GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 46
5
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
In de kas en op het land
1 Groenten onder glas Dit hoofdstuk gaat over tuinbouw. Nederland is wereldleider in het produceren en verhandelen van tuinbouwproducten: groenten, fruit en bloemen. In de tuinbouw werken niet alleen de tuinders en (tijdelijke) arbeidskrachten, maar ook administratieve krachten, creatieve geesten en technici. Alle sectoren in de tuinbouw hebben een aantal eigenschappen met elkaar gemeen: – er worden producten gekweekt van hoogwaardige kwaliteit, zowel in kassen als op de ‘koude’ grond; – er wordt van alles aan gedaan om de producten zo vers mogelijk bij de klant te krijgen, over de hele wereld; – er wordt veel onderzoek gedaan naar nieuwe producten en technieken; – ze hebben een hoge opbrengst per oppervlakte-eenheid; – het kweken van de producten is arbeidsintensief. Kassen Deze les gaat over kassen. Dankzij kassen kunnen wij in Nederland producten verbouwen die hier van nature niet groeien. Er zijn ruim elfduizend glastuinbouwbedrijven in Nederland, waarvan er vierduizend groenten telen. Typische kasgroenten zijn tomaten, paprika’s en komkommers. Een glastuinbouwbedrijf is niets anders dan een enorme overdekte akker. Er heerst een kunstmatig klimaat. Temperatuur en water worden kunstmatig geregeld en met computers afgestemd op de behoeften van het te telen product. Verwarmingsketels wekken warmte op. Buizenstelsels verdelen die warmte vervolgens in de vorm van warm water over de kas. Overtollig warm water wordt opgeslagen en ’s nachts gebruikt. Met behulp van energieschermen, dubbelglas en/of plastic probeert de teler zuinig met energie om te gaan. Boven in de kas zitten beweegbare ruiten. Daarmee regelt de tuinder de koeling en de beluchting. Een tweede buizenstelsel voert water aan, dat als nevel of regen over de planten wordt verdeeld. De tuinder voegt ook CO2 of kooldioxide toe aan de lucht. Planten groeien daardoor beter. Bij sommige teelten wordt de daglengte met schermen en kunstlicht verkort of verlengd.
46
Biologische bestrijdingsmiddelen Tegenwoordig wordt in de tuinbouw zoveel mogelijk biologische bestrijding toegepast in plaats van chemische. Tuinders zetten bijvoorbeeld sluipwespen in tegen de witte vlieg, een grote bedreiging in de tomatenteelt. Sluipwespen leggen hun eitjes in de vliegen, die daardoor doodgaan. Uit de eitjes komen weer nieuwe sluipwespen. Een ander biologisch bestrijdingsmiddel zijn lieveheersbeestjes, die enorme hoeveelheden bladluizen eten. Handwerk Glastuinbouw is arbeidsintensief. Zo is het plukken van tomaten, komkommers en paprika’s nog steeds overwegend handwerk. Ook het verpakken gebeurt nog met de hand. Wel bestaat er een machine die de tomaten op kleur en maat sorteert. Ook wordt er volop geëxperimenteerd met een plukrobot. Wetenswaardigheden De eerste champignons werden gekweekt in de mergelgrotten in Zuid-Limburg. Tegenwoordig zijn er veel champignonbedrijven, waar de vruchten in etages op bedden groeien in speciale ruimtes. Dat gaat heel snel. Het mycelium of de zwamvlok (het netwerk van schimmeldraden) van de paddenstoel groeit op speciaal samengestelde compost. Uit het mycelium ontwikkelen zich de champignons. Die verdubbelen elke dag in omvang en kunnen na een week worden geoogst. Tuinbouw hebben we te danken aan... vrouwen! Terwijl de mannen in de prehistorie op jacht gingen, bleven de vrouwen thuis. Zij zochten bessen en noten. Maar het was natuurlijk handiger om bruikbare planten onder handbereik te laten groeien. Dat deden de vrouwen en daarmee legden ze de basis voor onze huidige tuinbouw. Bronnen voor verdere informatie Een leuke site voor kinderen met informatie over land- en tuinbouw is www.hetkleineloo.nl. De website van het productschap tuinbouw is www.tuinbouw.nl. Een goed uitgangspunt om op zoek te gaan naar informatie is tuinbouw.startpagina.nl.
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 47
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
2 Op het land Groente in de volle grond In Nederland worden op circa 9500 bedrijven groenten in de volle grond geteeld, dus buiten. Bijvoorbeeld bloemkool, prei, broccoli, kool en spruiten. Daarover gaat deze les. Vollegrondtelers verbouwen bijna altijd een groot aantal verschillende groenten tegelijk. Zo wordt het werk over het jaar verspreid. Het planten van de voorgezaaide groenten gebeurt meestal tussen maart en augustus. Dat gaat machinaal, maar de tuinder moet ook veel met de hand doen. Zo moet hij de planten uit de bakjes halen en in de machine zetten. Na het planten moet hij schoffelen en wieden. Groenten worden geteeld volgens de strenge normen van de Milieubewuste Teelt. De tuinder gebruikt alleen chemische bestrijdingsmiddelen als het echt niet anders kan. Oogsten gebeurt altijd met de hand. Hiervoor maakt de tuinder gebruik van tijdelijke arbeidskrachten. Fruit De bekendste fruitgewassen in Nederland zijn appels en peren. De meeste fruitbomen staan in Zeeland, op de Zuid-Hollandse eilanden, in Gelderland (Betuwe) en Limburg, waar ongeveer 2300 bedrijven zich toeleggen op de fruitteelt. Vanaf het begin moeten de bomen regelmatig worden gesnoeid, omdat kleine bomen de zorg plus het oogsten vergemakkelijken. Als de bomen in het voorjaar bloeien, vormt nachtvorst een grote bedreiging. Als de bloemknoppen bevriezen, kunnen er geen vruchten meer uit groeien. Om dit te voorkomen, ligt er in elke boomgaard een sproei-installatie. Het water dat de teler op de bomen sproeit, vormt een ijslaagje om de bloemknop en voorkomt zo dat hij bevriest. Voor er vruchten aan de boom kunnen groeien, moet de bloesem door bijen bevrucht worden. Daarvoor huurt de teler een bijenvolk in van een imker. Bij veel soorten appel- en perenbomen is het nodig dat stuifmeel van een ander ras op de bloemen terechtkomt. Daarom plant de fruitteler verschillende rassen in zijn boomgaard. Na het plukken gaat het fruit in koelcellen, waar de atmosfeer een bepaalde vaste samenstelling heeft. Zo kan het fruit maandenlang vers worden gehouden. Appelbomen worden om de vijftien jaar vervangen. Perenbomen kunnen wel dertig tot veertig jaar meegaan.
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Bloembollen In april trekken de Nederlandse bloembollenvelden veel bekijks, maar niet veel later haalt de bollenkweker de bloemen eraf. Het voedsel dat de plant maakt, gaat daardoor niet naar de bloem, maar naar de nieuwe bollen. De bollen worden tussen juni en oktober gerooid door tijdelijke arbeidskrachten, bijvoorbeeld door scholieren als vakantiebaantje. De bollen worden ontdaan van zand, gepeld en gesorteerd. Vervolgens gaan ze naar de veiling of direct naar de opkopers. Voor bescherming tegen virussen, bacteriën en schimmels gebruikt de teler chemische middelen. De bloembollenteelt is eeuwen geleden begonnen in de omgeving van Haarlem. De zandige grond achter de duinen, geestgrond genaamd, bleek bij uitstek geschikt voor de bollenteelt. Tegenwoordig worden in bijna alle provincies bollen gekweekt. Ruim drie kwart van de bollenproductie is bestemd voor de export en gaat naar meer dan honderd landen over de hele wereld. Alleen de grote bollen worden verkocht. De kleine bollen worden in het jaar daarop weer geplant en zorgen voor nieuwe bollen. Wetenswaardigheden Een bekende bloem is de tulp. De naam komt van tulipan, het Perzische woord voor tulband, waar de tulp op lijkt. Er komen steeds nieuwe tulpensoorten bij. Soms wordt een nieuwe tulpensoort genoemd naar een bekend persoon. Zo zijn er de Willem-Alexandertulp en de Piet Paulussentulp, maar is er bijvoorbeeld ook de Topkapitulp, genoemd naar een bekend paleis van een beroemde sultan in Istanbul. Bronnen voor verdere informatie Op de site van het Kleine Loo is een schat aan informatie over land- en tuinbouw te vinden: www.hetkleineloo.nl.
47
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 48
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
3 Naar de klant Deze les gaat over de weg die bloemen, groenten en fruit afleggen van de tuinder naar de consument. Bloemen, groente en fruit worden meestal verkocht op veilingen. Bij de openbare veilingen kan iedere tuinder zijn producten inbrengen en elke koper is welkom. Alle producten worden gekeurd door keurmeesters, die ook bepalen in welke kwaliteitsklasse een product thuishoort. Een keurmeester beoordeelt ook klachten over de kwaliteit van een product en adviseert de tuinder om de kwaliteit van zijn producten te verbeteren. Een veiling heeft verschillende hallen: de hal waar de te veilen goederen worden neergezet, een hal met koelcellen en natuurlijk de ruimte met de klok. Het principe van elke veiling is gelijk: een computergestuurde klok draait en geeft de prijs aan. Die begint bij een hoge waarde en zakt. Het is de kunst om op het juiste moment op de knop te drukken: bij een niet te hoge prijs, maar voordat een andere koper de partij voor je neus heeft weg gekocht. Voor de tuinder zijn de prijzen iedere dag anders. Zijn er bijvoorbeeld weinig bloemkolen en veel kopers, dan brengen ze een goede prijs op. Zijn er veel bloemkolen en weinig kopers, dan brengen ze maar weinig op. Soms draait een klok helemaal tot het eind, omdat niemand op zijn knop drukt. De groente is dan ‘doorgedraaid’. In dat geval krijgt de tuinder een kleine vergoeding uit een ‘reservepot’ waaraan hij zelf heeft meebetaald. De steeds veranderende prijzen zijn voor bepaalde afnemers lastig, bijvoorbeeld voor grote supermarkten, want zij moeten hun reclameacties al lang van tevoren plannen. Daarom heeft een aantal veilingen gezamenlijk de Vereniging Tuinbouwveiling Nederland opgericht. De VNT spreekt met grote afnemers vaste prijzen af. Kleinere afnemers blijven afhankelijk van de klok. Export De agrarische sector is heel belangrijk voor de Nederlandse economie. Ruim drie kwart van alles wat deze sector produceert, is bestemd voor de export. Nederland is, naast Amerika en Frankrijk, een van de grootste agrarische exporteurs ter wereld. Nederlandse producten als groente, fruit, bloemen, bomen, aardappels, vlees en zuivel worden over de hele wereld verkocht.
48
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Heel veel mensen verdienen hier hun brood mee: in de handel, in de industrie, in de logistiek en in de reclame. Reclame Reclame zegt niet veel over een product, maar zorgt ervoor dat het goed wordt verkocht. Bedrijven maken die reclame meestal niet zelf, maar huren er bureaus voor in. Die reclamebureaus werken samen met marktonderzoekers. Zij onderzoeken en bestuderen het gedrag van mensen. Zo komen ze niet alleen te weten wat mensen graag willen, maar ook op welke manier ze het best te bereiken zijn. Marktonderzoekers gaan bijvoorbeeld na welke bladen de doelgroep het liefst leest en naar welke tvprogramma’s ze kijkt. Zo weet een reclamebureau precies welke reclame het best aanslaat en op welke manier. Wetenswaardigheden Het principe van de veiling ontstond in 1887 in Noord-Holland, toen een tuinder op het idee kwam zijn bloemkolen bij afslag te verkopen. De verkoopmethode verspreidde zich snel over de rest van Nederland. Aanvankelijk werden veilingen gehouden in cafés, later in speciale gebouwen met elektrische veilingklokken. In Museum Broeker Veiling, de oudste doorvaargroentenveiling ter wereld, kun je zelf groenten kopen. Er zijn speciale activiteiten voor kinderen. Bronnen voor verdere informatie Veel leuke informatie over tuinbouw (ook voor kinderen) is te vinden op www.hetkleineloo.nl. Op www.vba.nl is meer te lezen over de bloemenveiling in Aalsmeer.
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 49
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
4 Fruit uit warme landen Deze les gaat over fruitteelt in warme landen. De sinaasappels die wij in Nederland in de winkel kopen, komen voornamelijk uit Spanje. Oorspronkelijk komt de sinaasappel uit China: sinaasappel is een verbastering van Chinaappel. De sinaasappel is een citrusvrucht. Citrusvruchten kenmerken zich door hun dikke schil. Die schil beschermt de vrucht tegen uitdroging en grote hitte. De citrusvrucht groeit in de landen van de zogenoemde citrusgordel: landen die tussen 40 graden noorderbreedte en 40 graden zuiderbreedte liggen. Dit zijn landen met een warm klimaat. Toen het vervoer nog een stuk minder snel ging, werd de sinaasappel in West-Europa gekweekt in ‘oranjerieën’. In deze speciaal daarvoor ingerichte verwarmde ruimtes konden de planten overwinteren. ’s Zomers werden ze op beschutte plaatsen buiten gezet. Een sinaasappel is eerst groen. Als de vrucht rijpt, kleurt hij oranje. Bij bomen die in de tropen groeien, blijft de vrucht dikwijls groen. De oranje kleur ontstaat namelijk tijdens de koele nachten en die zijn er in de tropen niet. Omdat veel mensen geen groene sinaasappels willen kopen, worden ze oranje gekleurd. Sinaasappels bederven vrij snel. Daarom worden ze gekoeld bewaard en behandeld met conserveermiddelen, door sprayen of sproeien of door ze in te pakken in geïmpregneerd papier.
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Wetenswaardigheden Citrusvruchten zijn door handelsschepen vroeger uit tropische landen naar West-Europa gehaald en hebben een belangrijke rol gespeeld in de bestrijding van scheurbuik. De ontdekkingsreiziger James Cook vermoedde in 1753 dat scheurbuik werd veroorzaakt door vitaminegebrek en liet zijn bemanning citroenen eten. Later plantten zeelui overal waar zij aanlegden citrusbomen. Vooral citroenen werden mee aan boord genomen, omdat deze zure vruchten langer goed bleven dan de zoetere sinaasappels. Veel mensen vinden de schil van een sinaasappel een lekkernij. Ze konfijten de schil (maken hem in met heel veel suiker) en eten hem als snoepje of jam. Er zijn veel verschillende soorten sinaasappels. Sommige soorten worden alleen gebruikt om sinaasappelsap van te maken. Wat overblijft, wordt gebruikt als... veevoer! Bronnen voor verdere informatie Informatie over de sinaasappel is te vinden op nl.wikipedia.org/wiki/Sinaasappel. Een goed uitgangspunt om op zoek te gaan naar meer informatie is tuinbouw.startpagina.nl. Wie geïnteresseerd is in cijfers, kan zoeken op www.tuinbouw.nl. Meer informatie over aardbeien vindt u op nl.wikipedia.org/wiki/Aardbei.
Aardbeien De aardbei werd in de vroege middeleeuwen vooral gebruikt als sierplant, of voor medicinale doeleinden. De vrucht was klein en de planten waren weinig productief. Onze tegenwoordige aardbei werd ongeveer tweehonderd jaar geleden uit Amerika naar Europa gebracht. Aardbeien worden in Nederland gekweekt in de volle grond of onder glas (koude bak). Dat kan alleen in het late voorjaar en de zomer. De aardbeien die van december tot en met maart in de winkels worden aangeboden, komen uit zonnige streken, zoals Spanje, Californië en Israël. Daar worden ze meestal gekweekt in tunnels van plastic (tunnelteelt), die de aardbei beschermen tegen de volle zon, maar wel voldoende licht en warmte doorlaten om hem groot en rood te laten worden.
49
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 50
VERHAAL
Zuur! Hille en Mida lopen door de moestuin van hun ouders. Hille kijkt tevreden naar de mooie groene kroppen sla, want hij is dol op sla. En kijk, aan de opgebonden bonenplant hangen ook al jonge boontjes! ‘Zie je dat?’ zegt Mida en ze wijst naar ‘hun’ hoekje in de tuin. Want Hille en Mida hebben een eigen hoekje met radijsjes en tuinkers. Er staan ook enkele aardbeienplanten. Hille en Mida lopen ernaartoe. Er hangen al heel wat aardbeien aan de plantjes, maar de meeste zijn nog half wit. Toch hangen er aan één struik al een paar rode aardbeien. ‘Laten we die plukken,’ zegt Mida. Hille plukt voorzichtig vijf rode aardbeien van de struik en loopt ermee naar binnen. Daar wast hij de aardbeien onder de kraan. Mida pakt ondertussen twee schoteltjes uit de kast. Hille verdeelt de aardbeien: op het ene schoteltje legt hij er twee, op het andere drie. Het schoteltje met de twee aardbeien geeft hij aan Mida, het andere houdt hij zelf. ‘Dat is niet eerlijk,’ vindt Mida. Hille gaat aan tafel zitten, zucht en legt zijn derde aardbei in het midden. Dan steekt hij een aardbei in zijn mond. Maar bah, die is zuur! ‘Lekker?’ vraagt Mida. ‘Hmmm, heel lekker,’ liegt Hille. Nu steekt Mida ook een aardbei in haar mond. ‘Getsie...’ roept ze. ‘Wat zuur!’ Hille schiet in de lach. Ze kijken allebei naar de aardbei die nog op hun schoteltje ligt. ‘Er moet suiker op,’ zegt Mida. Ze doen allebei een flinke schep suiker op hun aardbei. De aardbei smaakt er wel beter van, maar echt lekker is hij nog steeds niet. ‘Wil jij de laatste?’ vraagt Mida.
50
‘Neem jij hem maar,’ zegt Hille. ‘Nee joh, jij mag hem.’ Op dat moment komt moeder binnen. Ze ziet de aardbei. ‘Uit de tuin?’ vraagt ze. ‘Ja,’ zegt Hille. ‘Wil jij hem?’ ‘Hij is van jullie,’ zegt moeder. ‘Je mag hem best hoor,’ zegt Mida. ‘Echt!’ zegt Hille. ‘Lekker,’ zegt moeder. Ze pakt de aardbei en stopt hem in haar mond. ‘Hmmm...’ ‘Vind je hem niet zuur?’ vraagt Mida verbaasd. ‘’n Beetje,’ zegt moeder. ‘Maar dat vind ik juist lekker...’ Hille en Mida willen weer naar buiten gaan. Er zit een merel op het gras. Hij hipt naar de aardbeienplant en begint van een aardbei te pikken. ‘Jullie moeten de planten maar afdekken,’ zegt moeder. ‘In de schuur ligt nog wel een net.’ ‘Waarom moet dat?’ vraagt Hidde. ‘Anders is er straks geen aardbei meer over,’ zegt moeder. Mida haalt haar schouders op. ‘Ach,’ zegt ze. ‘Gun die vogels ook wat.’ Marian van Gog
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 51
LESBEGELEIDING OMGEVINGSLES
Tuinbouw in de buurt
` Lesinhoud en lesdoel Wat is tuinbouw, hoe ziet een tuinbouwgebied eruit en wie werken er? De kinderen gaan in de eigen omgeving op zoek naar plekken waar tuinbouw wordt bedreven. Doel van de activiteit is: kinderen te laten ervaren wat tuinbouw is. Benodigdheden en voorbereiding – Zoek in de eigen omgeving naar voorbeelden van tuinbouw. Denk daarbij aan: kassen, akkers met groente, velden met bloembollen, een boomgaard, een groente- of bloemenveiling. Is dit in de eigen omgeving allemaal niet aanwezig? Dan zijn er vast wel volkstuintjes in de buurt die u kunt bezoeken. – Vraag een bezoek aan. Vertel wat het doel van het bezoek is: een kennismaking van de kinderen met tuinbouw in de eigen omgeving. Vraag om een rondleiding en uitleg en om informatie die u van tevoren met de kinderen kunt doornemen. Vraag of er bij het bezoek foto’s gemaakt mogen worden. Zo ja, laat de kinderen fototoestellen meenemen of neem zelf een camera mee. – Bereid de kinderen voor op het bezoek. Vertel waar ze heen gaan en wat ze gaan zien. Stel samen met de kinderen vragen op die ze tijdens of na afloop van het bezoek kunnen stellen (zie ‘Start’ hieronder). Heeft de bestemming die u gekozen hebt een website? Bezoek die dan van tevoren met de kinderen. – Regel ouderhulp en vervoer.
Start U vraagt de kinderen wat ze de afgelopen lessen geleerd hebben. Vertel dan wat de bedoeling is: de kinderen gaan vandaag zelf een tuinbouwgebied in de buurt bekijken. Neem eventuele informatie samen door. Laat de kinderen vragen opschrijven die ze ter plekke kunnen stellen. Denk aan vragen als: Wat wordt hier verbouwd? Wanneer wordt er gezaaid? Wat is de oogsttijd? Hoe worden de planten verzorgd? Wie helpen hierbij? Wat gebeurt er machinaal en wat met de hand? Waar gaan de producten heen? Welke bestrijdingsmiddelen worden er gebruikt en waarom juist deze? Spreek met de kinderen ook enkele gedragsregels af. Verloop Het verloop van het bezoek is afhankelijk van de te bezoeken locatie. Laat de kinderen hun vragen stellen en zoveel mogelijk informatie verzamelen. Laat hen foto’s maken, als dat kan. Afronding Terug op school bespreekt u het bezoek na. Hoe vonden de kinderen het, was het wat zij verwacht hadden, wat was anders? Vorm groepjes. Elk groepje maakt een verslagje van het bezoek. Schrijf op het bord een aantal vormen waarin het verslag gegoten kan worden en laat de kinderen hieruit kiezen of wijs per groepje een presentatievorm aan. Die kan variëren van een korte spreekbeurt of een PowerPointpresentatie tot het naspelen van het bezoek. Na een korte voorbereiding presenteren de groepjes hun verslag aan elkaar. Laat de andere kinderen na elke presentatie vertellen wat zij ervan vonden. Bespreek ten slotte wat de kinderen naar aanleiding van de activiteit te weten zijn gekomen: hoe tuinbouw eruitziet en hoe er in de tuinbouw gewerkt wordt.
51
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 53
6
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Wat een aardappels!
1 Poten en oogsten Dit hoofdstuk gaat over aardappels. De aardappel komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, uit Peru en Chili, en werd halverwege de zestiende eeuw door Spaanse ontdekkingsreizigers naar Europa gebracht. In 1565 werd de aardappel voor het eerst in Europa geplant, in de hoftuinen van Philips II. De aardappel werd oorspronkelijk gebruikt als veevoer. Alleen de armste mensen aten aardappels, met vet en azijn. Later ontdekte men dat aardappels veel vitamine C bevatten en werden aardappels als medicijn voorgeschreven en ingezet tegen ziektes als scheurbuik. In de Leidse Hortus Botanicus werden aardappels in 1593 om hun geneeskrachtige werking gekweekt. Rond 1800 werden aardappels op grote schaal verbouwd en gegeten. De aardappel was goedkoop, voedzaam en gezond volksvoedsel geworden. Nog steeds zijn aardappels een belangrijk voedselproduct. Het voedingscentrum beveelt dagelijks aardappels, rijst of pasta aan. Door de erin aanwezige vitamine C zijn aardappels aan te bevelen boven pasta en rijst. Zonder vette jus zijn het geen dikmakers! Oogsten, ploegen en poten Pootaardappels worden – het woord zegt het al – gepoot: in de grond gestopt om uit te groeien. Hoe verloopt dat proces? Daarover gaat deze les. In het najaar wordt de aardappelakker bemest en omgeploegd. In maart maakt de boer de grond los met een eg en worden de pootaardappels in rijen in de grond gelegd. Dat gebeurt met een pootmachine. De pootmachine dekt de aardappels meteen toe met een laagje zand, zodat er ‘ruggen’ ontstaan. Door de ruggen nog wat groter en hoger te maken met een ‘rijenfrees’ zorgt de boer ervoor dat er voldoende aarde is om de nieuwe aardappels in te laten groeien. Uit elke pootaardappel groeien: – boven de grond: stengels en bladeren; – onder de grond: wortels en stolonen (dat zijn ondergrondse stengels).
Aan de stolonen komen na een paar maanden kleine knolletjes. Dit worden de nieuwe aardappels. Uit één pootaardappel kunnen vijftien tot twintig nieuwe aardappels groeien. Tijdens het groeiproces geeft de boer de aardappels geregeld mest en besproeit hij ze met gewasbeschermingsmiddelen, opgelost in water. Dit laatste doet hij om te voorkomen dat de aardappels ziek worden of worden aangevreten door schadelijke insecten. In het begin van het groeiproces wordt onkruid gewied. Later laat de boer het onkruid vaak staan om er de nieuwe aardappels, die soms een stukje boven de grond uit groeien, mee te bedekken. In september/oktober zijn de aardappels volgroeid. Met een rooimachine haalt de boer ze uit de grond. De (gedroogde) aardappels worden in een donkere koele schuur bewaard. De meeste worden verkocht, maar een deel wordt bewaard om volgend jaar weer te poten. Alleen de knol van de aardappelplant is eetbaar. Alle groene delen van de plant zijn giftig: ze bevatten de giftige stof solanine. Dit gif zit ook in de groene plekken die soms in de schil van de knollen voorkomen. Die ontstaan wanneer aardappels te lang aan licht worden blootgesteld. In de schil vormt zich dan bladgroen. Om die reden worden aardappels altijd in het donker bewaard. Wetenswaardigheden Een bekende aardappel heet Bintje. Het eerste Bintje is gekweekt door Klaas de Vries in 1905. Hij was schoolmeester van beroep, was zelfs schoolhoofd, maar hij kweekte ook aardappels. Hij vernoemde de rassen die hij kweekte naar zijn kinderen en naar leerlingen van zijn school. Eén aardappel vernoemde hij naar een ijverige leerlinge: Bintje Jansma. Zij werd 88 jaar en heeft dus heel lang van haar eigen aardappel kunnen genieten! Bronnen voor verdere informatie Op www.vroegop-randwijk.nl/akkerbouw/aardappelen.html is te zien hoe aardappels worden gepoot. Allerlei wetenswaardigheden over aardappels zijn te vinden op www.aardappelpagina.nl.
53
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 54
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
2 Van aardappel tot chips We onderscheiden consumptie- en zetmeelaardappels. De consumptieaardappels zijn bestemd voor binnenlands verbruik, de export en de verwerkende industrie (chips, patat, enz.). De zetmeelaardappels worden speciaal gekweekt vanwege het hoge zetmeelgehalte en gaan naar een fabriek voor verwerking tot aardappelmeel, waarvan onderdelen ook gebruikt worden in veevoeder, papier, textiel enzovoort. Pootaardappels zijn aardappels waarmee weer nieuwe planten gekweekt worden, zowel voor de consumptie als voor de verwerkingsindustrie van zetmeelaardappels. Aardappels in Nederland Nederland is een aardappelland. Op ruim 122.000 hectare, een kwart van Nederland, worden aardappels verbouwd. Jaarlijks wordt hier 8 miljoen ton aardappels gerooid, waarvan: – 3,8 miljoen ton consumptieaardappels; – 2,8 miljoen ton fabrieksaardappels; – 1,4 miljoen ton pootaardappels. Aardappels kunnen hier zo goed gedijen door: – de structuur van de grond (lichte kleigrond, niet te droge zandgrond); – de temperatuur (16-18 graden is de optimale groeitemperatuur voor aardappels); – de hoeveelheid neerslag. De geschiedenis van de chips Het verhaal gaat dat in 1853 ene meneer Vanderbilt dol was op gefrituurde aardappels. Om ze zo lekker mogelijk te maken, sneed een kok, George Crum, ze heel erg dun: de eerste chips waren gemaakt! In 1920 hoorde de Engelsman Frank Smith voor het eerst van het bestaan van chips. Samen met zijn vrouw begon hij in hun garage aardappels te schillen, te snijden en in olie te bakken. Met paard en wagen verkochten ze de chips in puntzakken in de buurt. In Nederland had niemand van chips gehoord tot een groep aardappeltelers in 1958 de chips hier introduceerde om hun aardappels beter te verkopen. Hoe worden chips gemaakt? Deze les gaat over het fabricageproces van chips.
54
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Chips worden gemaakt van aardappels, plantaardige olie en smaakstoffen. De aardappels worden met vrachtwagens naar de fabriek gebracht. De olie komt in een tankwagen aan. De aardappels worden machinaal gewassen en in een grote trommel geschild. Met messen worden ze in zeer dunne plakjes van 1,27 mm gesneden. Hiervoor zijn goed scherpe messen nodig. Daarom worden de messen ieder uur vervangen. De schijfjes worden opnieuw gewassen, omdat ze anders aan elkaar kunnen gaan plakken, en vervolgens in een grote oven in olie gebakken. In een smaaktrommel worden de chips daarna bestrooid met zout en soms ook met kruiden. Vanaf een lopende band vallen de chips vervolgens in bakjes en daarna worden ze verpakt in zakken. Voor 1 kg chips zijn ongeveer 4 kg aardappels nodig. In Europa worden jaarlijks 2 miljard kg aardappels tot chips verwerkt. Wetenswaardigheden Gemiddeld eten Nederlanders 89 kg aardappels per persoon per jaar. In 1845 brak er een aardappelziekte uit, waardoor hele velden aardappels verloren gingen. Vooral in Ierland was dit heel erg. Veel Ieren waren heel arm. Op een klein veldje verbouwden ze hun eigen aardappels en daar leefden ze van. Toen de aardappelziekte uitbrak, gingen er in Ierland ruim 1 miljoen mensen dood van de honger! Duizenden Ieren emigreerden naar de Verenigde Staten. Chips bevatten koolhydraten en vetten. Ongeveer 40% bestaat uit vet. Aan chips worden smaakversterkers toegevoegd, zoals natrium en E621, ook bekend als vetsin. Dit middel zorgt ervoor dat je door blijft eten! Tegenwoordig wordt de saturna veel voor chips gebruikt. Deze aardappelsoort bevat weinig suiker en veel zetmeel. Daardoor worden de chips krokanter. Bronnen voor verdere informatie Een leuke pagina voor kinderen over land- en tuinbouw is www.hetkleineloo.nl.
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 55
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
3 Aardappels plakken! Aardappels zijn er in verschillende soorten: consumptieaardappels en zetmeelaardappels. Deze les gaat over toepassingen van zetmeelaardappels, ofwel fabrieksaardappels. Deze laatste benaming is voor kinderen wel duidelijk, maar is niet helemaal correct, omdat ook consumptieaardappels voor een deel naar de fabriek gaan, waar er bijvoorbeeld chips en patat van worden gemaakt. Zetmeelaardappels kun je niet eten; ze worden verbouwd vanwege hun zetmeel. Het zetmeel zit opgesloten in de cellen van de aardappel. De aardappels worden verhit en vermalen. De celwanden gaan dan kapot en het zetmeel komt vrij. Het wordt gedroogd tot poeder. Zetmeel is een uiterst belangrijke grondstof voor een groot scala aan producten. Kijk maar eens op het etiket van een willekeurig pak voedsel, zoals soep of pudding. Je kunt het eigenlijk zo gek niet bedenken, of er is zetmeel in verwerkt. Zetmeel wordt gebruikt als bindmiddel en als plakmiddel. Drop is taai vanwege de bindende werking van het aardappelzetmeel. Consumptie-ijs is glad en zoet door de zoete stoffen die in aardappelzetmeel voorkomen. Ook in talloze niet-eetbare producten wordt aardappelzetmeel gebruikt. Zetmeel en hiervan afgeleide producten worden in verschillende branches verwerkt, zoals: – in de voedingsindustrie (vul- en bindmiddel); – in de papierindustrie (bij de papierbereiding); – in kleefstoffen (lijm- en behangindustrie); – in de textielindustrie. Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de eigenschappen van zetmeel. Ook is men bezig met het ontwikkelen van aardappels met de ideale zetmeelsamenstelling. Men hoopt voor bepaalde producten speciaal geschikte aardappels te kunnen gaan kweken. Voor het maken van aardappelzetmeel is veel water nodig. Dit water werd vroeger na gebruik geloosd. Afvalwater met vaste stoffen werd vaak geloosd op zogenaamde vloeivelden. Het water zakte in de grond, de vaste stoffen bleven op het veld achter. Veel water werd ook direct in kanalen geloosd. Door de opgeloste eiwitten uit de aardappels ontstonden in die kanalen vaak metershoge stinkende schuimlagen. Tegenwoordig mag het water dat gebruikt wordt bij het fabricageproces van aardappelzetmeel niet meer zomaar worden geloosd. De fabriek moet het eerst zuiveren. De eiwitten worden
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
nu teruggewonnen en in de diervoederindustrie gebruikt. Het gezuiverde water wordt grotendeels opnieuw gebruikt. Door onderzoek worden er steeds meer toepassingsmogelijkheden van aardappelzetmeel gevonden. Zo wordt het zetmeel steeds vaker gebruikt in de geneesmiddelenindustrie, onder andere als omhulsel van tabletten en bij de productie van bioplastics. Zelfs in beton wordt aardappelzetmeel toegepast. Bioplastic is afbreekbaar plastic en wordt onder meer gebruikt in de tuinbouw, voor potten die vanzelf verteren, en in de verpakkingsindustrie. Wetenswaardigheden De eerste aardappels werden gebruikt als veevoer. Ze zagen er vies uit: vol wratten en lelijke plekken. Arme mensen die wel van de aardappels aten, kregen vaak uitslag. Dat kwam door de giftige stof solanine die in het groen van de aardappels zit en toen ook nog in de knollen zat. Door kweken werd de aardappel mooier en verdween het gif uit de knollen. Steeds meer mensen gingen aardappels eten. Vroeger waren er nog geen machines en werden aardappels met de hand gerooid. Het hele gezin moest daarbij helpen. Kinderen konden in die tijd (het najaar) niet naar school en er werd een soort ‘aardappelvakantie’ ingelast. Die vakantie kennen wij nu nog als... herfstvakantie. De grootste aardappel ooit woog 2,015 kg, was 25 cm lang en had een omtrek van 70,5 cm. Bronnen voor verdere informatie Een mooie beginpagina om meer te weten te komen over aardappels is www.aardappelpagina.nl. Een leuke pagina voor kinderen met uiteenlopende informatie over land- en tuinbouw is www.hetkleineloo.nl.
55
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 56
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
4 Van korrel tot croissant Tot de Tweede Wereldoorlog was in Frankrijk de landbouw de belangrijkste economische activiteit. Door de uitgestrektheid van het land en het gunstige klimaat werd op grote schaal graan verbouwd. Het Franse graan heeft een goede eiwitkwaliteit, die nodig is voor de gewenste broodstructuur en het juiste broodvolume. Hoewel het belang van de landbouw sinds de Tweede Wereldoorlog sterk is afgenomen, heeft Frankrijk in de Europese Unie nog steeds de grootste landbouwsector. Ongeveer de helft van de landbouwgrond in Frankrijk wordt gebruikt voor het verbouwen van graan. Zo is Frankrijk jaarlijks goed voor 33 miljoen ton tarwe. Andere producten zijn olijven, druiven en ander fruit. Deze gewassen nemen veel minder plaats in, maar zorgen voor veel hogere opbrengsten. Granen Deze les gaat over graan. Graan is een verzamelnaam voor een grote groep eetbare en gekweekte grassoorten. Daaronder vallen: gerst, haver, rogge, tarwe, gierst, rijst, spelt en maïs. Boekweit wordt ook wel een graan genoemd, maar is het strikt genomen niet, omdat het geen grassoort is. Het is een duizendknoopachtige. Granen zijn de oudste landbouwgewassen. Ze werden waarschijnlijk voor het eerst in het Midden-Oosten verbouwd, zo’n zevenduizend jaar geleden. Uit dat gebied stamt de akkerbouw. In Nederland wordt vooral tarwe verbouwd, omdat tarwe goed gedijt op kleigrond. De Nederlandse tarwe is minder geschikt om brood van te bakken. Ze wordt gebruikt voor koek en gebak en als veevoer. Nederland importeert tarwe om brood te bakken voor een groot deel uit Duitsland en Frankrijk. Van de verschillende graansoorten worden verschillende producten gemaakt. Rogge wordt gebruikt voor roggebrood en veevoer, haver is vooral geschikt als voer voor paarden en van gerst maakt men bier. De stengels van de granen worden gedroogd en gebruikt als stro. Brood Net als aardappels, is brood een belangrijke leverancier van essentiële voedingsstoffen, zoals zetmeel, voedingsvezels, mineralen en vitamines.
56
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Nederland importeert voor zijn brood veel graan uit Duitsland en Frankrijk. Dit graan wordt opgeslagen in silo’s. Graan kan bederven. Daarom wordt er koele lucht in de silo’s geblazen. Soms wordt het stikstofgehalte in de lucht verhoogd om kwaliteitsvermindering tegen te gaan. Door tarwekorrels te breken of te malen ontstaat bloem of meel. Blanke bloem heet patentbloem. Hier zitten vrijwel geen zemelen en kiemdeeltjes meer in. Als deze er nog wel allemaal in zitten, noem je het meel volkorenmeel. Ook van andere graansoorten wordt meel gemaakt. Wetenswaardigheden Vroeger gebruikten mensen graankorrels om heksen mee te verjagen. Tegenwoordig wordt er op bruiloften nog steeds rijst, ook een graankorrel, over de hoofden van het bruidspaar gegooid voor geluk. Vroeger werden hiervoor ook tarwe, haver, gerst en rogge gebruikt. In één boterham zitten ongeveer 370 tarwekorrels. In één bord havermoutpap zitten ongeveer 2300 haverkorrels. In één flesje bier zitten ongeveer 1000 gerstekorrels. Een gemiddelde Nederlander eet per jaar 60 kg brood. Van harde tarwe wordt griesmeel gemaakt. Hiervan wordt onder andere Italiaanse pasta bereid. Gierst is vooral in Noord-Afrika een belangrijke graansoort. Gierst heeft arme grond nodig en veel warmte. Er wordt pap en couscous van bereid. Bronnen voor verdere informatie Over brood is veel leuke informatie te vinden op www.brood.net. Ook kunt u het Junior Informatie-boekje over brood raadplegen (C96).
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 57
VERHAAL
Het aardappeloproer Omamaatje is de oma van m’n oma. Ze woont in een verzorgingstehuis. Ze is bijna honderd jaar oud, maar haar hoofd werkt nog prima. Mijn moeder gaat vaak naar haar toe en soms ga ik mee, zoals vandaag. Als we bij omamaatje aankomen, zit ze net te eten. Op haar bord liggen drie aardappels. ‘Veel te veel voor mij,’ zegt ze. ‘Op school hebben we het met aardrijkskunde over aardappels,’ zeg ik. ‘Oh ja? Wat leren jullie dan?’ vraagt ze. ‘Dat Nederland een echt aardappelland is,’ zeg ik. ‘En dat er van aardappels frites en chips worden gemaakt.’ ‘Frites en chips,’ zegt omamaatje. ‘Wat een luxe. Vroeger waren we al blij met een gewone gekookte aardappel op ons bord. Heb ik je weleens verteld over het aardappeloproer?’ Ik schud mijn hoofd en ze begint te vertellen. ‘Het was 1917. In Europa was een oorlog. Nederland deed niet mee aan die oorlog, maar we merkten het wel. Er was een tekort aan alles, vooral aan eten. Ik was zo’n beetje van jouw leeftijd en we woonden in Amsterdam. Er was haast niets meer te krijgen in de winkels. Geen vlees, geen groenten, geen aardappels. Op een dag kwam mijn moeder thuis en ze zei: “In de gracht hierachter ligt een schuit met aardappels. Ze zijn bestemd voor de soldaten. Morgen gaan we er met een stel vrouwen heen.” “Wat gaan jullie daar doen?” vroeg ik. “Dat wil je niet weten,” zei mijn moeder.’ Omamaatje zwijgt even. ‘Wat gingen ze doen?’ vraag ik. Omamaatje buigt haar hoofd tot vlak bij het mijne en fluistert: ‘Met een stel vrouwen hebben ze de schuit bestormd.’
‘Echt waar?’ roep ik. ‘Echt waar,’ zegt omamaatje. ‘Maar ze zijn door de politie weggejaagd.’ ‘Dus toen hadden jullie nog niks te eten,’ zeg ik. ‘Mijn moeder en de andere vrouwen zijn naar het stadhuis gegaan. Ze eisten dat ze de wethouder te spreken kregen. Dat lukte en hij beloofde dat er binnen een paar dagen nieuwe aardappels zouden komen.’ ‘Gebeurde dat ook?’ vraag ik. ‘Ja,’ zegt omamaatje. ‘Maar die nieuwe aardappels waren zo duur, dat alleen de rijke vrouwen ze konden betalen.’ ‘En toen?’ vraagt ik. ‘Eerst hebben ze nog geprobeerd om een wagon met aardappels te plunderen. Daar zijn zelfs gewonden bij gevallen, en doden. Maar het heeft allemaal wel geholpen. Elk gezin kreeg aardappelbonnen. En toen er nieuwe voorraden kwamen, kreeg iedereen zijn deel en dat was het eind van het aardappeloproer.’ ‘Daar heeft de meester niets over verteld,’ zeg ik. ‘Hmm...’ zegt omamaatje. ‘Hij is natuurlijk nog te jong. Hij heeft het zelf niet meegemaakt en hij weet er niets vanaf. En bovendien, dat is geen aardrijkskunde, maar geschiedenis.’ Ik zei het al, honderd jaar is mijn oma. Maar haar hoofd werkt nog prima! Marian van Gog
57
GEO HL_5_Afd. B 31-01-2011 13:22 Pagina 58
LESBEGELEIDING OMGEVINGSLES
Aan de slag met aardappels
` Lesinhoud en lesdoel De kinderen gaan van tevoren op zoek naar allerlei producten die van aardappels zijn gemaakt, eetbaar en niet eetbaar, en nemen die mee. U maakt samen een kijktafel met de producten of richt een tentoonstelling in. Ook gaan de kinderen zelf lijm maken. Doel van de activiteit is: de kinderen maken kennis met producten waarin aardappels en/of aardappelzetmeel is verwerkt. Benodigdheden en voorbereiding – Geef kinderen van tevoren de opdracht om thuis en in winkels te zoeken naar producten waarin aardappels zijn verwerkt in de vorm van (aardappel)zetmeel. Op het etiket is deze informatie te vinden. Vraag of zij zoveel mogelijk producten willen meebrengen. Het gaat daarbij dus niet alleen om chips en eetbare dingen, maar ook om behangplaksel, papier, cosmetica, visvoer, afbreekbaar plastic, handcrème, plakband, capsules van de dokter, knakworst, verf op waterbasis, enzovoort. Laat ouders meehelpen met zoeken. – Zorg voor een zak aardappels, een rasp, een zeef, een houten lepel, een oud pannetje en een kookplaatje of kampeergasstel.
Start Vraag de kinderen wat ze de afgelopen lessen geleerd hebben. Vertel wat de bedoeling is: gezamenlijk gaat u de toepassingen van aardappels en aardappelzetmeel in beeld brengen. Verloop 1 Kijktafel/tentoonstelling: De kinderen hebben van alles meegebracht. Laat hen hun spullen op één of meer tafels uitstallen en rubriceren: eetbaar en nog te herkennen als aardappels (chips, aardappelhapjes), eetbaar en niet herkenbaar als aardappels (soep, sauzen, bindmiddelen, snoep), niet eetbaar: plakmiddelen, cosmetica, papier enzovoort. Versier de tafel met aardappels en laat hem een paar dagen staan. Laat de kinderen daarnaast posters maken over aardappels: over de toepassingen van aardappelzetmeel of over aardappels als gezonde voeding. Op internet kunnen ze veel informatie vinden. 2 Lijm maken: Zie ook les 3 in het leerlingenboek, afbeelding 2. De kinderen schillen aardappels en raspen ze fijn. Doe er water bij, ongeveer 2 dl water bij 150 gram aardappelrasp. Roer alles goed door elkaar en zeef de ‘pap’ daarna. Met de houten lepel wordt de brij zo goed mogelijk uitgeperst. Warm het gezeefde ‘sap’ in het pannetje op, laat het koken en indikken. De lijm is klaar. Na afkoelen kunt u de lijm in een jampot bewaren. Met deze lijm kan goed papier worden geplakt. Afronding Bekijk de meegebrachte spullen samen. Staan er producten bij waarvan kinderen niet hadden gedacht dat er ook aardappels in verwerkt zouden zijn? Welke producten zijn dat? Laat kinderen uit andere groepen en ouders ook naar de tentoonstelling komen kijken. Bespreek met de kinderen wat ze al wisten over aardappels, maar nu zelf hebben ervaren: aardappels kun je niet alleen eten, je kunt er van alles mee maken. Aardappels bestaan voor een groot deel uit zetmeel, dat kan worden gebruikt als bindmiddel en als plakmiddel.
58
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 115
Groenten onder glas
1 Lesinhoud In dit hoofdstuk maken de kinderen kennis met verschillende soorten tuinbouw. Deze les wordt de glasteelt besproken. In kassen kan de temperatuur en luchtvochtigheid worden geregeld, waardoor een gunstig klimaat ontstaat. Gewassen die in kassen groeien, zijn bijvoorbeeld tomaten, komkommers en paprika’s. Computers regelen alle omstandigheden in de kas. Lesdoelen De kinderen kunnen: – enkele voorbeelden geven van tuinbouw; – enkele voordelen noemen van het kweken van groenten in een kas; – vertellen dat computers in kassen de groeiomstandigheden regelen; – uitleggen waarom tuinders vaak insecten gebruiken om schadelijke insecten als bladluizen te bestrijden. Kaartvaardigheden De kinderen zoeken met behulp van de legenda op verschillende provinciekaarten tuinbouwgebieden op. Sleutelbegrippen kas – tuinder – voeding – bladluis – sluipwesp – gif – champignon – compost Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – een wandkaart van Nederland – Voor de alternatieve introductie: allerlei groenten, in elk geval een komkommer, paprika en tomaat. Verder een prei, struikje lof, struik andijvie, krop sla, rauwe biet, peen, bladspinazie, kool enzovoort. Misschien kunt u ze ‘lenen’ bij een groenteman. Maak hiermee een aandachtstafel. U kunt de groenteman ook vragen om iets over de groenten te komen vertellen.
LB 42-45 WB 27 HL 46
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 9 uit het kopieerboek. Introductie Schrijf op het bord het woord ‘tuinbouw’. Het woord zegt het al: het is alles wat je ook in je tuin kunt laten groeien. Onder tuinbouw verstaan we het kweken of telen van groente, fruit en bloemen. Maak samen met de kinderen op het bord een woordweb over tuinbouw. Vertel ten slotte wat de kern van dit hoofdstuk is: de kinderen maken kennis met alle soorten tuinbouw. In deze les gaat het om glastuinbouw, dus het kweken van groenten in kassen, en de champignonteelt. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Bekijk met de kinderen de aandachtstafel met de groenten die u hebt gemaakt. Het zal u verbazen hoeveel kinderen de groenten die regelmatig op hun bord liggen, niet herkennen. Een struik andijvie lijkt natuurlijk ook weinig op de gesneden andijvie die zij zelf eten en de spinazieblaadjes zien er heel anders uit dan de gehakte spinazie die thuis op hun bord ligt. Laat kinderen de verschillende groenten benoemen en proberen te omschrijven hoe ze smaken. Wat eet je rauw, wat moet gekookt worden? Hoe groeit de groente, aan een struik, onder de grond of gebruiken we de stengel? Welke groenten komen bijna onveranderd op ons bord terecht? Welke groenten lijken heel anders? De kinderen kijken naar de afbeeldingen op bladzijde 42 en 43. Welke groenten van de aandachtstafel groeien in een kas? Hoe groeien de tomaten, paprika’s en komkommers? Vertel ten slotte wat de kern van dit hoofdstuk en deze les is.
115
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 116
LES 1 • LESBEGELEIDING
Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 42 en bespreek de afbeeldingen op beide bladzijden aan de hand van de kijkvragen. Laat steeds een ander kind een vraag hardop lezen en beantwoorden. De antwoorden op de kijkvragen zijn: 1 tomaten en komkommers; 2 buiten is het winter (sneeuw), binnen is het warm (mensen lopen in T-shirts en er vliegen hommels); 3 een computer; 4 de hommel zorgt voor de bestuiving van de planten en daardoor voor de bevruchting: hij brengt stuifmeel van de ene bloem over naar de andere bloem (zonder insecten kunnen er geen vruchten uit de bloemen groeien); 5 door grote lampen. De kinderen lezen zelfstandig de andere teksten van deze les in het leerlingenboek. Daarna bespreekt u samen de tekst en de afbeeldingen. Als ’s winters het land bedekt is met een dikke laag sneeuw, kun je dan sla eten? Waar komt die sla vandaan? Precies: uit een kas! Vertel waarom kassen handig zijn. Je kunt er alles in regelen, zoals: – de temperatuur; – de luchtvochtigheid (hoeveel je sproeit); – de voeding (hoeveel voedingsstoffen je de planten geeft). Daardoor groeien de planten onder de best mogelijke omstandigheden. Ze groeien ook het hele jaar door, omdat er geen verschil tussen zomer en winter meer is. Vaak wordt ook het verschil tussen dag en nacht kleiner gemaakt. Bekijk samen met de kinderen de grote afbeelding. Wat kunnen de kinderen zeggen over de temperatuur buiten en binnen? Welk jaargetijde is het? Wijs de ramen aan die open kunnen. Waarom zijn die belangrijk? Waarom zijn kassen van glas en niet bijvoorbeeld van steen of hout? Bespreek met de kinderen voor- en nadelen van het kweken in kassen. Is het een voordeel dat je nu het hele jaar door sla kunt eten? Waarom is kassla duurder dan sla van de volle grond? Op afbeelding 4 zien de kinderen hoe de omgeving door de kassen verlicht kan zijn. Kunnen ze zich voorstellen hoeveel energie dat kost? Op afbeelding 6 zien ze een sluipwesp die een eitje legt in een bladluis. De sluipwesp heeft haar achterlijf naar voren gekromd en raakt de kop van de bladluis. Uit het eitje kruipt een larve die de bladluis vanbinnen opeet. Ten slotte verpopt de larve zich en kruipt als sluipwesp uit zijn gastheer. Op deze manier worden de bladluizen gedood. Vertel dat insecten als bladluizen en witte vlieg de bladeren of de vruchten kunnen aanvreten. De tuinder kan de komkommers
116
© Noordhoff Uitgevers bv
en tomaten dan niet meer verkopen. Er bestaan allerlei middelen waardoor luizen en andere diertjes doodgaan. Vroeger werden die royaal gebruikt, maar tegenwoordig zijn we daar veel voorzichtiger mee. Waarom? Behalve sluipwespen worden ook lieveheersbeestjes gebruikt om luizen te bestrijden. Wat is het voordeel van deze manieren? Zijn er ook nadelen? Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Opdracht 5: zoek samen in de atlas op welke kaarten de kinderen bij deze opdracht nodig hebben. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 3: welke insecten helpen de tuinder? Welk insect is juist schadelijk en waarom? Opdracht 6: welke groenten hebben de kinderen ontdekt? Welke groenten groeien in een kas? Als u tijd overhebt, kunnen de kinderen een tekening maken van een kas met de groenten die daarin verbouwd worden. U kunt ook samen de wandkaart van Nederland met de kinderen bekijken. Laat een kind in de legenda opzoeken met welke kleur tuinbouw wordt aangegeven en zoek samen naar tuinbouwgebieden. In de Betuwe staan veel fruitbomen, in Noorden Zuid-Holland staan veel kassen. Zoek in de atlas de kaart op van de eigen provincie. Is hier tuinbouw? Waar en hoe zie je dat? Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen en vraag voor de alternatieve introductie ouders om samen een boerenkoolmaaltijd voor de kinderen te verzorgen. Koop de ingrediënten voor de boerenkoolmaaltijd en zorg voor pannen, messen voor de bereiding, borden en bestek. Bekijk ook of en waar de maaltijd op school kan worden bereid, of waar dit anders kan. U kunt de kinderen alvast les 5 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 117
Op het land
2 Lesinhoud Deze les gaat over vollegrondtuinbouw: groenten op akkers, fruitbomen in boomgaarden, bloemen en bloembollen. Ook wordt verteld dat veel Nederlandse tuinbouwproducten, zoals bloembollen, voor de export worden gekweekt. Lesdoelen De kinderen kunnen: – vertellen hoe de groeicyclus van bieten verloopt; – iets vertellen over de verzorging van de bietenplanten; – vertellen dat fruit aan fruitbomen groeit, die in boomgaarden staan; – vertellen dat in Nederland veel snijbloemen waaronder rozen, in kassen worden gekweekt; – vertellen dat in Nederland veel bollen worden gekweekt, onder andere voor de export. Kaartvaardigheden De kinderen kunnen de Betuwe op de kaart aanwijzen. Sleutelbegrippen akker – onkruid – besproeien – zaaien – oogsten – fruitteler – boomgaard – toeristen – bollenvelden – bollenkweker Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Vraag hulpouders om samen een boerenkoolmaaltijd te bereiden en koop van tevoren de ingrediënten. Zorg voor pannen, messen om de maaltijd te bereiden, borden en bestek. Bekijk ook of en waar de maaltijd op school kan worden bereid, of waar dit anders kan.
LB 46-47 WB 28-29 HL 47
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 9 uit het kopieerboek. Introductie Herhaal met de kinderen kort les 1. Laat hen op een wandkaart van Nederland nogmaals tuinbouwgebieden opzoeken. Wijs nog eens gebieden aan met kassen. En hoe groeit alles op plaatsen waar geen kassen zijn? Vertel dat veel groenten buiten op akkers groeien, bijvoorbeeld bieten. In de provincie Flevoland vind je veel akkers met bieten. Op de afbeeldingen 1 tot en met 4 zien kinderen hoe bieten geteeld worden en waar ze terechtkomen. Wijs Lisse aan, op de grens tussen Noord- en Zuid-Holland. Daar ligt de Keukenhof. Vraag of iemand uit de groep daar weleens is geweest. In de Keukenhof kun je bloembollen bekijken, hele velden vol. Zo’n veld is te zien op afbeelding 7. Welke bloemen groeien er allemaal uit bollen? De Keukenhof is van maart tot en met mei geopend. Waarom alleen dan? Wat zien de kinderen op afbeelding 5? Deze boomgaard ligt in de Betuwe. Zoek samen op waar de Betuwe ligt. Welke rivieren liggen daar? Vertel dat er langs die rivieren veel rivierklei ligt. Fruitbomen groeien daar prima op. Welk fruit groeit aan bomen? (Appels, peren, pruimen, kersen.) Eventueel kunt u hier het verhaal ‘Zuur!’ voorlezen (blz. 50 van deze handleiding). U kunt het verhaal ook bij les 4 gebruiken. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: tuinbouw vindt plaats op akkers, in boomgaarden en op bloembollenvelden. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren.
117
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 118
LES 2 • LESBEGELEIDING
Afhankelijk van de tijd van het jaar is het leuk om een gezamenlijke boerenkoolmaaltijd te organiseren, bijvoorbeeld als lunch voor de les begint. Praat na over het eten: waar komt boerenkool vandaan? Hoe groeit deze groente? Laat eventueel ook een struik boerenkool zien. Vertel dat er meer gewassen in de buitenlucht groeien: ze staan op akkers. Fruit groeit aan bomen, meestal bij elkaar in een boomgaard. Iemand die fruit kweekt, heet een kweker of teler. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is. Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 46. Bekijk vervolgens samen de afbeeldingen 1 tot en met 4 en bespreek wat er op de tekeningen gebeurt. Teken de cyclus van de biet op het bord: van maart tot oktober. Bespreek hoe intensief akkerbouw is. Ondanks alle goede zorgen van de boer is de opbrengst van jaar tot jaar verschillend. Het kan in de zomer droog zijn of veel regenen. Het kan zelfs hagelen. Ook de insecten zijn van jaar tot jaar verschillend. Begrijpen de kinderen dat er voor de akkerbouwer dus veel meer onzekerheid is dan voor de tuinder die zijn groente in kassen kweekt? Wie merkt daar iets van? (De klant, aan de prijs.) Ook fruit is kwetsbaar. Bekijk samen afbeelding 5. In welke tijd van het jaar is de foto gemaakt? Vertel iets over bescherming van bloesem tegen nachtvorst (zie achtergrondinformatie op blz. 47 van deze handleiding). Waar kan een fruitteler nog meer last van krijgen? (Insectenvraat en schimmels.) In fruitboomgaarden worden zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen gebruikt. Waarom? Tegen ongedierte worden veel insecten ingezet. Wat is daar een voordeel van? Is er ook een nadeel? Ook op akkers worden zoveel mogelijk insecten ingezet, maar soms moet er toch met bestrijdingsmiddelen gesproeid worden. Wat kan er anders gebeuren? Op afbeelding 7 zien de kinderen een bloembollenveld. Welke bloemen groeien uit bollen? Snijbloemen worden het meest in kassen gekweekt. Ook de bloemen die buiten kunnen groeien. Waarom? Lees vervolgens samen met de kinderen de teksten op bladzijde 47 of laat hen deze teksten zelfstandig lezen. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen.
118
© Noordhoff Uitgevers bv
Aandachtspunten: Opdracht 10: wijs aan met wie de kinderen deze opdracht samen doen. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Vergelijk de opdrachten 1 en 4. In welke maanden kan er geoogst worden? Geldt dat voor meer gewassen? Opdracht 3: laat een kind hardop lezen wat het heeft opgeschreven. Zijn de anderen het daarmee eens? Opdracht 5: herkenden de kinderen het fruit? Opdracht 6: wat zijn voordelen? Wat zijn nadelen? Schrijf ze op het bord. Hoeveel voor- en nadelen vonden de kinderen gezamenlijk? Zijn er meer voordelen of nadelen gevonden? Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 10 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek. Welke vragen hadden de kinderen bedacht? Welke antwoorden zijn daarop gekomen? Laat een paar kinderen voor de klas een ander kind interviewen aan de hand van hun vragen. Plant, afhankelijk van de tijd van het jaar, een paar bloembollen in de tuin en/of binnen in een pot. Laat de kinderen zelf voor de bollen zorgen en kijk wat er gebeurt. Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen en een bosje bloemen of wat fruit. – Voor de alternatieve introductie voor materiaal om een veilingklok te maken: twee kleuren stevig karton (voor bord en pijl) en een splitpen. U kunt de kinderen alvast les 5 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 119
Naar de klant
3 Lesinhoud In deze les maken kinderen kennis met veilingen: een snelle manier voor tuinders om hun producten aan de man te brengen. Verder wordt gesproken over reclame: wat is dat precies en wat betekent reclame voor de klant? Lesdoelen De kinderen kunnen: – vertellen waarom bloemen en fruit op een veiling worden verkocht; – uitleggen hoe een veiling werkt; – vertellen dat in Nederland veel groenten, fruit en bloemen voor de uitvoer worden gekweekt; – vertellen waarom winkeliers reclame maken en wat zij van reclame kunnen verwachten. Sleutelbegrippen bloemist - veiling - keurmeester - handelaar - reclame - klant Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – een bosje bloemen of wat fruit – Voor de alternatieve introductie: twee kleuren stevig karton (voor een veilingklok en een pijl) en een splitpen.
LB 48-49 WB 30-31 HL 48
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 10 uit het kopieerboek. Introductie Laat de bloemen of het fruit zien. Waar komt het vandaan? Laat een paar kinderen zeggen wat zij denken: waarschijnlijk 'winkel' of 'markt'. Maak een tijdlijn op het bord en schrijf achteraan: winkel/markt. Vraag nu waar het oorspronkelijk vandaan kwam. Kinderen zullen bedenken: tuinder. Schrijf op het begin van de tijdlijn: tuinder. Laat zien dat er nog een stuk tussen tuinder en winkel zit. Is de winkelier naar de tuinder toe gestapt om de bloemen of het fruit te kopen? Is de tuinder met zijn fruit of bloemen naar de winkel gegaan? Hoe ging dat dan? Schrijf in het midden op de tijdlijn: veiling. Wijs naar afbeelding 1: daarop is een veiling te zien. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: hoe tuinbouwproducten snel van de tuinder bij de klant komen en wat er dan verder mee gebeurt. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Laat een paar kinderen van tevoren een veilingklok maken. Ze knippen een cirkel uit karton en schrijven daar de cijfers 1 tot en met 12 op. Achter elk cijfer schrijven ze: euro. Uit een andere kleur karton knippen ze een dikke pijl, die in het midden met een splitpen wordt vastgezet. Laat één kind aan de klok draaien (tegen de klok in) en veil het bosje bloemen en het fruit. Het kind draait de klok langzaam van 12 euro naar 0 terug. Elk kind uit de groep schrijft van tevoren op een stukje papier hoeveel het de bloemen en het fruit waard vindt. Zodra de klok op dat bedrag komt, roept het luid: 'mijn'. Wil niemand de bloemen of het fruit kopen, dan wordt er 'doorgedraaid'. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
119
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 120
LES 3 • LESBEGELEIDING
Instructie Lees samen met de kinderen de eerste paragraaf op bladzijde 48. Vertel met behulp van de achtergrondinformatie op bladzijde 48 van deze handleiding hoe een veiling werkt. Neem als voorbeeld een bloemenveiling. Een keurmeester keurt de bloemen en zegt in welke klasse ze kunnen worden verkocht. Winkeliers kopen de bloemen. Soms zijn er tussenpersonen, die voor verschillende winkels tegelijk bloemen inkopen. Bekijk afbeelding 1 en vertel dat dit al heel vroeg in de ochtend gebeurt. Waarom? Groenten en fruit worden vaak ook op een veiling verkocht. Meestal zijn het niet de winkeliers die daar kopen, maar groothandelaren. Een groothandelaar koopt op de veiling of direct van de boer en verkoopt de producten door aan de groentewinkel en de supermarkt. Groenten kunnen vaak gekoeld worden bewaard en worden dus de dag voor de verkoop al naar de veiling gebracht. Hard fruit als appels kan nog iets langer bewaard blijven. Maar het moet allemaal wel vlug worden verkocht. Fruit wordt ook verkocht aan het buitenland. Dat heet uitvoer. Nederland koopt ook fruit van andere landen, bijvoorbeeld sinaasappels en aardbeien uit Spanje. Dat heet invoer. Lees nu samen met de kinderen het tweede tekstblok. Groenten en fruit worden meestal met gekoelde vrachtwagens vervoerd. Waarom? Vertel dat veel bloemen naar het buitenland gaan. Ook dat moet snel gebeuren, want ze moeten vers aankomen. Daarom gaan de bloemen er in een vliegtuig heen (afb. 3). Tot slot lezen de kinderen de tekst op bladzijde 49 zelfstandig. Bekijk samen afbeelding 4 en leg het principe van reclame uit. Weet je door reclame hoe goed, mooi of lekker iets is? U kunt de kinderen ook alle teksten zelfstandig laten lezen. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 3: hebt u niet de alternatieve introductie gedaan, leg dan de werking van de veilingklok uit: de wijzer loopt terug. Met het teruglopen zakt de prijs. Als de koper de prijs goed vindt, drukt hij op de knop en is de partij voor hem. Opdracht 6: het gaat hierbij dus om de weg die de appels en de prei afleggen voor ze bij Aisja (de klant) terechtkomen.
120
© Noordhoff Uitgevers bv
Zorg ervoor dat de kinderen voor opdracht 9 gebruik kunnen maken van de computer. Om te voorkomen dat alle kinderen tegelijk op de computer willen werken, kunt u een paar kinderen met deze opdracht laten beginnen. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 1: wat is de juiste volgorde? Opdracht 3b en c: laat een paar kinderen hardop lezen wat zij hebben opgeschreven. Opdracht 4a: wat is het goede antwoord? Wat kan er gebeuren als het langer dan een paar uur zou duren? Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 7 als uitgangspunt nemen om de kinderen zelf korte reclameteksten te laten schrijven. Bijvoorbeeld over groenten of fruit, maar ze kunnen ook over school gaan. Hang de teksten op, zodat iedereen ze kan lezen. Aandachtspunten voor de volgende les – Laat de kinderen het topografie-onderdeel maken, als ze dit nog niet hebben gedaan. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken. – Afhankelijk van de tijd die u hebt, kunt u ervoor kiezen om les 4, de toepassingsles, over te slaan. In dat geval maken de kinderen de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en leren ze de samenvatting. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af (blz. 53). – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (blz. 73 uit het kopieerboek). – Als u verdergaat met de toepassingsles (les 4): zorg voor atlassen en vraag kinderen die weleens in Spanje zijn geweest, om foto’s mee te brengen en/of zorg voor een boek over Spanje (bibliotheek). Kiest u voor de alternatieve introductie, zorg dan voor een paar citrusvruchten (sinaasappel, mandarijn, citroen, grapefruit). – Beoordeel of het de moeite waard is om uw groep de omgevingsles (blz. 51) te geven.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 121
Fruit uit warme landen
4 Lesinhoud In deze les leren de kinderen meer over fruitteelt in Spanje. In warme landen groeien citrusvruchten: dat zijn vruchten met een dikke schil die ze tegen de zon beschermt. Ander fruit wordt beschermd door het in tunnels van plastic te telen. Nederland voert veel fruit uit Spanje in. Lesdoelen De kinderen kunnen: – op de kaart van Europa Spanje aanwijzen; – twee kenmerken van citrusfruit noemen; – twee voorbeelden van citrusvruchten noemen; – iets vertellen over tunnelteelt. Kaartvaardigheden De kinderen lokaliseren Spanje ten opzichte van Nederland en wijzen de landen aan die tussen Spanje en Nederland liggen. Sleutelbegrippen citrusvruchten – tunnelteelt – invoer – uitvoer Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Voor de alternatieve introductie: een paar citrusvruchten (sinaasappel, mandarijn, citroen, grapefruit). – Vraag kinderen die weleens in Spanje zijn geweest, foto’s mee te brengen. En/of zorg voor een (foto)boek over Spanje (bibliotheek).
LB 50-51 WB 32 HL 49
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 10 uit het kopieerboek. Introductie Pak de atlas en bekijk samen op de kaart van Europa waar Spanje ligt. Zijn kinderen daar weleens geweest, bijvoorbeeld op vakantie? Laat hen erover vertellen en/of foto’s laten zien. Bekijk samen de foto’s of het boek dat u uit de bibliotheek hebt gehaald. Schrijf op het bord ‘Nederland’ en ‘Spanje’. Laat kinderen kenmerken opnoemen van beide landen en schrijf die bij het juiste land. Bijvoorbeeld: Spanje veel zon zonvakanties bergen olijfbomen
Nederland veel regen fietsvakanties weilanden appelbomen
Bekijk nu de afbeeldingen 1 en 2 uit het boek. Klopt alles met wat er op het bord staat? Vul de lijsten anders aan. Vertel dat het in Spanje ’s zomers bijna altijd warm tot erg warm is. Zelfs in de winter is het er niet koud. In zo’n land groeien andere planten en vruchtbomen dan in Nederland. Welke bomen groeien er? (Sinaasappelbomen, palmen.) Als u het verhaal ‘Zuur!’ nog niet hebt voorgelezen (blz. 50 van deze handleiding), kunt u dat nu alsnog doen. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: in Spanje groeien citrusvruchten. Dat zijn vruchten met een dikke schil. In tunnels worden onder andere aardbeien gekweekt. Al die vruchten voert Spanje uit en Nederland in.
121
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 122
LES 4 • LESBEGELEIDING
Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Laat een paar kinderen de citrusvruchten die u hebt meegenomen, schillen en in partjes verdelen. Wat zijn de kenmerken van dit fruit? Maak op het bord een kolom. Schrijf de vruchtnamen daarin (bijv. sinaasappel, grapefruit) en de kenmerken (dikke schil, partjes, kleine pitten). Maak nu nog twee kolommen. In de ene schrijft u ‘appel’, in de andere ‘aardbei’. Schrijf nu ook de kenmerken van deze vruchten op. Laat kinderen vervolgens vruchten opnoemen en in de goede kolom zetten. Moet er misschien nog een vierde kolom bij? Welk fruit zal goed in warme landen groeien? Welk fruit groeit ook in koude landen? Hoe weet je dat? Vertel ten slotte wat de kern van deze les is. Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 50. Een kenmerk van een citrusvrucht is de dikke schil: hij beschermt de vrucht tegen de felle zon en uitdrogen. Vertel met behulp van de achtergrondinformatie iets over oranjerieën. Vroeger vormden die de enige manier om in Europa aan citrusvruchten te komen. Waarom is dat nu anders? (Het transport is verbeterd: sneller en goedkoper.) Het kweken van sinaasappelbomen in koude landen is nu duurder dan het invoeren van sinaasappels uit warme landen. Hoe zit dat met de aardbei? Wanneer groeien aardbeien in Nederland buiten? Waar groeien ze de rest van het jaar? (In kassen.) Het kweken in kassen is duur. Waarom? (Het is arbeidsintensief en de lonen zijn hoog in Nederland, de bouw van kassen kost geld, maar het kweken in kassen kost vooral erg veel energie: licht en warmte.) Daarom is het goedkoper om aardbeien uit Spanje of Italië in te voeren. Daar groeien ze ook niet buiten, maar in plastic tunnels. De kinderen zien dat op afbeelding 3. Lees samen met de kinderen de bijbehorende tekst. Tunnelteelt is goedkoper dan glasteelt. Waarom? (De zon zorgt voor gratis licht en warmte.) Vertel ten slotte aan de hand van afbeelding 4 hoe invoer en uitvoer in zijn werk gaan. Nederland voert ook groente en fruit uit. Welk fruit voeren wij veel uit? (Appels en peren.) Invoer in Nederland betekent uitvoer voor een ander land. Begrijpen de kinderen dat? Als dit nog niet in de introductie is gebeurd, laat u de kinderen nu vertellen wat de verschillen zijn tussen de twee mannen en hun bedrijf op afbeelding 2. Vertel dat je groente en fruit moet
122
© Noordhoff Uitgevers bv
verbouwen waar de grond en het weer er het meest geschikt voor zijn. In plaats van het woord ‘weer’ kunt u ook het correctere woord ‘klimaat’ gebruiken. Appels en peren doen het prima in Nederland, citrusvruchten groeien prima in onder andere Spanje, Italië en Griekenland. De kinderen lezen het laatste tekstblok zelfstandig. Ga na enige tijd na of een toelichting nodig is. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 3: de kinderen lezen wat er op de kaartjes staat en trekken dan een lijn van elk kaartje naar de kas of naar de tunnel. Vertel dat sommige kaartjes bij de kas én de tunnel horen. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 1: laat een kind de landen op de kaart van Europa aanwijzen en opnoemen. Opdracht 2: laat kinderen die daar moeite mee hebben, nog eens oefenen met noord, oost, zuid en west. Opdracht 3: welke kaartjes horen bij de kas én bij de tunnel? Opdracht 5: bespreek welk fruit uit warme landen komt. Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 4 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek over invoer en uitvoer. Wat kan een land nog meer in- en uitvoeren? Laat kinderen daar eens op letten als zij iets kopen. Op de meeste artikelen staat waar ze vandaan komen. Zoek zo’n land op in de atlas. Het is dus uitgevoerd door dat land en ingevoerd door Nederland. Herhaal ten slotte wat de kinderen in deze les geleerd hebben: citrusvruchten hebben een dikke beschermende schil en groeien in warme landen. Door invoer liggen ze in de Nederlandse winkels. Aandachtspunten voor de volgende les – De kinderen maken eventueel de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en ze leren de samenvatting als voorbereiding op de toets. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af (blz. 53). – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (blz. 73 uit het kopieerboek). – Beoordeel of het de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 51) te geven.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 123
Poten en oogsten
1 Lesinhoud In dit hoofdstuk leren de kinderen van alles over aardappels. Sommige soorten kun je eten, andere worden alleen voor het zetmeel geteeld. In deze les maken de kinderen kennis met het groeiproces van de aardappel: van poten tot rooien. Lesdoelen De kinderen kunnen: – de verschillende stadia noemen van de teelt van aardappels; – met behulp van een tekening vertellen hoe aardappels groeien; – vertellen dat er verschillende soorten eetaardappels bestaan; – minstens één aardappelsoort noemen. Sleutelbegrippen vruchtbaar – kleigrond – oogsten – ploegen – poten – aardappeloogst – rooimachine – pootaardappels – ruggen – mesten – bestrijdingsmiddel Benodigdheden en voorbereiding Voor de alternatieve introductie: een paar aardappels en een bak of emmer met tuinaarde.
LB 52-55 WB 33 HL 53
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 11 uit het kopieerboek. Introductie Vraag aan een aantal kinderen wat zij gisteravond gegeten hebben. Ga net zolang door tot een kind, of een paar kinderen, zegt: ‘Aardappels’. Vertel dat vroeger iedereen aardappels at. Nu eten mensen ook veel rijst of pasta. Hoe komt dat? Lees het verhaal ‘Het aardappeloproer’ voor op bladzijde 57 van deze handleiding. Uit het verhaal blijkt wel dat aardappels vroeger volksvoedsel nummer één waren. Hoe kwam dat? (Aardappels waren goedkoop en voedzaam.) Vertel ten slotte wat de kern van dit hoofdstuk is: de kinderen komen van alles te weten over de toepassingen van aardappels. In deze les komt aan de orde hoe aardappels groeien en wat een aardappelkweker allemaal moet doen. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Bekijk samen de aardappels die u hebt meegebracht en vertel met behulp van de achtergrondinformatie iets over de geschiedenis van de aardappel. Vertel ook hoe aardappels groeien. Laat een paar kinderen de aardappels planten. Ze maken daarvoor in de bak eerst een ruggetje. Spreek met elkaar af dat u regelmatig samen zult bekijken hoe de aardappels groeien, bijvoorbeeld elke week. Wijs kinderen aan die de plant deze week mogen verzorgen. Leg uit dat er aan het eind van dit thema nog geen nieuwe aardappels uit de aardappel zullen zijn gegroeid, maar misschien is er wel al een beginnetje van jonge knolletjes te zien. Bekijk nu samen de afbeeldingen in het boek en bespreek ze aan de hand van de kijkvragen. Laat steeds een ander kind een vraag beantwoorden. Vertel ten slotte wat de kern van dit hoofdstuk en deze les is.
123
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 124
LES 1 • LESBEGELEIDING
Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 52 en bespreek de afbeeldingen op beide bladzijden aan de hand van de kijkvragen. De antwoorden op de vragen zijn: 1 in ruggen of langgerekte heuveltjes; 2 onder de grond; 3 hij rooit de aardappels; 4 rooimachine, transportband, vrachtwagen, trekker, pootmachine, loofklapper; 5 naar de loods. Wat doet boer Sikko? Leg uit dat het oogsten van aardappels ‘rooien’ heet. Kennen de kinderen de uitdrukking: ‘Hij rooit het wel’? Wat betekent die uitdrukking en waar zou ze vandaan komen? Vroeger werd het rooien met de hand gedaan. Later kwamen er machines, maar die lieten altijd wel wat aardappels liggen. Deze werden door kinderen geraapt als vakantiewerk. Lees nu samen met de kinderen de tekst op bladzijde 54. Kijk naar afbeelding 6. Waar groeien de aardappels? (Onder de grond.) Vertel dat het groen van de planten (stengels en blad) giftig is. Daarom durfden de mensen heel vroeger geen aardappels te eten (zie achtergrondinformatie op blz. 53 van deze handleiding). Leg een aardappel een paar weken in het licht en hij wordt groen! Schrijf de groeicyclus van de aardappel op het bord en schrijf achter elk woord welke machine ervoor gebruikt wordt: – Ploegen gebeurt met de ploeg. – Met een eg worden de grote kluiten fijner gemaakt. – Met de pootmachine worden de aardappels in de ruggen geplant. – Bemesten gebeurt met de strooi- en sproeimachine. – Voor rooien gebruikt de boer de rooimachine. – Op een vrachtwagen gaan de aardappels naar de opslag in de loods. In de loods kunnen de aardappels wel een jaar lang goed blijven. Lees vervolgens samen met de kinderen de teksten op bladzijde 55 of laat hen deze zelfstandig lezen. Geef waar nodig een aanvulling of verduidelijking. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 1: vertel dat de kinderen hiervoor goed naar de afbeeldingen in hun boek moeten kijken en de bijschriften moeten lezen. Opdracht 6: de kinderen mogen een willekeurige plant tekenen, maar hij moet wel op een akker groeien en dus eetbaar zijn.
124
© Noordhoff Uitgevers bv
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 1: laat een kind hardop lezen welke woorden bij elkaar horen. Opdracht 2: vertel hoe de nummers moeten staan. Heeft iedereen dat goed gedaan? Laat een kind voorlezen wat er op elk plaatje te zien is. Opdracht 6: welke planten zijn getekend? Zijn dit allemaal akkerbouwplanten? Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 3 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek. Wat vinden de kinderen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen? Waarom vinden ze dat? Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor een zak aardappels met als opdruk de soortnaam en ‘kruimig’ of ‘vastkokend’, en een kooktoestelletje. – Wilt u bij de alternatieve introductie chips bakken? Regel dan tijdig ouderhulp. Zorg ook voor een frituurpan, olie, grote aardappels, zout, aardappelschilmesjes, plankjes, een (kaas)schaaf, een keukenrol, een schone theedoek, een vergiet en bakjes om de chips in te doen. U kunt de kinderen alvast les 6 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 125
Van aardappel tot chips
2
LB 56-57 WB 34-35 HL 54
Lesinhoud In deze les leren de kinderen dat chips van aardappels worden gemaakt. Ook wordt het fabrieksproces in grote lijnen uitgelegd: van aardappel uit de grond tot chips in een zak.
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 11 uit het kopieerboek.
Lesdoelen De kinderen kunnen: – uitleggen dat in fabrieken met behulp van machines van consumptieaardappels andere producten worden gemaakt; – minstens twee aardappelproducten noemen die zij zelf soms eten; – het proces van aardappels tot chips globaal beschrijven.
Introductie Laat de zak aardappels zien die u hebt meegenomen. Laat een kind hardop lezen wat er op de zak staat. Wat betekent het? Op de zak staat het ras, de soortnaam, van de aardappel en of hij kruimig is of vastkokend. Leg die termen uit. Bekijk ook hoe de aardappels eruitzien. Geel of een beetje roodachtig? Glad of ruw? Schoon of met aarde eraan? Elke soort aardappels ziet er een beetje anders uit. Laat de kinderen thuis ook eens kijken en misschien een aardappel meenemen, zodat u die later samen kunt vergelijken. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: er zijn verschillende soorten aardappels. Van aardappels worden chips gemaakt. Het fabrieksproces wordt besproken.
Sleutelbegrippen aardappelsoorten – chips – chipsfabriek – kruimig – vastkokend – transportband Benodigdheden en voorbereiding – een zak aardappels met als opdruk de soortnaam en ‘kruimig’ of ‘vastkokend’ – een kooktoestelletje – Voor de alternatieve introductie: een frituurpan, olie, grote aardappels, zout, aardappelschilmesjes, plankjes, een (kaas)schaaf, een keukenrol, een schone theedoek, een vergiet en bakjes om de chips in te doen. – Regel voor het chips bakken eventueel tijdig ouderhulp.
Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Eerst kijkt u samen naar de aardappel die u bij les 1 hebt gepoot. Haal de plant uit de grond en bekijk samen hoe hij eruitziet. Is er iets veranderd sinds vorige week? Stop hem daarna weer in de grond en wijs opnieuw kinderen aan om de plant te verzorgen. Vertel dat frites en chips beide aardappelproducten zijn en ga met de kinderen chips bakken. 1 Schil de aardappels en maak er met de schaaf dunne schijfjes van. 2 Doe de schijfjes in de vergiet en spoel ze af onder de kraan. 3 Droog de schijfjes af, anders gaat de olie spatten. 4 Bak de schijfjes in de frituurpan drie minuten bij 180 graden. 5 Laat de chips uitlekken op een stuk keukenrol en bestrooi ze met wat zout. 6 Doe de chips in bakjes en deel ze uit. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
125
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 126
LES 2 • LESBEGELEIDING
Instructie Bekijk samen afbeelding 1. Welke aardappels zijn daarop te zien? Er zijn dus heel wat verschillende soorten. Wat zal er gebeuren als je een kruimige aardappel kookt of bakt? Wat gebeurt er als je hetzelfde doet met een vastkokende aardappel? Laat kinderen het eventueel uitproberen op een kooktoestelletje. Laat kinderen twee bekende producten opnoemen die ze zelf vaak eten en die van aardappels zijn gemaakt. Schrijf op het bord: chips en friet. Schrijf onder elk woord kenmerken. Welke kenmerken komen overeen, welke niet? Overeenkomsten zijn bijvoorbeeld: beide worden in een fabriek gemaakt, gebakken in olie, zijn lekker om te eten en niet zo gezond als een gewone gekookte aardappel (waarom niet?). Verschillen zijn: de vorm en de hoeveelheid die je eet, chips eet je koud en friet warm, chips eet je tussendoor en friet bij de maaltijd. Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 56 en 57. Bekijk tijdens het lezen ook afbeelding 2. Wat zie je daarop? Het productieproces van chips. Leg het proces uit met behulp van de achtergrondinformatie. Eerst worden de aardappels gerooid. Weten de kinderen nog hoe dat ging? Kijk anders nog even naar de vorige les. De aardappels gaan naar de fabriek. Hoe? Laat kinderen zelf bedenken wat er vervolgens allemaal met de aardappels moet gebeuren en leg elke fase uit: wassen, snijden, weer wassen, drogen, bakken, kruiden. Hebt u zelf met de kinderen chips gebakken zoals in de alternatieve introductie, vergelijk dit dan met het fabrieksproces. Het principe is gelijk, alleen de hoeveelheid verschilt. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 1: zet de zak aardappels die u hebt meegebracht als geheugensteuntje goed zichtbaar neer.
126
© Noordhoff Uitgevers bv
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 2: bespreek de juiste volgorde van de tekeningen. Opdracht 3a: aan de beschermende kleding zie je wie in de chipsfabriek werkt. Waar werken de andere twee figuurtjes? (1: vrouw werkt in een fabriek waar vuil werk gedaan wordt, bijv. schoonmaken van machines, 3: man werkt bijv. met asbest of een andere gevaarlijke stof.) Opdracht 6: bespreek de juiste volgorde van de tekeningen. Laat een kind hardop vertellen wat er op elke tekening gebeurt. Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 8 als aanleiding gebruiken om te praten over het eten van frites en chips. Wie eten dat vaak of soms? Maak op het bord twee tabellen, één voor frites en één voor chips. Maak kolommen met ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ of ‘bijna dagelijks’ en zet voor elk kind een kruisje in de juiste kolom. Bekijk en bespreek daarna samen het ‘eetgedrag’ van de groep. Herhaal nog even wat de kinderen in deze les hebben geleerd: van consumptieaardappels worden eetbare producten gemaakt, zoals chips. Laat kinderen andere eetbare aardappelproducten opnoemen, zoals friet, aardappelkroketjes, puree en rösti. Waar zullen die producten worden gemaakt? (Ook in fabrieken.) Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor een aantal producten waarin aardappelzetmeel is verwerkt, zoals een stuk golfkarton, een lippenstift, een potje verf op waterbasis, een pakje soep of saus en medicijncapsules. – Voor de alternatieve introductie: zorg voor een flesje jodium, verkrijgbaar bij apotheek of drogist, en wat producten met en zonder aardappelzetmeel, zoals verf, suiker, soep en/of saus in poedervorm en papier. U kunt de kinderen alvast les 6 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 127
Aardappels plakken!
3 Lesinhoud In deze les worden fabrieksaardappels besproken. In tegenstelling tot consumptieaardappels, zijn fabrieksaardappels niet eetbaar. Ze worden geteeld voor het zetmeel. De kinderen maken kennis met een aantal producten waarin aardappelzetmeel is verwerkt. Lesdoelen De kinderen kunnen: – het verschil aangeven tussen eetaardappels en fabrieksaardappels; – een aantal producten opnoemen waarin aardappelzetmeel is verwerkt; – vertellen hoe de productie van aardappelzetmeel verloopt; – vertellen dat bij het maken van aardappelzetmeel veel water wordt gebruikt en vervuild; – een maatregel noemen waardoor het vuile water niet in het milieu terechtkomt. Sleutelbegrippen eetaardappels – fabrieksaardappels – zetmeel – plakmiddel – bindmiddel – aardappelmeelfabriek – water besparen Benodigdheden en voorbereiding – Zorg voor een aantal producten waarin aardappelzetmeel is verwerkt, zoals een stuk golfkarton, een lippenstift, een potje verf op waterbasis, een pakje soep of saus en medicijncapsules. – Voor de alternatieve introductie: een flesje jodium. Dit is verkrijgbaar bij een apotheek of drogist. Zorg ook voor wat producten met en zonder aardappelzetmeel, zoals verf, suiker, soep en/of saus in poedervorm en papier.
LB 58-59 WB 36-37 HL 55
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 12 uit het kopieerboek. Introductie Bij aardappels denk je aan eten. Gekookt of gebakken, in de vorm van puree, chips of frites. Vertel dat aardappels soms voor iets heel anders worden verbouwd: voor het zetmeel. Zetmeel is een plak- en bindmiddel. Weten de kinderen wat binden is? Leg het uit. Bekijk nu samen de producten die u hebt meegebracht. Vertel dat in al deze producten zetmeel zit dat uit aardappels komt. Kijk ook naar afbeelding 1 uit het boek en vergelijk de producten die je daarop ziet met de producten in de klas. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: fabrieksaardappels kun je niet eten; ze worden speciaal voor het zetmeel geteeld. In deze les is te lezen hoe het zetmeel uit de aardappels wordt gehaald en waarvoor het wordt gebruikt. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Eerst kijkt u samen naar de aardappel die u bij les 1 hebt gepoot. Haal de plant uit de grond en bekijk samen hoe hij eruitziet. Is er iets veranderd sinds vorige week? Stop hem daarna weer in de grond en wijs opnieuw kinderen aan om de plant te verzorgen. Vertel dat er in aardappels een stof zit die zetmeel heet. Zetmeel heeft een eigenschap: het kleurt jodium blauw of blauwzwart. Snijd een schijfje van een aardappel en druppel er wat jodium op. Wat zien de kinderen?
127
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 128
LES 3 • LESBEGELEIDING
Leg een aantal materialen uit de klas en die u hebt meegebracht op een schoteltje, bijvoorbeeld verf, papier, poedersaus of soep en suiker uit de koffiekamer. Druppel jodium op de materialen. Kleurt de jodium blauwzwart? Dan zijn er waarschijnlijk aardappels gebruikt om dit materiaal of deze stof te maken! Let op: jodium toont alleen de aanwezigheid van zetmeel aan. Dit zetmeel hoeft niet per se van de aardappel afkomstig te zijn. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is. Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 58. Vertel met behulp van de achtergrondinformatie iets over zetmeelaardappels. Aardappelzetmeel heeft twee eigenschappen: – Je kunt er iets mee plakken. – Je kunt er iets mee binden (dikker maken). Bekijk samen welke producten van afbeelding 1 uit het boek met plakken en/of binden te maken hebben. Bekijk samen afbeelding 2. Hierop zien de kinderen hoe je zelf lijm kunt maken. Misschien gaan ze dit tijdens de omgevingsles zelf doen! Hetzelfde gebeurt in het groot in fabrieken. Alleen worden er dan machines gebruikt. De kinderen lezen nu de tekst op bladzijde 59 zelfstandig. Licht de tekst toe. Voor er lijm of bindmiddelen van het zetmeel gemaakt kunnen worden, moet het zetmeel uit de aardappels worden gehaald. Dat gebeurt in een fabriek (afbeelding 3 en 4). Daarbij wordt veel water gebruikt. Waarvoor? (Voor het wassen van de aardappels, het oplossen van het zetmeel.) Vertel dat fabrieken het vuile water vroeger gewoon in een kanaal of rivier loosden. Dat is te zien op afbeelding 3. Leg met behulp van de achtergrondinformatie op bladzijde 55 van deze handleiding uit wat er nu met het water gebeurt (het wordt gezuiverd en voor een groot deel opnieuw gebruikt). Waarom is dat belangrijk? (Voor het milieu.) Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 5: door de plaatjes te nummeren kun je ze in de goede volgorde ‘zetten’.
128
© Noordhoff Uitgevers bv
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 2: laat een paar kinderen hardop lezen wat ze hebben opgeschreven. Zijn er kinderen die andere producten hebben bedacht? Opdracht 3: het antwoord is: omdat er te veel zetmeel in zit. Kun je dat proeven? Hoe smaakt het? (Zoet en melig.) Opdracht 10: wat is er veel nodig voor de productie van aardappelzetmeel? (Water.) Waarom ook alweer? (O.a. om de aardappels te wassen.) Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 7 en 8 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek over milieuvervuiling door fabrieken. Daarbij kunnen de volgende vragen als leidraad dienen: Vroeger vervuilden fabrieken hun omgeving. Is dat nu nog zo? Op welke manieren vervuilen fabrieken hun omgeving? Is daar een oplossing voor? Vind je dat fabrieken daarom zouden moeten sluiten? Waarom wel of niet? Bespreek ten slotte met de kinderen wat zij in deze les geleerd hebben: sommige aardappels kun je niet eten. Ze worden speciaal voor het zetmeel geteeld. Van deze fabrieksaardappels kun je veel maken. Wat? Aandachtspunten voor de volgende les – Laat de kinderen het topografie-onderdeel maken, als ze dit nog niet hebben gedaan. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken. – Afhankelijk van de tijd die u hebt, kunt u ervoor kiezen om les 4, de toepassingsles, over te slaan. In dat geval maken de kinderen de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en leren ze de samenvatting. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af (blz. 54). – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (blz. 74 uit het kopieerboek). – Gaat u de toepassingsles doen? Zorg dan voor atlassen en zoek wat graanhalmen of laat de kinderen dit doen. Voor de alternatieve introductie hebt u verschillende soorten meel (tarwebloem, volkorenmeel, roggemeel, gerstebloem) nodig en verschillende soorten brood (sneetjes bruinbrood, volkorenbrood, roggebrood, wit brood). – Beoordeel of het de moeite waard is om uw groep de omgevingsles (blz. 58) te geven.
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 129
Van korrel tot croissant
4 Lesinhoud In deze les leren de kinderen meer over graan. Zoals aardappels worden verbouwd voor het zetmeel, wordt graan verbouwd om het meel. Om brood te kunnen maken, voert Nederland veel graan in uit Frankrijk. Daar is veel ruimte, vruchtbare grond en een geschikt klimaat voor het verbouwen van graan. Lesdoelen De kinderen kunnen: – uitleggen waarom in Nederland graan wordt ingevoerd uit andere landen, waaronder Frankrijk; – twee omstandigheden noemen die het gunstig maken om in Frankrijk graan te verbouwen; – globaal beschrijven hoe van graan brood wordt gemaakt. Kaartvaardigheden De kinderen leren waar Duitsland en Frankrijk liggen ten opzichte van Nederland. Sleutelbegrippen graan – akker – tarwe – gerst – rogge – graanboer – maaidorser – graankorrel – kaf – graansilo – meelfabriek – broodfabriek – volkoren Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Zoek, als het kan, in de buurt wat graanhalmen, of laat kinderen hiernaar zoeken. – Alternatieve introductie: zorg voor verschillende soorten meel (tarwebloem, volkoren, rogge, gerst) en verschillende soorten brood (sneetjes bruinbrood, volkorenbrood, roggebrood, wit brood).
LB 60-61 WB 38 HL 56
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden uit deze les door. Doe dit aan de hand van bladzijde 12 uit het kopieerboek. Introductie Laat de graanhalm zien die u hebt gevonden (of die de kinderen hebben gevonden). Welke graansoort is dit? Zoek het eventueel op (internet, boekje, leerlingenboek afb. 1). Let op de lengte van de ‘haren’, de kafnaalden. Leg uit hoe graan groeit: in de aar. Laat de korrels zien. Bekijk samen afbeelding 1. Zijn de korrels ook op de afbeelding te zien? Vertel iets over graan. Er wordt meel van gemaakt en daarvan kun je brood maken. Bedenk samen wat de overeenkomst is tussen graan en aardappels. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: in Frankrijk groeit graan op uitgestrekte akkers. Van dat graan wordt een deel van ons brood gemaakt. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Laat het meel en de verschillende sneetjes brood zien. Vertel iets over graan en de manier waarop daar brood van wordt gemaakt. Laat eventueel zien hoe je meel tot deeg kneedt. U kunt de kinderen dit proces laten tekenen als een stripverhaal. Eventueel kunnen zij dit aan het eind van de les afmaken. Kijk vervolgens samen naar de aardappel die u bij les 1 hebt gepoot. Haal de plant uit de grond en bekijk samen hoe hij eruitziet. Is er iets veranderd sinds vorige week? Stop hem daarna weer in de grond en wijs opnieuw kinderen aan om de plant te verzorgen. Spreek af dat u samen, ook als dit thema is afgelopen, zult blijven volgen hoe de plant groeit. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
129
GEO HL_5_Afd. C 31-01-2011 13:24 Pagina 130
LES 4 • LESBEGELEIDING
Instructie Bekijk samen de kaart van Europa en de grootte van Frankrijk en de ligging ten opzichte van Nederland. Het land is een stuk groter en ligt een stuk verder naar het zuiden. Vertel iets over Frankrijk: door het klimaat en de uitgestrektheid is dit land een graanland bij uitstek. Laat de kinderen bedenken waarom Frankrijk ook wel de ‘graanschuur van Europa’ wordt genoemd. Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 60. Bekijk nu samen afbeelding 2. Wat is daarop te zien? Bedenk wat de overeenkomsten zijn tussen het verbouwen van aardappels en van graan. (Beide worden verbouwd op akkers, zijn seizoensgebonden, worden machinaal geoogst, worden verwerkt tot andere producten.) Wat zijn de verschillen? Lees nu met de kinderen de tekst op bladzijde 61 of laat hen deze zelfstandig lezen. Bekijk afbeelding 3 en 4. Hierop is te zien wat er met het graan gebeurt. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met één of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunten: Opdracht 3: door het nummeren ‘zetten’ de kinderen de tekeningen in de juiste volgorde. Zorg ervoor dat de kinderen voor opdracht 6 gebruik kunnen maken van de computer. Om te voorkomen dat alle kinderen tegelijk op de computer willen, kunt u een paar kinderen aanwijzen die met deze opdracht beginnen. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Opdracht 4: welke fabrieken hebben de kinderen opgeschreven? Opdracht 5: welke producten zijn er genoemd? Schrijf ze op het bord, bijvoorbeeld in de vorm van een woordweb. Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 5 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek. Daarbij kunnen de volgende vragen als leidraad dienen: welke producten van graan heb jij weleens gegeten? Is alles wat van graan gemaakt is even gezond? Waarom wel of niet? Wat heb jij weleens gemaakt/gegeten?
130
© Noordhoff Uitgevers bv
Aandachtspunten voor de volgende les – De kinderen maken eventueel de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en ze leren de samenvatting als voorbereiding op de toets. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af (blz. 54). – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (blz. 74 uit het kopieerboek). – Beoordeel of het de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 58) te geven.