NIEUWSBRIEF
April 2015 NUMMER
100
Maand van de Filosofie 2015: Boeksignalement
PROFETISCHE WOEDE OVER ONGELIJKHEID De huidige Maand van de Filosofie heeft een pijnlijk actueel thema: ongelijkheid. Ook de kerk laat zich krachtig uit over dit onderwerp, zo laat een recent boek over het sociaal-economisch denken van paus Franciscus zien. Een boeksignalement. Door Eveline van Buijtenen Sinds de economische crisis in 2008 begon, ligt het kapitalisme zwaar onder vuur. Met de komst van tegenbewegingen als de Spaanse Indignados, de Griekse Aganaktismenoi en de wereldwijde Occupy-beweging lijkt er beweging te zijn gekomen in het politieke en economische discours. Het boek Kapitaal in de 21e eeuw van de Franse econoom Thomas Piketty heeft een brede maatschappelijke discussie over ongelijkheid ontketend. Ook de kerk mengt zich in deze discussie. Paus Franciscus heeft de bestrijding van toenemende armoede en ongelijkheid tot één van zijn hoofdthema’s gemaakt. Franciscus laat zien waar hij met de kerk heen zou willen, zowel in daden – het ondersteunen van daklozen in Rome – als in woorden. Wat die woorden betreft moeten we niet alleen aan zijn felle aanval op het kapitalistische systeem in de encycliek Evangelii Gaudium denken, maar ook aan het onlangs verschenen boek van Andrea Tornielli en Giacomo Galeazzi, waarin zij het sociaal-economische denken van de paus nader voorstellen. De titel van het boek laat geen misverstand bestaan over de positie van Franciscus: Questa economia uccide, ‘deze economie doodt’.
In dit nummer: Literaire ‘app’ Interview (oud-)redacteuren Essay Interview Len Munnik
p. 3 p. 4 p. 6 p. 8
Oud Testament Met zijn strijd tegen ongelijkheid en voor een rechtvaardiger wereld staat de paus in een lange geloofstraditie. Het Oude Testament laat al zien hoe een door God bedoelde rechtvaardige orde continu wordt bedreigd door menselijk handelen. Daarbij is geen sprake van verheerlijking van armoede of afkeer van rijkdom. Armoede wordt in het Oude Testament gezien als een fenomeen dat, in strijd met de door God beoogde rechtvaardige orde, krachtig bestreden moet worden. De bestrijding loopt via concrete wetten. Zo lezen we gedetailleerde aanwijzingen voor de zorg voor vreemdelingen en weduwen, over het afstaan van tienden en over schuldendelging in het jubeljaar. Ook is het innen van rente op schulden binnen de eigen gemeenschap verboden. Dat de wet juist op deze punten al te vaak niet werd nagevolgd, maken we op uit het optreden van opeenvolgende profeten, die bij herhaling herstel van de door God gewilde rechtvaardigheid bepleitten. De joodse wetten konden de spanning tussen de door God gewilde rechtvaardige samenleving en de geldeconomie Actueel p. 10 niet wegnemen. Sluwe misduiding van Beeldmeditatie p. 11 de wet was aan de orde van de dag. Hierop reageerde Jezus in de beroemde Column p. 12 tempelscène: “Wee jullie, Rechtsgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 1
publicaties geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.” (Matteüs 23:23-24) Bij dit profetisch optreden liet Jezus het niet. Hij geeft armoede een ongekend hoge status. Armoede wordt een spirituele deugd die beloond zal worden met verlossing, met het ‘koninkrijk van de hemel’. Materiële armoede en spirituele rijkdom zijn voortaan innig verbonden. Rijkdom wordt in het Nieuwe Testament, anders dan in het Oude, echt verafschuwd. Voor een rijke is het vrijwel onmogelijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: zelfs een kameel past nog makkelijker door het oog van een naald (Matteüs 19:24).
momenteel dominante kapitalistische systeem echter kent een heel ander richtpunt: winstmaximalisatie. Daar gaat geen enkele morele verplichting van uit. Integendeel: winstmaximalisatie blijkt regelrecht te voeren naar systematische vernedering en uitbuiting van mens en wereld. Paus Franciscus komt hiertegen met een profetische woede in het geweer. In de beste traditie van de kerk – die van de Bijbel, de vroege kerk vaders, de encyclieken Quadragesimo Anno en Populorum Progressio – trekt hij ten strijde tegen een internationaal ‘imperialisme van het geld’. Daarbij trekt hij van leer tegen een verabsoluteerd, van iedere vorm van gemeenschapsbetrekking losgezongen recht op privé-bezit. Met name in de Verenigde Staten wordt hem daarom ‘communisme’ verweten. Het laatste deel van Questa economia uccide bestaat uit een interview met Franciscus, waarin hij dit verwijt onder verwijzing naar de traditie krachtig naar de prullenbak verwijst. Fel trekt de paus in het interview opnieuw van leer tegen een economisch stelsel waarin geld centraal staat, en niet de mens; een systeem dat in zijn woorden al tijdenlang kinderen, armen en ouderen marginaliseert, en nu - met de huidige economische crisis - ook ontelbare jongeren terzijde drukt. Het boek Questa economia uccide is momenteel alleen nog in het Italiaans beschikbaar. De belangrijkste delen van het slotinterview zijn in het boek in het Engels vertaald, en online raadpleegbaar via de site van La Stampa (zie de link in het kader). Het korte, maar uiterst boeiende interview laat zien hoe paus Franciscus een verkeerd gericht economisch systeem in niet mis te verstane bewoordingen trefzeker aanklaagt, als een profeet voor onze eigen tijd.
De paus trekt fel van leer tegen een stelsel waarin de mens niet centraal staat
Imperialisme Wanneer God, rechtvaardigheid en geestelijke rijkdom onze richtpunten zijn, hebben we als mensen een morele verplichting om rechtvaardig te handelen en ongelijkheid tegen te gaan. Het
Eveline van Buijtenen is religiewetenschapper
Andrea Tornielli en Giacomo Galeazzi, Papa Francesco - Questa economia uccide, Piemme, Milaan, 2015, ISBN 978-88-566-4495-1. Zie voor het slotinterview van het boek in Engelse vertaling: http://vaticaninsider.lastampa.it/en/ the-vatican/detail/articolo/38493/ of scan de qr-code in.
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 2
netwerk Oud-scholar publiceert verhaal als app
BITTERVELD: EEN LITERAIRE REIS DOOR BERLIJN Een non-lineair verhaal vertellen dat werkelijk overtuigt en boeit. Dat is de inzet van de nieuwe smartphoneapplicatie (‘app’) Bitterveld. Een gesprek met bedenker Liesbeth Eugelink. Door Joost van der Net Al sinds haar studie Literatuurwetenschappen is Liesbeth Eugelink, schrijver en oud-scholar van Stichting Thomas More, gefascineerd door de bepalende rol die techniek in de vernieuwing van de kunsten kan spelen. Het zit Eugelink daarbij al enige tijd dwars dat nieuwe media in de beeldende kunst, in het theater, in de film en in het design inmiddels niet meer weg te denken zijn, maar dat ze in de literatuur nog nauwelijks een rol spelen. “Nieuwe media hebben niet die vernieuwing gebracht waar men in de letteren op hoopte: een nieuwe manier van vertellen namelijk, die net zo overtuigend en boeiend is als de klassieke vertelling met een kop en een staart – het zogeheten ‘lineaire verhaal’. Hoe vind je een nieuwe verhaalvorm, die net zo overtuigend, boeiend, begrijpelijk en aantrekkelijk is als de lineaire vorm? Want de klassieke leeservaring, daar zijn we met z’n allen zo aan gewend geraakt, die vervang je niet zomaar door iets anders. Welke non-lineaire vorm zou kunnen werken? Die vraag houdt mij al een behoorlijke tijd bezig.”
niet los van de vraag wat de verschrikkelijke gebeurtenissen van toen, ons nu nog te zeggen hebben.” In Bitterveld draait het inhoudelijk om zien en niet-zien, wegkijken en de andere kant opkijken, een fenomeen dat iedereen hier en nu uit eigen ervaring kent, en dat in de vreselijke jaren ‘39-’45 zo’n gevaarlijke rol speelde. “Dat is wat ik over de inhoud kwijt wil, meer niet. De app moet ook nog iets verrassends hebben”, lacht Eugelink. Het is duidelijk dat de lancering van de app kort voor de herdenkingsmaand mei geen toeval is. “De metroplattegrond van Berlijn levert de foto: Raymond Pourchez vorm voor mijn verhaal. Niet de werkelijke plattegrond, zoals je hem bij elke kiosk kunt kopen, maar de fictieve plattegrond die Bitterveld beschrijft, en die voor de app is neergezet door grafisch vormgever Bas Reijnen.”
Reisroutes Met de komst van de smartphone zijn we volgens Eugelink eindelijk zo ver dat een verhaal op non-lineaire wijze optimaal kan worden verteld. “Als lezer kun je in Fascinaties Bitterveld soepel navigeren tussen teksten In 2003 en 2007 schreef Eugelink twee die aan elkaar gekoppeld zijn tot logische experimentele verhalen. Cuenca! zette zij verhaallijnen, mét behoud van het leesop als een interactief verhaalspel dat zich plezier en -gemak dat we van klassieke ontplooit volgens de vorm van de Spaanse verhalen gewend zijn. Bitterveld is een tekst Liesbeth Eugelink Azulejos-tegels. In Father: A Tribute gebruikdie lineair van a tot z ‘klopt’, en die tegete zij het aloude Memory-spel als leidend lijkertijd via diverse motieflijnen gelezen principe om met het geheugen van de lezer te spelen. “Helaas kan worden, zodanig dat het verhaal aan betekenis wint. Het gaat was het ‘t allemaal net niet. De techniek liet het nog afweten. daarbij niet om willekeurige verhaallijnen. De keuze is niet einMet mijn nieuwe verhaal Bitterveld heb ik sinds 2007 eindelijk deloos, want dan stuur je als verteller de lezer het bos in en ben een inhoud met een echt werkende vorm kunnen combineren. je hem kwijt. Nee, de verhaallijnen zijn uitgestippeld volgens een In de donkere dagen voor kerst van dat jaar bezocht ik Berlijn. eindig aantal mogelijke lees- c.q. reisroutes.” Met de metro was ik op weg naar mijn hotel, toen iemand die ik Bitterveld geeft de lezer de illusie dat hij, waar hij ook is, in real ‘Andreas’ zal noemen instapte. Hij trok mijn aandacht door zijn time de herdenkingsmonumenten van Berlijn bezoekt, en deelgeonsamenhangende gestamel over de stad en haar verleden. Plotsnoot wordt van de ervaringen en gedachten van de hoofdpersoon. klaps realiseerde ik me dat Andreas en vele andere mensen in de “Dat die persoon een hedendaagse elckerlijc is: iemand waarin iemetro drager konden worden van een verhaal dat ik altijd al wilde dereen zich kan herkennen, kunnen gebruikers lezend en spelend vertellen over de relevantie van de Tweede Wereldoorlog voor de met de app zelf gaan ontdekken”, besluit de schrijfster. “Ik hoop mensen van nu.” dat ze net zoveel plezier aan het gebruik zullen beleven, als ik aan In de applicatie Bitterveld komen drie fascinaties van Eugelink bij het maken ervan heb gehad.” elkaar. Naast de fascinatie voor literaire vernieuwing, is er die voor ondergrondse spoorlijnen, die nota bene dateert van de eerste keer dat ze als kind van zes met de Parijse metro reisde. Bitterveld komt in de loop van april 2015 als app voor Centraal in de app komt ook haar grote fascinatie voor de Tweede iPhone beschikbaar via de App Store. Wereldoorlog naar voren. “Ik vergeet nooit hoe ik op school voor Meer informatie: het eerst hoorde en las over de gruwelen van die wereldbrand. www.bitterveld.eu of www.liesbetheugelink.nl. Mijn ouders hebben allebei die oorlog meegemaakt, waardoor de afstand tot dit verleden voor mij altijd klein is gebleven. Ik kom nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 3
jubileum
Foto: Roy Lazet
V.l.n.r.: Anton deWit,Theo van de Kerkhof, Gerard van den Heuvel, Joep Beliën.
HONDERD KEER MORE In 1987 verscheen het eerste nummer van Radboud info. Honderd nummers en een naamsverandering verder groeit het aantal lezers nog steeds gestaag. Een kringgesprek met voormalige eindredacteuren Joep Beliën, Gerard van den Heuvel en Theo van de Kerkhof, en de huidige eindredacteur Anton de Wit. Door Kitty Arends “Dat het op de universiteiten om meer draait dan een opleiding die een hoog salaris oplevert, en dat dit op de agenda moet blijven.” Joep Beliën weet nog goed dat hij hierom ‘ja’ zei tegen het redacteurschap. Dat was in 1987, toen Stichting Thomas More nog Radboudstichting heette. De nieuwsbrief werd als Radboud info ten doop gehouden. Als redacteur van het eerste uur signaleerde Beliën aan de universiteiten een zekere spirituele armoede, terwijl er een heel duidelijke katholieke levensbeschouwelijke stroming in Nederland bestond. De universiteiten konden van die stroming profijt hebben, meende hij, en als redacteur wilde hij zich daar graag voor inzetten.
Zoals Joep al zei: er bestond in die tijd een behoorlijke geestelijke armoede in het hoger onderwijs. Universiteiten leken steeds meer gericht op het afleveren van studenten in economische topposities. Dat was een kwalijke verschraling van hun oorspronkelijke functie: de vorming van de hele mens. De Radboudstichting bracht het vormingsideaal weer in de belangstelling, door vol in te zetten op bijzondere leerstoelen. Daar hoorde ook een communicatieorgaan bij.” Gerard van den Heuvel: “Van oudsher had de stichting een dubbele taak: én de oprichting van een universiteit én het aanwezig stellen van katholieke levensbeschouwing aan zoveel mogelijk openbare universiteiten. Die tweede taak bleef ook na de verzelfstandiging van Nijmegen overeind, en dat is dan ook de voornaamste reden dat de stichting is blijven bestaan. De nieuwsbrief werd in de jaren ‘80 een orgaan waarin onze katholieke bijzonder hoogleraren van zich konden laten horen.” Theo van de Kerkhof: “Radboud info was vanaf het begin zeker ook bedoeld om onze geldschieters, de dragende krachten van de stichting, goed te informeren over het stichtingswerk. We lieten zien dat de stichting aan de weg timmerde, met goede inhoudelijke bijdragen.”
Een brede blik en open houding vormen een rode draad
Ontzuiling Anton de Wit: “In de tijd dat de Radboud info werd opgericht was de stichting bezig om zichzelf opnieuw uit te vinden. De stichting had sinds 1905 als een typische zuilinstelling gefunctioneerd. Haar hoogtepunt was de oprichting van een katholieke universiteit in Nijmegen geweest. Na de verzelfstandiging van die universiteit in de jaren zestig gleed zij langzaam weg in een slapend bestaan. In de jaren tachtig zag zij zich voor de keuze gesteld: of zichzelf opheffen, of zichzelf opnieuw uitvinden. Het werd dat laatste. nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 4
jubileum Spagaat Inhoudelijk is het blad volgens de redacteuren niet zo veel veranderd. Dat geldt in mindere mate voor de vormgeving, waarmee vooral de zittend eindredacteur heeft geëxperimenteerd. Niet geheel zonder dilemma’s, vertelt De Wit: “Toen ik als net afgestudeerd journalist hier begon als redacteur, had ik een zekere affiniteit met de studenten. Kijkend naar het blad dacht ik: dat kan wel wat frisser. Dat leverde wel iets van een spagaat op. Het blad werd immers ook gemaakt voor de dragende achterban, die doorgaans uit wat oudere generaties bestond. Die hechtte qua vormgeving en opzet aan andere dingen dan de groep studenten. Inhoudelijk was die spagaat minder aanwezig. Over het algemeen is er weinig controverse geweest over de inhoud van het blad.” Van den Heuvel: “In mijn tijd heb ik slechts twee opzeggingen meegemaakt. Beide kwamen naar aanleiding van een column over een huwelijk tussen twee lesbiennes.” De Wit: “Man-vrouwverhoudingen liggen soms ook gevoelig. Ik heb weleens een boze brief gekregen vanwege een advertentie waarin stond: Nieuwe lezers (m/v) gezocht. ‘Waarom m/v en niet v/m’, was dan de vraag. Maar afgezien daarvan heb ik altijd een grote openheid ervaren bij onze lezers.” Brede blik In antwoord op de vraag hoe de redacteuren aankijken tegen het karakter van stichting en nieuwsbrief, vormt ‘het cultiveren van een brede blik’ en ‘het hebben van een open houding’ een rode draad. Dat is opmerkelijk als je bedenkt dat in de tijd waarin de nieuwsbrief begon, de katholieke gemeenschap in Nederland werd verscheurd door een scherpe tegenstelling tussen progressieven en conservatieven. Van de Kerkhof: “Zodra je je in dat soort twisten gaat mengen, is het voorbij, daarvan waren we overtuigd. De Radboudstichting wilde buiten iedere strijd blijven, en dat dit ook lukte was mede te danken aan Wil Derkse, die in mijn tijd directeur was. Hij had met iedereen goed contact. Hij zorgde dat de stichting zich op inhoudelijke thema’s bleef concentreren. Wat onze hoogleraren deden op de universiteiten, daar ging het om.” De Wit: “Dat we de discussie over kerkpolitieke zaken wisten te vermijden had volgens mij ook een historische grond. De stichting was al een eerbiedwaardig instituut met een lange geschiedenis toen die spanningen aan de oppervlakte kwamen. De Radboudstichting had een achterban die beide uiteinden van het kerkpolitieke spectrum vertegenwoordigde. Op het inhoudelijke werk van de stichting kon de achterban zich blijven verenigen. Nog altijd verdeelt de stichting niet, en dat is ook wel logisch. De spanning waarin de stichting feitelijk leeft is namelijk geen binnenkerkelijke, maar een spanning tussen kerk, universiteit en wereld. Tussen die drie werelden moet zij bruggen slaan en onderling wantrouwen wegnemen. De min of meer neutrale status van ‘wetenschap’ maakt dat bruggen bouwen ook mogelijk. Zou ooit een hoogleraar niet als wetenschapper maar als missionaris zijn waargenomen, dan was het met de stichting snel gedaan geweest, daar ben ik van overtuigd.” Van den Heuvel: “Ja, academische criteria stonden altijd voorop. Als hoogleraar doe je niet aan geloofsverkondiging, maar ben je een filosoof, en dat dwingt naar alle kanten respect af.”
Human interest Als het gezelschap wordt gevraagd naar de situatie bij de stichting nu, is het woord aan Anton de Wit. “Ik ben blij dat deze stichting aan de Nederlandse universiteiten nog steeds het ideaal van brede vorming uitdraagt. Natuurlijk is er is sinds de jaren ‘80 wel weer het nodige verandert. Op dit moment vindt de stichting zich eigenlijk voor een tweede keer opnieuw uit. Opvallend is daarbij de rol van het beurzenprogramma. Dat heeft een nieuwe vorm gekregen en is relatief belangrijker geworden. Het stelt studenten van alle mogelijke achtergronden in staat om met hun eigen vragen de katholieke traditie in te duiken. Dat een eigentijdse vraag als een soort van sleutel past op een schatkist van 2000 jaar reflectie en theorie, dat vinden de studenten prachtig – en de docenten van het programma trouwens ook. More maakt het allemaal zichtbaar. Ik mag vast wel verklappen dat we in het eerstvolgende nummer breed gaan uitpakken over het nieuwe beurzenprogramma.” De leesbaarheid van de nieuwsbrief blijft in alle veranderingen overigens onverminderd belangrijk, benadrukt De Wit. Lachend: “Ik heb weleens meegemaakt dat ik een tekst van 17 pagina’s mét voetnoten kreeg aangeleverd van een auteur. Maar ik liet me niet ontmoedigen en bracht de tekst terug tot een stuk van 800 woorden, met meer journalistieke inhoud voor een breed publiek. Als ik naar de evolutie van het blad kijk zie ik meer structuur, rubrieken en human interest. Hoogleraren kunnen prachtig vertellen over wat hen beweegt; die kans geven we ze ook. Ik heb daarnaast studenten geïnterviewd met de vraag wat de stichting voor ze heeft betekend. Dat laat de menselijke kant zien van wat deze stichting doet. Dat het klein bescheiden werk is, maar dat het belangrijk is, dat het er mag zijn.” Kitty Arends is freelance journalist en eindredacteur van Bodhitv
Joep Beliën (1987-1994)
Socioloog. Werkte o.a. als contactfunctionaris bij de KRO, als arbeidspastor in het Bisdom Utrecht en later voor de Stichting remigranten in Marokko, waar hij zich inzet voor de vrede tussen religies. Gerard van den Heuvel (1994-2000)
Romanist. Werkte als docent op de Katholieke Hogeschool in Tilburg, werd hoofdredacteur van het Tilburgse Hogeschoolblad en bekleedde verschillende bestuurlijke functies, waaronder voor de Radboudstichting. Theo van de Kerkhof (2001-2002)
Theoloog en journalist. Werkte elf jaar als redacteur bij het blad Volzin en vijf jaar als voorlichter van de theologische faculteit in Tilburg. Tegenwoordig is hij redacteur van het door hemzelf opgerichte De Bezieling, een website over hedendaags leven en christelijke spiritualiteit. Anton de Wit (2002-heden)
Journalist, gespecialiseerd in religie en filosofie. Werkt als freelance publicist en redacteur voor verschillende kranten, bladen en uitgeverijen. Ook is hij auteur van meerdere boeken over kerk, religie en spiritualiteit.
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 5
essay Foto’s: Henk Geraedts
Aad de Haas, zestiende statie: De verrijzenis
Controversiële kruiswegstaties tonen andere Christus
EEN MENS ONDER DE MENSEN Het Limburgse Wahlwiller was medio vorige eeuw het toneel van een opmerkelijke controverse: was de kruisweg in de plaatselijke kerk nu geslaagde moderne kunst of juist een belediging voor het geloof? Een essay over de kruiswegstaties van Aad de Haas (1920-1972). Door Rozemarijn Oosthoek In aanloop van Pasen zesenzestig jaar geleden gebeurde er iets merkwaardigs in een tot dan toe vrijwel onbekend dorpje in Zuid-Limburg. Op Goede Vrijdag 1949 haalde kunstenaar Aad de Haas zijn kruiswegstaties uit de Sint Cunibertuskerk te Wahlwiller, die hij in opdracht van de kerk had geschilderd. Na een hevige rel rondom deze schilderijen, die zich uitstrekte tot Rome, beval bisschop Lemmens van Roermond de kunstenaar om een nieuwe kruisweg te schilderen. De reden die hij aanvoerde was dat deze “uitbeeldingen van Christus’ lijden door Aad de Haas geen geschikte devotieobjecten voor eenvoudige dorpelingen konden zijn”. Ze werden door tegenstanders te modern bevonden. Pas dertig jaar later werden ze teruggeplaatst in de kerk. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Waarom werden deze kruiswegstaties veroordeeld? nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 6
Het is nu moeilijk voor te stellen dat deze schilderijen destijds zoveel ophef veroorzaakten. Er is niets afschrikwekkends te ontdekken in De Haas’ sobere en onheroïsche uitbeelding van het lijden van Christus. Maar juist deze kenmerken riepen kritiek op bij hen die gewend waren aan de traditionele kerkschilderingen van die tijd, in zwierige barokke stijl. Afwijkend Aad de Haas was een Rotterdams kunstenaar die tijdens de oorlog onderdook in Zuid-Limburg en daar de rest van zijn leven zou blijven. Na de Tweede Wereldoorlog was er veel vraag naar kunstenaars die kerken van een nieuw interieur en een nieuwe kruisweg konden voorzien. Aad de Haas kreeg, pas zesentwintig jaar oud, na de oorlog de opdracht een kruisweg voor de kerk van Wahlwiller te maken.
Ter voorbereiding bracht hij enkele weken door in de kerk, waar hij mediteerde en in de Bijbel las. Hij gaf invulling aan de lijdensweg van Christus op een geheel eigen wijze, afwijkend van de gangbare religieuze kunst van die tijd. Om te beginnen schilderde hij zestien in plaats van de gebruikelijke veertien kruiswegstaties. Zowel aan het begin als aan het eind voegde hij namelijk een statie toe, respectievelijk het verraad van Judas en de verrijzenis van Christus. Mede door de wreedheden die De Haas tijdens de oorlog had meegemaakt, was hij zich er zeer van bewust welk een onbeschrijflijk lijden mensen elkaar kunnen aandoen. Misschien heeft hij daarom het verraad van Judas aan zijn kruisweg toegevoegd. Menselijk lijden was volgens De Haas een verschijnsel van alle tijden. Het lijden van Christus zag hij als symbool hiervoor. Om
essay dit lijden te kunnen verdragen, diende er ook een hoopgevend element in zijn kruisweg aanwezig zijn. Daarom eindigde hij niet met de graflegging maar met de verrijzenis. Hij wilde laten zien dat Christus niet voor niets is gestorven aan het kruis. Hij benadrukt dit nog extra door zijn kruisweg niet vooraan links te beginnen, zoals gebruikelijk was, maar rechts. Hierdoor schijnt de zon in de kerk tijdens het middaguur precies op de laatste statie en baadt de verrijzenis van Christus vol in het licht. De hier afgedrukte foto laat dat goed zien. Menselijkheid Het was niet de bedoeling van De Haas om uit te beelden wat er daadwerkelijk gebeurde in Jeruzalem toen Jezus zijn kruisweg ging. De Haas wilde eerder laten zien dat het lijden van Christus nu nog doorgaat. Met alledaagse elementen plaatste hij het lijdensverhaal van Christus in de actualiteit. Maria draagt een hoedje, er staat een vrouw met een paraplu in de hand, en op sommige staties is een hondje te zien. Ook de bomen spelen een rol in het lijdensverhaal: afhankelijk van de gebeurtenis op het schilderij hangen zij treurend naar beneden of staan zij fier jubelend rechtop. Voor De Haas was religie “geen staat van heilige verhevenheid, maar een dimensie van de eeuwige strijd van lichaam en geest tegen de banaliteit van alledag”. Deze visie wordt zichtbaar in zijn schilderijen. Hierin legt hij de nadruk vooral op de menselijkheid van Christus en niet zozeer op diens rol als verlosser van de mensheid. Nadruk op de heldhaftige strijd van Christus was in de kunst toen nog zeer gebruikelijk, waarbij de spieren van de verlosser doorgaans stevig werden aangezet. Bij De Haas is Christus niet zozeer koning of krijgsheer maar vooral mens onder de mensen. Deze onheroïsche uitbeelding week sterk af van veel andere kruiswegen die in die tijd werden vervaardigd. Hetze De meningen waren verdeeld over de manier waarop de Haas Christus’ lijden had verbeeld. De meeste dorpelingen konden de kruisweg wel waarderen, hoewel ze er aan moesten wennen. Er kwamen echter ook boze stemmen op die het werk bekritiseerden. De katholieke journalist Albert
Kuyle (ps. van Louis Kuitenbrouwer (1904-1958)) ontketende een ware hetze tegen de kunstenaar. Voor- en tegenstanders lieten van zich horen in de krant en de kerk werd drukbezocht. Kuyles kritische geschrijf drong door tot het Vaticaan, met grote gevolgen voor De Haas. In 1949 verbood de Congregatie voor het Heilig Officie het boekje In Jezus’ Lijden van G. Mathot, met illustraties van De Haas. De
Aad de Haas laat zien dat Christus niet voor niets is gestorven illustraties werden veroordeeld als “ongeschikt met betrekking tot de waardigheid en de ernst van de heilige kunst” en als een “uitgesproken voorbeeld van de betreurenswaardige neiging van misvormende en profanerende kunst.’ De tekeningen waren “werkelijk monsterachtige larven”, beledigend “voor de waardigheid van religieuze onderwerpen”. Deze veroordeling was voor bisschop Lemmens aanleiding om ook de kruiswegstaties zelf te verbieden. Aad de Haas werd bevolen een nieuwe kruisweg te schilderen. Hij weigerde dat, en haalde de gewraakte staties eigenhandig uit de kerk. Hoewel de Haas werd verweten dat hij religieuze symbolen op een ontheiligende manier gebruikte, zijn er ook aanwijzingen dat hij juist heel dicht bij de religieuze symboliek bleef. Wat betreft de “monsterachtige larven” bijvoorbeeld: in de Bijbel wordt Christus als worm beschreven; vernederd en door het aardse slijk gehaald. Dit is duidelijk verbeeld in de derde val van Christus. Hier heeft De Haas de aardse vernedering verbeeld: Christus is geen mens meer, maar een worm. Hij is volkomen verlaten; er is letterlijk geen hond aan zijn zijde. De Haas herinnert ons eraan dat Christus het kruis uit liefde voor ons droeg. Dit laat hij op verschillende manieren zien. Opvallend is de lengte van zijn lichaam en zijn armen wanneer Hij aan het kruis hangt, alsof Hij echt de hele wereld in liefde wil omvatten. De manier waarop Christus na zijn dood ter aarde wordt besteld, draagt een teken van hoop in zich. Niet in een
rotsgraf, maar in de aarde wordt Hij begraven, indachtig Jezus’ woorden: “Waarachtig, Ik verzeker jullie: als een graankorrel niet in de akkergrond sterft, blijft hij onvruchtbaar. Maar hij moet sterven, alleen dan brengt hij rijke vruchten voort.” (Joh. 12:24). Erkenning Aad de Haas laat met zijn kruisweg zien dat er na de dood weer nieuw leven volgt. De Kerk heeft zijn grote verdienste juist op dit punt inmiddels erkend. Vijfentwintig jaar na De Haas’ dood, in 1996, bood bisschop Wiertz van Roermond publiekelijk zijn excuses aan voor al het leed dat de kunstenaar door de kerk was aangedaan. De bisschop betuigde de kunstenaar bovendien de hoogste eer, door de kruiswegstaties te roemen als “zijn droom van de Verrijzenis”. Rozemarijn Oosthoek is kunstenaar en oud-scholar. Zij verdiepte zich, met steun van Stichting Thomas More, in de kruiswegstaties van Aad de Haas.
Informatie Sint Cunibertuskerk Zonder afspraak is alleen het voorportaal van de kerk te bezichtigen. Het is daarom aan te raden om een rondleiding te boeken om de kruiswegstaties te bekijken. Dit kan in overleg gepland worden, behalve op zondag. Duur: één uur Prijs: € 5 per persoon (minimaal 8 personen) Aanmelden Via het aanvraagformulier op de website: http://kerk-wahlwiller.nl/ Telefonisch: 043 451 2060 Adres Oude Baan 21 6286 BD Wahlwiller
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 7
Jubileum Cartoonist Len Munnik:
“EEN TEKENING IS EEN KLEINE FILOSOFISCHE MEDITATIE OP ZICHZELF”
Elders in de werkkamer in zijn woning even buiten Breda hangt een tekening van één van zijn kleinkinderen. “Voor opa.” Een boom, wat vogeltjes. Wie goed kijkt, ziet dat opa Len er zelf een vogeltje bij heeft getekend, in zijn kenmerkende klare lijn: ogenschijnlijk kinderlijk simpel, maar o zo treffend. Poëtisch De heldere stijl van Len – hij is één van de weinige tekenaars in ons land bij wie een voornaam als ondertekening volstaat – is letterlijk beeldbepalend geweest voor Stichting Thomas More. Len Munnik tekent voor deze nieuwsbrief al sinds nummer 25. In 75 van de 100 nummers is hij dus aanwezig, eerst op de voorpagina in eenvoudig zwart-wit, later niet minder prominent én in kleur op de middenpagina. Bij wijze van eerbetoon aan de tekenaar is in dit honderdste nummer van de nieuwsbrief de cartoon opnieuw op de voorpagina geplaatst. De recente geschiedenis van de stichting laat zich via de tekeningen woordeloos navertellen. Geen thema te ingewikkeld of te abstract voor Len. Zelfs wanneer de redactie weleens vreesde dat het te illustreren artikel al te prozaïsch was, leverde hij steevast een poëtische cartoon die de kern van de zaak in enkele trefzekere streken en op geestige wijze raakt.
“Vaak gaat het tekenen buiten mezelf om”
Len Munnik
Zijn tekeningen zijn beeldbepalend geweest voor Stichting Thomas More, en voor vele andere ideële organisaties. Wat drijft Len Munnik? In gesprek met een nog altijd bevlogen cartoonist. “Een tekening moet schuren, maar niet afstoten.” Door Anton deWit Naast zijn tekentafel hangt een portret van zijn grootvader, van wie hij het vak leerde. Rond diens hoofd zweven kleine stompjes potlood. Zijn opa, een degelijke gereformeerde man, gooide nooit onnodig potloodjes weg, maar gebruikte ze tot hij ze haast niet meer kon vasthouden. Met twinkelende ogen trekt tekenaar Len Munnik een oud blik open en toont de inhoud: diezelfde potloodstompjes van opa. “Zijn erfenis.” nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 8
“Ik moet zeggen dat dit type opdrachten me wel ligt”, zegt hij. “Juist omdat het abstractieniveau wat hoger is, kan ik er veel in kwijt. Tekeningen maken voor een blad als More vind ik eigenlijk het leukste om te doen. Zo’n tekening is vaak een kleine filosofische meditatie op zichzelf. Zoals de prent die ik maakte bij het afscheid van Stefan Waanders: een man loopt weg, en ziet achter zich in zijn voetsporen plantjes ontkiemen. Dat vind ik een mooi gegeven, ik was daar echt tevreden over.” “In de loop van de tijd heb ik een soort van associatief denken ontwikkeld. Maar het is niet allemaal zo simpel als het lijkt.” Lachend: “Het is ook genade. Juist bij moeilijke onderwerpen begin ik soms maar met tekenen. Dan gaat het vaak zelfs buiten mezelf om. Zo ervaar ik dat echt, ja. Ik teken iets, kijk ernaar en denk dan: ja natuurlijk! Pas achteraf valt alles op z’n plaats. En soms zijn er mensen die nog veel leukere interpretaties van een tekening hebben dan ik zelf had bedacht.” Engagement Len Munnik (1945) schoolde zich als ontwerper. In zijn jonge jaren werkte hij bij een drukkerij en een reclamestudio. Het creatieve tekenen, zo zegt hij, deed hij er een beetje bij. “Daar kon ik toen mijn brood niet mee verdienen, al had ik het wel leuk gevonden.” In de idealistische jaren ‘60 raakte hij samen met zijn vrouw Anke betrokken bij allerlei actiebewegingen: voor vrede, ontwapening, het milieu, de Derde Wereld, oecumene, enzovoort. “We waren behoorlijk linksaf geslagen in die tijd.
Jubileum Foto’s:William Moore
Mijn eerste tekenopdracht was voor een brochure met de titel ‘De kerkdienst moet anders’. Dagblad Trouw nam daar wat tekeningen uit over. Toen heb ik de stoute schoenen maar aangetrokken, en ben met een blik tekeningen onder de arm naar de redactie in Amsterdam gereisd. Sindsdien werk ik voor Trouw. Al kon ik er in de eerste jaren beslist niet van leven. Ik ben puur uit engagement begonnen.” Inmiddels kan hij er wél van leven, maar het engagement is gebleven. Zijn indrukwekkende portfolio getuigt er ondubbelzinnig van: hij tekende en tekent onder meer voor het feministisch tijdschrift Opzij, de Socialistische Partij, idealistische banken als Triodos en ASN, en de Dierenbescherming. Hij blijft een wereldverbeteraar, al is hij de eerste om zijn eigen invloed te relativeren. “Ik verander de wereld niet, ben ik bang. In de tijden van protesten tegen kernwapens is mijn werk veel gebruikt. Geweldig vond ik dat: dan zag ik een heleboel mensen lopen met buttons van mij. Dat waren allemaal vrienden van me, en dat gaf een heel fijn gevoel. Als zo’n beweging successen boekt, vind ik dat heel fijn, maar ik heb niet de illusie dat mijn tekeningen iets aan de kernontwapening hebben bijgedragen.” Waarom blijft hij dan toch met zo veel bevlogenheid tekenen? “Ik wil mijn stem laten horen. Ik kan behoorlijk emotioneel worden van het wereldnieuws. Als ik een stad zie als Homs die helemaal aan gort geschoten is, of alle ellende op de Gazastrook – afschuwelijk. Als ik dan met een tekening enkele mensen aan het denken kan zetten, ben ik tevreden.” ‘Je suis Charlie’ Len is er de man niet naar om het debat uit te lokken door te choqueren of tegen schenen te schoppen. “Dat is een bewuste strategie. Ik wil dat een tekening werkt. Hij moet wel schuren, maar niet afstoten. Dan werkt het contraproductief. De strategie van Charlie Hebdo is de mijne niet. De aanslag op hun redactie vond ik vreselijk, heel drukkend, en ik heb de dag erna ook ‘Je suis Charlie’ op mijn tekening gezet. Maar dat was meer een
vorm van duiding dan dat ik mij met hun debatstijl verwant voel.” “Het debat komt toch wel los. Als ik een tekening over Israël maak, kan ik er vergif op innemen dat er een reactie op komt, hoe mild mijn tekening ook is. Ik heb wel eens op het politiebureau gezeten omdat iemand aangifte had gedaan vanwege een prent. Ook is er wel eens een poederbrief naar mij gestuurd. Het postkantoor van Breda moest ontruimd worden. Ik weet nog steeds niet wie er achter zat of naar aanleiding van welke tekening het was. Maar het was in de tijd dat het mode was om poederbrieven te sturen, ik was heus niet uniek.”
“Ik kan behoorlijk emotioneel worden van het wereldnieuws” “Het opmerkelijke is: ik heb ook wel eens de profeet Mohammed afgebeeld in een cartoon, en daar kwam dan weer geen enkele reactie op. Maar die tekening was dan ook niet spottend, misschien scheelt dat. Ik vind de vrijheid van meningsuiting ook heel belangrijk, maar ik heb niet het gevoel dat die echt onder druk staat door de Charlie Hebdo-aanslag. Dus ik ga maar gewoon door.” Hoe lang nog? “Ik ga voor ‘in het harnas’“, zegt Len Munnik, die dit jaar zeventig wordt, opgewekt. Hij zit nog vol werklust en energie, fantaseert zelfs hardop over het lopen van een marathon (al fronst zijn vrouw Anke daar veelbetekenend bij). Met tekenen – op zijn eigen, ambachtelijke wijze, zonder enig digitaal hulpmiddel – gaat hij zeker nog door. Tot op het laatste kleine potloodstompje.
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 9
actueel Foto:Tjeerd Jansen
Het gaat goed met Stichting Thomas More! De eind november 2012 geformuleerde Meerjarenvisie 2013-2018 zal al eind dit jaar voor het grootste deel in werkelijkheid zijn omgezet. Een uitgebreide rapportage ‘van visie naar werkelijkheid’ verschijnt in More 101. Hierbij alvast een foto van de Romereis die studenten in januari van dit jaar ondernamen, gemaakt op het dak van de curia van de jezuïeten.
Summerschool 2015
Vriendschap en een vermoeden van transcendentie Vriendschap is zonder twijfel één van de belangrijkste elementen van een gelukkig leven. De summerschool 2015 verkent met de hoogleraren Paul van Tongeren, Wim Kremer, Rudi te Velde, Wil Derkse, Donald Loose en Edith Brugmans diverse duidingen die denkers door de eeuwen heen aan het fascinerende verschijnsel vriendschap hebben gegeven. De Summerschool 2015 wordt o.l.v. prof.dr. Paul van Tongeren gehouden van 24 augustus t/m 28 augustus te Utrecht. Ze staat open voor studenten (B3 en master) van alle universiteiten en studierichtingen, en voor belangstellende afgestudeerden. Geboden wordt een intellectueel uitdagend vijfdaags programma met hoorcolleges, tekstlezingen in kleinere groepen, en gedachtewisselingen over de verbeelding van vriendschap in film, poëzie en beeldende kunst. De Summerschool kost voor studenten € 90,- en voor professionals € 140,-. Voor meer informatie en aanmelding:
[email protected] of 073-6579017.
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 10
Omwille van het Evangelie Bij zijn wijding tot bisschop koos monseigneur Adrianus van Luyn s.d.b. de wapenspreuk Collabora Evangelio, indachtig de aansporing van de apostel Paulus aan Timoteüs: “Draag samen met mij uw deel in de inspanning voor het Evangelie” (2 Timoteüs 1:8-9).
Omwille van het Evangelie verzamelt preken en overwegingen, waarin Mgr. Van Luyn laat zien wat het betekent als mensen zich inzetten omwille van de blijde boodschap. Mgr. Ad van Luyn, Omwille van het Evangelie. Preken en overwegingen, Adveniat, Baarn, € 19,50
beeldmeditatie
BAAS IN EIGEN HUIS? Een lichaam aan vleeshaken, of voorzien van vreemde prothesen: de Australische performance kunstenaar Stelarc stelt ongemakkelijke vragen over lichamelijkheid. Door Ciano Aydin
De videobeelden van de Australische performancekunstenaar Stelarc slingeren mij heen en weer tussen afgrijzen en fascinatie. Ik voel me ongemakkelijk, maar het lukt mij niet om weg te kijken en mijn gedachten op iets anders te richten. Ze roepen vragen bij mij op, ongemakkelijke vragen. Niet alleen wetenschappelijke vragen, maar ook existentiële: heeft technologie de wijze waarop ik me tot mijzelf verhoud voorgoed veranderd? Zijn mijn lichaam en geest van mijzelf, ben ik baas in eigen huis? Welke grenzen worden hier verkend en opgerekt? Wil ik die grenzen wel overschrijden? Kan ik om deze onbehaaglijke vragen heen? Stelarcs antwoord lijkt eenduidig: “We have become hybrids of meat, metal and code.” Volgens hem is de zogenaamde ‘natuurlijke’ begrenzing van het lichaam obsoleet. Maar wat betekent dat precies? Dat kan hij niet goed met woorden uitleggen. Je moet
het ervaren. Een naakte Stelarc met dichtgenaaide ogen en lippen vijf dagen zonder eten, drinken en licht hangend aan vleeshaken tussen andere objecten. Een derde arm elektronisch verbonden aan zijn buikspieren die volgens hem op den duur niet vreemder aanvoelt dan de twee andere armen. Zijn lichaam beplakt met elektroden en als een marionet bestuurd door een computer. Een derde gekweekt oor chirurgisch in zijn arm geïmplanteerd dat anderen via het internet in staat zou stellen om zijn handelingen en beslissingen mede te bepalen. Het lichaam stootte het derde oor af. We hebben niet alles in de hand. Gelukkig! Of is dat precies wat zijn performances willen laten zien? Ciano Aydin is vanwege Stichting Thomas More bijzonder hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft. nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 11
column Wilco Versteeg Oud-scholar van Stichting Thomas More; schrijft over zijn leven als onderzoeker en onderwijzer in Parijs.
colofon More is een uitgave van Stichting Thomas More en wordt toegezonden aan donateurs en belangstellenden. Voor het aanvragen een gratis abonnement kunt u een bericht sturen naar het secretariaat;
[email protected]. Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting, vormt een netwerk van op mens en maatschappij betrokken hoger opgeleiden: kritisch reflecterende mannen en vrouwen die boven de horizon van hun studie en beroep
QUI SUIS-JE?
weten uit te stijgen. Zij zijn in staat om na te denken over het grotere geheel en hun plaats daarin. Zo kunnen zij in onze maatschap-
Het begin van het semester is de angstigste dag van mijn jaar. Voor de studenten hoef ik niet bang te zijn: die zijn stuk voor stuk aardig en intelligent. Geen reden tot angst dus. Tot je de namenlijst ziet. Hoe spreek je een naam uit die voornamelijk uit medeklinkers bestaat, en hoe doe je recht aan de ‘h’ in varianten van het Arabisch? Zelf word ik consequent ‘Vielco’ genoemd, maar een foutief uitgesproken naam kan bij sommigen toch gevoelig liggen. Mijn groepen zijn uitzonderlijk divers. Niet alleen sta ik voor tientallen nationale achtergronden, een handvol geloven, maar ook voor extreem rijk en extreem arm: hoe lees je een roman uit als je met je familie op een kamer ter grootte van een postzegel woont, terwijl je wijk (de slechtste banlieus waar ‘neuf-trois’ de bekendste van is) alles behalve veilig is? Aan mij de taak om Engelse taal en cultuur bij te brengen aan studenten, voor wie Frans vaak niet eens hun eerste taal is. Dit gaat met horten en stoten, want in Frankrijk ga je naar de universiteit om Engels te leren, en niet per se om bestaande kennis uit te breiden. Taal en de Fransen, het is een groot probleem. W.F. Hermans beschreef de Franse houding ten opzichte van taal beter dan ik dat kan: “Dit is fout, en dat mag niet. Geen enkele Fransman praat zoals het volgens het boekje hoort. Maar o wee als een buitenlander een foutje maakt. Dan lachen ze hem uit of ze doen of ze gek zijn.”
pij het verschil maken: kunnen zij ‘More’ zijn. Velen in het netwerk weten zich gesteund door de rijke en veelkleurige katholieke traditie, die hen helpt bij het scherp stellen van de fundamentele vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en maatschappelijk leven worden geconfronteerd. Stichting Thomas More heeft de ANBI-status, d.w.z. is een Algemeen Nut Beogende Instelling. Voor haar activiteiten is zij geheel afhankelijk van bijdragen en schenkingen van particulieren en organisaties. Ook u kunt ons helpen en dat kan op een voor u fiscaal aantrekkelijke manier. Kijk voor meer informatie op onze website. Adres Walpoort 10 5211 DK ’s-Hertogenbosch Telefoon
073 – 657 90 17
Internetadres www.thomasmore.nl E-mail
[email protected] IBAN NL18FVLB022.51.80.634,
Mijn Franse assimilatie is een gezegende mislukking
ten name van Stichting Thomas More BIC code
FVLBNL22
Redactieraad Liesbeth Eugelink, Joan Hemels, Ben Spekman Redactie Joost van der Net, Anton de Wit (eindredactie),
Als immigrant (en nog wel eentje die een Franse baan heeft ingepikt!) die constant schippert tussen talen en culturen, heb ik extra sympathie voor studenten die zich ook niet volwaardig geaccepteerd voelen door het land waarin ze wonen. Volgens de Republikeinse ideologie zijn zij op de eerste en laatste plaats citoyen, en daarbinnen is geen ruimte voor nationale of religieuze eigenheid. Mijn Franse assimilatie is dan ook een gezegende mislukking. De taal is hier een veel grotere horde dan in andere landen. Er bestaat ‘goed’ en ‘fout’ Frans, en de bandbreedte is erg nauw. Creatief Frans bestaat eigenlijk alleen nog in de muziek: jongeren, rappers vaak, proberen daar de mogelijkheden van het Frans te vergroten en de van nature kleine woordenschat van de taal uit te breiden door woorden uit hun eigen culturen te integreren. ‘Wesh’ heet dat. Het is misschien wel even onnavolgbaar als het Frans van Derrida. Zo voel ik me op een wetenschappelijk congres meer thuis dan in de buurtsupermarkt. Voor mijn studenten is dit anders, ze vertellen dat ze zich vervreemd voelen van de maatschappij, van haar officiële, wollige taal, en van hun eigen achtergrond. Nous sommes Charlie, allicht, maar in mijn klassen zitten geen Charlies. Veel te veel klinkers.
nieuwsbrief april 2015 nr. 100 - pagina 12
Dianne Dekker (redactie assistente) Druk
Multi Media Concepts
Ontwerp
Studio Claes