PROGRAMMA TOPSPORTBIJSCHOLING ONDERDEEL LIBRE
ALGEMEEN:
Voor aIle te behandelen stootbeelden geldt dat in principe in een stoot in de serie moet - , of kan worden geplaatst. De prak~ijk heeft uitgewezen dat het waarderen van de uitvoering met 1 of 2 punten een positieve uitwerking heeft. Dit houdt in dat de uitvoering met 2 punten wordt gewaardeerd indien een perfecte tot goede plaatsing is ver kregen 'en met 1 punt indien slechts de caramQole werd gemaakt zonder da~ de juiste positie is verkregen. Ook is het mogelijk alsnog 2 punten toe'te kenneniridien blijkt dat met maximaal 2 stootjes alsnog de perfecte of goede positie wordt verkregen. De 3 mogelijkheden. De tekening moet slechts gezien worden als basisstootbeeld. Nagenoeg ieder stootbeeld kan zodanig worden neergelegd dat er zonder, danwel met links of rechts effect moet worden gespeeld. Daarnaast moet er variatie worden nagestreefd in aIle te var~gren mogelijkheden zoals, de afstand van het stootbeeld ten opzichte van de korte band, de lange band cg. de hoek, de afstand van ball tot bal 2, de afstand van bal 2 tot bal 3 enz. enz. Ook is het belangrijk de stootbeelden te leren spelen (e.g, te leren neerleggen) voor zowel linkshandige - als rechtshandige spelers~ Tevens dienen de stootbeelden zowel in de lengte als in ,de breedte gespeeld te worden.
bIz. 2 STOOTBEELD 1+ 2: Variaties: Zonder effect, links effect, rechts effect. Diktevan aanspelen van bal 2. "Scherpere" ligging waarbij we bal 1 verder laten doorlopen, zelfs via de lange - (en eventueel korte) band laten terugkomen. Hoe scherper de ligging destemeer rechts effect. Masseren indien bal 1 dicht bij bal 2 ligt. Concentratie: Gericht op de plaatsing van bal 2. STOOTBEELD 3:
Bal 1 voorbij bal 3 spelen zodat de positie van stootbeeld 1 of 2 danwel een variatie wordt verkregen.
STOOTBEELD 4:
Zolang het tempo van bal 2 door middel van een trekstoot beheerst kan worden, niet piqueren. (Zie stootbeeld 6).
STOOTBEELD 5:
Bal 1 zo recht mogelijk plaatsen ten opzichte van bal 2, waarna een passeerstoot wordt gespeeld. Bij de passeerstoot moet bal 2 iets opgetrokken worden om een betere positie te verkrijgen.
STOOTBEELD 6':
Pique. Eventueel rood mee-optrekken. Zie ook stootbeeld 4.
STOOTBEELD 7:
Bal 2 wordt dik aangespeeld met ,links effect. De concentratie ligt biji "Niet vast aan roodl!11I
><,
STOOTBEELD 8+10: Bij een "Kleine ligging" optrekken, bij een ruimere ligging sluiten. STOOTBEELD 9:
Niet te klein leggen. Vlot spelen en, bal 2 opvangen. Variatie: Ball en 2 recht ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de lange band leggen. Bal 2 vol aanspelen (met effect) en bal 3 zo dun mogelijk raken.
STOOTBEELD 10:
Zie onder stootbeeld 8.
Algemeen :,
Zie bladzijde 1.
·0,
blad-1
T mes comRuter- systeem
brengen - serie -"-------~.------."
.------------"-
'-
-.---.... -----._-., -,
LSlillU::_S E R I E
2
)
.~ ./
./
.
+
..
----,_.
J
1 STOOT- SERlE
4
\
ZIE NR.: 1
TREKS TOOT
KAN
'2
STOTEN- SERlE
_oj
6
~
KAN 1 STOOT-SERlE. ,
PIQUE
!
I I
__.J . r--"
r
----
2 STOTEN-SERIE
8
-:;l
,
KAN
~\ . :
/
OPTREKKE~
J.
------1 STOOT-SERIE
10
-..
-j-
,
KAN SLUl.tE~
\
$. / -.~-.
.
-~
--
,
.---
-. -..
bIz. 3
STOOTBEELD 11:
Bal 3 mee-optrekken en bal 2· over 2 banden. Door de ruimte die wordt gemaakt, ontstaan er meer mogelijkheden om bij een niet perfecte plaatsing, toch de serie te
verkrijgen.
STOOTBEELD 12:
Concentratie op bal Z.
Variaren in afstand van bal 1 tot bal 2 en
van 'bal 2 tot bal 3 + in afstand tot de hoek.
STOOTBEELD 13:
Bal 1 en 2 Iiggen recht ten opzichte van
elkaar. Bal 1 rechts effect, bal 2 zo vol mogelijk aanspelen "en hal 3 dun raken + bal 2 opvangen. Vlot spelen.
STOOTBEELD 14:
Concentratie op bal 2.
Rood wordt aan de linkerzijde geraakt omdat
er door het naar buiten spelen van bal 1
meer mogelijkheden ontstaan dan wanneer
binnendoor wordt gespeeld.
STOOTBEELD 15.:
Bal 2 wordt in de ruimte acnter bal 3
geplaatst.
Bal 1 wordt via de band gespeeld.
Variatie: Bal 3 dichter bij de bandj bal 1
maakt de ruimte die nodig is voor bal 2.
STOOTBEELD 16:
Bal 2 wordt via 2 banden gespeeld, bal 1
via de korte band.
De concentratie ligt bij "Bal 2 op de
plaats II •
STOOTBEELD 17:
Bal 2 via 1 band (moeilijk). Bal 1 via 1 band.
STOOTBEELD 18:
De opening niet te groot maken. Amorti.
STOOTBEELD 19:
Spelen met links effect.
STOOTBEELD 20:
Rustig en lang (traag) afstoten .met rechts hoog effect.
Algemeen:
Zie de overeenkomsten (en verschillen) tussen rneerdere stootbeelden.
blad-2
T mes computer- systeem
..g'
1 STDOT-SERrE
brengen-serie 1S'(OOT - SERlE
12
\ 8..S.Cl:i1 L MET tiEL:!. . 6 EN 110
1-' ,. •
-1 STOOT - SERlE
;,
'
1
KAN
14
1 STOOT - SERlE
I
1
~
,'\
...'4
,/
, '
/
,
,
K.~tL.J_~TOOT - SE RIE
\
\
\
16
,
\
, ,
r'-
STOOT-SERIE
'\
"
\
,'b
KAN 1
~"\
b
. ,
'}) , ,
II
.£
.I
.\ AN 1 STOOT-SERIE
18
I
I
",
I
,
lL
)
KAN 1 STOOT-SERrE
•
,
I
• , I
I
/
,
\ \
"
\
I
•
\.':.(&, .'
_.
20
\ LINKS
EFFECT
Lf"
~
.0
KAN
RECHTS EFFECT
- - --..
-~
blz. 4
STOOTBEELD 21:
Erg fijn (finesse) spelen.
Bal 2 dun aanspelen.
De concentratie is gericht op de plaatsing
van bal 2.
STOOTBEELD 22:
Verwisselen; bal 2 aan de korte band
plaatsen, dus aanmerkelijk dikker aannspelen'
dan in stootbeeld 21.
STOOTBEELD 23:
In de tekening wordt bal lover 1 band
gespeeld.
Indien mogelijk, is het beter bal lover
2 banden' te spelen omdat er. dan meestal
een betere positie voIgt.
STOOTBEELD 24:
Erg veel variaties mogelijk tot zeer dicht
bij de hoek.
STOOTBEELD 25:
Op maat (zacht) naar rood.
Bal 2 wordt in de ruimte achter rood
geplaatst.
Variaties: Afstand van ball en 2 ten
opzichte van de lange band en de hdek van
bal-l ten opzichte van bal 2 + plaatsing
van bal 3.
STOOTBEELD 26:
De concentratie ligt bij: nBal 2 op de
plaats".
STOOTBEELD 27:
Rustig spelen.
. STOOTBEELD 28:
Lossebandstoot over 3 banden .
STOOTBEELD 29:
De concentratie ligt bij de plaatsing
van bal 2.
STOOTBEELD 30:
De concentratie is gericht op het opdrijven
van bal 2.
Algemeen:
Zie bladzijde 1.
bled -3 brengen-serie
T. mes comRuter-sy'steem , 21
KAN__UTOOJ - SE:RIE
/
.P
22
KAN 1 STOOT-SERIE
/
FINESSE
.,
23
.P-=
VERWISSELEN
STOOT-SERIE
j).
KAN 1 STOOT SERI E ,,/
/ GROOT
25
rt
KAN ·1 STOOT-SERIE
26
-~
KAN 1 STOQT SEBIE
.~.
ISbEIN
\
l~
KAN 1 STodT-SERIE
28
KAN 1 STOOT - SERI E , MASSE
30
\
29
~
r'b,
ISAN 1 STOOT - SERlE
KAN 1 STQQT - SERlE
J ,
, MASSE
bIz. 5
STOOTBEELD 31;
De concentratie is gericht op het mikpunt op de band + het op maat spelen. Ook hier geldt: Over 2 banden spelenomdat dan (meestal) ee~ betere positie wordt verkregen.
STOOTBEELD 32:
Opdrijvend spelen.
STOOTBEELD 33:
HOp maat" spelen.
STOOTBEELD 34:
Met (veel) effect.
STOOTBEELD 35:
Met (veel) effect.
De hoeveelheid is afhankelijk van de gewenste
afslag van ball.
STOOTBEELD 36:
Lossebandstoot over ~ band. Moet met durf worden gestoten. Liever te hard dan te dun.
...:.: ....... '
-"
~
. .'
.
)~: STOOTBEELD 37:
Lossebandstoot waarbij bal 3 veer bal 2 ligt.
STOOTBEELD 38:
Bal 2 opduwen, waarna stootbeeld 37 voIgt.
STOOTBEELD 39:
Er wordt· met links effect ("tegen-effect")
via de band gespeeld.
Variatie: Weinig ruimte achter rood.
Bal 2 zeer dik raken; bal 3 dun raken en bal
2 opvangen.
STOOTBEELD 40:
Doorschietstoot via de band met rechts
effect.
Algemeen:
Zie bladzijde 1.
38
blad - 4
lmes comRuter-systeem !,
'_STOQT - SERlE 2 BAND- LQSBANP
/
A
brengen-serie 32
1 STOOT - SERI E LOSBAND - OPDRIJVEND
CD
33
FINE SSE
/
(})
~
1 S TOOT - SERlE
~:
3~
KAN 1 STOOT - SERI E
@ /
(0 ERIN - ERUIT
lit'
;
I
It::
KAN -_._---_.1 STOOT-=SERIE ® ---.-
35
36
1 STOOT -SERlE
i
®
I
ERUIT-ERI~
t 37
IL
~At-J
38
KAN 1 STOQT -SERlE
2
SIQIEt-J - SEBIE
(j)
~
~ I
"
39
! ;
b'
'\
KAN
40
1 STOOT -SERlE
••
DAARNA NR.: 37
II
W
KAN
1
S1 QQT - S E B I E
II
® LOSBAND-DOORSCHIETEN LINKS-EFFECT
~\
.,
REctnS EFFECI
~
~ ~ .~
,,'''.v ,;"'""'::.:..';....-.-:.:.
(;l:.i...'~:~~: ~~.~;.-.,;b:, '."';.,
bIz. 6
STOOTBEELD 41:
. STOOTBEELD 42:
Variaties: Linkshandig spelen ~ de afstanden
kleiner en groter maken.
Indien bal 2 dichter bij de band ligt en er
is onvoldoende ruimte om bal ,2 er ·tussen te
spelen, dan ruimte maken.
Bal 3 (rood) uit '4e band spelen .
STOOTBEELD 43:
Ball niet te ver terug laten lopeno
Denk aan de 3 mogelijkheden.(Zonder effect,
links effect en rechts effect). .
STOOTBEELD 44 :.
Bal 1 bui ten spelen. ~
Bal 2 komt via 2 banden terug.
Bal 2 niet te dik aanspelen i.v.m. zijn
snelheid.
De concentratie ligt op bal 2.
Zie de mogeliJkheid om dit stootbeeld in
kader toe te passen als kering. (In het .
anker) •
STOOTBEELD 45:
Niet masseren maar via de 'band spelen.
Uitsluitend masseren indien ball dichtbiJ
bal 2 ligt.
Aanvoelen wanneer het een masse moet zijn.
STOOTBEELD 46:
Bal 2 over 2 banden.Opvangen.
STOOTBEELD 47:
Masse. De concentratie ligt op bal 2.
Bal 2 voldoende opdrijven.
Dit is' opdriJvend masseren.
Zacht, maar weI doorgaan in de bal.
Op nieuw laken bal 2 iets dikker aanspelen.
STOOTBEELD 48:
Korte droge afstoot met een rustige
voorbeweging. . , .
STOOTBEELD 49:
Denk aan de 3 mogelijkheden.
Variatie: Bal 3 vast aan de band.
STOOTBEELD 50:
Piqueren met een weinig links effect.
Algemeen:
Zie bladzijde 1.
blad-5 brengen-serie
T. mes comRuter- sy'steem KA N
/~
1 STOOT - SERlE
to
43
"
KAN 1 STOOT - SERlE
1
UIT
BAND
3
UIT
BAND
2
fN DE OPENING
I
~.~
/
"
,-
1 STOOT - SERrE
.. I',
42
KAN
1 S TOOT - SERlE
"
I
I
,
45
46
KAN 1'STOOT-SERIE
"~ '.
1 Sloar - SEBIE
" \
KAN 1 S TOO T - S E R I E
48
K AN 1 STOaT - SERlE
,
~
MASSE (TOK)
MASSE
0,
I
49
KAN
1 STaDT - SERlE
50 KAN 1 STOaT - SERlE
FUN -DUBBEL- KLOS
.to
,
.;6\
PIQUE
'.
bIz. 7
STOOTBEELD 51:
Opdrijvend spelen (daarna betere positie). Indien d~ opening achter bal 3 klein is. bal 2 voller aanspelen.
STOOTBEELD 52:
Opdrijvend spelen. "Eventueel het effect versterken door "gekopt" te spelen. (pikH:elen) •
STOOTBEELD 53:
Bal 1 boven het hart spelen.
STOOTBEELD 54:
Rood iets opdrijven. Daarna voIgt stootbeeld 51. Denk aan de 3 mogelijkheden.
STOOTBEELD 55:
Masseren via de band dus altijd drukkenl
STOOTBEELD 56:
Bal 1 moet buiten komen.
Denk "aan variaties.
STOOTBEELD 57:
Zacht spelen, dun van wit.
Daarna voIgt stootbeeld 51.
STOOTBEELD 58:
Op de klos. Pittig afstoten.
STOOTBEELD 59:
Op de klos, daarna. eventueel' dubbelklos.
Zo dik mogeliJk aan8pel~n.
Duwend, over de duim spelen.
STOOTBEELD 60:
Met durf stoten.
Algemeen:
Ais je denkt dat het ••••.•• nog net kan,
niet meer doen!!! II
Leren zien waar het meeste gevaar dreigt.
Bekijk de mogelijkheden.
Zie bladzijde 1.
blad-6
T.mes comRuter-systeem
:> 1
53
KAN
KAN
1 SToaT-SERlE
/A.':'~
2 STOTEN- SERlE
-0\
brengen-serie
52
KAN 1 SToaT - SERlE
51.
KA N 2 STaTEN - SERlE
/ DAARNA NR.: 51
DAARNA ~.
55
KAN
56
1,'STOOT.-SERIE
KAN
2STOTEN-SERIE
DAARNA NR.: 51 MASSE
KAN
5a
2 STaTEN -SERlE
KAN 1 STOaT - SERI E
/ DAARNA NR.: 51
59
2 STOTEN - SERlE
/
TREKKEN OP DE KLOS
60
KAN
1 STOaT - SERI E
NIJDIGER OPVANGEN L~J.~At-J.l
¢\\
bIz. 8
STOOTBEELD 61:
Variaties: Schuine ligging ten opzicht van de
band + los in plaats van vast. .
Indien los, dan met iets meer effect spelen.
Vastliggend: Goed op dikteaanspelen.
STOOTBEELD 62:
Goed op dikte aanspelen.
Denk aan de 3 mogelijkheden.
STOOTBEELD 63:
Variaties: Schuine ligging + hal 2 en 3 los.
STOOTBEELD 64:
Pittig stoten met links effect.
Indien deze ligging kort bij de hoek is
gesitueerd dan een "nijdig" (vinnig)
trekstootje.
STOOTBEELD65:
Dun van bal 2.
Denk aan de 3 mogelijkheden.
STOOTBEELD 66:
Pique zonder effect.
Bal 2 dun aanspelen.
.'
STOOTBEELD 67:
Yoelen dat ball terugkomt.
Bal 2 wordt vaak te dik geraakt.
STOOTBEELD 68:
Bal 1 via 1 band.
Bal 2 via 2 banden.
Variatie: Bal 2 vast aan de band.
. STOOTBEELD 69:
Erg nauwkeurig (finesse) spelen .
STOOTBEELD 70:
Als de ruimte tussen bal 2 en 3 klein
is, (zoals in de tekening) passage
via de band.
Indien de ruimte groter is! Sluiten +
opvangen.
Algemeen:
Zie bladzijde 1.
.
biad - 7 brengen-serie
!mes comRuter-systeem 51
~
63
'\
\
KAN 1 STOOT -SERlE
t
..
,,
55
62 .'
1 STOOT-SERIE
I
--
,,
r---~
OP DE KLOS
OP DE KLOS
\
1 STOOT - SERlE
64
,
·•• I
~
H
<\
OP DE KLOS
66
KAN 1 STOOT-SERIE
OP DE KLOS
KAN
/
..;7
69
1 STODT-SERIE (VAST)
.'
... >
A
STOOT-SERIE
1 STOaT-SERlE ZIE VERSCHIL MET NR.:46 IN FINESSE
1 STOOT-SERIE
PIOUE
68
70
-
KAN
1 STOOT -SERlE
--- --
bIz. 9
11 STOOTBEELD 71:
Bal 1 rechts effect.
Zie ook de stootbeelden 19 + 20.
STQOTBEELD 72:
Bal 2 komt terug over 2 banden.
Variatie: Bal 3 vast.
Zie ook de stootbeelden, 13, 16, 16, 17 en
107.
STOOTBEELD 73;
Concentratie (Voelen) : Bal 2 op de juiste
plaats.
Denk aan de 3 mogelijkheden.
STOOTBEELD 74:
Masseren.
Zie ook stootbeeld 1.
De concentratie ligt op plaats tt •
STOOTBEELD 75:
"Bal 2 op de
Variatie: Bal 2 vast aan de band.
Altijd proberen zo recht mogelijk te ten opzichte van bal 2.
1S plaatsen"~
"",
:-:;..
.. ,
;. ;: STOOTBEELD 76:
Zie het kommentaar bij stootbeeld 15. Dit geldt ook hier aIleen nu-door middel van een masse.
STOOTBEELD 77:
Sluiten. Vervolgens passage spelen.
Kan in 3 tot 5 stootjes in de serie worden
geplaatst.
STOOTBEELD 78:
Plaatsen op rood.
Daarna voIgt stootbeeld 4 of stootbeeld 6.
(Passeren door middel van een trekstootje
of.via een pique).
STOOTBEELD 79:
Indien ball dicht bij bal 2 ligt, masseren. Zie ook stootbeeld 108.
STOOTBEELD 80:
Zie het kommentaar
Algemeen:
Aan de korte band wordt de d.ffi.V. placement. Zie bladzijde 1.
bij stootbeeld 78.
se~ie
gespeeld
0
~~
.-~.~
:1';:
r
19'
blad-8
T. mes comJ2uter-systeem K_~H
71
brengen-serie
..,,
__LS TQOL-_~_E RI E
72 \ '\ '.
KAN 1 STOOT-SERIE
'
\
-19 - 20-
~. 73
..13-15-16-17. \
1 S TOO T - S E R I E ,
MASSE
75
76
KAN 2 STOTEN-SERIE
.. 5 ..
!
5
~-
,/"0
~-
771J
KAN
KAN 2 STOTEN-SERIE
3-1.-5 STaTEN-SERlE
J.
78
KAN
I
c{ \
tjADIEN 4 QF Q
80
1 STOOT-SERIE
2 OF 3 STOTEN - SERlE
--- .
KAN 20F3 STOTEN-SERIE
,
MASSE 108
~\
!~================~~======~
FINESSE
~
\
bIz. 10
81
STOOTBEELD 81:
Bal 1 voorbij bal 3 spelen. De concentratie is gericht op bal 2.
STOOTBEELD 82:
Zodanig plaatsen op bal 2 dat stootbeeld 81kan worden gespeeld.
STOOTBEELD 83:
Piqu~.
53
Daarna volgen meestal meerdere mogelijkheden waaronder de stootbeelden 4 en 6. STOOTBEELD 84:
Pique-rentre.
Indien de afstand van bal 1 tot bal 2 kort
is; korte afstoot.
STOOTBEELD 85:
Iedere masse via de band duwend afstoten.
(drukken) .
STOOTBEELD 86:
Bal 2 vast.
Vraagt training.
Indien de carambole wordt sprake van een biljarde .
. STOOTBEELD 87:
ge~aakt
is er geen
Op souplesse.
Variatie: Bal 3 zo dicht bij de band dat er
onvoldoende ruimte is voor bal 2: Opening spelen.
STOOTBEELD 88:
Bal 2 naast bal 3 plaatsen.
Bal 3 iets optrekken. (Betere positie).
STOOTBEELD 89:
Bal 2 uit de band trekken.
Hierna voIgt meestal een aantal waaronder ook siootbeeld 104.
j7~..
moge~ijkheden
STOOTBEELD 90:
Als de opening achter bal 3 te klein is, dan bal 2 de opening laten maken. Conc~ntratie op het tempo van bal 2.
Algemeen:
Zie bladzijde 1.
.
,,
~
I I
,
.
blad-9 brengen-serie
- T.mes comRuter-systeem 81
i
,
83
B2
KAN 1 STOOT-SERIE PIQUE
KA N 3-4 -5
KAN 2 STOTEN- SERI E
~
STOTEN - 5 ERrE
KAN
NADIEN 4 OF 6
~
85
PIQUE - RENTRE
PIQUE
KAN 1 STOOT - SERlE
KAN
86
KA N 1 S TOOT - S E R IE
2 STaTEN - SERI E
.. 3
I
.
\
I~
'g,
MASSE
87 Li
1 STOaT - SERI E
NU 2 VAST
.
\
a8
KAN
..,
.
,••
1 STOaT-SERlE I
'"
• •
I
I I
~\
, I ,
I
•,
,•
(i..
/
,
,
:
,
•
I
"
89
3-4 OF 5 STOTEN-SERIE ( DRAAIEN)
~-
... 104 ....
90
KAN
1 STOOT -SERlE
... B -
10
.
:"
.
bIz. 11
STOOTBEELD 91:
Concentratie op bal 2.
Zle ook stootbeeld 41.
STOOTBEELD 92:
Denk aan variaties, zoals los in plaats van
vast, los van de band e.d.
STOOTBEELD 93:
Pique.
Bal 3 zo dun mogelijk raken.
STOOTBEELD 94:
Bij grote opening en onvoldoende ruimte
achter bal 3, eerst sluiten.
Daarna stootbeeld 4 of 6, danwel passage.
STOOTBEELD 95:
Op maat naar rood.
Denk aan de 3 mogelijkheden.
Zie ook stootbeeld 25.
::.,',
STOOTBEELD 96:
Op maat naar rood.
Denk aan de 3 mogelijkheden. Zie ook stootbeeld 25.
STOOTBEELD 97:
Zodanig plaatsen op rood dat stootbeeld 9 wordt verkregen.
i:. ..
.....
>
STOOTBEELD 98:
Vol en zacht!!!!! Als het ware tegen bal 3 "laten vallen tt •
I' !1
i
STOOTBEELD 99:
Pique. Kort afstoten (Tok).
STOOTBEELD 100:
Losseband.
Variaties: Verander de ligging van bal 2.
Denk hierbij ook aan de entre.
Algemeen:
De serie keren van "tegen de hand ll naar
"v~~r de hand".
Ind~en de oude opening wordt gebruikt:
Dik op bal 2 spelenj dicht bij bal 3 blijven.
Beter is, indien mogelijk: Zodanig plaatsen
dat stootbeeld 2 wordt verkregen waarna in 1
stoot kan worden gekeerd.
Zie bladzijde' 1.
Lit U U -
lmes comRuter-systeem
Iv -:
brengen-serie t
92
KAN 1 STOOT -SERI E
1 STOOT -SERI E
- 64 -
- 41 .
KAN
1 STOOT-SERIE
94
KAN 2 OF 3 STOTEN-SERIE
.
PIQUE
..
. ,
.
I
"
"
V' .
4 OF 6
KAN
90
1 STOOT - SERlE
~.
KAN
1 STOOT-SERIE
I
~
\
\ RECHTS- EFF ECT
2 STOlE N -SERI E
•
2S
L
L
98
ZONDER- EFF EeT
'f
KAN 1 STOOT - SERI E
I
9
KAN 1 STOOT - SERI E
PIQUE
2S
100
KA N
2 STOTEN - SERI E
bIz. 12
STOOTBEELD '101:
Bal 1 wordt via de band gespeeld.
Bal 3 wordt aan de achterzijde geraakt.
STOOTBEELD 102:
Rood opdrijven en plaatsen op wit.
Dan wit opdrijven en plaatsen op rood.
Daarna compact leggen via een trekstootje
van rood.
STOOTBEELD 103:
Bal 1 wordt gespeeld met links effect.
Bal 2 klost bal 3 naar buiten.,
STOOTBEELD 1Q4:
Eerst sluiten.
Dan in een schuine positie plaatsen om
vervolgens bal 2 via 2 banden door de hoek
te spelen.
STOOTBEELD 105:
Bal 2 kan niet meer worden "gehouden". (
Bal 1 moet bal 2 in de ruimte achter bal 3 i,
opvangen.
STOOTBEELD 106:
Bal 2 wordt via 2 banden gespeeld.
Sluiten.
Daarna via 2 tot 3 stootjes in de serie.
I
I
STOOTBEELD 107:
Bal 2 wordt via 1 band gespeeld. Omdat er onvoldoende ruimte achter bal 3 ~qP wordt deze door ball zodanig geraakt, da I deze uit de band komt en daarbij voldoende I ruimte maakt voor bal 2.
STOOTBEELD 108:
Ball en bal 2 dicht bij elkaar: Masse. Zie ook stootbeeld 79.
STOOTBEELD 109:
Rood zodanig plaatsen dat bij de volgende stoot de witte bal via 2 band en in de serie! kan worden geplaatst. Eventueel 1 of 2 0' stootjes meer.
STOOTBEELD 110:
Pique.
Ruim spelen. Bal 3 optrekken.
Zie ook de stootbeelden 4, 6 en 11.
Algemeen:
Zie bladzijde 1..
blad -11
Imes comRuter-systeem KAN
103
1 STOOT-SERIE
1 STOOT-SERIE
',.
brengen- serie
102
2 STOTEN-SERI E
104
4 OF5 STOTEN-SERIE
• e9 ..
OP DE KLOS
/
~1
\
105
••
1 ST.oOT- SERlE
~
r
106
~
;3 OF 4 STOTEN -SERlE
\
I
K AN 1 S TOO T - S E R I E
108
1 S TOOT - SE RIE MASSE
\ ~
1 3 -15 - 15 -1 7 - 72
.
- 79
~
\
109
3 OF I. STOTEN - SERI E
110
KAN 1 STOOT-SERIE
11 L. - 5
•