Nijmegen, 24 mei 2012
Prof. dr. P.J.A.N. Rietbergen, hoogleraar cultuurgeschiedenis EUROPA in CRISIS?
Werelden in Beweging Geachte collegae, geachte studenten, geachte genodigden, e
Met de bloei van het antieke Griekenland in de 5 E. v.Chr. begon Europa. Met de ondergang van het e moderne Griekenland in de 21 E. n.Chr. eindigt het. Zoals de meeste aardige aforismen, is ook deze uitspraak onjuist, en dus geen goed uitgangspunt voor een academisch betoog. Laat ik gewoon beginnen met een vraag: verkeert Europa in Crisis? Niemand zal „t, zeker niet degenen die zich daarover verkneukelen - Eurosceptici maken, statistisch gezien, helaas ook deel uit van uw selecte gezelschap. Ik wil echter de vraag niet alleen bevestigend beantwoorden, maar er zelfs de volgende stelling aan verbinden: zonder crisis, ja zonder een reeks van crises, van grote problemen, zou het Europa dat wij kennen niet bestaan. Wat is Europa eigenlijk?
Allereerst is het een geografisch deel van de aarde. Die maakte, vanaf ca. 18.000 jaar geleden, een crisis door. Het laatste glaciale maximum liep af, en alles veranderde: de gletsjers, die in deze contreien tot Nijmegen liepen, trokken zich terug. Dat proces gaf, in combinatie met de gevolgen van de aardopwarming, aan de ruimte die we nu (West- en Centraal-) Europa noemen zijn fysieke contouren en condities: een door zeeën, bergketens, rivieren en niet te vergeten gigantische, tot in de e e 17 en 18 eeuw ondoordringbare wouden gefragmenteerd deel van het continent Eurazië. Door deze condities werden mensen hier geheel anders uitgedaagd dan op de enorme vlaktes van Centraal-China en Centraal-India. De Europese ruimte dicteerde als het ware het ontstaan van vele, relatief geïsoleerde gemeenschappen, met hun eigen identiteiten. Staatvorming op enigerlei schaal vond mede daardoor laat plaats, en bereikte zelden langdurig de omvang van de grote imperia die elders ontstonden. Met de stadstaatjes van het antieke Griekenland - die vooral georiënteerd waren op Egypte en op West-Azië - had het overgrote deel van de ruimte die Europa was weinig contact.
2 e
Pas de stadstaat Rome, op het Italiaanse schiereiland, begon vanaf de 3 E. v.Chr. een expansiepolitiek, die ertoe leidde, dat het zuiden en westen van de Europese ruimte deel werden van de politieke en culturele eenheid die de Romeinse elite schiep. Maar het Romeinse Rijk had toch eigenlijk zijn zwaartepunt in, alweer, Egypte, de rest van Noord-Afrika en in West-Azië. Tezamen vormden de contreien rond de Middellandse Zee een subglobaal imperium, alleen te e vergelijken met het rijk “Chin”, dat in de 2 eeuw v.Chr. de kern van het latere China werd. Overigens is het zinvol een blik op de kaart te werpen, en te beseffen dat de huidige Chinese volksrepubliek zijn enorme geografische omvang pas bereikte met de veroveringen door de Chinge e dynastie in Mongolië in de 17 en 18 eeuw, en met de gewelddadige incorporatie van het enorme e Tibetaanse plateau door de communisten in de 20 eeuw. e
e
In de 3 en 4 eeuw van onze jaartelling raakt het Romeinse Rijk in een economische en politieke e crisis. In een poging die te keren, kiezen de keizers van de 4 eeuw ervoor één ideologie te omarmen - het christendom. Ik verbind daarmee de naam Constantijn, de Grote ( 272/274 ? -337). Toegegeven, zijn eigen christen-zijn staat ter discussie, en zijn besluit om de nog relatief jonge religie in elk geval alle vrijheid te geven, was veeleer ingegeven door rijkspolitieke overwegingen dan door godsdienstige overtuiging. Maar dankzij hem en zijn opvolgers, die de Kerk zelfs tot „staatskerk‟ maakten, kon dit instituut, toen uiteindelijk het imperium toch uiteen viel, vier voor de cohesie van de Europese ruimte en haar bewoners belangrijke culturele verworvenheden helpen bewaren: het Romeinse recht, dat door de Kerkelijke bestuurders werd overgenomen, aangepast en veranderd, maar toch in essentie bleef bestaan; de fundamentele organisatieeenheid die „de stad‟ was - door de Romeinen gezien als belichaming van beschaving; de militaire wegen, die later dikwijls pelgrimswegen werden; en de eenheidscheppende cultuurtaal Latijn, die de taal van de “Ecclesia Romana” werd. Zonder priesters en bisschoppen, de locale en regionale geestelijke gezagsdragers van de Kerk, die in de nadagen van het imperium ook tal van seculiere bestuurstaken op zich namen, zou Europa weer een louter geografische ruimte geworden zijn. Dankzij hen bleven deze basale vormen van culturele integratie bestaan. e
e
Doch ook de Kerk ontkwam niet aan een crisis. In de 7 en 8 eeuw werd de pauselijke macht in het centrum, Rome, speelbal van de stedelijke aristocratische families. In de periferie kwam de macht aan vorsten die veelal van Germaanse oorsprong waren. Zoals u weet stamden de (Indo-)Germaanse volkeren niet uit West- of Centraal-Europa, maar uit wat nu ZuidoostRusland is of, zo men wil, West-Azië. De Kerk, die haar machtsopgang te danken had aan een imperium, sloot, om machtsneergang te voorkomen, opnieuw een pact met een imperium, dat was gevormd door Germaanse leiders, uit de groep die „de Franken‟ werd genoemd. Ik verbind hiermee de namen Leo III ( p. 795-816) en Karel de Grote (742/747 ? -814).
3
Paus Leo en Keizer Karel aan weerszijden van Petrus Paus en keizer werden symbolisch afgebeeld rechts en links van de Apostel Petrus, Christus‟ plaatsbekleder op aarde, om te benadrukken dat het toch uiteindelijk de christelijke God was die zowel Kerk als Staat bestierde. Beide leiders beseften dat hun heerschappijsystemen - het ene ideologisch, het andere politiek - niet zonder elkaar konden. Hun verbond bracht beiden voordeel. Karels rijk kreeg zowel een religieuze legitimatie als een institutioneel-culturele eenheid, de Kerk vergrootte haar macht over Karels onderdanen en breidde die, in ‟t kielzog van zijn veroveringsoorlogen, verder uit, naar Centraal- en Noord-Europa. Maar Karel was zeker niet de „vader van Europa‟, zoals men hem in veel later tijden graag noemde om aan nieuwe politieke ontwikkelingen een historisch fundament te geven. Integendeel, de keizer verdeelde zijn rijk onder zijn zonen, volgens goed Germaans gebruik. Zo werd, op termijn, de Kerk de winnaar. „s Keizers opvolgers hadden voor het handhaven van de eenheid in hun staten de cultuur, de supra-statelijke ideologie van het christendom nodig. Bovendien was de geletterde Kerkelijke elite de enige groep die, in een verder vrijwel geheel analfabete wereld, de in toenemende mate complexe bestuurstaken kon uitvoeren. De paus werd de werkelijke machthebber in de Europese ruimte.Die situatie moest wel tot problemen leiden. e
e
In de 9 en 10 eeuw rivaliseerden de vorsten in Europa steeds meer met elkaar, en met de paus. Op de achtergrond speelde echter, zonder dat mensen het beseften, een veel grotere crisis. De bevolking groeide te hard. De bestaansmiddelen, vooral in de agrarische sector, waarvan meer dan 90 procent van de bevolking afhankelijk was, waren niet meer toereikend. Mensen raakten op drift. Chaos en geweld heersten. Eén leider zocht een oplossing - in een gemeenschappelijke vijand. Ik verbind daarmee de naam Urbanus II (1035/1042 ? -1099).
Paus Urbanus predikt de Kruistocht
4 Deze paus besefte inderdaad, hoezeer de “Christianitas”, de wereld die hij kende en waarover hij de macht van zijn Kerk wilde handhaven, door interne tegenstellingen verscheurd werd, in plaats van het christelijk ideaal van vrede na te leven. Het was dan ook deze paus die in 1095 opriep tot de eerste Kruistocht, die de krachten van zijn wereld poogde te mobiliseren met als doel niet elkaar te beoorlogen maar het Heilig Land van de ongelovigen te bevrijden. Mensen gaven aan die oproep massaal gehoor. De heilige oorlogen, die twee eeuwen duurden, hadden grote, onvoorziene gevolgen. Uit alle windstreken kwamen lieden die nog nooit hun dorp verlaten hadden, die nauwelijks of geen weet hadden van wat tien kilometer verder gebeurde, voor het eerst op grote, „Europese‟ schaal bijeen, in de kruisvaarderlegers. Nu pas beseften zij, wat hen bond: hun godsdienst. En dat besef werd sterker juist in hun confrontatie met anderen - de in veler ogen ketterse, want Grieks-orthodoxe bewoners van de Balkan en de niet-christelijke, want islamitische bevolking van West-Azië. Het katholieke christendom werd een identiteit, die de geografische en staatkundige versplintering van Europa oversteeg. Maar wereldhistorisch evenzeer van belang was dat, voor het eerst sinds de desintegratie van het Romeinse Rijk, de geografische ruimte Europa weer echt deel werd van de Euraziatische economie. Immers, met voet aan de grond in de Levant, waar de handelswegen met de rest van Eurazië begonnen en eindigden, maakten Europeanen kennis met de rijkdommen die voorbij de Middellandse Zee te vinden waren, kennis ook van de ruimte die zij „Azië‟ noemden. Werelden kwamen in beweging.
De zijde- en specerijroutes in Eurazië De welvaart van de steden en staten in Europa werd in toenemende mate afhankelijk van de internationale handel, die verliep via landwegen door de steppen en woestijnen van Eurazië en overzee via de Mediterranée, de Indische Oceaan en de Chinese wateren. Onderzoek van de laatste decennia leert ons, dat vooral de Chinese markt de motor was van die handel. e Echter, in de loop van de 15 eeuw verstoorden oorlogen in Centraal-Azië en het Midden-Oosten de transcontinentale commercie: steppevolkeren roerden zich door klimaatverandering, en daarna kwamen nieuwe machtsblokken tegenover elkaar te staan, te weten Perzië/Iran - sjiïtisch - en het Ottomaanse Rijk/Turkije - sunnitisch. Weer moesten mensen in Europa erop uit. Vierhonderd jaar na de Kruistochten richtten Europeanen zich opnieuw, maar nu definitief en grootschalig, op de wijdere wereld - niet alleen Azië, maar nu ook Afrika en Amerika. De zogenoemde „tijd van de ontdekkingen‟ was aangebroken. Maar beseffen we wel dat deze ontwikkeling alleen mogelijk was omdat in de eeuw eraan voorafgaande, langs de Euraziatische handelsroutes, uit China het kompas en ‟t buskruit naar het westen gekomen waren. Tezelfdertijd gingen de bewoners van deze uithoek van Eurazië hun wereld consequent Europa noemen, in plaats van, zoals duizend jaar lang: „Christenheid‟. Europa werd behalve een geografisch, ook een cultureel begrip - een „containerbegrip‟ bovendien, dat in de volgende eeuwen en tot op de dag van vandaag telkens met nieuwe inhoud, met nieuwe idealen „geladen‟ zou worden. Alleen zo kon het dienen als definitie die „ons‟ hielp onderscheiden van „anderen‟.
5 Inderdaad, „de Christenheid‟ had afgedaan. Juist in deze jaren was de macht van de ongedeelde, rooms-katholieke Kerk voorbij. Religieuze tegenstellingen ontstonden, die ook politieke slogans werden omdat de staten van Europa propaganda bedreven nu zij elkaar meer dan ooit bestreden: vanwege toenemende demografische druk, en de daaruit voortvloeiende noodzaak van economische machtsuitbreiding, niet alleen binnen de eigen, beperkte en beperkende geografische ruimte, maar nu óók overzee, voor zover staten en samenlevingen daar aan de toenemende druk geen weerstand konden bieden. Europeanen trokken tot de verste uithoeken van de aarde. Dat deden zij om economische, machtspolitieke en ook om religieuze redenen – missie, of, in protestante kring: zending, was een opdracht, die elke christen in feite diende te volgen. Maar er is nog een verklaring, die te vaak vergeten wordt: elke christen, elke Europeaan besefte dat de ideale wereld, het verloren paradijs, de raadselachtige oorsprongsplek, waar misschien de sleutel tot het begrip van Gods Schepping te vinden was, niet in Europa lag. Dat besef bracht een essentiële dynamiek van reizen, van willen weten, van kennisdrang in het Europese denken, een dynamiek die elders niet is ontstaan. Zo werd Europa uniek. Onze wereld is de enige die de hele aarde heeft verkend, en haar bovendien ook wetenschappelijk heeft geduid - vooral vanuit de concepten van de mens- en geesteswetenschappen, die zich vanaf de e 16 eeuw juist door de confrontatie met andere werelden onstuimig ontwikkelden! De gevolgen waren verstrekkend, en globaal. Enerzijds leidde de kennismaking met ‟s werelds grote imperia - van de Ottomanen, en al snel ook van China, Japan en India, en van de Azteken en de Inca‟s - tot nieuwe analyses van wat Europa was, of wilde zijn, en tot politiek-culturele opinievorming over het functioneren van de staten in Europa. Die koesterden immers zelf imperiale pretenties en vroegen zich nu af welke structuren voor de realisering daarvan het meest geëigend waren, wat men, desnoods, elders kon en moest leren. Anderzijds, en tegelijkertijd, definieerden Europeanen zich op veel fronten als niet alleen „anders dan anderen‟, maar ook: „beter dan anderen‟. Identiteiten zijn toch meestal verhulde uitsluitingsconstructies. Dat gold overigens ook binnen de geografische ruimte Europa. e Zeker toen vanaf de 16 eeuw de economisch-demografische zwaartepunten begonnen te verschuiven - van zuid naar west en noord vooral - werden aan regio‟s ook culturele karakteristieken gekoppeld. Het „Zuiden‟ werd „achterlijk‟, het „Noordwesten‟ „vooruitstrevend‟. e e Ook werd al vanaf de 16 - en tot in de 21 - eeuw gedebatteerd over de vraag, of “Moscovië”, het latere tsarenrijk Rusland, en daarna de communistische wereld, nu wel of niet bij het culturele Europa hoorde, mocht horen. Steeds meer voelden Europeanen de behoefte de eigen culturele wereld, en identiteit, niet alleen te onderscheiden van het geografisch, cultureel en allengs ook „raciaal‟ andere - de rest van de wereld maar ook van het temporeel andere, het eigen, Europese verleden inbegrepen. De „middeleeuwen‟ e e werden bedacht: een naam die de periode tussen de 4 en de 14 eeuw omschreef als een tussentijd, die bovendien dikwijls werd afgedaan als een tijd van “gotische barbarij”. Allengs ontstond de notie, dat Europa zich almaar ontwikkelde, dat het steeds „moderner‟ en daarmee ook „beschaafder‟ werd, en dientengevolge terecht een unieke positie innam te midden van de wereldculturen. e
Tegelijkertijd werd door de koloniaal-imperiale expansie - die vanaf de late 18 eeuw in een stroomversnelling kwam - Europa‟s mens- en kennisvisie ook toonaangevend onder (delen van) de elites van niet-Europese culturen. Juist omdat Europa op veel fronten dominant, succesrijk was, zeker ook in technisch opzicht, meenden elders velen dat de door Europeanen als wetenschappelijk gepresenteerde kaders van denken en doen de enige weg naar vergelijkbaar succes vormden. In dat proces gingen zij zichzelf bestuderen en positioneren binnen wat nu „de mensheid‟ werd genoemd - eveneens een door e Europeanen geïntroduceerd concept. Kortom, globalisering werd, en was tot de vroege 20 eeuw: Europeanisering - cultureel-materieel maar ook cultureel-wetenschappelijk. e
Intussen was Europa vanaf de late 16 eeuw in een langdurige crisis geraakt: niet alleen door de kleine IJstijd die toen optrad, maar vooral ook door de mede daardoor aangewakkerde hongersnood en oorlogen. Meer dan een eeuw lang was er geen enkel jaar waarin niet gevochten werd. Erger nog:
6
mede als gevolg van nieuw wapentuig - musketten, kanonnen - waren de oorlogen bloediger en verwoestender dan ooit.
Europa in de Kleine IJstijd
Europa in oorlog Die crisis vroeg om een oplossing. Intellectuelen riepen op tot vorming van een „virtuele‟ gemeenschap, die de naam “Republiek der Letteren” droeg en waarin staatsgrensoverschrijdende tolerantie een van de idealen was. Heel praktisch waren hun gedachten meestal niet. Sommigen analyseerden de situatie nuchterder. Ik verbind daarmee de naam van de Quaker, en grondlegger van Pennsylvania, William Penn (1644-1718).
7
In 1693 publiceerde hij zijn Essay towards the present and future peace of Europe. Zijn oplossing voor de problemen was, dat de staten - waartoe hij uitdrukkelijk ook het islamitische, Ottomaanse rijk rekende - afgevaardigden zouden sturen naar een raad die onderlinge geschillen zou bijleggen voordat ze in oorlogen zouden ontaarden. Hij besefte overigens toen al, dat het “Heilige Roomse Rijk”, d.w.z. de Duitse statenbond, daarin de machtigste stem zou hebben. Maar Penns plannen werden niet gerealiseerd. Crisis volgde op crisis, zeker toen, na Napoleons visionaire maar dictatoriale eenheidsexperiment, Europa opnieuw uiteenviel in oorlogvoerende naties. En velen beseften dat, mede daardoor, hun wereld geen weerstand kon bieden aan de bedreiging die de jonge Verenigde Staten van Amerika vormden. Ik verbind daarmee de naam Conrad von SchmidtPhiseldek (1770-1832).
Deze Duits-Deense denker schreef in 1820 zijn: Europa und Amerika oder die zukünftige Verhältnisse der civilisierten Welt. Uit zijn constateringen m.b.t. de nieuwe wereldsituatie trok hij ook een les, in een omvangrijke studie die hij een jaar later publiceerde: Der Europäische Bund. Daarin stelde hij voor, om de „Verenigde Staten van Europa‟ te stichten. Er moest een gemeenschappelijk gerechtshof komen, én een gezamenlijke economische politiek - om interne rust én externe machtsontplooiing te garanderen. Doch het wassend tij van nationalisme en populisme kon Schmidt-Phiseldek niet keren.
8
Uiteindelijk leidde de fragmentatie van Europa tot twee desastreuze oorlogen, die ook de koloniaalimperiale werelden destabiliseerden. In het kielzog van mannen als Penn en Schmidt-Phiseldek beseften sommige leden van Europa‟s politieke elite nu steeds helderder dat zonder overeenstemming over en samenwerking bij het gebruik van grondstoffen, telkens nieuwe oorlogen zouden ontstaan. Gezien de recente ontwikkelingen in de wapentechnologie, zouden die niet alleen Europa maar ook de rest van de wereld vernietigen. Ik verbind met dat besef de naam Jean Monnet (1888-1979).
Mede door zijn jarenlange werk voor de Volkenbond, die na de eerste wereldoorlog was opgericht in de hoop dat niet nog eens miljoenen op de slagvelden zouden sterven, zag hij deze tweede oorlog als de ultieme crisis, die een politieke doorbraak kon bewerkstelligen. Uit een complexe, allesbehalve onproblematische mengvorm van intergouvernementeel en supranationaal denken ontstond in 1951 de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, die een gemeenschappelijk economisch beleid ging voeren. Van daaruit werd het Europese bouwwerk verder opgetrokken, in een stapsgewijze, zeker niet geheel planmatige reeks van besluiten, van verdragen zelfs. Doch dat alles voltrekt zich nog steeds in het spanningsveld tussen intergouvernementele en supranationale politiek, een hybride ruimte waarin veel gelegenheid bestaat voor massa-emotionele retoriek en actie. De invoering van de “euro” is een van die (economische) stappen, en markeert zo een proces dat, al zijn de economisch-financiële consequenties omstreden, voor de meeste voorstanders ook politieke gevolgen dient te hebben: verdere eenwording van Europa. Maar zoals ik al zei: Europa heeft werelden bijeen gebracht. Daardoor is de crisis die wij nu doormaken niet alleen een crisis die ook andere werelden raakt, maar wordt zij mede veroorzaakt door wat in andere werelden gebeurt - in de bankensector in de Verenigde Staten, in de economie van China… Intussen wordt het Europese bouwwerk door een interne, procesmatige dynamiek steeds groter maar niet per se steeds stabieler. Dat brengt mij op een vraag die Monnet op het einde van zijn leven stelde, te weten: had hij dat bouwwerk, om het echt stevig en duurzaam te laten zijn, niet steviger moeten funderen, namelijk in de Europese cultuur? Die vraag roept echter een andere op: is Europa wel een culturele wereld? En heeft het bovendien karakteristieken die het werkelijk onderscheiden van andere cultuurwerelden, die Europa ‟uniek‟ maken? Velen zeggen en schrijven dat - niet alleen intellectuelen en kunstenaars, maar ook politici, als het hun zo uitkomt. Men krijgt soms de indruk dat verwijzingen naar Europa‟s zogenaamde culturele karakteristieken vooral te pas komen als bezweringsformules, die men debiteert als het politiekeconomische proces vastloopt, en men de oplossingen, die onvermijdelijk ingaan tegen het intussen sterk gewortelde natie-denken, electoraal niet durft verkopen.
9
Misschien leest u elke week in het Handelsblad de artikelenreeks getiteld: “Made in Europe”. Daarin beschrijft de auteur wat hij noemt het “culturele DNA van ons continent”. Het is een ongelukkige uitdrukking. De suggestie dat cultuur genetisch bepaald is, is onbewezen. En cultuur verbinden met een geografische, of zelfs etnisch-raciale identiteit is ronduit gevaarlijk. Bovendien, wie zijn wereldgeschiedenis een beetje kent, beseft al gauw dat deze canon geen lijst biedt van cultuuruitingen die uniek zijn voor Europa. De landschapstuin een Europese identiteits‟marker‟ noemen, betekent: vergeten dat de inspiratie daarvoor uit China kwam. En wie het genre roman zo introduceert, vergeet dat in Japan al romans geschreven werden, eeuwen voordat ze hier in zwang kwamen. Maar overigens is cultuur in deze artikelen helaas vooral alfacultuur. Het decimale en binaire denken dat in India ontwikkeld werd -, komt er evenmin in voor als de tweede wet van de thermodynamica en de relativiteitstheorie, hoewel die gedachtenconstructies natuurlijk eveneens culturele fenomeen zijn. Kortom, de goedbedoelde, maar niet echt doordachte schrijfsels van allerlei intellectuelen verdrieten mij, omdat zij ons op verkeerde sporen brengen. Veel van wat in Europa cultuur is, kenmerkt zeker niet Europa alleen. En hoe waardevol de in elk debat weer genoemde trias „literatuur, beeldende kunst en filosofie‟ ook is, men moet haar niet verheffen tot de essentie van de Europese beschaving. Misschien moet ook nog eens worden benadrukt, dat zelfs die cultuurvorm die velen het ultieme fundament van Europa noemen, niet Europees is maar, integendeel, eveneens de invloed weerspiegelt die al meer dan tweeduizend jaar lang andere cultuurwerelden op de onze hebben. De joodse godsdienst was Aziatisch, maar overigens ondanks zijn pretenties noch het eerste, noch het enige monotheïsme. In retrospectief is deze alleen bijzonder omdat daarin een profeet, een sekteleider opstond, wiens volgelingen, na zijn dood, zijn gedachten uitwerkten. Daartoe in staat gesteld door de communicatie-eenheid die het Romeinse Rijk was, slaagden zij erin hun interpretaties van Jezus‟ woorden te maken tot kern van een nieuwe religie. Daarbij gingen zij echter, in de volgende twee eeuwen, opvallend syncretistisch te werk, her en der cultuurgoed lenend dat hun religie bij zoveel mogelijk groepen in het imperium zou doen aanslaan.
Scènes uit het leven van Mithras
Isis en Horus
Maria en Jezus
Met dat al is ook het christendom echter voornamelijk Aziatisch: het nam zijn basisbeginselen over uit, onder andere, de Perzische Mithras-eredienst, rond een stervende en weer opstaande god-mens, en de Gnosis van Mesopotamië en Syrië, met zijn goed-kwaad-dichtomie, alsmede uit de Dionysosmysteriën van de Griekse cultuur, die zelf weer Aziatische wortels hadden.
10
En wat de Mariaverering aangaat: die is een bijna exacte kopie van de Isis-cultus uit het oude Egypte, zoals, bijvoorbeeld, afbeeldingen laten zien - waarop men kan vaststellen hoezeer de godin met het goddelijk kind Horus model stond voor Maria met het goddelijk kind Jezus. Pas duizend jaar na de dood van Jezus van Nazareth volgden de meeste mensen in de geografische ruimte Europa de godsdienst, die in zijn naam groot geworden was. Zolang duurde het, voordat christelijke missionarissen, dikwijls met steun van (Germaanse) vorsten - zoals, bijvoorbeeld, Karel de Grote -, hun religie tot in Scandinavië en in het Oosten van het Duitse cultuurgebied hadden gebracht. Tezelfdertijd was het christendom door de komst van de islam grotendeels verdwenen uit noord-Afrika en west-Azië, waar het eerder dan in Europa gebloeid had. Dat proces had overigens weinig te maken met islamitische onderdrukking, maar veel met de behoefte van de christelijke bewoners van die contreien zich, om tal van economische en maatschappelijke redenen, aan te passen aan de religie en cultuur van de nieuwe machthebbers. Het christendom werd wat ik Europa‟s kleine traditie noem. Klein, want de meeste mensen begrepen het theologisch-doortimmerde geloof dat de Kerk predikte helemaal niet. Zij leefden, binnen globale christelijke kaders, vooral volgens oeroude, lokaalgewortelde gedachten en gebruiken die de Kerk zelf heidens, of minstens bijgelovig noemde. Bijna duizend jaar lang spraken priesters en bisschoppen schande van de wijze waarop de gelovigen de regels van Rome met voeten traden. e Geen wonder dat in de 19 eeuw Staat en Kerk, alweer om beider positie te verstevigen, opnieuw een verbond aangingen. Dat resulteerde in het zogenaamde „christelijk-burgerlijk beschavingsoffensief‟, dat de Europese samenleving met haar normen en waarden nog steeds in hoge mate bepaalt. e
e
Europa heeft ook een grote traditie. Dat is de door de Kerk vanaf de 4 en 5 eeuw bewaarde Romeinse cultuur, die vele Griekse elementen in zich droeg. Wij doen er echter goed aan te beseffen dat belangrijke delen juist van de Griekse beschaving in oorsprong allerminst Europees waren, maar vooral Aziatisch: geen Parthenonfries in Athene zonder de paleizen van Pasargadae, geen Pythagoras zonder de wijsgeren van India. e e Die antiek-christelijke traditie werd, duizend later, door de Humanisten van de 14 en 15 eeuw gerevitaliseerd. Maar zij werd pas echt een grote traditie door de boekdrukkunst - waarvoor de inspiratie, wellicht, toch ook uit China kwam. e Het duurde overigens tot de vroege 20 eeuw eer de meeste Europeanen konden lezen en schrijven, en dus enig besef kregen van die grote traditie, en van de Europa-beelden die daarin waren egecodificeerd. Tragisch genoeg neemt in 21 eeuws Europa het functioneel analfabetisme weer toe, met alle, ook breed-cultureel negatieve gevolgen van dien. Tot zover onderscheidde Europa zich echter niet van andere werelden. Ook China en India kenden en kennen hun kleine en hun grote traditie: het daoïsme en het hindoeïsme, en de daarbinnen dan wel daarnaast door de elite geleefde cultuur: het (neo-)confucianisme van de “literati” en de filosofie van de brahmanen. e
e
Echter, in Europa ontstonden vanaf de 14 en 15 eeuw in de antiek-christelijke beschaving steeds sterkere seculiere tendensen. De Kerkelijke instituties claimden dominantie over het denken. Het verzet daartegen ontwikkelde zich tot wat wij onze „moderne‟ cultuur noemen. In dat proces werd ook geleerdheid geseculariseerd, zeker toen de rationele empirie van de Humanistische Bijbelfilologie zich verbond met de kwantificering van de natuurwetenschappen. Geleerdheid werd allengs „wetenschap‟. En juist de politieke versnippering van Europa, het groeiend nationalisme, en de crises die dat opriep, leidden tot competitie, die ook de groei van de wetenschappen stimuleerde. Zo kreeg Europa een tweede, eveneens unieke karakteristiek. Niet alleen bedachten Europeanen de concepten „wereld‟ en „mensheid‟, en vulden zij die in. Zij schiepen ook, binnen hun eigen ruimte, een geseculariseerde cultuur die „de Rede‟, en als uiting daarvan „de Wetenschap‟ een van haar essentiële, en onderscheidende elementen noemt. Ik verbind daarmee de namen Samuel Purchas (1577-1626).
11
Hij was een geleerd Anglicaans priester, die weliswaar Engeland nooit verliet maar via reisverhalen de hele wereld leerde kennen. In 1625 schreef hij, dat Europa de andere werelden overtrof enerzijds door de inzichten die de menswetenschappen hadden gebracht, en anderzijds door de talloze technische uitvindingen. Twee voorbeelden kunnen verduidelijken, hoe dit besef voor mensen in Europa een identiteitselement werd. In 1737 deed zich een bijzonder moment voor in de Nederlands-Thaise relaties, waarbij de steeds verder uiteenlopende opvattingen over mens en wereld van „Europeanen‟ en „Aziaten‟ duidelijk werden. De directeur van de VOC-loge in Ayutthaya werd tot zijn verbazing uitgenodigd de koning te vergezellen op diens jaarlijkse pelgrimage naar de tempel van Boeddha‟s voetstap, in Phraphuttabhat. Niet alleen kreeg Theodoor van den Heuvel zo de kans dit unieke ceremonieel gade te slaan - en voor zijn superieuren te beschrijven -, ook ontstond er, tijdens een van de avondbezoeken van Thaise hofedelen aan de Nederlanders, naar aanleiding van een maansverduistering een discussie over de aarde in de kosmos. De Thai stelden zich die voor als een platte schijf, gedragen door een zuil in de wereldzee. Van den Heuvel poogde uit te leggen dat de wereld rond was, en deel uitmaakte van een planeten- en sterrenstelsel. Hoe dan de mensen op deze bol konden leven, probeerde hij, opgevoed in „de tijd van Newton‟, duidelijk te maken door de zwaartekracht te demonstreren: hij gebruikte het beeld van een eidooier zwevend in het eiwit, en dat alles omsloten door de schaal die de zaak bijeen houdt. Ook legde hij uit dat de maan niet verduisterd werd omdat een draak haar opat maar doordat de aarde een kort moment tussen zon en maan stond. De twee wereldbeschouwingen kwamen niet nader tot elkaar: de Nederlanders vonden de Thai uiterst naïef, maar omgekeerd gold hetzelfde. Zestig jaar later was de toon nog meer veranderd. In 1798 schreef Andreas van Braam Houckgeest, die in 1794-1795 had deelgenomen aan de vierde ambassade waarmee de VOC probeerde vrijhandel in China te krijgen: “in vergelijking met Europa kan men zeggen dat hier de schitterendste Majesteit met de tekenen der vernederendste onkunde onmiddellijk verbonden is. De vorst is tot de wolken verheven, terwijl de mensch in de duisternis der eerste eeuwen gewikkeld blijft. (…) Alles strekt in China ten blijke hoe onkundig men er is omtrent hetgeen tot Europa behoort…”. Hij vond het vooral bevreemdend dat de Chinezen niet inzagen dat “het vernuft [in Europa] een veel hooger trap bereikt [heeft] en wij meer geest bezitten dan zij…”.
12
Ik verbind met dit veranderende Europese zelfbeeld ook de naam Friedrich von Hardenberg (17721801). Opgeleid als mijnbouwingenieur, beschreef hij in 1799 het eigentijdse Europa als de wieg van het onderzoek naar de kleinste elementen van de fysisch-chemische natuur. Maar Hardenberg was tevens de dichter Novalis. Hij waarschuwde zijn wereld ook, in zijn beroemde „essay‟ Die Christenheit oder Europa (oorspronkelijk uit 1799) en in zijn al even beroemde Hymnen and die Nacht: als Europa de macht van machines en techniek boven alles zou stellen, zou het zichzelf ontmenselijken. e
e
Precies dat besef werd in de 19 en vroege 20 eeuw een element in Europa‟s zelfreflectie, en resulteerde in Europa‟s derde karakteristiek: onze wereld heeft zich vrijwillig verenigd - na, en nog steeds in een lange reeks crises. De vraag is echter nu, of dat Europa meer moet willen zijn dan de op sommige punten unieke cultuur die het is, dan de economischpolitieke eenheid die het bereikt heeft?
Dames en Heren: wij hebben geen keuze. De macroprocessen die onze welvaart en ons welzijn bepalen - economie, energiepolitiek, veiligheid kunnen alleen door instituties op macroschaal gerealiseerd worden. Wij moeten voor een federaal Europa kiezen. En al is democratie, in haar vooral particratische en populistische vorm, allesbehalve ideaal: wij moeten voor Europese partijen kiezen. Doch democratie is een míddel, geen doel. Het is goed om vast te stellen, dat de (representatieve) democratie een relatief jonge vorm is waarin e de vanouds complexe relatie tussen overheid en volk wordt uitgedrukt. Pas in de late 18 eeuw voorzichtig gepraktiseerd in enkele Europese staten, duurde het meer dan een eeuw voordat alle volwassen mannen, en, nog later, ook vrouwen metterdaad kiesrecht hadden. Precies in die periode verwierven ook de massacultuur en de massacommunicatie voor het eerst zichtbaar hun macht in en over de samenleving. Al snel bleek echter hoezeer juist het democratisch systeem werd beïnvloed door allerlei vormen van populisme. Ten gevolge van de massacommunicatie bepaalde deze vorm van politiek, via het democratisch-electorale stelsel, besluitvormingsprocessen op zodanige wijze dat velen meenden dat de echte idealen die de samenlevingen in Europa zouden moeten dragen er bepaald niet door werden gerealiseerd. Kortom, democratie is een middel dat, naar haar aard, vele doelen kan dienen. Ons doel moet zijn, telkens weer dat ene identiteitselement te benadrukken dat, overigens pas in de e 20 eeuw, de misschien meest bijzondere karakteristiek geworden is van de Europese wereld. Neen, ik bedoel niet naastenliefde. Dat ethische ideaal is niet uniek voor Europa, noch voor het christendom, dat het naar Europa bracht. De plicht ertoe werd immers ook al benadrukt door Meester e K‟ung, oftewel: Confucius, in zijn Analecta, die dateren uit de 5 eeuw v.Chr., en het gebod leest men eveneens terug in de Koran. Neen, ik bedoel de geseculariseerde, de collectief, ja zelfs democratisch overeengekomen variant daarvan: maatschappelijke solidariteit, die wel uniek is voor Europa. Daarvan zijn alle andere mooie gedachten - rechtsstaat, tolerantie - slechts afgeleiden. Wanneer wie zich Europeaan willen noemen dat ideaal verwezenlijken, verwezenlijken zij ook een wereld die, in beweging met andere werelden, zal blijven bestaan.