Procedure aanvraag- en beoordeling 'transformatie- en innovatieplannen SW-bedrijf’ in het kader van de motie Kerstens cs. Definitieve versie van 31 maart 2015 Inleiding De Participatiewet doet een beroep op de veranderkracht en het innovatief vermogen van gemeenten en hun SW-bedrijven. Met het aannemen van de motie van de heer Kerstens cs [Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 XV, nr. 27] stelt het kabinet in 2015 een bedrag van € 30 mln. beschikbaar om de herstructurering van de SW sector te ondersteunen (zie bijlage 1). Het kabinet kiest hierbij voor een regionale aanpak om aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de arbeidsmarktregio’s. Het geld dient om de innovatie en transformatie van de sociale werkvoorziening een extra impuls te geven. De motie spreekt over ‘herstructurering’. In deze handreiking wordt ingegaan op de daarvoor noodzakelijke ‘innovatie en transformatie’. De herstructurering middels innovatie en transformatie bevordert een doorontwikkeling van de SW-sector, die aangrijpt op 3 niveaus: Op het niveau van de SW- medewerkers die worden gesteund in hun arbeidsontwikkeling en de doelgroep voor de garantiebanen die zoveel mogelijk naar regulier werk moeten (via trajecten en projecten); Op het niveau van de stafmedewerkers en begeleiders uit de sector, die deze beweging mogelijk moeten maken (via professionalisering en instrumentontwikkeling); Op het niveau van de gezamenlijke SW-organisaties / infrastructuur waarbinnen deze mensen werken (via nieuwe structuren en dienstverleningsconcepten). Het kabinet nodigt de arbeidsmarktregio’s uit om plannen in dienen die bijdragen aan vernieuwing op deze 3 niveaus. Dit kan tot 1 juli 2015. Indien de plannen voldoen aan het toetsingskader ontvangen (de SW-bedrijven in) de regio’s een (gemaximeerde) bijdrage in de kosten. Deze handreiking geeft SW-bedrijven en gemeenten een handvat bij het opstellen en indienen van een aanvraag. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de rol van SW-bedrijven en gemeenten die bij het opstellen van de aanvraag betrokken zijn. 1.
Aanvraagproces
Het proces naar een aanvraag kent vier stappen: 1. Aanvraag opstellen en indienen 2. Toetsing aanvraag 3. Extra middelen uitkeren 4. Aanvraag uitvoeren Stap 1: Aanvraag opstellen en indienen (vóór 1 juli 2015) De arbeidsmarktregio’s worden uitgenodigd een aanvraag transformatie SW in te dienen. Wil een arbeidsmarktregio in aanmerking komen voor de financiële bijdrage vanuit het Rijk, dan moet het plan voldoen aan de volgende eisen: A. Een korte aanbiedingsbrief waarin wordt beschreven welke SW-bedrijven deelnemen aan de
aanvraag en namens welke (centrum)gemeente(n) het plan wordt ingediend. Voorts bevat de
aanbiedingsbrief de naam en adresgegevens van de contactpersoon namens de aanvrager(s). De aanbiedingsbrief is in ieder geval ondertekend door de hoofdaanvrager: het SW-bedrijf of de SW-bedrijven. In de brief dient te zijn aangegeven of afstemming in het regionaal werkbedrijf heeft plaatsgevonden. Instemming van sociale partners op regionaal niveau kan leiden tot medeondertekening door werkgevers en werknemers uit de regio. B. Het plan met daarin een beschrijving van de voorgenomen maatregelen, waarbij ook lopend
beleid m.b.t. de transformatie meegenomen mag worden. Het plan is voorzien van een begroting, waarin een onderbouwing van de kosten en de cofinanciering wordt gegeven. Ook is in het plan aangegeven hoe de uitvoering van het plan wordt georganiseerd (in taken en verantwoordelijkheden). De bijdrage van het Rijk bedraagt niet meer dan 50% van de totale kosten tot maximaal het bedrag dat per arbeidsmarktregio beschikbaar is gesteld. Een overzicht van de maximaal beschikbare bedragen per regio is bijgevoegd in bijlage 2. C. Om de beoogde transformatie en innovatie van de sector te stimuleren, gelden voor de 35
plannen de volgende bestedingsdoelen: 1.
Ontwikkeling en plaatsing van SW medewerkers en eventuele nieuwe werknemers vanuit de Participatiewet: • Begeleiding WSW’ers van werk naar werk (met behoud van rechtspositie), waarbij passende arbeid en adequate begeleiding randvoorwaarden zijn • Begeleiding / werkfit maken van mensen op de wachtlijst met als doel hen te begeleiden naar een zogenaamde garantiebaan • Het zorgdragen voor voldoende passend werk, ook bij veranderende bedrijven
2.
Bevordering en ontwikkeling expertise medewerkers van de sociale werkbedrijven, door bijvoorbeeld: • Omscholing zittende medewerkers /staf tot jobcoaches, met als doel het nog beter begeleiden van de SW werknemers naar passende arbeid • Medewerkers scholen op het terrein van functiecreatie, met als doel het uitbreiden van de arbeidsmogelijkheden voor de SW werknemers en eventuele andere werknemers
3.
Bijdrage aan transformatie / innovatie van de regionale infrastructuur, door bijvoorbeeld: • In samenwerking met het bedrijfsleven ombouwen van (onderdelen) van sociale werkbedrijven naar joint ventures of marktconforme (sociale) ondernemingen • Ontwikkelen van nieuwe werkgeversdiensten voor bedrijven die willen werken met medewerkers uit doelgroep P-wet • Ontwikkelen en/of opzetten van regionale detacheringfaciliteit voor inzet brede doelgroep • Ontwikkelen en/of opzetten van toekomstbestendige vorm van intern / beschut werk • Bundelen van staffuncties en overhead van meerdere SW-organisaties
Het staat de indieners van een plan vrij een keuze te maken uit de genoemde thema’s. De plannen kunnen zeker betrekking hebben op een bredere aanpassing van de uitvoering van sociale zekerheid door gemeenten. De extra middelen kunnen echter alleen ingezet worden voor activiteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van nieuwe arrangementen onder de Participatiewet (of in termen van de motie: “de herstructurering van bedrijven in de sociale
werkvoorziening passend bij hun positie in de Participatiewet”) die voorzien in arbeidsontwikkeling en/of werkgelegenheid voor SW medewerkers en de doelgroep Participatiewet. NB: De middelen kunnen niet worden ingezet ter dekking van tekorten op de reguliere bedrijfsvoering of voor frictiekosten die betrekking hebben op de ontmanteling van SW-bedrijven. D. De centrumgemeente biedt het plan ter inhoudelijke toetsing aan Cedris aan. Hierbij wordt
aangegeven of het plan is afgestemd (met de sociale partners) binnen het regionaal werkbedrijf. Voor Regio’s waar dit (nog) niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat er geen structuren zijn waarbinnen in relatief korte tijd het overleg met sociale partners hierover gevoerd kan worden, voldoet de eindafstemming op het centrale niveau. Cedris treedt na de toetsingsfase (augustus 2015) in overleg met sociale partners op centraal niveau, met als doel instemming van sociale partners met de plannen. Stap 2: De aanvraag laten toetsen (tussen 1 juli – 15 september) Het kabinet heeft de centrumgemeenten en Cedris gevraagd om de plannen van de arbeidsmarktregio’s te toetsen op een aantal vormvereisten: De centrumgemeente toetst op voldoende financiële bijdrage van de regio zelf (cofinanciering) Daarna kijkt Cedris aan de hand van de onder C. beschreven doelen naar de inhoud van het plan. Soms zal het nodig zijn dit te bespreken voordat de aanvraag wordt ingediend. Het is van belang dat partijen – indien nodig – vroegtijdig de afstemming met Cedris zoeken. Stap 3: Extra middelen uitkeren (najaar 2015) In het najaar 2015 keert BZK, na een akkoord van SZW, via een decentralisatie-uitkering de extra middelen uit aan de centrumgemeenten van arbeidsmarktregio’s die een plan hebben ingediend dat is goedgekeurd. De middelen worden verdeeld op basis het aantal WSW’ers via de verdeelsleutel WSW (als onderdeel van het Participatiebudget). Herverdeling van deze middelen is niet mogelijk. Indien een arbeidsmarktregio geen aanvraag indient, komt het budget voor deze regio te vervallen. Stap 4: Aanvraag uitvoeren (direct na goedkeuring) De (SW-bedrijven in de) arbeidsmarktregio’s voeren het plan van aanpak uit. De activiteiten dienen in het najaar van 2015 gestart te zijn en kunnen doorlopen tot medio 2016. Uiterlijk een jaar na goedkeuring van het plan (1 september 2016) dient het plan te zijn uitgevoerd. Het ministerie vraagt geen specifieke verantwoording over de beschikbaar gestelde middelen maar heeft Cedris gevraagd om een integrale uitvoeringsrapportage op te stellen die inzicht geeft in de activiteiten die zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan. Deze rapportage zal in het najaar 2016, doch uiterlijk op 31 december 2016, worden aangeboden aan SZW. Cedris zal bij de start van de uitvoering van de plannen aan de Cedris-leden duidelijk maken welke informatie nodig is om deze rapportage te kunnen opstellen.
2.
Rol van de verschillende partijen
Rol sociale werkvoorzieningbedrijf
Het kabinet vraagt de SW-bedrijven om aanvragen in te dienen. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich dat de uitgangssituatie van de verschillende SW-organisaties sterk van elkaar verschilt, dat gemeenteraden soms ook al plannen hebben vastgesteld en dat daarmee de oplossingsrichtingen per regio en zelfs binnen een regio van elkaar kunnen verschillen. Het kabinet en de VNG zien daarom een belangrijke rol voor de SW-bedrijven bij het opstellen van de aanvragen. Zij zijn goed in staat om aan te geven welke activiteiten ingezet moeten worden in het kader van de transformatie. Omdat gemeenten opdrachtgever van sociale werkbedrijven zijn en in de meeste gevallen ook in het bestuur zitten, is er een duidelijke link tussen de aanvraag voor de extra middelen en het (bredere) gemeentelijke beleid. Indien mogelijk is afstemming binnen het regionaal Werkbedrijf gewenst. Aanvragen kunnen door één of meerdere sociale werkbedrijven worden opgesteld:
-
Individuele aanvraag In arbeidsmarktregio’s waarin overwegend één SW-bedrijf actief is, maakt het betreffende SW-bedrijf de aanvraag in afstemming met het bestuur / centrumgemeente (die ook als financier fungeert). Naar verwachting betreft dit maximaal 10 regio’s.
-
Gezamenlijke aanvraag In arbeidsmarktregio’s met meerdere SW-bedrijven, maken deze SW-bedrijven een gezamenlijke aanvraag. Uitgangspunt is dat alle SW-bedrijven deelnemen aan minimaal één van de in te dienen plannen. Cedris heeft in elke arbeidsmarktregio één Cedris-lid aangewezen als regionaal contactpersoon voor de SW-sector. Deze regionale contactpersoon coördineert het opstellen van de (gezamenlijke) aanvraag en zorgt voor de afstemming met (het college van B&W van) de centrumgemeente die als financier fungeert.
Financiering Net als in de overige sectorplannen, geldt een cofinancieringeis van 50%. Hierdoor is in potentie een transformatiebudget van €60 miljoen beschikbaar voor de beschreven doelen. De bekostiging uit de middelen van het Rijk, die beschikbaar zijn op basis van deze regeling is gemaximeerd op 50%. De opstellers van het plan dienen daarom – in overleg met hun bestuurders en/of stakeholders – te zorgen voor financiële dekking van minimaal de helft van de totale kosten. Deze cofinanciering kan vanuit diverse bronnen worden ingezet: - Natura-middelen: inzet uren personeel gemeente / SW-bedrijf - Middelen uit bedrijfsreserve SW-bedrijf(en) - Middelen van GR - Andere fondsen, zoals ESF en subsidies. Om een indruk te geven van de beschikbare middelen van het Rijk: voor een gemiddeld SW-bedrijf met 1000 SE, is een bedrag van €330.380 beschikbaar. (Berekening: €30.000.000 / 90.804 = €330,38 per SE). Herverdeling van deze middelen is niet mogelijk: middelen voor niet-deelnemende gemeenten / SW-bedrijven, vervallen en kunnen niet worden ingezet door gemeenten / SW-bedrijven die wel meedoen. In bijlage 2 is, aangegeven welke bedragen per arbeidsmarktregio beschikbaar zijn (op basis van het aantal SE’s). In de begroting bij de plannen dient duidelijk te zijn wat de inzet van de indienende partijen is en vanuit welke bron, en voor welke concrete activiteiten de bijdrage van het Rijk wordt ingezet.
Toets op de cofinanciering door Centrumgemeente Centrumgemeenten treden niet op als aanvrager, maar uitsluitend als budgetbeheerder. Zo wordt voorkomen dat zij in de rol komen van inhoudelijk beoordelaar van plannen van SW-bedrijven waarmee men geen relatie heeft. Wel moet de centrumgemeente toetsen of de optelsom van aanvragen (in het geval er meerdere SW-bedrijven in een arbeidsmarktregio zijn) niet het maximale beschikbare budget overschrijdt. De centrumgemeente toetst op: - Beschikbaarheid van 50% cofinanciering, daarbij zorgt de aanvrager voor instemming / handtekeningen van de eigen shareholdergemeenten op deze cofinanciering. - Reikwijdte: als niet alle gemeenten / SW-bedrijven uit één regio deelnemen, wordt het beschikbare budget gekort voor de taakstelling van de niet deelnemende gemeenten / SWbedrijven. Zo nodig treedt de centrumgemeente hierover in contact met Cedris. Zo snel mogelijk, doch uiterlijk vóór 1 juli 2015, wordt het plan inclusief de financiële onderbouwing en aanbiedingsbrief voorgelegd aan de centrumgemeente. De centrumgemeente (die budgethouder wordt) zet het plan na deze (financiële) toets op de beschikbaarheid van cofinanciering als aanvraag door naar Cedris. Inhoudelijke toets op de plannen door Cedris Uiterlijk op 1 augustus stuurt de centrumgemeente de aanvraag door naar Cedris. Cedris toetst of de plannen voldoen aan de inhoudelijke eisen. Daarna worden de plannen door Cedris besproken met sociale partners op centraal niveau. Doel van dit overleg op centraal niveau is instemming met het totale plan. Uiterlijk 1 september laat Cedris de aanvrager(s) weten of de aanvraag akkoord is. Cedris is bevoegd een termijn te stellen waarbinnen een onvolledige aanvraag kan worden aangevuld, zodat deze als een volledige aanvraag in behandeling kan worden genomen. Waar kan een aanvraag worden ingediend? De aanvraag dient te worden gericht aan: Cedris Postbus 8151 3503 RD Utrecht
Bijlage 1
Tekst motie
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014–2015 34 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015 Nr. 27 MOTIE VAN HET LID KERSTENS C.S. Voorgesteld 27 november 2014 De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de op 1 januari 2015 in werking tredende Participatiewet bedrijven in de sociale werkvoorziening kansen biedt om de opgedane kennis en ervaring inzake de bemiddeling en plaatsing van mensen met een SW-indicatie breder in te zetten; overwegende dat bedrijven in de sociale werkvoorziening daartoe in aanloop naar genoemde wet hebben ingezet op verbetering van hun effectiviteit en efficiency; overwegende dat bedrijven in de sociale werkvoorziening – en dit geldt in versterkte mate voor regio’s waar het percentage SW-dienstbetrekkingen hoger ligt dan gemiddeld – daarmee een aanzienlijke herstructurering als mensontwikkelbedrijf doorvoeren; constaterende dat de Tweede Kamer eerder aandacht heeft gevraagd voor regionale verschillen, hetgeen onder meer heeft geleid tot herschikking van middelen in het kader van de verdeelmodellen behorend bij de Participatiewet; van mening dat het wenselijk is het herstructureringsproces te faciliteren in die regio’s waar het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt groot is in vergelijking tot de opnamecapaciteit van bedrijfsleven en overheid in het kader van de realisatie van de bij het sociaal akkoord vorig jaar overeengekomen garantiebanen; verzoekt de regering, binnen de middelen van de Regeling cofinanciering sectorplannen 30 miljoen euro toe te wijzen overeenkomstig de WSW-verdeelmaatstaf opdat regio’s met meer mensen in de sociale werkvoorziening ook voor meer middelen in aanmerking komen voor cofinanciering van overeen te komen plannen in het kader van de herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening passend bij hun positie in de Participatiewet, en gaat over tot de orde van de dag. Kerstens Potters
Schouten Van Weyenberg Dijkgraaf
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 XV, nr. 27 2
Bijlage 2
Overzicht verdeling middelen motie Kerstens, over de 35 arbeidsmarktregio’s
De verdeelsleutel is het (maximale) aandeel wat de gemeenten ontvangen in het Participatiebudget voor het deel WSW-oud. In de tabel is duidelijk zichtbaar dat regio’s met een bovengemiddeld aantal WSW’ers relatief veel middelen ontvangen. Regio
Centrumgemeente
Bedrag
Groningen Zuid-Limburg
Groningen Heerlen
€ 2.245.369 € 2.061.304
Noordoost Brabant Twente Rijnmond
‘s-Hertogenbosch Enschede Rotterdam
€ 1.678.468 € 1.589.704 € 1.578.870
Friesland Groot-Amsterdam West-Brabant
Leeuwarden Amsterdam Breda
€ 1.417.176 € 1.380.076 € 1.359.710
Stedendriehoek en Noord West Veluwe Zuidoost Brabant IJsselvechtstreek
Apeldoorn Eindhoven Zwolle
€ 1.219.091 € 982.080 € 973.454
Haaglanden Midden-Gelderland Midden-Brabant
Den Haag Arnhem Tilburg
€ 946.770 € 898.889 € 887.796
Drenthe Achterhoek Noord Holland Noord
Emmen Doetinchem Alkmaar
€ 855.707 € 771.110 € 767.563
Zeeland Holland Rijnland Midden-Utrecht
Goes Leiden Utrecht
€ 732.634 € 723.390 € 706.188
Noord-Limburg Rijk van Nijmegen Helmond De Peel
Venlo Nijmegen Helmond
€ 678.255 € 636.277 € 587.482
Midden-Limburg Zuid-Kennemerland Drechtsteden
Roermond Haarlem Dordrecht
€ 584.830 € 488.999 € 447.926
Amersfoort Flevoland Rivierenland
Amersfoort Almere Tiel
€ 418.923 € 399.668 € 382.542
Food-Valley Zaanstreek-Waterland Midden-Holland
Ede Zaanstad Gouda
€ 375.121 € 301.239 € 293.877
Zuid-Holland Centraal Gooi en Vechtstreek Gorinchem
Zoetermeer Hilversum Gorinchem
€ 237.950 € 212.405 € 179.038