Basiscursus gastouders
Programma bijeenkomst 1 1. Inleiding op de cursus 2. Kennismaking 3. Associatiespel ‘Kind en Ontwikkeling’ 4. Ontwikkelingsschijf 5. Theorie de ontwikkeling van het kind 6. Casus 7. Praktijkopdracht
Bijeenkomst 1
1
Basiscursus gastouders
De ontwikkeling van het kind Inleiding In de eerste bijeenkomst wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van kinderen, omdat je als gastouder te maken krijgt met die ontwikkeling. Je vangt kinderen van verschillende leeftijden op, ieder kind is uniek en heeft zijn eigen ontwikkelingspatroon. Toch heeft iedere leeftijdsfase zijn specifieke ontwikkelingskenmerken. Als je een beetje begrijpt hoe kinderen zich ontwikkelen, kun je ze benaderen op een manier die aangepast is aan hun ontwikkelingsstadium, bijvoorbeeld als het kind ongeveer tweeëneenhalf jaar is zit het in de koppigheidsfase, Het kind leert zijn eigen ‘ik’ ontdekken. Dit gaat gepaard met ‘nee’ zeggen en eigen wil tonen. Als je dit gedrag herkent kun je hierop inspelen in plaats van te denken ‘wat is het kind vervelend, het wil niets en luistert niet’. Ontwikkelen is veranderen. Het kind ontwikkelt zich van een 'hulpeloos' wezentje tot een zelfstandig persoon die beschikt over allerlei kennis, vaardigheden, waarden en ideeën. In de ontwikkeling van de verschillende mensen zijn punten van overeenkomst te geven. We zeggen daarom ook wel dat de ontwikkeling van de mensen in een aantal opzichten volgens een gelijke weg verloopt: er is sprake van een ontwikkelingsplan dat mensen met elkaar gemeen hebben. Toch zijn er individuele verschillen: het kind ontwikkelt zich op zijn eigen wijze, in zijn eigen tempo. Een voorbeeld is het leren lopen van een kind. Voordat het zijn eerste stapje los zet heeft het al steunend langs de tafel of de boxrand gelopen. Het ene kind zet zijn eerste stapje als hij een jaar is, het andere kind begint pas als hij anderhalf jaar is. Een enkele vlotte baby zet zijn eerste stap al als hij tien maanden is. Bovendien zijn aanleg en omgeving van invloed op hoe het kind zich ontwikkelt. In de aanleg van een kind ligt vast welke mogelijkheden het heeft. Hierbij kun je een onderscheid maken in uiterlijke kenmerken zoals de kleur van de ogen, haren, lichaamsbouw en karakterkenmerken zoals temperament en aard van de persoon en intelligentie. Vanaf het moment dat Bas een baby was, was hij erg beweeglijk, had weinig slaap nodig en was steeds bezig. Nu hij groter is, is hij druk en kan niet stilzitten. De omgeving waarin het kind opgroeit heeft een belangrijke invloed op zijn ontwikkeling. In het leven van het hele jonge kind is het gezin of woongroep de directe leefomgeving. Als snel wordt deze omgeving groter: de familie, de buren, het gastgezin, het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en nog later de school, clubs en vrienden.
Bijeenkomst 1
2
Basiscursus gastouders Een kind ontwikkelt zich in wisselwerking met zijn omgeving. Een kind is van nature nieuwsgierig en wil allerlei dingen ontdekken. Een taak van de omgeving is om het kind op de juiste tijd, dat wil zeggen als het kind er rijp voor is, de gelegenheid te geven iets te leren of te oefenen. Dit wil niet zeggen dat je steeds bezig moet zijn met oefenen. Het aanbieden van een omgeving die voldoende mogelijkheden biedt en het kind 'de ruimte' geven om te experimenteren is belangrijk. Het kind moet zich veilig voelen, dit kan door bijvoorbeeld iets nieuws te koppelen aan een vertrouwde mogelijkheid. Erik van drie jaar heeft bijzonder veel gevoel voor muziek. Als hij wat ouder is, stimuleren zijn ouders hem om op muziekles te gaan. Hier komt eruit dat hij inderdaad een goed gevoel voor muziek heeft en het zelf fijn vindt muziek te maken. Ook de achtergrond van cultuur en religie van de ouders en de visie op opvoeden zijn bepalend hoe het kind zich verder ontwikkelt. Vanuit de gedachte van de westerse maatschappij verwacht men dat jongens en mannen stoer en flink zijn. Het is dan ook niet de gewoonte dat mannen hun emoties, zoals verdriet, tonen. In een andere cultuur kan het heel gewoon zijn dat een man gevoelig is. Toch zie je dat door de visie op opvoeden en de verandering in rolpatronen tussen mannen en vrouwen men bijvoorbeeld accepteert dat mannen emoties tonen. In de ontwikkeling kunnen we verschillende deelgebieden onderscheiden. Deze staan echter niet los van elkaar, ze beïnvloeden elkaar. Een kind dat kan kruipen of lopen kan op ontdekkingstocht gaan en zijn omgeving verkennen. Een kind dat kan praten kan dingen benoemen en als het ouder is kan het bijvoorbeeld zijn emoties onder woorden brengen. We kunnen de verschillende deelgebieden als volgt onderscheiden: De lichamelijke ontwikkeling: De groei van het lichaam, spierontwikkeling en de ontwikkeling van de zintuigen. De verstandelijke ontwikkeling: Het denken, leren, onthouden, de taalontwikkeling. De sociaal emotionele ontwikkeling: De ontwikkeling van het omgaan met anderen, de relaties met anderen en de ontwikkeling van het gevoelsleven. De persoonlijkheidsontwikkeling en creatieve ontwikkeling vallen hier ook onder.
Bijeenkomst 1
3
Basiscursus gastouders
De ontwikkelingsgebieden
Bijeenkomst 1
4
Basiscursus gastouders
De baby Wat gaat er aan de geboorte vooraf? 'Wanneer een kind ter wereld komt, heeft het al een enorme ontwikkeling achter de rug. Het kind heeft zich in ongeveer veertig weken ontwikkeld van een 'speldenknopje' tot een mensenkind. De lichamelijke ontwikkeling van de mens begint al bij de bevruchting. Direct na de bevruchting begint de nieuw ontstane cel zich namelijk te delen in twee nieuwe cellen, die zich elk opnieuw zullen delen enzovoort. Het klompje cellen zal gaandeweg uitgroeien tot een echt mensenkind, met alle uiterlijke en innerlijke kenmerken. Vroeger dacht men wel dat het ongeboren kind in de baarmoeder leefde als in een volstrekt ervaringsloze wereld. Men zag de baarmoeder als een aardedonkere, doodstille ruimte, waarin het kind in totale gevoelloosheid opgroeide. Men ging ervan uit dat een ongeboren kind niets zag, niets hoorde en niets voelde. Men meende dat het kind pas na de geboorte in staat was tot het maken van contact. Men zag de eerste glimlach als het startpunt van de sociale ontwikkeling. Het startpunt van de persoonlijkheidsontwikkeling legde men zo rond de leeftijd van een jaar. Pas enkele tientallen jaren geleden is men deze theorie gaan herzien. Uit verschillende onderzoeken is namelijk gebleken dat een foetus van vierentwintig weken in staat is tot horen, zien en proeven. De foetus is zelfs in staat om op zeer eenvoudig niveau iets te leren. Zwangere moeders kunnen bevestigen dat hun kind reageert op geluid en melodie. Wanneer zij dagelijks een bepaald liedje zingen, dan zien we dat dit liedje het kind na de geboorte kalmeert. Het blijkt ook dat ongeboren kinderen van bepaalde muziek erg druk worden en van andere muziek juist rustig. Ongeboren kinderen worden ook vaak druk (dat wil zeggen dat ze veel slaan en veel bewegen) als hun moeder onder grote emotionele stress staat. Het vermogen om contact te hebben ontstaat dus al vóór de geboorte. Het startpunt van de sociaal emotionele ontwikkeling ligt dus ook hier, evenals het startpunt van de persoonlijkheidsontwikkeling. De geboorte We mogen aannemen dat de geboorte niet alleen voor de moeder, maar ook voor het kind een hele ervaring is. Aan het hoofdje van de pasgeborene zijn de sporen van de bevalling vaak te zien. Volgens sommige deskundigen is 'geboren worden' de meest ingrijpende verandering die een mens gedurende zijn leven meemaakt. De hele leefomgeving verandert namelijk. Ook de manier waarop het kind voor de geboorte leefde verschilt van de manier waarop het na de geboorte leeft. Voor de geboorte leefde het kind in een donkere, warme, natte en kleine ruimte waarin een constant lawaai was te horen. Na de geboorte wordt het kind voor het eerst geconfronteerd met fel licht, met koude, met absolute stilte en met veel, heel veel 'droge' leefruimte.
Bijeenkomst 1
5
Basiscursus gastouders Aan zijn naaktheid is een einde gekomen. Voortaan draagt hij kleertjes. En alsof dat alles niet genoeg is, verandert ook zijn manier van zuurstof en voedsel innemen. Van navelstrengademhaling en -voeding moet hij, wil hij overleven, overschakelen op longademhaling en mondvoeding. Iedereen zal het ermee eens zijn dat het overleven van een dergelijk grote overgang eigenlijk een klein wonder is! Ontwikkeling van de baby Wanneer de baby is geboren, is hij niet meer dan een klein, hulpeloos wezentje dat volledig afhankelijk is van anderen: zijn ouders of verzorgers. Het is daarom maar goed dat hij, zonder dat hij het zelf weet, vrijwel altijd vertederde reacties oproept. Het verzekert hem als het ware van de liefdevolle verzorging die hij zo hard nodig heeft en waarvoor hij zelf niet kan zorgen. Zonder deze liefdevolle verzorging zou er van zijn ontwikkeling namelijk niet veel terechtkomen. Door die liefdevolle verzorging verandert hij gaandeweg van een hulpeloos wezentje in een zelfstandig individu dat zelf dingen kan en doet en dat, nog weer later, ook zelf dingen wil... of niet. Bij de baby valt met name de enorme motorische ontwikkeling op. Van zitten naar kruipen naar staan naar lopen. Het gebeurt allemaal in deze periode. De mond vervult in deze periode een belangrijke functie. De mond is met name belangrijk voor het zich lichamelijk prettig voelen: honger wordt ermee gestild, maar dat niet alleen, het zuigen zal de baby in veel gevallen ook kalmeren en tot rust brengen. De baby gebruikt de mond eveneens om de wereld te ontdekken: werkelijk alles wordt, tot wanhoop van de ouders/opvoeders, in de mond gestopt. Lichamelijke ontwikkeling De lichamelijke ontwikkeling die een baby doormaakt is ongekend groot. Bij de geboorte is het kind ongeveer 50 centimeter lang en weegt hij ongeveer 3,5 kilogram. Aan het eind van het eerste levensjaar is hij ongeveer 75 centimeter lang en weegt hij ongeveer 9 kilogram. Met andere woorden: zijn lengte is verdubbeld en zijn gewicht is zelfs verdrievoudigd! De lichaamsverhoudingen van de zuigeling wijken behoorlijk af van de lichaamsverhoudingen van de volwassene: het hoofd van de pasgeborene neemt ongeveer een kwart van zijn totale lichaamslengte in beslag (bij een volwassene is dat een achtste), de hals ontbreekt nagenoeg en verhoudingsgewijs heeft de baby erg korte beentjes. Wanneer we naar een pasgeboren baby kijken, dan valt als eerste zijn totale hulpeloosheid en afhankelijkheid op. Het kind is voor zijn totale verzorging aangewezen op zijn ouders/verzorgers. Het is nog niet in staat om zichzelf voort te bewegen. Zelfs elke doelgerichte beweging is uitgesloten. De eerste bewegingen die een pasgeborene maakt, zijn reflexbewegingen" Reflexen zijn automatische reacties op prikkels van buitenaf.
Bijeenkomst 1
6
Basiscursus gastouders
Dat wil zeggen dat dergelijke reacties/bewegingen zich voltrekken of je nu wilt of niet. De baby wordt geboren met twee opvallende reflexen, namelijk: 1. zuigreflex 'Wanneer we iets (een speen, tepel of vinger bijvoorbeeld) in de mond van de zuigeling stoppen, gaat hij krachtig zuigen. Deze reflex is zeer belangrijk om te kunnen overleven, immers - de baby hoeft niet eerst te leren hoe hij moet drinken, hij kan het gewoon! 2. grijpreflex De grijpreflex kan worden opgeroepen bij de voetjes van de baby en bij diens handjes. De handgrijpreflex is op te wekken door een vinger in de handpalm van de baby te leggen. Deze reflexen, en ook de meeste andere reflexen waarmee de baby wordt geboren, verdwijnen na enige maanden. De reflexbewegingen maken steeds meer plaats voor bewuste bewegingen. Stapje voor stapje maakt de baby zich vaardigheden op motorisch gebied eigen: hij leert zijn spieren te beheersen. Dit gebeurt bij elk kind in dezelfde volgorde, en wel volgens de volgende principes (die elkaar deels overlappen): -
van boven naar beneden: hoe dichter de spier zich bij de hersenen bevindt, hoe eerder de spier wordt beheerst; van dichtbij naar veraf. hoe dichter de spier zich bij de romp bevindt, des te eerder de spier wordt beheerst; van ongericht naar gericht: van ongerichte, onbeheerste bewegingen naar gerichte, beheerste bewegingen; van grof naar fijn: de grove motoriek het eerst, de fijne motoriek het laatst.
Bijeenkomst 1
7
Basiscursus gastouders Het tempo waarin deze spierbeheersing zich ontwikkelt is enorm: na ongeveer drie maanden kan een baby zich omrollen van rug- naar zijligging, na ongeveer zes maanden kan hij zitten en met ongeveer vijftien maanden loopt hij los. Dat een baby bij de geboorte nog niet aan dergelijke vaardigheden toe is, heeft te maken met de onrijpheid van zijn zenuwstelsel. In het schema ‘Motorische ontwikkeling’ op de volgende pagina zijn de verschillende vaardigheden die een baby leert op een rijtje gezet. Oog-hand-coördinatie 'Wanneer het kind ongeveer drie maanden oud is, begint de coördinatie tussen ogen en handen tot stand te komen. Men spreekt in dit verband van de senso-motorische ontwikkeling. Dit geeft al aan dat er een verband bestaat tussen de zintuiglijke en de motorische ontwikkeling. We leggen dit uit aan de hand van een voorbeeld. Wanneer een baby een blokje ziet, zal hij dit pakken (gericht reiken en grijpen), in zijn mond stoppen en vervolgens betasten. Dit alles heeft tot gevolg: - dat er een samenwerking op gang komt tussen zijn ogen en handen: de oog-hand coördinatie - dat hij ervaart dat een bepaald uiterlijk (een vierkant blokje) op een bepaalde manier voelt (hard, hoekig) - dat hij de eigenschappen van een blokje leert kennen: hij ziet deze eigenschappen en ervaart ze. Zo rond de leeftijd van drie maanden gaat de baby reiken naar het voorwerp dat hij ziet: eerst met beide armen, later met één arm. Gaandeweg lukt het het kind het voorwerp te grijpen (ongeveer rond de leeftijd van vijf maanden). Het kind heeft geleerd zijn eigen handjes bewust in een bepaalde richting te sturen. Het kind stopt nu het voorwerp in de mond, bekijkt en betast het, om het daarna opeens weer te laten vallen.
Bijeenkomst 1
8
Basiscursus gastouders
Motorische ontwikkeling van de baby Etappen bij de houding van het hoofd
4 weken: hoofd hangt los, slap
2 maanden: hoofd niet meer volledig slap
4 maanden: hoofd gaat mee
5 maanden hoofd gaat mee als hefboom
6 maanden spontaan heffen heffen van het hoofd
Etappen bij buikligging
Pasgeborene: hoofd naar één kant, bekken omhoog, ligt pasief
1 maand: 3 maanden tilt hoofd tilt hoofd enkele seconden langer, hoger seconden op, en meer buigt en strekt rechtop met ledematen geplooide ellebogen
4 maanden tilt romp op, steunt op handen: ellebogen gestrekt
7-8 maanden kruipt op handen en knieën
Etappen bij het zitten
Pageborene: kromming hele rug: ‘zoutzak’ hoofd schommelt
4 maanden: kan niet alleen zitten, rug minder krom, kan wel zitten, met flinke steun
6 maanden: zit alleen met lichte steun (evt. eigen handen)
8 maanden: zit alleen, kan vanuit zit naar buikligging
Etappen bij het lopen
3-4 maanden: kan niet staan, zakt door benen
Bijeenkomst 1
6-8 maanden: steekt achterste uit, stapbewegingen
10 maanden: staat met steun
9
11 maanden: staat, zich al vasthoudend
Basiscursus gastouders Zo rond de leeftijd van zes maanden kan het kind voorwerpen van de ene hand in de andere hand overbrengen. Het pakken van kleine voorwerpen als kralen en knikkers levert dan nog grote moeilijkheden op, het kind probeert ze namelijk te pakken door middel van een schaargreep. Op deze manier kan het kind een kraal of knikker niet goed vastpakken. Pas tegen het eind van het eerste levensjaar gaat het kind gebruik maken van de pincetgreep. Het kind pakt het voorwerp dan tussen duim en wijsvinger vast. Dit zal eerst nog onzeker gaan, maar gaandeweg raakt het kind hier meer bedreven in. Ook grotere voorwerpen worden nu niet langer met de gehele hand omvat, maar met de vingers vastgehouden. Zintuiglijke ontwikkeling Alhoewel de zintuigen van de baby al voor de geboorte beginnen te werken, betekent dat niet dat de zintuigen na de geboorte goed en volledig functioneren. Vlak na de geboorte ziet een baby nog vaag en onscherp: hij ziet het verschil tussen licht en donker en hij ziet met name de omtrekken van de dingen. Na twee maanden gaat de baby meer gericht kijken: de baby gaat volgbewegingen maken met zijn ogen als we een voorwerp voor zijn gezicht houden. Het gehoor is bij de geboorte wel al goed ontwikkeld: al vlak na de geboorte draait een baby zijn hoofd in de richting van geluid. We moeten ons wel bedenken dat het horen van de baby niet hetzelfde horen is als het horen van de volwassene. Een volwassene kan betekenis geven aan geluid, een baby niet. Een baby kan aan geen van de geluiden die hij hoort betekenis geven. Het enige geluid dat hij vanaf de geboorte herkent is de stern van zijn moeder. Uit onderzoek is gebleken dat een baby al direct na de geboorte op deze stem reageert. Herkenning van de moeder vindt ook plaats op basis van geur. Uit onderzoek blijkt dat een baby de geur van zijn moeder kan herkennen. Hoe belangrijk de rol van geur is, is niet bekend. Het is echter aannemelijk dat de gehechtheid aan een knuffel is gebaseerd op geur. Immers, hoeveel kinderen hebben er niet een hekel aan als hun knuffel wordt gewassen? Verstandelijke ontwikkeling Bij het leerproces dat de baby doormaakt, springt met name het leren van motorische vaardigheden in het oog. het kind maakt een enorme lichamelijke ontwikkeling door. Voor een deel is deze ontwikkeling gebaseerd op rijpingsprocessen, voor een ander deel is zij gebaseerd op leerprocessen: het kind moet eraan toe zijn én hij moet het leren. Het leren in deze fase heeft niet alleen betrekking op motorische vaardigheden. Een baby leert bijvoorbeeld ook zijn eerste woordjes, hij leert zijn vader, moeder, broertjes en zusjes herkennen enzovoort.
Bijeenkomst 1
10
Basiscursus gastouders Het leren van de baby vertoont drie kenmerken: 1. Er is sprake van ervaringsleren:de baby leert de dingen door ze zelf te doen 2. Er is sprake van herhalingsleren: de baby leert de dingen door ze eindeloos te oefenen, te herhalen 3. Er is sprake van imiterend leren: de baby leert de dingen doordat anderen ze, al of niet bewust, voordoen. De baby aapt na. Bij dit alles zien we ook dat het kind gevoelig is voor straffen en belonen. Het feit dat het kind uitbundig wordt geprezen wanneer het bijvoorbeeld zijn eerste stapjes zet, zet hem aan tot herhaling van dit gedrag. Een baby maakt enkele weken na de geboorte de eerste geluidjes. Het gaat hier om geluidjes die vanzelf ontstaan, doordat de baby zijn mond een stukje open heeft. Deze geluidjes worden meer bewust gemaakt vanaf de derde maand. Als het kind zeven à acht maanden oud is, brabbelt hij alleen nog in die klanken die hij in zijn omgeving hoort. Zo rond de twaalfde maand gaat het kind zijn eerste woordjes zeggen. Sociaal emotionele ontwikkeling Al vanaf de geboorte heeft de baby een eigen persoonlijkheid. Er is sprake van een aangeboren temperament. We zien dat baby’s verschillend reageren op dezelfde omstandigheden het ene kind is motorisch erg actief, terwijl een ander kind meer passief is, de ene baby vindt het heerlijk in bad, terwijl een andere baby er een hekel aan heeft, de ene baby slaapt rustig en huilt zelden, terwijl een andere baby snel wakker is en veel huilt. Bij een baby ontbreekt het ik-besef. Hij heeft niet het besef zelf iemand te zijn, los van anderen om zich heen. Hij weet niet waar hij zelf ophoudt en waar de ander begint. Hij herkent zijn eigen arm bijvoorbeeld nog niet als zijn arm. We zien dan ook dat baby's heel verrast kunnen zijn als ze hun eigen handje in het vizier krijgen: ze gaan ermee spelen. Gaandeweg leert de baby het verschil kennen tussen ik en niet-ik. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat een kind steeds meer zelf kan, zonder hulp van anderen. Het kind ervaart ook steeds duidelijker dat zijn eigen gedrag een bepaald effect heeft. Zo leert hij dat er verschil is tussen de eigen hand en de hand van iemand anders: er ontstaat een groeiend besef dat er een onderscheid is tussen hemzelf en anderen. Hij leert wat bij hem hoort en wat niet. Pas vanaf anderhalf á twee jaar is er sprake van een duidelijk ik-besef. Pas dan 'begrijpt' hij dat hij zelf een vast gegeven is, los van wat er om hem heen gebeurt.
Bijeenkomst 1
11
Basiscursus gastouders De simpelste manier is om te kijken of kinderen zichzelf in de spiegel herkennen. Lewis (Amerikaans psycholoog) liet ze eerst in de spiegel kijken en zette ze daarna bij hun moeders op schoot die ze de neus lieten snuiten en ze ongemerkt daarbij een lik rode verf op de neus smeerden. Daarna werden ze weer voor de spiegel gezet. Een aanwijzing dat het kind dat-kindje-in-despiegel herkende als zichzelf, was dat hij bij het zien van de rode neus in de spiegel naar de eigen neus zou grijpen. Vrijwel geen van de kinderen tussen 9 en 15 maanden deed dat. Maar tussen de 15 en 18 maanden deed 24 procent van de kinderen dat en tussen 18 en 24 maanden 88 procent.
Aangezien een baby nog niet in staat is om over anderen en zichzelf na te denken, moeten we stellen dat een baby altijd is wat hij ervaart. We spreken ook wel van: totaal ervaren. Huilen en lachen geven duidelijk aan hoe de baby zich voelt. Al direct vanaf de geboorte huilt een baby. Het lachen, anders dan een reflex, komt pas vanaf de zesde week op gang. Het lachen is dan een reactie op anderen. We spreken van: sociale glimlach. We zien daarbij dat de baby in deze fase voor iedereen die vriendelijk is een lachje over heeft. Het lachen tegen elke persoon begint zo rond de zevende maand zeer opvallend te verminderen. We zeggen dan wel dat het kind éénkennig is. In de éénkennigheidsperiode komt de aanhankelijkheid aan de moeder naar buiten. Het kind gaat huilen bij het zien van een vreemde en kruipt het liefst bij zijn moeder weg. Het hechtingsproces wordt met de éénkennigheidsfase afgesloten. Het kind heeft zich al dan niet veilig gehecht aan de ouders/opvoeders. Een veilig gehecht kind raakt in meerdere of mindere mate overstuur wanneer de ouders/opvoeders het kind bij vreemden achterlaten. Bij terugkeer zal het kind contact zoeken en zich willen laten troosten door de ouders/opvoeders om daarna weer snel verder te gaan met zijn bezigheden. Om zich te kunnen hechten is een vaste liefdevolle relatie tussen ouders/opvoeders en het kind van het grootste belang. Pas dan kan het kind zich veilig en geborgen voelen bij zijn ouders/opvoeders. Het is daarbij aan te bevelen dat het kind een hechtingsrelatie opbouwt met meerdere volwassenen. Hechting vervult een belangrijke functie in de ontwikkeling van de mens. Een kind dat zich in voldoende mate veilig heeft kunnen hechten, ontwikkelt een houding die wordt gekenmerkt door een fundamenteel vertrouwen. Het kind treedt de mensen, de wereld, zijn omgeving met vertrouwen tegemoet. Het is voor een gezonde emotionele ontwikkeling ook van belang dat er voldoende wordt tegemoet gekomen aan de zuigbehoefte van de baby. Het zuigen geeft de baby lustgevoelens en het kalmeert hem. Worden zijn behoeften voldoende bevredigd, dan ervaart hij de omgeving als veilig en plezierig.
Bijeenkomst 1
12