Productie door de burger Democratischer dan volksvertegenwoordiging
Jurgen van der Heijden
1
Productie door de burger Democratischer dan volksvertegenwoordiging Jurgen van der Heijden
2
3
Productie door de burger Democratischer dan volksvertegenwoordiging Jurgen van der Heijden
ISBN 978-90-5972-551-5 (paperback) ISBN 978-90-5972-552-2 (ebook)
Uitgeverij Eburon Postbus 2867 2601 CW Delft tel.: 015-2131484 / fax: 015-2146888
[email protected] / www.eburon.nl (NL) Omslagontwerp: Studio inger ott © 2011 Jurgen van der Heijden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior permission in writing from the proprietor. © 2011 Jurgen van der Heijden. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende.
4
5
Inhoud Voorwoord 1 Grote vraag, klein antwoord 2 Feiten 13 Vereniging Duurzaam Soesterkwartier www.duurzaamsoesterkwartier.nl 1. Straatprojecten energiebesparing 2. Een wijkmolen 3. Zon op school 4 De Woonwerkplaats Het Groene Spoor www.antenna.nl/deeez/groenespoor00.html Wagenspeelplaats www.wagenspeelplaats.nl Interpretatie van de feiten 3 Niet Obama, maar de burger Wat regeringen doen, maar burgers beter kunnen Au revoir enfants de la patrie Intermezzo De V-, de Y- en de W-beweging 4 Triomf en tragedie van interactieve beleidsvorming Formeel vol, materieel leeg 5 Van ontwikkelen naar exploitatie 5.1 Visie op PPPS en de Wagenwerkplaats Waardecreatie 5.2 Het opzetten van de PPPS De keuze voor de gebruiker als co-producent Intermezzo Creatieve recombinatie The Memphis Manifesto Stenen en planten Open deur 5.3 Methode Methode 1: v inden en versterken wat er al aan maatschappelijk ondernemerschap is Methode 2: mensen stimuleren om maatschappelijk te gaan ondernemen Leidt participatie tot meer participatie? 6 Grondslagendebat Omkering Publiek en privaat domein 7 Conclusie Literatuur Over de auteur 6
7
9 11 14 14 14 14 14 15 15 15 17 17 18 20 20 23 26 27 27 29 30 30 32 32 32 33 33 35 37 38 39 41 42 43 45 48 49
Voorwoord Burgers nemen de productie over van energie, voedsel, natuur, zorg, ontwikkelingssamenwerking, mobiliteit, veiligheid en nog veel meer. Er is vrijwel geen maatschappelijke sector of burgers nemen initiatief. Dit boekje laat zien hoe dat gaat in Amersfoort in het Soesterkwartier, en hoe overheden en bedrijven daaraan kunnen meewerken. Wat blijkt, is hoe burgerinitiatief het niveau overstijgt van de buurtbarbecue en de kinderspeelplaats, hoewel deze laatste ook een project is van de bewoners in het Soesterkwartier. Daar blijft het echter niet bij een enkel initiatief, maar rolt het verder. Deze bewoners nemen het voortouw in de economische ontwikkeling van hun gebied. Als burgers eenmaal zelf aan de slag gaan in het publieke domein, dan zijn ze niet meer te stoppen. Dat bewijzen de mensen in Amersfoort en op heel veel andere plaatsen in Nederland. Belangrijk is dat zij met eigen plannen aan het werk gaan en niet hun energie verliezen aan verzet tegen plannen van anderen, waaronder de overheid. Dat slaat dood, terwijl eigen initiatief alleen maar meer initiatief oproept. Zo zijn de mensen in het Soesterkwartier intussen ook een eigen verkeerstuin begonnen, bovenop alle activiteit die in dit boekje beschreven staat. Waarom is dit van het grootste belang? Ongeacht de politieke kleur van welk kabinet, college van GS of van B&W ook, er zal hoe dan ook bezuinigd worden, simpel omdat de samenleving te veel kosten heeft: vergrijzing, staatsschuld, zorg, infrastructuur, grondstoffen, klimaatverandering en nog veel meer. De voortgaande bezuinigingen doen een beroep op de zelfredzaamheid van mensen. Zij kunnen dit als individuen en bedrijven oppakken, en als burger. Als burgers kunnen mensen het hun gemeenschappelijke probleem maken dat de zorg onbetaalbaar wordt, of energie, of mobiliteit. Samen nemen zij het initiatief om hiervoor collectieve oplossingen te vinden die niemand uitsluiten. Voorbeeld van zo’n initiatief is het buurtenergiebedrijf in het
8
9
1 Grote vraag, klein antwoord Soesterkwartier. Nederland kent intussen enkele tientallen buurt energiebedrijven en hun aantal groeit snel. Door zelf te zorgen voor onder andere energie, natuur, zorg, of veiligheid nemen bewoners op zich om de waarde van hun woongebied te vergroten. Dat heeft niet alleen betekenis voor hun eigen kwaliteit van leven, maar ook voor de waarde van alle investeringen in dat gebied. Daarin zitten bijvoorbeeld de pensioenen van particuliere woningbezitters, lokale winkeliers en vele anderen, voor zover pensioenfondsen beleggingen in het gebied hebben. Zo krijgt burgerinitiatief een geheel andere betekenis. In plaats van consument te zijn van het gebied waarin hij woont, en van producten als zorg en voedsel, gaan burgers daarnaast produceren. Als heel veel burgers dat op heel veel plaatsen gaan doen, dan ontstaat een grote economische en maatschappelijke kracht. Dit boekje laat daarvan niet alleen een sterk voorbeeld zien, maar laat ook zien welke vragen dat oproept over onder meer overheid en democratie. Dit boekje is opgedragen aan de mensen van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier. Castricum, juni 2011 Jurgen van der Heijden
10
I
s het voor het eerst in de moderne geschiedenis mogelijk om te wijzen op mensen die zichzelf volledig zelfstandig democratisch besturen? Grote vraag, klein antwoord, de casus Wagenwerkplaats Amersfoort. Idee is dat toekomstige bewoners van deze nieuwe wijk aandeelhouders zijn in de productie van energie, groen, wonen en veel meer. Bewoners van de naastgelegen wijk, het Soesterkwartier, zetten nu stappen in die richting. Voor zichzelf en hun eigen wijk natuurlijk, maar ook om dit straks uit te bouwen met bewoners van de Wagenwerkplaats. Met groenbeheer zijn zij al langer bezig en met de productie van wonen en vooral energie hebben zij een voortvarend begin gemaakt. Zij democratiseren de productie door die in eigen handen te nemen. Dat is een stap richting zelfbestuur die meer democratie brengt dan enkel volksvertegenwoordiging kan brengen. Zonder twijfel zijn er historische en hedendaagse voorbeelden van gemeenschappen die in hoge mate zichzelf besturen. Denk aan gemeenschappen langs de Amerikaanse oostkust waar sinds hun ontstaan iedereen mag meepraten over publieke zaken. De beperking van deze voorbeelden is dat zij enkel betrekking hebben op controle van de overheid. In geval van het Soesterkwartier, en vergelijkbare plaatsen in Nederland en daarbuiten, neemt de gemeenschap de productie van goederen over uit handen van overheden en ook bedrijven. Dat is een vorm van democratie die lang geen belangstelling meer heeft gehad, maar interessante impulsen kan geven aan het debat over burger en democratie. Doel van dit essay is om die impuls te versterken. Doel is ook om verslag te doen van de casus Wagenwerkplaats, en hoe daar is gewerkt in het kader van het programma ‘In Actie met Burgers’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In dit essay staan de feiten uit de casus Wagenwerkplaats centraal. Zij komen als eerste aan de orde en daarna hun interpretatie. Dat begint met een schets hoe maatschappelijke sturing zich steeds verder richting de burger beweegt en uit de richting van regeringen en hun leiders. Belangrijk binnen die beweging is interactieve be-
11
2 Feiten leidsvorming, waarmee de casus Wagenwerkplaats ooit is begonnen. Dat komt aan de orde en daarna hoe tegenwoordig op de Wagenwerkplaats wordt samengewerkt tussen publieke en private partijen en particulieren, hoe zij daarmee verder kunnen gaan en welke methoden zij daarbij kunnen toepassen. Dat geeft tot slot aanleiding tot een grondslagendebat over verschijnselen als vrijheid en democratie. Dat debat is een aanzet tot een groter antwoord, dan alleen de casus Wagenwerkplaats, op de vraag of het voor het eerst mogelijk is om te wijzen op mensen die zichzelf volledig zelfstandig democratisch besturen.
12
O
p loopafstand van station Amersfoort ligt een terrein van 25 ha dat niet meer in gebruik is, de Wagenwerkplaats. Deze locatie is geschikt voor 500 woningen. Daarnaast ligt een rangeerterrein, dat nog wel in gebruik is, en dat eveneens geschikt is voor 500 woningen. Onder de naam Wagenwerkplaats is voor het hele gebied een visie vastgesteld door de grondeigenaar, NS Poort, de gemeente en een groep burgers: wonen in het westelijk gedeelte, economische functies naar het station toe en in het centrumgebied, waar monumentale gebouwen staan, een broedplaats voor cultuur, onderwijs en creatieve bedrijvigheid. De ontwikkeling van het gebied vindt plaats binnen een bijzondere constructie: de PPPS-, Publiek, Privaat, Particuliere Samenwerking. NS Poort, gemeente en burgers werken hierin nauw samen. Tweewekelijks is er een kleine regiegroep, die de aansturing van het gehele project doet vanuit de PPPS. Resultaten tot nu toe zijn een maatschappelijk breed gedragen visie en er is een (concept)masterplan voor de bouw. In de broedplaats worden momenteel twee gebouwen gerestaureerd en volgende staan op het programma. Een aantal gebouwen is al verhuurd, waarvan enkele al sinds 2003. Met de gegadigden voor het huren van de overige ruimten is in oktober 2009 een eerste bijeenkomst geweest. Tijdens de ‘Duurzaamheiddagen’ die in november 2009 zijn gehouden, is nagedacht over mogelijkheden om de Wagenwerkplaats duurzaam te ontwikkelen. Dit evenement leverde een nieuwe impuls aan het burgerinitiatief en leidde mede tot de oprichting van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier. Al langer actief is de stichting Het Groene Spoor, die zich inzet voor het Groene Lint: het verbinden van de binnenstad met de groene omgeving van Amersfoort. Het groene lint gaat over de Wagenwerkplaats en als eerste grote onderdeel zal op korte termijn een natuurspeelplaats op het terrein worden gerealiseerd, de Wagenspeelplaats. Deze groene beweging kon ontstaan dankzij een succesvolle samenwerking tussen gemeente, NS Poort en het Burgerinitiatief
13
Wagenwerkplaats. Er waren al een aantal goede voorwaarden aanwezig, waaronder vertrouwen. Zie daarover het boek ‘Het wonder van de Wagenwerkplaats’. [1] Vereniging Duurzaam Soesterkwartier www.duurzaamsoesterkwartier.nl Deze vereniging is een initiatief van en voor betrokken bewoners uit het Soesterkwartier. Zij zet zich in voor energiebesparing en het opwekken van duurzame energie, en daaruit kan op termijn een eigen lokaal duurzaam energiebedrijf voortkomen. Verder richt de vereniging zich op duurzaam bouwen. Nu op de agenda staan de volgende thema’s: 1. Straatprojecten energiebesparing In de Roerstraat werken de bewoners samen aan energiebesparing. Zij kopen samen besparende maatregelen in. Dat is voordeliger en ook gezelliger. De vereniging wil het succes in de Roerstraat wijkbreed doorzetten. 2. Een wijkmolen Samen met wijkbewoners wil de vereniging investeren in een windmolen en daarmee eigen stroom op aantrekkelijke wijze duurzaam opwekken. 3. Zon op school Met zonnepanelen kunnen scholen zich op zichtbare wijze voorzien van schone energie. De vereniging zet zich in om de scholen in de wijk aan te sluiten op ‘de zon’. 4 De Woonwerkplaats De vereniging wil het initiatief nemen voor de ontwikkeling van een eco-wijk, de Woonwerkplaats. Deze naam heeft te maken met het ontwikkelen en beheer van de wijk waarbij de bewoners een belangrijke rol vervullen. Ook de menging met bedrijvigheid speelt een rol. De belangrijkste thema’s voor een eco-wijk zijn: 1 Cees Anton de Vries, Josje Kuenen (2008), Het wonder van de Wagenwerkplaats, Succesvolle gebiedsontwikkeling door publieke, private en particuliere partijen in Amersfoort, Habiforum, Gouda.
14
1. Door en voor bewoners / gebruikers / bedrijven 2. Energieneutraal 3. Duurzaam bouwen 4. Duurzame stedenbouw / prettig wonen 5. Wandelen, fietsen en openbaar vervoer vervangt auto Het Groene Spoor www.antenna.nl/deeez/groenespoor00.html De stichting Het Groene Spoor beoogt op en rond de Wagenwerkplaats in Amersfoort een natuurrijke, recreatieve, kindvriendelijke en klimaatbestendige verbindingszone te ontwikkelen, realiseren en beheren. Met het Groene Spoor wil de stichting een positieve bijdrage leveren aan: • het behouden van groeiplaatsen voor spoorwegnatuur • het creëren van waardering voor dit soort natuur door voorlichting • meer veilige en avontuurlijke ruimten in de stad (natuurspeelplekken) • het stimuleren van bewegen voor jong en oud • het stimuleren van ontmoetingen tussen alle culturen en leeftijden • een duurzame stad met aandacht voor o.a. groen, stedelijk klimaat, schone lucht, CO2 reductie • bewonersparticipatie en een breed gedragen bewonersnetwerk Wagenspeelplaats www.wagenspeelplaats.nl De stichting het Groene Spoor heeft vergevorderde plannen om op het terrein van de wagenwerkplaats de Wagenspeelplaats te realiseren. Het is de bedoeling dat de ruimte wordt ingericht met elementen die tot spelen uitnodigen, zoals bij natuurspeelplaatsen, maar dan gericht op de locatie, dus met aan de NS gerelateerde objecten. Eerste realisatie van de plannen is nu aan de orde met het geschikt maken van het terrein. Interpretatie van de feiten Wie de feiten laat spreken, ziet dat de vereniging Duurzaam Soesterkwartier en de stichting Het Groene Spoor veel kracht aan de dag leggen. De vereniging is tot leven gekomen na een impuls van de
15
3 Niet Obama, maar de burger gemeente, samen met de VNG, met als brandpunt de Duurzaam heiddagen. Die impuls bestond uit het idee een lokaal duurzaam energiebedrijf op te richten, maar dit was nauwelijks nodig. De bewoners zijn vrijwel onmiddellijk met het idee aan de haal gegaan, omdat de voedingsbodem daarvoor al aanwezig was, en hebben sindsdien de vereniging opgericht. Die is intussen gegroeid en heeft bijvoorbeeld het idee van de Woonwerkplaats ontwikkeld. Het Groene Spoor heeft in die periode het idee van de Wagenspeelplaats van idee richting werkelijkheid gebracht. Wat is de interpretatie van al deze feiten? Hoe verhoudt bijvoorbeeld dergelijk burgerinitiatief zich tot wat regeringen doen, maar vaak niet kunnen?
16
Wat regeringen doen, maar burgers beter kunnen ndanks gevoelige tikken bij tussentijdse verkiezingen is Barack Obama voor velen de held van de democratie. Hij is echter de held van de oude en niet van de nieuwe democratie. In de nieuwe democratie nemen mensen het werk uit handen van de regering, terwijl de regering-Obama juist veel naar zich toe trekt. Boodschap van die regering kan wel zijn dat mensen het samen kunnen, “Yes, we can”, maar alle aandacht wordt gevestigd op de centrale regering. Dat wekt de verwachting dat die regering het middelpunt is bij de oplossing van maatschappelijke problemen. In veel, zo niet de meeste andere landen wekken regeringen evenzeer die verwachting. Dat staat op gespannen voet met mensen die steeds vaker zelf actief zijn binnen het publieke domein. Mensen nemen groenonderhoud over van de gemeente en verbouwen eetbaar groen in de eigen omgeving. Mensen verlenen zorg aan elkaar en zetten daarvoor kleine bedrijfjes op. Vrijwel elk maatschappelijk terrein laat voorbeelden zien van snel groeiend particulier initiatief. Zelfs ontwikkelingsamenwerking is in hoog tempo in handen gekomen van honderden stichtingen. Zij zijn in handen van groepjes mensen die elkaar kennen uit de buurt, of via hun werk. Ontwikkelingsamenwerking en ook mobiliteit, welzijn, monumentenzorg, onderwijs, culturele integratie behoren tot de terreinen waarop zij zich richten. Een gemiddelde auto staat 22 van de 24 uren stil. Kunnen we die niet delen met de buurt, dan leren we elkaar op die manier beter kennen bovendien? De bewoners van verschillende wijken in Nederland hebben bestemmingen gevonden voor leegstaande kamers in hun huizen. Zij maken daarvan bijvoorbeeld een gezamenlijk hotel, een kinderopvang, of vergaderruimten voor mensen uit de buurt die graag wat vaker thuis werken (co-housing). Misschien nog wel belangrijker dan gebruik van overcapaciteit van auto’s of woningen is het gebruik van de capaciteit van de mensen uit de buurt. Door samen te ondernemen halen zij het beste uit zichzelf en elkaar. Het benutten van overcapaciteit is goedkoop en levert veel op.
O
17
Kijkend naar de voorbeelden van mensen, die daarvan gebruik weten te maken, valt op dat zij kosten verlagen door samen te benutten wat je kunt delen, en inkomsten verhogen door elkaar te versterken. Beide zijn niet erg ingewikkeld, maar de eerste is misschien het meest simpel. Simpel is het delen van een auto, van ruimte, apparatuur, of kennis. Bij het delen van ruimte bijvoorbeeld kan het aantal benodigde vierkante meters per gebruiker dalen. Dit bespaart kosten en vermindert het beroep op ruimte en andere bronnen, zoals energie voor verwarming. Inkomsten verhogen betekent meer halen uit een auto, door deze te delen bijvoorbeeld, of meer verdienen per vierkante meter door op die vierkante meter meer te doen dan voorheen. Zo haal je daaruit meer dan enkel woongenot, wanneer je de ruimte in je huis op gezette tijden benut om bijvoorbeeld cursus te geven, of als buurtrestaurant te gebruiken. Langs deze twee wegen, minder kosten en meer inkomsten, vindt een gemeenschappelijk beheer en gebruik plaats van wat er al is. Iedereen kan het voordeel daarvan aanvoelen, zeker ook beleidmakers. Zij zien hoe mensen diensten aan elkaar kunnen leveren die voor de overheid steeds meer onbetaalbaar worden. Door dit op geheel nieuwe wijze te gaan organiseren kunnen welvaart en welzijn op peil blijven. Wel is zaak afscheid te nemen van het zoeken naar oplossingen van problemen door de overheid. Problemen zijn eerst van de mensen, dan pas van hun overheid, en niet andersom. Au revoir enfants de la patrie Zelf bezig zijn, is een pure vorm van democratie. Obama en andere moderne leiders van de oude democratie kunnen mensen wel uitnodigen om dit te doen, maar komen uiteindelijk met de grote oplossingen waarbij mensen zelf langs de zijlijn blijven. Denk aan zorg en de vrijwel onbetaalbare systemen die nationale overheden daarvoor overeind proberen te houden. Deze dwingen de burger in een passieve rol, terwijl hij ook actief kan zijn. Daarvan zijn in Nederland in de afgelopen circa vijftien jaar in hoog tempo vele honderden voorbeelden opgekomen (Van der Heijden 2010). Mensen moeten het
18
dan wel zelf doen, hooguit met hulp van overheden en bedrijven. Langs deze weg kunnen zij vergaand hun eigen vrijheid vergroten en dat leidt tot een hele pure vorm van democratie. Democratie is niet alleen je stem uitbrengen, maar is ook zelf meedoen aan het produceren van wat mensen nodig hebben aan voedsel, energie, natuur, zorg en nog veel meer. Mensen die vroeger enkel consumenten waren, zijn nu opeens ook producent, en als bonus krijgen zij een extra dosis vrijheid. Regeringen en bedrijven die alles uit handen van de mensen nemen, ontzeggen ze deze vrijheid. Je kunt als individu dan enkel een klein onderdeel zijn van hun productieprocessen, en consument van hun producten en diensten. Je hebt een klein beetje invloed als kiezer, als kritische consument, of als lid van de ondernemingsraad. Dat is een beperkte democratie en die groeit als mensen zelf gaan produceren. Arme Fransen. Gaat het niet goed met de economie, gaan ze met z’n allen de straat op en legt hun president op drie televisienetten uit hoe hij het zal aanpakken. Wel duidelijk is hoe zij het probleem zien, namelijk van de overheid. Arme Amerikanen, zij zien het niet anders en hebben al hun kaarten gezet op hun president, Obama. Hij en andere leiders houden de democratie klein, want beperkt tot controle van de overheid. Zelfstandig opereren, bijvoorbeeld binnen duurzame projecten maakt de democratie groot. Arme Nederlanders, ook wij zetten onze kaarten steeds weer op een mooie regering. Moeten we ook doen, maar niet alleen. Neem afscheid van het denken waarin het probleem allereerst van de overheid is, au revoir enfants de la patrie.
19
De V-, de Y- en de W-beweging
Intermezzo
De actieve burgers rondom de Wagenwerkplaats en het Soesterkwartier zien hun activiteit als een burgerinitiatief. Dat onderscheidt zich in de eerste plaats van het formele burgerinitiatief, het recht om als burgers na het verzamelen van voldoende handtekeningen een punt op de agenda van de volksvertegenwoordiging te plaatsen. Daar gaat het niet om, het gaat hier om het verschuiven van het initiatief in het publieke domein van overheid naar burger. De burger begint een actie, zoals beheer van publiek groen, of een project voor integratie van immigranten, en vraagt de overheid om te participeren, als dat nodig is. Die actie is hier het burgerinitiatief. In boeken daarover staat dit burgerinitiatief ook wel bekend als derde generatie burgerparticipatie (Van Zuylen 2007). Wat zijn de eerste en tweede, en wat is precies de derde? Eerste generatie burgerparticipatie is inspraak door middel van het recht op bezwaar en beroep. Dit ligt vast in de wet en geeft de burger een positie om invloed uit te oefenen op besluiten van de overheid. Sinds de jaren tachtig jaren van de vorige eeuw is dit uitgegroeid tot een volwaardig instrument in handen van de burger. Daaruit is de tweede generatie voortgekomen, de interactieve beleidsvorming. Sinds de tweede helft van de jaren tachtig organiseren steeds meer overheden interactie in een vroeg stadium van de besluitvorming. Verschil tussen inspraak door middel van bezwaar en beroep en interactieve beleidsvorming is het tijdstip. Inspraak vindt plaats nadat de overheid een besluit heeft genomen, maar nog voor het moment dat het besluit onherroepelijk is geworden, zodat de burger door bezwaar en beroep nog invloed kan uitoefenen. Interactieve beleidsvorming vindt plaats terwijl het besluit nog in voorbereiding is. In beide gevallen is sprake van de overheid die het initiatief neemt en de burger die reageert. Dat is het verschil met de derde generatie burgerparticipatie. Het gaat hier om burgerinitiatief in de zin van sociaal ondernemerschap, burgers die interveniëren in het publieke domein. De overheid kan reageren op burgerinitiatief en met regelmatig is dat nodig om het te helpen realiseren. Soms reageert zij terughoudend, maar vaak ook niet, omdat deze initiatieven de overheid werk uit handen nemen. Komen hiermee de traditionele verhoudingen tussen overheid en burger op hun kop te staan, of vinden zij een nieuwe relatie uit? In de traditionele verhouding heeft de overheid de positie van oplosser van problemen.
20
Van probleem naar oplossing vindt een beweging plaats die in de ogen van velen lijkt op een V:
probleem
oplossing
overheid
geven als dat open staat, een formeel burgerinitiatief nemen, naar de rechter stappen, meedoen aan interactieve beleidsvorming als dat open staat, of zich als kiezer uitspreken over de overheid. Daarnaast kan de burger beslissen om zich een maatschappelijk probleem zelf aan te trekken. Hij is het die de V-beweging maakt en dit is ‘de juiste V-beweging’: probleem
oplossing
Deze V-beweging laat de burger buiten beschouwing en is daarom ‘de foute V-beweging’; de Y laat beter zien wat de beweging is: probleem
individu en zijn organisaties
oplossing
overheid
burger en zijn organisaties
Een burger kan zich binnen deze Y op verschillende manieren bemoeien met een probleem dat de overheid zich aantrekt: inspraak
21
4 Triomf en tragedie van interactieve beleidsvorming Mensen die deze juiste V-beweging maken, nemen de vele burgerinitiatieven, die er altijd al waren en die de laatste jaren snel in aantal toenemen. Dit wil niet zeggen dat overheid en burger niet samenwerken, want samen kunnen zij natuurlijk veel meer kracht losmaken. Samen maken zij de W-beweging:
probleem
oplossing I
individu en zijn organisaties
oplossing II
burger en zijn organisaties samen met de overheid
Eerst maakt het individu de V-beweging. Hij zoekt zelf naar een oplossing I, maar die gaat misschien niet volledig lukken zonder betrokkenheid van de overheid. Dus stapt hij als burger naar de overheid en samen werken zij aan de uiteindelijke oplossing II van het probleem. Een voorbeeld van de W-beweging zijn ouders en ambtenaren die samen oplossingen hebben gevonden voor onveilige verkeersituaties rondom scholen. [2] Deze beweging is niet nieuw, maar nieuw is de opkomst van steeds meer voorbeelden hiervan. Samen verdiepen zij de democratie op een wijze die heel lang al mogelijk was, en ook gebeurde, maar niet in de mate die nu opkomt (Pestoff, Brandsen). Het burgerinitiatief op de Wagenwerkplaats is een voorbeeld uit een veel grotere reeks. Hun opkomst werd ingeleid door interactieve beleidsvorming, de tweede generatie, en daarbij komt nu de derde generatie.
2
Zie Van Zuylen, Help! een burgerinitiatief, p. 46 e.v.
22
H
et initiatief van de burgers op de Wagenwerkplaats is een zuiver voorbeeld van derde generatie burgerparticipatie, dat is initiatief van de burger zelf in het publieke domein. Het is begonnen als een proces van interactieve beleidsvorming. Dat is tweede generatie burgerparticipatie die bestaat uit het meepraten van burgers over een initiatief van de overheid. De burgers zijn zelf gekomen met een eigen plan voor de Wagenwerkplaats, vooral gericht op het behoud van historische panden van de NS. Gezien het moment waarop ze daarmee kwamen echter, paste het goed om eerst mee te gaan in een proces van interactieve beleidsvorming en in dialoog een visie te ontwikkelen op de Wagenwerkplaats. Mooi aan het burgerinitiatief op de Wagenwerkplaats is dat het, nadat het werd opgenomen in het proces van interactieve beleidsvorming, het karakter van eigen initiatief heeft vastgehouden. Dat wil zeggen een eigen plan voor actie van burgers en niet alleen een reactie op een plan van anderen, overheid en ontwikkelaars. Beperkt tot enkel een reactie zouden de burgers zich na de dialoog weer op andere zaken zijn gaan richten. Nu het een eigen initiatief is, zijn de burgers op zoek gegaan naar de verdere, diepere betrokkenheid bij de Wagenwerkplaats die ze altijd al voor ogen stond. Zij onttrekken zich hiermee op twee manieren aan de tragedie die interactieve beleidsvorming helaas vaak is. In de eerste plaats hebben de burgers van de Wagenwerkplaats van de interactieve beleidsvorming een succes weten te maken, samen met gemeente en ontwikkelaar. Dat is slechts zelden het geval, maar in dit geval zijn alle partijen het eens geworden over een visie op het gebied. Van volledige consensus is geen sprake, en een enkel bezwaar en beroep zal zeker komen, maar het doel van het burgerinitiatief is geslaagd, het behoud van de historische panden van de NS op de Wagenwerkplaats. Interactieve beleidsvorming is een triomf als alle betrokken partijen samen tot een beter plan komen, en is een tragedie als dit niet lukt. Over het mislukken van de meeste processen van dialoog bestaat minder analyse dan over het lukken, hoewel er meer mislukken dan
23
lukken. Dat schetst het ongekende optimisme waarmee zo velen het al sinds jaren omarmen. Gevolg is een stevige inflatie van het verschijnsel interactieve beleidsvorming. Het is opgeblazen tot een luchtbel die doet vermoeden dat dialoog een instrument is om de kwaliteit van beleid sterk te verbeteren. Dat gebeurt, zeker, maar niet in de mate die je zou vermoeden, wanneer je de taal beluistert. Reden is dat interactieve beleidsvorming, net als bezwaar en beroep, is opgekomen als maatschappelijke respons op de enorme bouw- en ontwikkeldrift van overheden en bedrijven. De meeste processen van interactieve beleidsvorming zijn er om een stroom aan bezwaar- en beroepschriften in te dammen, die te verwachten zijn als reactie op een directe ingreep in de omgeving van burgers. Dat zet de eerste en tweede generatie burgerparticipatie op één lijn. De eerste generatie, het recht op bezwaar en beroep, was nog een bescheiden maatschappelijke respons op de doorgaande reeks ingrepen in de omgeving, vooral door bouw en ontwikkeling. Toen die reeks bleef doorgaan, en het verzet van burgers groeide, werd een vervroegde dialoog met burgers nodig, in plaats van eerst als overheid een besluit te nemen. In theorie en praktijk is deze dialoog steeds omarmd als een voorbeeld van verdieping van de democratie. Onderbelicht is gebleven dat het in feite een respons is op toenemende interventie van overheden en bedrijven. Probleem met bouw en ontwikkeling door bedrijven en overheden is dat deze activiteit per definitie op gespannen voet staat met dialoog. Willen zij bijvoorbeeld een nieuw bedrijventerrein aanleggen, dan hebben zij voor die investering geld geleend dat ze moeten terugverdienen en waarover ze steeds meer rente betalen naarmate het project langer duurt. Dialoog kost tijd en daarover beschikken ze weinig, want ze moeten rente betalen. Leidt de dialoog bovendien tot aanpassingen die extra geld kosten, dan draagt deze enkel bij aan de spanning. Natuurlijk zien de vertegenwoordigers van de betrokken overheden en bedrijven de voordelen van dialoog, vooral draagvlak, nieuwe ideeën en soms zelfs tijdwinst, maar dat neemt de spanning niet weg. Extra bijdrage aan die spanning is het diepe geloof van veel
24
ambtenaren en zeker veel burgers in de heilzame werking van dialoog. Burgers zijn steeds weer te lijmen voor interactieve beleidsvorming, zelfs als ze keer op keer met lege handen vertrekken. Met hen zien veel ambtenaren en ook bestuurders de dialoog als een verdieping van de democratie. Ook in de wetenschap zijn daarover boeken vol geschreven. Het klopt natuurlijk dat een directe bijdrage van betrokkenen aan bestuurlijke besluitvorming een verdieping is van de democratie, maar dan moet het wel werken. Over het werkelijke effect van interactieve beleidsvorming echter, is weinig bekend, en in de euforie over dit verschijnsel vallen kritische geluiden snel weg. Dat geldt ook voor de analyse dat interactieve beleidsvorming pas in de tweede plaats een verdieping is van de democratie. Het is in de eerste plaats een reactie op de grote ontwikkeldrift van de samenleving. Triomf van interactieve beleidsvorming is als een plan draagvlak krijgt, de kwaliteit toeneemt door goede ideeën, en tijdwinst wordt geboekt omdat iedereen het eens is en er bijvoorbeeld geen bezwaar en beroep komt. Tragedie is dat dit heel vaak niet lukt, omdat dialoog op gespannen voet staat met ontwikkeling. Tragisch is ook dat veel betrokkenen er toch in blijven geloven, vanwege hun enthousiasme over de verdieping van de democratie, en zich keer op keer laten teleurstellen. De burgers van de Wagenwerkplaats zijn ontsnapt aan deze tragedie en hebben de triomf mogen smaken. Misschien is hun ontsnapping te danken aan het feit dat ze nooit aan de dialoog hebben deelgenomen om alleen maar te reageren op de plannen van overheid en ontwikkelaar. Van begin af aan hebben zij hun eigen plan voor ogen gehad; dit staat ook wel bekend als het ‘Wonder van de Wagenwerkplaats’ (De Vries, Kuenen). Het heeft ze geholpen om te staan waar ze nu staan en die positie komt verder aan de orde na het volgende intermezzo dat nog enige verdieping geeft aan triomf en tragedie.
25
Intermezzo
5 Van ontwikkelen naar exploitatie
Formeel vol, materieel leeg Risico van het diepe geloof in dialoog, ook wel deliberatie, is dat het formeel vol is, maar materieel leeg. Formeel vol wil zeggen dat de methode zich op de voorgrond dringt. Bepalend wordt om iedereen rond de tafel te krijgen en met elkaar aan ideeën en draagvlak te laten werken. Dit ongeacht de inhoud, de materie. Materieel leeg wil zeggen dat betrokkenen rondom een besluit bij elkaar komen in de veronderstelling dat hun deliberatie krachtig genoeg is om een goed besluit voor te bereiden. Door met de juiste personen bij elkaar te gaan zitten, en met het juiste proces de problemen te benoemen, zal het juiste besluit er wel uit komen rollen. Het is net alsof velen deliberatie als tovermiddel beschouwen. Het toverwoord is dan reframing, het anders benoemen van het probleem. Idee is dat betrokkenen met elkaar een visie op de problemen kunnen ontwikkelen, en op een oplossing waarover zij uiteindelijk consensus kunnen bereiken. Consensus is een ander toverwoord en de overtuiging zit bij velen diep dat consensus kan ontstaan door de reframing van problemen. Reden om hier van toveren te spreken is de enorme zwarte doos, black box, waarin de problemen verdwijnen: delibereer, kom tot consensus, en het komt wel goed. Nee, er komt niets goed als je het probleem hierna niet vasthoudt en materieel blijft benaderen. Zaak is om de zwarte doos te openen en te zien wat werkelijk gebeurt met een probleem en de voorgestelde oplossing. Je kunt een probleem niet met de toverwoorden deliberatie en consensus in de zwarte doos laten verdwijnen in de veronderstelling dat een mooie oplossing ontstaat. Dan vertrouw je te veel op het formele. Juist dat vertrouwen heeft de inflatie van interactieve beleidsvorming doen ontstaan. De oplossing dient nog een lange, lange keten te doorlopen richting realisatie en het gebruik daarna, de exploitatie. Wie deze materie kent, weet beter, en kan bijvoorbeeld de keten omkeren. Dan verschijnt onder andere in beeld hoe je een oplossing moet exploiteren. Materieel vol wil zeggen dat alle consequenties van een oplossing, zoals de exploitatie, in het volle licht komen. De meeste processen van dialoog gaan zover niet en beperken zich tot de plannen en het mooier maken daarvan. Aan de realisatie komen zij niet toe, laat staan de exploitatie.
26
D
e Gemeente Amersfoort en het programma ‘In actie met burgers!’ van de VNG hebben zich eind 2008 voorgenomen om uitgaande van een praktijksituatie die in de kiem reeds aanwezig was een experiment te nemen met PPPS. Dat is samenwerking tussen publieke, private en particuliere partijen die een vervolg moet zijn op de fase van interactieve beleidsvorming. De PPPS moet behulpzaam zijn voor de betrokken partijen bij realisatie van de Wagenwerkplaats in Amersfoort. Het grote verschil in deze volgende fase is dat niet langer wordt gekeken vanuit het perspectief van ontwikkeling, maar vanuit het perspectief van de exploitatie van het gebied nadat het ontwikkeld is. Als eerste volgt nu langs deze lijn een visie op de PPPS. Daarna volgen het idee hoe een PPPS op te zetten en welke methoden er zijn om burgers daarbij te betrekken.
5.1 Visie op PPPS en de Wagenwerkplaats In een PPS, publiek private samenwerking, delen overheden en bedrijven de winsten en risico’s van een nieuwe ontwikkeling. Die rol speelt de gemeente Amersfoort niet bij de ontwikkeling van de Wagenwerkplaats. Wel denkt de gemeente actief mee en zou kunnen gaan investeren, bijvoorbeeld door nieuwbouw van theater De Flint, of van een middelbare school. Dat rechtvaardigt een positie in de PPPS. Die moet ook ruimte geven aan particulieren. Hoe geef je die een volwaardige positie naast de gemeente en de private ontwikkelaar, NS Poort? Antwoord is om actieve gebruikers van de Wagenwerkplaats te beschouwen als particuliere partijen in de PPPS. De actieve gebruiker is iemand die bijdraagt aan waarde van de locatie door een beter gebruik, oftewel optimale exploitatie. Daardoor behoudt de locatie permanent zijn waarde, waarvan alle deelnemers in de PPPS zullen profiteren. Zo’n gebruiker heeft een volwaardige positie in de PPPS. Achtereenvolgens komt nu aan bod wie dat is en hoe hij waarde creëert.
27
De gebruiker van de Wagenwerkplaats Gebruikers van de Wagenwerkplaats zijn om te beginnen kopers en huurders van vastgoed. Een deel daarvan zijn mensen die een woning kopen, of huren. Verder zijn het bedrijven, overheden en andere instellingen die kopen, meestal huren. Deze organisaties gaan producten en diensten leveren aan nog een groep gebruikers, hun klanten. De meeste daarvan komen van buiten, maar een deel van deze klanten zijn de bewoners en zijn personeelsleden van op de Wagenwerkplaats gevestigde organisaties. Ook zijn deze organisaties klant van elkaar, als zij elkaar producten en diensten gaan leveren. Allen die langs deze weg actief zullen zijn binnen de exploitatie van de Wagenwerkplaats zullen steeds scherp moeten zijn om klanten te blijven aantrekken. Dat kan door een deel daarvan veel dieper als gebruiker te betrekken, namelijk als co-producent. Niet elke gebruiker is daarvoor geschikt, maar een goed voorbeeld is de circusschool. Die gaat een pand huren en daarin een klimwand bouwen. Die wand kan een fitnesscentrum aantrekken, en samen kunnen zij de locatie aantrekkelijk maken voor een fysiotherapeut, enzovoort. Zij brengen ‘de bal aan het rollen’ en vergroten zo als co-producent de waarde van de locatie. Bedrijven, overheden en andere instellingen die actief zijn op de Wagenwerkplaats kunnen voor zichzelf en anderen waarde toevoegen. In plaats van enkel het eigen pand te gebruiken voor eigen doeleinden, kunnen zij om zich heen kijken wat zij kunnen betekenen voor anderen in de omgeving en andersom. Onderdeel daarvan is de toekomstige bewoner. In steeds meer wijken wordt op hem een beroep gedaan als co-producent in de wijk. Op de Wagenwerkplaats is de kans dit samen te doen met bewoners van het Soesterkwartier en die bewoners bereiden zich daar actief op voor met activiteiten als de Wagenspeelplaats, de Woonwerkplaats en een eigen lokaal duurzaam energiebedrijf. Langs deze weg kunnen bewoners de exploitatie van de Wagenwerkplaats en van het Soesterkwartier aaneen smeden. Een Wagenwerkplaats met actieve gebruikers, publiek, privaat en particulier, heeft een unieke uitstraling met een uniek aanbod.
28
Bewoners van het nabijgelegen Soesterkwartier kunnen daarin een rol spelen. Sommigen stellen zich al heel lang op als co-producent van de Wagenwerkplaats. Zij doen dat door mee te praten met de gemeente en de eigenaar in de interactieve beleidsvorming. Idee is dat zij ook een rol kunnen spelen als gebruiker en zo co-producent kunnen zijn en participant in de PPPS door middel van onder meer de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier en de Stichting Het Groene Spoor. Waardecreatie Nieuw economisch terrein is het vermogen van de gebruiker om zelf te produceren, en om daaraan te verdienen als bedrijven. Bekend zijn technologiebedrijven die de Willie Wortels onder hun gebruikers graag betrekken bij innovatie. Woningcorporaties geven huurders steeds vaker een rol in het beheer van de woningen, sociale veiligheid, groen. Een bedrijf als een supermarkt, of een bioscoop, is hiertoe misschien minder in staat, maar een bedrijf dat zijn gebruikers wel kan betrekken, mag de kans niet missen. De Wagenwerkplaats heeft onder meer gebruikers in de vorm van bedrijven, overheden en instellingen. Als een deel daarvan zich opstelt als co-producent, krijgt de Wagenwerkplaats de kans om te profiteren van hun vermogen om deze locatie te versterken. Denk aan een ROC dat zich vestigt en aan bedrijven op de Wagenwerkplaats stagiaires en potentiële nieuwe personeelsleden biedt. ’s Avonds kan het ROC zijn keuken ter beschikking stellen voor een buurtrestaurant. Langs deze weg wordt de gehele locatie aantrekkelijker voor kopers en huurders. Per vierkante meter ontstaan extra activiteiten als gebruikers elkaar gaan vinden in nieuwe gezamenlijke activiteiten. Wie dat kan aanbieden aan kopers en huurders, biedt niet alleen een hoge exploitatie per vierkante meter aan, maar ook een constante innovatie, wanneer gebruikers elkaar blijven vinden in nieuwe activiteiten. Dat is de meerwaarde die de Wagenwerkplaats kan bieden aan kopers en huurders, en ook aan bezoekende klanten die steeds
29
iets nieuws zullen vinden. Door de samenwerking hebben gebruikers per activiteit misschien wel minder vierkante meters nodig dan normaal, en ook dat is winst. De eigenaar ziet door het delen van vierkante meters zijn inkomsten op het oog dalen, maar weet dat hij op de lange termijn alleen maar meer zal verkopen en verhuren op zo’n locatie.
5.2 Het opzetten van de PPPS De keuze voor de gebruiker als co-producent Wat niet grass roots is gegroeid, zal nooit grass roots worden. Met andere woorden, actieve gebruikers moeten zoveel mogelijk zichzelf organiseren, omdat dan de meest krachtige verbindingen tot stand komen. Betekent dit dat je achterover moet leunen en hopen dat zij actief worden, of zijn er mogelijkheden om activiteit te stimuleren? Voornaamste is dat er al activiteit is en dat er zelfs gebruikers zijn die elkaar al hebben gevonden. Dat is een begin en belangrijk is om daarop voort te bouwen. Wat nu al groeit rondom de Wagenwerkplaats is een broedplaats van zichzelf. Daar kunnen ideeën opkomen voor nieuwe activiteiten en daarvandaan komt ook de aantrekkelijkheid voor nieuwe partijen om zich aan te sluiten. Kan dit versterkt worden zonder het te verstoren? Idee is om gebruikers die er al zijn, en gebruikers die zich hebben aangemeld, te laten uitvinden wat zij aan elkaar kunnen hebben, en ook wie zij daar nog meer bij kunnen vragen. Zo legt de circusschool een klimwand aan. Voor de hand ligt om daar een fitnesscentrum bij te vragen. Letterlijk vragen is lastig, omdat je niet weet welk fitnesscentrum juist nu op zoek is naar nieuwe huisvesting. Het zit eerder in de sfeer van aanbod. Een langzaam uitdijende groep van gebruikers en kandidaat-gebruikers van de Wagenwerkplaats kan zichzelf presenteren als een groep die een aantrekkelijk vestigingsklimaat creëert voor nieuwe kandidaten. Praktisch betekent dit het verzinnen en uitdragen
30
van het aanbod. In dit verzinnen van volgend aanbod zit de creativiteit, zoals het idee om een klimwand bij een circusschool te vestigen. De verbindingen tussen gebruikers kunnen zeer voor hand liggen, maar juist dat verzinnen vergt creativiteit die zij zelf aan de dag moeten leggen. Doen zij dit, dan kan grass roots een sterke groep gebruikers groeien. Het heeft geen zin hen de verbindingen, of combinaties voor te kauwen. Wel zin heeft het geven van voorbeelden en het scheppen van goede voorwaarden. Tot het scheppen van voorwaarden kan horen het betrekken van mensen werkzaam in beroepen die bekend staan als de creatieve beroepen, de creatives, waar de gemeente Amersfoort en NS Poort hun hoop op hebben gevestigd. Zij worden vaak als een deus ex machina ingebracht. Menig probleem waarvan de oplossing nog duister is, moet tot een oplossing komen door creatievellingen, terwijl onduidelijk is wat hun inbreng zal zijn. Zie daarover het nu volgende intermezzo:
31
Intermezzo
Creatieve recombinatie De foyer van een theater loopt meestal snel leeg na de voorstelling. Sommige theaterbezoekers blijven nog even plakken in het cafégedeelte. Wie spreken zij dan, behalve elkaar? Een groepje romantische denkers gelooft in de ontmoeting van creatieve mensen op dergelijke plaatsen. Daar komt de creative class op innovatieve ideeën waar onze economie het van moet hebben. De romantici maken plannen voor stedelijke herstructurering gericht op de creatieve klasse. Eric Abrahamson (2004) heeft een boek geschreven over creativiteit van de working class. Hij heeft het over normale mensen die op hun werkplek tot innovaties komen door middel van creative recombination. The Memphis Manifesto Wie zijn die romantici? Geestelijke vader is natuurlijk Richard Florida (2002) met zijn veelgeprezen boek ‘The Rise of the Creative Class’. Een vervolgproject is ‘The Memphis Manifesto’ (2003) dat hij samen met een groep van honderd creatives heeft ondertekend. Het is een enigszins tegenstrijdig document. Om te beginnen wordt de creatieve klasse gedemocratiseerd. Nu kan iedereen daarvan lid zijn, in tegenstelling tot het boek dat uitgaat van een elite. Die elite komt in het manifest echter snel weer om de hoek, als creativiteit wordt gezocht in kunst, cultuur, nachtleven, muziek, restaurants, artiesten, ontwerpers, innovators, en ondernemers. Om daarbij van dienst te zijn, worden tal van maatregelen genoemd. Van die maatregelen is de voornaamste ook in Nederland omarmd, ingrijpen in de fysieke ruimte. De creatieve klasse heeft behoefte aan betaalbare ruimte, levendige buurten, spiritualiteit, onderwijs, dichtheid, publieke ruimte en ontmoetingsplaatsen, zoals bibliotheken en winkelcentra. Om dat te bereiken stelt het manifest voor om te investeren in kunst en cultuur, open en groene ruimte, levendige stadscentra en centra voor onderwijs. Stelling is dat dit gemeenschappen meer competitief dan ooit tevoren zal maken, omdat ideeën meer kansen dan ooit tevoren zullen krijgen om impact te hebben. Hoewel door de opstellers van het manifest gezien als een investering in mensen, is het allesbehalve dat, want een investering in stenen en planten.
32
Stenen en planten Verdieping in de verhouding tussen de fysieke en sociale omgeving heeft ruimschoots aangetoond dat de sociale gevolgen van investering in de fysieke ruimte moeilijk voorspelbaar zijn. De stelling van het manifest is dus hoog gegrepen, maar vindt desalniettemin in Nederland navolging onder de naam creatieve economie. Opvallend is hoe daarin een hele vreemde interpretatie van het werk van Florida is geslopen. Deze laatste wil gebruik maken van de creatieve sector, en daarin investeren, om de economie in z’n geheel te stimuleren met meer innovatie. In Nederland is dit in de meeste gevallen beperkt gebleven tot de creatieve sector zelf. Dus investeren in kunst en cultuur, opdat kunst en cultuur creatiever worden. Florida lacht zich kapot, hoewel velen bij zijn ideeën het huilen nader staat dan het lachen (Peck). Het is toch om te huilen dat investering in stenen en planten wordt voorgesteld, als het erom gaat mensen te stimuleren ideeën uit te werken. Toch is het aantal steden groot, ook in Nederland, waarin dit serieus wordt genomen, en dat geldt ook voor Amersfoort en de Wagenwerkplaats. Hoe kan het toch dat niet aan mensen zelf gedacht kan worden? Waarom theaters bouwen en parken aanleggen voor de creatieve klasse, als het gaat om mensen? Eric Abrahamson laat zien hoe uit alledaagse samenwerking innovaties ontstaan, use what you have. De tijd die mensen samen doorbrengen is een broedplaats voor ideeën. Open deur Mensen komen niet op ideeën, als ze elkaar in het park tegen het lijf lopen, maar wel als ze problemen moeten oplossen. Alternatief is om het gemodder op de werkvloer serieus te nemen als broedplaats voor ideeën. Geef mensen daar de kans om nog lastiger problemen op te lossen dan ze nu al aanpakken. De samenleving profiteert dubbel, want er komen ideeën op en problemen worden aangepakt. Dat maakt de conclusie van dit intermezzo een open deur: stop geen geld in duur vastgoed voor toevallige ontmoetingen die gezegend moeten worden met een idee, maar pak lastige problemen aan. Misschien minder een open deur, maar wel belangrijk om te zeggen is dat iedereen, en niet alleen een elite, kan helpen om problemen op te lossen. De mensen in het Soesterkwartier zijn daarvan een sprekend voorbeeld. 33
Creatives kunnen een verfrissende inbreng hebben, maar risicovol is om de totale programmering van de Wagenwerkplaats aan hen op te hangen. In de eerste plaats ontbreekt het hen vaak aan voldoende economische draagkracht om te kopen of huren, hoe succesvol ze ook zijn. In de tweede plaats zal een teveel aan creatives hun onderlinge concurrentie doen toenemen en daarmee in de hand werken dat zij zich afwenden van elkaar. Teveel doet afbreuk, net zoals je niet teveel kappers, of tandartsen op een plek kunt herbergen. Niet gezegd is dat alle creatives concurrenten zijn. Integendeel, want een toneelmaker en decorbouwer kunnen elkaar geweldig aanvullen. Dat kunnen ook een toneelmaker en een kapper, of een decorbouwer en een timmerman, of een hobby centrum. Timmerman en hobby centrum kunnen elkaar ook weer aanvullen, en kapper en hobby centrum. Aanvullend daarop kan weer een kinderopvang zijn, enzovoort. Creatives kunnen dit aanjagen, maar het gaat uiteindelijk om creatieve verbindingen tussen tal van uiteenlopende actieve gebruikers. Die verbindingen kan iedereen leggen, en is het niet enigszins elitair om dat aan creatives voor te behouden? Idee is dat het veel sterker is om aan te sluiten bij wat zich al afspeelt rondom de Wagenwerkplaats. De actieve groep participanten in de PPPS kan voortkomen uit gebruikers die zich nu al aandienen. Samen kunnen zij een beeld schetsen van toekomstig gebruik van de Wagenwerkplaats. Tot dat beeld behoort hoe zij meerwaarde kunnen creëren door te innoveren en daarbij steeds opnieuw aantrekkelijk te zijn voor gevestigde en nieuwe gebruikers. In deze actieve groep kunnen ook eigenaar, ambtenaren en bewoners meedoen. Door daarbij de gebruiker als co-producent te nemen, wordt zijn creativiteit als uitgangspunt genomen. Deze gebruiker kan ook een bewoner, of burger zijn, waarmee zijn creativiteit van belang wordt bij de ontwikkeling en exploitatie van een locatie. De Vereniging Duurzaam Soesterkwartier en de Stichting Groene Spoor laten dit ruimschoots zien.
34
5.3 Methode De beoogde PPPS Wagenwerkplaats Amersfoort is een onderneming. Deelnemers investeren daarin tijd, ruimte, geld, kennis, contacten, contracten en andere middelen, assets. Zij moeten deze onderneming meer waard vinden dan een alternatieve onderneming waarin zij dezelfde investering zouden kunnen doen. Welke activiteiten, die mensen daarbinnen gaan ondernemen, maken deze PPPS de moeite waard? Om dat uit te vinden dient een proces, maar dat is slechts een nieuwe fase in een groter proces dat al langer loopt met onder meer de interactieve beleidsvorming, en weer volgende fases zal gaan kennen. Verschil tussen deze nieuwe en voorgaande fases is dat zich nu ondernemingen melden om te kopen en huren op de Wagenwerkplaats. Hoe kunnen de burgers daarbij aansluiten, opdat zij ook op de lange termijn een positieve invloed kunnen uitoefenen op het gebied? De huurders, kopers en kandidaten die zich al gemeld hebben, zijn partijen die weer tal van kansen bieden aan volgende partijen. Er begint met andere woorden een sneeuwbal te rollen. Hoe gaan de burgers daarin mee rollen? Zij rollen niet mee als gemeente, NS Poort en aanwezige en aangemelde ondernemingen daarbij geen belang hebben. Dan resteert de burgers slechts het instrument van interactieve beleidsvorming en dat werkt lang zo goed niet als deelnemen in de PPPS. Zeker op de lange termijn, als de interactie voorbij is, omdat de ontwikkeling rond is, zullen de burgers gebaat zijn bij een andere positie in het gebied. Hebben zij daarom belang bij een gezonde PPPS Wagenwerkplaats? Gemeente, NS Poort en de andere ondernemingen zullen nooit zeggen dat ze geen belang hebben bij de burger, maar hebben ze dat werkelijk en wat is precies hun belang in een PPPS? Om dit te testen kunnen de volgende vier vragen dienen: 1. De betrokken burgers zijn ondernemend in de visievorming rondom de Wagenwerkplaats en in het organiseren van activiteiten die het gebied nu al een gezicht geven. Kunnen zij die rol op de lange
35
termijn borgen door deel te nemen in de PPPS, maar wat brengen zij in dat voor hen zelf en anderen de PPPS aantrekkelijk maakt? Kunnen dat eigen ondernemingen zijn? 2. NS Poort moet als winstgerichte organisatie per definitie haar belangen omzetten in ondernemingen en is daarom actief met de ondernemingen die er al zijn en die zich kandidaat stellen. Draagt een PPPS daaraan bij en hebben de burgers daarbij een toegevoegde waarde? 3. De gemeente is slechts interessant voor een PPPS als publieke investeerder. Kan de gemeente, of kunnen andere overheden, investeringsprogramma’s richten op de Wagenwerkplaats en welke rol spelen de burgers daarin? 4. De ondernemingen die zich al hebben gemeld kunnen het aantrekkelijk vinden als een PPPS meer leven in de brouwerij brengt. Hoe kunnen zij daar zelf een bijdrage aan leveren en welke rol kunnen de burgers daarbij spelen? De verwachting is dat de belangen van alle partijen op lange termijn geborgd zullen zijn in een PPPS. Dat is een onderneming dus ook burgers en gemeente zullen daarin mede-ondernemer zijn. Dat zijn zij door het inbrengen van assets: tijd, ruimte, geld, kennis, contacten, contracten en andere middelen. Die moeten aan twee voorwaarden voldoen: 1. De assets die burgers en gemeente inbrengen moeten aantrekkelijk zijn voor de andere partijen in de PPPS; 2. Het inbrengen van deze assets in de PPPS door gemeente en burgers moet voor hen zelf aantrekkelijker zijn dan ze elders in te brengen. Samen kunnen de burgers ontdekken welke assets zij kunnen inbrengen in de PPPS en of ze dat kunnen doen door middel van het zelf opzetten van ondernemingen. Mensen en hun goederen, zoals auto’s en huizen, hebben een enorme capaciteit die we niet, of
36
veel te weinig benutten. Daar ligt een enorm terrein open om de samenleving veel beter te laten functioneren. Dit is goedkoop, want het meeste is er al. Het levert veel op, want nooit alleen de betere benutting van goederen, maar ook het contact tussen mensen. Eindeloos veel voorbeelden laten zien hoe mensen hiermee in de weer zijn. In de meeste gevallen zijn zij spontaan begonnen. Moderne beleidmakers worstelen intussen met de vraag hoe ze dit kunnen stimuleren. Beleidmakers kunnen langs tal van wegen proberen om inwoners van hun gemeente te bewegen tot maatschappelijk ondernemerschap. Groot struikelblok is dat grass roots organisaties van zichzelf het sterkst zijn, maar het ontstaan daarvan heb je als gemeente niet zomaar in de hand. Kunstmatige door de gemeente opgekweekte initiatieven kunnen snel het loodje leggen als ze niet door de mensen zelf gedragen worden. Hoe kan de gemeente bijdragen aan het ontstaan van sterke grass roots organisaties? Hierna volgen twee methoden, waarbij de eerste aansluit bij wat zich grass roots al aandient, en de tweede de lastiger opgave aanpakt om iets van de grond af aan op te bouwen. Methode 1: v inden en versterken wat er al aan maatschappelijk ondernemerschap is De verwachting is niet dat iedereen actief wordt, maar dat er mensen zijn die het voor zichzelf zien zitten om maatschappelijk te gaan ondernemen. Zij zijn er al en een simpele stap is deze mensen te vinden om daarop voort te kunnen bouwen. Vinden kan eenvoudig door de buurt in te trekken en navraag te doen, of door de gemeentegids ter hand te nemen. Zo zijn de mensen gevonden die daarna de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier hebben opgericht. Belangrijk is wel om te zien waar de beweging zit, want aan uitgebluste initiatieven heb je niets. Vervolg op een eerste overzicht van wat er al is, kan zijn het maken van een netwerkanalyse: wie zitten er in het netwerk van de actieve mensen en kunnen daardoor eenvoudig bereikt worden om maatschappelijk te gaan ondernemen?
37
Een volgende stap richt zich op de maatschappelijke organisaties en wat zij nog veel beter zouden kunnen aanbieden. Denk aan het restaurant van een bejaardenhuis dat versterkt zou kunnen worden met een bezorgdienst. Het restaurant hoeft dit niet zelf te doen, want bewoners kunnen daarop inspringen. Door op deze wijze te kijken, ga je op zoek naar faciliteiten waar je op kunt aansluiten, waar zit overcapaciteit? Heel vaak komen dan opleidingen in beeld, zeker ROC’s. Bekend is bijvoorbeeld hoe bewoners in de avonduren de keukens en kantines van ROC’s gebruiken voor buurtrestaurants. Om bewoners te laten inzien dat zij deze overcapaciteit kunnen benutten, en daarbij ook een handje te helpen, is een aanjager nodig. Dit is een buurtmakelaar die overzicht houdt, een administratieve functie vervult en die witte vlekken in de gaten houdt. Deze vorm van organisatie is nodig, en kan in het begin door de gemeente geleverd worden, maar kan natuurlijk ook heel goed door bewoners zelf geleverd worden. Methode 2: mensen stimuleren om maatschappelijk te gaan ondernemen Het is uitzonderlijk als in een buurt nog helemaal niets is om op voort te bouwen. Toch zullen er altijd mensen zijn die bereikt moeten worden. Hierboven was al aanbod en is dat gebruikt om een aanbodgerichte benadering te volgen. Een meer vraaggerichte benadering maakt duidelijk waar de behoeften liggen om te kijken of er mensen te vinden zijn die daarvoor een aanbod willen opstellen. Dit vergt meer begeleiding van de aanjager annex makelaar. Hij kan bijvoorbeeld gebruik maken van bestaande voorbeelden om te kijken of mensen deze willen oppakken. Daarvoor zal hij buurtbijeenkomsten moeten organiseren. De aanjager kan gebruik maken van een andere vorm van netwerkanalyse die zich richt op het ontsluiten van de kunde en expertise in de buurt van bewoners en maatschappelijke organisaties. Dat en de behoeften bij elkaar brengen, kan het begin zijn voor mensen om te zien waar hun kansen liggen. De aanjager gaat dan ver in zijn interventies en de vraag is hoeveel verder hij kan gaan. Voor deze
methode en ook de eerste methode geldt dat het rustig uitbouwen van wat er is meer kans op succes heeft dan een onderneming te forceren. Niets sluit bovendien gelijktijdige inzet van beide methodes uit en dit is waarschijnlijk het meest verstandig. Leidt participatie tot meer participatie? Zullen burgers die actief zijn in een project dat ook in een ander project worden? Een individu kan maar zoveel aan binnen de tijd die hij of zij heeft, maar voor een wijk ligt dit anders. Wanneer een project leuk en succesvol is, kan dit stimulerend werken voor individuen die een volgend project beginnen. De Timor Plein Community in de Amsterdamse Indische buurt speelt daarop in met de organisatie van de buurtpitch. Daar kunnen burgers hun projecten presenteren en kunnen anderen enthousiast gemaakt worden hierin deel te nemen, of zelf iets te beginnen. De anonimiteit wordt op deze manier doorbroken en burgers die nog niet actief zijn kunnen hier aanhaken bij wat hen interesseert. Burgers zijn zelf zeer kundig in het herkennen en creatief selecteren van goede ideeën. Op deze manier worden niet alleen problemen benoemd en oplossingen bedacht door bewoners, maar bedenken zij zelf ook de stappen die daartussen zitten door de selectie, ontwikkeling en organisatie van maatschappelijke projecten. Een wijk die om bepaalde eigenschappen bekend staat kan ook actieve mensen aantrekken. De wijk Geerpark in Vlijmen staat bekend als ‘de meest duurzame wijk’ en uit ervaring blijkt dat dit mensen aantrekt die begaan zijn met duurzaamheid, bijvoorbeeld een organisatie voor gezinnen en duurzaamheid. Ditzelfde geldt voor de Utrechtse wijk De Kersentuin die nadrukkelijk mensen aantrekt die graag actief willen zijn, in het bijzonder op het gebied van duurzaamheid.[3] Als dit een brug te ver is, kan informele samenwerking gestimuleerd worden door een goede participatieve infrastructuur aan te bieden. Dit betekent een wijk niet organiseren in stenen, maar in mensen. Een dergelijke infrastructuur kan gezien worden als een soort businessplan waar wonen, werken, leren, recreatie, 3
38
www.kersentuin.nl
39
6 Grondslagendebat enzovoort samenkomen. Wanneer dit succesvol gerealiseerd wordt, kan een wijk op een twee- of drietal gebieden uitblinken door bewoners zelf te laten organiseren. Voorbeelden hiervan zijn een eigen energiebedrijf, of zorgverlening op wijkniveau.
40
D
it essay begint met een grote vraag over mensen die zichzelf voor het eerst volledig zelfstandig democratisch besturen. Het antwoord daarop is klein, want bestaat slechts uit de feiten van de casus Wagenwerkplaats Amersfoort. Interpretatie van de feiten kan het antwoord verdiepen en aanzet geven tot een grondslagendebat waarin onder meer begrippen als vrijheid, democratie, publiek en privaat domein een rol spelen. Dit essay is niet de plaats om zo’n debat tot het einde te voeren, maar wel om aanknopingspunten te geven, opdat een groter antwoord mogelijk wordt. De ‘nee, tenzij – vrijheid’ is het soort vrijheid dat feodale vorsten aan hun onderdanen gaven: “nee, niets is toegestaan, tenzij ik als vorst jou, of jouw groep dit recht geef”. De ‘ja, mits – vrijheid’ is het soort vrijheid dat mensen zich hebben verworven na afsluiting van het feodale tijdperk: “ja, alles is toegestaan, mits wetgever of rechter geen beperkingen hebben opgelegd”. Op het eerste gezicht lijkt het dat mensen met de ontwikkeling van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’ aan vrijheid hebben gewonnen. Immers, de ‘ja, mits – vrijheid’ heeft een open einde; waar de grens van deze vrijheid ligt, is niet op voorhand te bepalen. Zo is de open samenleving ontstaan waar onder meer Jan Glastra van Loon (1987) zo hartstochtelijk voor heeft gepleit. De introductie van de ‘ja, mits - vrijheid’ valt ongeveer samen met de opkomst van de industriële revolutie. Daarin is openheid opgevat alsof de wereld oneindig veel grondstoffen heeft en oneindig veel producten nodig heeft (Jonas). Hoewel oneindigheid een bijzondere ‘open’ ervaring van vrijheid met zich mee kan brengen, brengt dit ook veel onvrijheid met zich mee. Handelen alsof de wereld oneindig is, roept in de realiteit namelijk steeds nieuwe beperkingen op. Dit zijn beperkingen zoals feitelijke schaarste, onverenigbare aanspraken en conflicterende belangen. Dan stappen mensen naar de wetgever en de rechter en is de belofte van oneindigheid minder groot en blijkt vrijheid minder groot te zijn. Deze blijkt ook minder groot door te kijken naar de vaak zeer onvrije productieprocessen die horen bij de industriële revolutie en het hedendaagse vervolg
41
daarop. Werknemers moeten zeer nauw omschreven handelingen verrichten en vaak eindeloos herhalen (Hirst). Hoe vrij is dat? Omkering Steeds vaker stellen mensen de opvatting van oneindigheid ter discussie. Zeker met het oog op duurzaamheid en klimaatverandering accepteren zij de eindigheid van de mogelijkheden van de planeet. De omkering van het aannemen dat de wereld oneindig is naar accepteren dat deze eindig is, kan aanvoelen alsof de vrijheid wordt beperkt. Het tegendeel is ook waar, omdat eindigheid nieuwe kansen biedt en bevrijding uit nauw omschreven productieprocessen. Mensen gaan vanzelf meer doen met wat ze al hebben. Productieprocessen richten zich minder op het maken van meer, en richten zich op het meer doen met wat er al is aan capaciteit. Duizenden individuen en bedrijven dragen dagelijks bij aan duurzaamheid en een beter klimaat, maar een veelvoud daarvan doet het niet. Als zij doen wat niet verboden is, en daarin met rust worden gelaten, hebben zij het gevoel geen schade aan te richten. Zo mag je in een SUV rijden, vlees eten en op wintersport gaan. Je kunt dat ook laten. Veel mensen doen dit niet en missen de kans om te doen wat zij kunnen. Vaak realiseren zij zich dit ook te weinig, omdat wij allen zijn grootgebracht in een cultuur waarin wij bij problemen kijken naar onze leiders en niet naar ons zelf; de foute V-beweging. Toch zijn steeds meer mensen in hoog tempo bezig met auto’s delen, zelf energie opwekken, groen en water uitbreiden, zelf voedsel kweken, het landschap beschermen en heel veel meer dat duurzaam is, zoals in het Soesterkwartier. Zij ontdekken de vele mogelijkheden die zij zelf hebben in hun directe omgeving; de juiste V-beweging. Heel vaak ontdekken zij die door heel simpel een veel beter gebruik te maken van wat zij al hebben. Denk aan een organisatie voor kinderopvang die samen met een hockeyclub een onderneming opricht voor naschoolse opvang op het hockeyveld. Hiervan zijn duizenden vergelijkbare voorbeelden waarin mensen ontdekken wat zij zelf kunnen en wat zij aan elkaar kunnen hebben (Van der Heijden 2010).
42
Voor mensen die ontdekken wat zij zelf kunnen met wat zij al hebben, kan eindigheid bevrijdend werken. Ook betekent eindigheid geen terugkeer naar de ‘nee, tenzij – vrijheid’, want er is geen heerser die zegt dat eindigheid alles verbiedt, tenzij hij dit toestaat. De ‘ja, mits – vrijheid’ blijft bestaan, maar de misvatting is weg om openheid ook op te vatten alsof de wereld oneindig veel grondstoffen heeft en oneindig veel producten nodig heeft. Dat doe je door de eindigheid te accepteren. De nieuwe vrijheden die daardoor ontstaan, zijn een waarborg voor de open samenleving. Publiek en privaat domein De ‘ja, mits – vrijheid’ geeft alle burgers gelijke rechten om dezelfde handelingen te mogen uitvoeren als iedere andere burger. De overheid heeft door middel van het staatsmonopolie een deel van de mogelijke handelingen van burgers exclusief aan zich getrokken, zoals politie en justitie. Ook handelingen die voor de samenleving belangrijk zijn, maar die de burgers niet uit zichzelf op zich nemen, heeft de overheid aan zich getrokken, bijvoorbeeld sociale woningbouw. Tezamen vormen deze handelingen het publieke domein. Het private domein bestaat uit alle overige handelingen die burgers wel mogen uitvoeren. Na afsluiting van het feodale tijdperk opende zich voor de gemiddelde burger een privaat domein dat groter was dan voorheen. Voorheen kon hij uitgesloten zijn van handelingen, omdat deze bijvoorbeeld niet waren toegestaan aan iemand die niet van adel was, of geen bijzonder privilege van de vorst had ontvangen. Met gelijke rechten voor alle burgers om alle handelingen uit te voeren ontstaat een privaat domein dat democratischer is dan voorheen, omdat het open staat voor allen. Naast het staatsmonopolie echter kent die democratie nog een duidelijke beperking, namelijk dat veel maatschappelijke productie kapitaalintensief is en daarmee onbereikbaar voor de meeste individuen. Fascinerend is hoe dit laatste verandert nu steeds meer mensen werken vanuit een visie op eindigheid en duurzaamheid en daarmee de democratie vergroten.
43
7 Conclusie De democratie verandert als mensen zelf gaan zorgen voor groen, zorg, welzijn, energie, water, mobiliteit, ontwikkelingsamenwerking en nog veel meer. Welke taken heeft de traditionele overheid hier nog in? In elk geval drie: zorgen voor eerlijke concurrentie, zorgen voor kwaliteit, en het stimuleren, ook wel faciliteren van particulier initiatief, waarvoor hierboven een tweetal methoden is gegeven. De eigenlijke productie wordt steeds meer aan de burger zelf overgelaten. Dat is wel even wennen, voor iedereen. De mensen achter de talloos vele particuliere initiatieven zijn nog steeds een minderheid. Niet gezegd is dat iedereen initiatieven moet nemen en daar constant mee bezig moet zijn. Wel is zaak afscheid te nemen van het zoeken naar oplossingen van problemen door de overheid. Problemen zijn eerst van de mensen, dan pas van hun overheid, de W-beweging.
44
O
ver ongeveer 15 jaar neemt de groei van de voorraden fossiele energie af, maar neemt de vraag nog toe. Gevolg zal zijn een scherpe stijging van de prijs naar een niveau waar mensen meer betalen voor hun energierekening, dan voor hun huur, of hypotheek. Over 15 jaar zal ongeveer een kwart van de werkende bevolking nodig zijn om het huidige niveau van de zorg te handhaven. Gevolg zal ook hier een scherpe prijsstijging zijn. Oplossing voor beide problemen zijn mensen die zelf aan het werk gaan met het opwekken van duurzame energie en het leveren van zorg. Regeringen en grote bedrijven kunnen hieraan bijdragen, maar de mensen zullen het zelf moeten doen in hun eigen omgeving. Niet alleen de opwekking van energie en het leveren van zorg decentraliseren en komen terecht bij de mensen zelf in hun eigen omgeving. Dit zal gelden voor de oplossing van steeds meer maatschappelijke vraagstukken. Zo is voedselvoorziening in de directe omgeving bezig aan een snelle opmars, evenals eigen beheer van natuur, water en landschap, en in mindere mate mobiliteit en onderwijs. Mensen die decentraal, in hun eigen omgeving, maatschappelijke problemen oplossen, blijken effectiever en efficiënter dan centrale regeringen die deze problemen proberen op te lossen, zoals de regering Obama en ook de Nederlandse regering. Vaak ook zijn mensen effectiever en efficiënter dan grote bedrijven; de veelbesproken globalisering lijkt in dat opzicht een achterhaald begrip te worden. Hoe kunnen mensen onderdeel zijn van deze pure vorm van democratie waarin zij zelf direct problemen in hun eigen omgeving kunnen aanpakken? Om te beginnen legt deze pure vorm van democratie de drempel laag voor iedereen om mee te doen aan de productie. Je hoeft niet eerst een lange mars te maken door de organisatie van overheden en bedrijven om mee te tellen. Je kunt als persoon direct meedoen aan het produceren van energie, zorg, of voedsel. Willen mensen dit, voelen ze zich daarin vrij, of kan het ook benauwend zijn om te worden meegezogen in decentrale productie in de eigen omgeving? Mensen die zelfstandig willen opereren, kunnen nu al volop kansen grijpen om bezig te gaan met tal van kleine ondernemingen in de
45
eigen omgeving. Wie dit niet wil, kan ook nog volop zijn kansen grijpen bij de bestaande grote organisaties, overheden en bedrijven. In beide gevallen is het van belang de eigen vrijheid in de gaten te houden. Onder welke omstandigheden beleef je die naar jouw wens het beste? Binnen een overheid, een groot bedrijf, of binnen een klein clubje waarmee je zelf besloten hebt om zorg te gaan verlenen, of duurzame energie op te wekken? Het laatste klinkt misschien als een betere garantie op vrijheid, maar ook in zo’n klein clubje kan het benauwend zijn. Eigen baas zijn, of met anderen, geeft misschien meer zeggenschap, maar is alles wel naar de beste traditie van de democratie geregeld? Ook de democratie op dit niveau van samen produceren in de eigen omgeving behoeft een constante kritische blik. Niet gezegd is dat iedereen initiatieven moet nemen en daar constant mee bezig moet zijn. Wel is zaak afscheid te nemen van het zoeken naar oplossingen van problemen door de overheid. De mensen in het Soesterkwartier geven hiervan het voorbeeld. Dat hebben zij gedaan door eerder de monumenten op de Wagenwerkplaats te redden en nu onder meer door de oprichting van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier. Zij zijn in Nederland niet de enigen, maar behoren tot de voorlopers, die inkijk geven in een nieuwe democratie waarin burgers zelf een stevig deel van de productie in handen hebben. Is het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk om te wijzen op mensen die zichzelf volledig zelfstandig democratisch besturen? Dit essay is begonnen met deze grote vraag, en het kleine antwoord daar en hier is de casus Wagenwerkplaats Amersfoort. Dit is een klein antwoord, omdat de feiten zich beperken tot een groep mensen die actief zijn rond de ontwikkeling van de nieuwe wijk, rond groenbeheer en de productie van duurzame energie. Mensen die zichzelf volledig democratisch besturen hebben belangrijke productiemiddelen in eigen handen. Is dat democratischer dan volksvertegenwoordiging, zoals de subtitel van dit essay doet vermoeden? Productie door de burger is in zoverre democratisch dat de burger zelf zeggenschap krijgt over productiemiddelen die nu in handen zijn
46
van de overheid. Hetzelfde geldt wanneer mensen productiemiddelen in handen nemen die nu in handen zijn van grote bedrijven. Deze democratisering vergroot het democratisch gehalte van de samenleving, maar maakt de volksvertegenwoordiging zeker niet overbodig. In dat opzicht is het zinloos om te stellen dat democratisering van productie democratischer is dan volksvertegenwoordiging. Zolang regeringen de productie in handen houden van bijvoorbeeld zorg, groen, welzijn en andere activiteiten, die burgers zelf beter kunnen uitvoeren, dan onthouden regeringen en volksvertegenwoordigingen de burger de vrijheid om hier zelf mee aan het werk te gaan. Zij onthouden de burger ook de democratie om samen directe zeggenschap over maatschappelijke productie te hebben. Dat met die zeggenschap van alles mis kan gaan, waarmee de democratie in gevaar komt, is snel duidelijk. Volksvertegenwoordigingen zouden daarop toezicht kunnen houden. Dat neemt niet weg dat wel sprake is van een situatie die democratischer is dan volksvertegenwoordiging wanneer burgers veel meer zelf doen in het publieke domein dan nu het geval is.
47
Literatuur
Over de auteur
Eric Abrahamson (2004): Change Without Pain: How Managers Can Overcome Initiative Overload, Organizational Chaos and Employee Burnout, Harvard Business School Press. Richard Florida (2002): The Rise of the Creative Class, and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, Basic Books. Glastra van Loon, J.F. (1987): Norm en Handeling, Bijdrage tot een kentheoretische fundering der sociale wetenschappen, heruitgave eerste druk, Groningen: Wolters - Noordhoff. Heijden, Jurgen van der (Red.) (2010): Combineer wat je hebt, Duurzaamheid door het verbinden van maatschappelijke functies, Delft: Eburon. Hirst, Paul (2002): Democracy and Governance; Debating governance, authority, steering and democracy, Pierre, Jon (ed.), Oxford: Oxford University Press. Jonas, Hans (1984): The Imperative of Responsibility. In Search of an Ethics for the Technological Age, Chicago: University of Chicago Press. The Memphis Manifesto (2003): zie www.memphismanifesto.com. Peck, Jamie (2007): The Creativity Fix, Published 2007−06−28 in Eurozine, www.eurozine.com. Pestoff, Victor, Taco Brandsen: Public governance and the third sector: opportunities for co-production and innovation? Paper presented at the conference of the European Group of Public Administration, September 2-4, 2009, St Julians, Malta. Vries Cees Anton de, Josje Kuenen (2008): Het wonder van de Wagenwerkplaats, Succesvolle gebiedsontwikkeling door publieke, private en particuliere partijen in Amersfoort, Habiforum. Zuylen, Jornt van, Jurgen van der Heijden, Laura van der Mark, André Meiresonne: Help! een burgerinitiatief!, InAxis, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2007.
48
Jurgen van der Heijden werkt als adviseur voor AT Osborne en is als gastonderzoeker verbonden aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Hij is co-auteur van het werkboek Help een burgerinitiatief, gratis downloaden via www.helpeenburgerinitiatief.nl. In 2009 hielp hij bij het aanstichten van Duurzaam Soesterkwartier en sindsdien heeft hij meer buurtcoöperaties helpen aanstichten.
49
Burgers nemen de productie over van energie, voedsel, natuur, zorg, ontwikkelingssamenwerking, mobiliteit, veiligheid en nog veel meer. Als burgers eenmaal zelf aan de slag gaan in het publieke domein, dan zijn ze niet meer te stoppen. Waarom is dit van het grootste belang? Ongeacht de politieke kleur van welk kabinet, college van GS of van B&W ook, er zal bezuinigd worden, simpelweg omdat de samenleving te veel kosten heeft: vergrijzing, staatsschuld, zorg, infrastructuur, grondstoffen, klimaatverandering en nog veel meer. Burgers kunnen zich verenigen om gezamenlijk het probleem aan te pakken dat de zorg onbetaalbaar wordt, of energie, of mobiliteit. Als heel veel burgers dat op heel veel plaatsen gaan doen, dan ontstaat een grote economische en maatschappelijke kracht. Dit boekje laat daarvan niet alleen een sterk voorbeeld zien, het Soesterkwartier in Amersfoort, maar laat ook zien welke vragen dat oproept over onder meer overheid en democratie. Het boekje is geschreven voor initiatiefrijke burgers, voor ambtenaren die dat willen ondersteunen, voor bedrijven die deze economische ontwikkeling willen volgen, en voor allen die willen begrijpen welke maatschappelijke ontwikkeling zich hier voltrekt. Jurgen van der Heijden heeft in het Soesterkwartier en op meer dan tien andere plaatsen in Nederland hulp geboden bij het opzetten van een buurtenergiebedrijf. Hij is coauteur van de serie ‘Help een burgerinitiatief’ van het ministerie van Binnenlandse Zaken, is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en werkt als consultant voor AT Osborne. Het project in het Soesterkwartier vond plaats in het kader van ‘In Actie met Burgers’ van de Nederlandse Vereniging van Gemeenten.
50