ouderen gesproken kan worden over kwetsbare ouderen als een groep die speciale relevantie heeft voor het beleid. Het SCP definieert kwetsbare ouderen als ouderen waarbij sprake is van een verstoorde balans tussen draagkracht en draaglast. Draaglast is het gevolg van het voorkomen van zelfzorgproblemen, het niet meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Draagkracht hangt af van hulpbronnen waarover men beschikt: voldoende inkomen en een sociaal netwerk. Op grond van deze definitie zou het aantal kwetsbare allochtone ouderen anno 2004 beperkt zijn. Dit komt met name omdat allochtone ouderen veel mantelzorg krijgen. Het SCP verwacht dat in de toekomst door het ouder worden van de groep de draaglast zal toenemen en een groter beroep nodig zal zijn op de draagkracht van het sociaal netwerk. Zeker als deze groep ouderen meer verpleegkundige verzorging nodig heeft, zal dit grote druk leggen op de mantelzorg. Daarbij komt dat allochtonen (en ook allochtone ouderen) een duidelijke risicogroep vormen als het gaat om sociale uitsluiting als gevolg van een lage opleiding, een hoog werkeloosheids- en arbeidsongeschiktheidpercentage, een laag inkomen en een slechte beheersing van de Nederlandse taal. Allochtone ouderen kampen vaak met psychische problemen zoals vereenzaming en depressie. Het SCP verwacht dat het beroep op welzijns- en zorgvoorzieningen zal toenemen. Dit vraagt extra aandacht voor de toegankelijkheidsproblemen, dat wil zeggen meer aandacht voor voorlichting aan allochtone ouderen en voor de interculturalisatie van voorzieningen en meer hulp bij het aanvragen van voorzieningen. Naast de voorgaande factoren die bij alle groepen oudere migranten en vluchtelingen een rol spelen, beschrijven we hierna specifieke kenmerken van een aantal groepen die in het kader van de voorlichting een rol (kunnen) spelen. De hiernavolgende gegevens over Turkse, Surinaamse, Marokkaanse, Antilliaanse en Molukse ouderen zijn grotendeels afkomstig uit twee – eerdergenoemde – rapporten van het SCP: Cijferrapport oudere allochtonen10 en Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen11. Beide rapporten zijn in 2004 uitgebracht en zijn te downloaden van de website van het SCP: www.scp.nl. Informatie over de andere migrantengroepen – zoals Chinese en Kaapverdiaanse ouderen – en over oudere vluchtelingen is veel schaarser. Turkse ouderen
216
De meeste Turkse ouderen zijn arbeidsmigranten. De meeste migranten kwamen tussen 1960 en 1980 naar Nederland. Bij arbeidsmigranten kwamen in eerste instantie vooral de mannen naar Nederland om hier enige tijd te werken. Na verloop van tijd zijn de partners (soms) met de kinderen naar Nederland gekomen. De helft van de oudere vrouwen kwam in de jaren 1970-1979 naar Nederland. De partners zijn soms ook een stuk jonger dan de Turkse echtgenoten (15% van de Turkse mannen is elf of meer jaar ouder dan hun vrouw). Turkse mannen kwamen hier naar Nederland om zwaar en vaak vuil werk te verrichten. De Turkse ouderen hebben vaak weinig of geen opleiding.Vooral veel oudere vrouwen zijn analfabeet: zij kunnen niet lezen of schrijven.Velen van hen spreken, ook na een lang verblijf in Nederland, slecht Nederlands en hebben veel moeite met het begrijpen en invullen van formulieren.
10 Schellingerhout, R., Cijferrapport allochtone ouderen. Werkdocument 105. Den Haag: SCP, 2004. 11 Schellingerhout, R. (red.), Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. Den Haag: SCP, 2004.
Door het zware werk is de gezondheid van de Turkse mannen slechter dan die van Nederlandse ouderen.Van de Turkse ouderen vindt 71% dat ze een slechte gezondheid hebben. Zij ervaren veel fysieke beperkingen in het dagelijks leven. In vergelijking: bij de Nederlandse ouderen ligt dit percentage op 35%. Dit komt ook tot uiting in huisartsenbezoek, dat bij Turkse ouderen een kwart hoger ligt dan bij Nederlandse ouderen.Veel Turkse mannen (en vrouwen) zijn eind vorige eeuw in de WAO terechtgekomen. Onderzoek laat zien dat slechts 11% van de oudere mannen nog werkt, 21% is werkzoekend en 53% zit in de WAO. De helft van de oudere Turkse vrouwen zorgt voor het huishouden, maar ook onder de vrouwen zit 20% in de WAO. Gezien hun gezondheid maken zij zich zorgen over hun toekomst. De mannen zouden graag terugkeren naar Turkije, maar hun vrouwen willen in Nederland blijven, in de buurt van hun kinderen. Turkse mannen hebben vaak weinig omhanden en vinden het moeilijk om hun gevoelens te uiten. Turkse vrouwen hebben het in dit opzicht makkelijker: zij zoeken en vinden veel steun in hun contacten onderling. Uit recent onderzoek blijkt dat 31% van de oudere Turken in Nederland wil blijven en 6% graag terug wil naar Turkije. Maar de grootste groep (63%) zou graag pendelen tussen Nederland en Turkije, dus een deel van het jaar in Nederland en een deel van het jaar in Turkije wonen. In de praktijk komt daar nog weinig van terecht: driekwart van de Turkse ouderen is de afgelopen vijf jaar nooit lange tijd (langer dan 3 maanden) terug geweest. Er is een duidelijke scheiding tussen het leven van de Turkse mannen en vrouwen. De ervaring leert dat het voorlichtingsprogramma het beste gescheiden aangeboden kan worden. Het heeft de voorkeur het programma voor mannen door een man te geven en het programma voor vrouwen door een vrouw. Yerden12 heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de hulp en zorg aan Turkse ouderen. Daaruit blijkt dat binnen de Turkse gemeenschap in Nederland ouderen die zorg nodig hebben nog sterk vasthouden aan de culturele gewoonten over hulp en zorg bieden. In Turkije wordt onderscheid gemaakt tussen zorg (bakim) en hulp (yardim). De zorg wordt geboden door de oudste zoon (en schoondochter). De andere zonen en dochters bieden in Turkije hulp. Ouders trekken ook vaak bij hun oudste zoon in. De zoon geeft ook de persoonlijke zorg aan de vader, de schoondochter biedt huishoudelijke zorg en persoonlijke zorg aan de (schoon)moeder.Yerden merkt op dat in Nederland de dochters wel een belangrijkere rol gaan spelen dan in Turkije. Uit het onderzoek van Yerden blijkt dat professionele zorg meestal pas aan de orde is als de Turkse oudere bedlegerig wordt.Voor die tijd is het met name familie die zorgt. Ondanks het feit dat Turkse ouderen meer beperkingen hebben dan Nederlandse ouderen maken Nederlandse ouderen tweemaal zoveel gebruik van de thuiszorg als Turkse ouderen. Onbekendheid met de voorziening speelt hierbij nog een belangrijke rol. Tot slot wonen maar weinig Turkse ouderen in een geschikte (ouderen)woning. Belangrijke redenen hiervoor zijn: ze kiezen er liever voor in de nabijheid van hun kinderen te wonen en de hogere huisvestingskosten. Inwonen bij de kinderen komt bij Turkse ouderen in vergelijking met andere groepen ouderen het meest voor. Turkse ouderen maken weinig gebruik van ondersteunende welzijnsvoorzieningen. Een uitzondering daarbij vormt het algemeen maatschappelijk werk: 13% van de Turkse ouderen maakt hier gebruik van (tegenover 2% van de autochtone ouderen).
12 Yerden, I., Blijf je in de buurt? Zorg bij zorgafhankelijke Turkse ouderen. Amsterdam: Askant, 2003.
217
Surinaamse ouderen
De Surinaamse ouderen vormen de tweede grootste groep migranten in Nederland. Zij wonen zeer geconcentreerd in de vier grote steden (56% van de Surinaamse ouderen). De positie van Surinaamse ouderen in de Nederlandse samenleving is in vergelijking van andere migrantengroepen gunstiger. Zij hebben het voordeel dat zij Nederlands spreken en niet worden belemmerd door de taalbarrière waar bijvoorbeeld Turken en Marokkanen wel nadeel van ondervinden. Zoals eerder aangegeven zal met name deze groep in de toekomst toenemen en dan vooral de hoogbejaarden. De meeste Surinaamse ouderen denken in de toekomst (deels) in Nederland te blijven wonen. Surinaamse ouderen zijn om verschillende redenen naar Nederland gekomen: werk, studie, de sociale zekerheid in Nederland, gezins- of familiehereniging en de politieke situatie in Suriname. Werk en studie speelden vooral een rol vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975; daarna zijn de motieven vooral de sociale zekerheid, hereniging en de politieke situatie.
218
Onder de Surinaamse ouderen vormen de vrouwen een meerderheid. De Surinaamse ouderen zijn vooral rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 naar Nederland gekomen, alhoewel migratie naar Nederland als oud-kolonie altijd al plaatsvond. De Surinaamse bevolking bestaat uit twee groepen met verschillende religie en achtergrond: de creoolse en hindoestaanse ouderen. Surinaamse ouderen zijn in vergelijking met andere migrantengroepen vaker alleenstaand. Eenoudergezinnen komen vaak voor onder vrouwen tussen de 55 en 65 jaar. Surinaamse ouderen hebben in het algemeen een hogere opleiding genoten, alhoewel ook een belangrijk deel (47%) geen of alleen basisonderwijs heeft gevolgd. De arbeidspositie van de Surinaamse 55-plussers is gunstig in vergelijking met die van de migranten uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. Alhoewel ook onder deze groep ongeveer een derde in de WAO zit, heeft nog een derde betaald werk en is ongeveer 12% met pensioen. Hierdoor is ook hun inkomenspositie beter, maar wel lager dan die van de autochtone ouderen. Wat betreft hun woonsituatie heeft deze groep veel overeenkomsten met de autochtone ouderen. Bijna 20% woont in een zelfstandige woning speciaal voor ouderen, 5% woont in een verzorgings- of verpleeghuis en driekwart woont in een ‘gewone’ woning. Surinaamse ouderen weten de weg naar de thuiszorg te vinden en als zij er geen gebruik van maken komt dit in veel gevallen omdat zij hulp krijgen van familie. Het contact tussen Surinaamse ouderen en hun kinderen is vrij intensief. Het contact met andere familieleden is minder dan bij andere migrantengroepen. Wel blijken Surinaamse ouderen minder vrienden en kennissen te hebben. Hun sociale netwerk berust dus vooral op hun eigen kinderen. Surinaamse ouderen maken ook relatief vaak gebruik van welzijnsondersteunende diensten. Vooral het gebruik van alarmering is bij Surinaamse ouderen hoog in vergelijking met (alle) andere groepen ouderen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat ze vaak alleenstaand zijn. Marokkaanse ouderen
Marokkaanse ouderen lijken qua maatschappelijke positie veel op de Turkse ouderen in Nederland. Marokkaanse ouderen wonen vaak op hogere leeftijd in een huishouden met kinderen. Ook hier is dit voor een deel het gevolg van het feit dat het leeftijdsverschil tussen Marokkaanse mannen en vrouwen vaak groot is. Bij 30% van de Marokkaanse ouderen is de man elf of meer jaar ouder dan zijn echtgenoot.Van de Marokkaanse mannen kwam 95% meestal in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw om in Nederland te werken. De vrouwen volgden meestal tien
jaar later in het kader van gezinshereniging. Marokkaanse ouderen gaan, in vergelijking met andere migrantengroepen, vaak langdurig (langer dan 3 maanden) terug naar Marokko. Toch geeft een grote groep Marokkaanse ouderen aan dat zij voorgoed in Nederland wil blijven wonen (60%). Bijna 30% kiest voor pendelen tussen Nederland en Marokko. Marokkaanse ouderen hebben nauwelijks een opleiding genoten: 90% zegt geen opleiding te hebben gevolgd. Slechts een klein deel van de Marokkaanse mannen heeft werk (15%) of is werkzoekend (15%); een grote groep krijgt een WAO-uitkering. De meeste Marokkaanse vrouwen zijn huisvrouw (86%) en hebben nooit betaald werk gedaan. Van alle migrantenouderen oordelen Marokkaanse ouderen het meest negatief en signaleren zij veel beperkingen: 79% is van oordeel dat hun gezondheid matig tot slecht is en driekwart geeft aan te kampen met matige tot ernstige beperkingen. Alhoewel zij hun gezondheid slechter achten dan Turkse ouderen maken zij minder gebruik van medische voorzieningen dan de Turkse ouderen. Marokkaanse ouderen verkeren in een vergelijkbare situatie als de Turkse ouderen wat betreft hun woonsituatie: maar weinig Marokkaanse ouderen wonen in een woning speciaal voor ouderen. Ook wat betreft andere voorzieningen zoals thuiszorg en ondersteunende welzijnsvoorzieningen is er sprake van een ondergebruik bij de Marokkaanse ouderen. Marokkaanse ouderen zijn wel beter dan Turkse ouderen op de hoogte van of bekend met de thuiszorg (85%): twee derde van de ouderen vraagt geen hulp omdat ze door familie worden geholpen en een derde van de ouderen weet niet hoe ze hulp van de thuiszorg moeten aanvragen. Op het gebied van ondersteunende welzijnsvoorzieningen maken Marokkaanse ouderen alleen gebruik van het algemeen maatschappelijk werk en van rechtshulp. Net als bij Turkse ouderen is er een duidelijke scheiding tussen het leven van de Turkse mannen en vrouwen. De ervaring leert het voorlichtingsprogramma bij voorkeur gescheiden aan te bieden. Het programma voor mannen kan beter door een man worden gegeven en het programma voor vrouwen door een vrouw. Antilliaanse ouderen
De Antilliaanse ouderen lijken in veel opzichten op de Surinaamse ouderen. Iets minder dan de helft van de Antilliaanse mannen kwam in de jaren zestig en zeventig naar Nederland: meestal om te studeren of te werken.Vanaf de jaren negentig lagen sociale zekerheid of medische redenen hieraan ten grondslag.Van de Antilliaanse vrouwen kwam meer dan 40% pas na 1990 naar Nederland: daarbij speelden behalve sociale zekerheid en medische redenen ook gezins- of familiehereniging een rol. Een kwart van de ouderen wil graag op termijn terugkeren naar de Antillen; ongeveer 30% wil pendelen tussen de Antillen en Nederland en ongeveer 45% denkt definitief in Nederland te blijven. Alhoewel de wens om definitief terug te keren bij deze groep in vergelijking met andere migrantengroepen het grootst is, is meer dan 80% de afgelopen vijf jaar niet teruggeweest naar de Antillen. Qua leefsituatie lijken de Antilliaanse ouderen in veel opzichten op de Surinaamse ouderen. Hun situatie is gunstiger dan die van de Turkse en Marokkaanse ouderen. Net als Surinaamse ouderen zijn Antilliaanse ouderen vaker alleenstaand. Hun opleidingsniveau is hoger (net als bij Surinaamse ouderen). Antilliaanse ouderen werken vaker op hogere leeftijd (ook de vrouwen) en van alle migrantengroepen zijn zij het minst afgekeurd. Slechts 12% is arbeidsongeschikt.
219
In vergelijking met andere migrantengroepen ervaren zij hun gezondheid als beter en hebben zij minder fysieke beperkingen, alhoewel hun ervaren situatie nog steeds slechter is dan van autochtone ouderen. De woonsituatie van de Antilliaanse ouderen komt sterk overeen met die van de autochtone ouderen. In vergelijking met de Surinaamse ouderen maken zij minder gebruik van de thuiszorg, alhoewel bijna 90% hiermee wel bekend is. Dit kan te maken hebben met het feit dat hun gezondheid beter is. Ook het gebruik van welzijnsondersteunende voorzieningen komt sterk overeen met dat van de Surinaamse ouderen. Net als Surinaamse ouderen hebben Antilliaanse ouderen veel contact met hun kinderen. Daarnaast verschillen Antilliaanse ouderen wel want zij hebben, in tegenstelling tot Surinaamse ouderen, ook geregeld contact met hun kleinkinderen en overige familieleden: 45% ontmoet elkaar minstens wekelijks of heeft op andere wijze contact met elkaar. Molukse ouderen
220
De Molukse ouderen zijn voor het grootste deel vlak na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland gekomen. Zij waren in Ambon in dienst van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Bij de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië in 1949 vielen zij tussen wal en schip. Het KNIL werd opgeheven, maar de KNIL-militairen konden niet overstappen naar het Indonesische leger omdat zij niet werden geaccepteerd als gevolg van het feit dat zij hadden gediend onder Nederland. In 1951 kwamen ongeveer 12.500 ex-KNIL-militairen en niet-militairen met hun gezinnen naar Nederland. Zij gingen er lange tijd van uit dat zij terug zouden keren naar Ambon. In de begintijd werden zij ondergebracht in kampen en later woonden ze vaak bijeen in wijken in Nederland, verspreid over ongeveer zestig gemeenten. Naast deze groep zijn er later nog kleinere aantallen naar Nederland gekomen, bijvoorbeeld bij de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. De meeste Molukse ouderen wonen al vijftig jaar in Nederland. Zij wonen meer verspreid over Nederland dan de migrantengroepen, maar vaak nog wel geconcentreerd bij elkaar. De schatting is dat de totale Molukse bevolking anno 2004 ongeveer 42.000 personen omvat waarvan ongeveer 6000 55-plussers. Een derde van de Molukse ouderen wil graag terugkeren naar Ambon; twee derde wil voorgoed in Nederland blijven. De meeste Molukse ouderen (80%) zijn de afgelopen vijf jaar niet langdurig terug geweest naar hun geboorteland. Omdat veel van de Molukse ouderen van nu vijftig jaar geleden op jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen en hun opleiding in Nederland hebben gevolgd, komt het opleidings- en beroepsniveau overeen met dat van de autochtone ouderen in Nederland. Dat de Molukse gemeenschap en de Molukse ouderen toch als een aparte groep worden gezien, heeft vooral met hun migrantengeschiedenis en hun leefsituatie in Nederland te maken. Lange tijd is de Molukse gemeenschap ervan uitgegaan dat hun verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn. Zij waren van mening dat zij gedwongen (op grond van een dienstbevel) naar Nederland zijn getransporteerd. Zij streefden lang (en sommigen nog steeds) naar een eigen vaderland. Door het verblijf eerst in de kampen en later in hun eigen woonwijken en hun wens om terug te keren, leefden zij vrij geïsoleerd van de Nederlandse samenleving.Veel Molukkers die al ouder waren toen ze naar Nederland kwamen, hebben nooit goed Nederlands geleerd. Onder Molukse ouderen is de groep ouder dan 65 jaar duidelijk minder geïntegreerd dan de groep ouderen tussen 55 en 65 jaar.
De Molukse gemeenschap kent een hecht verenigingsleven. Ook het familieleven is hecht. Molukse ouderen hebben bijna dagelijks contact, niet alleen met hun kinderen maar ook met andere familieleden. Dit heeft deels te maken met het feit dat ze meestal dicht bij elkaar in de buurt wonen. Deze gerichtheid op de buurt blijkt ook uit het feit dat Molukse ouderen minder vaak een speciaal voor ouderen geschikte woning bewonen, dit geldt slechts voor 6%. Alhoewel Molukse ouderen in het algemeen goed op de hoogte zijn van voorzieningen en als groep ouder zijn dan de meeste allochtone groepen, maken zij er minder gebruik van dan bijvoorbeeld de Surinaamse ouderen. Chinese ouderen
De Chinese ouderen die in Nederland wonen zijn vooral afkomstig uit de Volksrepubliek China en uit Hongkong. Daarnaast zijn kleinere aantallen afkomstig van Taiwan, Singapore en Macao.Vlak voordat Suriname in 1975 onafhankelijk werd, migreerden veel Surinaamse Chinezen naar Nederland. Zij, of hun voorouders, waren in het tweede deel van de negentiende eeuw naar Suriname gehaald om op plantages te werken. Ze migreerden onder andere naar Nederland vanwege betere opleidings- en toekomstmogelijkheden en voor het veiligstellen van een Nederlands paspoort. In tegenstelling tot de meeste migrantengroepen wonen de Chinese migranten verspreid over heel Nederland en hebben zij vergeleken met andere groepen ook minder contact met elkaar. De meeste Chinezen, zeker van de eerste generatie, zijn in de horeca terechtgekomen. De Chinese migranten werden jarenlang niet als doelgroep voor het integratiebeleid genoemd. Zij waren tamelijk onzichtbaar voor het beleid. De laatste decennia hebben de Chinese restaurants steeds meer concurrentie gekregen van Italiaanse, Thaise, Spaanse en Zuid-Amerikaanse horecagelegenheden. De inkomsten liepen sterk terug.Veel oudere Chinezen waren en zijn ook op hoge leeftijd nog werkzaam, vaak in de zaak van hun kinderen. Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit uit 199913 blijkt vooral dat de oudere Chinezen weinig participeren in de Nederlandse samenleving door een slechte beheersing van de Nederlandse taal, het cultuurverschil tussen Chinezen en Nederlanders en een arbeidsverleden (in de horeca) dat naast de Nederlandse samenleving is gesitueerd. Zij kampen met communicatieproblemen en raken in een isolement als zij niet meer meewerken in de zaak. Naar verhouding wonen veel Chinese ouderen bij hun kinderen in en zorgen zij voor hun kleinkinderen. Ook komt het voor dat zij afwisselend bij kinderen intrekken. Kaapverdiaanse ouderen
Kaapverdië was tot 1975 een kolonie van Portugal. Om deze reden wordt deze groep meestal tot de migranten uit Zuid-Europa gerekend. De eerste Kaapverdianen vestigden zich in de jaren zestig en zeventig in ons land.Velen van hen kwamen met Nederland in aanraking door de zeevaart. Rotterdam was voor schepen uit Noordwest-Europese landen de centrale monsterplaats. Daarna gingen veel Kaapverdianen in de Rotterdamse haven werken en lieten zij hun gezinnen overkomen naar Nederland. Na de onafhankelijkheid van Kaapverdië kwam er een nieuwe golf naar Nederland. Deze bestond vooral uit ambtenaren, onderwijzers en ontslagen militairen. In Rotterdam woont het grootste deel van de Kaapverdianen (ca. 14.000), waarvan er ongeveer 500 ouder zijn
13 Vogels, R., P. Geense en E. Martens, De maatschappelijke positie van Chinezen in Nederland. Assen:Van Gorcum, 1999.
221
dan 65 jaar. Naar schatting wonen er nog ongeveer 2000 buiten Rotterdam.14 De Kaapverdiaanse gemeenschap is een vrij gesloten gemeenschap waarbinnen vrouwen een sterke rol spelen. De familiebetrokkenheid is erg groot, ze hebben een groot netwerk van familie en vrienden waar zij een beroep op (kunnen) doen.15 Hun leefsituatie is in het algemeen te vergelijken met de Turkse en Marokkaanse migranten. Oudere vluchtelingen
222
Het is moeilijk om de groep oudere vluchtelingen te omschrijven. Het gaat om ouderen die uit alle streken van de wereld komen, met een eigen cultuur en gewoonten maar vooral met een eigen vluchtgeschiedenis. Moerbeek (2002)16 noemt een aantal belangrijke kenmerken van oudere vluchtelingen: b Veel verschillende nationaliteiten en verschillende etnische achtergronden waarvan een aantal omvangrijke groepen en een groot aantal relatief kleine groepen. b Onder vluchtelingen is er een grote diversiteit aan individuele verhalen en vraagstukken. b Er bestaat nog weinig politieke of bestuurlijke interesse voor deze groep ouderen. b De verschillende groepen vluchtelingen kennen een ingewikkelde leeftijdsopbouw (geen leeftijdscohorten, maar over- en ondervertegenwoordiging in sommige leeftijdsgroepen). b Vluchtelingen hebben vaak gecompliceerde familiestructuren (familie in het land van herkomst of verspreid over verschillende (vlucht)landen, grootfamilies enzovoort). b Per groep zijn de perspectieven om terug te keren zeer uiteenlopend, gekoppeld aan wisselende politieke situaties in het land van herkomst. b Vluchtelingen hebben vaak weinig aansluiting bij de Nederlandse samenleving; er is vaak sprake van sociaal isolement. b De financiële positie van vluchtelingen is in het algemeen slecht, maar in tegenstelling tot verschillende migrantengroepen hebben ze relatief vaak een hogere opleiding. b Zij kampen vaak met een slechte gezondheid. b Er is nog weinig structuur binnen de verschillende groepen vluchtelingen en er zijn weinig eigen organisaties (er zijn wel genootschappen op religieuze basis of politieke organisaties). b Vluchtelingen kennen sterke sociale verbanden en onderlinge hulpsystemen, maar hun netwerk is heel klein. b De vluchtgeschiedenis heeft invloed op de manier waarop men tegen het leven en de toekomst (het ouder worden) aan kijkt. Opvallend is dat ouderen die op jonge leeftijd vluchten zichzelf nog steeds beschouwen als jong. Hun besef van leeftijd is stil blijven staan bij het moment dat ze zijn gevlucht. Daarnaast zijn er ouderen die op oudere leeftijd zijn gevlucht en het oud zijn juist heel erg beleven en zich oud en nutteloos voelen. b Oudere vluchtelingen willen zich graag nuttig maken en participeren in de samenleving, maar weten doorgaans niet hoe ze dit vorm kunnen geven.
14 Strooy, H., Eilanden aan de Maas. Utrecht: Universiteit van Utrecht, 1996. 15 Choenni, C., Kaapverdianen in Nederland. Bevolkingstrends, 2004, derde kwartaal, p. 85-89.. 16 Moerbeek, S., Avonden zonder hondengeblaf, ochtenden zonder hanengekraai. Oudere vluchtelingen aan het woord over hun leven in Nederland. Amsterdam: Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie (BMP), 2002.
Bijlage C
Achtergrondinformatie voor de cursusbegeleider over voorzieningen voor ouderen In deze bijlage geven we in grote lijnen achtergrondinformatie voor cursusbegeleiders die minder goed op de hoogte zijn van informele en professionele voorzieningen voor ouderen in Nederland. Zelfredzaamheid en eigen regie
In Nederland zorgen ouderen voor zichzelf. Zelfredzaamheid en eigen regie zijn sleutelwoorden daarvoor. Als het nodig is, krijgen ouderen hulp en ook zorg van familie. Pas als de hulp en zorg lang gaan duren, te zwaar worden omdat de oudere erger ziek wordt of de familie het niet meer aankan, is het mogelijk hulp van organisaties te krijgen. Het beleid van de regering is om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Als er hulp en zorg nodig zijn, kan dat aan ouderen thuis gegeven worden. Alleen de mensen die zo veel zorg nodig hebben dat ze echt niet meer thuis kunnen wonen, kunnen worden geplaatst in een zorghuis (woon-zorgvoorziening, verzorgingshuis of verpleeghuis). In elke gemeente zijn organisaties die hulp geven aan ouderen. Mantelzorg
De hulp en zorg die kinderen, familie, buren en vrienden aan ouderen geven, wordt mantelzorg genoemd, de zorg die als een warme mantel (jas) om iemand heen zit. Mantelzorg is vooral een taak van vrouwen. Dat geldt voor alle culturen en het geldt ook voor Nederlanders. Het zijn vooral de vrouwen die de zorg aan oude en zieke familieleden geven. Als van een ouder echtpaar de man ziek is, zal zijn vrouw voor hem zorgen. Als de vrouw ziek is, zal haar man vaak voor haar zorgen. Maar oudere mannen zijn soms minder handig met koken en de was doen en dat soort dingen.Vaak helpt dan een dochter of schoondochter met het huishoudelijke werk. Als een oudere alleen woont, wordt het moeilijker, bijvoorbeeld als hij of zij griep krijgt.Vaak wordt er dan meteen hulp geboden door familie en buren of kennissen. Maar niet iedereen heeft kinderen. Soms is er ruzie in de familie. Soms wonen de kinderen ver weg of zijn ze geëmigreerd. Niet iedereen heeft goede buren of goede vrienden die willen helpen. Soms helpt de familie al zo lang dat iedereen uitgeput raakt en zelf ziek wordt. Als de mantelzorg niet alles kan (of wil) doen, kan er hulp van organisaties worden ingeroepen. De hulp en zorg die door mantelzorgers wordt gegeven, heeft betrekking op verschillende aspecten: b Liefde en warmte. Wie oud of ziek is, heeft behoefte aan aandacht, warmte en liefde.Vrouwen geven vaak zorg aan hun oudere familieleden zodat die zich prettig en gerespecteerd voelen. Dit noemen we emotionele steun aan het oudere familielid. b Praktische hulp.Vrouwen geven ook heel veel praktische hulp, zoals hulp bij het eten, wassen en
223
aankleden. Of hulp bij de was doen, schoonmaken en koken. Mannen (zoons en schoonzoons) doen vaak praktische dingen, zoals wegbrengen met de auto, geldzaken regelen en kleine reparaties verrichten in het huis. b Materiële hulp. Familie helpt soms ook met geld, spullen, zoals een televisie of video, zodat een ouder familielid zich niet verveelt. Of maaltijden, als het oudere familielid geen boodschappen meer kan doen. b Als ouderen echt ziek worden, hebben ze niet alleen meer hulp nodig, maar ook veel verzorging. Helpen met opstaan, wassen, aankleden bijvoorbeeld. Of injecties geven, wonden verzorgen, zorgen dat pillen op tijd worden ingenomen. Dat kan de familie ook allemaal doen, maar vaak is er dan hulp nodig van mensen die weten hoe ze een zieke moeten verzorgen en verplegen. Het hiernavolgende overzicht geeft zicht op hoe die hulp en zorg te verdelen zijn tussen familie en zorgorganisaties. Hulp en zorg
Hulp van mantelzorg –
Hulp van organisaties
kinderen, familie, buren, vrienden
Warmte en liefde, emotionele
Veel emotionele steun komt van
Beroepskrachten doen hun werk
steun
de mantelzorg
met inzet, maar zij zijn nu eenmaal geen familie
Praktische hulp, werk in het huis-
Mantelzorg blijft doen wat moge-
Hier kunnen organisaties hulp
houden
lijk is
bieden
Geld, financiële steun
De mantelzorg helpt als dat kan
Soms zijn er regelingen waardoor
en als het de gewoonte is in de
de gemeente financieel kan helpen
familie Verzorgen van zieken
Mantelzorg blijft doen wat moge-
Hier kunnen organisaties hulp
lijk is
bieden
Het beleid van de overheid
224
Aangezien Nederland ‘vergrijst’ zal de hoeveelheid hulp en zorg die organisaties geven, moeten toenemen; de bevolking wordt oud. In Nederland wonen nu zo’n 16 miljoen mensen. Ruim 1,7 miljoen mensen zijn bejaard, dus ouder dan 65 jaar (dat is het jaar dat men AOW ontvangt en dus niet meer hoeft te werken voor een inkomen). Het is voor het eerst in de geschiedenis dat er zo veel oude mensen zijn in Nederland. Dat komt omdat er minder kinderen worden geboren en mensen steeds langer leven. In het begin van de vorige eeuw was de levensverwachting 45 jaar, nu is die ongeveer 80 jaar. In Nederland worden de mensen nu dus gemiddeld 35 jaar ouder dan in het begin van de vorige eeuw! Dat is vooral gekomen door goede kraamzorg, waardoor er minder kinderen sterven, en door schoon water, waardoor er minder ziektes voorkomen. Belangrijk is verder dat het aantal kinderen per gezin afneemt. Zeker voor de mantelzorg is dat belangrijk. In 1930 had men gemiddeld in Nederland 2,6 dochters per gezin. In 1995 was dat gemiddeld 0,7 dochters per gezin. In
het jaar 2015 is bijna de helft van de bevolking in Nederland ouder dan 55 jaar. Nederland wordt een land met heel veel oude mensen. Nederland vergrijst dubbel, zegt men. Er zijn veel meer oudere mensen, en vooral de groep die ouder is dan 80 jaar wordt groter. En juist de mensen die ouder zijn dan 80 jaar hebben veel hulp nodig.Vergelijk dat met ‘jonge’ landen, Marokko bijvoorbeeld, waar een kwart van de bevolking jonger is dan 25 jaar. Als mensen oud zijn, zijn er dus niet veel dochters die kunnen helpen. Zelfs als de zonen veel zouden zorgen, dan zijn er per gezin maar 1,4 kinderen (dus 1 of 2 kinderen) die voor de ouders kunnen zorgen. Dat is veel te weinig! Het werk kan niet worden verdeeld. Het beleid van de overheid is: b Geen verzorgingshuizen meer waar mensen wonen, maar: woningen voor senioren waar men zelfstandig woont of verpleeghuizen voor wie de hele dag verpleegkundige hulp nodig heeft. In de komende jaren zullen verzorgingshuizen worden gesloten of verbouwd. Een deel wordt verbouwd tot seniorenwoningen, een deel tot verpleeghuis.Vaak noemt men dat een ‘woonzorgcentrum’. b Zo veel mogelijk hulp thuisbezorgen. Het beleid is om zo veel hulp thuis te geven dat ouderen niet hoeven te verhuizen. Daarom zal steeds meer hulp aan huis worden bezorgd. De aan huis bezorgde diensten zijn los verkrijgbaar. b Persoonsgebonden budget. Het beleid is ook om ouderen méér te laten kiezen dan nu mogelijk is. Geld krijgen om zelf hulp te regelen noemt men het ‘persoonsgebonden budget’.Verwacht wordt dat de komende jaren steeds meer mensen kunnen kiezen of zij direct hulp willen van de thuiszorg of een andere instelling of dat zij liever geld krijgen om zelf hulp te regelen. Dit past bij de wensen en behoeften van oudere migranten en vluchtelingen . Als diensten van organisaties los verkrijgbaar zijn, is het gemakkelijker om hulp van kinderen én hulp van organisaties te vragen. Men gebruikt bijvoorbeeld het speciaal vervoer en de maaltijden voor ouderen, terwijl de dochter helpt bij ziekte. Een persoonsgebonden budget maakt het mogelijk om bijvoorbeeld een nicht te vragen om het huishouden te doen en haar te betalen. (Dat mag niet zwart.) Dat systeem van thuis blijven wonen en de hulp krijgen die nodig is, is al heel belangrijk voor 95% van de ouderen. En het wordt nog belangrijker. In de voorlichting wordt daar dus veel tijd aan besteed. Twee van de drie mensen die ouder zijn dan 80 jaar wonen zelfstandig in hun eigen huis met hulp. Informatie over organisaties die belangrijk zijn voor ouderen
De komende jaren zullen er belangrijke veranderingen optreden in de welzijns- en zorgdiensten voor ouderen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil voorzieningen die ouderen nu nog kunnen krijgen in het kader van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) overhevelen naar de gemeenten. Er komt in 2006 een Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) waar ook de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) wordt ondergebracht. De AWBZ zal dan vooral bedoeld zijn voor mensen die zware verzorging en verpleging nodig hebben
225
(in een verzorgings- of verpleeghuis). Allerlei andere diensten die nu nog onder de AWBZ vallen, zoals de thuiszorg, alarmering enzovoort, zullen dan door de gemeenten geregeld en gefinancierd worden. In elke gemeente zijn dezelfde diensten voor ouderen: b activiteiten in een buurthuis, dienstencentrum of steunpunt; b informatiespreekuur of speciaal telefoonnummer voor informatie; b warme maaltijden; b alarmeringssysteem; b thuiszorg: hulp in huishouden en verpleging; b hulpmiddelen die te leen, te huur of te koop zijn; b speciaal vervoer; b aanpassingen van het huis; b seniorenwoningen; b dagopvang; b verzorgingshuis of woon-zorgcentrum. Het verschilt per gemeente hoe een en ander precies is georganiseerd. Soms is er speciaal vervoer voor iedereen, soms alleen voor ouderen die mobiliteitsproblemen hebben. Soms moet iemand voor alarmering bij de thuiszorg zijn, soms bij de Stichting Welzijn Ouderen.Vaak verschillen de namen van organisaties. Ook de kosten kunnen per gemeente verschillen. De wijkpost voor ouderen is het goede adres om te weten te komen hoe het in de eigen gemeente in elkaar zit. Soms wordt dit de Stichting Welzijn Ouderen of het ouderenwerk genoemd. Wie iets wil weten over de diensten voor ouderen, kan daar altijd heen gaan of ernaartoe opbellen. Wijkpost voor ouderen of Stichting Welzijn Ouderen
In alle gemeenten zijn organisaties die speciaal werken voor ouderen die zelfstandig wonen. Vaak heten ze Stichting Welzijn Ouderen (SWO). Soms, door fusies, zijn ze onderdeel van een stichting welzijn. Soms heten ze ouderenwerk. Deze organisaties zijn goed op de hoogte van alles wat er in de gemeente voor ouderen wordt gedaan.
226
In een grote stad werken deze organisaties alleen voor ouderen in de buurt of wijk. In een kleine gemeente werken ze voor de hele gemeente. Ze hebben meestal een eigen gebouw of kantoor. Dat heet een dienstencentrum voor ouderen, een steunpunt of een wijkpost. Een dienstencentrum (een ‘centrum voor diensten’) is een gebouw voor ouderen, met vaak verschillende ruimten. In een dienstencentrum organiseert men meestal: b activiteiten zoals handwerken, bingo, biljarten (voor mannen); b spreekuur, waar ouderen met al hun vragen kunnen komen; b cursussen, zoals tekenen, gymnastiek, zwemmen; b voorlichting; b vaak ook: alarmsysteem, open eettafel, pedicure, klussenhulp en andere diensten.
In een steunpunt of wijkpost organiseert men vaak dezelfde dingen als in een dienstencentrum, maar soms organiseert men alleen hulp aan ouderen (informatie, maaltijden, klussenhulp, boodschappendienst). Dan worden de ‘gezellige’ activiteiten bijvoorbeeld in een buurthuis georganiseerd. Bij veel hulpvoorzieningen (alarmering, maaltijden, klussen en dagopvang) wordt een eigen geldellijke bijdrage gevraagd van de ouderen. Alarmering
Het alarmeringssysteem is er voor ouderen die dat medisch nodig hebben of die zich niet veilig voelen in huis. Zij hebben een alarmknop bij zich. In nood kunnen zij hulp inroepen, dag en nacht. Het alarm werkt via de telefoon; een oudere moet dus telefoon hebben. Als een oudere geen telefoon heeft, kan er soms een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand voor het aanleggen van de telefoon (maar niet voor het abonnement). Klussendienst of buurtconciërge
In veel gemeenten is er een zogenoemde klussendienst. Deze dienst geeft hulp bij kleine reparaties in huis, bij ouderen die dit niet meer zelf kunnen doen. Het gaat bijvoorbeeld om het repareren van een stopcontact of van lekkende kranen. Ook zorgt de klussendienst vaak voor eenvoudige manieren om inbraak te voorkomen, bijvoorbeeld met een extra slot op de deur of een lamp buiten. De klussen worden vaak gedaan door vrijwilligers. Soms wordt deze hulp gegeven door een buurtconciërge. Dagopvang
SWO biedt ouderen dagopvang op een of meer dagen per week.Voor deelname is een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorgorgaan (CIZ). Als iemand zelfstandig woont, maar moeilijk het huis uit komt of veel alleen is, kan hij of zij op de dagopvang een plezierige dag hebben met leeftijdsgenoten. Er worden allerlei activiteiten georganiseerd, maar iemand kan ook gewoon komen om bij te praten. Er zijn ook geregeld uitstapjes. SWO kan het vervoer van en naar de dagopvang verzorgen. De dagopvang is er op maandag t/m vrijdag van 10.00-16.00 uur. De medewerkers maken met de bezoekers een programma. Tussen de middag eten de deelnemers samen een broodmaaltijd. Wie gewend is aan een warme maaltijd van tafeltje-dek-je krijgt deze dan op de dagopvang. Ook is het mogelijk ’s middags een dutje te doen als iemand dat wenst. 227
Warme maaltijden voor ouderen
Er zijn vaak twee mogelijkheden voor ouderen: b er zijn open eettafels op verschillende plaatsen in de stad Vaak kunnen ouderen samen een maaltijd gebruiken. Dit zijn de ‘open eettafels’. Ze zijn voor ouderen die zelf niet meer kunnen koken. Het is ook voor ouderen die graag samen met andere ouderen willen eten. Open eettafels zijn te vinden in dienstencentra, verzorgingshuizen, verpleeghuizen en buurthuizen. Met bijna alle diëten wordt rekening gehouden. Soms eet men tussen de middag, soms aan het eind van de middag.
b maaltijden worden thuisbezorgd Voor ouderen die zelf niet meer kunnen koken, kunnen maaltijden worden thuisbezorgd. Met bijna alle diëten kan rekening worden gehouden. De maaltijden worden soms warm, soms koel en soms in diepvriesvorm bezorgd. Soms krijgt men een magnetron te leen. Centrum Indicatiestelling Zorgorgaan (CIZ)
Hiervoor is het CIZ al even genoemd. Ouderen die professionele zorg nodig hebben, zoals thuiszorg, zwaardere vormen van dagopvang, alarmering, opname in een verzorgings- of verpleeghuis, worden er eerst op beoordeeld of ze daar recht op hebben volgens de wet. Dit heet indicatiestelling. De indicatiestelling gebeurt door het CIZ. Sinds enige jaren gebeurt de indicatiestelling functiegericht. Een indicatie kan betrekking hebben op verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding en verblijf. Heeft een oudere een positieve indicatie dan kan hij of zij via het zorgkantoor de zorg regelen. De oudere kan kiezen uit zorg in natura (bijvoorbeeld van een thuiszorginstelling) of in geld (een persoonsgebonden budget).Voor meer informatie over indicatiestelling en CIZ: www.ciz.nl of de gemeente. Thuiszorg
228
De thuiszorg biedt: 1 huishoudelijke hulp Huishoudelijke hulp is voor mensen die zelf niet meer het zware huishoudelijke werk kunnen doen. Een medewerkster komt met de oudere praten om samen te bekijken welke hulp er nodig is. Een oudere betaalt een eigen bijdrage; hoeveel dat is, hangt af van het inkomen. Vaak zijn er wachtlijsten. 2 verpleegkundige hulp Een wijkverpleegkundige geeft alle hulp die een verpleegster geeft bij mensen thuis. Het kan gaan om het op tijd innemen van medicijnen, wondverzorging, zorg die nodig is bij incontinentie enzovoort. Een medewerkster komt bij de oudere langs voor een gesprek. Dan moet blijken of de oudere voor de hulp in aanmerking komt. Meestal kan de hulp snel worden gegeven. 3 uitlenen van artikelen De thuiszorgwinkel heeft artikelen die nodig zijn als een oudere lang ziek is, of die handig zijn als iemand oud is. Er zijn rolstoelen, krukken, bedden enzovoort. Deze artikelen kunnen ouderen lenen, huren of kopen. - Uitleen verpleeg- en hulpmiddelen Als iemand tijdelijk verpleegartikelen of hulpmiddelen nodig heeft, dan kan hij of zij die lenen bij de thuiszorg. Dit is (nu nog) een voorziening op basis van de AWBZ. Denk aan krukken, rolstoelen, verstelbare bedden of ondersteken. - Wie kan artikelen lenen? Iedereen die in Nederland woont of werkt is verzekerd in het kader van de AWBZ. Daarom kan iedereen kosteloos bepaalde verpleegartikelen of hulpmiddelen lenen bij de thuiszorg. Men hoeft hiervoor geen lid te zijn van de thuiszorg. Houd er wel rekening mee dat er om een geldig legitimatiebewijs gevraagd kan worden.
- Voorwaarden Voor sommige artikelen is een indicatie door een verpleegkundige verplicht. De thuiszorg regelt dit.Voor andere artikelen stelt de uitleenmedewerker de indicatie. Een verwijsbrief van een arts is niet nodig. - Uitleentermijn De maximale uitleentermijn is 6 maanden. Heeft men een artikel langer dan deze periode nodig, dan kan men dit aanvragen bij de gemeente (WVG) of de zorgverzekeraar (Regeling Hulpmiddelen). Het is ook mogelijk om een artikel na afloop van de 6 maanden te huren of te kopen bij de thuiszorgorganisatie. De verpleegartikelen en hulpmiddelen kan men lenen bij het uitleenmagazijn of de thuiszorgwinkel in de regio. Alle grote artikelen worden kosteloos thuisbezorgd en weer opgehaald. De kleinere artikelen kunnen door iemand zelf worden opgehaald of teruggebracht bij het uitleenmagazijn of de thuiszorgwinkel, maar bezorging is soms ook mogelijk. Speciaal vervoer voor ouderen
In veel gemeenten is er speciaal vervoer voor ouderen. Dat is vaak een kleine bus. Die haalt de oudere op van huis en brengt hem of haar naar het adres waar de persoon moet zijn in de gemeente. Iemand in een rolstoel kan ook mee. Zo nodig helpt de chauffeur met in- en uitstappen. Speciaal vervoer is vaak duurder dan een gewone bus, maar veel goedkoper dan een taxi.Vaak gaat het als volgt in zijn werk: de oudere bestelt de bus minstens een uur van tevoren. De oudere wordt opgehaald. Dit kan 15 minuten eerder of later zijn dan is opgegeven. Het is belangrijk daarmee rekening te houden bij het maken van een afspraak. Aangezien er meer mensen meerijden, gaat men vaak eerst langs andere adressen. Het huis aanpassen (nu nog:WVG)
Als het om medische redenen nodig is, kan het huis worden aangepast. Een medisch adviseur stelt vast of het nodig is. Het kan gaan om het weghalen van drempels, een zitje in de douche of een traplift. Daarnaast kan het andere vloerbedekking en gordijnen betreffen, als een oudere bijvoorbeeld astma heeft. Het maakt niet uit of de oudere de woning huurt of eigenaar is. Soms zal de gemeente de oudere adviseren te verhuizen. De SWO of de gemeente kan op dit gebied informatie geven. Verhuizen naar een woning voor ouderen
De speciale woningen voor ouderen zijn meestal bedoeld voor ouderen die deze woningen nodig hebben vanwege hun gezondheid. Er zijn in veel gemeenten: b seniorenwoningen In deze woningen is alles gelijkvloers. Er is op gelet dat de woning handig is voor ouderen. Seniorenwoningen bevinden zich soms in een grote flat. b beschutte woningen Dit zijn woningen voor ouderen met een huismeester en een alarmsysteem.Vaak is er een recreatieruimte. b aanleunwoningen Dit zijn woningen voor ouderen bij een verzorgingshuis. De bewoners kunnen gebruikmaken van enkele diensten van het verzorgingshuis.
229
Verzorgingshuizen
Verzorgingshuizen zijn voor ouderen die veel hulp nodig hebben in het dagelijks leven. Een oudere komt alleen in aanmerking voor een verzorgingshuis als hij of zij een indicatie hiervoor heeft. Dat wil zeggen dat de indicatiecommissie heeft vastgesteld dat deze oudere een verzorgingshuis nodig heeft. Dat kan zijn omdat iemand zichzelf niet meer kan wassen en aankleden en hulp nodig heeft bij het eten enzovoort. Goed beschouwd gaat het dan dus om hulp bij alle dagelijkse dingen. Als een verzorgingshuis nodig lijkt voor iemand, zal er vaak eerst worden gesproken met de huisarts. Verzorgingshuizen gaan steeds vaker zorgcentrum heten, of woon-zorgcentrum (wozoco). Er zijn nu nog ongeveer 140.000 plaatsen in een verzorgingshuis. Een op de drie ouderen ouder dan 80 jaar gaat naar een verzorgingshuis. Gemiddeld is men dan 84 jaar en woont men nog drie jaar in een dergelijk tehuis.Voor negen van de tien deelnemers aan de voorlichtingscursus is het verzorgingshuis niet zo belangrijk.Veel belangrijker is dat men weet welke diensten ouderen kunnen gebruiken als zij gewoon in hun eigen huis wonen. Kwijtschelden van belastingen van de gemeente
Als iemand de belastingen van de gemeente niet kan betalen, dan kan men vaak kwijtschelding aanvragen. Kwijtschelden = niet hoeven betalen. Het gaat meestal om onroerendezaakbelasting, rioolrecht en afvalstoffenheffing. Bijzondere bijstand
Als het inkomen van iemand laag is, en hij of zij bijzondere uitgaven moet doen, is het soms mogelijk in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Zo kan er vaak bijzondere bijstand worden gegeven voor: b warmemaaltijdvoorziening; b alarmsysteem; b medische kosten die het ziekenfonds niet betaalt. Aanvragen van bijzondere bijstand kunnen worden ingediend bij de sociale dienst van de gemeente. De sociale dienst beslist wat er wordt gegeven. Sommige gemeenten geven sneller bijzondere bijstand dan andere.
230
Bijlage D
Informatie over andere voorlichtingsprogramma’s gericht op oudere migranten en vluchtelingen 1 Hoe kun je voor je ouders zorgen?
NIZW
Voorlichtingsprogramma voor allochtone mensen die voor hun ouders zorgen. De cursus bestaat uit zes dagdelen en levert basiskennis over voorzieningen voor ouderen aan de tweede en derde generatie allochtonen. In deze cursus speelt het interculturele aspect een belangrijke rol. Mensen met verschillende etnisch-culturele achtergronden hebben uiteenlopende opvattingen over zorg en omgang met ouder wordende ouders. Dit vormt de bron voor discussie over grenzen aan de (mantel)zorg door kinderen en de mogelijkheden om aanvullend een beroep te doen op voorzieningen voor ouderen. De cursus kan gegeven worden door thuiszorginstellingen, welzijnsinstellingen en allochtone steunfuncties. De cursus is gratis te downloaden. Meer informatie: www.eiz.nl, m.moré
[email protected] en
[email protected] 2 Gulden regels voor allochtone ouderen
NIZW samen met de ANBO
Voorlichtingsprogramma aan allochtone ouderen over financiële regelingen in de gemeente. De cursus bestaat uit één dagdeel en biedt aan allochtone ouderen basiskennis over inkomensafhankelijke regelingen (landelijk en gemeentelijk) die speciaal voor ouderen van belang zijn, zoals huursubsidie, kwijtschelding, bijzondere bijstand en de WVG. Doel is het niet-gebruik van financiële regelingen terug te dringen. De cursus kan gegeven worden door een Stichting Welzijn Ouderen, de gemeentelijke sociale dienst, zelforganisaties. De cursus is gratis te downloaden. Meer informatie: www.fnao.nl (methodieken)
231
3 Thuis! Sociale redzaamheid voor anderstalige senioren
FORUM samen met de Vrije Universiteit Amsterdam
Met deze methode kunnen anderstalige senioren zich voorbereiden op het ouder worden in Nederland en daarnaast op speelse wijze hun Nederlands verbeteren. De methode is opgebouwd rond tien thema’s. De thema’s sluiten nauw aan bij de belevingswereld van allochtone senioren en informeren hen over allerlei voor hen relevante onderwerpen, voorzieningen en instellingen. Er is een cursistenboek en een docentenhandleiding met twee cd’s. De publicaties kunnen besteld worden bij uitgeverij Coutinho: www.coutinho.nl 4 Gezond ouder worden
NIGZ
Een voorlichtingsprogramma over gezond leven. De cursus bestaan uit tien thema’s (waaruit gekozen kan worden). Elk thema bestrijkt één bijeenkomst. Enkele thema’s zijn: voeding en vertering, bewegen en klachten aan het bewegingsapparaat, diabetes, problemen met hart en bloedvaten. Het NIGZ heeft een landelijk steunpunt,VETC.VETC staat voor ‘voorlichting over gezondheid en opvoeding in de eigen taal en cultuur’. Het voorlichten over gezondheid vraagt bij bepaalde groepen allochtonen om een specifieke aanpak: mondelinge overdracht in de eigen taal en ook in overeenstemming met de cultuur van de groep, de eigen waarden en normen. De aandacht in de voorlichting ligt op preventie, zelfzorg en een goede toegang tot de gezondheidszorg. De voorlichting geschiedt door gezondheidsvoorlichters die hiervoor speciaal zijn opgeleid door het NIGZ. Deze voorlichters werken onder andere in buurthuizen en op consultatiebureaus.VETC’ers treden bovendien op als patiëntenvoorlichters in huisartsenpraktijken en gezondheidscentra. En sinds enige tijd werken ze ook in ziekenhuizen en in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Meer informatie: www.nigz.nl (dossier Allochtonen en gezondheid) 5 Zin in gezond leven
Transact samen met de Universiteit voor Humanistiek
232
Het programma is bedoeld om bij ouderen het vermogen om gezond te leven aan te spreken en waar nodig en gewenst te versterken. Gezond leven omvat daarbij meer dan lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het gaat ook over waarden en normen van waaruit men leeft en over de sociale en culturele omgeving waarin dat vorm krijgt. Er wordt gewerkt vanuit de leefwereld van de ouderen zelf. Het programma is gericht op mannen en vrouwen en allochtone en autochtone ouderen en lage sociaal-economische status. Het programma kan worden gegeven door professionals en intermediairs zoals GVO- functionarissen, preventiewerkers, ouderenadviseurs,VETC’ers en seniorenvoorlichters. Meer informatie: www.transact.nl (Roos Scherpenzeel en Maria van Bavel)
6 Wave: Waardering, Acceptatie van Elkaar
FORUM
Wave is een educatief bordspel voor allochtone en autochtone groepen ouderen die via het spel nader met elkaar in contact komen. Het spel stimuleert de meningsvorming over diverse onderwerpen en vestigt de aandacht op de eigenheid van de verschillende culturen. Ouderen worden aangespoord met elkaar in gesprek te gaan en ervaringen uit te wisselen over onderwerpen die voor hen van belang zijn. Doos met bordspel en handleiding kost e 110. Meer informatie: www.forum.nl 7 Taalonderwijs voor oudere migranten
Centrum voor Advies en Beleid Oudere Migranten (CABO)
Het doel is Nederlandse lessen te geven aan oudere migranten, om op deze wijze de participatie van deze ouderen in de Amsterdamse samenleving te bevorderen. In de lessen wordt aandacht besteed aan thema’s op het terrein van zorg, welzijn, inburgering c.q. oriëntatie op de samenleving. Tevens is er een experimenteel project gestart waarbij het taalonderwijs wordt gecombineerd met Qi Gong-training en gezondheidsvoorlichting. Meer informatie: www.caboamsterdam.nl
233
NIZW Zorg: kennisinstituut voor langdurige zorg NIZW Zorg is een publieke kennisorganisatie die werkt aan verbetering en vernieuwing van de zorg- en dienstverlening aan ouderen, chronisch zieken en mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. NIZW Zorg wil professionals, vrijwilligers en beleidsmakers in de zorgsector informeren, adviseren en samen met hen innovaties in de praktijk doorvoeren. Dat doet NIZW Zorg door: - het verzamelen en analyseren van onderzoek in de langdurige zorg - kennisoverdracht aan de beroepspraktijk - praktijkgericht onderzoek naar de effectiviteit van de beroepspraktijk - ontwikkelen van methoden voor kwaliteitsbeleid - implementeren van methoden door consultatie, advies en trainingen - signaleren van trends en beleidsontwikkelingen De thema’s die NIZW Zorg op de agenda heeft staan, spelen in op actuele ontwikkelingen in de langdurige zorg en de eisen die aan zorg, wonen, welzijn, werk en onderwijs gesteld worden. Belangrijke thema’s zijn vraaggestuurde en vraaggerichte zorg, ketenzorg, kwaliteit van zorg, leven in de lokale samenleving, werken met een handicap of chronische ziekte, informele zorg, veranderende demografie en dementie. Het werk van NIZW Zorg resulteert in uiteenlopende producten zoals websites, (digitale) nieuwsbrieven, databanken, trendstudies, publicaties, onderzoeksproducten, methodieken, trainingen, studiedagen, vakgroepen en adviezen. NIZW Zorg maakt deel uit van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW. Kijk voor meer informatie op www.nizw.nl/zorg.