Profetische stemmen en het Land Bijdrage van Gied ten Berge aan de conferentie over “Profetisch spreken toen en nu” op 12 maart 2014 in Westmalle (B), over het denken van Abraham Joshua Heschel, georganiseerd door de Provinciale Werkgroep Kerk en Israël Noord-Brabant en Limburg (PKN) en Contactgroep voor Joods-Christelijke Betrekkingen te Antwerpen. Het is passend om als invallend spreker me eerst voor te stellen en te vertellen: hoe ik zal spreken over profetische stemmen en het Land en wat ik onder ‘profetisch’ versta. Ik ga u enkele voorbeelden geven van joods-Israëlische en Arabisch-Israëlische (of PalestijnsIsraëlische) mensen en groepen die m.i. als profetische stemmen te kenschetsen zijn. Maar voorafgaand neem ik u mee langs een paar portretten van wat ik min of meer als hun voorlopers zie: roepende, waarschuwende, joodse stemmen in de geschiedenis van het zionisme en bij het oprichten van de staat Israël. Ik wil me ook afvragen of, en hoe Abraham Heschel daar een plaats in heeft.
1.
Mijn betrokkenheid
• Mijn kerkelijke achtergrond is rooms-katholiek, ik beschouw mezelf als een katholiek oecumenicus, ook in relatie tot andere religies. • Ik studeerde wijsgerige sociologie in Leiden, werkte een poosje aan het toenmalige Polemologisch Instituut van de RU Groningen • Ik werd gewetensbezwaarde militaire dienst en bleef mijn leven lang ‘vredesbeweger’, achtereenvolgens in de kaders van IKV en Pax Christi. • Toen ik 60 werd, ben ik theologie gaan studeren in Tilburg. Ik rondde daar de Master “Wereldreligies in Confrontatie en Dialoog” af. Ik maakte kennis met de dialoogcapaciteiten en blokkades binnen de verschillende wereldreligies, een en ander werd geserveerd op een bedje van politieke filosofie en godsdienstsociologie. • Tot het einde van de jaren ’90 heb ik me nooit in het bijzonder met het Jodendom bezig gehouden. Als ‘vredesbeweger’ ben ik zelfs een tijd lang met een tamelijke boog om het IsraëlischPalestijnse conflict heen gelopen. ‘Dat zou je steun voor de IKV campagne schaden’ hoorde ik toen wel vanuit de NH Kerk. • In 2000 organiseerde Pax Christi Internationaal haar jubileum in Aman en Jeruzalem en bezocht ik voor het eerst het Land en vervaardigde een bundel met bijdragen van verschillende joden, christenen en moslims onder de titel “Jeruzalem, stad van vrede, vrede voor de stad”. In 2004 en 2006 organiseerde ik voor Pax Christi met kerstmis zogenaamde solidariteits- of dialoog pelgrimages naar Bethlehem en Jeruzalem. Door deze activiteiten kwam ik aan meerdere kanten vredesactivisten tegen, die veel indruk op mij maakten. • Toen mijn studie tegen het eind liep werd ik door SIVMO, het Steuncomité Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties, gevraagd hun voorzitter te worden. Ik sloot mij ook aan bij de Werkgroep Kairos Palestina Nederland, die stem wil geven aan Palestijnse christenen.
• Mijn colleges jodendom/christendom kreeg ik van de katholieke theoloog Erik Borgman en de liberale Tilburgse rabbijn Hetty Groeneveld. Er ontstonden tijdens hun colleges bij mij steeds meer theologische, maar ook sociologische en historische vragen naar de gelaagdheden en de vele stemmen met betrekking tot het Land. Omdat mijn docenten het soms lastig vonden alle vragen van hun gepensioneerde student hierover te beantwoorden, besloot ik eerst een vergelijkend werkstuk te schrijven over de verschillen en geschillen tussen westerse Land- of Israëltheologen en de Palestijnse bevrijdingstheologen. Mijn werkstuk verbreedde zich tot een thesis, een comparatieve studie naar de religieuze gelaagdheden van het conflict, echter niet zozeer tússen joden, christenen en moslims (ik nam moslimse visies er in mee), maar juist lettend op de verschillen en geschillen bínnen die religies, met de vraag: wie zijn daarbinnen het best tot een dialoog over het Land in staat. De thesis breidde zich uit tot een boek: “Land van Mensen”, dat intussen een tweede druk beleefde.
2. Waarschuwende, ‘profetische’ joodse stemmen in de geschiedenis van het zionisme en bij het oprichten van de staat Israël. Toen ik vorige week werd gevraagd de spreker van vandaag te willen vervangen, was ik net volop bezig met een recensie van het boek van Ari Shavit (1957) "Mijn Beloofde Land. Triomf en tragiek van Israël". Shavit werkt in zijn boek onder meer zeven “rebellieën uit in de Israëlische samenleving van de afgelopen 30 jaar. Je kunt ook zeggen breuklijnen. Hij noemt ze: “de rebellie van de kolonisten”, “de vredesrebellie”, “de progressief-gerechtelijke rebellie”, “de oriëntaalse rebellie”, “de ultra-orthodoxe rebellie”, “de hedonistische-individualistische rebellie” en de interne “PalestijnsIsraëlische rebellie”. Hij schrijft wel een beetje een noodlotsgeschiedenis van de staat, het heeft zo moeten gaan als dat het ging, en nu dreigt volgens hem een tragedie. Hij komt daardoor niet voorbij een sombere analyse van enerzijds onoverbrugbare verschillen binnen de Israëlisch samenleving (die zich weliswaar koortsachtig vernieuwt, alsof de duvel haar op de hielen zit) en anderzijds een ernstig tekortschietend leiderschap dat de staat maar op één manier lijkt te kunnen besturen: door het vasthouden aan een status-quo… die feitelijk niet bestaat. Wat duidelijk wordt uit Shavits boek, dat deze staat het daarmee niet nog eens zestig jaar volhoudt en wat mij betreft daarom zal moeten herbronnen. Dat betekent dat ook kritische ‘profetische’ stemmen uit de jongste geschiedenis weer zouden moeten worden geraadpleegd. Dat doet hij niet. Kort voor het lezen van het boek van Shavit ontmoette ik de joods-Israëlische journaliste Amira Hass (1956) die als enige Israëlische verslaggeefster in Ramallah woont en die op uitnodiging van SIVMO een gezelschap voornamelijk Amsterdamse joden toesprak. Net als Shavit waarschuwde ook zij dat de staat in een diepe interne crisis verkeert. Op een vraag uit het zaaltje naar de Palestijnen, zei ze bitter dat ze zich over de Palestijnen weinig zorgen meer maakt: die hoeven alleen maar af te wachten tot de geschiedenis zegt dat zij weer aan de beurt zijn. ”Jullie moeten je alvast maar voorbereiden op een terugkeer van steeds meer joodse Israëli naar Europa”. Zijn Shavit en Hass onheilsprofeten? Doen zij veel meer dan klokkenluiden? Wat mij benauwt dat zij maar weinig meer hopen en rekenen op andere krachten, krachten die ik ‘het Andere Israël’ wil noemen.
Toen de mail binnen kwam of ik vandaag wilde spreken, zat ik net in een diepe zucht: “…dit Land roept om profeten, wegwijzers, mannen en vrouwen die het onmogelijke doen en zo echte nieuwe wegen banen”. Maar wie zijn dat, en als ze er zijn, staan ze dan in een traditie? Volgens de encyclopedie betekent het Griekse woord prophèteuo voorspellen, orakelspreuken verkondigen of profeteren. Als we dan de orakels en apocalyptische toekomstvoorspellers binnen bijvoorbeeld Christelijk Rechts eerst even buiten haakjes plaatsen, ook een definitie die ervan uitgaat dat een profeet alleen iemand zou zijn met een exclusieve lijn naar boven en die zo gemachtigd verslag doet van de wil van God. Ik ontken als theoloog en gelovige niet dat in profetisch spreken ook vandaag zo’n boodschap van Vrede en Gerechtigheid kan meekomen, maar we kunnen daar geen beslag op leggen. Profeten zijn voor mij mensen met een ongemakkelijke, scherpe soms schelle boodschap die zich vermanend of toornig opstellen tegenover machthebbers en het volk, refererend aan verkeerde daden, aan misstanden in verleden en heden, en die niettemin laten zien dat het nooit te laat is om om te keren, dat het anders kan en die daarbij so oder so herinneringen wekken aan voorbeelden uit de traditie.
Abraham Joshua Heschel (2e v.r.) met Martin Luther King (4e v.r).
Dit is een conferentie over Abraham Heschel (1907-1972). Ik ben geen Heschel specialist, liet ik al weten. Ik heb alleen "God zoekt de mens" gelezen. Ik herinner me daarvan vooral dat ik getroffen werd door de dichterlijke, meditatieve toon, zijn theologisch, spiritueel, maar niettemin geëngageerd benaderen van het Geheim van God en Mens, waarin hij de actuele, levende geloofservaring telkens laat ‘meespreken’ en ‘meedenken’ binnen zijn traditie. Zijn engagement met zijn Amerikaanse samenleving, zijn inzet voor gelijke burgerrechten van de zwarte bevolking en tegen de zinloze oorlog in Vietnam, waren opvallend. Ik kwam Heschel tegen, toen ik in verband met mijn thesis met meerdere auteurs ‘in gesprek’ wilde over het Land. Heschel komt in ‘God zoekt de mens’ maar heel terloops over het Land te spreken, niet als zionist en ook niet als uitgesproken anti-zionist; hij denkt en mijmert te veel om zomaar binnen zulke tijdgebonden schema’s te passen. Hij hield afstand van die gelovige joden, die hun vermeende historisch-Bijbelse gelijk over het Land menen te kunnen bewijzen en op te leggen aan anderen. Heschel schaarde zich ook niet zomaar bij de zogenaamde anti-zionistische joden, die zich verzetten tegen wat Yakov Rabkin (1945) “de instrumentalisering van het jodendom voor nationale doelen”
noemt. Rabkin, de joods-Canadese historicus van het anti-zionistische jodendom, ziet geen heil in de zogenaamde Twee Statenoplossing, maar blijft pleiten voor een bi-nationale staat. Onder de antizionisten zijn er overigens óók profetische stemmen, sommigen waren weliswaar net zo radicaal en net zo onverzoenlijk als hun tegenstanders, maar profeten zijn dan ook zelden milde mensen.
Yeshayahu Leibowitz
Een belangwekkende stem voor mij blijft in dit verband de filosoof Yeshayahu Leibowitz (1903-1994), die zich ánders dan Heschel wèl in het Land vestigde, maar daar grote afstand hield van de zionistische machthebbers. Hij was een markante en ook geestige criticus van premier Ben Goerion (1886-1973). Leibowitz bekritiseerde fundamenteel iedere associatie tussen de joodse religie en de joodse staat. Die zou leiden tot “een vulgarisering” van het Judaïsme. De “totale toewijding” aan de staat was volgens Leibowitz in de plaats gekomen van de toewijding aan God. Leibowitz stelde zijn opvatting herhaaldelijk op scherp. In een interview in 1966 verklaarde hij de joodse staat zelfs voor “overbodig” en het kibboetssysteem als “idioot”, want gericht op het vormen van een linkse “nieuwe mens”. Dit marxistische mensbeeld was voor hem volstrekt strijdig met het joodse mensbeeld, dat hoorde uit te gaan van een door God bezield wezen, met een vrije wil, maar met een niet te ontkennen geneigdheid tot het kwade. In literair-theologische zin vormde de joodse staat voor Leibowitz een herleving van het kanaänisme, een richting in het Jodendom die al tijdens de Ballingschap opteerde voor een territoriale definitie van Israël bóven een joods bestaan zonder territoriale bestemming. Dit territoriale Jodendom, waarschuwde Leibowitz, zal zich uiteindelijk niet verdragen met het Jodendom als godsdienst. Hij vond dat joden, zonder de schaduw van een zich ‘joods’ noemende staat, vrijmoediger en diepgaander met elkaar zouden kunnen spreken over de religieuze en morele thema’s van het judaïsme. De staat, vond hij, had het Jodendom juist niet verenigd, maar gespleten, de staat was in wezen inhoudsloos, zei hij. De staat zat de ontwikkeling van het Jodendom als religieus en ethisch systeem in de weg. Hij vroeg zich af waarom deze staat de religieuze wortels van het Jodendom had losgelaten en zich toch ‘joods’ was blijven noemen. “Joodse
inhoud verzekert joodse inhoud en voor de rest niets”, was een bekend statement van hem. Ook voor het overleven na de Holocaust vond hij de staat niet nodig. Er zijn volgens Leibowitz altijd en overal volkeren, met of zonder staat, die met de ondergang bedreigd worden. In die zin vormden de joden, ook na de Holocaust, voor hem geen uitzondering. Het maakte hem niet uit of hij met deze boodschap botste op rechtse of linkse, gelovige of ongelovige zionisten. Hij moest helemaal niets hebben van hun ‘clericaal-secularistische’ politieke coalities (die tot op vandaag aan de macht zijn) en beschuldigde hen ervan een soort staatsjodendom te creëren. Hij verhield zich tot de staat als zijn diaspora. Opmerkelijk trouwens dat ook de seculiere Amira Hass Israël zo noemt: “Mijn diaspora”. Toen Ben Goerion in 1960 met de religieus-zionisten een deal sloot over ‘wie een jood is’ en de subsidiekraan voor religieus-zionistische organisaties wijd openging, was zijn reactie dat de staat van hem ook had mogen besluiten dat iedereen die groene verf op zijn neus smeert voortaan een jood zal heten. Daar hoorde een staat zich niet mee bezig te houden, vond hij. De oud-Knesseth voorzitter Avraham Burg, een verklaard tegenstander van Benjamin Netanyahu, die nu in Frankrijk leeft, heeft Leibowitz postuum gelijk gegeven wat betreft zijn voorspelling dat een staat vanwege zijn zogenaamde ‘joodse’ karakter voor niet-joodse minderheden “noodzakelijkerwijs een politiestaat” moet worden. Wetten die nu op stapel staan en al aangenomen zijn, over het joodse karakter van de staat en wetten over wie daarin christen en moslim is - obsessies van Netanyahu c.s. - zouden Leibowitz vermoedelijk tot tirades gebracht hebben die hij tegen Ben Goerion hield. Hoewel ik me wel aangetrokken voel tot de radicale machtskritiek van Leibowitz en Burg, Heschel spreekt me niet minder aan. Heschel heeft een ander temperament. Hij nuanceert terwijl hij denkt… Hoe belangrijk hij profeten ook vind, hij zegt er bijvoorbeeld meteen weer bij dat ze niet “het enige” in de traditie zijn. Wie zegt trouwens dat profeten altijd gelijk hebben? Niettemin had ook hij een niet mis te verstane waarschuwing voor de joodse bewoners van het Land in petto, zij het mild geformuleerd. Hij vond namelijk dat een gelovige jood in het Land telkens weer zijn heiligheid moet bewijzen. Het wonen, het verblijven in het Land moest als het ware telkens weer verdiend worden. De diaspora bleef voor Heschel daarom een minstens zo te heiligen toevlucht om God en zijn geboden trouw te kunnen blijven. Hij bleef die diaspora altijd trouw. Anders dan de seculiere Ben Goerion die net als de zogenaamde christen-zionisten vond dat de diaspora in 1948 definitief ten einde was. Joden ‘hoorden’ te vertrekken naar Israël, vinden zij. Ik kwam Heschel tegen toen ik bij het schrijven van mijn boek worstelde met een boek van de Amerikaanse joodse filosoof en rabbijn Marvin Fox (1922-1996). Fox vond dat wat mensen betekenisvol vinden, niet onder druk van de rationaliteit mag worden gezet, óók niet wat betreft hun belevingen aangaande het Land. Dat intrigeerde mij, omdat ik me het rationeel, politiek-filosofisch nadenken over staten, staatsvorming en identiteit, ook als het om mijn eigen staat gaat, niet graag laat afnemen. Ik zag dat Fox eerst een poging deed om met behulp van de godsdiensthistorische antropologie van Mircea Eliade (1907-1986) en met name diens verhandeling over het heilige als een “waar zijnde”, “een gefixeerd punt (…) in de chaos van homogeniteit”, de heiligheid van het Land wel probeerde vast te leggen. Al zou een katholiek er misschien wel gevoelig voor moeten zijn, ik geloofde in ieder geval al niet zo in Eliade’s “ware zijnden” en “gefixeeerde heiligheid”. Daarvoor komt de schepping me te gebroken en veranderlijk voor, maar ik snapte Fox zijn fascinatie wel. Fox wilde over de grenzen heen van “de heiligheid” van het Land Israël als Belofte èn die van zijn huidige politieke gestalte, en zocht daarom als theoloog naar theoretisch bewijs dat de ene plek op aarde heiliger zou
zijn dan de ander. Fox kwam zo in een soort cirkel terecht. Hij draaide rond in een redenering waarin dan weer zijn eigen hermeneutiek en dan weer de hulp geroepen antropologie de argumenten moesten leveren. Maar op een gegeven moment geeft hij het op en laat het uiteindelijke oordeel over aan… “de traditie”, die daarmee tot stoplap dreigt te worden. Hij zet zich daarbij en passant fors af tegen het orthodoxe anti-zionistische jodendom, om vervolgens te refereren aan… Heschel. Niet zo verbazingwekkend, omdat Heschel geen anti-zionist was en zijn verwondering en zelfs bewondering toonde voor Israël, met name als toevluchtsoord van de laatste vluchtelingen voor de Holocaust. Maar in hoeverre je hem daarmee kunt claimen? Heschel hoorde zoals gezegd niet in het kamp van de anti-zionisten, hij toonde ook geen fysiekmateriële fascinatie voor de heiligheid van het Land. Hij ontwaarde in het herstel van de staat Israël enerzijds “de kracht van Gods mysterieuze beloften”, maar legde in een verhandeling over de “waardigheid van Israël” tegelijkertijd opmerkelijk veel nadruk op de universele betekenis die de terugkeer naar Sion voor àlle mensen: “De jood in wiens hart de liefde voor Sion sterft, is gedoemd om zijn geloof te verliezen in de God van Abraham, die het Land schonk als onderpand voor de verlossing van alle mensen”. Heschel herinnerde aan het gevaar van een mislukking van een terugkeer als er geen acht wordt geslagen op Gods geboden. Heschel refereerde hierbij aan de opdracht die Mozes ontving om het Volk uit “de wildernis” naar het Beloofde Land te leiden, waarbij Mozes naar God roept: “Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken” (Exodus 33,15). Voor Heschel is de diaspora een minstens even geheiligde toevlucht om God en zijn belofte trouw te kunnen zijn. Heschel laat de verkieslijkheid van inkeer èn terugkeer naar de diaspora in principe zelfs open: “Misschien is dit het geheim van de joodse geschiedenis” zei hij, “te kiezen om liever in de wildernis te blijven dan door Hem verlaten te worden.” Deze dubbele houding van verwondering over Israël enerzijds en anderzijds kritiek op de eendimensionale zionistische politieke theorie waren volgens zijn dochter Susannah Heschel typerend voor zijn opstelling. Ze vertelt dat haar vader na de Zesdaags Oorlog een bezoek aan het Land bracht en het toen “een Echo van de Eeuwigheid” noemde. Tijdens zionistische conventies in de VS was zijn boodschap evenwel steeds, dat nòch staatsburgerschap, nòch cultuur-nationalisme een substituut kan zijn voor het joodse religieuze onderricht. Aan Heschel refereren om de heiligheid van het Land en daarmee een politieke claim voor eens en voor altijd vast te leggen, gaat dus inderdaad wat ver. Ik vermoed dat het meer in Heschels lijn gelegen zou hebben vandaag in relatie tot het Land zoiets als gelijke burgerrechten tot inzet van een kritisch discours te maken evenals het trouw laten zweren aan het zogenaamde ‘joodse karakter’ van de staat door minderheden. Heschels eigen keuze voor de diaspora lijkt mij evident; hij bleef nadat hij kort voor de Duitse invasie uit Polen naar Amerika emigreerde immers Amerikaan. We kennen daar zijn engagement. We weten ook dat hij een leerling van Martin Buber was, die overigens wèl een zionist was van het eerste uur. Daarom in dit verband iets meer over Buber.
Martin Buber Martin Buber (1878-1965) had op het Zionistencongres in Bazel in 1903 nog tegen het voorstel gestemd om binnen het Britse Gemenebest een joodse kolonisatie in Oost-Afrika te onderzoeken. Voor hem was Eretz Jisrael de enige vestigingsmogelijkheid voor joden die uit Europa weg wilden. Maar Buber verschilde van de seculiere zionisten scherp van mening, omdat zijn zionistische overtuiging ingebed was in een spirituele visie op het Land die op sommigen misschien irreëel mag overkomen, maar die hem wel heeft behoed al te politiek te worden. Ook voor hem ging het Jodendom als ethisch systeem voor. Palestina had van hem een plaats moeten worden die het Volk weer zou kunnen heiligen en verenigen. Bewust levend te midden van de Arabische bevolking, ijverde hij tussen de wereldoorlogen voor het vestigen van een “ware broederschap” met de Arabieren en riep de zionisten op zichzelf vooral nìet te zien als “missionarissen van het Westen”. Buber werd uiteindelijk wel één van de voormannen van de Ichud, de kleine politieke beweging die tegen de zionistische successen in, bleef ijveren voor een gezamenlijke Arabisch-Israëlische staat als onderdeel van een Arabische Federatie. De Zweedse ex-zionist Göran Rosenberg vertelt in zijn boek “Het verloren Land” dat Buber de laatste bondgenoot was van Judah Magnes, die samen behoorden tot “de schaarse groep van eenzame, politiek geïsoleerde morele gewetens, stemmen die verstikt werden door het krijgslawaai, de nieuwe nederzettingen en de stromen immigranten, maar die hardnekkig de gedachte van Eretz Jisrael als spiritueel en moreel - maar niet fysiek - project vertegenwoordigden”. In de nationale Israëlische geschiedschrijving van Howard Sachar haalt Buber maar vijf verwijzingen, tegen Moshe Dayan 65. Maar nog steeds zit Israël met Dayans veroveringen in de zijn maag en de discussies over één of twee staten, waarover Buber profetische voorstellingen koesterde, die hic et nunc irreëel mogen zijn, maar waarvan het toch niet uitgesloten is dat ze so oder so nog eens terugkeren in het discours, als dat al niet het geval ìs.
Judah Magnes
In mijn overzichtje van de taditie van tegensprekers van de zionistische macht nu de reformrabijn Judah Magnes (1877-1948), die zich in 1922 vanuit Amerika, net als Buber, wèl als zogeheten Homeland-zionist in Palestina gevestigd had. Hij raakte er in de jaren twintig niettemin buitengewoon verontrust over het exclusivisme en de separatistische tendensen binnen het politieke zionisme van die dagen. ‘Thora, Volk en Land’ vormden ook bij hem een triade, maar hij combineerde die met een eigenzinnige, pacifistische kritiek op het machtsdenken van het mainstream zionisme van de eerste president van Israël Chaim Weiszman (1874-1952) en anderen. Magnes concludeerde uit zijn eigen Amerikaanse ervaring dat een staat met een exclusief joods karakter geen noodzakelijkheid vormt voor het overleven van een joodse bevolkingsgroep. Om te kunnen leven vanuit de Thora vond hij een dergelijke staat niet nodig. In zijn klassiek geworden essay Like all the nations? (1930) keerde Magnes zich dan ook tegen het idee dat een Joods Nationaal Tehuis in het toenmalige mandaatgebied “een staat als alle andere” zou moeten worden. Hij ambieerde slechts een plaats waar het judaïsme onder internationale garanties zichzelf zou kunnen ontwikkelen om er zo -samen met nota bene de islam, christenen noemde hij niet - bij te dragen aan de cultuur van de mensheid. In een artikel in Foreign Affairs uit 1944 pleitte de pacifist Magnes, geschokt door de toenemende zionistische en Arabische terreur, ten einde raad voor een Amerikaans-Engelse interventie om de voor hem onheilspellende deling van het Land te voorkomen. Hem stond een Unie van Joden en Arabieren in het kader van een binationaal Palestina voor ogen. Hij wilde geen Nationaal Tehuis dankzij “de bajonetten van het een of andere empire”. Dat het wel zo gegaan is, strookte niet met zijn opvatting omdat hij vond dat het joodse volk niet nog een keer “op de manier van Joshua” het Land zou mogen betreden. Magnes stierf in 1948 in de staat Israël, in volkomen isolement. Hannah Arendt schreef bij zijn dood: “Magnes was het geweten van het Joodse volk en veel van dat geweten is met hem gestorven, althans voor onze tijd”. Dan is inderdaad de vraag: wat is er overgebleven van een op afstand vermanende Heschel, de spottende Leibowitz, de idealistische Buber en de op het eind van zijn leven desperate pacifist Magnes? Zijn ze werkelijk op de mestvaalt van de geschiedenis beland? In discussies over deze mannen krijg ik soms te horen dat ze uiteindelijk wel een voetnoot verdienen, maar toch niet meer. Zoals Sachar er dus mee omging. Als socioloog vind ik het argument redelijk, mits je alleen maar let op het aantal volgelingen waarmee ze uiteindelijk overbleven; als theoloog - en als gelovige in de betekenis van het ‘het mosterdzaad’ - kan dit empirische argument me niet bevredigen.
De hedendaagse Amerikaanse joodse filosoof Mark Ellis (1952) is één van degenen die ze weer aan de vergetelheid heeft ontrukt. Ellis brengt de religieuze en politieke staalkaart van het huidige Jodendom met betrekking tot het Land terug tot drie richtingen: (1) Constantinian Jews die al hun kaarten zetten op de versterking en verdediging van de joodse staatsmacht; (2) Progressive Jews die zich ten aanzien van de staat Israël kenmerken door een ambivalentie van “berusting en kritiek”; (3) Jews of Conscience, die in hun kritiek op het huidige staatsbewind teruggrijpen op het Homeland-zionisme van Judah Magnes, Martin Buber en in zekere zin ook van Hannah Arendt, die een verschil maken tussen Jodendom als religieus, ethisch systeem en de staat. Ellis voelt zich aangetrokken tot die derde categorie, omdat de traditionele, religieuze onderscheidingen (orthodox, reform, liberaal, enz.) hierin geen helderheid verschaffen en er voor hem geen weg vooruit is voor het Jodendom zonder een ethisch kompas, dat voor hem engagement gebiedt met de hele mensheid en niet alleen met het eigen volk. Zijn keuze voor ‘het profetische’ als essentie van de joodse theologie ontwikkelt hij in een polemiek met de rabbijn Irving Greenberg, (1933) die vindt dat de betekenis van ‘het profetische’ in de joodse religie een mindere rol mag spelen, omdat die traditie, vindt Greenberg, vooral eigen zou zijn aan de voorbije rabbijnse periode tussen het jaar 70 tot het ontstaan van de staat Israël in 1948. Ellis voert hiertegen aan dat profeten juist opstonden wanneer het volk zich ín het Land bevond. Ik denk dat Ellis dan een punt heeft.
3.
Profetische stemmen vandaag
Als je vandaag door het Land reist – en je probeert, hoe lastig ook, géén partijganger maar grensganger te zijn en je legt op vele plaatsen en bij vele mensen je oor te luisteren, dan zie je en voel je inderdaad overal de breuken die de Israëlische samenleving vandaag bedreigen. Een ‘Come and See’ reis zoals ik die in oktober 2013 met Meta Floor maakte, bracht me wederom in een emotionele achtbaan van jewelste, van enerzijds afwisselende gevoelens van wanhoop over het onrecht, de geborneerdheid en de struisvogelpolitiek, het après nous le déluge zelfs, maar anderzijds: je krijgt óók de inspiratie terug van mensen die met vertrouwen blijven zoeken naar ruimte, een bredere horizon, niet alleen voor zichzelf maar omdat ze op de een of andere manier geïnspireerd zijn door wat Heschel zei: “de universele betekenis die de terugkeer naar Sion voor àlle mensen zal moeten hebben”. Die mensen vind je aan beide kanten van de Muur, ook onder Palestijnse christenen en moslims. Ik zal me hier beperken tot de staat Israël en de bezette gebieden er even buiten laten. Mijn voorbeelden ontleen ik aan joods-Israëlische en Arabisch-Israëlische groepen, die we als SIVMO, het Steuncomité voor Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties proberen bij te staan.
Israëlische soldaten ‘op huisbezoek’
1. Breaking the Silence probeert het stilzwijgen over het optreden van het Israëlische leger te doorbreken en in Israël een maatschappelijke bewustwording op gang te brengen over wat de bezetting aanricht. Vaak brengen de publicaties en tentoonstellingen een schok teweeg en leiden zij tot felle discussies. Dit gebeurde ook na het Israëlische militaire ingrijpen in Gaza in 2009. Breaking the Silence begon meteen met het optekenen van getuigenissen van soldaten en officieren. In juli 2009 publiceerde de groep de verklaringen van 26 Israëlische militairen, waaruit naar voren kwam dat het onderscheid tussen onschuldige burgers en gewapende tegenstanders nauwelijks bestond. Het leger reageerde woedend en deed de getuigenissen af als van generlei waarde, omdat ze anoniem zouden zijn. Het boek van een van hun voormannen de orthodoxe Yehuda Shaul, zelf opgegroeid in een settlement en die zijn dienstplicht deed in Hebron, heb ik op een gegeven weg moeten leggen. Ik kon er niet meer tegen. Hij spreekt Israëli en niet-Israëli diep aan in hun geweten. Hij is voor mij een ‘jew of conscience’.
2. Parents Circle. Op kerstavond 2004 zat ik tijdens een diner voor pelgrims die ik naar Bethlehem had gebracht naast Georges. Ineens begon hij te vertellen over twee jaar daarvoor, toen zijn auto door Israëlische militairen bij vergissing was doorzeefd. Hij zwaar gewond, zijn dochtertje dood. Een aangrijpend verhaal dat een wending kreeg toen hij in contact kwam met een joodsIsraëlische vrouw die haar zoon was verloren bij het opblazen van een bus. Ze maken nu deel uit van Parents Circle, een organisatie van Palestijnen en Israëli die een naast familielid hebben verloren door het geweld van de ander. Ze vormen het levende bewijs dat verzoening mogelijk is. Ze vormen zelf de krachtigste argumenten.
Nederlandse vrijwilligers werken mee met Ta’Ayush
3. Ta’ayush is een groep die directe hulp verleent aan boeren en bedoeïenen die door kolonisten en het leger in hun bestaan worden ondermijnd. Het is een initiatief van joods- en Arabisch- Israëli samen. Van onderop vormen ze een beweging die zich geweldloos verzet tegen bezetting, racisme en segregatie. Ta’ayush is een Arabisch woord voor ‘samenleven’ dat wil bouwen op wederzijds vertrouwen. Op mijn laatste reis met Meta Floor ging onze groep mee met Amiel Vardi, docent klassieke talen aan de Universiteit van Jeruzalem die al 14 jaar lang in de oogsttijd op sabbat olijven helpt te oogsten in Zone C. Ta’ayush brengt vrijwilligers naar de boomgaarden en die kunnen dan meteen de handen uit de mouwen steken. Ze hebben geen kantoor, alleen een website. Een busje lenen ze van de Rabbi’s for Human Rights die hetzelfde doen. Financiële steun wordt vooral besteed aan de vele processen die ze moeten voeren, als ze worden gearresteerd. Voor hen wortelt veiligheid primair in vertrouwen en medemenselijkheid. Dat is een overtuiging profeten waardig.
Machsum Watch
4. Dit is de omslag van mijn boek ‘Land van mensen’: Palestijnse vrouwen en kinderen uit Ramallah die bij Jaffa voor het eerst van hun leven de Middellandse Zee instappen, 44 km van huis, uitgelaten. Het ‘uitstapje in eigen land’ was georganiseerd door Israëlische vrouwen van Machsum Watch, een organisatie die ook het gedrag van hun zonen en dochters bij de checkpoints controleert en zo nodig bekritiseert. Het uitje was illegaal. De Israëlische vrouwen hadden de Palestijnse vrouwen in hun auto’s meegesmokkeld door de Israëlische checkpoints die de Palestijnse woongebieden van de zee scheiden. Ze zijn hiervoor aangeklaagd. Maar de foto, afkomstig van het joods-Israëlische fotografencollectief Activ Stills kan niettemin worden gezien als een profetische Belofte aan het Land. Een Land van Mensen.
Ik rond af. Wat heb ik u willen vertellen? Ik gaf u enkele voorbeelden van joods-Israëlische en Arabisch-Israëlische (of Palestijns-Israëlische) mensen of groepen die m.i. voorbeelden zijn van profetisch spreken en handelen in het Land in deze tijd. Ik herinnerde u ook aan een aantal joodse stemmen die ik min of meer beschouw als hun voorlopers: verontruste, waarschuwende, profetische stemmen, verschillend van karakter en temperament, die door sommige geschiedschrijvers te vroeg weg gerangeerd zijn, op een vermeend dood spoor van de geschiedenis. Dat is Heschel vanwege zijn meditatieve, spirituele kwaliteiten niet gebeurd. Ik geloof het trouwens ook niet van Buber, al wordt die het liefst ook alleen herinnerd vanwege zijn theologische werken.
SIVMO steunt behalve Breaking the Silence, Ta’ayush, Parents Circle, Rabbi’s for Human Rights, Machsum Watch en Active Stills in totaal ca. 16 van zulke Israëlische groepen (er bestaan er nog veel meer). Ze getuigen ervan dat het ‘Andere Israël’ bestaat. Ze liggen wel onder vuur want de rechtse partijen in Israël hebben wetten klaar liggen om de steun uit het buitenland onmogelijk te maken. Maar het is nog altijd niet te laat om ons met deze profetische stemmen te verbinden. ●
Gebruikte literatuur: ARENDT, H., Joodse essays, Jerome Kohn & Ron H. Feldman (red.), Amsterdam/Antwerpen 2008. BERGE, TEN, G., Land van mensen. Christenen, joden en moslims tussen confrontaties en dialoog, Valkhofpers, Nijmegen 2011. BRAVERMAN, M., Fatal Embrace, Christians, Jews and the search for peace in the Holy Land, Austin Texas 2010 (Met een voorwoord van Walter Brueggemann). BRINNER, W.M. en RISHIN, M., Like All The Nations? The Life and Legacy of Judah L. Magnes, State University of New York Press, New York 1987. BRUEGGEMANN, W. The Land, Place as Gift, Promise and Challenge in Biblical Faith, Minneapolis 2002. BURG, A., De Holocaust voorbij. Afrekenen met Hitlers erfenis, Amsterdam 2010. ELIADE, M., Het gewijde en het profane, Hilversum 1962. ELLIS, M.H., Judaism Does Not Equal Israel, The New Press, New York 2009. FOX, M. ‘The Holiness of the Holy Land’, in: Jacob Neusner (ed.), Collected Essays on Philosophy and on Judaism, Vol. 3 (Ethics, Reflections), Lanham, New York, Oxford (2001). GOLDMAN, E. (ed.), Yeshuyahu Leibowitz, Judaism, Human Values, and the Jewish State, Harvard University Press, Cambridge/London 1992. HESCHEL, A.J., God zoekt de mens, een filosofie van het jodendom, Amsterdam 2005. HESCHEL S. http://home.versatel.nl/heschel/Susannah.htm SACHAR, H., A History of Israel, New York 1976. LEIBOWITZ, Y., ‘The crisis of religion in the State of Israel’, in Eliezer Goldman (ed.), Yeshuyahy Leibowitz. Judaism, Human Values and the Jewish State, Cambridge (Mass.)/London 1992. RABKIN, Y., In naam van de Thora. De geschiedenis van de antizionistische joden. Antwerpen 2006. ROSENBERG, G., Het verloren land. Een geschiedenis van Israël, Amsterdam/Antwerpen 2000. SIVMO (Steuncomité voor Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties) www.sivmo.nl SHAVIT, A., Mijn Beloofde Land. De triomf en tragedie van Israël, Het Spectrum, Houten 2013.
SIZER, S. Christian Zionism. Road.map to Armageddon? Nottingham 2004. Foto’s: Wikipedia, SIVMO en Menno Valk