Inhoud Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 3
Voedselrelaties
7
Voortplanting bij bloemplanten
53
1.1 Voedselkringloop
8
3.1 Bouw van een bloem en functie van de bloemdelen
54
3.2 Bestuiving en bevruchting
61
1.1.1 Soorten relaties tussen organismen
8
1.1.2 Indeling van de organismen volgens hun voedingsgewoonten
9
1.1.3 Voorstelling van voedselrelaties
12
3.2.1 Bestuiving
61
A Voedselketen
12
3.2.2 Voorbereiding van de bevruchting
65
B Voedselweb
13
3.2.3 Bevruchting
66
C Voedselkringloop
13 3.3 Ontwikkeling van een vrucht
1.2 Biodiversiteit 1.2.1 Relatie tussen biodiversiteit en ecosysteem
16
1.2.3 Relatie tussen biodiversiteit en ontspanning
o r P
1.2.4 Invloed van de mens op de biodiversiteit iversiteit
68
20
3.5 Kringloop Kringloo van de geslachtelijke voortplanting 68
22
Knipblad 1 Kn
23
Producenten doen aan fotosynthese
33
2.1 Planten vormen energierijke stoffen
34
2.2 Fotosynthese
39
2.2.1 Wat is fotosynthese?
39
2.2.2 Het belang van fotosynthese
43
2.2.3 Broeikaseffect en bio-energie
44
Verdieping
3.4 Ontwikkeling ntwikkeling wikkeling vvan een bloemplant
e v ef
1.2.2 Relatie tussen biodiversiteit en economie
Hoofdstuk 2
e i rs
16
67
49
74
1
VOEDSELRELATIES
In dit hoofdstuk bespreek je de soorten relaties tussen organismen. Je leert hoe voedselrelaties voorgesteld worden. Je gaat na wat het belang is van biodiversiteit en onderzoekt hoe de mens die biodiversiteit beïnvloedt.
7
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
1.1 VOEDSELKRINGLOOP 1.1.1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN De organismen die je aantreft in een biotoop zijn meestal afhankelijk van elkaar. Een merel zoekt een struik als beschermende omgeving om er een nest te bouwen. Een kever gebruikt de bladeren van die struik als voedsel en valt zo misschien ten prooi aan de merel. Er is met andere woorden een relatie tussen de organismen.
ONDERZOEKSVRAAG
Welke relaties zijn er tussen organismen in een biotoop? OPDRACHT Noteer bij elke afbeelding welke relatie er is tussen de organismen die je ziet. Relatie
e i s r e v ef
Afb. 1 hommel op echinaceabloem
o r P Afb. 2 ha haagwinde rond maïsstengel
Afb. 3 rups van de sint-jakobsvlinder op jakobskruiskruid
Afb. 4 regenwormen in compost
Afb. 5 merelnest in boom
BESLUIT In een biotoop zijn er verschillende relaties tussen organismen: • voedselrelaties • steunrelaties • beschermingsrelaties 8
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
1.1.2 INDELING VAN DE ORGANISMEN VOLGENS HUN VOEDINGSGEWOONTEN
ONDERZOEKSVRAAG
Hoe deel je organismen in volgens hun voedingsgewoonten? OPDRACHT Markeer in de fotolijst in het blauw alle namen van organismen die zich voeden met andere organismen of delen ervan. Info over de voedingsgewoonten van de verschillende organismen vind je in de tabel.
Afb. 6
Afb. 7
wilg
Afb. 10
Afb. 14
v e
o r P
gras
Afb. 15
kikker
Afb. 18
Afb. 12
mus
Afb. 13
kleine stinkzwam
bladluis
merel
Afb. 17
rozenstruik
Afb. 20
mol
Afb. 9
egel
Afb. 16
Afb. 19
kat
e i s r e
schimmel
Afb Afb. 11
naaktslak
Afb. 8
regenworm
Afb. 21
honingbij
sla 9
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
Infotabel Organisme bladluis
Zeer klein insect. Zuigt plantensappen.
egel
Zoogdier waarvan het merendeel van de haren vervormd is tot stekels. Voedt zich met kleine dieren zoals slakken, wormen en insecten.
gras
Kruidachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem.
honingbij
Stekend insect. Eet nectar en stuifmeel. Zet het grootste deel daarvan om in honing en bewaart die als wintervoorraad.
kat
Zoogdier. Voedt zich hoofdzakelijk met kleine dieren zoals muizen, vogels en spinnen.
bruine kikker
Amfibie. Eet insecten, wormen, slakken …
kleine stinkzwam
p afgestorve Paddenstoel. Komt voor op afgestorven plantendelen, waaruit hij toffen opneem energierijke voedingsstoffen opneemt. Daarbij komen mineralen vrij.
merel
annetje) of donkerbruine do Zwarte (mannetje) (wijfje) vogel. Voedt zich met kleine diertjes (wo (wormen, kevers ...), vruchten en zaden.
mol
mus
10
Wie eet wat?
e i s r e v f e ro
P
Klein zo zoogdier met zwarte vacht. Leeft onder de grond. Eet wo wormen, insecten en insectenlarven. Kleine, bruingrijze vogel. Voedt zich hoofdzakelijk met zaden. De jongen worden gevoed met insecten.
naaktslak
Slak zonder slakkenhuis. Voedt zich met planten.
regenworm
Worm die zich voedt met afgestorven organisch materiaal. Hij haalt er energierijke voedingsstoffen uit. Zijn uitwerpselen zijn rijk aan mineralen.
rozenstruik
Houtachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem.
schimmel
Organisme dat leeft op plantaardig of dierlijk materiaal. Het breekt weefsel af en neemt daaruit energierijke voedingsstoffen op. Daarbij komen mineralen vrij.
sla
Kruidachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem.
wilg
Houtachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem.
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
In de fotolijst zijn enkele namen van organismen niet gemarkeerd. Omcirkel wat juist is. Die organismen zijn allemaal planten / dieren / schimmels en paddenstoelen. zijn de enige organismen die zich niet voeden met andere organismen. Ze nemen uit hun omgeving water en mineralen op. Planten maken of produceren zelf energierijke voedingsstoffen (brandstoffen), zoals suikers (glucose en zetmeel) en vetten. Planten zijn producenten. Markeer in de infotabel op pagina xx de namen van de producenten in het groen.
Sommige van de organismen die in de fotolijst in het blauw gemarkeerd zijn, voeden zich met levende planten en dieren, of met delen van die organismen. Ze halen er energierijke stoffen en bouwstoffen uit, zoals eiwitten en mineralen. Die organismen verbruiken of consumeren andere organismen. Het zijn consumenten.
e i s r e
n in het blauw. Markeer in de infotabel de namen van de consumenten
Nu blijven er nog enkele organismen overr waarvan de namen niet gemarkeerd zijn. Waarmee voeden die zich?
v f e ro
P
Het zijn reducenten nten of opruimer opruimers.
len ener Reducenten halen energierijke stoffen en mineralen uit organisch afval. Organisch afval to bestaat uit afgestorven resten van planten en/of dieren. Reducenten gebruiken niet alle mineralen die vrijkomen. Een groot deel van de mineralen uit het organische afval komt, na de vertering door de opruimers, vrij in de omgeving. Die mineralen lossen meestal op in het bodemwater. Voor welke levende wezens zijn de vrijgekomen mineralen zeer belangrijk?
Markeer in de infotabel de namen van de reducenten in het geel.
BESLUIT Volgens hun voedingsgewoonten verdeel je organismen in: • producenten • consumenten • reducenten 11
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
1.1.3 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES
ONDERZOEKSVRAAG
Hoe stel je de voedselrelaties tussen organismen voor? 1.1.3 A Voedselketen Tijdens de biotoopstudie of een observatie in de tuin kun je de onderstaande situatie waarnemen. Een naaktslak is omhoog gekropen langs de tak van een appelboom en eet van een rijpe appel. Daar wordt de slak opgemerkt door een merel. De merel plukt het slakje weg en neemt het mee naar zijn nest, waar hij het voedt aan een van zijn hongerige jongen. Tijdens zijn nachtelijke strooptocht komt een wezel langs het nest en rooft het mereljong.
OPDRACHT Je kunt het verhaal korter voorstellen als je enkel de namen van de organismen gebruikt. Je verbindt de namen met pijlen, die aangeven welk organisme een ander organisme eet. De naaktslak die gegeten wordt door de merel stel je als volgt voor: naaktslak merel. Het verbindingspijltje betekent dus ‘wordt gegeten en door’. erhaal al een soort soortg Maak met alle vetgedrukte woorden uit het verhaal soortgelijke geordende voorstelling.
v f e
Dat is een voedselketen.
o r P
n: Noteer de namen van: en, - de producenten,
e i s r e
- de consumenten, en, ,
- de reducenten (opruimers). pr ,
Je ziet één producent. Op welke plaats staat de producent in de voedselketen?
Geef daar een verklaring voor.
Je ziet meerdere consumenten. De naaktslak voedt zich met planten / dieren. Ze is een consument van de eerste orde. De merel in deze voedselketen neemt voedingsstoffen op van de naaktslak. De merel is een consument van de tweede orde. Noem de consumenten van de derde orde in deze voedselketen.
Een voedselketen is een zeer eenvoudige voorstelling van voedselrelaties. In de natuur verloopt het ‘eten en gegeten worden’ heel wat complexer. 12
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
1.1.3 B Voedselweb
OPDRACHT Op de afbeelding zie je dat verschillende voedselketens door elkaar lopen en gemeenschappelijke schakels hebben. Dat is een voedselweb. Haal twee volledige voedselketens uit het voedselweb en noteer ze. 1.1.3 C Voedselkringloop In de voedselketen en het voedselweb vind je niets terug over het ontbindingsproces van de afgestorven resten van organismen. In de natuur worden die resten als voedsel gebruikt door opruimers. Organismen zoals regenwormen, paddenstoelen, schimmels en bacteriën halen er energierijke stoffen en bouwstoffen uit. Tijdens het verteringsproces komen mineralen en water vrij, die de organismen niet nodig orden en door de planten opgenomen. hebben. Die stoffen komen in de omgeving terecht en worden
e i rs
e v ef
OPDRACHT
In het onderstaande schema a vind nd je al die informatie info terug. schillende de organism De pijlen tussen de verschillende organismen stellen de richting van de voedselstroom voor. orga Noteer bij elke pijl wat het ene organ organisme opneemt van het andere. Kies uit: eralen - water en mineralen ffen en bouwstoffen ffe - energierijke stoffen PRODUCENT
o r P
CONSUMENT
Afb. 24
REDUCENT
organisch afval
Afb. 23
Afb. 25
bodemwater In de voorstelling zie je dat voedingsstoffen voortdurend doorstromen van het ene levende wezen naar het andere. Dat is een voedselkringloop. 13
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
BESLUIT Voedselrelaties kunnen voorgesteld worden als een:
• voedselketen • voedselweb • voedselkringloop
ONDERZOEKSVRAAG
Wat is het verschil tussen een voedselketen, een voedselweb en een voedselkringloop? OPDRACHT producenten - consumenten - reducenten Zijn die organismen aanwezig in een voedselweb? Leg het belang uit van die organismen voor de omgeving.
e i s r e v f e o r P
Verduidelijk wat een voedselkringloop anders ders maakt dan ee een voedselketen en een voedselweb.
BESLUIT
De voedselketen en het voedselweb tonen enkel de relatie tussen producenten en consumenten. De voedselkringloop toont ook het belang van reducenten en het voortdurende hergebruik van voedingsstoffen.
ONDERZOEKSVRAAG
Wat gebeurt er als een van de schakels in een voedselrelatie verdwijnt? OPDRACHT Bekijk afbeelding 22. Dat voedselweb geeft de situatie weer in een uitgestrekt landbouwgebied. De plantenetende insecten beschadigen de landbouwgewassen, waardoor de opbrengst vermindert. Dat probleem wordt vaak opgelost door het gebruik van een insecticide. Ga na welke invloed die ingreep heeft op de organismen binnen het voedselweb. 14
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
Wat gebeurt er met elke groep organismen? Zet een kruisje in de juiste kolom. Organismen
Geen invloed
Aantal neemt af
Aantal neemt toe
roofinsecten spinnen padden insectenetende vogels slangen haviken en uilen vossen konijnen eekhoorns muizen
e i s r e v f e ro
zaadetende vogels planten
antal dieren in de Wat is er gebeurd met het aantal deze biotoop?
P
Wat gebeurt er met het a aantal diersoorten in dit gebied als men regelmatig insecticiden gebruikt?
De natuur is verstoord, waardoor sommige organismen verdwijnen. De biodiversiteit, de verscheidenheid van organismen, in het gebied neemt af. Leg uit wat het uiteindelijke effect is op de opbrengst van de landbouwgewassen.
Is het probleem opgelost? Hoe kan het probleem op een milieuvriendelijke manier opgelost worden?
BESLUIT Als een schakel in de voedselketen verdwijnt, heeft dat gevolgen voor de volgende schakels. Als gevolg daarvan neemt de biodiversiteit af. 15
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
1.2 BIODIVERSITEIT Gedurende miljarden jaren heeft het leven op aarde zich ontwikkeld. Het resultaat is een enorme verscheidenheid van organismen.
Afb. 26 tropisch regenwoud
Afb. 27 gemengd bos
Afb. 28 toendra
Organismen zijn afhankelijk van elkaar en van hun leefomgeving. Zo vind je in een tropisch regenwoud andere organismen dan in een gemengd bos of in de toendra. Elke leefomgeving vormt een ecosysteem waarbinnen er een natuurlijk evenwicht is tussen producenten, consumenten en reducenten. Zonder ingrepen van buitenaf blijft dat systeem in evenwicht en blijft de omgeving gezond. nb
e i s r e
1.2.1 RELATIE TUSSEN BIODIVERSITEIT EN ECOSYSTEEM SYSTEEM
ONDERZOEKSVRAAG
v f e
o r P
Wat is het belang van biodiversiteit odiversitei voor het behoud van een ecosysteem?
Consument van 3e orde
Consument van 2e orde
C8
C5
Consument van 1e orde
Producent
Gebied 1
C1
P1
C9
C6
C2
P2
Gebied 2 Ce
C7
C3
P3
C4
P4
P5
Cc
Cd
Ca
Cb
Pa
Pb Afb. 29
De afbeelding laat twee voedselwebben zien, waargenomen in twee verschillende gebieden. De namen van de soorten organismen zijn vervangen door P = producent (plantensoort) C = consument van 1e orde (planteneter) C = consument van 2e orde (vleeseter die zich voedt met planteneter) C = consument van 3e orde (vleeseter die zich voedt met vleeseter) 16
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
OPDRACHT Vergelijk de variatie aan plantensoorten in beide gebieden. Wat stel je vast?
Hoeveel soorten organismen zijn betrokken bij het voedselweb in gebied 1?
Hoeveel soorten organismen zijn betrokken bij het voedselweb in gebied 2?
In welk gebied is de biodiversiteit bijgevolg het grootst? In beide gebieden is het ecosysteem in evenwicht. Door een verandering in de omgeving sterft in gebied 1 plantensoort 3 uit. Schrap die plantensoort op de afbeelding. e gevolgen g Onderzoek aan de hand van de vragen hieronder wat de van die verstoring zijn voor het evenwicht binnen het gebied.
e i s r e v f e ro
ntensoort nsoort 3 op de consumenten van de eerste Welke invloed heeft het verdwijnen van plantensoort orde in gebied 1?
P
Welke invloed heeft dat op de d consumenten van de tweede orde in het gebied?
Welke invloed heeft dat op de consumenten van de derde orde in het gebied?
Schrap in het voedselweb van gebied 1 alle uitgestorven diersoorten. Hoeveel soorten organismen zijn er in gebied 1 in totaal verdwenen? Hoeveel soorten organismen blijven er in het gebied over? Vul de tabel aan. Oorspronkelijk aantal soorten organismen
Totaal aantal soorten organismen dat uitsterft in het gebied
Totaal aantal soorten organismen dat overblijft in het gebied
Gebied 1 17
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
Door een verandering in de omgeving sterft in gebied 2 plantensoort a uit. Welke invloed heeft dat op de consumenten van de eerste orde in het gebied?
Welke invloed heeft dat op de consumenten van de tweede orde in het gebied?
Welke invloed heeft dat op de consumenten van de derde orde in het gebied?
Hoeveel soorten organismen zijn er in gebied 2 uiteindelijk elijk verdwenen?
e i s r e
Schrap die organismen op de afbeelding.
v f e ro
en er in het geb gebied over? Hoeveel soorten organismen blijven
Vul de tabel aan.
P
Oorspronkelijk aantal soorten organismen
Totaal aantal soorten organismen dat uitsterft in het gebied
Totaal aantal soorten organismen dat overblijft in het gebied
Gebied 2 Vergelijk de cijfers in beide tabellen. Wat stel je vast? Omcirkel wat juist is. Het verdwijnen van één plantensoort heeft de grootste invloed in gebied 1 / gebied 2. Dat is het gebied met de grootste / kleinste biodiversiteit.
BESLUIT Hoe kleiner de biodiversiteit, hoe kwetsbaarder het gebied. Hoe groter de biodiversiteit, hoe beter het evenwicht binnen een ecosysteem behouden kan blijven. 18
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
Extra OPDRACHT Bereken voor beide gebieden hoeveel procent van de soorten binnen het gebied uitgestorven is en hoeveel procent van de soorten er overblijft. De werkelijke aantallen neem je over uit de tabellen op de vorige pagina’s. Gebied 1 Werkelijke aantallen
%
Uitgestorven soorten Overblijvende soorten Oorspronkelijke soorten
100
Gebied 2 Werkelijke aantallen
%
Uitgestorven soorten
e i s r e
Overblijvende soorten Oorspronkelijke soorten
100
v f e
Vergelijk de procentuele verdeling van het aantal uit uitgestorven en overblijvende soorten in beide gebieden.
o r P
w juist is. Wat stel je vast? Vul aan en omcirkel wat
.
plan Het verdwijnen van één p plantensoort heeft de grootste invloed in gebied 1 / ft In dat gebied sterft de verstoring.
% van de soorten uit.
In het gebied met de grootste biodiversiteit overleeft
% van de soorten overleeft
% van de soorten de
verstoring. Het evenwicht binnen een ecosysteem blijft beter behouden als de biodiversiteit / klein is. Komt die vaststelling overeen met de vorige?
19
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
1.2.2 RELATIE TUSSEN BIODIVERSITEIT EN ECONOMIE
ONDERZOEKSVRAAG
Wat is het economische belang van biodiversiteit? Om met velen op deze planeet te kunnen overleven, heeft de mens gespecialiseerde activiteiten ontwikkeld. Zo zorgt de landbouwsector voor voedsel en voor grondstoffen voor de industrie. Het is interessant als de gekweekte gewassen en dieren snel groeien, weinig ziektegevoelig zijn en bijgevolg voor een goede opbrengst zorgen. De landbouwer is al sinds duizenden jaren op zoek naar gewassen en dieren die die interessante kenmerken bezitten.
OPDRACHT In deze oefening vind je - verschillende activiteiten van de mens; - het aspect van de natuur dat interessant is voor een van die activiteiten; - het voordeel dat de mens uit dat aspect haalt.
e i rs
Bekijk de afbeeldingen en lees de bijschriften. nmerk van de natuur en het juiste Markeer in de oefening elke activiteit, het juiste kenmerk ur. voordeel voor de mens in de opgegeven kleur.
o r P
Afb. 30 waterwinningsgebied gebied
Activiteit
Afb. 31 weide met vee en akkergebied
Afb. 32 gemengd bos
Interessant kenmerk van de natuur
Voordeel voor de mens
landbouw (groen)
niet-vervuilde zones voor waterwinning
voldoende bevoorrading van houtproducten
houtbedrijf (oranje)
snelgroeiende en sterke rassen van gewassen en vee
levering van leidingwater van goede kwaliteit
waterwinning (blauw)
voldoende bossen met een grote verscheidenheid aan bomen
rijke oogst, grote vleesen melkopbrengst
Afb. 33 viswater
20
e v ef
Afb. 34 geneeskrachtige wilde plant
Afb. 35 bloemenweide
Activiteit
Interessant kenmerk van de natuur
Voordeel voor de mens
farmaceutische nijverheid (groen)
geneeskrachtige eigenschappen van plantensoorten
voldoende productie van honing
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
bijenteelt (oranje)
verscheidenheid aan vissoorten en de grootte van vispopulaties
mogelijkheden voor ontdekking van nieuwe geneesmiddelen
visserij (blauw)
grote verscheidenheid aan kleurrijk bloeiende planten die bloeien op verschillende momenten
behoud van voldoende vispopulaties om een goede vangst te garanderen
Naargelang zijn activiteit is de mens geïnteresseerd in bepaalde aspecten van de biodiversiteit.
OPDRACHT Verbind in de tabel elke economische sector met de voor die sector belangrijke biodiversiteitskenmerken. Trek de verbindingslijn in de kleur die voor de sector gebruikt is.
e i s r e v f e ro
VOEDINGSSECTOR
P
grote variatie sen aan dierenrassen n waaruit men kan t selecteren in functie van opbrengst (vlees, melk, eieren)
ENERGIESECTOR
grote variatie aan plantensoorten waaruit men kan selecteren in functie van opbrengst (eetbare vruchten, ten, wortels, stengels, tengels, ren ...) bladeren
e variatie aan grote boomsoorten msoorten met diverse houtkwaliteiten houtkwa houtkwal
BOUWSECTOR
gr g grote diversiteit aan kleurrijk bloeiende planten
uitgestrekte bossen
aanwezigheid van opvallende, soms spectaculaire dieren plantensoorten
grote variatie aan plantensoorten waaruit men kan selecteren in functie van het oliegehalte
grote diversiteit van planten en dieren in een rustige, natuurlijke omgeving
TOERISTISCHE SECTOR
BESLUIT Een grote biodiversiteit is nodig voor het ontwikkelen van verschillende economische sectoren. 21
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
1.2.3 RELATIE TUSSEN BIODIVERSITEIT EN ONTSPANNING
ONDERZOEKSVRAAG
Is er een relatie tussen biodiversiteit en ontspanning? OPDRACHT Bekijk de foto’s en lees de bijschriften. Markeer in de oefening elke activiteit, het juiste kenmerk van de natuur en het juiste voordeel voor de mens in de opgegeven kleur.
e i rs
e v f e ro
Afb. 36 bos met speelweide
Afb. b. 37 natuur als wan wa wandelgebied
Afb. 38 beschermd natuurgebied
Inter Interessant kenmerk van de natuur
Voordeel voor de mens
aantrekkelijke, opvallende, soms spectaculaire planten- en diersoorten in een wilde omgeving
leuke, soms avontuurlijke plek om buiten te spelen
spelend kind (oranje)
rijkdom aan soorten, grote diversiteit van planten en dieren, schoonheid van de natuur
aantrekkelijk toeristisch aanbod, mooi en soms uitdagend
toerisme (blauw)
voldoende ruimte, groen, wilde natuur, een beetje avontuurlijk maar niet gevaarlijk
mogelijkheid om rijke en gevarieerde natuur te observeren
Activiteit
P
natuurliefhebber eb ebbe (groen)
BESLUIT Een grote biodiversiteit geeft meer mogelijkheden tot ontspanning en draagt bij tot het welbevinden van de mens. 22
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
1.2.4 INVLOED VAN DE MENS OP DE BIODIVERSITEIT Onder invloed van de activiteiten van de mens is het landschap veranderd. Het natuurlijke landschap is vervangen door - landbouwlandschap, - woonlandschap, - industrielandschap.
ONDERZOEKSVRAAG
Welke invloed heeft het landschap op de biodiversiteit? OPDRACHT Verbind elk landschap met een of meer organismen die in dat landschap voorkomen. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur waarmee de foto omkaderd is. Info over de biotoopvereisten van de organismen vind je in bijlage 1. Afb. 43 ijsvogel
Afb. 51 vos
e v ef
Afb. 44 libel
Afb. 52 regenworm
Afb.. 39 natuurlijk atuurlijk landschap landsch landscha
Afb. 45 orchis
o r P
Afb. 46 wild konijn
Afb. 53 zandoogje
Afb. 54 bruine kikker
Afb. 40 landbouwlandschap Afb. 47 paardenbloem
Afb. 55 eikvaren
Afb. 48 vliegenzwam
Afb. 56 struikheide
Afb. 41 woonlandschap (stadskern) Afb. 49 merel
Afb. 57 gras
Afb. 50 eekhoorn
Afb. 58 mus
Afb. 42 industrielandschap
23
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
Welk gebied bezit de grootste biodiversiteit?
Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het landbouwlandschap.
In de landbouwsector zie je dat kleine velden meer en meer samengevoegd worden tot grote akkers. Houtkanten en akkerzomen met kruiden verdwijnen en de biodiversiteit vermindert nog meer. Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het woonlandschap.
Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het industrielandschap.
BESLUIT
o r P
e i s r e v ef
Het soort landschap schap is bepalend bepale voor de biodiversiteit in een gebied.
24
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
ONDERZOEKSVRAAG
Welke ingrepen van de mens hebben een negatieve invloed op de biodiversiteit? Bij het omvormen van een natuurlijk landschap tot een landbouw-, woon- of industrielandschap wordt een deel van de natuur vernield.
Afb. 59 honingbij
Afb. 60 edelhert
De natuurgebieden die overblijven zijn klein en grenzen niet meer aan elkaar. Door de fragmentatie (versnippering) van natuurgebieden wordt het er voor sommige dieren onleefbaar.
e i rs
Grotere zoogdieren, zoals het edelhert, kunnen niet meer van an het ene naar het andere gebied om een partner te zoeken. Na verloop van tijd sterven zulke e diersoorten ersoorten uit.
e v ef
Ook voor sommige insecten is de versnippering landschap dodelijk. In de kleine gebieden g van het landscha landsch is de variatie aan bloemplanten klein. Waarr vroeger gedurende het hele zomerseizoen bloeiende oeger geduren planten aanwezig waren, zijn er nu periodes nectar en stuifmeelproducerende bloemen. riodes des zonder n nec Honingbijen, hommels en vlinderss vinden nden daardoor daardo te weinig voedsel. Ze slagen er niet in om voldoende voorraad aan te leggen ggen n voor de koude ko koud periode. Daardoor verzwakt de soort, worden de dieren vatbaarder voor ziekten ekten en planten ze zich niet voort.
o r P
Als de insecten uitsterven, de bestuiving en de zaadvorming van de bloemplanten in het ven, komt d gebied in gevaar. Daardoor neemt het aantal bloeiende planten nog verder af. or ne Het verdwijnen van de insecten heeft ook gevolgen voor de groente- en fruitteelt. Geef daar een verklaring voor.
Afb. 61 ronde zonnedauw
Afb. 62 moeraswolfsklauw
Planten die houden van voedselarme grond, zoals zonnedauw en moeraswolfsklauw, verdwijnen door overbemesting. Andere soorten, zoals de grote brandnetel, houden van een rijke bodem en gaan overheersen op overbemeste gronden. 25
Voedselrelaties
Afb. 63 reuzenbalsemien
Afb. 64 Aziatisch veelkleurig lieveheersbeestje
Afb. 65 grote waternavel
HOOFDSTUK 1
Afb. 66 tijgerspin
Door de industrialisatie, de grotere mobiliteit van de mens en het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw zijn er bewust en onbewust organismen uit ander streken in ons leefgebied terechtgekomen. Die exotenimport is niet altijd een verrijking van de biodiversiteit. De reuzenbalsemien en de grote waternavel zijn ingevoerd als tuinplanten. De zaden van de reuzenbalsemien hebben zich zeer snel in de omgeving verspreid. De plant, afkomstig uit de Himalaya, heeft intussen het veel kleinere inheemse springzaad verdrongen. De grote waternavel emigreerde uit tuinvijvers naar beken. De plant, afkomstig uit warmere streken, vermenigvuldigt zich zeer snel. Hij verdringt alle andere planten en vormt een dikke deklaag op het wateroppervlak. Daardoor kan er onvoldoende licht in het water doordringen. Dat is dodelijk voor planten die onder het wateroppervlak leven en voor waterdieren.
e i rs
estrijd j In planten- en fruitkwekerijen werd in de vorige eeuw, ter bestrijding van bladluizen, het ter en bijgev Aziatische lieveheersbeestje ingevoerd. Die exoot is groter bijgevolg hongeriger dan de ebied d echter niet nie tot de plantenkwekerijen. inheemse soorten. De beestjes beperken hun leefgebied n voedselconcurrent voedselconcurre selconcurr Ze zijn intussen overal uitgezwermd en zijn een geworden voor het inlandse te soort oort is intusse zevenstippige lieveheersbeestje. Die laatste intussen sterk in aantal verminderd.
e v ef
k onbewust voo Het transport van goederen zorgt vaak voor de import van exoten. secten, en, spinnen .... als verstekeling mee en verspreiden ze zich daarna Zo reizen zaden, vruchten, insecten, in het nieuwe leefgebied. De tijgerspin is da daarvan een voorbeeld. Ook dat dier kan hier overleven.
o r P
Afb. 67 groot waterverbruik
Door het grote waterverbruik daalt de stand van het grondwater in Vlaanderen. Als gevolg daarvan vallen moerassen, sloten en plassen droog in de zomerperiode. Heel wat dieren en planten kunnen daardoor niet meer overleven. Geef twee voorbeelden van dieren die daardoor bedreigd zijn.
BESLUIT De biodiversiteit wordt negatief beïnvloed door onder andere:
26
• de versnippering van natuurgebieden
• de import van exoten
• de overbemesting
• het grote waterverbruik
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
ONDERZOEKSVRAAG
Welke ingrepen van de mens hebben een positieve invloed op de biodiversiteit?
Afb. 68 Wegberm 1 wordt tweewekelijks gemaaid.
Afb. 69 Wegberm 2 wordt begin juli en eind september gemaaid.
OPDRACHT Welke wegberm vertoont de grootste biodiversiteit?
Geef daar een verklaring voor.
e i s r e v f
Afb. 70 randbegroeiing bij een bebouwde akker
Afb. 71 wegberm in de buurt van akkerland.
Op afbeelding 63 zie je de natuurlijke plantengroei aan de rand van een bebouwde akker. De strook wordt telkens mee bemest met de akker. Daardoor ontstaat er overbemesting. Op afbeelding 64 zie je de natuurlijke plantengroei op een strook die iets verder van de bebouwde akker ligt. Op die strook doet men aan maaibeheer. Er wordt tweemaal per jaar gemaaid, begin juli en eind september. Het maaisel wordt onmiddellijk na het maaien afgevoerd naar het groenpark. Daardoor verdwijnen er na elke maaibeurt voedingsstoffen uit het terrein. Waar zie je de grootste biodiversiteit?
Door welke factor wordt de biodiversiteit beïnvloed?
Door het verarmen van de bodem neemt de biodiversiteit toe / af. 27
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
Natuurherstel
Afb. 72 lorkenbos
Afb. 73 ontbost stuk
Afb. 74 afgeplagd stuk
Afb. 75 graafmachine graafmach gebouwd voor het afplaggen
e i rs
e v ef
In sommige natuurgebieden gaat men en zeer er drastisch te werk om de natuur te herstellen. teit eit te bevordere bevorderen Het doel daarvan is de biodiversiteit bevorderen.
o r P
oductiebos van lork. Het bos werd aangeplant in de Op afbeelding 72 zie je een productiebos pronkelijk kelijk was he het een heide- en loofbosgebied. Nu probeert men de vorige eeuw. Oorspronkelijk e begroeiing te h he oorspronkelijke herstellen door de bodem te verarmen. do op af Wat is er gebeurd afbeelding 73?
De bovenste bodemlaag bestaat uit de strooisellaag en humus (verteerd plantenmateriaal). Op afbeelding 74 is de bovenste bodemlaag weggeschraapt, afgeplagd, tot op de onderliggende zandlaag. Dat gebeurt zeer omzichtig, met speciaal daarvoor ontwikkeld materiaal. In de nu blootliggende laag zitten nog zaden van planten die al een hele tijd verdwenen zijn.
Afb. 76 na één jaar herstel
Afb. 77 na drie jaar herstel
Afb. 78 na acht jaar herstel
Wat stel je vast als je de plantenvariatie op afbeelding 72 vergelijkt met die op afbeeldingen 76, 77 en 78?
28
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
Nu leven er in het gebied diersoorten die er al een hele tijd verdwenen waren. Daar zijn enkele rodelijstsoorten bij. De rode lijst geeft een opsomming van organismen die met uitsterven bedreigd zijn en bij wet beschermd worden. Voorbeelden zijn de boompieper, de boomleeuwerik, de nachtzwaluw, de wespendief en de levendbarende hagedis. Ook planten zoals zonnedauw, moeraswolfsklauw en stekelbrem komen opnieuw voor.
Graag beter beeld aub
Afb. 79 boompieper
Afb. 80 levendbarende hagedis
Door de grotere biodiversiteit vinden organismen er makkelijker geschikt voedsel en is het natuurlijke evenwicht minder kwetsbaar.
e i rs
Ook minder drastische ingrepen kunnen problemen oplossen. n oploss oplosse
e Afb. 81 ecoduct
Afb. 82 houtkant
Grote autowegen vormen voor heel wat dieren een barrière. Dat probleem kan men oplossen door een ecoduct aan te leggen. Ook houtkanten, hagen, geknotte bomen ... bieden een schuilplaats en verschaffen voedsel aan heel wat kleine diersoorten.
BESLUIT De biodiversiteit wordt positief beïnvloed door onder andere: • het maaibeheer • het natuurherstel • de bescherming van bedreigde organismen (rodelijstsoorten)
29
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun jij meewerken aan het bevorderen van biodiversiteit? OPDRACHT Onze westerse manier van leven maakt het drinkwater schaarser, de lucht vuiler en beïnvloedt het klimaat. Dat heeft een negatieve invloed op de biodiversiteit. Als we de omgeving leefbaar willen houden, moeten we met z’n allen een inspanning doen. Noteer in de tabel wat jij zelf kunt doen. Zorg dat je inspanning een positief effect heeft op het milieu en bijgevolg ook op de biodiversiteit.
In huis
e i s r e v f e ro
In de tuin
Op school of op het werk
In de winkel
P
In de vrije tijd
Op reis
BESLUIT Milieuvriendelijk gedrag is goed voor de biodiversiteit. 30
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
OM TE ONTHOUDEN 1.1 Voedselrelaties Vul aan of omcirkel. -
is een opeenvolging van organismen waarin elk organisme als voedsel dient voor het volgende.
-
bestaat uit meerdere met elkaar verbonden voedselketens.
-
is een voorstelling die weergeeft welke weg de voedingsstoffen doorlopen tussen producenten, consumenten en reducenten.
-
is de verscheidenheid van organismen in een gebied.
- Het verwijderen van één schakel in een voedselketen heeft wel een / geen invloed op de andere schakels. De biodiversiteit vermindert.
e i s r e v f e ro
dselrelaties Vervolledig het schema voorstellingen van voedselrelaties.
or een andere vvoorstelling. Elke anders gekleurde zone staat voor
P producent 1
consument 1
producent 2
consument 4
VOEDSEL
consument 2
consument 3
consument 5 VOEDSEL
mineralen en water
reducent
VOEDSEL
alle schakels aanwezig = natuurlijk evenwicht = grote biodiversiteit
31
Voedselrelaties
HOOFDSTUK 1
OM TE ONTHOUDEN 1.2 BIODIVERSITEIT Biodiversiteit is de verscheidenheid van organismen in een leefgebied. Belang van biodiversiteit
E E N
G R O T E
B I O D I V E R S I T E I T
is onder andere belangrijk voor
behoud van
ontspanning en
het evenwicht
welbevinden
in de ecosystemen
e i rs
MEER KANS OM MET VELEN ELEN TE OVERLEVEN OP DEZE PLANEET ZE PLANEE
o r P
e v ef
e biodiversit Menselijke factoren die de biodiversiteit negatief beïnvloeden: Menselijke factoren die de biodiversiteit positief beïnvloeden: -
32
economie
HOOFDSTUK 1
Voedselrelaties
EVALUEER JEZELF 1 Voedselrelaties 1.1 Voedselkringloop 1.1.1 Soorten relaties tussen organismen Datum Wat kun je?
Pagina
1 enkele relaties tussen organismen opsommen
1.1.2 Indeling van de organismen volgens hun voedingsgewoonten Datum Wat kun je?
Pagina
1 organismen indelen in producenten, consumenten, reducenten (opruimers) 2 uitleggen wat producenten zijn 3 uitleggen wat consumenten zijn 4 uitleggen wat reducenten zijn 5 uitleggen wat het nut is van reducenten
1.1.3 Voorstelling van voedselrelaties Datum Wat kun je?
e i s r e v f e ro
Pagina
1 uitleggen wat een voedselketen is 2 uitleggen wat een voedselweb is
3 uitleggen wat een voedselkringloop is
4 uitleggen waarom elke schakell in een keten belangrijk is be 5 een voedselketen opbouwen 6 een voedselweb opbouwen n
7 een voedselkringloop oop opbouwen
P
8 uitleggen wat biodiversiteit biodiversite is
1.2 Biodiversiteit Datum Wat kun je?
Pagina
1 het begrip ecosysteem uitleggen
1.2.1 Relatie tussen biodiversiteit en ecosysteem Datum Wat kun je?
Pagina
1 het ecologische belang van biodiversiteit verklaren
1.2.2 Relatie tussen biodiversiteit en economie Datum Wat kun je?
Pagina
1 het economische belang van biodiversiteit verklaren
1.2.3 Relatie tussen biodiversiteit en ontspanning Datum Wat kun je?
Pagina
1 het verband aantonen tussen biodiversiteit en ontspanning
1.2.4 Invloed van de mens op de biodiversiteit Datum Wat kun je?
Pagina
1 uitleggen welke ingrepen in het landschap een negatieve invloed hebben op de biodiversiteit 2 enkele voorbeelden geven van positieve invloeden op biodiversiteit 3 uitleggen waarom import van exoten negatief is voor het milieu 4 uitleggen wat het negatieve effect is van fragmentatie van het landschap 5 uitleggen hoe jij de biodiversiteit positief kunt beïnvloeden 33