gemeente Eindhoven
Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven Resultaten en knelpunten
Dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
September 1999
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Colofon Uitgave gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken Datum
September 1999
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Inhoudsopgave VOORWOORD .
INLEIDING .
3 PROBLEEMSTELLING 4 RESULTATEN VAN DE PROFESSIONALISERING. 4. 1 DOELSTELLINGEN.
KNELPUNTEN 5. I TAAKSTELLING..
5.1.1 Huidige taakstelling en realisatie.
5.1.2 Bezettingsgraad . 5. 1. 3 Bereik.. 5.1.4 Subsidiemethodiek. 5.2 OUDERBIJDRAGEN .. 5.3 INNOVATIE VAN HET PEUTERWERK 5.4 PERSONEELSFORMATIE, -KOSTEN EN ÃćâĆňâĂİ iNZET
5.4.1 Personeelsformatie. 5.4. 2 Wet vermindering Afdracht Loonbelasting.
...... 8
9 .... I 0
.... I I
.... I I 12 12 13
13
14
5.4.3 Melkert-krachten,.
... 14
5.4. 4 Personeelsfuncti onaris. 5.4.5 Inschalingen en salariskosten..
...16
5.5 BEDRIJFSVOERING 5.6 HUISVESTING .
5.6.1 Accommodaties voor peuterspeelzalen. 5.6.2 Huisvesting centraal bureau. 5.7 RESERVES..............................................,....,..... 5. 8 KOSTPRIJZEN
5.8. I Huidige kostprjisberekening 5.8.2 Nieuwe kostprjisberekening..
... 16
...17 .17 ... I 7
... 1 9
..19 ...19 ..20
VERGELIJKING MET ANDERE GEMEENTEN. 6. 1 ORGANISATIEVORM.
.... 2 1
6.2 AANBOD. 6.2.1 Aantal locaties ..........................
6.2.2 Gesubsidieerd peuterwerk 6.2.3 Ongesubsidieerd peuterwerk. 6.3 CAPACITEIT. 6.3. I Leeftj idsgrens. 6.3. 2 Groepsgrootte 6 3. 3 Aantal dagdelen.. 6.3. 4 8’achtlj isten.
6.4 BEREIK 6.4.1 Achterblj ivers.
71
.... 22 .... 22
22 .. 22 .. 73
... 73
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
6.5 PERSONEEL. 6.5. 1 Betaalde krachten.
...25 .... 25
6. 5. 2 Vrjiwilligers.
....26
6.6 FINANCIERING. 6. 6. 1 Voorwaarden 6. 6. 2 GOA-middelen ..
....26
26
.27 27
6. 6. 3 Ouderbj idrage 6. 6. 4 CA 0- welzj in. 6. 7 SAMENWERKING 6. 8 KNELPUNTEN
... Z8
....28
..29
7 ALTERNATIEVEN.
29
7.1 DE BEPERKTE PROFESSIONALISERING: VAN 1995 (BASISGEGEVENS) NAAR 2000
(SCENARIO I).................................................................................. 30 7.1.1 Scenario l... âĂđâĂđ,.âĂđ..................âĂđâĂđ,...„ âĂđâĂđâĂđâĂđâĂđ.... âĂđ...,.âĂđâĂđ,...âĂđ,.............. 31
7.2 EIGEN INBRENG VAN DE SPE: EN HERORIENTATIE OP DE TAAKSTELLING: VAN
SCENARIO I NAAR SCENARIO 11. 32 7.2.1
32
Personeelsbezetting per speelzaal . Personeelsformatie van het centraal bureau....
...33
Taakstelling . Scenario 11A.
... 36
7.2.5 Scenario 11B
...36
7.2.2 7.2. 3
7.2.4
... 35
7.3 KOSTENBEREKENING VAN DE SPE: OPLOSSING VAN GESIGNALEERDE KNELPUNTEN: VAN SCENARIO II NAAR SCENARIO 111.
.... 37
7.3. 1 Taakstelli ng . 7.3.2 Kostenberekening en benodigde subsidie 7.3. 3 Personeelsbezetting peuterspeelzalen .
.... 3 7
7.3.4 Personeelsfunctionaris
.... 40
7.3. 5 Bedrj ifsvoeri ng . 7.3. 6 Huisvesting van het centraal bureau 7.3. 7 Huisvesting peuterspeelzalen.
.... 41
38
.... 42 .... 43
7, 3. 8 Reserves............ 8 EIGEN TOEKOMSTBKKLD VAN DE STICHTING PEUTERSPKELZALKN
EINDHOVEN 44 8.1 PEUTERSPEELZAALWERK
... 45
8.2 O&O-FUNCTIE
... 45
8.3 BEDRIJFSVOERINCi.,
... 45
BIJLAGE 1: OVERZICHT OVG EN NIET-OVG PEUTERSPEELZALEN BIJLAGE 2: OVERZICHT OUDERBIJDRAGEN BIJLAGE 3: OVERZICHT INHOUD O&O-FUNCTIE BIJLAGE 4: PRODUCTRASTKR SPE 1998-1999 BIJLAGE 5: SCENARIO’S BEREKENING BENODIGD SUBSIDIE
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
1 Voorwoord Dit rapport evalueert de professionalisering van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven. Het geeft geen uitgebreide beschrijving van alle werkzaamheden van de 5tichting Peuterspeelzalen Eindhoven (SPE). De knelpunten die door of bij de professionalisering zijn ontstaan en in het bijzonder de oplossingsrichtingen die hiervoor worden aangegeven kunnen echter gevolgen hebben voor alle producten van de stichting. Naast het speelzaalwerk kent de SPE nog: 1. Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering (08r0-functie) 2. Projecten in onderwijsvoorrangsgebieden en Kaleidoscoop Het laatste product levert met name verdieping, ondersteuning en uitbreiding van het peuterspeelzaalwerk in OVG-gebieden. Het heeft een eigen en voornamelijk projectmatige geldstroom. De 08r0-functie biedt niet alleen ondersteuning aan de speelzalen, maar voert ook taken uit ten behoeve van peuters die (nog) geen relatie met de speelzaal hebben. Voor de ouders of voor instellingen die met peuters of ouders werken. Deze activiteiten hebben ook vaak weer wervingselementen voor het speelzaalwerk in zich. Om die reden is in de financiele vertaling van de mogelijke oplossingen de 08rO-functie verweven in de kostprijs van de speelzalen. Besluiten op basis van de beschreven scenario’s kunnen derhalve ook gevolgen hebben voor het niet (direct) gerelateerde 08rO-werk, Een beschrijving van de OKO-functie treft u aan in Bijlage 3.
2 Inleiding In de vergadering van 16 oktober 1995 heeft de Gemeenteraad besloten over te gaan tot een gefaseerde en beperkte professionalisering van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven. Tot die tijd werd het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven vormgegeven door vrijwilligers. Om het peuterspeelzaalwerk uit te laten groeien tot een algemene voorziening in de voorschoolse periode die een belangrijke rol kan spelen bij het voorkomen van achterstand werden goed geoutilleerde speelzalen en de inzet van beroepskrachten van groot belang geacht. Professionalisering van de speelzalen bleek noodzakelijk om de peuterspeelzalen goed hun functie te kunnen laten vervullen. Na de professionalisering voert de SPE de stedelijke regie en geeft centraal sturing aan het peuterspeelzaalwerk. Middelen worden centraal beheerd en de SPE zorgt voor inhoudelijke ondersteuning en ontwikkeling van het peuterspeelzaalwerk. De volgende taakstelling werd aan de professionalisering toegevoegd, rekening houdend met een gefaseerde aanpak en beperkte beschikbare middelen,
Peuters
Groepsgrootte
951
14
1519
18
2470
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal cultureel Werk
In het in het voorjaar van 1996 verschenen plan "Samen werken aan professionalisering" van de SPE is beschreven hoe de professionele organisatie eruit zou kunnen zien en tot stand zou kunnen komen. De toenmalige vrijwilligersorganisatie diende omgebouwd te worden naar een professionele organisatie. De professionalisering was beperkt omdat beperkte financiele middelen ter beschikking stonden en een gedeelte van de personeelsbezetting van de peuterspeelzalen werd opgevuld door Melkert-krachten in plaats van professionelen. SPE zou gedurende 1996 en 1997 eigen reserves inzetten, maar achtte daarna sluitende exploitatie mogelijk. Door SPE werd uitgegaan van professionalisering in vier fasen: 1. Januari 1996 ÃćâĆňâĂİ september 1996: Professionalisering van de eerste tranche peuter-
speelzalen: de speelzalen in onderwijsvoorrangsgebieden (OVG). Door automatisering en centralisatie van de administratieve organisatie en het bouwen aan de nieuwe organisatiestructuur worden ook niet-OVG speelzalen betrokken. 2. September 1996 ÃćâĆňâĂİ februari 1997: Consolidatie en optimalisering van de professi-
onalisering van de eerste tranche peuterspeelzalen, 3. Februari 1997 ÃćâĆňâĂİ september 1997: Professionalisering van de tweede tranche peu-
terspeelzalen: de speelzalen in niet onderwijsvoorrangsgebieden. 4. September 1997 ÃćâĆňâĂİ juli 1998: Consolidatie en optimalisering van de speelzalen van
de tweede tranche.
3 Probleemstelling De beperkte professionalisering van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven is in januari 1996 van start gegaan. In juli 1998 is de professionalisering door de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven afgerond. De evaluatie van de professionalisering ligt nu voor. Uit deze evaluatie blijkt dat door de professionalisering niet alleen belangrijke resultaten zijn behaald, maar dat ook inhoudelijke en financiele knelpunten zijn ontstaan die om een oplossing vragen.
4 Resultaten van de professionalisering De professionalisering van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven heeft gefaseerd plaatsgevonden. In de periode tussen januari 1996 en september 1996 zijn twaalf peuterspeelzalen in OVG-gebieden geprofessionaliseerd en zeven in niet-OVGgebieden. Na consolidatie en optimalisering van deze professionalisering in het najaar van 1996 zijn in de eerste helft van 1997 de overige speelzalen geprofessionaliseerd. In totaal kwam het aantal geprofessionaliseerde speelzalen daarmee op 37. Een drietal zelfstandige peuterspeelzalen is door Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
overgenomen en de peuterspeelzaal voor kinderen met taal-, spraak- of en gehoorproblemen werd overgedragen aan instituut St. Marie. De twee peuterspeelzalen van de Vrije School hebben ervoor gekozen zonder subsidie zelfstandig te blijven. In de periode september 1997 tot juli 1998 is de professionalisering van speelzalen uit de tweede tranche verder geconsolideerd en geoptimaliseerd. Begin 1998 heeft de SPE zeven peuterspeelzalen overgenomen van Buurtwerk Eindhoven, evenals de functie Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering. Hiermee is de SPE een zeer belangrijke aanbieder van voorschoolse activiteiten geworden. Inmiddels is het aantal peuterspeelzalen binnen de gemeente Eindhoven uitgegroeid naar 44. Hiervan zijn 19 peuterspeelzalen aangemerkt als OVG-speelzalen’. Bij afronding van de professionalisering kon worden geconstateerd dat op twee na alle functies voor peuterleidster zijn ingevuld door voormalige vrijwilligsters. Deze zijn allemaal geschoold tot MBO-niveau.
4.1 Doelstellingen. Voor de professionalisering was het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven met name afhankelijk van vrijwilligers. De werving van goed gekwalificeerde vrijwilligers werd in de loop van de tijd steeds moeizamer, waardoor de continuiteit van het speelzaalwerk in toenemende mate gevaar liep. Daarnaast rustte op de steeds schaarser wordende vrijwilligers de taak een antwoord te vinden op de (landelijke) ontwikkelingen in het peuterspeelzaalwerk en de steeds zwaardere inhoudelijke eisen die aan de peuterspeelzalen werden gesteld. De organisatie van het peuterspeelzaalwerk moest worden aangepast aan de ontwikkelingen en de veranderende vraag. Professionalisering bleek noodzakelijk. Voor de peuterspeelzalen in Eindhoven is de in 1996 ingezette professionalisering een inhoudelijk verrijking gebleken. Met beperkte financiele middelen is een grote kwaliteitsverbetering tot stand gebracht. Voor de start van de professionalisering kende het peuterspeelzaalwerk als inhoudelijk doel het met elkaar in contact brengen van kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar, waarbij de motorische en de sociale, creatieve en educatieve ontplooiing met name dienden te worden gestimuleerd’. Met de professionalisering zijn de doelstellingen van het peuterspeelzaalwerk bijgesteld en meeromvattend geworden. Nog steeds wordt veel aandacht besteed aan de motorische, sociale, creatieve en educatieve ontwikkeling van peuters. Het peuterspeelzaalwerk wordt nu echter ook gezien als een belangrijke voorschoolse fase, waarin voorkomen kan worden dat kinderen achterstanden oplopen en waarin bestaande achterstanden kunnen worden gesignaleerd en bestreden. Duidelijker wordt de relatie gelegd met het basisonderwijs, kjnderopvangvoorzieningen en consultatiebureaus en worden de voordelen van samenwerking ontdekt. Gezamenlijke deskundigheidsbevordering krijgt veel aandacht. Peuterspeelzalen worden uitdrukkelijk betrokken bij de ontwikkeling van "brede scholen" en zullen in de toekomst ook steeds vaker een plaats binnen de "brede
Voor een overzicht van de speelzalen naar OVG- en niet-OVG speelzalen zie bijlage 1. Uit: "Nota Hoofdlijnen Peuterspeelzalen", MCZ, december 1992.
September 1999 Evaluatie professionalisenng Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
scholen" krijgen. Voor scholen zijn de peuterspeelzalen een belangrijke partner en informatiebron. Kinderen worden op de peuterspeelzaal voorbereid op hun schoolbezoek, onder andere middels (taal)ontwikkelingsstimulering. Opvoedings- en ontwikkelingsstimulering wordt binnen het peuterspeelzaalwerk steeds belangrijker. De peuterspeelzalen leveren middels vroegtijdige signalering en tijdige en passende ondersteuning aan kinderen en hun ouders een wezenlijke bijdrage aan het preventief jeugdbeleid. Niet alleen voor kinderen, maar ook voor ouders hebben peuterspeelzalen nu iets te bieden. De toegang tot peuterspeelzalen is laagdrempelig. Door de wijkgerichte werkwijze spelen peuterspeelzalen een belangrijke rol ten behoeve van de cohesie in de buurt. De peuterspeelzaal biedt ouders de mogelijkheid elkaar te ontmoeten en opvoedingservaringen en -vragen met elkaar uit te wisselen en te delen.
De vruchten van de professionalisering kunnen worden geplukt. Duidelijk komt naar voren dat de noodzakelijke kwaliteitsimpuls naast goede resultaten ook knelpunten oplevert. Deze knelpunten hebben betrekking op het speelzaalwerk sec, maar ook op de gevolgen van de professionalisering voor de organisatie.
5 Knelpunten Evaluatie brengt aan het licht dat de professionalisering de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven aanzienlijk heeft doen toenemen. De wijze waarop de professionalisering is ingevoerd heeft echter ook geleid tot een aantal inhoudelijke en financiele knelpunten die om oplossing vragen. De inhoudelijke knelpunten hangen samen met de taakstelling, het systeem van ouderbijdragen en de innovatie van het peuterwerk. De financiele knelpunten betreffen de inzet en de kosten van personeel en een personeelsfunctionaris, extra kosten van bedrijfsvoering, huisvestingsvraagstukken en het interen op de reserves.
5.1 Taakstelling. De SPE levert op dit moment verschillende deelproducten peuterspeelzaalwerk.
1. 2. 3. 4. 5.
Peuterspeelzaalwerk in niet-onderwijsvoorrangsgebieden Peuterspeelzaalwerk binnen onderwijsvoorrangsgebieden Extra dagdelen peuterspeelzaalwerk Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering (0&0-functie) Projecten in onderwijsvoorrangsgebieden en Kaleidoscoop
De eerste vier producten worden mede gefinancierd uit de reguliere gemeentelijke subsidie. De projecten in onderwijsvoorrangsgebieden, waaronder Kaleidoscoop kennen een geheel eigen financiering. Zij worden betaald uit middelen van het Grote Stedenbeleid en gerichte rijksmiddelen.
September 1 999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzaien Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Voor iedere speelzaal wordt uitgegaan van acht dagdelen peuterspeelzaalwerk per week. Dat wil zeggen dat er in iedere speelzaal aan vier groepen peuters peuterspeelzaalwerk geboden zou kunnen worden. Zeker in onderwijsvoorrangsgebieden (OVG) wordt gepoogd een derde dagdeel aan te bieden aan driejarige peuters. Bij aanvang van de professionalisering is vastgesteld dat in groepen in OVG-speelzalen niet meer dan 14 peuters opgevangen mogen worden. In niet-OVG-speelzalen kunnen maximaal 18 peuters in een groep worden opgenomen. Deze maximale groepsgrootten zijn een garantie voor de kwaliteit van het peuterwerk.
5.1.1 Huidige taakstelling en realisatie. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ontvangt van de gemeente Eindhoven voor 1999 een subsidie van F 1.916.531,ÃćâĆňâĂİ voor haarreguliere taken. Met dit bedrag reali-
seert de SPE nu het volgende peuterwerk in totaal 44 speelzalen: Tabel: huidige taakstelling en realisatie. taakstelling 199899
Dagdelen Derde dagdelen’ Bereik peuters 4 Bereik peuters
derde dagdelen’ In niet-OVG gebieden realiseert de SPE meer dagdelen dan in de taakstelling is vastgesteld. In OVG-speelzalen worden op dit moment minder dagdelen gerealiseerd dan de taakstelling voorschrijft. De SPE constateert dat het aantal begrote dagdelen voor OVG-speelzalen te groot is. Met de huidige 19 OVG speelzalen kunnen, exclusief het derde dagdeel, maximaal 152 dagdelen gerealiseerd worden (8 x 19). Er zijn er nu 181
De gemeente Eindhoven heeft de taakstelling voor derde dagdelen alleen gedefinieerd als totaalprestatie. De SPE heeft nader gedefinieerd naar niet-OVG- en OVG-gebieden. Aangezien de SPE deze (zelfopgelegde) taakstelling niet heeft gerealiseerd, is alleen de feitelijke realisatie opgenomen. 4 Er zijn geen taakstellingen gedefinieerd roet betrekking tot het aantal te bereiken peuters voor OVG- en niet-OVG-gebieden afzonderlijk. Er is alleen een taakstelling gedefinieerd voor het totaal aantal te bereiken peuters in OVG- en niet-OVG-gebieden samen. De taakstelling kan niet worden bereikt, omdat een aantal accommodaties door ruimtegebrek aan minder peuters plaats kan bieden dan waar de taakstelling op gebaseerd is. Voor de taakstelling is uitgegaan van OVG-groepen van 14 kinderen en niet OVG-groepen van 18 kinderen. Sommige accommodaties bieden onvoldoende ruimte voor deze groepsgrootte. Een overzicht van de accommodaties en de daarin maximaal te plaatsen groepsgrootte is als bijlage opgenomen. Er zijn geen taakstellingen gedefinieerd met betrekking tot het aantal peuters dat bereikt moet worden met derde dagdelen peuterwerk.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
begroot. De SPE realiseert 39 derde dagdelen in 37 peuterspeelzalen voor 616 driejarigen. Dit is meer dan in de taakstelling is omschreven.’
Het volume peuterspeelzaalwerk is in de laatste jaren sterk gegroeid. De gemeente dient zich af te vragen aan welk volume peuterspeelzaalwerk zij financieel wenst bij te dragen. Een optie is alle peuters in Eindhoven te bedienen. In dit geval kan het huidige volume worden overgenomen en eventueel een verdere uitbreiding van het peuterspeelzaalwerk worden overwogen, zodat nog meer peuters worden bereikt. Er voor kiezen met name het peuterspeelzaalwerk voor bepaalde groepen peuters veilig te stellen is een andere mogelijkheid. Deze keuze heeft tot gevolg dat de gemeente financieel bijdraagt aan een kleiner volume peuterspeelzaalwerk, bijvoorbeeld gericht op met name peuters in onderwijsvoorrangsgebieden. Juist voor deze peuters is het bezoeken van de peuterspeelzaal extra belangrijk, omdat hierdoor voorkomen kan worden dat deze peuters met een achterstand aan het basisonderwijs beginnen.
5.1.2 Bezettingsgraad In de OVG-speelzalen kunnen met de huidige dagdelen en de huidige capaciteit per groep en rekening houdend met het aantal beschikbare vierkante meters per speelzaal maximaal 934 peuters worden opgevangen’. Er wordt nu een opvang gerealiseerd van 821 kinderen. De bezettingsgraad van OVG-zalen komt daarmee op 88%. In de niet-OVG-speelzalen kunnen met de huidige dagdelen en de huidige capaciteit per groep maximaal 1530 peuters opgevangen worden’. Opgevangen worden nu 1518 peuters, waarmee een bezettingsgraad wordt bereikt van 99,2%. De gemiddelde bezettingsgraad in de speelzalen is 94,4 /o. Het maximale aantal peuters dat voor een derde dagdeel binnen de huidige speelzaalcapaciteit kan worden opgevangen is 613. Aangezien 616 peuters worden opgevangen bedraagt de bezettingsgraad voor de derde dagdelen meer dan 100%, ln de OVG-speelzalen kunnen maximaal 242 peuters voor een derde dagdeel worden geplaatst. Aan 231 kinderen wordt deze vorm van peuterspeelzaalwerk nu aangeboden. Hiermee komt de bezettingsgraad voor OVG-speelzalen op 95,4%. In de niet-OVG-
Het OVG-aanbod is formeel gebiedsgebonden. In OVG-gebieden realiseert de 5PE het genoemde aantal dagdelen. Daarnaast stelt de stichting ook in enkele zalen buiten de OVGgebieden de OVG-formule te hanteren.
Op grond van het nu gerealiseerde aantal dagdelen in OVG-speelzalen zouden 1057 peuters opgevangen kunnen worden (14 x (0,5 x151)). Niet alle speelzaalaccommodaties zijn echter geschikt om plaats te bieden aan veertien peuters. Uitgegaan wordt van een bruto beschikbare ruimte van 3,5m2 per kind Rekening houdend met deze beperkingen kunnen maximaal 934 kinderen opgevangen worden. Voor een overzicht van de maximale groepsgrootte per accommodatie wordt verwezen naar de bijlage. Op grond van het nu gerealiseerde aantal dagdelen in niet-OVG-speelzalen zouden 1863 peuters opgevangen kunnen worden (18 x (0,5 x 207)). Niet alle speelzaalaccommodaties zijn echter geschikt om plaats te bieden aan achttien peuters. Uitgegaan wordt van een bruto beschikbare ruimte van 3,5m2 per kind. Rekening houdend met deze beperkingen kunnen maximaal 1530 kinderen opgevangen worden. Voor een overzicht van de maximale groepsgrootte per accommodatie wordt verwezen naar de bijlage.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling sociaal Cultureel Werk
speelzalen is de maximale capaciteit 371 peuters. Op dit moment worden 385 peuters hier opgevangen. De gerealiseerde bezettingsgraad is 103,7’/o.
5.1.3 Bereik Volgens de prognose van de afdeling Onderzoek en Statistiek zal het aantal peuters in de periode 2000-2003 vrijwel constant blijven. De vraag naar peuterspeelzaalwerk zal in de komende periode van ongeveer dezelfde omvang zijn. Tabel: Prognose voor aantal peuters in 2000 en 2005.
Kinderen worden in principe in peuterspeelzaalgroepen opgenomen als zij de leeftijd van 2 jaar en drie maanden hebben bereikt. Op dit moment bereikt de SPE 2339 peuters. Dit is 60,6’/o van de doelgroep in de leeftijd van 2,25 tot 4 jaar. De SPE streeft naar een algemeen bereik van 70o/o. Het is de vraag of dit ook het streven van de gemeente moet zijn. Te verwachten is dat, vooral in niet-OVG-gebieden, het bereik van de peu-
terspeelzalen in toenemende mate beinvloed zal worden door de toenemende mogelijkheden voor kinderopvang. De deelname aan peelzaalwerk zal waarschijnlijk afnemen naarmate meer ouders hun kinderen gebruik laten maken van kinderdagverblijven. Vooral voor niet-OVG-gebieden wordt verwacht dat de deelname aan het
peuterspeelzaalwerk zal teruglopen door toenemend gebruik van kinderopvang. Wellicht is te overwegen te kiezen voor verschillende streefcijfers voor OVG-gebieden en niet-OVG-gebieden. Om achterstanden in het onderwijs te voorkomen is het voor kinderen uit OVG-gebieden extra van belang de peuterspeelzaal te bezoeken. Het streefcijfer voor het bereik in OVG-gebieden zou dan ook hoger moeten liggen dan voor niet-OVG gebieden. Deze overweging valt echter buiten het onderwerp van dit rapport: evaluatie professionalisering. In de taakstelling voor 1998 en 1999 is opgenomen hoe groot het bereik van de peuterspeelzalen zou moeten zijn met betrekking tot allochtone peuters. Vastgelegd is dat de SPE zich moet inspannen om 31’/o van de allochtone peuters in Eindhoven te bereiken. In voorgaande jaren was deze taakstelling aanzienlijk lager gesteld, namelijk op 12,5o/o in 1996 en op 15’/o in 1997. De SPE nam in 1998 379 allochtone peuters
op in de peuterspeelzalen: 52,3’/o van het totale aantal allochtone peuters werd bereikt. De SPE zou ook voor allochtone peuters een bereik van 70’/o willen hebben.
5.1.4 Subsidiemethodiek Binnen het gemeentelijk subsidiesysteem wordt uitgegaan van een op enig moment met de instelling overeengekomen bedrag (soms later) gerelateerd aan een bepaalde prestatie. Het subsidiebedrag kent zijn eigen groeimethodiek, welke geen directe relatie met werkelijke kostenontwikkelingen per werksoort. De gemeente heeft bij de eerste vaststelling van het subsidiebudget een verhouding arbeidskosten / overige kosten aangegeven, Beide kennen hun eigen indexering. Wijziging van de opbouw
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeejzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
van de kosten binnen de instelling heeft geen invloed op de verhouding binnen het subsidiebedrag. Per contractperiode wordt de te leveren prestatie met de instelling overeengekomen (taakstelling). Soms komt dit erop neer dat de instelling eenzelfde hoeveelheid product blijft leveren voor een relatief minder wordend subsidiebudget. De SPE wil deze systematiek doorbreken en stelt voor een kostprijs per eenheid aan te geven en met de gemeente de hoeveelheid te subsidieren eenheden overeen te komen. In theorie lijkt dit een moderne bedrijfsmatige aanpak. Maar in de praktijk is er een situatie waarin dan slechts sprake is van een aanbieder en een afnemer. Hierdoor zou de aanbieder volledig de kwaliteit van het te leveren product kunnen bepalen. Uiteraard kan bij het opstellen van het contract worden overeengekomen welke kwaliteit gevraagd wordt. Maar welk alternatief heeft de gemeente als de enige aanbieder het gevraagde product niet wil leveren?
Het lijkt beter deze discussie ten principale te voeren in het grotere kader van de reorganisatie van het welzijnsveld. Zie voor concrete informatie over toerekening van het subsidie de productrasters behorende bij de contracten 1996-1997 en 1998-1999 (Bijlage 4).
5.2 Ouderbij dragen Uit onderzoek is gebleken dat de laagste inkomensgroepen hun driejarige peuters vaak geen gebruik laten maken van een derde dagdeel, vanwege de hoogte van de ouderbijdrage. Dit is vooral het geval in de onderwijsvoorrangsgebieden. Vanaf 1 juni 1999 is er een nieuwe ouderbijdragentabel, waarbij een verdere onderverdeling in de hogere inkomensgroepen is gehanteerd". De nieuwe ouderbijdragentabel ontziet de lagere inkomensgroepen en belast de hogere inkomensgroepen meer. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven dient na te gaan hoe lagere inkomensgroepen in de toekomst verder ontzien kunnen worden, zonder dat de inkomsten uit de ouderbijdragen afnemen. De hoogte van de ouderbijdrage mag zeker voor deze groepen geen belemmering zijn om hun peuters de peuterspeelzaal te laten bezoeken. Wellicht is het mogelijk de hogere inkomens een (meer) kostendekkende ouderbijdrage te laten betalen, zodat binnen het subsidie ruimte gecreeerd wordt voor vermindering van de ouderbijdrage voor lagere inkomens.
5.3 Innovatie van het peuterwerk Allochtone kinderen en risicogroepen worden nog onvoldoende door de peuterspeelzalen bereikt. De SPE denkt aan de oplossing van dit probleem te kunnen bijdragen door extra producten aan te bieden, zoals de speelinloop en opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. De speelinloop bevordert de instroom van kinderen in de speelzaal en biedt aan ouders een ontmoetingsplaats en opvoedingsondersteuning.
Voor de nieuwe en de oude ouderbijdragentabel zie bijlage 2
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten 5ector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
5.4 Personeels formatie, -kosten en ÃćâĆňâĂİ inzet.
5.4.1 Personeelsformatie. Bij de beperkte professionalisering van de peuterspeelzalen in Eindhoven is uitgegaan van een personeelsbezetting van 20,6 fte professionele leiding. Deze leiding wordt ondersteund door 34,0 fte hulpleiding (Melkert-kracht) en 340 vrijwilligers. per 31 december 1998 kent de personeelsformatie van de SPE 101,1 fte, waarvan 36,5 fte als leidster en 50 fte als hulpleidster wordt ingezet in de peuterspeelzalen. Op het centraal bureau wordt 14,6 fte ingezet. De totale personeelsbezetting bestaat uit 185 medewerkers, waaronder 82 peuterleidsters, 61 hulpleidsters en 20 invalkrachten. Op het centrale bureau zijn 22 medewerkers werkzaam. Per 31 december 1998 waren bij SPE 181 vrijwilligers werkzaam. Deze vrijwilligers kunnen door de toepassing van de vrijwilligersregeling van de bedrijfsvereniging maximaal twee dagdelen per week worden ingezet. Van de professionele medewerkers bij de SPE is 18,4% van allochtone afkomst. Tabel: personeelsformatie SPE per 31 december 1998
Aantal personeelsleden Aanta I fte’s Speelzalen:
1995 1998 wensen 1995 1998 wensen
56 175 3275
Peuterleidsters OVG
39
Peuterleidsters niet OVG
43
Hulpleidsters OVG"
31
15,0
Hulpleidsters niet OVG" Invalkrachten
30
19,0
7,1 19,0 40,5 25,4 24,6
20
Totaal
344
Vrijwilligers
181
86,’5 19,1
Centraal (bureau en ondersteuningsfunctie): Medewerkers 0 en 0 Directie
3,0
0,8
Regiomanagers Administratie
1,0
2,4 1,25
3,7
Personeelsza ken
0,6
Adm. Hulp personeelszak.
0,6
Projectmedewerkers GOA Secretariaat
0,7 1,0
Adm. Hulp secretariaat
0,8
Onderhoudsmedew.
0,8
22
Totaal generaal
366
Deze hulpleidsters zijn Melkert-krachten Deze hulpleidsters zijn Melkert-krachten
2,05
14,6
101,1
1 1,85
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzaien Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling 5ociaal Cultureel Werk
In 1998 bedroegen de met deze personeelsformatie verbonden salaris- en andere kosten F 2.179.096,ÃćâĆňâĂİ
5.4.2 Wet vermindering Afdracht Loonbelasting. Vanaf de start van de professionalisering heeft de SPE gebruik gemaakt van de Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting (WVA). De SPE kwam voor deze regeling in aanmerking omdat zij langdurig werklozen aanstelde, de lonen laag zijn en de SPE kosten maakt om personeel op te kunnen leiden. Om gebruik te kunnen maken van de WVA-regeling moesten medewerkers voor een groter aantal uren worden aangenomen dan oorspronkelijk de bedoeling was. Hiervoor was financiele ruimte, omdat het budget voor personeelskosten was gebaseerd op een gemiddeld salarisniveau, terwijl de net in dienst genomen medewerkers laag waren ingeschaald. Met de inzet van WVA’s is de basisformatie van speelzalen met acht dagdelen op 30 uren gebracht, terwijl bij de aanvang van de professionalisering door de SPE werd uitgegaan van een basisformatie van 24 uren; in de gemeentelijke taakstelling van 15 uur.
Voor de eerste groep leidsters van OVG speelzalen waarvoor gebruik is gemaakt van de WVA loopt de vermindering van de afdracht af in augustus 2000. Voor de overige leidsters stopt de regeling in augustus 2001. Als gevolg van diplomering, de invoering van de 36-urige werkweek en CAO-effecten wordt de grens bereikt die geldt voor vermindering van afdracht in verband met lage lonen. De vermindering van afdracht in verband met opleidingskosten is per 1998 gestopt. Voor 1999 wordt de afname van WVA’s begroot op F 175,000,ÃćâĆňâĂİ
De SPE heeft niet de financiele mogelijkheden om de extra afdrachten te compenseren. Hierdoor dreigt een vermindering van het aantal uren voor peuterleidsters. Gezien de grote werklast en het uit te voeren takenpakket acht de SPE het handhaven van het huidige aantal uren noodzakelijk.
5.4.3 Melkert-krachten Bij de beperkte professionalisering is gekozen voor het inzetten van 34 Melkertkrachten. In totaal zijn 61 Melkert-krachten ingezet als hulpleidster voor de speelzalen, 1 Melkert-kracht voor het onderhoud van de inventaris van speelzalen en 1 Melkert-kracht als administratieve ondersteuning van het secretariaat. Zij zijn in de huidige constructie, in tegenstelling tot wat de Melkert-regeling voorschrijft, niet volledig additioneel en trekken een zware wissel op de regel- en begeleidingscapaciteit van de SPE. Uit Arbo-onderzoek is gebleken dat deze effecten van de professionalisering peuterleidsters zwaar belasten. Het ziekteverzuim bij de Melkert-krachten die als hulplejdster werken is hoog". Wanneer hulpleidsters uitvallen worden in principe vrijwilligers ingezet ter vervanging. Helaas zijn er steeds minder gekwalificeerde vrijwilligers beschikbaar, waardoor meestal tot vervanging door professionele hulp-
In 1998 was het ziekteverzuim bij hulpleidsters 22,1%. Dit is aanzienlijk hoger dan het ziekteverzuim van peuterleidsters (5,1%) en bureaumedewerkers (4,2 %%d). Het gemiddelde ziekteverzuim in 1998 bij 5PE was 11,57%.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
krachten moet worden overgegaan. De SPE stelt een verdergaande professionalisering voor. Zij wil de personeelsbezetting van de peuterspeelzalen op een andere manier vorm te geven, zodat peuterleidsters minder zwaar worden belast, Melkert-
krachten additioneel zijn en de afhankelijkheid van de schaarse vrijwilligers afneemt. Voor OVG-speelzalen stelt de SPE de volgende personeelsbezetting voor: Tabel: voorstel SPE voor nieuwe personeelsbezetting per OVG-groep.
Personeelsformatie per OVG-groep 1995 Voorstel toekomst:: Huidige situatie SPE: - 1 peuterleidster (15 uren) - 1 peuterleidster (30 uren) ÃćâĆňâĂİ 2 peuterleidsters (2 x 30 uren) - 1 hulpleidster (Melkert) :additioneel
- 1 hul pleidster (Melkert, 32 uren)
- 1 hul pleidster (Melkert, 32 uren)
ÃćâĆňâĂİ ondersteuning door vrij-
- vervanging door betaalde - extra hulp door vrijwillih ulpleidsters gers
williger (30 uren)
Voor niet-OVG-speelzalen stelt de SPE een minder zware personeelsformatie voor: Tabel: voorstel SPE voor nieuwe personeelsbezetting per niet-OVG-groep,
Personeelsformatie per niet-OVG-groep 1995 Voorstel toekomst:: Huidige situatie SPE: - 1 peuterleidster (15 uren) - 1 peuterleidster (30 uren) - 1 peuterleidsters (30 uren) - 1 assistent-leidsters (30 uren) - 1 hul pleidster (Melkert, 32 uren)
- ondersteuning door vrijwilliger (30 uren)
- 1 hulpleidster (Melkert,
- 1 hulpleidster (Melkert) :additioneel - vervanging door betaalde - extra hulp door vrijwillihulpleidsters gers 32 uren)
Melkert-krachten die voldoende gekwalificeerd zijn en geschikt bevonden worden kunnen doorstromen in de functie van assistent-leidster. Het voorstel van de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven betekent een uitbreiding van het aantal professionele krachten. Deze professionele krachten dienen volgens het voorstel van SPE voor dertig uren ingezet te worden. In de huidige formatie worden professionele medewerkers in de speelzalen ook dertig uren ingezet, hoewel bij aanvang van de professionalisering werd door de SPE uitgegaan van 24 uren (gemeente 15 uren). Hiervoor koos de SpE, omdat het budget deze mogelijkheid toeliet en gebruik gemaakt kon worden van de WVA-regeling. Nu het budget onvoldoende mogelijkheden biedt om twee professionele krachten voor 30 uren in te zetten en de WVA-regeling afloopt, zou teruggegaan kunnen worden naar het oorspronkelijke uitgangspunt van de SPE waarbij per peuterspeelzaal 24 uren per week professionele kracht wordt ingezet,
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
5.4.4 Personeels functionaris. Door de professionalisering is het personeelsbestand van de SPE aanzienlijk gegroeid. Een personeelsbestand van 185 medewerkers en de problematiek rond het grote aantal Melkert-krachten maken de inzet van een personeelsfunctionaris noodzakelijk. Vanaf september 1998 heeft de SPE een personeelsfunctionaris aangetrokken voor een dienstverband van 0,6 fte. Deze personeelsfunctionaris wordt bekostigd uit Melkersubsidies. Gezien de omvang van het personeelsbestand acht de SPE uitbreiding van deze functie tot 0,9 fte noodzakelijk. Voor deze uitbreiding heeft de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven geen middelen beschikbaar. Bovendien lopen ook de Melkert-middelen die nu worden ingezet per 1 januari 2000 af. Hoewel het verstandig is dit knelpunt in te brengen in de reorganisatie welzijnsveld, lijkt het onvermijdelijk tijdelijk een oplossing te bieden totdat definitief in de personeelsfunctie kan worden voorzien. Ruimte creeren binnen het subsidiebudget voor 0,6 fte moet ter overbrugging worden overwogen.
5.4.5 Inschalingen en salariskosten. Bij aanvang van de professionalisering heeft de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven een groot aantal professionele medewerkers in dienst genomen. Een groot deel van deze nieuwe krachten is laag ingeschaald. In het subsidiebudget wordt uitgegaan van gemiddelde salarislasten, zodat er in de beginfase ruimte in het budget was. Deze ruimte is ingezet om gebruik te kunnen maken van de gunstige WVA-regeling. Er is voor meer uren personeel in dienst genomen dan van oorsprong de bedoeling was. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven zal naar verwachting nog enige tijd geconfronteerd worden met de kosten van doorgroei naar het maximum van de aan de functies verbonden schalen. Bij geringe uitstroom (zoals bij een jonge organisatie gebruikelijk is) zullen bij doorgroei en bloc de salarislasten gedurende enige tijd boven het gemiddelde kunnen zijn. De ruimte in het budget uit te beginperiode was bedoeld ter compensatie van toekomstige overschrijdingen. Bij aanvang van de professionalisering is besloten aan te sluiten bij de CAO Welzijn Kinderopvang en de inschaling van peuterleidsters gelijk te laten vallen met de inschaling van leidsters kinderopvang. Zowel peuterleidsters en leidsters kinderopvang konden ingeschaald worden in de schalen 8 tot en met 16. Uitgegaan werd van gemiddelde salariskosten, zijnde schaal 12. Tijdens de onderhandeling van de nu geldende CAO is een nieuwe de inschaling van peuterleidsters en leidsters kinderopvang vastgesteld. Nu dienen de leidsters ingeschaald te worden in de schalen 9 tot en met 19. Als gemiddelde geldt dan schaal 14. Dit betekent voor de SPE dat haar medewerkers nog verder dan eerst zullen doorgroeien naar het maximum van de aan de functies verbonden schalen. De SPE stelt voor om opnieuw gemiddelde salariskosten voor peuterleidsters vast te stellen op schaal 16 en deze in de kostprijs van het peuterspeelzaalwerk op te nemen, Deze systematiek biedt de SPE opnieuw de mogelijkheid reserves op te bouwen die ingezet kunnen worden wanneer de werkelijke salariskosten toenemen doordat me-
dewerkers verder zijn doorgegroeid in hun functieschaal. Omdat in de loop der jaren hoog ingeschaalde medewerkers ook uitstromen en worden vervangen door nieuwe,
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
laag ingeschaalde, medewerkers, lijkt het blijven hanteren van midden van de salarisschaal reeel. Er is vooralsnog geen aanleiding van de algemene regel af te wijken. Bij bijstelling van de subsidieberekening moet wel rekening worden gehouden met de het nieuwe gemiddelde van schaal 14. Qp basis van de voor 2000 geldende salarisschalen Welzijn voor assistent-leidsters en peuterleidsters heeft de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven de salariskosten bij de nieuw voorgestelde personeelsformatie voor peutergroepen begroot op F 4,983.323,ÃćâĆňâĂİ. Voor assistent-leidsters is hierbij uitgegaan van gemiddelde inschaling op niveau
10. De salariskosten die gemaakt moeten worden ten behoeve van Melkert-krachten
worden gecompenseerd door de subsidies die hier tegenover staan. De salariskosten die gemaakt moeten worden ten behoeve van de medewerkers die op het centraal bureau werkzaam zijn bedragen F 896.666,ÃćâĆňâĂİ. In totaal bedragen de salariskosten voor de nieuw voorgestelde formatie F 5.879.989,ÃćâĆňâĂİ. In 1999 zijn de salariskosten in totaal
begroot op F 2.716.263,ÃćâĆňâĂİ. De door SPE voorgestelde personeelsformatie betekent dan ook een kostenstijging van F 3.163.726,ÃćâĆňâĂİ.
Tabel: salariskostenoverzicht bij door SPE voorgestelde personeelsformatie
Salariskosten re-
Salariskosten Mei- Compenserende
gulier personeel
kert-krachten inkomsten uit Melkergelden (volledig)
OVG-speelzalen F 2.101.717,ÃćâĆňâĂİ
F 714.875,ÃćâĆňâĂİ
F 714.875,ÃćâĆňâĂİ
Niet-OVGF 2.881.606,ÃćâĆňâĂİ
F 940.625,ÃćâĆňâĂİ
Centraal Bureau F 896.666,ÃćâĆňâĂİ Totaal F 5.879.989,ÃćâĆňâĂİ
F 79.161,ÃćâĆňâĂİ
F 79.161,ÃćâĆňâĂİ
F 1.734.661,ÃćâĆňâĂİ
F 1.734.661,ÃćâĆňâĂİ
speelzalen
F 940.625,ÃćâĆňâĂİ
5. 5 Bedrij fsvoering De professionalisering en de daaruit volgende uitbreiding van het personeelsbestand brengen extra kosten met zich mee. Met name de kosten voor arbo-zorg, accountantscontroles, managementondersteuning, vernieuwing en onderhoud van automatisering, het eigen risico en de premie voor ziektenkostenverzekeringen nemen toe. De SPE beschikt over onvoldoende financiele middelen om deze toenemende kosten op te vangen.
5.6 Huisvesting 5.6.1 Accommodaties voor peuterspeelzalen. Bij aanvang van de professionalisering is aangegeven dat het gebruik van veel accommodaties voor peuterspeelzaalwerk geintensiveerd zou kunnen worden. De ruimte waarin peuterspeelzalen zijn gevestigd wordt niet altijd optimaal benut. Door in-
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
tensiever gebruik van de ruimten zou de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven, met hetzelfde aantal accommodaties of minder, meer dagdelen peuterspeelzaalwerk kunnen verzorgen. Veel peuterspeelzalen zijn gevestigd in vrijetijdsaccommodaties waar de ruimte multifunctioneel wordt gebruikt en waarbij de SPE stelt dat het niet mogelijk is de ruimten intensiever te gebruiken. Liever zouden beheerders de ruimten aan
andere huurders verhuren die, bijvoorbeeld door baropbrengsten, meer geld opleveren. Het multifunctionele gebruik van de vrijetijdsaccommodaties levert op een groot aantal plaatsen problemen op. Peuterleidsters zijn genoodzaakt vaak de ruimten in en uit te ruimen, omdat deze ook voor andere groepen dan peuters of kinderen dienst moet doen. Dit is belastend voor leidsters en kost veel tijd. Intensivering van het gebruik van accommodaties voor peuterspeelzaalwerk kan in de toekomst vorm krijgen door meer aan te sluiten bij scholen en centra voor kinderopvang. Op dit moment wordt reeds bekeken hoe peuterspeelzalen een fysieke plaats kunnen krijgen binnen "Brede Scholen". Door aansluiting bij scholen en centra voor kinderopvang te zoeken wordt het voor de SPE mogelijk peuterspeelzalen onder te brengen in een eigen ruimte. Deze ruimten kunnen voor multifunctioneel gebruik dienen binnen scholen en kindercentra. De eisen die door de verschillende gebruikersgroepen binnen scholen, kindercentra en peuterspeelzalen aan de ruimten de inrichting worden gesteld zijn goed met elkaar verenigbaar. Een andere reden om de speelzalen zoveel mogelijk te concentreren op de huidige locaties is dat nog in 1996 een bedrag van F 1.357.067,ÃćâĆňâĂİ beschikbaar is gesteld voor
het treffen van voorzieningen aan speelzalen, zodat deze kunnen voldoen aan de eisen gesteld in de Verordening op de kwaliteit kindercentra, en op basis hiervan vergunningen kunnen worden verleend.
Voor de accommodaties van de peuterspeelzalen worden vanuit het verleden zeer lage, niet marktconforme, huurprijzen betaald, mede vanwege het feit dat speelzalen zoveel mogelijk worden ondergebracht in vrijetijdsaccommodaties. Deze accommodaties worden schuldenvrij ter beschikking gesteld. De lasten hiervan drukken op de begroting van MCZ. Voor de SPE ontstaan problemen wanneer een speelzaal moet uitwijken naar een andere locatie, waarvoor meer huur betaald moet worden. Of wanneer speelzalen deel gaan uitmaken van "Brede Scholen", zoals bijvoorbeeld in Tongelre en Stratum het geval is. Ook wanneer in nieuwe wijken peuterspeelzalen moeten worden opgestart ontmoet de SPE problemen met de hoger geworden huurprijzen. Nu gaat de SPE uit van een gemiddelde huurprijs van F 11.000,ÃćâĆňâĂİ.De SPE heeft
in de nieuwe kostprijsberekening voor de speelzalen een gemiddelde marktconforme huur opgenomen van F 21.100 gemiddeld per speelzaal. In totaal geeft de SPE aan F 950.249,ÃćâĆňâĂİ nodig te hebben voor de huisvesting van de speelzalen. Op dit moment
bedragen de huisvestingskosten voor de speelzalen F 441.082,ÃćâĆňâĂİ. De huisvestingskosten nemen dus toe met F 509.167,ÃćâĆňâĂİ.
5.6.2 Huisvesting centraal bureau. De huisvesting van het centrale bureau is onvoldoende. Door de toename van het aantal personeelsleden dat werkzaam is op het centrale bureau js de daar beschikbare
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
ruimte van 180 m’ inclusief verkeersruimten, sanitaire en facilitaire voorzieningen te beperkt. Tenminste 350 m’ zou beschikbaar moeten zijn. De huisvesting van het bureau is bij de Arbo Risico-Inventarisatie als onvoldoende aangemerkt. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven beschikt echter over onvoldoende financiele middelen om zelf in adequate huisvesting te kunnen voorzien. Dit houdt verband met het feit dat de SPE op dit moment nog steeds dezelfde huur betaalt als in 1990 in het subsidiebudget beschikbaar was. De toen vastgestelde huur van het centraal bureau bedroeg F 9.000,ÃćâĆňâĂİ. Deze huurprijs is niet marktconform. Voor 1999 geldt, na
toepassing van de geldende indexeringen, een huurprijs van F 15.177,05. De SPE verzoekt om te mogen zoeken naar andere huisvesting en stelt voor in een nieuwe kostprijsberekening een reele, marktconforme huur op te nemen voor het centraal bureau. De SPE geeft aan dat F 130.000,-een reele huurprijs zou zijn voor het centraal bureau. Dit betekent dat de huisvestingskosten voor het centrale bureau stijgen met F 114.822,95.
Wanneer de SPE binnen het huidige budget moet voorzien in een duurdere kantoorruimte zou dit ten laste gaan van het uitvoerend werk.
5.7 Reserves In overeenstemming met de afspraken die zijn gemaakt bij aanvang van de professionalisering heeft de SPE een aanzienlijk deel van de in het verleden opgebouwde reserves geinvesteerd in de professionalisering. Om calamiteiten op te vangen en om incidenteel nieuw beleid te kunnen voeren acht de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven de opbouw van een reserve ter grootte van vijf tot tien procent van de totale begroting noodzakelijk. Gezien de ontwikkelingen met betrekking tot de reorganisatie Welzijnsveld lijkt het verstandig tijdens het vervolgtraject van de reorganisatie een uitspraak te doen over het opbouwen van reserves door instellingen. Het nu doen van een uitspraak ten aanzien van de omvang van reserves kan precedentenwerking hebben voor andere tevens bij de reorganisatie betrokken instellingen.
5.8 Kostprijzen 5.8.1 Huidige kostprijsberekening In 5.1.4 Subsidiemethodiek op pagina 11 is aangegeven hoe het subsidievolume in het algemeen tot stand komt. Sinds de invoering van contractfinanciering staan tegenover het beschikbaar stellen van budgetten concrete prestatie-afspraken. In de daarbij behorende productrasters zijn de productprijzen opgenomen. Bij de SPE hebben deze productprijzen hebben veelal meer het karakter van toedeling van het beschikbare budget aande producten dan van een feitelijke kostprijsberekening, omdat, omdat sinds de invoering van de professionalisering de stichting ook met eigen geld heeft gewerkt.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
5.8.2 Nieuwe kostprijsberekening De SPE heeft op verzoek van de dienst MCZ middels nieuwe kostprijsberekeningen in beeld gebracht welke kosten verbonden zijn aan het oplossen van de beschreven financiele knelpunten. Aan de hand van deze nieuwe kostprijzen kan worden bezien hoeveel peuterspeelzaalwerk de SPE binnen het huidige subsidiebudget kan realiseren. De uitbreiding van de functie Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering, de speelinloopgroepen en OVG-projecten als Kaleidoscoop worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Deze projecten kennen immers een geheel eigen financieringsstroom of behoren tot de nieuwe wensen van de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven. Deze activiteiten bieden een andersoortig aanbod aan peuterspeelzaalwerk dan de reguliere activiteiten van de SPE. Voor het project Kaleidoscoop geldt dat de financiele middelen hiervoor aflopen per 1 januari 2000. Wanneer uit evaluatie blijkt dat dit projec’lot voortgezet zou moeten worden, dienen hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld te worden.
De uitvoering van andere activiteiten als gevolg van deelname aan diverse programma’s heeft met hetgeen men zelf aan kennis en ervaring heeft opgedaan met zijn OLO-functie heeft de SPE het idee gegeven zelf de productrange uit te breiden. Indien de raad van mening is dat het met het huidige subsidiebudget te realiseren aanbod onvoldoende is, dient de SPE aanvullende middelen te krijgen om in het gewenste aanbod te kunnen voorzien. Er kan voor gekozen worden het huidige aanbod aan peuterspeelzaalwerk binnen OVG-gebieden, al dan niet met een plus, zoveel mogelijk te handhaven. Peuterspeelzaalbezoek is immers voor peuters in deze gebieden extra belangrijk, omdat het peuterspeelzaalwerk een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bestrijding van achterstanden op school. In deze kostprijsberekening zijn de uitgaven en inkomsten met betrekking tot Melkert-krachten meegenomen. Uitgangspunt is dat de kosten van Melkert-krachten volledig afgedekt worden door de rijksbijdragen die aan het inzetten van Melkertkrachten verbonden zijn. Tabel: nieuwe door SPE berekende kostprijzen peuterspeelzaalwerk.
1995 taakstelling 1999 OVG niet-OVG Kostprijs per dagdeel incl. bureaukosten
Bedragen cf I contract 98-99
8.759 5.926
wensen SPE
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
6 Vergelijking met andere gemeenten. Het onderzoeksbureau Van Dijk, Someren en partners heeft een analyse gemaakt van het peuterspeelzaalwerk in Nederland. In deze analyse is het peuterspeelzaalwerk in totaal 61 gemeenten onderzocht. Deze gemeenten zijn in vier groepen onderverdeeld: 1. kleine gemeenten (met minder dan 20.000 inwoners) 2. middelgrote gemeenten (met een inwoneraantal tussen 20.000 en 50.000) 3. grote gemeenten (met meer dan 50.000 inwoners) 4. grote steden.
Op grond van het onderzoek kan een vergelijking worden gemaakt tussen het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven en in andere gemeenten. Een dergelijke vergelijking kan een beeld geven van de positie van het Eindhovense peuterspeelzaalwerk in relatie tot het peuterspeelzaalwerk in andere gemeenten, liefst van vergelijkbare grootte.
6.1 Org anisatievorm Alle 61 onderzochte gemeenten subsidieren het peuterspeelzaalwerk. In 64o/o van de grote gemeenten en in 27o/o van de grote steden is het peuterspeelzaalwerk ondergebracht bij een speciaal daarvoor bestemde organisatie. In 45o/o van de grote gemeenten en in 91%%uo van de grote steden wordt het peuterspeelzaalwerk uitgevoerd door een of meerdere lokale welzijnsinstellingen, Hoe groter de gemeente, hoe meer kans dat het peuterspeelzaalwerk is ondergebracht bij een lokale welzijnsinstelling.
In Eindhoven is het peuterspeelzaalwerk ondergebracht bij een speciaal hiervoor ingerichte stichting: de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven. De reorganisatie van het welzijnsveld zal hier in de nabije toekomst verandering in brengen. De ontwikkeling naar een grote welzijnsinstelling en het onderbrengen van het peuterspeelzaalwerk in deze welzijnsinstelling sluit goed aan bij de situatie in andere grote steden.
6.2 Aanbod 6.2.1 Aantal locaties Het aantal locaties waar gesubsidieerd rspeelzaalwerk wordt aangeboden varieert sterk, ook binnen gemeenten van ongeveer dezelfde omvang. In grote gemeenten wordt peuterspeelzaalwerk aangeboden in 6 tot 43 accommodaties. Voor grote steden zijn de gemiddelden moeilijk te achterhalen, omdat er stadsdelen en deelgemeenten van verschillende grootte zijn. ondervraagd. Opvallend is wel dat het gemiddeld aantal locaties in stadsdelen en deelgemeenten van grote steden ver boven het gemiddelde ligt van gemeenten met een hetzelfde aantal inwoners. Het is moeilijk uit deze cijfers conclusies te trekken over de aangeboden capaciteit. Het aantal locaties zegt immers weinig over de intensiteit waarmee de accommodatie wordt gebruikt en het aantal peuters dat per groep speelzaalwerk krijgt aangeboden.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Wanneer een vergelijking wordt gemaakt met de grote gemeenten kan worden geconcludeerd dat Eindhoven met 44 speelzalen in verhouding tot de andere gemeenten op een relatief groot aantal locaties peuterspeelzaalwerk aanbiedt. Weinig verschillen blijken echter wanneer het aantal accommodaties in Eindhoven vergeleken wordt met het aantal accommodaties in de grote steden.
6.2.2 Gesubsidieerd peuterwerk In 89’/o van de grote gemeenten en in 100o/o van de grote steden worden programma’s gesubsidieerd die gericht zijn op opvoedingsondersteuning en programma’s die bedoeld zijn voor peuters in achterstandsgebieden.
In Eindhoven worden dergelijke programma’s ook met gemeentelijke middelen gesubsidieerd. Achterstandsgebieden in Eindhoven zijn aangemerkt als onderwijsvoorrangsgebieden (OVG). De 5PE biedt voor peuters in deze wijken een speciaal programma . Na de overname van een zevental peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven biedt de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven daarnaast ook opvoedingsondersteuning in de vorm van het programma "Opvoedingsondersteunjng en Ontwikkelingsstimulering".
6.2.3 Ongesubsidieerd peuterwerk. In 95’/o van de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners en de grote steden bestaan er peuterspeelzalen die niet door de gemeente gesubsidieerd worden. In grote gemeenten wordt gemiddeld 14o/o van het peuterspeelzaalwerk niet gesubsidieerd. In grote steden ligt dit percentage veel hoger. Van het peuterspeelzaalwerk daar wordt 51o/o niet door de gemeente gesubsidieerd. Van de grote gemeenten met ongesubsidieerde speelzalen geeft 45’/o aan dat het gedeeltelijk gaat om een bepaald type speelzalen, zoals peuterspeelzalen van de Vrije School, peuterspeelzalen in achterstandswijken of juist peuterspeelzalen in "minder achtergestelde" wijken.
In Eindhoven zijn er drie ongesubsidieerde peuterspeelzalen. Twee van deze peuterspeelzalen is verbonden aan de Vrije 5chool. De andere is speciaal voor peuters met gehoor- en/of spraakstoornissen. Deze peuterspeelzaal is verbonden aan instituut St.
Marie. Alle overige peuterspeelzalen in Eindhoven worden door de gemeente gesubsidieerd.
6.3 Capaciteit 6.3.1 Leeftijdsgrens De leeftijdsgrens voor de instroom van peuters verschilt in de verschillende onder-
zochte gemeenten. In de meeste gevallen wordt gekozen voor een leeftijdsgrens van 2 jaar (46/o) of van 2,5 jaar (31’/o). In 18/o van de gemeenten verschilt de leeftijdsgrens
per locatie en soms is de hoogte van de leeftijdsgrens afhankelijk van het al dan niet bestaan van een wachtlijst.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
In Eindhoven is de leeftijdsgrens voor iedere locatie gelijk en onafhankelijk van het bestaan van een wachtlijst. De leeftijdsgrens is vastgesteld op 2,25 jaar. Hiermee wijkt Eindhoven niet echt af van andere grote gemeenten en steden.
6.3.2 Groepsgrootte In 63o/o van de gemeenten wordt een maximum aantal van 14 tot 16 peuters per groep gehanteerd. Het hoogst gevonden maximum aantal ligt op 22 peuters, het laagst gevonden maximaal aantal op 12 peuters. In het onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar achterstandsgebieden en niet-achterstandsgebieden. In gemeenten met meer dan 50.000 inwoners komen hoge maximum aantallen vaker voor dan in grote steden.
De groepsgrootte die in Eindhoven voor peuterspeelzaalwerk is vastgelegd is verschillend voor onderwijsvoorrangsgebieden en voor nietonderwijsvoorrangsgebieden. In onderwijsvoorrangsgebieden ligt de maximale groepsgrootte op 14 peuters. Voor niet-onderwijsvoorrangsgebieden wordt een maximale groepsgrootte van 18 peuters gehanteerd. De gekozen maximale groepsgrootten in Eindhoven wijken niet veel af van de maximale groepsgrootte in andere gemeenten.
6.3.3 Aantal dagdelen In 68’/o van de onderzochte gemeenten wordt uitgegaan van een minimum van twee dagdelen waarop een kind de peuterspeelzaal moet bezoeken. In 46’/o van de gemeente is ook het maximum aantal dagdelen vastgesteld op 2. Met name in de grote steden wordt geen maximum aantal dagdelen gehanteerd.
In Eindhoven bezoeken peuters minimaal twee dagdelen per week de peuterspeelzaal. Aan een groot aantal driejarige peuters wordt, zowel in onderwijsvoorrangsgebieden als in niet-onderwijsvoorrangsgebieden, tevens een derde dagdeel aangeboden. In het kader van projecten als Kaleidoscoop kunnen peuters in onderwijsvoorrangsgebieden zelfs vier dagdelen per week de peuterspeelzaalwerk bezoeken. Voor peuterspeelzalen die in de toekomst aan de brede scholen verbonden zullen zijn wordt ervan uitgegaan dat peuters vier dagdelen per week de peuterspeelzaal bezoeken. Er is in Eindhoven geen maximum aantal dagdelen vastgesteld, In Eindhoven is het aantal dagdelen dat peuters de peuterspeelzaal bezoeken gemiddeld hoger dan in een groot aantal andere gemeenten.
6.3.4 Wachtlij sten Veel gemeenten hebben te kampen met een wachtlijst voor het peuterspeelzaalwerk. In 57o/o van de gemeenten bestaat er een wachtlijst, varierend van 2 tot 12 maanden. Niet altijd bleek de lengte van de wachtlijst in maanden uit te drukken. Grotere gemeenten hebben over het algemeen te kampen met een langere wachtlijst. Van de gemeenten met een wachtlijst geeft 48o/o aan actie te ondernemen om de wachtlijst terug te dringen, meestal door het peuterspeelzaalwerk uit te breiden. Om verschillende redenen doet 20%o van de gemeenten niets aan de wachtlijsten. Zij verwachten
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
terugloop van belangstelling voor peuterspeelzalen, vinden dat de peuterspeelzalen zelf de oplossing moeten zoeken of hebben geen middelen beschikbaar. In Eindhoven kent het peuterspeelzaalwerk ook een wachtlijst. Tot op heden is het nog niet mogelijk gebleken deze wachtlijst uit te drukken in maanden wachttijd. Op deze wachtlijst komen ook peuters voor die op wens van de ouders nog niet in een peuterspeelzaal worden geplaatst. Hierdoor is de ernst en omvang van de wachtlijst nog onvoldoende duidelijk.
6.4 Bereik Het merendeel van de grotere gemeenten bereikt met het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk beduidend minder dan 60% van binnen de gemeente woonachtige peuters. In grote gemeenten wordt gemiddeld 53/o van de peuters bereikt met gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk. In de grote steden Den Haag en Utrecht ligt dit bereik nog veel lager, namelijk op 16/o. Oorzaak hiervan ligt in het feit dat een groot deel van het peuterspeelzaalwerk in deze steden niet gesubsidieerd is. Het percentage peuters in de gemeente Eindhoven dat door het gesubsidieerde peuterwerk wordt bereikt ligt hoger dan in de meeste grote gemeenten. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven bereikt met het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk 60,6/o van de Eindhovense peuters.
6.4.1 Achterblij vers In 86’/o van de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners wordt gesignaleerd dat bepaalde groepen peuters ondervertegenwoordigd zijn in het peuterspeelzaalwerk. Het gaat hierbij met name om allochtone peuters en peuters waarvan de ouders tot de lagere inkomensgroepen behoren. In 17’/o van deze gemeenten wordt geprobeerd de achterblijvende groepen te bereiken via projecten die gericht zijn op opvoedingsondersteuning, in 14/o van de gemeenten bestaan wervingsprojecten speciaal gericht op allochtone ouders en worden lage inkomensgroepen financieel tegemoet gekomen. In 11o/o van de gemeenten worden bewust allochtone medewerkers ingezet om de deelname van allochtone peuters aan het peuterspeelzaalwerk te stimuleren. Slechts 1 van de grotere gemeenten heeft een inspanningsverplichting in het subsidiecontract opgenomen om de achterblijvende groepen te bereiken.
In Eindhoven wordt door de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven veel moeite gedaan allochtone peuters en hun ouders te bereiken. Dit gebeurt onder meer door het organiseren van een speelinloop en het ruim baan geven aan de functie van de peuterspeelzaal als ontmoetingsplek voor ouders, waar zij opvoedingservaringen enÃćâĆňâĂİ
vraagstukken kunnen uitwisselen. De informatiebrochure van de SPE is in vier talen opgesteld, om zo ook allochtone ouders die het Nederlands beperkt beheersen te bereiken. De SPE heeft daarnaast 34 allochtone medewerkers in dienst. Dit is 18,4o/o van het
totale personeelsbestand. Op dit moment bereikt het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven 52,3o/o van alle in Eindhoven woonachtige allochtone peuters. In de aan het sub-
September 1999 Evaluatie professionalisering stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling sociaal Cultureel Werk
sidiecontract verbonden taakstelling is een inspanningsverplichting opgenomen om tenminste 31’/o van de allochtone peuters in Eindhoven te bereiken. Dit percentage wordt door de SPE ruimschoots gehaald. De SPE wil zelf streven naar een bereik onder allochtone peuters van 70’/o.
Niet alleen allochtone peuters en hun ouders dienen extra gestimuleerd te worden gebruik te maken van het peuterspeelzaalwerk. Ook peuters van ouders uit de lagere inkomensgroepen en peuters die afkomstig zijn uit woonwagenlocaties bezoeken de peuterspeelzaal minder dan andere leeftijdgenoten. De ouderbijdrage die betaald moet worden om een kind deel te laten nemen aan het peuterspeelzaalwerk is een belemmering gebleken voor ouders uit lagere inkomensgroepen. Om deze reden heeft de SPE onlangs bij de herziening van de ouderbijdragentabel de lagere inkomens ontzien. De nieuwe tabel ontziet de lagere inkomensgroepen en vraagt een hogere bijdrage van ouders uit de hogere inkomensgroepen. Daarnaast wordt er door de gemeente Eindhoven een reductieregeling gehanteerd. Aan ouders die moeten rondkomen van een minimuminkomen wordt per kind dat de peuterspeelzaal bezoekt F 100,ÃćâĆňâĂİ per jaar tegemoet gekomen. Speciaal voor kinderen afkomstig uit
woonwagenlocaties wordt er een project ontwikkeld dat de deelname van deze kinderen aan de peuterspeelzalen moet vergroten. Dit project heet "Spel aan de wagen" en wordt gefinancierd uit de middelen voor het Grote Stedenbeleid.
6.5 Personeel 6.5.1 Betaalde krachten In 63o/o van de ondervraagde gemeenten is minimaal een betaalde peuterleidster per groep aanwezig. In de overige gemeenten zijn minimaal twee betaalde peuterleidsters werkzaam in een groep. In 67o/o van de ondervraagde gemeenten moeten de leidsters een opleiding op MBO niveau afgerond hebben. In 15o/o van de gemeenten worden andere opleidingseisen gesteld, zoals de opleiding OVDB-LKC" In een enkele gemeente wordt alleen een opleidingseis gesteld aan nieuwe krachten. In een gemeente wordt aan leidsters een HBO-opleiding gevraagd. Vier van de 61 gemeenten geeft aan mensen met Melkertbanen in te zetten naast de opgeleide krachten.
Per groep is op dit moment in de gemeente Eindhoven een betaalde peuterleidster aanwezig. Daarnaast is er bij iedere groep een hulpleidster werkzaam. Dit is een Melkert-kracht. Er wordt in de personeelsbezetting geen onderscheid gemaakt in OVGen niet OVG-gebieden. De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven stelt voor in de toe-
komst wel een onderscheid te maken. Voor groepen in onderwijsvoorrangsgebieden wil de SPE twee betaalde leidsters inzetten en een hulpleidster (Melkert-kracht). In
niet-onderwijsvoorrangsgebieden is het voldoende wanneer een betaalde leidster wordt geassisteerd door een betaalde assistent-leidster (bijvoorbeeld een leidster in opleiding) en een hulpleidster (Melkert-kracht). Als opleidingseis stelt de SPE dat Opleiding Leidster Kindercentra van de landelijke stichting Opleiding verzorgende en dienstverlenende beroepen (OVDB).
september 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
nieuwe leidsters tenminste een MBO-opleiding afgerond moeten hebben. De vrijwilligers die voor de professionalisering werkzaam waren bij de SPE hebben, nadat zij een opleiding hebben gevolgd, bijna allemaal een betaalde functie als peuterleidster in de nieuwe organisatie gekregen. In 1998 zijn zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven in onderwijsvoorrangsgebieden overgedragen aan de SPE. Op deze speelzalen waren met name HBO-opgeleide peuterleidsters werkzaam. Inmiddels geven deze leidsters vorm aan de functie Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering. Hun kennis en ervaring wordt zo voor alle peuterspeelzalen in onderwijsvoorrangsgebieden in Eindhoven ingezet.
6.5.2 Vrijwilligers Met vrijwilligers wordt in ruim 80/o van de ondervraagde gemeenten gewerkt. De inzet van vrijwilligers verschilt in een groot aantal gemeenten per locatie. Meestal is er een vaste groep vrijwilligers. Vaak zijn dat ook ouders.
De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven was voor de professionalisering een vrijwilligersorganisatie. Na de professionalisering is het aantal vrijwilligers dat binnen de SPE werkzaam was sterk verminderd. Een groot deel van de vrijwilligers die voor de professionalisering bij de SPE werkzaam waren hebben binnen de nieuwe organisatie een functie gekregen als peuterleidster. De SPE geeft aan dat het steeds moeilijker wordt om aan goede vrijwilligers te komen. De krappe arbeidsmarkt speelt hierbij een grote rol. Op dit moment zijn er 181 vrijwilligers werkzaam bij de SPE. Deze vrijwilligers ondersteunen de peuterleidsters en vervangen hulpleidsters bij ziekte. Daarnaast helpen vrijwilligers bij de organisatie van extra activiteiten.
6.6 Financiering 6.6.1 Voorwaarden De gemeentelijke financiering van het peuterspeelzaalwerk is in alle grote steden en gemeenten met meer dan 50.000 inwoners aan voorwaarden verbonden. Deze voor-
waarden kunnen te maken hebben met algemene kwaliteitseisen, het opleidingsniveau van leidsters, het totaal aantal kinderen dat per dag opgevangen kan worden binnen de gemeente, inhoudelijk geformuleerd beleid, medewerking aan het achterstandenbeleid en de inhoudelijke afstemming en samenwerking met andere werksoorten. De gemeente Eindhoven stelt ook voorwaarden aan de gemeentelijke financiering van het peuterspeelzaalwerk. Er is een duidelijk omschreven taakstelling waarin is vastgelegd hoeveel dagdelen peuterspeelzaalwerk verzorgd moeten worden in OVGen niet-OVG-gebieden en hoeveel peuters bereikt moeten worden. De splitsing in OVG- en niet-OVG-gebieden geeft aan dat de SPE wordt geacht bij te dragen aan achterstandenbestrijding. In de taakstelling is ook opgenomen hoeveel derde dagdelen de SPE moet realiseren en welk percentage van de allochtone peuters door het peuterspeelzaalwerk bereikt dient te worden. In het subsidiecontract zijn de producten
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuters peelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
omschreven waarvoor de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven gesubsidieerd wordt en welk gedeelte van het totale subsidiebudget voor elk van deze producten beschikbaar is.
6.6.2 GOA-middelen Per 1 augustus 1998 krijgen gemeenten op grond van de wet gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) meer bevoegdheden om eigen lokaal beleid te ontwikkelen ter bestrijding van achterstanden. Gemeenten mogen als onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid op gemeentelijk niveau onderwijsmiddelen inzetten voor driejarigen. In 77o/o van de gemeenten met meer dan 50.000,ÃćâĆňâĂİ inwoners worden
GOA-middelen aangewend voor het peuterspeelzaalwerk. De gemeente Den Haag en het merendeel van de ondervraagde Amsterdamse stadsdelen zeggen geen GOAmiddelen in te zetten voor het peuterspeelzaalwerk. De grote steden Rotterdam en Utrecht zetten wel GOA-middelen in ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk.
Ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk worden door de gemeente Eindhoven GOA-middelen" aangewend. Tot 1 augustus 1999 wordt uit de GOA-middelen F 54.796,ÃćâĆňâĂİ in het peuterspeelzaalwerk geinvesteerd t.l.v. de welzijnscomponent. Voor
de periode na deze datum dient het college opnieuw de verdeling van GOA-middelen vast te stellen.
6.6.3 Ouderbijdrage Een inkomensafhankelijk bedrag wordt in 61o/o van de gemeenten gerekend voor het bezoek aan de peuterspeelzaal. In de overige gemeenten wordt een vast bedrag per maand gevraagd. Met name in grote gemeenten wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdragentabel gehanteerd. In vier grote gemeenten, namelijk Zoetermeer, Emmen, Ede en Almelo, is bekeken welke minimum en maximum ouderbijdragen gevraagd worden. Er is voor deze gemeenten gekozen omdat zij samenwerking met partners realiseren, opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering aanbieden en onderscheid maken tussen achterstandsgroepen en nietachterstandsgroepen. De gemeenten hebben hun peuterspeelzaalwerk op verschillende manieren georganiseerd. De volgende minimum en maximum ouderbijdragen gelden op basis van peuterspeelzaaldeelname van twee dagdelen per week:
Gemeente Zoetermeer
) Minimum ouderbijdrage Maximum ouderbijdrage 1
Emmen t
Ede
Almelo Gemiddelde Eindhoven
F 69,–
F 89,60
F 20,ÃćâĆňâĂİ F 80,ÃćâĆňâĂİ
F 44,ÃćâĆňâĂİ F 102,70 F 20,ÃćâĆňâĂİ
F 38,25 F 32,ÃćâĆňâĂİ
F 42,50
F 78,70
F 100,00
Binnen de gemeente Eindhoven worden deze middelen geen GOA-middelen genoemd, maar OVG-middelen.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzaien Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven heeft per 1 juni 1999 een nieuwe ouderbijdragentabel opgesteld. De minimum ouderbijdrage die volgens de nieuwe ouderbijdragentabel aan ouders wordt gevraagd bedraagt in Eindhoven F 32,ÃćâĆňâĂİ. De maximale
ouderbijdrage die betaald moet worden is F 100,–. De minimum ouderbijdrage is lager dan het gemiddelde dat is berekend op basis van de ouderbijdragentabel van de vier genoemde gemeenten. De maximale ouderbijdrage ligt hoger dan het hierboven berekende gemiddelde. Wanneer de hierboven gekozen gemeenten representatief zijn voor de grote gemeenten kan geconcludeerd worden dat de ouderbijdragentabel van de SPE de lagere inkomensgroepen meer dan gemiddeld ontziet en de hogere inkomensgroepen meer dan gemiddeld belast.
6.6.4 CAO-welzijn In 74’/o van de ondervraagde gemeenten wordt het personeel betaald volgens de CAO-welzijn. In 20/o van de gemeenten is het nog niet bekend hoe de financiele consequenties van de nieuwe CAO opgevangen dienen te worden. De meeste van deze gemeenten zijn er nog over in discussie. In 45go van de gemeenten wordt de subsidie verhoogd om de kosten van de CAO te compenseren. De ouderbijdrage wordt in 16/o van de gemeenten verhoogd om de kosten op te kunnen vangen. Drie gemeenten krimpen het peuterspeelzaalwerk in en twee gemeenten zijn van mening dat het peuterspeelzaalwerk zelf de financiele consequenties van de CAO moet opvangen.
De peuterleidsters in de gemeente Eindhoven worden betaald conform de CAOWelzijn. Jaarlijks beslist het college van Burgemeester en Wethouders of zij het VNGadvies inzake de loonkostenontwikkeling volgen. Indien positief wordt besloten worden de CAO-ontwikkelingen via het subsidiebudget gecompenseerd. Indien het college niet of niet geheel bereid is tot compensatie dient de SPE zelf voor oplossingen te zorgen.
6.7 Samenwerking Gemeenten trachten veelal samen te werken met bestaande voorzieningen. Vaak om daadkrachtiger en effectiever invulling te kunnen geven aan achterstandsbestrijding. In 94’/o van de grote gemeenten en grote steden bestaan op zijn minst concrete plannen om samenwerking vorm te geven.
De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven zoekt de samenwerking met andere voorzieningen nadrukkelijk op. Zo probeert de SPE de aansluiting tussen de peuterspeelzalen en het basisonderwijs te verbeteren. De SPE neemt deel aan een groot aantal overlegvormen waarbij veel andere partners aan tafel zitten, zoals de thuiszorg, consultatiebureaus, het bureau jeugdzorg en de kinderopvang. De SPE werkt samen met andere organisaties aan de bestrijding van achterstanden bij bepaalde groepen, zoals bijvoorbeeld woonwagenbewoners, De SPE neemt daarnaast deel aan buurtnetwerken en het voorschoolsoverleg. Het Eindhovense peuterspeelzaalwerk valt met al deze initiatieven ten opzichte van andere grote gemeenten en grote steden niet uit de toon.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
6.8 Knelpunten Aan de 61 deelnemende gemeenten is gevraagd naar de twee belangrijkste knelpunten in het peuterspeelzaalwerk. Als grootste knelpunt neemt 41’/a van de gemeenten de ontoereikende financiele middelen. Er is met name weinig geld voor de ontwikkeling van de beoogde kwaliteit. Stimuleringsfondsen vanuit het rijk worden gemist. Van alle gemeenten geeft 23/o aan dat er knelpunten zijn met betrekking tot huisvesting. Er zijn te weinig locaties beschikbaar die voldoen aan de kwaliteitseisen en betaalbaar zijn. Andere genoemde knelpunten hangen onder meer samen met de gebrekkige samenwerking en afstemming met andere voorzieningen (20’!o), het gebrek aan vrijwilligers (8o/o) en het achterblijven van subdoelgroepen (39o). Van de ondervraagde gemeenten geeft 13’/o aan dat er onvoldoende gediplomeerde leidsters op een groep staan om de gevraagde kwaliteit te kunnen realiseren. De SPE geeft aan met een groot aantal dezelfde knelpunten te kampen te hebben. Ook de SPE is van mening dat er te weinig financiele middelen beschikbaar zijn om een hoge kwaliteit peuterspeelzaalwerk te leveren. Steeds moeilijker is het om goede vrijwilligers te vinden die de professionele krachten kunnen ondersteunen. De SPE
vindt dat er nu te weinig gediplomeerde peuterleidsters per groep zijn. Met name op OVG-speelzalen acht de SPE een extra gediplomeerde leidster per groep gewenst. Voor niet-OVG-speelzalen zou een extra assistent-leidster per groep voldoende zijn.
7 Alternatieven Naar aanleiding van de door de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ingediende evaluatie van de professionalisering en de door SPE geleverde nieuwe kostprijsberekening voor het peuterspeelzaalwerk is een viertal scenario’s ontwikkeld waarmee de kostenontwikkelingen ten aanzien van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven in beeld gebracht kunnen worden (zie bijlage 5) : Basisgegevens: UITGANGSPUNTEN BIJ AANVANG PROFESSIONALISERING (BE-
SLUIT 1995). Dit scenario geeft de kosten na de beperkte professionalisering weer, uitgaande van het professionaliseringsbesluit van 1995. Scenario I: KOSTEN PROFESSIONALISERING UITGAANDE VAN HET BESLUIT VAN
1995 en daarna volgende besluiten; prijspeil 2000. Dit scenario geeft de kosten weer die in 2000 verbonden zouden zijn aan de beperkte professionalisering uitgaande van het besluit van 1995. De consequenties van het besluit van 1998 tot subsidiering van 35 derde dagdelen en de overname van zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven zijn in dit scenario meegenomen. Scenario IIA: KOSTEN BIJ BEREKENING MCZ HUIDIGE TAAKSTELLING EN DAARBIJ
PASSENDE VERDELING OVG-SPEELZALEN EN NIET-OVG-SPEELZALEN. In de loop
der jaren is de SPE meer gaan afwijken van de taakstelling: er wordt meer nietOVG-peuterspeelzaalwerk gerealiseerd en minder OVG-peuterspeelzaalwerk dan in de taakstelling is opgenomen. Dit scenario geeft de kosten voor 2000 weer van
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
een herziene peuterspeelzaalverdeling en -bezetting, passend bij de in de taakstelling vastgelegde verhouding tussen OVG- en niet-OVG-peuterspeelzaalwerk. Een aantal door SPE zelf opgeloste knelpunten wordt in dit scenario gehonoreerd: uitgegaan wordt van de nu door SPE gehanteerde personeelsbezetting per peuterspeelzaal en van een grotere personeelsbezetting op het centraal bureau. Scenario IIB: KOSTEN BIJ BEREKENING OP BASIS VAN HUIDIGE PRAKTIJK EN TAAK-
STELLING AANGEPAST AAN BESCHIKBAAR SUBSIDIEBUDGET, NADRUK OP OVG-
SPEELZALEN. Op basis van de kosten uit scenario IIA wordt het aantal dagdelen berekend dat kan worden bekostigd uit het beschikbare subsidiebudget. De nadruk ligt op zoveel mogelijk behoud van OVG-aanbod. Scenario III: NIEUWE KOSTENBEREKENING VAN SPE: OPLOSSING VAN IN DE EVA-
LUATIE GESIGNALEERDE KNELPUNTEN. Dit scenario geeft de kostenberekening
van SPE weer. In deze kostenberekening heeft de SPE alle middelen opgenomen dit zij denkt nodig te hebben om alle gesignaleerde knelpunten, met uitzondering van de projecten (waaronder Kaleidoscoop) en de nieuwe wensen (waaronder de speelinloop en uitbreiding van de functie opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering). Voor 2000 is een subsidiebedrag (nog vast te stellen) beschikbaar van f 1.959.396,ÃćâĆňâĂİ.
7.1 De beperkte professionalisering: van 1995 (Basisgegevens) naar 2000 (scenario I). De beperkte professionalisering is in 1995 ingezet met (en vanwege) beperkte middelen. Uitgegaan werd van een taakstelling van 136 dagdelen in OVG-gebieden en 169 dagdelen in niet-OVG-gebieden. In OVG-gebieden diende aan 951 peuters speelzaalwerk aangeboden te worden in 15 speelzalen. In niet-OVG-gebieden moesten 1519 peuters bereikt worden in 19 speelzalen. ledere speelzaal diende 9 dagdelen peelzaalwerk aan te bieden en bezet te zijn door tenminste 1 Melkert-kracht, ondersteund door een parttime peuterleidster. Deze parttime leidster zou 15 uur per week ingezet worden, zodat de gekwalificeerde peuterleidster voor alle groepen tenminste een dagdeel beschikbaar zou zijn. Daarnaast werd gerekend met de inzet van 2 vrijwilligers per groep (samen 30 uur). Voor OVG-speelzalen zou, uitgaande van een veertig-urige werkweek, in totaal 5,6 fte peuterleidsters nodig zijn. De niet-OVG-speelzalen zouden dan met in totaal 7,1 fte peuterleidsters kunnen volstaan. Drie fulltime ondersteunende krachten (regiomanagers) zouden voor alle speelzalen tezamen beschikbaar zijn. Twee van deze krachten werden toegedeeld aan de OVG-speelzalen, een aan de niet-OVG-speelzalen. Na de beperkte professionalisering zou een subsidie van F 1.097.971,ÃćâĆňâĂİ nodig zijn om de taakstelling te kunnen realiseren". Dit bedrag is
per raadsbesluit ook ter beschikking gesteld.
Zie Basisgegevens
September 1 ggg Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten SeÂńtor Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Op 6 juli 1998 heeft de gemeenteraad besloten tot de subsidiering van 35 derde dagdelen en de overname van zeven peuterspeelzalen die tot dan toe aan Buurtwerk Eindhoven verbonden waren. Deze zeven peuterspeelzalen waren alle gevestigd in OVG-gebieden en in totaal werden er 45 dagdelen peuterspeelzaalwerk verzorgd. De tot dan toe geldende taakstelling van de SPE voor OVG-gebieden werd derhalve met 45 dagdelen verhoogd. Tabel: taakstelling vergeleken: 1995 en vanaf 1998.
Met de overname van de zeven speelzalen van Buurtwerk Eindhoven heeft de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ook de op deze speelzalen uitgevoerde functie Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering (0&0) overgenomen. De aan deze functie verbonden medewerkers worden sinds de overname ingezet voor alle peuterspeelzalen in OVG-gebieden. De SPE heeft een pedagogisch raamplan opgesteld waarin de functie 080 inhoudelijk verder vorm krijgt.
7.1.1 Scenario I Scenario I "HUIDIGE KOSTEN PROFESSIONALISERING UITGAANDE VAN HET BESLUIT
VAN 1995 "geeft de kosten weer die in 2000 verbonden zouden zijn aan de beperkte professionalisering uitgaande van het besluit van 1995. De consequenties van het besluit van 1998 tot subsidiering van 35 derde dagdelen en de overname van zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven zijn in dit scenario meegenomen.
Het besluit tot subsidiering van 35 derde dagdelen en de overname van zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven heeft effect gehad voor het subsidiebudget dat de SPE nodig had om haar taakstelling te kunnen realiseren. Voor de overname van de zeven speelzalen van Buurtwerk Eindhoven heeft in 1998 een verschuiving van subsidie plaatsgevonden van F 551.668,ÃćâĆňâĂİ van BWE naar de SPE. Voor de realisatie van 35 derde dagdelen is aan de SPE in 1998 F 134.750,ÃćâĆňâĂİ extra subsidie toegekend. Het
exploitatietekort (voor subsidietoekenning) op grond van de uitgangspunten van het besluit tot beperkte professionalisering van 1995 en het latere besluit tot overname van de peuterspeelzalen van BWE en de subsidiering van 35 derde dagdelen zou voor 2000 F 1.857.856,70 bedragen". In de gemeentebegroting 2000 is een subsidie aan de SPE geraamd van F 1,939.000, inclusief F 54.796,ÃćâĆňâĂİ (1999) tlv de welzijnscomponent
onderwijsvoorrangsbeleid, maar exclusief een verhoging in verband met CAOZie scenario i. Dit bedrag is gebaseerd op de in besluiten vastgestelde bedragen en hierop toegepaste accres.
5eptember 1999 Evaluatie professionalisering 5tichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
ontwikkelingen. Wanneer de SPE bij de uitvoering van de professionalisering zich beperkt zou hebben tot de in 1995 en 1998 genomen besluiten zou het subsidie voldoende zijn geweest om de taakstelling te kunnen realiseren.
7.2 Eigen inbreng van de SPE: en herorientatie op de taakstelling: van scenario I naar scenario II. De SPE heeft sinds de start van de beperkte professionalisering in 1995 knelpunten ontmoet, waarvoor de instelling zelf een oplossing heeft gezocht. Daarnaast wijkt de SPE af van de taakstelling zoals die in het contract met de gemeente Eindhoven is vastgelegd.
7.2.1 Personeelsbezetting per speelzaal Een van de grootste knelpunten hing samen met de geringe inzet van peuterleidsters waartoe de gemeenteraad in 1995 had besloten. De SPE was van mening dat de inzet van een peuterleidster voor 15 uur per week per speelzaal te gering is. Deze beperkte inzet legde een te zware verantwoordelijkheid bij de Melkert-krachten en kon onvoldoende een goede kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk waarborgen". De 5PE heeft daarom de inzet van peuterleidsters sterk verhoogd. Het jaarverslag van 1998 geeft aan dat er in OVG-speelzalen inmiddels 17,5 fte peuterleidsters worden ingezet en in niet-OVG-speelzalen 19 fte peuterleidsters". Door de verhoging van de inzet van peuterleidsters is nu op ieder dagdeel een peuterleidster aanwezig, naast een Melkertkracht en een vrijwilliger. Dit terwijl in het besluit van 1995 uitgegaan wordt van de aanwezigheid van een professionele leidsters op een van de twee dagdelen dat een peuter de speelzaal bezoekt. De extra inzet van peuterleidsters is gefinancierd uit de reserves en uit de ruimte in
het salariskostenbudget. Het in 1995 berekende subsidie was gebaseerd op gemiddelde salarisschalen voor peuterleidsters. Aangezien leidsters bij indiensttreding in de laagste schalen zijn ingeschaald, was er aanvankelijk ruimte in het voor salariskosten beschikbare budget. Door gebruikte maken van de Wet Vermindering Afdrachten (WVA) heeft de SPE peuterleidsters voor een groter aantal uren in dienst kunnen nemen dan krachtens het besluit de bedoeling was. Door aan de voorwaarden van de WVA te voldoen hoefde de SPE minder af te dragen en konden peuterlejdsters uit de beschikbare middelen voor meer uren worden aangetrokken. Per werknemer kan gedurende maximaal vier jaren van de WVA gebruik gemaakt worden, Nu de peuterleidsters doorgroeien naar hogere salarisschalen en de WVA-regeling voor steeds meer peuterleidsters komt te vervallen is het salarjskostenbudget van de SPE niet meer toereikend. De reserves zijn op. De SPE heeft nu een hoger subsidiebudget nodig om de huidige bezetting aan peuterleidsters te kunnen blijven betalen.
Dit standpunt heeft de SPE tijdens de totstandkoming van het besluit kenbaar gemaakt middels hun brief van 2 juni 1995.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
De SPE is overgegaan tot uitbreiding van de professionele bezetting per speelzaal hoewel de gemeente Eindhoven duidelijk had aangegeven wat de kaders zouden zijn (het besluit van 1995). Wanneer deze uitgebreidere bezetting van de peuterspeelzalen wordt vergeleken met de personeelsbezetting in andere gemeenten (zie pagina 25) blijkt de door SPE gekozen inzet van peuterleidsters niet af te wijken. Geconcludeerd kan worden dat de personeelsbezetting van een peuterleidster, een hulpleidster (Melkert-kracht) en een vrijwilliger per dagdeel peuterspeelzaalwerk reeel is". Ook moet geconstateerd worden dat met deze personeelsbezetting de kwaliteit die de gemeente voor ogen had met professionalisering wordt geleverd. De uitbreiding van de personeelsformatie op de speelzalen kan geaccepteerd worden. De door SPE nu gehanteerde personeelsbezetting per dagdeel peuterspeelzaalwerk is opgenomen in scenario II.
7.2.2 Personeelsformatie van het centraal bureau. In het besluit tot beperkte professionalisering werd ervan uitgegaan dat de personeelsformatie van het centraal bureau met de komst van de professionalisering niet gewijzigd behoefde te worden. Voor de beperkte professionalisering waren op het centraal bureau in totaal 2,05 fte werkzaam. Op dit moment heeft de SPE op het centraal bureau 8,5 fte". Tabel: personeelsbezetting centraal bureau in 1995 en 1998 in fte’s.
Functies Directeur Administratie Personeelsza ken
1995 0,8 1,25
1998" 1,0
3,7
0,6
Adm. Hulp pers. zaken
0,6
Secretariaat
1,0
Adm. Hulp secretariaat
0,8
Onderhoud
0,8
2,05
8,5
De SPE heeft sinds de inzet van de beperkte professionalisering in 1995 het personeelsbestand van het centraal bureau aanzienlijk uitgebreid. De SPE geeft aan dat door de professionalisering het aantal noodzakelijke administratieve handelingen is gegroeid, waardoor het personeelsbestand moest meeg roeien. De toename van het aantal administratieve handelingen ligt met name in de toename van de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk, de veranderingen in het systeem van ouderbijdragen en de groei van het personeelsbestand. De overname van de zeven peuterspeelzalen van
Zie hiervoor het onderzoek van Van Dijk, Someren en partners "Onderzoek gemeentelijk beleid en aanbod peuterspeelzaalwerk", Amsterdam, mei 1999. Cijfers gebaseerd op het jaarverslag van de 5PE van 1998. In dit overzicht zijn medewerkers 0&0 en regiomanagers niet meegerekend, omdat deze aan de speelzalen zijn toegedeeld. Daarnaast zijn ook de projectrnedewerkers GOA niet meegeteld, omdat deze direct aan projecten zijn verbonden en de projecten op een geheel
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Buurtwerk Eindhoven heeft ook het aantal te verrichten administratieve handelingen doen toenemen. De extra aangetrokken medewerkers voor het centraal bureau heeft de SPE gefinancierd uit eigen middelen. Bij de overname van de zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven is subsidie van de gemeente Eindhoven aan Buurtwerk Eindhoven overgedragen aan de SPE. Een gedeelte van dit subsidie was voor overige kosten. In totaal gaat het om een bedrag van F 138.499,-". Deze middelen stonden de SPE ook ter beschikking om extra personeel op het centraal bureau aan te stellen. Een gedeelte van de extra functies is opgevuld door Melkert-krachten, namelijk de onderhoudsmedewerker (0,8 fte) en de administratieve hulp voor het secretariaat (0,8 fte). De kosten voor deze arbeidskrachten worden volledig gecompenseerd door rijkssubsidies. De administratieve hulp personeelszaken (0,6 fte) is een WIW-kracht en kost derhalve veel minder dan een reguliere arbeidskracht. In 1998 is een medewerker personeelszaken aangesteld (0,6 fte) op tijdelijke basis. Deze medewerker wordt betaald uit Melkert-gelden". Op 1 januari 2000 loopt de arbeidsovereenkomst van de personeelsfunctionaris af. Bij de totstandkoming van het contract voor 1998 en 1999 heeft de SPE aangegeven dat het gebrek aan een personeelsfunctionaris een knelpunt vormt. In het dossier behorende bij het op 6 juli 1998 genomen besluit over het af te sluiten contract voor 1998 en 1999 is opgenomen dat oplossing van het probleem van het gebrek aan een personeelsfunctionaris nu niet wordt gehonoreerd, maar opgelost kan worden in het kader van de reorganisatie welzijnsveld". De door de SPE gesignaleerde toename in administratieve handelingen is reeel. Het is voorstelbaar dat de personeelsbezetting waarvan in 1995 werd uitgegaan onvoldoende is, zeker na het besluit van 1998 om zeven peuterspeelzalen van Buurtwerk Eindhoven over te dragen aan de SPE. De SPE heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken welke personeelsbezetting van het centraal bureau echt noodzakelijk is en welk gedeelte daarvan niet kan worden bekostigd uit de Melkert-middelen en de overheadkosten ex-BWE. In scenario II wordt daarom uitgegaan van het budget voor de personeelsbezetting van het centraal bureau van 1995 (inclusief accres), vermeerderd met de aangetrokken Melkert-krachten en het budget voor overheadkosten dat bij de overdracht van de zeven Buurtwerk Eindhoven speelzalen aan de SPE is toegekend (inclusief accres).
Het totale subsidiebudget dat van BWE werd overgeheveld naar SPE bedroeg F 551.668,ÃćâĆňâĂİ. Hiervan werd F 413.169,ÃćâĆňâĂİ aangemerkt als arbeidskosten.
De medewerker personeelszaken is geen Melkert-kracht, maar wordt wel betaald uit Melkert-gelden. Voor iedere medewerker die werkzaam is bij de SPE wordt F 500,ÃćâĆňâĂİ extra be-
schikbaar gesteld voor begeleiding en overhead. Van deze F 500,ÃćâĆňâĂİ per Melkert-kracht is tot
en met 31 december 1999 een personeelsfunctionaris aangetrokken voor 24 uur per week. Deze regeling loopt af per 1 januari 2000, De SPE heeft moeten aangeven of zij het aanstellen van een personeelsfunctionaris en het beschikbaar stellen van een budget ter vervanging van Melkert-krachten een hogere prioriteit toekende dan het honoreren van het subsidieverzoek voor derde dagdelen. De SPE heeft toen aangegeven dat de subsidiering van 35 derde dagdelen grotere prioriteit moest krijgen.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
7.2.3 Taakstelling Sinds de inzet van de beperkte professionalisering is de SPE in toenemende mate gaan afwijken van de taakstelling. Bij de totstandkoming van het besluit tot beperkte professionalisering heeft de SPE nadrukkelijk aangegeven veel aandacht te willen schenken aan het realiseren van peuterspeelzaalwerk in achterstandsgebieden (OVGgebieden)". Uit de in 1995 geformuleerde taakstelling, en ook uit de aangepaste taakstellingen voor 1998 en 1999 blijkt dat de gemeente dezelfde prioriteiten hanteert. Sinds 1995 blijkt echter dat de SPE steeds meer afwijkt van de in het contract opgenomen taakstelling. Uit het jaarverslag van 1998 blijkt dat de SPE in niet-OVGgebieden de taakstelling ruimschoots realiseert. Er worden zelfs meer dagdelen peuterspeelzaalwerk aangeboden dan jn de taakstelling js vastgelegd. In OVG-gebieden wordt door de SPE de taakstelling niet gehaald. Er worden minder dagdelen gerealiseerd dan vastgelegd. In totaal worden minder peuters bereikt dan in de taakstelling is opgenomen. Tabel: taakstelling voor 1998 en realisatie, onderverdeeld naar OVG- en niet-OVG-speelzalen.
Uit de cijfers blijkt duidelijk dat er, ondanks de taakstelling, minder peuterspeelzaalwerk wordt gerealiseerd in niet-OVG-gebieden dan jn OVG-gebieden. Er worden meer dagdelen, ook derde dagdelen", gerealiseerd in niet-OVG-gebieden, maar ook meer peuters bereikt, dan in OVG-gebieden.
In de taakstelling is tot op heden alleen opgenomen hoeveel dagdelen er in OVGgebieden en in niet-OVG-gebieden gerealiseerd dienen te worden en hoeveel peuters in totaal bereikt moeten worden. Niet is opgenomen hoeveel peuters bereikt dienen te worden uitgesplitst naar OVG-gebieden en in niet-OVG-gebieden. Ook is in de taakstelling nooit opgenomen hoeveel derde dagdelen er in OVG-gebieden en in niet-OVG-gebieden gerealiseerd dienen te worden. In scenario II wordt uitgegaan van de huidige taakstelling, maar deze is aangescherpt en gepreciseerd:
Dit blijkt onder meer uit de brief van 5PE d.d. 2 juni 1995.
Van de 37 gerealiseerde derde dagdelen zijn er 19 in niet-OVG-gebieden gerealiseerd en 18 in OVG-gebieden.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Tabel: voor scenario II gehanteerde taakstelling" Taa kstel l ing
Dagdelen Derde Totaal Bereik Groeps
dagdelen Peuters grootte
OVG-speelzalen 181 Niet-OVG-
23 I 204 1261 14
169
12 181 1514 18
350
35
speelzalen Totaal
385 ] 2775
7.2.4 Scenario IIA Scenario IIA "KOSTEN BIJ BEREKENING MCZ HUIDIGETAAKSTELI ING EN DAARBIJ PAS-
5ENDE VERDELING OVG-SPEELZALEN EN NIET-OVG-SPEELZALEN" geeft de kosten voor
2000 weer van een herziene peuterspeelzaalverdeling en -bezetting, passend bij de in de hierboven weergegeven taakstelling vastgelegde verhouding tussen OVG- en niet-OVG-peuterspeelzaalwerk. Een aantal door SPE zelf opgeloste knelpunten wordt in dit scenario gehonoreerd: uitgegaan wordt van de nu door 5PE gehanteerde personeelsbezetting per peuterspeelzaal en van een grotere personeelsbezetting op het centraal bureau, Het totaal benodigde subsidie voor scenario IIA bedraagt F 4.471.251,ÃćâĆňâĂİ. Het subsidie budget bestaand beleid zal voor 2000 F 1.959.396,ÃćâĆňâĂİ. Voor de realisatie van scenario IIA is F 1.106.598,ÃćâĆňâĂİ meer subsidie voor de SPE nodig.
7.2.5 Scenario IIB Scenario IIB: KOSTEN BIJ BEREKENING OP BASIS VAN HUIDIGE PRAKTIJk, TAAKSTEL-
LING AANGEPAST AAN BESCHIKBAAR SUBSIDIEBUDGET, NADRUK OP OVG-
SPEELZALEN. Op basis van de kosten uit scenario IIA wordt het aantal dagdelen berekend dat kan worden bekostigd uit het beschikbare subsidiebudget. De nadruk ligt op zoveel mogelijk behoud van OVG-aanbod.
Scenario IIA geeft een kostprijs per dagdeel voor OVG-speelzalen en een lagere voor niet-OVG-zalen. Als eerst wordt becijferd wat de huidige taakstelling aan OVGdagdelen kost, blijkt deze niet bekostigd te kunnen worden en er blijft geen ruimte over voor dagdelen niet-OVG. De gevolgen van deze aanpak zijn:
zo’n 40 dagdelen minder aanbod in OVG-gebieden; geen gesubsidieerd aanbod niet-OVG-speelzalen; een overschot aan peuterleidsters bij de SPE; minder werk voor Melkert-krachten; teveel aan ondersteunende professionele krachten; vemindering van het 0&0 aanbod; gevolgen voor de bezetting van het centraal bureau. Een aantal knelpunten in de huisvesting kan dan wellicht via reallocatie worden opgelost. Mogelijk is op het centraal bureau minder bezetting nodig, waardoor daar het huisvestingsprobleem minder nijpend wordt.
1
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Weiziln, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Geprobeerd is de andere verhouding overhead I directe kosten te becijferen. Niet alle gevolgen van een verminderd aanbod zijn te voorzien op dit moment. Er is niet bezien of er wellicht een markt is voor ongesubsidieerd peuterspeelzaalaanbod (met professionele begeleiding). De ouderbijdrage zou in dat geval per kindvoor twee dagdelen gemiddeld F 660,ÃćâĆňâĂİ per jaar meer bedragen.
7.3 Kostenberekening van de SPE: oplossing van gesignaleerde knelpunten: van scenario II naar scenario III.
De SPE heeft een kostenberekening gemaakt waarin zij voor alle in het evaluatierapport opgenomen knelpunten de door haar gewenste (financiele) oplossing heeft meegenomen. Deze kostenberekening is opgenomen als scenario III.
7.3.1 Taakstelling Op basis van haar eigen kostprijsberekening denkt de SPE de volgende taakstelling te kunnen realiseren: Tabel: taakstellingen van SPE en MCZ vergeleken.
Taakstelling"
OVG-speelzalen Niet-OVG-speelzalen Totaal Uit de tabel blijkt dat de door SPE geambieerde taakstelling afwijkt van de taakstelling zoals die op dit moment in het contract met de gemeente is opgenomen. De SPE wil minder peuterspeelzaalwerk realiseren in OVG-gebieden en meer in niet-OVGgebieden dan de gemeente Eindhoven tot nu toe via de taakstelling heeft aangegeven wenselijk te achten. De SPE wil meer dagdelen realiseren dan nu in de taakstelling is opgenomen, maar geeft aan in deze dagdelen minder peuters te bereiken. Dit kan niet anders betekenen dan dat de SPE minder peuters per groep aan het peuterspeelzaalwerk wil laten deelnemen".
De taakstelling gemeente is overgenomen uit scenario IIA en gebaseerd op de huidige. In de huidige taakstelling was niets opgenomen over het bereik van peuters in OVG- en in niet-OVG-gebieden. De hier geformuleerde taakstelling vult dit in. Het aantal dagdelen is, zowel in de taakstelling van de SPE als in die van gemeente, inclusief derde dagdelen. In de taakstelling en bij het professionaliseringsbesluit van 1995 is uitgegaan van een groepsgrootte van 14 peuters in OVG-gebieden en 18 peuters in niet-OVG-gebieden. De SPE geeft aan dat niet alle huidige accommodaties geschikt zijn om een groep van deze grootte te plaatsen.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Weiziln, afdeling Sociaal Cultureel Werk
De verschuiving in de taakstelling die SPE voorstelt heeft tot gevolg dat minder nadruk wordt gelegd op de taak van de speelzalen bij jonge kinderen in achterstandssituaties leer- en ontwikkelingsachterstanden te voorkomen en te bestrijden. De door de SPE nu voorgestelde taakstelling lijkt ook tegenstrijdig met de in 1995 door SPE geuite wens om veel aandacht te besteden aan de bestrijding van achterstanden".
Aangezien dit scenario niet aansluit bij de medio 1998 vastgestelde (en door de instelling geaccordeerde) taakstelling lijkt het, nog afgezien van het benodigde financiele volume en de voorgestane invulling van het aanbod, geen reele optie.
7.3.2 Kostenberekening en benodigde subsidie Volgens de SPE kan een kwalitatief goed peuterspeelzaalwerk, met de ideale oplossing van alle knelpunten en volgens de door SPE omschreven taakstelling, worden gerealiseerd voor een totaal bedrag van F 10.285.439,-". De totale inkomsten van de SPE zouden in dit scenario F 3,070.485,ÃćâĆňâĂİ bedragen", Van de gemeente Eindhoven
wordt een totale subsidie gevraagd van F 7.214.954,ÃćâĆňâĂİ. Op de gemeentebegroting 2000 is voor de 5PE een subsidie geraamd van F 1.939.000,ÃćâĆňâĂİ ". Dit betekent dat de gemeente volgens de kostenberekening van de 5PE vanaf 2000 F 5.275.954,ÃćâĆňâĂİ meer
subsidie ter beschikking zou moeten stellen. Wanneer dit subsidieverzoek zou worden gehonoreerd wordt het subsidiebudget voor de SPE meer dan verdrievoudigd. Het door SPE gevraagde bedrag is onvoldoende onderbouwd om vast te kunnen stellen of het gaat om een reeel bedrag. Om deze redenen, en omdat er onvoldoende financiele middelen aanwezig zijn, worden de financiele consequenties van de verschillende door SPE gesignaleerde knelpunten hierna afzonderlijk aangegeven. Zo wordt, voor zover mogelijk, inzicht verschaft in de financiele consequenties van het oplossen van de verschillende knelpunten.
7.3.3 Personeelsbezetting peuterspeelzalen De SPE geeft in de door haar opgestelde evaluatie van de beperkte professionalisering van de peuterspeelzalen aan dat de huidige personeelsformatie op de speelzalen onvoldoende is en tot problemen leidt. De personeelsbezetting van 1 professionele peuterleidster, geassisteerd door een hulpleidster en een vrijwilliger acht de SPE kwetsbaar. Deze kwetsbaarheid hangt sterk samen met het feit dat de functie van hulpleidster is ingevuld door Melkert-krachten. Deze doen een groot beroep op de regel- en begeleidingscapaciteit van de professionele leidsters, daar deze krachten meer begeleiding vragen dan reguliere arbeidskrachten en onder Melkert-krachten
Dit heeft de SPE per brief van 2 juni 1995 laten weten. Zie scenario III voor de berekening. Dit bedrag is samengesteld uit ouderbijdragen en Melkersubsidies.
Dit bedrag is gebaseerd op bestaand beleid exclusief de verhoging ten gevolge van CAO-
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
het ziekteverzuim aanzienlijk hoger is gebleken dan onder andere werknemers". Dit hoge ziekteverzuim leidt tot problemen, omdat de Melkert-krachten in de huidige personeelsformatie niet additioneel zijn. Bij ziekte wordt steeds naar vervanging gezocht, omdat de speelzaal anders niet kan draaien. Het niet-additioneel zijn van Melkert-krachten is in strijd met de Melkert-regeling. De SPE doet een voorstel de personeelsbezetting op de speelzalen te veranderen, zodat de Melkert-krachten als hulpleidster volledig additioneel zijn. In haar voorstel maakt de SPE onderscheid in de personeelsbezetting voor OVG-speelzalen en nietOVG-speelzalen. Volgens de SPE moeten aan de personeelsformatie voor OVGspeelzalen hogere kwaliteitseisen worden gesteld dan aan de personeelsformatie voor niet-OVG-speelzalen. De SPE stelt de volgende personeelsformatie per dagdeel voor: Tabel: voorstel personeelsformatie per dagdeel:
Huidige formatie
Voorstel SPE formatie
Voorstel SPE formatie
1 professionele peuterleidster
voor OVG-speelzal en 2 professionele peuterleidsters
voor niet-OVG-speelzalen 1 professionele peuterleidster 1 assistent-leidster"
1 Melkert-hul pleidster 1 vrijwilliger
1 Melkert-hulpleidster 1 vrijwilliger
1 Melkert-hul pleidster 1 vrijwilliger
De door SPE voorgestelde uitbreiding van de personeelsformatie op de peuterspeelzalen betekent een grote toename in salariskosten. Deze toename in salariskosten is opgenomen in de kostenberekening van SPE (scenario III). De SPE gaat ervan uit dat, bij de door haar voorgestelde taakstelling, voor OVG-gebieden 16,8 fte aan peuterleidsters extra nodig zal zijn. De SPE is van mening dat uitgegaan moet worden van gemiddelde salarisschaal 16 voor peuterleidsters (zie pagina 16)".
Voor niet-OVG-gebieden acht de SPE het aantrekken van 20,3 fte extra assistent-
leidsters noodzakelijk. Assistent-leidsters dienen volgens de CAO ingeschaald te wor-
Het gemiddelde ziekteverzuim in 1998 lag op 11,57. Bij bureaumedewerkers was het ziekteverzuim 4,2 %, bij professionele peuterleidsters 5,1% en bij de hulpleidsters (allen Melkert-krachten) 22,1%. De cijfers zijn afkomstig uit het jaarverslag 1998 van de SPE. Dit kan een leidster in opleiding zijn. De SPE is van mening dat het hanteren van schaal 16 risico’s afdekt die kunnen ontstaan als
de CAO-ontwikkelingen niet volledig in het subsidie zullen worden overgenomen. Daarnaast geeft de SPE aan dat binnen enkele jaren, als er geen verloop is onder het personeel, de gemiddelde inschaling van peuterleidsters feitelijk schaal 14 zal overstijgen. De argumentatie van de SPE wordt niet overgenomen. CAO-ontwikkelingen zijn ondernemersrisico’ s. Daarnaast bereiken de inschalingen van peuterleidsters voorlopig nog niet het gemiddelde van schaal 14. De SPE dient uit de overblijvende middelen te reserveren voor het inoment dat de gemiddelde inschaling hoger zal liggen. Het natuurlijk personeelsverloop van de organisatie zal zorgen voor een evenwicht tussen de hogere en de lagere inschalingen.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
den in minimaal schaal 6 en maximaal schaal 14. De SPE kiest als gemiddelde inschaling schaal 10. Dit gemiddelde conform de gemeentelijke subsidiemethodiek.
De door de SPE voorgestelde uitbreiding van de personeelsformatie brengt de volgende kosten met zich mee: Tabel: kosten personeelsuitbreiding peuterspeelzalen voor 2000"
Scenario I IA Scenario III OVG-speelzalen: uitbreiding met 16,8 fte peuterleidster
Toename
1.545.686 2.816.592
Niet-OVG-speelzalen: uit- 1.100.360
1.270.896
3.822.231
2.721.871
6.638.823
3.992.777
breiding met 20,3 fte as-
sistent-leidster Totaal
2.646.046
7.3.4 Personeelsfunctionaris Door de ingezette beperkte professionalisering en de daarna genomen besluiten is de aard en omvang van de organisatie van de SPE veranderd. De organisatie heeft inmiddels een personeelsbestand, inclusief invalkrachten, van ongeveer 180 medewerkers en moet zorg dragen voor personeelsbeleid ten behoeve van de aangetrokken krachten. De SPE is van mening dat een organisatie van een dergelijke omvang, met een groot aantal Melkert-krachten in dienst, een fulltime personeelsfunctionaris nodig heeft om het personeelsbeleid goed vorm te kunnen geven. De SPE heeft in 1998 een personeelsfunctionaris aangenomen op tijdelijke basis. Het contract van deze functionaris is gebaseerd op 24 uur per week (0,6 fte) en loopt af per 1 januari 2000. Op dit moment wordt deze personeelsfunctionaris betaald uit resterende Melkert gelden" die vanaf 1 januari 2000 niet meer beschikbaar zijn. De SPE is van mening dat voor de toekomst, zeker wanneer de personeelsformatie per speelzaal uitgebreid wordt, een fulltime personeelsfunctionaris onmisbaar is. De kosten die verbonden zijn aan de inzet van een fulltime functionaris heeft de SPE in de
kostenberekening meegenomen. Hierbij is de SPE ervan uitgegaan dat deze fulltime personeelsfunctionaris ingeschaald wordt in schaal 37 van de CAO Welzijn. Deze schaal komt overeen met de inschaling van de tot 1 januari 2000 werkzame functionaris. De kosten van 1 fte personeelsfunctionaris voor 2000 bedragen F 91.297,ÃćâĆňâĂİ
Kosten 1 fte personeelsfunctionaris
F 91.297,ÃćâĆňâĂİ
Gezien de omvang van de organisatie is inzet van een personeelsfunctionaris reeel. In het besluit rondom het contract voor 1998 en 1999 is echter aangegeven dat oplossing van het knelpunt personeelsfunctionaris bezien moet worden in het kader van de reorganisatie welzijnsveld.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
7.3.5 Bedrij fsvoering De SPE geeft aan dat er in het besluit van 1995 tot beperkte professionalisering in het beschikbaar gestelde subsidie geen rekening is gehouden met een aantal kosten dat verbonden is aan een professionele organisatie. Deze kosten houden verband met arbo-zorg, accountantskosten, verzekeringspremies ziekteverzuim, eigen risico’s voor ziekteverzuim, WAO-kosten, automatiseringskosten en organisatie- en advieskosten. De SPE geeft aan dat het daarbij gaat om de volgende bedragen: Tabel: kosten nodig volgens SpE voor bedrijfsvoering waarin huidige subsidie niet voorziet.
Kostensoort
Arbo zorg" Accountantskosten
Bedrag F 40.000,ÃćâĆňâĂİ F 22.000,ÃćâĆňâĂİ
Premies ziekteverzuimverzekering" OVG
Niet-OVG
Centraal bureau
F 77.520,ÃćâĆňâĂİ
F 102.000,ÃćâĆňâĂİ F 37.500,ÃćâĆňâĂİ
Eigen risico’ s" voor ziekteverzuim" OVG
Niet-OVG
Centraal bureau WAO-kosten"
Automatiseringskosten Organisatie- en advieskosten Totaal
F 77.520,ÃćâĆňâĂİ
F 102.000,ÃćâĆňâĂİ F 37.500,ÃćâĆňâĂİ. F 27.500,ÃćâĆňâĂİ F 60.000,ÃćâĆňâĂİ F 4.400,ÃćâĆňâĂİ
F 587.940,ÃćâĆňâĂİ
De kosten voor de Arbo-dienst zijn gebaseerd op het totale aantal werknemers. Aangezien de 5PE veel parttimers in dienst heeft zijn de kosten voor de SPE verhoudingsgewijs hoog. 4’ De 5PE heeft zich verzekerd tegen kosten ziekteverzuim en heeft daarbij een eigen risico. De kosten van de verzekering en het eigen risico zijn over de QVG-speelzalen, de niet-OVGspeelzalen en het centraal bureau toegedeeld conform de loonsomverhoudingen tussen de QVG-speelzalen, de niet-OVG-speelzalen en het centraal bureau op basis van de nieuwe personeelsbezetting. De verzekeraar past jaarlijks, afhankelijk van het ziekteverzuim in het voorgaande jaar, de premies aan. Jaarlijks mogen de premies met maximaal 25% worden verhoogd. In haar berekening gaat de SPE ervan uit dat deze maximale verhoging wordt doorgevoerd. De gehele verhoging is opgeteld bij het bedrag voor het centraal bureau. Het totaal bedrag voor de OVG-speelzalen, de niet-OVG-speelzalen en het centraal bureau is gelijkelijk verdeeld over twee begrotingsposten: de premies ziekteverzuim en het eigen risico voor ziekteverzuim. " De SPE heeft laten weten (13 september 1999) dat het eigen risico ziekteverzuim inmiddels is verhoogd tot F 500.000,ÃćâĆňâĂİ in verband met het hoge verzuimcijfer bij de stichting.
4’ De SPE moet een bedrag reserveren om WAO-kosten te betalen aan personeelsleden die na een jaar ziektewet in de WAO geraken. Voor 2000 is bekend dat vier hulpleidsters, allen Melkert-krachten, een WAO-uitkering zullen ontvangen. Vanaf 2000 gaat het dan ook niet
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
Van het bedrag van F 587.940,ÃćâĆňâĂİ, is F 60.000,ÃćâĆňâĂİ voor automatiseringskosten. F 30.000,ÃćâĆňâĂİ
daarvan zijn incidenteel waarvan het reeel zou zijn deze eenmalig ter beschikking te stellen ten behoeve van het nieuw te ontwikkelen managementinformatiesysteem. De SPE geeft aan dat dit nieuwe systeem de SPE in staat stelt bedrijfsmatiger te werken en de capaciteit in de speelzalen efficienter te benutten. De SPE denkt op termijn 2 fte administratieve krachten te kunnen besparen door invoering van het systeem. Een aantal van deze kosten kunnen tot het ondernemersrisico gerekend worden. De volgende kosten zouden mogelijk voor subsidie in aanmerking kunnen komen:
Kostenposten Arbo-zorg" Accountantskosten WAO-kosten" Totaal
Bedrag F 40.000,ÃćâĆňâĂİ F 22.000,ÃćâĆňâĂİ F 10.000,ÃćâĆňâĂİ 72.000,ÃćâĆňâĂİ
Te overwegen is F 72.000,ÃćâĆňâĂİ toe te voegen aan Scenario II.
7.3.6 Huisvesting van het centraal bureau De SPE acht de huisvesting van het centraal bureau volstrekt onvoldoende. Door de uitbreiding van het personeelsbestand op het centraal bureau is de beschikbare ruimte aan de Pachtakker 4 te beperkt geworden. De SPE geeft aan voor de huisvesting van de huidige medewerkers minimaal 450 vierkante meter nodig te hebben. Voor nieuwe huisvesting en inrichting heeft de SPE in haar kostprijsberekening een totaal bedrag van F 128.000,ÃćâĆňâĂİ opgenomen. De SPE schat in dat de huurkosten van een
nieuw bureau voor een jaar ongeveer F 98.000,ÃćâĆňâĂİ zullen bedragen. De huurkosten zijn structureel. De inrichtingskosten worden door SPE begroot op F 30.000,ÃćâĆňâĂİ. Dit zijn in-
cidentele kosten. Tabel: kosten voor nieuwe huisvesting centraal bureau
Kostensoorten Huurkosten, structureel
Inrichtingskosten, incidenteel Totaal De SPE kan onvoldoende inzichtelijk maken welke kosten aan de huidige huisvesting van het centraal bureau zijn verbonden. Hierdoor kan niet worden aangegeven welke extra middelen nodig zijn.
Met het oog op de reorganisatie van het welzijnsveld ware het knelpunt rond de huisvesting van het centraal bureau nu niet op te lossen. De kosten voor de Arbo-dienst zijn gebaseerd op het totale aantal werknemers. Aangezien de 5PE veel parttimers in dienst heeft zijn de kosten voor de 5PE verhoudingsgewijs hoog. ’4 De 5PE moet een bedrag reserveren om WAO-kosten te betalen aan personeelsleden die na een jaar ziektewet in de WAO geraken. Voor 2000 is bekend dat enkele leidsters inderdaad een WAO-uitkering zullen ontvangen. Vanaf 2000 gaat het dan ook niet meer om een reservering, maar om werkelijk uit te keren kosten.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
7.3.7 Huisvesting peuterspeelzalen De SPE vindt het volstrekt onaanvaardbaar dat peuterspeelzaalruimten zodanig multifunctioneel worden gebruikt dat leidsters dagelijks inventaris van de speelzaal moeten in- en uitruimen. Volgens de SPE moet de peuterspeelzaal als basisvoorziening in de wijk kunnen beschikken over een eigen monofunctionele ruimte, die voldoet aan alle aan een speelzaal te stellen eisen. Op dit moment is het beleid dat peuterspeelzalen zoveel mogelijk worden ondergebracht in vrijetijdsaccommodaties en buurthuizen. Steeds vaker wordt ook bezien of het mogelijk is de peuterspeelzalen onder te brengen in (brede) scholen en kindercentra. Hiermee wordt aan de wens van de SPE tegemoet gekomen meer te kiezen voor monofunctionele ruimten die niet steeds inen uitgeruimd moeten worden. Meer bedrijfsmatig werken door het maximaal benutten van een accommodatie voor peuterspeelzaalwerk, ook wanneer deze in een vrijetijdsaccommodatie is gevestigd, maakt het mogelijk het in- en uitruimen tot een minimum te beperken. Bovendien is recent geinvesteerd in vrijetijdsaccommodaties om deze aan te passen aan gewijzigde kwaliteitseisen uit de Verordening op de kwaliteit kindercentra (zie pagina 18). Bij de reorganisatie welzijnsveld kan de opdracht worden meegegeven te onderzoeken of het accommodatiebeleid van de SPE bedrijfsmatiger kan worden opgezet. De SPE geeft aan te weinig financiele middelen ter beschikking te hebben voor de huisvesting van de peuterspeelzalen. Omdat het beleid tot nu toe uitgaat van vestiging van een peuterspeelzaal in een vrijetijdsaccommodatie en de huren in deze accommodaties erg laag zijn, is er in het subsidiebudget nooit rekening gehouden met hogere, marktconforme huren. Nu sommige peuterspeelzalen naar een andere accommodatie moeten met een hogere huur, bijvoorbeeld omdat zij worden opgenomen in brede scholen, heeft de SPE onvoldoende middelen ter beschikking om de kosten van de nieuwe accommodatie te betalen. Dit geldt ook voor nieuw te openen speelzalen, bijvoorbeeld in het civic centre voor Meerhoven, waar de huren hoger zijn. Tot op heden zijn dergelijke accommodatieproblemen opgelost door in dossiers rond de realisatie van de brede scholen en het civic centre voor Meerhoven financiele
middelen op te nemen die (her)huisvesting van de peuterspeelzalen mogelijk maken. In de nieuwe kostprijsberekening neemt de SPE de oplossing van dit probleem mee, door voor alle speelzalen uit te gaan van marktconforme huurprijzen. Deze prijzen zijn gebaseerd op een huurprijs per vierkante meter per jaar van F 250,ÃćâĆňâĂİ. In totaal
denkt de SPE F 950.000,ÃćâĆňâĂİ nodig te hebben voor de huur van alle 44 peuterspeelzalen
tezamen. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
"De SPE berekent extra kosten, omdat naast de oppervlakte voor peuterspeelzaalwerk ook moet worden betaald voor de huur van sanitaire ruimten, entree etc.
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting peuterspeelzalen Eindhoven ÃćâĆňâĂİ Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
In haar berekeningen geeft de SPE aan dat de voor 2000 te verwachten huurprijzen voor de 44 speelzalen in totaal F 441.570,ÃćâĆňâĂİ zullen bedragen. Dit bedrag is gebaseerd
op de huidige daadwerkelijke huurkosten, vermeerderd met 5 /o, Deze 5’/o is de door SPE verwachte huurverhoging voor 2000. Het bedrag op basis van marktconforme prijzen dat door de SPE nu gevraagd wordt voor de totale huisvesting van de peuterspeelzalen overstijgt de huidige huisvestingskosten met ruim factor 2. Het latente financiele knelpunt rond de (her)huisvesting van de peuterspeelzalen is reeel. Wanneer concrete knelpunten ontstaan zullen deze afzonderlijk worden voor-
gelegd.
7.3.8 Reserves In overeenstemming met de afspraken die zijn gemaakt bij aanvang van de professionalisering heeft de SPE een groot deel van de eigen reserves hierin geinvesteerd. Nu resten geen reserves meer, De SPE is van mening dat de opbouw van een reserve van vijf tot tien procent van de totale begroting noodzakelijk is. Voor de SPE zou dat, op basis van de eigen kostenberekening, betekenen dat een bedrag van minimaal F 514.271,95 en maximaal F 1.028.543,90 als reserve opgebouwd zou moeten worden. De SPE heeft in de door haar berekende kostprijs marges ingebouwd, op basis waarvan zij reserves op denkt te kunnen bouwen. Deze marges zitten in het feit dat in de berekening de nu nog doorlopende inkomsten ten gevolge van de Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting (WVA) niet zijn opgenomen. Daarnaast is bij de berekening van personeelskosten uitgegaan van gemiddelde salarisschalen, terwijl veel personeelsleden nog laag zijn ingeschaald en nog moeten doorgroeien. De SPE zegt nauwelijks te kunnen inschatten welk bedrag aan WVA’s voor het jaar 2000 te verwachten valt en gaat voorlopig uit van een bedrag van F 200.000,ÃćâĆňâĂİ. De in-
komsten uit de WVA-regeling vervallen volledig in augustus 2001.
Het aanwenden van de inkomsten uit de WVA-regeling voor de opbouw van reserves likt niet bezwaarlijk. Uitgaan van gemiddelde salarisschalen bij de salariskostenberekening is standaard praktijk, mits het werkelijke midden van de salarisschaal hiervoor wordt gehanteerd.
8 Eigen toekomstbeeld van de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven Naast het peuterspeelzaalwerk levert de SPE op dit moment ook de 080-functie voor algemene opvoedingsondersteuning (zie Bijlage 3) en divers aanbod in het kader van het onderwijsvoorrangsbeleid. Naar de toekomst toe heeft de SPE het volgende ontwikkelingsbeeld:
September 1999 Evaluatie professionalisering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven - Resultaten en knelpunten Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk
8.1 Peuters peelzaalwerk Voor het directe peuterspeelzaalwerk denkt SPE aan uitbreiding van de professionele bezetting, zie de tabel op pagina 39. Qok streeft de SPE naar een groter bereik: 70’/o van de peuters van 2,25 tot 4 jaar, ook voor allochtone peuters en peuters uit groepen die nu minder dan gemiddeld bereikt worden. Daarnaast wil SPE graag de huidige projectmatig gefinancierde activiteiten als speelinloop, spel aan huis en spel aan de wagen als standaard product opnemen.
8.2 050-functie Ten aanzien van de 080-functie gelden dezelfde voornemens: incorporatie van de huidige project-activiteiten in de reguliere bedrijfsvoering. Op die manier kan opgedane kennis en ervaring behouden blijven en ten dienste staan van het totale productenpakket. Als totaal heeft de stichting het volgende voor ogen
1 opvoedingsondersteuning 2 ontwikkelingsstimulering 3 beinvloeding omgevingsfactoren Dit voortgezet in de huidige OVG-gebieden en uitgebreid naar de OVG-volggebieden.
4 beleidsondersteuning
a eenmalig ontwikkelen visie bestrijding ontwikkelingsachterstanden ontwikkelen meerjaren beleidsplan ontwikkelen registratiesysteem ontwikkelen ouderbeleid ontwikkelen oudervolgsysteem ontwikkelen beleid speelinloop
b permanent theoretische ondersteuning en ontwikkeling van de QKO-functies
8.3 Bedrijfsvoering De SPE heeft behoefte aan een adequate invulling van de personeelsfunctie. Verder streeft zij naar uitbreiding van de geautomatiseerde ondersteuning van de werkprocessen, waaronder een managementinformatiesysteem.
De bezetting van het centraal bureau moet worden aangepast aan de eisen die het bedrijf stelt. De huisvesting van het centraal bureau moet passen bij de feitelijke bedrijfsvoering. Voor de huisvesting van de speelzalen heeft de SPE het liefst eigen ruimten, waar zinvol en mogelijk in combinatie met brede scholen en kindercentra . ////ws99006443rapportSP E