Beleidsaanbevelingen
OnGeLiJkHeiD in gezondheid AANBEVELINGEN VAN DE WERKGROEP ‘ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID’ VAN DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING VOOR ALLE OVERHEDEN IN BELGIË
OKTOBER 2007
C OL O F O N C O Ö R D I N AT I E V O O R DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
Gerrit Rauws, directeur Johan Alleman, projectverantwoordelijke Bénédicte Gombault, projectverantwoordelijke Hervé Lisoir, projectverantwoordelijke Els Heyde, assistente
VORMGEVING & DRUK
PuPiL Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Deze uitgave kan gratis besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax + 32-70-233-727 Wettelijk depot: D/2007/2893/38 ISBN-13: 978-90-5130-590-6 EAN: 9789051305906 NUR: 860 Oktober 2007 Met de steun van de Nationale Loterij
Beleidsaanbevelingen ongelijkheid in gezondheid. Aanbevelingen van de werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’ van de Koning Boudewijnstichting voor alle overheden in België Cette publication est également disponible en français sous le titre: Inégalités en santé - Recommandations politiques. Recommandations du groupe de travail ‘Inégalités en santé’ de la Fondation Roi Baudouin à l’intention des différentes autorités politiques en Belgique Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel
2
IN H O U D 5
Inleiding
6
Deel 1: Algemene bevindingen _
6
_ Vijf jaar vroeger sterven, vijfentwintig _ jaar minder in goede gezondheid
6
Een grotere gelijkheid in gezondheid moet de ambitie zijn
7
Verfijning en aanpassing van de toegankelijkheid van gezondheidszorg blijft nodig
8
9
Een ruimer beleid is nodig
Deel 2: Bouwstenen voor een ruimer beleid
9
Een boost voor het gelijke kansen-denken inzake gezondheid
11
Holistisch en intersectoraal werken
12
Eerstelijnszorg en zorgcoördinatie
13
Gezonde levensstijl en gezonde leefomgeving
14
Bijlage 1: Leden werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’
15
Bijlage 2: Ondersteuning werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’
16
Samenvatting
18
Executive summary
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
3
OnGeLiJkHeiD in gezondheid
4
INLEIDING
Hoewel onze gezondheidszorg kwalitatief hoogstaand is en goed toegankelijk, zijn de gezondheidsverschillen tussen de sociaal-economische groepen veel groter en ernstiger dan algemeen wordt aangenomen. Alle Europese landen worstelen met die vaststelling. Veel van die landen hebben de jongste jaren strategische en actiegerichte plannen ontwikkeld om deze gezondheidsverschillen te verminderen. In België ontbreekt zo’n geïntegreerde beleidsstrategie nog. De Koning Boudewijnstichting heeft een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers uit het brede veld van de gezondheids- en welzijnszorg – waaronder overheden, ziekenfondsen, verenigingen, zorginstellingen en zorgverstrekkers – om daarover beleidsvoorstellen te formuleren. Die werkgroep wordt ondersteund door een team wetenschappelijke experten van ULB en UGent, een vertegenwoordiger van EuroHealthNet, en twee strategisch adviseurs.
De aanbevelingen die zij in dit document formuleren zijn een eerste resultaat van die werkzaamheden. Ze zijn bedoeld voor alle Belgische bestuursniveaus. Ongelijkheid in gezondheid verminderen is een collectieve verantwoordelijkheid van alle bestuursniveaus: Europa, de Federale Overheid, de Gemeenschappen en Gewesten, de Provincies en de Lokale besturen. Statuut van deze tekst Deze nota is een nota van de werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’ van de Koning Boudewijnstichting. Die streefde intern maximaal consensus na. Deze nota bindt enkel de werkgroep als geheel en niet de individuele leden of hun organisaties. Cursief weergegeven zinnen geven praktische conclusies weer die rechtstreeks tot handelen kunnen inspireren.
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
5
Deel 1: Algemene bevindingen VIJF JAAR VROEGER STERVEN, VIJFENTWINTIG JAAR MINDER IN GOEDE GEZONDHEID
EEN GROTERE GELIJKHEID IN GEZONDHEID MOET DE AMBITIE ZIJN
De gezondheid is niet gelijk verdeeld over de inwoners van dit land. Integendeel, de verdeling is ontstellend ongelijk, veel ongelijker dan algemeen werd aangenomen.
Tot nu toe streefde het gezondheidsbeleid in ons land vooral de universele aanwezigheid en toegankelijkheid van de gezondheidsvoorzieningen na.
Twee voorbeelden maar. De mensen die onderaan de sociale ladder staan, sterven gemiddeld 3 tot 5 jaar vroeger dan de mensen die bovenaan die ladder staan. De mensen met een laag opleidingsniveau die al minder lang leven, verkeren gemiddeld ook nog 18 tot 25 jaar minder in goede gezondheid dan mensen die een hoog opleidingsniveau hebben.
Vanaf nu moet gelijkheid in gezondheid de ambitie zijn.
De verschillen zijn niet alleen groter dan algemeen gedacht, ze zijn ook systematischer in het nadeel van de lagere sociale groepen dan gedacht. De verdeling van de gezondheidsrisico’s volgt netjes de verdeling van geld, opleiding en sociale status in de maatschappij, laag per laag. Een echte ‘gradiënt’, noemen wetenschappers dat. De gezondheidspiramide is een feilloze afdruk van de maatschappelijke ongelijkheidspiramide. Dat is niet fair, niet billijk. Dit is onrechtvaardig. De ongelijkheid in de gezondheid is gevormd door de samenleving. Daarom kan ze ook worden veranderd door de samenleving. En omdat ze onrechtvaardig is, moét ze worden veranderd. Gezondheid is een basisrecht. Gezondheid is ook een voorwaarde om andere basisrechten zoals het recht op werk en op onderwijs, terdege te kunnen uitoefenen. 6
En niet de inspanningen en de goede voornemens moeten daarbij centraal staan, maar de effecten. De solidariteit waarop ons gezondheidssysteem gelukkig stoelt, moet ook effectief worden. ‘Equity’, een billijke, faire verdeling van de kansen op gezondheid is het einddoel. De verkleining van de verschillen in gezondheid moet tot officieel beleidsdoel verheven worden. Zodra we meer cijfers en meer inzicht hebben in de mechanismen, moet dat doel omgezet worden in tussentijdse beleidsdoelen die in realistische cijfers worden uitgedrukt en stapsgewijs worden gerealiseerd. Dit beleid dat iedereen gelijke kansen op gezondheid wil
DEEL 1: ALGEMENE BEVINDINGEN
VERFIJNING EN AANPASSING VAN DE TOEGANKELIJKHEID VAN GEZONDHEIDSZORG BLIJFT NODIG bieden, is de nieuwe vertaling van de sociale ambitie die door generaties politieke en sociale leiders, en medici en sociale werkers werd gekoesterd. Als we daarvoor kiezen, delen we die ambitie met tal van Europese landen die recent al programma’s opgezet hebben om de ongelijkheid in de gezondheid te verkleinen. De overheden van dit land moeten afspreken een op gelijke kansen gerichte gezondheidsstrategie uit te werken; de federale regering moet de andere overheden daartoe uitnodigen. Samen moeten ze ook actief participeren in Europese programma’s die ongelijkheid in gezondheid bestrijden zoals het project ‘Closing the gap’, het Europees project ter bestrijding van ongelijkheid in gezondheid waaraan 23 van de 27 Europese lidstaten deelnemen (België, Oostenrijk, Slovenië en Malta niet).
De Belgen gaan prat op hun hoogstaande, toegankelijke, betaalbare en solidair gefinancierde medische voorzieningen. Ze vinden hun gezondheidssysteem het beste ter wereld. Wellicht is het dat ook. En die vier kwaliteiten moeten absoluut bewaard worden. Maar er werd verondersteld dat het voldoende was het medisch aanbod op die manier te organiseren, om de kansen op gezondheid gelijk te spreiden. En dat is niet zo. Dat is een nodige maar geen voldoende voorwaarde. Maar dat laatste betekent dan weer niet dat aan de aanwezigheid en de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van die gezondheidszorg niet meer moet gesleuteld worden. Er zijn lacunes in het zorgaanbod die dringend moeten worden weggewerkt, onder meer in de geestelijke gezondheidszorg.
groep vraagt in dit verband dat de overheden meer aandacht zouden geven aan de adviezen over de gezondheidszorg die vervat zijn in het Tweejaarlijks Verslag 2005 van het Steunpunt tot Bestrijding van de Armoede, de Bestaansonzekerheid en de Sociale Uitsluiting. In het bijzonder is ook meer aandacht nodig voor daklozen en mensen zonder papieren en mensen van allochtone oorsprong en etnische minderheden. De interculturele bemiddelaars – die voor geneeskundige zorgen nu alleen beschikbaar zijn in de ziekenhuizen – moeten uitgebreid worden naar de eerstelijnszorg. De aanmoediging van de talenkennis en een tolkendienst kunnen helpen de zuivere taalbarrières weg te werken; de bijdrage die een ICT- en webcamgebaseerde aanpak zoals in New York en Boston daarin kan leveren, verdient ook nadere studie.
Ook de financiële toegankelijkheid is nog problematisch. De werk-
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
7
EEN RUIMER BELEID IS NODIG Maar verfijningen aan de terugbetaling en de toegankelijkheid van de zorg volstaan niet. Er is een integraal beleid nodig dat de eerstelijnszorg versterkt, dat de curatieve en preventieve gezondheidszorg met elkaar verbindt, dat het gezondheids- en het welzijnsbeleid integreert. Ook het budget voor gezondheidspreventie en –promotie, dat nu nog geen honderdste bedraagt van het federale gezondheidszorgbudget, moet aanzienlijk opgetrokken worden. Er is een holistisch, intersectoraal beleid nodig dat oog heeft voor levensstijlen en levensvoorwaarden, en dat mikt op de oorzaken van ongelijkheid en kwetsbaarheid. Het vinden van de weg in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld, is een kwestie van sociaal kapitaal. Wie beschikt over netwerken van mensen die thuis zijn in de gezondheidszorg, er ervaring mee hebben, er informatie over kunnen vinden, die weet meer, die kan ook correcter inschatten wat kan en wat niet, die kan ook drempels en angst overwinnen en kan ook steun vinden voor soms moeilijke gedragsveranderingen. Dat geldt voor individuen, voor gezinnen, maar ook voor groepen en wijken. Een gezin dat nergens een aanknopingspunt
8
heeft met de medische wereld, zal veel moeilijker de juiste zorg kunnen vinden. In een wijk waar geen verpleger of arts woont, is het veel moeilijker de weg naar de gezondheidszorg te vinden. Dat is dus ook een verhaal van sociaal kapitaal en van de sociale mix. Het verhaal van de ongelijkheid in de ongezondheid, is echter geen zwart-witverhaal, geen verhaal van één groep die uitgestoten is terwijl de rest volwaardig participeert. Ongelijkheid in gezondheid is een gradiënt: de kansen op gezondheid en de kansen op volwaardig gebruik van de gezondheidszorg nemen geleidelijk af, naarmate men lager op de sociale ladder staat. Om die redenen zijn universele maatregelen nodig die niet enkel focussen op de groepen onderaan op de ladder en daarom ook stigmatiserend dreigen te zijn, maar maatregelen die rekening houden met het gradiënt-karakter van de ongelijkheid en die daarnaast ook oog hebben voor verschillen zoals die tussen stad en platteland. De groep pleit tenslotte voor een beleid dat ‘evidence based’ is, zoals dat hoort in de gezondheidszorg, en daarvoor is de opbouw van expertise inzake ongelijkheid en equity inzake gezondheid nodig.
Naast deze algemene bekommernis, reikt de groep aan alle Belgische beleidsverantwoordelijken een eerste reeks concrete bouwstenen aan voor een beleid gericht op een faire, billijke verdeling van de kansen op gezondheid. Het is een selectie van de knowhow die de groep binnen de Koning Boudewijnstichting opbouwde afgelopen maanden en waarover hij consensus kon bereiken. Voor de vertaling van de beleidsvoorstellen naar de verschillende bevoegdheidsniveaus, werd uitgegaan van de actuele bevoegdheidsverdeling. De groep spreekt zich niet uit over eventuele wenselijke hervormingen inzake bevoegdheden. De Koning Boudewijnstichting stelt zich tot doel ongelijkheid in gezondheid hoger op de politieke agenda te krijgen en de ontwikkeling van concrete actieplannen door de onderscheiden overheidsniveaus te stimuleren en te ondersteunen. Ze zal haar werkzaamheden in dit domein de komende maanden verder zetten. Zij biedt de overheden aan dit werk in dialoog met haar te laten verlopen, en verder inspiratie te blijven aanreiken, eventueel in afwachting van de uitbouw van een beleidsstructuur, zoals bv. het beleidscoördinatie-centrum dat geschetst wordt in deel 2 hieronder.
DEEL 2: BOUWSTENEN VOOR EEN RUIMER BELEID
Deel 2: Bouwstenen voor een ruimer beleid
EEN BOOST VOOR HET GELIJKE KANSENDENKEN INZAKE GEZONDHEID Het geïntegreerde beleid dat een aantal Europese landen al voeren, kan het beleid in ons land inspireren. Het toont onder meer aan dat voor een doeltreffende strijd tegen ongelijkheid in gezondheid, een permanente en duidelijke zichtbaarheid aan deze bezorgdheid moet gegeven worden. Ofschoon er al onderzoek gebeurd is, en ofschoon velen bekommerd zijn om de gelijkheid in de gezondheid en zich daarvoor ook engageren, toch zijn de Belgen en hun besluitvormers zich maar weinig bewust van de ongelijkheid in gezondheid. De statistieken daarover zijn niet erg omvattend en weinig verspreid. Bovendien heeft België een weinig coherente analysecapaciteit op het vlak van ongelijkheid in gezondheid. Er worden wel maatregelen genomen voor de toegankelijkheid van curatieve en preventieve voorzieningen maar men heeft weinig of geen gegevens over het effect daarvan en over de verdere gevolgen voor de gezondheidstoestand van de betrokkenen. De doelgroepenbenadering in de gezondheidsbevordering en in de ziektepreventie is veeleer zwak ontwikkeld. Metingen over de effecten van maatregelen gebeuren zelden, en te weinig systematisch om er conclusies uit te trekken. Bovendien is de gelijkheid-boodschap maar zwak aanwezig in het gezondheidsbeleid. Solidariteit in de financiering, financiële toegankelijkheid, en geografische bereikbaarheid, zijn begrippen die wel ‘verworven’ zijn. Een echt gelijkheidsperspectief – het bereiken van echte gelijke kansen op gezondheid en een billijke verdeling van de gezondheid – is geen
verworven competentie in de medische en welzijnswereld. Het gezondheidsaspect is ook weinig aanwezig in het algemeen sociaal beleid en omgekeerd: ze worden beide als aparte sectoren beschouwd. Om al deze redenen is het nodig een stroomstoot of een boost te geven aan de opbouw van kennis en expertise inzake ‘gelijke kansen in gezondheid’. Een stroomstoot is ook nodig voor de verspreiding van het gelijke kansengedachtegoed in bredere kringen van zorgverstrekkers, in de opleidingen, en bij de beleidsmakers op alle bestuurs- en zorgniveaus. Meer onderzoek over de ongelijke verdeling van de gezondheid en de determinanten ervan is ook aangewezen, net zoals meer toegepast onderzoek over de effecten van maatregelen en strategieën. Die stroomstoot voor het gelijke kansenbeleid in de gezondheidszorg moet twee vormen aannemen: (A) een Actieprogramma van Federaal Wetenschapsbeleid ter ondersteuning van de nieuwe strategische prioriteit ‘gelijke kansen in gezondheid’, en (B) een actiegericht Beleidscoördinatiecentrum Gelijkheid in Gezondheid dat alle overheden en actoren betrekt. A. Een Actieprogramma van Federaal Wetenschapsbeleid ter ondersteuning van de nieuwe strategische prioriteit ‘gelijke kansen in gezondheid’ Een tijdelijk programma dat zorgt dat in de universiteiten en hogescholen, en in de wetenschappelijke en kenniscentra inzake volksgezondheid, de gelijke kansen-
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
9
gedachte doordringt in het onderzoek zodat databanken, meetinstrumenten en methodieken uitgebouwd worden en zodat studenten en beroepsbeoefenaars in contact kunnen komen met dit gedachtegoed. Die stroomstoot kan komen van Federaal Wetenschapsbeleid, in de vorm van een met de deelgebieden overlegd ‘Actieprogramma ter ondersteuning van de strategische prioriteiten’. Federaal Wetenschapsbeleid heeft al verdienstelijke programma’s gefinancierd inzake ongelijkheid in gezondheid. En het heeft ook al de deelgebieden betrokken bij een dergelijk programma. Er moet worden gezorgd voor afstemming met wat onderzoeksmatig in andere Europese landen gebeurt en niet gebeurt. Hoe dan ook moet er met de Gemeenschappen een monitoringsysteem worden opgezet dat niet enkel sterfte- en ziektecijfers meet maar onder meer toelaat om de evoluties in de determinanten van gezondheidsgedrag (dwz. gezondheidskennis, attitude, sociale invloed, eigen effectiviteit, intentie) te meten naar sociale klasse, geslacht, etnische groep. De mogelijke oprichting van een Waals Observatorium Gezondheid en meer bepaald de oprichting van een politieke en strategische cel binnen de schoot van dit Observatorium, biedt eveneens een potentieel interessant monitoring-instrument. Dit alles belet niet dat de Gemeenschappen nu al, op basis van de beschikbare gegevens, gezondheidsdoelstellingen kunnen formuleren – die ze nadien kunnen verfijnen – waarmee ze hun beleidsinspanningen richten op de voorkoming 10
van aandoeningen die een belangrijk effect hebben op de gezondheidstoestand van de bevolking en diverse bevolkingsgroepen. B. Een actiegericht Beleidscoördinatiecentrum Gelijkheid in Gezondheid dat alle overheden en actoren betrekt. De uitbouw van een Beleidscoördinatiecentrum Gelijkheid in Gezondheid dat actiegericht informatie verzamelt en verspreidt over deze ongelijkheid en vooral over de wegen om ze te bestrijden. Dit centrum is noodzakelijk om een permanente visibiliteit te geven aan dit ‘verborgen gebrek’ van onze samenleving. Zo’n centrum is nodig om de krachten die deze ongelijkheid kunnen bestrijden, te mobiliseren en deskundig te maken. Dat centrum moet autonoom zijn, onafhankelijk, voldoende afstand kunnen nemen en beschikken over een ruim vermogen tot actie in overleg met allerlei diverse actoren op federaal en decentraal vlak. Het moet de diverse beleidsniveaus verenigen en bundelen; het moet expertise opbouwen en in staat zijn om met alle bestuursniveaus samen te werken, om het beleid aan te moedigen, plaatselijke actoren te coördineren, in het kader van een globale strategie, uitgaande van plaatselijke behoeften. Het moet good practices en becijferde doelstellingen definiëren. Dit centrum moet samenwerken met alle relevante actoren, met vertegenwoordigers van de beroepsgroepen uit de curatieve en de preventieve gezondheidzorg, vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen en algemene sociale organisaties en woordvoerders van de organisaties die de armen aan het woord laten. Aanhechting of integratie van dit centrum of steunpunt aan of binnen een bestaande
structuur kan, maar mag de onafhankelijkheid ervan niet in het gedrang brengen. Samenwerking en een taakverdeling, vanuit dezelfde doelstelling tot het verminderen van gezondheidsverschillen, met het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap en het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-hoofdstad en het Observatorium Gezondheid van de Provincie Henegouwen is aangewezen. Tussen beide initiatieven – het actieprogramma wetenschapsbeleid en het beleidscoördinatiecentrum - moet er een sterke band bestaan, zodat resultaten van het ene het andere bereiken en zodat het onderzoek mede vanuit het werkveld kan aangestuurd worden. Samenvattend: de federale overheid wordt uitgenodigd in Federaal Wetenschapsbeleid en met uitdrukkelijke betrokkenheid van de deelgebieden, te starten met een wetenschappelijk Actieprogramma ter ondersteuning van de nieuwe strategische prioriteit: gelijke kansen in gezondheid. Dat programma moet ervoor zorgen dat in vijf jaar tijd, de analyse- en actiecapaciteit inzake gelijke kansen een serieuze sprong voorwaarts maakt enerzijds in de wetenschapstakken die hiervoor relevant zijn en anderzijds bij de professionals die het beleid en de acties moeten uitvoeren De federale overheid wordt ook uitgenodigd, met deelname van deelstaten en privé-actoren, een actiegericht Beleidscoördinatiecentrum Gelijkheid in Gezondheid op te richten, om centraal en lokaal beleidsexpertise op te bouwen en te verspreiden over ongelijkheid in de gezondheid.
DEEL 2: BOUWSTENEN VOOR EEN RUIMER BELEID
HOLISTISCH EN INTERSECTORAAL WERKEN Arm maakt ziek, ziek maakt arm. Dat is wetenschappelijk bewezen. Ongezond zijn, maakt mensen economisch kwetsbaar. Kwetsbare mensen worden vaak ongezond. Maatregelen tegen de ongelijkheid in gezondheid beperken tot de gezondheidssector zelf, is daarom onvoldoende. Een intersectorale aanpak en veel overleg zijn constante elementen in landen die geïntegreerde programma’s hebben opgezet voor de strijd tegen ongelijkheid in gezondheid. Zeker de welzijns- en de gezondheidszorg moeten hun werking met dit doel beter integreren, maar zij niet alleen. Als voorbeeld hiervoor kan verwezen worden naar ‘les relais sociaux et les relais-santé’ in Wallonië, die lokale integratie van de meest kwetsbare groepen op het oog hebben. Alle beleidsdimensies moeten worden aangesproken. Er moet zeker ook worden ingegrepen in de woonen leefomgeving, in de werkomgeving, in de levenswijze; het is nodig om een breed en diepgaand sociaal beleid te ontwikkelen en daarin ook het onderwijs te betrekken; en de onderscheiden beleidsniveaus moeten hun inspanningen daarvoor op elkaar afstemmen. Alle beleidssectoren moeten aanspreekbaar zijn. En het beleid moet ook de privéactoren betrekken. Zo’n intersectorale en holistische aanpak is België en zijn deelstaten niet geheel vreemd. Zo is er bijvoorbeeld voor de meest kwetsbare groep, de armen, een Steunpunt Armoedebestrijding dat ontstond uit het Algemeen Verslag Armoedebestrijding en dat zijn thuisbasis heeft in het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.
Het brengt vanuit zo’n intersectorale en holistische visie, geregeld verslagen en adviezen uit over alle voor deze groep relevante beleidssectoren. Privéorganisaties die zich inzetten voor de armen, bundelden recent hun krachten en inzichten ook en beschreven een langeretermijnplanning in hun ‘Decenniumdoelstellingen 2007-2017’. Het gaat er niet om multisectoraal te werken, maar intersectoraal. Niet naast maar met elkaar werken. Fragmentering van de hulp leidt in de gezondheidssector tot een medicalisering van de sociale problemen, en dat helpt de kwetsbaren geen stap vooruit. Er is in dit land al wel wat ervaring over intersectorale samenwerking, ook op lokaal niveau, maar deze is te weinig gesystematiseerd. De Gemeenschappen en Gewesten moeten ervoor zorgen dat er op meso-niveau intersectorale samenwerking maximaal wordt ondersteund en gehonoreerd. In Vlaanderen biedt het decreet op het preventieve gezondheidsbeleid via het engagement tot het voeren van een facettenbeleid1 kansen voor betere intersectorale samenwerking. De werkgroep vraagt dat dit engagement via de uitvoeringsbesluiten bij het decreet ook concreet worden gerealiseerd. In Brussel moeten de plannen om de gezondheidsnetwerken te laten samenwerken met andere sectoren (sociaal, educatie, huisvesting,..) geconcretiseerd worden. De verschillende overheden wordt gevraagd zich in te spannen om verdere ervaring op te bouwen over dit intersectoraal aanpakken van ongelijkheden
en ongelijkheden in gezondheid in het bijzonder, ook over de beleidsniveaus heen, en die te expliciteren. Aan de (onderscheiden) overheden wordt gevraagd budgetten vrij te maken om lokale voortrekkersprojecten te ondersteunen en deze op een zodanige wijze te ondersteunen, te begeleiden en te evalueren, dat daaruit ‘goede praktijken’ te distilleren zijn. Alle beleidssectoren moeten aanspreekbaar zijn. Daarom moet een gelijke kansen-toets uitgewerkt worden die nagaat of het beleid in alle relevante beleidstakken de gelijke kansen-gedachte volgt. Een toets die nagaat: “Wat bereiken we hiermee voor de kwetsbaren in de samenleving?”. Een toets die controleert of een maatregel de gelijke kans op gezondheid effectief zal bevorderen of niet.
(1) facetten die buiten volksgezondheid (in enge zin van het woord) vallen, maar die evenz e e r b i j d r a g e n t o t h e t b e v o r d e r e n , b e s c h e rmen of behouden van gezondheid.
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
11
EERSTELIJNSZORG EN ZORGCOÖRDINATIE Een kwaliteitsvolle eerstelijnszorg is een basisvoorwaarde voor een goed gezondheidssysteem en is ook onmisbaar in de strijd tegen de ongelijkheid in de gezondheid. Die eerstelijnszorg moet zich richten op werkzame modellen voor de kwetsbare groepen. De toegankelijkheid voor de kwetsbaarste groepen moet te allen prijze verbeterd worden. Een algemene versterking van een universele eerstelijnsgezondheidszorg is daarvoor absoluut nodig. De jaarlijkse aangroei van het budget ervoor moet de gemiddelde groei van het budget gezondheidszorgen overstijgen. Huisartsen en andere eerstelijnsgezondheidswerkers (geconventioneerd), moeten goed gespreid aanwezig zijn, ook in de wijken met veel kwetsbare bewoners. Programma’s tot aanmoediging van de aanwezigheid van de eerstelijnswerkers in wijken waar die schaars zijn, zoals het Impulseo-programma voor huisartsen, zijn nodig. De eerstelijnszorg moet in het algemeen maar zeker in kwetsbare wijken, samenwerkend aanwezig zijn. Interdisciplinair samenwerkend. De overheden moeten aanmoedigend werken voor die samenwerking die de vorm kan aannemen van grotere praktijken, al dan niet van het type wijkgezondheidscentrum of de vorm van wijkgezondheids- en welzijnscentra, of van netwerken van functioneel samenwerkende zorgverstrekkers (spinnenwebmodel). Het geïntegreerde aanbod mag zich
12
niet beperken tot de curatieve gezondheidszorg, maar moet ook de preventieve gezondheidszorg (ziektepreventie en gezondheidsbevordering) omvatten en de welzijnszorg. En wederzijdse doorverwijzing en ondersteuning moet daarbij de norm zijn. Aan de Vlaamse Gemeenschap wordt gevraagd om in de uitvoeringsbesluiten bij het decreet op de eerstelijnszorg en het decreet op de preventieve gezondheidszorg meteen de daad bij het woord te voegen en de samenwerking tussen o.m. de Samenwerkingsinititatieven Eerste Lijn (SEL’s) en Loco-regionaal gezondheidsoverleg (LOGO’s) structureel vast te legggen. De eerstelijnswerkers moeten ondersteund worden met specifieke netwerken, zoals dat reeds het geval is voor de geestelijke gezondheidszorg, de palliatieve zorg. Daarnaast moet in het bijzonder aandacht worden gegeven aan de ontwikkeling van het sociaal kapitaal van gezinnen en buurten zodat de competentie om de juiste weg te vinden in het zorgaanbod meer gelijk verspreid is over de bevolking. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor zowel de welzijns- als de gezondheidspromotiesector die hiervoor over de noodzakelijke capaciteit moeten kunnen beschikken. Onderzocht moet worden binnen de grenzen van de huidige wet op de privacy en rekening houdende met ethische aspecten of het mogelijk kan gemaakt worden dat eerstelijnswerkers
proactief contact zoeken met gezinnen en bevolkingsgroepen als redelijkerwijze kan aangenomen worden dat daarmee aanzienlijke gezondheidswinst kan geboekt worden. De Gemeenschappen moeten voortrekkersprojecten uitwerken – te beginnen met groepen die chronische aandoeningen hebben of die gevaar lopen daarop – om na te gaan hoe en in welke mate het concept ‘coaching’ of zorgbemiddelaar de eerstelijnszorg kan aanvullen en versterken. Gewesten en Gemeenschappen moeten lokale overheden aanmoedigen een lokaal gezondheidsbeleid te ontwikkelen dat gelijke kansen als hoofdinvalshoek heeft en ondersteuning van de lokale netwerken als hoofddoel. Centraal moet opgevolgd worden welke modellen het meest effectief zijn en of er good practices kunnen uit gedestilleerd worden.
DEEL 2: BOUWSTENEN VOOR EEN RUIMER BELEID
GEZONDE LEVENSSTIJL EN GEZONDE LEEFOMGEVING Een gezonde levensstijl is cruciaal voor de gezondheid. Een gezonde leefomgeving is dit evenzeer. Elke aanmoediging van de gezonde levensstijl moet telkens gepaard gaan met verbeteringen aan de leefomgeving in het algemeen en aan die van de meest kwetsbaren in het bijzonder. Een onaangepast beleid inzake huisvesting, ruimtelijke ordening, milieu, en de afwezigheid van groen en sportinfrastructuur in de wijken, kan het effect van gezondheidspromotie teniet doen; een gepast beleid kan het effect flink versterken. De intersectorale en holistische aanpak, zoals reeds bepleit, geldt om die reden ook bij de promotie van de gezonde levensstijl. De promotie van een gezonde levensstijl is een zaak van empowerment en responsabilisering maar deze moet gekoppeld blijven aan solidariteit, niet aan onverdraagzaamheid ten opzichte van wie het moeilijker heeft een gezond gedrag aan te nemen. De kennis over de effectiviteit van de aanmoediging van de gezonde levensstijl, inzonderheid bij kwetsbare groepen, moet verder ontwikkeld worden om echt evidence based te kunnen optreden. Maar het is nu al met zekerheid geweten dat gewone campagnes over gezonde levensstijl, de kwetsbare groepen zelden bereiken. In alle campagnes moet de equity-benadering ingebed zijn, zoniet vergroten ze de gezondheidsverschillen. Om die reden moeten zowel de federale overheid als de Gemeenschappen hun initiatieven die betrekking hebben op een gezonde levensstijl altijd een gelijke kansenbenadering meegeven. Ook in het
Europese beleid dat de overheid mee voorbereidt, moet ze dat aspect telkens beklemtonen.
van het bevorderen van de gezondheid van de bevolking, in plaats van het louter verstrekken van medische zorgen.
Evenzeer is geweten dat de bevordering van de gezonde levensstijl altijd een mengeling van universele, groepsspecifieke en individuele maatregelen vergt evenals een geïntegreerde aanpak. De boodschap moet van alle kanten komen en moet voorkomen in alle levenssferen; de aanpak moet bovendien zowel positieve als negatieve en zowel dwingende als aansporende maatregelen bevatten, alsook maatregelen inzake prijs en beschikbaarheid van producten. En een aanpak mag nooit enkel op cognitie gericht zijn maar vooral op attitudevorming en competentieontwikkeling. Overheden moeten er zich bovendien van bewust zijn dat van het beleid dat instanties als crèches, scholen, bedrijven en gemeenten voeren een sterk hefboomeffect kan uitgaan.
De federale overheid moet in de regelgeving over de financiering van de ziekenfondsen, de gezondheidsbevordering een groter gewicht geven en deze koppelen aan een gelijke kansen-benadering. De Gemeenschappen kunnen in hun subsidiëringsvoorwaarden voor hun preventieve gezondheidszorg, soortgelijke maatregelen opnemen en bijvoorbeeld de gesubsidieerde preventie-organisaties of -instellingen ook sturen in de richting van een bijzondere aandacht voor bevolkingsgroepen die in grotere mate zijn blootgesteld aan bedreigingen van hun gezondheid.
Om die redenen moeten overheden hun initiatieven die betrekking hebben op of gevolgen hebben voor de promotie van de gezonde levensstijl, permanent en structureel afstemmen op elkaar. Het Beleidscoördinatiecentrum (zie boven) kan hierbij als draaischijf fungeren. Onderzocht moet worden hoe in de federaal gefinancierde curatieve zorg, elementen van de bevordering van de gezonde levensstijl kunnen ingebouwd worden. Zo kan terugbetaling van preventieve consultaties door bijv. de eerstelijn, diëtisten, … een sterke impuls geven in de heroriëntatie van de gezondheidszorgvoorzieningen in de richting
De Gemeenschappen moeten samen met de andere overheden kennis vergaren en uitwisselen over de effectiviteit van maatregelen ter bevordering van de gezonde levensstijl en onderzoeken welke transversale maatregelen genomen kunnen worden, en hoe een doelgroepenbeleid kan worden ontwikkeld en ondersteund. De federale overheid moet in de regelgeving en in het fiscaal en prijzenbeleid dat ze voert voor producten, een met de andere overheden afgestemde bevordering van de gezonde levensstijl inbouwen en deze aanpak ook in Europese context verdedigen. Alle overheden moeten ook nagaan hoe zij als werkgevers kunnen bijdragen tot een gezonde levensstijl en moeten daarin een voorbeeldfunctie opnemen.
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
13
Bijlage 1: Leden werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’ - Martine Bantuelle, Présidente, Conseil Supérieur de Promotion de la Santé - Begonia Cainas, Chef du service social, C.H.U. St.Pierre - Françoise De Boe, Coordinatrice du Service de lutte contre la pauvreté, la précarité et l’exclusion sociale - Linda De Boeck, Adjunct Directeur, Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie - Myriam De Spiegelaere, Directrice Scientifique, Observatoire de la Santé et du Social Bruxelles - Stefaan Demarest, Onderzoeker, Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Jean-Paul Dercq, Inspecteur Général RDQ, INAMI in duo met vervanger Pascal Meeus, RDQ, INAMI - Kurt Doms, Coördinator cel drugs, FOD Volksgezondheid - Directoraat-generaal voor de Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen - Joeri Guillaume, Stafmedewerker studiedienst, Socialistische Mutualiteiten - Jean Hermesse, Secrétaire Général, Alliance Nationale des Mutualités Chrétiennes in duo met vervanger Raf Mertens, Diensthoofd Onderzoek & ontwikkeling, Landsbond der Christelijke Mutualiteiten. - Isabelle Heymans, Collaboratrice, Fédération des Maisons Médicales - Mark Leys, Expert, Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) - Jan Van Emelen, Directeur Strategische Studies en Communicatie, Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen in duo met vervanger Ariane Mollu, Wetenschappelijk medewerkster, Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen - Jef Van Holsbeke, Lid directiecomité, Verbond van Verzorgingsinstellingen - Carl Vanwelde, Responsable de l’enseignement, Centre académique de médecine générale – CAMG
14
BIJLAGEN
Bijlage 2: Ondersteuning werkgroep ‘Ongelijkheid in gezondheid’ Wetenschappelijk secretariaat - Prof. dr Jan De Maeseneer, UGent, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg - dr. Sara Willems, UGent, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg - Ilse Van de Geuchte, UGent, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg - Prof. dr. Michel Roland, ULB, Département de Médecine Générale - Nathalie Maulet, ULB, Département de Médecine Générale
Strategische ondersteuning - Ricardo Gutiérrez - Ingrid Stegeman, EuroHealthNet - Guy Tegenbos
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
15
AANBEVELINGEN VAN DE WERKGROEP ‘ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID’ VAN DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING VOOR ALLE OVERHEDEN IN BELGIË
Hoewel het Belgische gezondheidszorgsysteem algemene erkenning geniet voor zijn hoge kwaliteit en toegankelijkheid, zijn gezondheidsverschillen tussen hogere en lagere sociaal-economische groepen in België veel groter en komen ze veel meer voor dan algemeen wordt aangenomen. Dat is geen probleem dat eigen is aan België, het doet zich in heel Europa en de wereld voor. Maar terwijl veel landen tijdens de voorbije jaren strategische plannen hebben uitgewerkt om de ongelijkheid in gezondheid te verminderen, heeft België nog steeds geen geïntegreerde beleidsstrategie. In november 2006 stelde de Koning Boudewijnstichting een werkgroep samen met vertegenwoordigers uit het brede veld van gezondheid en welzijn. De werkgroep kreeg de opdracht om beleidsvoorstellen te formuleren om de verschillende bestuursniveaus in België aan te moedigen een geïntegreerde actiestrategie uit te werken om de ongelijkheid in gezondheid aan te pakken. In de volgende paragrafen beschrijven we de belangrijkste besluiten van deze werkgroep. 1. Algemene opmerkingen Ongelijkheid in gezondheid wordt veroorzaakt door de maatschappij en kan dus ook door de maatschappij worden verkleind. En aangezien sociaal-economische ongelijkheid in gezondheid onrechtvaardig is, is het verminderen van gezondheidsverschillen niet louter een optie – maar een must. De vermindering van ongelijkheid in gezondheid moet een officieel beleidsdoel worden, een doel dat moet vertaald worden in tijdsgebonden beleidsdoelstellingen, op basis van realistische cijfers en deadlines en een stapvoor-stap-aanpak. De beleidsmaatrege16
len om deze doelstellingen te bereiken moeten ‘evidence based’ zijn. En tijdens dit proces moeten de overheden in België deelnemen aan de bestaande Europese programma’s die ongelijkheid in gezondheid willen aanpakken. Het Belgische gezondheidszorgsyssteem wordt doorgaans beschouwd als een goed systeem, maar blijkbaar is dat op zichzelf niet genoeg om sociaaleconomische gezondheidsverschillen te voorkomen. Er werden al veel noodzakelijke inspanningen gedaan om het gezondheidssysteem te verbeteren, maar er werd te weinig gedaan om gezondheidsverschillen aan te pakken. Er zijn nog altijd leemtes in de gezondheidsvoorziening evenals problemen rond financiële en culturele ontoegankelijkheid die aangepakt moeten worden. De overheden zouden meer aandacht moeten besteden aan de vele voorstellen die in dit verband al werden geformuleerd. Wat de culturele ontoegankelijkheid betreft zouden overheden bijvoorbeeld het toepassingsgebeid van interculturele bemiddeling in ziekenhuizen kunnen verruimen tot de hele eerstelijnsgezondheidszorg en ze zouden kunnen onderzoeken of het mogelijk is om alle tolkdiensten voor gezondheid en sociale zorg te centraliseren in één centrum, met behulp van ICT en webcam-technologie. Maar belangrijker is dat ondertussen duidelijk geworden is dat zelfs permanente inspanningen om de voorziening en toegankelijkheid van gezondheidszorg te verbeteren nooit voldoende zullen zijn om de ongelijkheid echt terug te dringen. Daarvoor is een vergaande integratie nodig van beleidsmaatregelen rond gezondheidszorg,
gezondheidspromotie, welzijn en andere sectoren zoals onderwijs, huisvesting en werkgelegenheid. Voorts benadrukt de werkgroep dat het hele spectrum van alle verschillen in gezondheid van elke sociaal-economische groep aangepakt moet worden, en niet enkel de brede kloof tussen de top en de basis van de sociale piramide. Daarom moeten maatregelen die ongelijkheid in gezondheid willen aanpakken niet alleen focussen op de laagste sociaal-economische groepen, aangezien dat een sterk stigmatiserend effect heeft. 2. Bouwstenen voor een ruimer beleid Een boost voor het gelijke kansendenken inzake gezondheid De werkgroep doet twee aanbevelingen om de kennis over gelijke kansen in gezondheid in België te bevorderen. De eerste heeft betrekking op het opstarten van een wetenschappelijk actieprogramma dat moet bijdragen tot het binnen vijf jaar opbouwen van een analyse van ‘gelijke kansen in gezondheid’ en van actiebekwaamheid van wetenschappers en terreinwerkers. Dit impliceert onder meer de ontwikkeling van een monitoring-instrument om informatie te verzamelen over de evolutie van de sociale bevolkingsparameters, bovenop de gezondheidsparameters. De tweede aanbeveling bestaat in het oprichten van een actiegericht Beleidscoördinatiecentrum Gelijkheid in Gezondheid dat binnen België, zowel centraal als lokaal, beleidsexpertise over gelijke kansen in gezondheid opbouwt en overdraagt. Dit centrum moet autonoom
S A M E N VAT T I N G
werken en in staat zijn om de samenwerking en het debat tussen alle relevante overheden en instellingen in België te bevorderen. Holistisch en intersectoraal werken Bestaande intersectorale samenwerkingsinitiatieven en -inspanningen op het federale en/of gewestelijke niveau, bijvoorbeeld tussen de gezondheids- en de onderwijssector, moeten verder worden ontwikkeld, gesystematiseerd, ondersteund, geëvalueerd en gefinancierd. Lokale initiatieven moeten worden aangemoedigd, minstens op een experimentele basis, en geëvalueerd, zodat mogelijke goede praktijken kunnen worden opgespoord en verder kunnen worden ondersteund. Een belangrijk instrument voor het stimuleren van intersectorale samenwerking is de ‘gelijke kansen in gezondheid’-toets. De werkgroep suggereert om deze toets te ontwikkelen en om hem te gebruiken telkens als er een nieuwe beleidsmaatregel wordt voorgesteld in een relevante beleidssector. De vraag “wat is het effect van deze maatregel op de rechtvaardige verdeling van gezondheid tussen iedereen die in België woont?”, moet ervoor zorgen dat beleidsmakers - die bezig zijn met huisvestingsproblemen bijvoorbeeldsnel kunnen reageren op gevolgen voor gelijkheid in gezondheid en het moet hen stimuleren om samen te werken met de gezondheidssector. Eerstelijnszorg en zorgcoördinatie De algemene versterking van een universele eerstelijnsgezondheidszorg is van het grootste belang bij het verhogen van de toegang tot gezondheidszorg voor de meest kwetsbare groepen. Overhe-
den moeten samenwerking tussen eerstelijnszorgdisciplines, met inbegrip van disciplines inzake gezondheidspreventie, gezondheidspromotie en welzijn, sterk aanmoedigen. Deze interdisciplinaire samenwerking is zeker nodig bij de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Er kan worden samengewerkt in groepspraktijken, wijkgezondheidscentra of functionele netwerken van zorgverstrekkers. De werkgroep vraagt om te onderzoeken of het mogelijk is (rekening houdend met alle privacy- en ethische aspecten) om eerstelijnsgezondheidswerkers proactief contact te laten opnemen met families en groepen telkens als de kans groot is dat er een aanzienlijke gezondheidswinst kan worden geboekt. De beste manier om dit ‘coaching’-concept aan te pakken bestaat in het ondersteunen van lokale pioniersprojecten, te beginnen met projecten die zich toespitsen op chronisch zieke en kwetsbare groepen. Tevens moeten lokale besturen door andere Belgische overheden meer gemotiveerd worden om een lokaal gezondheidsbeleid uit te werken dat steunt op gelijke kansen en dat vooral gericht is op het ondersteunen van lokale netwerken. Ook hier moeten verschillende mogelijke modellen worden onderzocht en moeten goede praktijken worden erkend en gefinancierd. Gezonde levensstijl en gezonde leefomgeving In het algemeen verdient gezondheidspromotie veel meer aandacht en financiële middelen op alle bestuursniveaus in België. De terugbetaling van preventieve zorgkosten (consultaties) bijvoorbeeld kan bijdragen tot het heroriënteren van
de gezondheidszorg – die vandaag overwegend curatief is – in de richting van meer gezondheidspreventie en -promotie. Ook moet gezondheidspromotie een hogere prioriteit krijgen bij de financiering van ziekenfondsen. Om meer effect te hebben moeten maatregelen voor de promotie van een gezonde levensstijl niet alleen mikken op individuele kennis, maar ook op attitudes en vaardigheden, en ze moeten zoveel mogelijk samengaan met maatregelen ter verbetering van de leefomgeving van de bevolking in het algemeen, en van de meest kwetsbare groepen in het bijzonder. Het fiscale en prijsbeleid bijvoorbeeld, die een invloed hebben op de beschikbaarheid van gezonde producten − of, aan het andere uiterste, ongezonde producten − komen daarvoor in aanmerking. Gezondheidsmaatregelen in scholen, bedrijven, dagzorgcentra enzovoort, kunnen een sterk hefboomeffect hebben bij het bevorderen van gezond gedrag. In dit verband zouden overheden moeten nagaan of het mogelijk is om het voorbeeld te geven door als werkgever bij te dragen tot een gezonde levensstijl van de eigen werknemers. Empowerment en verantwoordelijkheidszin moeten hand in hand gaan met solidariteit, niet met onverdraagzaamheid tegenover mensen die meer moeilijkheden hebben om gezonder te gaan leven. Alle maatregelen rond de levensstijl moeten worden genomen vanuit een perspectief van ‘gelijke kansen in gezondheid’, zodat er geen ‘Mattheus-effect’ ontstaat, waarbij de mensen die al gezonder leven, er de meeste voordelen van plukken.
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
17
RECOMMENDATIONS OF THE ‘HEALTH INEQUALITY’ WORKING GROUP OF THE KING BAUDOUIN FOUNDATION, ISSUED TO ALL GOVERNMENTS IN BELGIUM
Although the Belgian health care system is well known for its high quality and accessibility, health differences between higher and lower socioeconomic groups in Belgium are much greater and occur much more systematically than generally assumed. This is not a problem particular to Belgium, but one that is seen across Europe and the world. Whilst over the last few years many countries have developed strategic plans to reduce health inequalities, Belgium still has no integrated policy strategy. In November 2006 the King Baudouin Foundation put together a working group with representatives from the broad policy field of health and welfare and gave it the task of formulating policy propositions for stimulating Belgium’s various governments to develop an integrated strategy for action to tackle health inequalities. In the paragraphs that follow we will set out the key conclusions of this working group. 1. General remarks Health inequalities are produced by society and can therefore also be reduced by society. And since socioeconomic health inequalities are unfair, reducing health differences is not a mere option – it is a must. The reduction of health inequalities has to become an official policy goal, a goal that must be translated into intermediate policy goals, on the basis of realistic figures and deadlines and a step-by-step ap18
proach. The policy measures to achieve these goals should be evidence-based. And throughout this process, the governments in Belgium should participate in the existing European programmes for tackling health inequalities. The Belgian health system is generally perceived to be a good system, but apparently that is not enough by itself to prevent socioeconomic health differences. The many efforts already made to improve the health system were necessary, but not sufficient to tackle health differences. There are still some care supply gaps and also financial and cultural inaccessibility issues to be tackled. The governments should pay more attention to the many conclusions already made in this regard. As far as cultural accessibility is concerned, they could for instance broaden the scope of intercultural mediation in hospitals to the entire primary health care field and investigate the possibility of centralising all interpreting services for health and social care in one centre, with the help of ICT and webcam technology. But also, and more importantly, it has become obvious that even continual efforts to improve the supply and accessibility of health care will never be enough to substantially reduce inequalities. What is needed is a deep integration of policies in health care, health promotion, welfare and other sectors with a health link such
as education, housing and employment. The working group further emphasises that the entire health gradient of differences between each and every socioeconomic group needs to be tackled, and not just the wide gap between the top and the base of the social pyramid. Therefore measures to tackle health inequalities should not only focus on the lowest socioeconomic groups, as such a focus has a strong stigmatising effect. 2. Building blocks for a broader policy A boost for health equity thinking The working group makes two recommendations for giving a boost to health equity knowledge in Belgium. The first is to start a scientific action programme to build up the health equity analysis and action capacity of scientists as well as fieldworkers in a five-year period. This implies, amongst other things, the development of a monitoring system to acquire information about the evolution of the population’s social parameters, in addition to health parameters. The second recommendation is to establish an actionfocussed Policy Coordination Centre for Health Equity which builds up and transfers policy expertise on health equity, both centrally and locally within Belgium. This Centre has to be autonomous and be
EXECUTIVE SUMMARY
able to constantly stimulate cooperation and the debate between all the relevant governments and institutions in Belgium. Holistic and intersectoral cooperation Existing intersectoral cooperation initiatives and efforts at federal and/or regional level, for example between the health and education sectors, have to be further developed, systematised, supported, evaluated and paid for. Local initiatives have to be stimulated, at least on an experimental basis, and evaluated, so that any good practices can be identified and supported further. An important tool to stimulate intersectoral collaboration is the health equity test. The working group suggests that this test should be developed and then applied whenever a new policy measure is proposed in a relevant policy sector. The question “what’s the effect of this measure on the equitable partition of health between everyone living in Belgium?”, will keep policy-makers - in the area of housing issues for instance alert to influences on health equity and it will stimulate them to cooperate with the health sector.
groups. Governments must strongly encourage cooperation between primarycare disciplines, including disciplines in health prevention, health promotion and welfare. This interdisciplinary cooperation is certainly needed in the more vulnerable communities. It can take the form of group practices, community health centres or functional networks of care providers. The working group asks for the possibility to be examined (taking into account all the privacy and ethical aspects) of primary health workers contacting families and groups on a proactive basis whenever substantial health gains are likely to be made. The best way to approach this concept of ‘coaching’ is to support and evaluate local pioneering projects, starting with a focus on the chronically ill and vulnerable groups. Also, local authorities should be motivated much more by other Belgian authorities to create a local health policy that is based on equity and aimed primarily at supporting local networks. Once again, different possible models have to be examined and good practices have to be recognised and financed.
Primary health care and care coordination The general consolidation of universal primary health care is of paramount importance to enhancing the accessibility of health care for the most vulnerable
Healthy lifestyle and healthy living environment In general, health promotion should receive much more attention and funding at all policy levels in Belgium. The reimbursement of the costs of preventive care
for instance can help to reorient healthcare – which is predominantly curative at present – towards more health prevention and promotion. Also health promotion should be given a higher priority in the financing of sickness funds. To have more effect, measures promoting a healthy lifestyle should not only aim at individual knowledge but also at attitudes and skills, and they should have a close connection with measures improving the living environment of the general population, and especially of the most vulnerable groups. Taxation and pricing policies for instance, which affect the availability of healthy products − or, at the other extreme, unhealthy products − should be taken into account. Health policies in schools, firms, day-care centres, communities and so on, can have a strong leverage effect in promoting healthy behaviour. In this respect, governments should consider the possibility of setting an example by contributing as an employer to the healthy lifestyle of employees. Empowerment and accountability have to go hand in hand with solidarity, not with intolerance towards people who find it more difficult to adopt a healthy lifestyle. All lifestyle measures should be taken from a health equity perspective, preventing them from having the “Matthew effect”, i.e. having as their main effect making the healthy healthier.
BELEIDSAANBEVELINGEN ONGELIJKHEID IN GEZONDHEID
19
Koning Boudewijnstichting
Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s:
Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be
Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa
De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel.
Armoede & sociale rechtvaardigheid – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & maatschappelijk engagement – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa
De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaars- zorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en pu-
De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten
blicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel
Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten
+32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21 Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.