DE DUUR VAN EEN LOOPBAANBEGELEIDING: BEPALENDE FACTOREN EN BEOORDELING Analyse in het kader van het ESF-proefproject ‘Verlengde tijdsduur’ Eindrapport
Katleen De Rick
Onderzoek in samenwerking met VDAB
16 september 2015
Gepubliceerd door KU Leuven HIVA ONDERZOEKSINSTITUUT VOOR ARBEID EN SAMENLEVING Parkstraat 47 bus 5300, 3000 LEUVEN, België
[email protected] www.hiva.be D/2015/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN OMSLAGONTWERP OMSLAGILLUSTRATIE
typ de naam van het ontwerpbureau typ de bronvermelding
© 2015 HIVA KU Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.
Inhoud
Lijst tabellen
5
1 | Probleemstelling en onderzoeksmethode
7
1.1 1.2
7 8 8 8 9
Probleemstelling Onderzoeksmethode 1.2.1 De vragenlijst 1.2.2 De respondenten 1.2.3 De analyse
2 | Het volume loopbaanbegeleiding en determinanten
11
2.1
11 11 11 12 12 12 12 12 13 13 14 15 15 15 16 16 18 19 19 20 20 21 21 22 22
2.2
Welke factoren hangen samen met het volume aan loopbaanbegeleiding? 2.1.1 Sociodemografische determinanten 2.1.1.1 Determinanten van het volume aan loopbaanbegeleiding 2.1.1.2 Determinanten van het aanvragen van extra uren 2.1.1.3 Determinanten van de goedkeuring van de aanvraag van extra uren 2.1.1.4 Determinanten van het opnemen van de extra uren 2.1.1.5 Conclusie 2.1.2 Beslissingen met betrekking tot volume loopbaanbegeleiding 2.1.2.1 Redenen om het bij één pakket te houden 2.1.2.2 Redenen om een tweede pakket aan te vragen 2.1.2.3 Redenen om geen verlengde tijdsduur aan te vragen 2.1.2.4 Reden voor de aanvraag van de verlengde tijdsduur 2.1.2.5 Redenen voor het niet benutten van toegekend recht 2.1.2.6 Conclusie 2.1.3 Vertrouwdheid met het systeem 2.1.3.1 Kennis van het systeem 2.1.3.2 Keuze van de aanbieder 2.1.3.3 Conclusie 2.1.4 Extra inzet bij het volume loopbaanbegeleiding 2.1.4.1 Individueel werk 2.1.4.2 Groepsessies 2.1.4.3 Tussendoor raadplegen van de loopbaanbegeleider 2.1.4.4 Benutten van de nazorg 2.1.4.5 Conclusie Conclusie
3 | De VTD-procedure
25
3.1 3.2
25 25 25 26 26 26 26 27 27 27 28
3.3
Het initiatief voor de aanvraag Beoordeling van de procedure 3.2.1 Moeilijkheid van de stappen 3.2.2 Snelheid van de stappen 3.2.3 Drempels voor het doorlopen van de procedure 3.2.3.1 Drempels voor het invullen van de vragenlijsten 3.2.3.2 Drempels voor het niet benutten van de adviesmogelijkheid 3.2.3.3 Doorgeven van persoonlijke info 3.2.4 Snel te horen krijgen van het resultaat 3.2.5 Opnieuw de procedure doorlopen? Conclusie
4 | Output en resultaten van de pakketten
29
4.1
29 29
Output en meerwaarde van het tweede loopbaanpakket 4.1.1 Aantal uur besteed aan het tweede loopbaanpakket
INHOUD
3
4.2
4.3
4.4
4
4.1.2 Doel van het tweede loopbaanpakket: actie of reflectie? 4.1.3 Doel opgenomen in POP na eerste pakket? 4.1.4 Een nieuw POP? 4.1.5 Meerwaarde van de tweede loopbaancheque 4.1.6 Conclusie Output en resultaten van VTD 4.2.1 Aantal uur 4.2.2 Doel van de verlengde tijdsduur: actie of reflectie? 4.2.3 Een (nieuw) POP? 4.2.4 Meerwaarde 4.2.5 Wat indien het recht niet toegekend werd? 4.2.6 Conclusie Algemene beoordeling en duurzaamheid 4.3.1 De duur van de begeleiding 4.3.1.1 Beoordeling van de totale duur van de begeleiding 4.3.1.2 Beoordeling van de afstemming van de begeleiding 4.3.1.3 Suggesties voor een efficiëntere begeleiding 4.3.2 Duurzame effecten van de begeleiding 4.3.2.1 Benutting van de inzichten uit de begeleiding 4.3.2.2 Behoefte aan verdere begeleiding binnen de zes jaar 4.3.3 Conclusie Conclusie
29 30 30 31 31 31 32 32 32 33 33 33 34 34 34 34 35 35 35 36 36 37
5 | Algemene conclusies en aanbevelingen
39
Referenties
49
INHOUD
Lijst tabellen
Tabel 1.1
Volume loopbaanbegeleiding (n=1500)
Tabel 2.1
Redenen om het bij één pakket te houden (n=694, meerdere antwoorden mogelijk)
Tabel 2.2
13
Redenen om een tweede pakket aan te vragen (n=805, meerdere antwoorden mogelijk)
Tabel 2.3
9
14
Reden voor het niet aanvragen van de verlengde tijdsduur, bij respondenten die weet hebben van de verlengde tijdsduur (n=256, meerdere antwoorden mogelijk)
Tabel 2.4
Reden voor de aanvraag van de verlengde tijdsduur (n=158, meerdere antwoorden mogelijk)
Tabel 2.5
17
Weten dat het mogelijk is om te veranderen van centrum, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 2.9
17
Weten dat gratis extra begeleiding mogelijk is, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 2.8
17
Weten dat men per loopbaancheque recht heeft op nazorg, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 2.7
15
Weten dat elk deel van de begeleiding eindigt met een POP, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 2.6
15
18
Verschillende aanbieders van loopbaanbegeleiding met elkaar vergeleken, naar volume van de begeleiding (n=1500)
18
Tabel 2.10
Genoeg informatie om te weten welke aanbieder de beste was (n=441)
18
Tabel 2.11
Informatie waaraan een tekort was (n=159, meerdere antwoorden mogelijk) 19
Tabel 2.12
Basis voor de keuze van een aanbieder (n=441, meerdere antwoorden mogelijk)
19
Tabel 2.13
Thuis actief bezig geweest, naar volume van de begeleiding (n=1500)
20
Tabel 2.14
Groepssessies gevolgd, naar volume van de begeleiding (n=1500)
20
Tabel 2.15
Tussendoor raadplegen van de loopbaanbegeleider, naar volume van de begeleiding (n=1500)
21
Tabel 2.16
Nazorg na het eerste pakket, naar volume van de begeleiding (n=1500)
22
Tabel 2.17
Nazorg na het tweede pakket, naar volume van begeleiding
22
Tabel 3.1
Het initiatief voor de aanvraag van verlengde tijdsduur (n=157)
25
Tabel 3.2
Reden voor niet benutten van de vragenlijsten (n=27, meerdere antwoorden mogelijk)
Tabel 3.3
26
Reden voor niet benutten van het advies (n=24, meerdere antwoorden mogelijk)
27
Tabel 3.4
Snel resultaat te horen krijgen naar aantal doorlopen trappen (n=157)
27
Tabel 3.5
Opnieuw doorlopen van de procedure naar aantal doorlopen trappen (n=157)
28
Tabel 4.1
Doel van het tweede pakket loopbaanbegeleiding (n=777)
30
Tabel 4.2
Doel opgenomen in het POP na het eerste pakket loopbaanbegeleiding (n=801)
30
LIJST TABELLEN
5
Tabel 4.3
Nieuw POP op het einde van het tweede pakket loopbaanbegeleiding (n=801)
31
Tabel 4.4
Meerwaarde van de tweede loopbaancheque ( )
31
Tabel 4.5
Waaraan werd de tijd besteed (n=76)
32
Tabel 4.6
Een POP na de extra uren (n=75)
33
Tabel 4.7
Omvang van de meerwaarde (n=75)
33
Tabel 4.8
Beoordeling van de duur van de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
34
Tabel 4.9
Mate van afstemming van de begeleiding, naar volume (n=1500)
35
Tabel 4.10
Gebruik van de inzichten uit de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 4.11
Verwachting over verder gebruik van de inzichten uit de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
Tabel 4.12
LIJST TABELLEN
36
Tweede cheque gebruiken of (indien het zou kunnen) opnieuw cheques aanvragen binnen de zes jaar (n=1500)
6
35
36
1 | Probleemstelling en onderzoeksmethode
1.1
Probleemstelling
Het systeem van loopbaanbegeleiding werd in 2013 grondig vernieuwd. Onderliggende principes van het systeem waren vraagsturing en een vrije markt van aanbieders. Een van de onderdelen van de vernieuwing was de manier waarop omgegaan werd met de duur van een loopbaanbegeleiding. Klanten krijgen voor elke periode van zes jaar de kans om acht uur loopbaanbegeleiding te volgen. Deze acht uur worden in twee keer aangekocht via een loopbaancheque. Elke cheque geeft recht op vier uur begeleiding. De ervaringen met het oude systeem leerden dat er ook werknemers zijn voor wie een begeleiding van acht uur te kort is. In het nieuwe systeem wilde men nog altijd de mogelijkheid voorzien van een begeleiding langer dan acht uur om dergelijke werknemers een volledige, afgeronde begeleiding te kunnen garanderen. Gegeven de uitgangsprincipes (sturing door de vraag van de klant en een vrije markt van aanbieders) gaf men er de voorkeur aan om begeleiding van meer dan acht uur niet systematisch aan te bieden aan iedereen die deel uitmaakt van een bepaalde kansengroep (laaggeschoolden, oudere werknemers, allochtonen, …), maar de mogelijkheid te geven op basis van specifieke loopbaangerelateerde kenmerken van de klant. Voor deze keuze was er ook ondersteuning te vinden in wetenschappelijk onderzoek dat door de Vlaamse overheid werd uitbesteed (De Rick, 2013; Van Laer e.a., 2012). Het onderzoek van De Rick gaf meer inzicht in welke kenmerken kunnen leiden tot extra lange begeleidingen. Op basis hiervan werd vervolgens een gestandaardiseerde procedure uitgewerkt om te kunnen beoordelen of klanten inderdaad baat kunnen hebben bij extra uren, en dit op basis van individuele kenmerken. In grote lijnen bestaat de procedure erin dat een klant van de loopbaanbegeleiding extra uren kan aanvragen wanneer hij of zij denkt daar baat bij te hebben. Dit kan op elk moment in de begeleiding. Klanten krijgen recht op extra uren als ze kunnen aantonen dat ze een arbeidshandicap hebben ofwel wanneer blijkt dat ze een laag niveau van loopbaancompetenties hebben (dit wordt gemeten via een gestandaardiseerde vragenlijst). Om bijzondere problemen of situaties te kunnen opvangen (het is niet mogelijk noch wenselijk om alle factoren die een rol kunnen spelen op een gestandaardiseerde manier in kaart te brengen), werd ook nog een ‘opvangnet’ voorzien. Indien de persoon na de screening door VDAB geen recht krijgt op extra uren, kan de klant aan de loopbaanbegeleider vragen om een gemotiveerd advies te bezorgen aan VDAB waaruit moet blijken dat de extra uren toch nodig zijn. Het recht bestaat erin dat men acht uur extra begeleiding krijgt, waarvan men zo veel uren opneemt als men denkt nodig te hebben. Deze extra begeleiding is voor de klant gratis. Dankzij middelen van het Vlaams ESF-Agentschap was het mogelijk om de procedure verder te ontwikkelen, in de praktijk te brengen en uit te testen. Dit gebeurde in een samenwerking tussen VDAB, HIVA (KU Leuven) en 15 loopbaancentra. VDAB was verantwoordelijk voor het uitwerken van de omkadering die nodig is voor een dergelijke procedure, voor de uitvoering van de procedure en voor de monitoring. Hierbij was er ondersteuning van het HIVA. Aansluitend hierbij werd een onderzoek uitgevoerd door het HIVA, bij werknemers die in loopbaanbegeleiding gingen. Dit gebeurde in nauw overleg met VDAB en VDAB zorgde ook voor de ondersteuning om gegevens te kunnen verzamelen. Het was de bedoeling om na te gaan welke factoren samenhangen met het volume aan loopbaanbegeleiding dat opgenomen wordt (een begeleiding die men krijgt voor één cheque, een begeleiding voor twee cheques of een begeleiding aangevuld met extra uren verkregen via de hierboven vermelde aanvraagprocedure. Ook hoe de hele VTD-procedure en de uitkomsten ervan ervaren werd door de klanten die extra uren aanvroegen, werd geanalyseerd. Tot slot werd
HOOFDSTUK 1 | PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSMETHODE
7
gekeken naar de output en meerwaarde van de twee types van lange trajecten: de trajecten van acht uur (verkregen met twee loopbaancheques) en de trajecten waarbij de acht uur aangevuld werden met de extra uren die toegekend werden op basis van de procedure. Uiteindelijk is het de bedoeling dat elke werknemer een loopbaanbegeleiding kan krijgen die qua duur op maat is: te korte begeleidingen zijn niet wenselijk, maar te lange ook niet. Dit onderzoek biedt de nodige informatie om de modaliteiten in het systeem voor loopbaanbegeleiding die betrekking hebben op de duur van een begeleiding te optimaliseren.
1.2
Onderzoeksmethode
Voor het onderzoek werden gegevens verzameld bij werknemers in loopbaanbegeleiding aan de hand van een websurvey die met hoofdzakelijk kwantitatieve technieken geanalyseerd werden.
1.2.1
De vragenlijst
De vragenlijst die aan de werknemers in loopbaanbegeleiding bezorgd werd, bestond uit verschillende componenten: 1) vragen die peilen naar de mate waarin men kennis heeft van het systeem en de voorziene mogelijkheden ook benut, 2) vragen met betrekking tot de beslissingen die men neemt om te kiezen voor een begeleiding van één pakket of voor een begeleiding van twee pakketten en om al dan niet extra uren aan te vragen, 3) vragen over inzet bijkomend aan het standaardpakket van een individuele begeleiding (zoals thuis actief bezig zijn of de mogelijkheid van nazorg benutten), 4) vragen over de procedure om extra uren aan te vragen (verder in dit rapport de VTD-procedure genoemd, waarbij VTD staat voor verlengde tijdsduur) en 5) vragen over de output en meerwaarde van het tweede pakket loopbaanbegeleiding en die van de extra uren. De vragenlijst werd onder de vorm van een websurvey via mail bezorgd aan de klanten in loopbaanbegeleiding. De mailing gebeurde door VDAB, zodat de anonimiteit van de respondenten gegarandeerd kon worden. De antwoorden op de vragenlijst kwamen rechtstreeks bij het HIVA terecht, zodat de klanten zich ook volledig vrij konden voelen bij het beantwoorden van de vragenlijst en geen informatie moesten doorgeven aan VDAB. Om de respons te verhogen werden twee rappels uitgestuurd. Omdat de groep van personen die extra uren aanvroegen relatief klein is, werd overgegaan tot een telefonische bevraging met dezelfde vragenlijst, indien er geen antwoord kwam op de websurvey om zodoende de respons te verhogen. Deze bevraging gebeurde niet door de persoon die de data analyseerde, zodat ook hier de anonimiteit van de gegevens gewaarborgd bleef.
1.2.2
De respondenten
Omdat de VTD-procedure en de uitkomsten een cruciaal onderdeel zijn van het onderzoek, werd besloten om alle personen die op dat moment al een aanvraag gedaan hadden voor verlengde tijdsduur te betrekken bij het onderzoek. Het ging om 184 personen. Hiervan nam 66% deel aan de enquête. Daarnaast werd een steekproef getrokken uit de overige klanten van loopbaanbegeleiding. (Op het moment van de steekproeftrekking hadden deze mensen dus geen aanvraag voor extra uren gedaan. Het is mogelijk dat een aantal van hen dat wel nog deden tussen het moment van de steekproeftrekking en het invullen van de vragenlijst.) In totaal werd zo aan 4067 personen de websurvey bezorgd. De respons bedroeg hier 34%. Uiteindelijk konden we beschikken over de antwoorden van 1500 respondenten. Onderstaande tabel geeft weer hoe de respondenten zich verdelen naar het volume van gebruikte loopbaanbegeleiding. Het aandeel van klanten die een begeleiding van vier uur opnamen en klanten die een begeleiding van acht uur opnamen is niet in verhouding tot dat aandeel in de populatie (zie hieronder). Voor dit onderzoek is dat geen probleem, aangezien we deze subgroepen van elkaar onderscheiden en in het onderzoek gegeven de onderzoeksvragen en voor de beschrijvende analyses
8
HOOFDSTUK 1 | PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSMETHODE
telkens de subgroepen met elkaar vergelijken of subgroepen apart analyseren. We doen met andere woorden uitspraken over subgroepen en niet over de groep van klanten in loopbaanbegeleiding in zijn geheel. Voor alle monitoringgegevens (bv. hoeveel mensen doen een beroep op loopbaanbegeleiding, hoeveel cheques worden gebruikt door de klant, hoeveel mensen hebben in totaal een aanvraag gedaan om extra uren te krijgen, etc.) verwijzen we de lezer naar de rapportering door VDAB.
Tabel 1.1
Volume loopbaanbegeleiding (n=1500)
Aantal
%
1 pakket
698
46.5
2 pakketten
726
48.4
2 pakketten + VTD
76
5.1
1.2.3
De analyse
De gegevens werden geanalyseerd met SAS. Gebruikte statistische technieken zijn univariate (frequenties, centrum- en spreidingsmaten); bivariate (met chi²-toetsen), en multivariate analyse (logistische regressie). De antwoorden op de open vragen werden gehercodeerd. Twee open vragen werden op een kwalitatieve manier geanalyseerd.
HOOFDSTUK 1 | PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSMETHODE
9
2 | Het volume loopbaanbegeleiding en determinanten
2.1
Welke factoren hangen samen met het volume aan loopbaanbegeleiding?
Idealiter wordt het volume aan loopbaanbegeleiding volledig bepaald door de aard van de vraag en de kenmerken van de klant en zijn specifieke situatie. In realiteit zullen allerlei factoren deze relatie doorkruisen. In deze paragraaf willen we een aantal van die factoren bekijken. Een eerste groep van factoren betreft de kansengroepkenmerken. We gaan na of het volume van de loopbaanbegeleiding verschilt naargelang de klant al dan niet behoort tot een kansengroep. Vervolgens gaan we na welke overwegingen de klanten zelf een rol laten spelen. Is de duur van de begeleiding inderdaad gebaseerd op de ervaren behoefte of spelen andere, misschien ook onwenselijke, redenen eveneens een rol? Daarna bekijken we factoren die betrekking hebben op de mate waarin de klant vertrouwd is met het systeem. Om het systeem van loopbaanbegeleiding optimaal te kunnen gebruiken, moet je het systeem en je rechten daarbinnen kennen. Tot slot bekijken we de verschillende vormen van inzet die kunnen voorkomen in een begeleidingstraject: een klant kan buiten de begeleidingsuren aan de slag gaan met opdrachten, kan tussentijds zijn of haar begeleider raadplegen, kan een beroep doen op de nazorg of kan groepssessies volgen. Mogelijk hangt dit ook samen met het volume aan begeleiding.
2.1.1
Sociodemografische determinanten
Het systeem van loopbaanbegeleiding werd zo opgezet dat er standaard geen specifieke voordelen zijn voor mensen die tot kansengroepen behoren wat de duur van de begeleiding betreft. Deze beslissing vloeide voort uit onderzoek dat aantoont dat mensen uit kansengroepen niet per definitie een langere begeleiding nodig hebben. Weliswaar werd al een voorbehoud gemaakt voor personen met een arbeidshandicap, in die zin dat het hebben van een arbeidshandicap recht geeft (indien aangevraagd en aan te tonen, dus niet automatisch) op gratis uren begeleiding bovenop de twee pakketten. Dat neemt niet weg dat er toch een relatie kan zijn tussen het al dan niet behoren tot een kansengroep en de duur van de loopbaanbegeleiding. Indien we geen relatie vinden tussen het behoren tot een kansengroep en de duur van de loopbaanbegeleiding, kunnen we ervan uitgaan dat de duur bepaald wordt door andere factoren. Dat zou een bevestiging zijn voor de opzet van het systeem. 2.1.1.1
Determinanten van het volume aan loopbaanbegeleiding
We voerden een multinomiale logistische regressieanalyse uit om het verband te bestuderen tussen de kansengroepindicatoren en het volume aan loopbaanbegeleiding (een begeleiding van een pakket, een begeleiding van twee pakketten of een begeleiding van twee pakketten aangevuld met gratis extra uren). Deze analyse bevestigt dat voor personen met een arbeidshandicap de kans om in een begeleiding van een of twee pakketten te zitten kleiner is dan bij personen die geen arbeidshandicap hebben (odds ratio kort versus lang extralang traject: 0.088; odds ratio lang versus extralang traject: 0.122).
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
11
2.1.1.2
Determinanten van het aanvragen van extra uren
Eerst gingen we na of de kans dat iemand uit een kansengroep een aanvraag doet voor extra uren verschilt van de kans dat iemand die niet tot een kansengroep behoort een aanvraag doet. De logistische regressieanalyse, uitgevoerd op de populatie van klanten die loopbaanbegeleiding volgden in een centrum waar ook de extra uren konden opgenomen worden, toont aan dat er geen relatie is tussen de socio-demografische kenmerken (waarbij we de kansengroepen vergelijken met de nietkansengroepen) en de kans om extra uren aan te vragen, behalve wat het kenmerk ‘hebben van een arbeidshandicap’ betreft (p < .0001). Bij die kansengroep is de kans groter dat extra uren aangevraagd worden dan bij mensen zonder een arbeidshandicap (odds ratio: 3.243, met als referentiecategorie personen zonder een arbeidshandicap). 2.1.1.3
Determinanten van de goedkeuring van de aanvraag van extra uren
Vervolgens gingen we na of er een verband is tussen het behoren tot een kansengroep en het recht krijgen op die extra uren. De logistische regressieanalyse, eveneens uitgevoerd op de populatie van klanten die loopbaanbegeleiding volgden in een centrum waar ook de extra uren konden opgenomen worden en die extra uren aanvroegen, geeft aan dat er evenmin een relatie is tussen kansengroepindicatoren en het recht op extra uren, behalve als het om het kenmerk ‘handicap’ gaat (p < .0001). Dit is echter niet verrassend aangezien het hebben van een handicap een van de criteria is om extra uren toe te kennen (odds ratio niet beschikbaar aangezien alle personen met een handicap sowieso de goedkeuring krijgen). 2.1.1.4
Determinanten van het opnemen van de extra uren
Als het recht toegekend wordt, is de aanvrager niet verplicht om de extra uren ook op te nemen. Zoals we in andere analyses zagen, zijn er mensen die de extra uren (nog) niet opnemen. We gingen tot slot na of er een verband is tussen de sociodemografische kenmerken en het opnemen van de toegekende uren. Ook hier vinden we geen verband tussen de kansengroepindicatoren en het al dan niet opnemen van de extra uren (ook niet met handicap). Het zijn met andere woorden andere factoren die bepalen of iemand de toegekende extra uren al dan niet benut. 2.1.1.5
Conclusie
Het resultaat bevestigt de hypothese dat het volume van de loopbaanbegeleiding, het aanvragen van extra uren, de goedkeuring en de benutting ervan, niet samenhangt met het al dan niet behoren tot een kansengroep. De uitzondering is het al dan niet hebben van een handicap. Dit resultaat bevestigt de veronderstellingen gebaseerd op eerder onderzoek (De Rick, 2013) dat het hebben van een handicap wel een langere begeleiding verantwoordt. Men zou kunnen veronderstellen dat mensen die weten dat ze automatisch recht hebben op extra uren dat ook sneller zullen aanvragen (ongeacht of ze het echt nodig hebben of niet), maar uit de gegevens die we hebben over de beslissingen die mensen nemen over de duur van de loopbaanbegeleiding (zie verder in dit hoofdstuk) kunnen we afleiden dat men niet snel meer uren zal aanvragen of gebruiken dan men werkelijk nodig heeft. Dat betekent dat het uitgangspunt dat het toekennen van extra uren niet per definitie op basis van kansengroepen moet gebeuren, behouden kan blijven, maar dat het wel aangewezen is om handicap als criterium te behouden voor het verlenen van een recht op extra uren. Handicap is dan niet louter een kansengroep kenmerk, maar wel een indicator van behoefte.
2.1.2
Beslissingen met betrekking tot volume loopbaanbegeleiding
Het systeem van loopbaanbegeleiding is een vraaggestuurd systeem. Dit uit zich op verschillende vlakken: zelf kiezen om al dan niet een beroep te doen op loopbaanbegeleiding, zelf een centrum kiezen, zelf het volume van loopbaanbegeleiding bepalen. Hier gaan we na op basis van welke redenen klanten beslissingen nemen over het volume van loopbaanbegeleiding. We bekijken drie
12
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
beslissingsmomenten: 1) beslissen om al dan niet te stoppen na één pakket, 2) beslissen om al dan niet te stoppen na twee pakketten, 3) beslissen om de extra uren te gebruiken (indien het recht op die uren wordt toegekend). 2.1.2.1
Redenen om het bij één pakket te houden
Bij de opzet van het nieuwe systeem was het uitgangspunt dat een gemiddelde begeleiding acht uur zou omvatten en dat klanten daar in twee keer voor zouden betalen. In de praktijk blijkt dat het merendeel van de klanten kiezen voor een korte loopbaanbegeleiding (een begeleiding van een pakket)1 (zie hiervoor de cijfers van VDAB). We legden aan de respondenten die op het moment van de bevraging slechts één pakket hadden opgenomen een lijst van mogelijke redenen voor en vroegen of die reden bij hen meespeelde om het bij één pakket te houden. De respondenten konden meerdere redenen aanduiden. De reden die het meest aangeduid werd, was dat men geen behoefte meer had aan verdere loopbaanbegeleiding of dat de vraag die men nog had onvoldoende was om een tweede loopbaancheque te gebruiken (57%). Bijna 45% van de respondenten wilde de mogelijkheid open houden om later in de periode van zes jaar nog een begeleiding te volgen. Ruim 10% was overgestapt naar een andere vorm van begeleiding. Redenen die zich eigenlijk niet zouden mogen voordoen, komen toch vaak voor: 8% van diegenen die slechts een pakket opnamen, stopt uit ontevredenheid over de begeleiding en 6% wegens onduidelijkheid over de procedure of omdat er op een verkeerde manier werd omgegaan met de procedure. Praktische redenen, zoals dat het te duur is of dat men geen tijd meer heeft komen weinig voor (minder dan 5%). Een aantal respondenten had ondertussen geen recht meer op de loopbaanbegeleiding.
Tabel 2.1
Redenen om het bij één pakket te houden (n=694, meerdere antwoorden mogelijk)
Aantal
%
Geen of onvoldoende behoefte aan meer loopbaanbegeleiding
397
57.2
Mogelijkheid open houden om later nog begeleiding te volgen
304
43.8
Overgestapt naar een andere vorm van begeleiding
90
13.0
Ontevredenheid over de begeleiding
57
8.2
Onduidelijkheid over of verkeerde omgang met procedure
42
6.0
Te duur
6
.9
Geen tijd meer
25
3.6
Geen recht meer
17
2.4
2.1.2.2
Redenen om een tweede pakket aan te vragen
Voor de respondenten die een tweede pakket loopbaanbegeleiding aanvroegen, was het feit dat een begeleiding van vier uur voor hen te kort was de voornaamste reden (aangeduid door 90% van de respondenten). In meer dan de helft van de gevallen was het al vanaf het begin duidelijk dat vier uur te kort zou zijn, vaak komen ook tijdens de begeleiding nieuwe vragen naar boven waardoor men verdere begeleiding aangewezen vindt. Een op de tien respondenten zegt dat ze overtuigd werden door de loopbaanbegeleider. Twee respondenten zien de begeleiding die ze opnamen met de tweede cheque als een nieuwe begeleiding, die losstaat van de begeleiding die ze kregen voor de eerste cheque. 1
Het is mogelijk dat klanten wel een begeleiding nemen van twee pakketten, maar een pauze laten tussen twee pakketten. De cijfers van VDAB die betrekking hebben op alle klanten toont aan dat voor veel klanten het eerste pakket op zich staat. Het tweede pakket wordt veel later of (nog) niet opgenomen, zodat ook wanneer het tweede pakket wordt opgenomen, men de twee pakketten eerder als twee aparte begeleidingen gezien moeten worden, dan als één geheel.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
13
Het kiezen voor een tweede pakket om onwenselijke redenen komt niet zo vaak voor: 4% denkt dat men verplicht is om twee loopbaancheques te gebruiken en twee respondenten gebruikten de tweede cheque omdat ze niet tevreden waren over de eerste begeleiding, om naar een nieuwe begeleider over te stappen.
Tabel 2.2
Redenen om een tweede pakket aan te vragen (n=805, meerdere antwoorden mogelijk)
Aantal
%
Vier uur was te kort
728
90.4
Waarvan “Het was al vanaf het begin duidelijk dat ik met mijn loopbaanvraag meer dan vier uur loopbaanbegeleiding zou nodig hebben”
482
59.9
Waarvan “Tijdens de begeleiding waren er nieuwe loopbaanvragen naar boven gekomen, die niet meer in de eerste vier uur beantwoord konden worden”
258
32.0
Het was de loopbaanbegeleider die me overtuigde om de begeleiding verder te zetten
75
9.3
Nieuwe begeleiding
2
.2
Ik dacht dat je altijd twee loopbaancheques moest gebruiken
33
4.1
Ontevredenheid over de begeleiding / nieuwe begeleider
2
.2
Andere
3
.4
2.1.2.3
Redenen om geen verlengde tijdsduur aan te vragen
Een van de opvallende vaststellingen tijdens de bestudeerde periode van het nieuwe systeem van loopbaanbegeleiding was dat veel minder klanten dan verwacht extra tijd aanvroegen. Daarom gingen we ook na waarom de klanten geen beroep deden op de verlengde tijdsduur. In de eerste plaats speelt onwetendheid: 48% van de mensen die 2 pakketten gebruikt hebben wisten niet dat die mogelijkheid bestond. Als we deze mensen buiten beschouwing laten, dan zien we dat van de mensen die twee pakketten gebruikten én op de hoogte waren van de mogelijkheid van verlengde tijdsduur, maar geen verlengde tijdsduur aanvroegen, meer dan de helft dit niet deed omdat de begeleiding met een omvang van twee pakketten volstond. Ruim 10% had de aanvraag nog niet gedaan maar was het wel van plan of hield het nog in beraad. Nog een groep van 10% stapte over naar een andere vorm van ondersteuning of begeleiding. Twee redenen zijn voor een deel verbonden met het experimenteel karakter van de verlengde tijdsduur: redenen verbonden aan de procedure (14%) en het feit dat men niet wil overstappen naar een centrum waar die verlengde tijdsduur kon benut worden (6%). Een aantal mensen selecteerde zichzelf al weg op voorhand van het recht op verlengde tijdsduur (2%). Ontevredenheid over de begeleiding speelt hier ook een rol, zij het een beperkte: 5% zegt dat dat de reden was om geen verlengde tijdsduur aan te vragen.
14
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
Tabel 2.3
Reden voor het niet aanvragen van de verlengde tijdsduur, bij respondenten die weet hebben van de verlengde tijdsduur (n=256, meerdere antwoorden mogelijk)
Reden
Aantal
%
Geen begeleiding van meer dan acht uur nodig
141
55.3
Aanvraag nog niet gedaan of nog in beraad
30
11.7
Overgestapt naar andere ondersteuning / advies lbb’er voor andere hulp
26
10.2
Ik vond de procedure niet zo duidelijk, wist niet hoe ik dat moest aanpakken, kost te veel tijd en moeite, wou geen persoonlijke gegevens doorgeven
35
13.7
Wou niet naar een ander centrum voor loopbaanbegeleiding overstappen
15
5.9
Niet meer tevreden over de begeleiding
14
5.5
Dacht er geen recht op te hebben
6
2.3
Geen recht meer
1
0.4
Gratis uren gekregen van centrum zonder aanvraag te doen
1
0.4
2.1.2.4
Reden voor de aanvraag van de verlengde tijdsduur
Aan de mensen die de verlengde tijdsduur wel aanvroegen, vroegen we eveneens wat de reden hiervoor was. Ruim de helft geeft aan dat er nieuwe loopbaanvragen boven kwamen of dat acht uur te weinig bleek te zijn om de vragen te beantwoorden. Iets minder dan een derde zegt dat het al vanaf het begin duidelijk was dat meer dan acht uur zou nodig zijn. Een kwart vroeg de extra tijd aan op aanraden van de begeleider. We zien dat een beperkt aandeel van de respondenten (5%) het recht aanvraagt om te weten of men het recht heeft of niet, ook al is men nog niet zeker dat de extra tijd nodig is. Ook hier zien we dat de kwaliteit van de begeleiding, of liever het gebrek eraan, tot een langere begeleiding kan leiden, al komt dit weinig voor (2%).
Tabel 2.4
Reden voor de aanvraag van de verlengde tijdsduur (n=158, meerdere antwoorden mogelijk)
Reden
Aantal
%
Nieuwe loopbaanvragen / acht uur was te kort voor de vragen
87
55.4
Al bij het begin duidelijk dat ik meer dan acht uur nodig zou hebben
49
31.0
Mijn loopbaanbegeleider raadde me aan extra uren te vragen
41
25.9
Geen idee of het nodig zou zijn, maar leek het best om al te weten of ik recht had
8
5.1
Onvoldoende kwaliteit van de begeleiding
3
1.9
2.1.2.5
Redenen voor het niet benutten van toegekend recht
Een aantal respondenten (28) had op het moment van de bevraging de toegekende extra uren niet benut. Ook hier vroegen we naar de reden. Bij ruim de helft van deze respondenten bleek het toen het zo ver was toch niet nodig om extra uren op te nemen. Een respondent zei dat hij/zij geen recht meer had wegens werkloos geworden. Een respondent zei er geen tijd meer voor te hebben. Dertien respondenten waren nog niet begonnen met de extra uren (om praktische redenen, wegens ziekte, wegens ziekte van de loopbaanbegeleider, …), maar waren dus wel van plan ze te benutten. 2.1.2.6
Conclusie
We merken dat op elk moment dat de klanten moeten beslissen of ze wel of niet verder gaan met de begeleiding, de reden voor het niet verderzetten van de begeleiding voor meer dan de helft van de mensen is dat ze er geen behoefte meer aan hebben of dat de resterende vraag te klein is geworden. ‘Spaargedrag’ komt voor bij bijna de helft van de respondenten die stoppen na een pakket: men wil
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
15
in de loop van de periode van zes jaar nog de kans hebben om voor een tweede keer in begeleiding te gaan. (Geen behoefte meer hebben en de mogelijkheid openhouden voor een begeleiding op een later moment, worden ook samen als reden opgegeven. Het ene sluit het andere niet uit.) Een paar redenen zien we op elk beslissingsmoment terugkomen. Onduidelijkheid over het systeem en procedures kan leiden tot beslissingen die men niet had hoeven te nemen (bijvoorbeeld denken dat men geen recht meer heeft, denken dat men twee cheques moet gebruiken). Onvoldoende kwaliteit van de begeleiding kan zowel een reden zijn om te stoppen met de begeleiding als om de begeleiding verder te zetten (al dan niet bij een andere begeleider), maar vooral het stopzetten is een gevolg. Het stoppen van de loopbaanbegeleiding betekent niet dat de persoon niet meer begeleid wordt. Op elk beslissingsmoment zien we dat een niet onbelangrijk aandeel van de respondenten overstapt naar een andere vorm van ondersteuning. Wat de verlengde tijdsduur betreft, zien we dat wel of niet een aanvraag doen hoofdzakelijk samenhangt met een ervaren behoefte aan die extra tijd. We zien ook dat mensen die het recht krijgen het recht niet per se benutten: soms door omstandigheden, maar vaak omdat men de tijd niet meer nodig blijkt te hebben. We zagen ook dat aanvragen al gepaard gaan met een behoefte: een aanvraag doen louter om te weten of men dat recht heeft, komt nauwelijks voor. Er zijn op basis van deze gegevens geen indicaties dat het systeem leidt tot overconsumptie van uren loopbaanbegeleiding. Er zijn eerder indicaties dat men minder gebruik maakt van de beschikbare tijd voor loopbaanbegeleiding dan mogelijk. We kunnen uit deze antwoorden ook afleiden dat we er mogen van uitgaan dat van de klanten die slechts een pakket gebruiken voor het merendeel de begeleiding ook geëindigd is, eerder dan dat er sprake is van een pauze tussen de twee pakketten.
2.1.3
Vertrouwdheid met het systeem
Het systeem van loopbaanbegeleiding bestaat uit verschillende componenten die het mogelijk maken om te komen tot een loopbaanbegeleiding met een duur die aansluit bij de behoeften van de klant: het werken met twee cheques, de mogelijkheid van nazorg, de mogelijkheid van verlengde tijdsduur. Daarnaast bepaalt het systeem dat de begeleiding die hoort bij een loopbaancheque moet afgesloten worden met een POP (er is dus een eindpunt waar men naartoe werkt). Een ander kenmerk is dat klanten niet verplicht zijn om de begeleiding verder te zetten in het centrum of bij de begeleider waar men begonnen is. Om het systeem efficiënt te gebruiken en zo een loopbaanbegeleiding met een optimale duur te krijgen, is het aangewezen dat de klant ook op de hoogte is van deze zaken. In de volgende paragrafen gaan we in op de mate waarin de klanten kennis hebben van deze systeemeigenschappen. 2.1.3.1
Kennis van het systeem
a) POP na elke begeleiding
We zien dat in elke groep respondenten minstens acht op de tien op de hoogte zijn dat er na elk onderdeel van de begeleiding een POP moet opgemaakt worden. De kennis hiervan is significant hoger bij de klanten met een langere begeleiding dan bij de klanten met een korte begeleiding.
16
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
Tabel 2.5
Weten dat elk deel van de begeleiding eindigt met een POP, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
559
80.4
624
85.7
67
87.0
136
19.6
104
14.3
10
13.0
* Chi² = 7.9353; p < .05
b) Mogelijkheid van nazorg
Het goed benutten van nazorg kan ertoe bijdragen dat klanten geen tweede cheque aanschaffen of geen extra uren moeten aanvragen. De mogelijkheid van nazorg bij elk pakket van loopbaanbegeleiding is echter niet zo goed gekend. Vooral de mensen die ook extra uren hebben gebruikt zijn er van op de hoogte, maar ook in die groep gaat het om niet meer dan 54%. In de twee andere groepen gaat het om resp. 43% (klanten die 1 pakket gebruikten) en 40% (klanten die twee pakketten gebruikten.
Tabel 2.6
Weten dat men per loopbaancheque recht heeft op nazorg, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
298
42.9
291
40.0
42
54.5
397
57.1
437
60.0
35
45.4
* Chi² = 6.4176; p < .05
c) Mogelijkheid van verlengde tijdsduur
Je kan pas een aanvraag doen om extra uren te krijgen, als je deze mogelijkheid kent. We zagen eerder al dat een groot deel van de respondenten niet op de hoogte was van de mogelijkheid van gratis extra uren. Het spreekt voor zich dat elke klant die extra tijd gebruikte op de hoogte was. In de twee andere groepen ligt het aandeel op minder dan de helft (telkens 46%).
Tabel 2.7
Weten dat gratis extra begeleiding mogelijk is, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
322
46.3
337
46.3
77
100.0
373
53.7
391
53.7
0
0.0
* Chi² = 84.2546; p < .05
d) Mogelijkheid om te veranderen van centrum
Veranderen van centrum kan ook een manier zijn om de tijd beter te benutten: bijvoorbeeld wanneer men zich realiseert dat de specialisatie van een ander loopbaancentrum beter aansluit bij de eigen loopbaanvraag, wanneer het niet klikt met de begeleider en men het gevoel heeft niet adequaat geholpen te worden, … Dat het mogelijk is om het tweede pakket loopbaanbegeleiding op te nemen bij een ander centrum dan waar men het eerste pakket opnam is ook weinig gekend. De groep die hiervan het best op de hoogte is, is de groep die slechts een pakket gebruikte (47%). Bij de andere twee groepen ligt het aandeel een stuk lager (resp. 37% en 39%).
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
17
Tabel 2.8
Weten dat het mogelijk is om te veranderen van centrum, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
324
46.6
267
36.7
30
39.0
371
53.4
461
63.3
47
61.0
* Chi² = 14.6880; p < .05
2.1.3.2
Keuze van de aanbieder
Zoals eerder gezegd heeft men gekozen voor een vrije markt van loopbaanbegeleiding. Uit het grote aantal centra voor loopbaanbegeleiding het meest gepaste kiezen, kan ertoe bijdragen dat een begeleiding efficiënt verloopt. We gaan hier na of de klanten inderdaad vergelijken, of ze daarvoor voldoende info hebben en op basis waarvan men uiteindelijk beslist. a) Heeft men vergeleken?
Een vraaggestuurd systeem in een vrije markt impliceert dat de klant de aanbieders van loopbaanbegeleiding met elkaar kan vergelijken en een geïnformeerde keuze maakt. In de praktijk blijkt slechts een beperkt deel van de klanten aanbieders met elkaar vergeleken te hebben. De verschillen naargelang het volume aan begeleiding blijken niet significant te zijn.
Tabel 2.9
Verschillende aanbieders van loopbaanbegeleiding met elkaar vergeleken, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
217
31.2
209
28.7
15
19.5
478
68.8
519
71.3
62
80.5
* Chi² = 4.9306; p > .05
b) Beschikbaarheid van informatie om te vergelijken
Van de respondenten die verschillende aanbieders met elkaar vergeleken vond bijna twee derde dat ze genoeg informatie hadden om te weten wie voor hen de beste aanbieder was.
Tabel 2.10
Genoeg informatie om te weten welke aanbieder de beste was (n=441)
Aantal
%
Ja
282
63.9
Neen
159
36.0
Diegenen die informatie te kort hadden, misten vooral informatie over de specialisatie van het centrum (78.6%) en informatie over de aanpak (67.9%).
18
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
Tabel 2.11
Informatie waaraan een tekort was (n=159, meerdere antwoorden mogelijk)
Aantal
%
Praktische zaken (openingsuren, bereikbaarheid, snel kunnen starten, ...)
26
16.3
De aanpak (bv. groepssessies, oplossingsgericht, systemisch, ...)
108
67.9
Het aantal jaar ervaring, naambekendheid
39
24.5
De specialisatie (burn-out, mensen met een handicap, zelfstandigen, hoogopgeleiden, 50+, ...)
125
78.6
c) Basis voor de beslissing
Als we kijken naar de basis voor de beslissing, dan zien we dat meer dan de helft van de respondent praktische zaken mee in overweging neemt. Aanpak en specialisatie spelen minder een rol, maar zoals we hierboven zagen is daar ook een tekort aan informatie over.
Tabel 2.12
Basis voor de keuze van een aanbieder (n=441, meerdere antwoorden mogelijk)
Aantal
%
Praktische zaken (openingsuren, bereikbaarheid, snel kunnen starten, ...)
248
56.2
De aanpak (bv. groepssessies, oplossingsgericht, systemisch, ...)
143
32.4
Het aantal jaar ervaring, naambekendheid, doorverwijzing/aanbeveling
123
27.9
De specialisatie (burn-out, mensen met een handicap, zelfstandigen, hoogopgeleiden, 50+, ...)
86
19.5
2.1.3.3
Conclusie
Niettegenstaande VDAB alle informatie over het systeem van loopbaanbegeleiding op de website bundelt en ook nog informatie doorgeeft in rechtstreekse communicatie met de klant en via de loopbaanbegeleider, blijken de finesses van het systeem nog niet voldoende bekend te zijn bij de klanten. Een groot aandeel van de klanten is zich niet bewust van essentiële zaken zoals het POP, de mogelijkheid van nazorg, de mogelijkheid om te veranderen van centrum. Ook de mogelijkheid van verlengde tijdsduur was niet goed bekend2. Vooral dat laatste is belangrijk om inschattingen te maken van de benutting van extra uren mocht men hiermee verder willen gaan. Wij stelden vast dat de verlengde tijdsduur weinig aangevraagd werd. Het aandeel aanvragers zou kunnen toenemen naarmate de mogelijkheid bekender wordt en ook wanneer alle centra die extra uren zouden mogen aanbieden. Om van een vrije markt van loopbaanbegeleiding te spreken, is er nog te weinig sprake van het vergelijken van aanbieders van loopbaanbegeleiding. Een belangrijk aandeel van de respondenten vergelijkt niet, en ook diegenen die vergelijken geven aan dat ze essentiële info, met name over de aanpak of over de specialisatie tekort te komen. We kunnen met andere woorden concluderen dat voorwaarden die het efficiënt gebruik van het systeem zouden kunnen bevorderen nog te weinig vervuld zijn.
2.1.4
Extra inzet bij het volume loopbaanbegeleiding
Een klant kan met de cheques individuele loopbaanbegeleiding kopen. Een cheque staat voor vier uur loopbaanbegeleiding, maar het werken aan de eigen loopbaan kan gepaard gaan met extra inzet of een andere vorm van ondersteuning die het mogelijk maakt om de beschikbare tijd zo efficiënt mogelijk te benutten. We denken hierbij aan individueel werk (zoals thuis opdrachten uitvoeren, het
2
Voor een deel is dit inherent aan het proefproject: niettegenstaande elke klant in principe kans maakt op extra uren, kon men deze uren slechts bij 15 centra opnemen.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
19
volgende loopbaangesprek voorbereiden, ...), aan het volgen van groepssessies3, aan het tussendoor consulteren van de loopbaanbegeleider, en aan het benutten van de nazorg. Hier bekijken we deze extra inzet. We vergelijken telkens drie groepen van respondenten: respondenten die 1 pakket opgenomen hebben, respondenten die 2 pakketten opgenomen hebben en de groep die twee pakketten én verlengde tijdsduur opnam. We stelden vast dat een groot aandeel van de mensen voor een korte loopbaanbegeleiding kiest (een begeleiding ter waarde van één cheque). Het zou kunnen dat dit kan omdat die korte trajecten dan ook intensiever zijn. We formuleren de hypothese dat vooral in de korte trajecten extra inzet benut wordt. 2.1.4.1
Individueel werk
Individueel werk of anders gezegd, thuis actief bezig geweest zijn met de loopbaanbegeleiding komt bij het merendeel van de respondenten in loopbaanbegeleiding voor (namelijk bij ongeveer negen op de tien). Er is een eerder klein, maar wel significant verschil tussen de groepen. Individueel werk komt het vaakst voor in de groep die twee pakketten opnam (95%), en het minst vaak in de groep die één pakket benutte (89%). De groep die verlengde tijdsduur gebruikte, situeert zich daar tussenin (92%).
Tabel 2.13
Thuis actief bezig geweest, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Ja
618
88.9
689
94.6
71
92.2
Neen
77
11.1
39
5.4
6
7.8
* Chi² = 15.5931; p < .05
2.1.4.2
Groepsessies
Groepssessies komen weinig voor in de loopbaanbegeleiding. Ze worden significant vaker gemeld door de respondenten in de langere begeleiding (telkens 6,5%) dan door respondenten in de korte begeleiding (slechts 3%). (We hebben geen gegevens over het deel van de begeleiding waarin de groepssessies werden opgenomen.)
Tabel 2.14
Groepssessies gevolgd, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Ja
21
3.0
47
6.5
5
6.5
Neen
674
97.0
681
93.5
72
93.5
* Chi² = 70.1852; p < .05
We vroegen ook hoeveel uur de groepssessies in beslag namen, over de hele loopbaanbegeleiding heen. Voor ruim de helft van de klanten die aangaven groepssessies gevolgd te hebben, ging er twee
3
20
Elke loopbaancheque geeft recht op een begeleiding van vier uur. Onder de huidige richtlijnen geldt het volgende: twee en een half uur daarvan moet individuele begeleiding zijn, de overige anderhalf uur kan individueel zijn, maar dat moet niet. Er is met andere woorden ruimte voor anderhalf uur begeleiding in groep (of meer, maar dan wordt de kost daarvan weliswaar niet gedekt door de loopbaancheque). Een loopbaancentrum kan hiermee, indien gewenst, zorgen voor diversiteit in de gebruikte methodieken.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
uur naar groepssessies4. Voor bijna de helft van de klanten ging er meer dan twee uur naar groepssessies5. 2.1.4.3
Tussendoor raadplegen van de loopbaanbegeleider
Het is mogelijk dat een klant ook de loopbaanbegeleider raadpleegt tussen twee sessies door, bijvoorbeeld via telefoon of via mail. We merken dat dit vooral gebeurt bij de respondenten die twee pakketten en verlengde tijdsduur gebruikten: 80% van hen deed tussendoor een beroep op de loopbaanbegeleider. Ook bij de respondenten die twee pakketten gebruikten zonder verlengde tijdsduur zien we dat meer dan de helft (55%) tussendoor de loopbaanbegeleider consulteert. In de groep met één pakket zien we dit nog altijd bij meer dan een op de drie respondenten (39%), maar dat is toch een veel kleiner aandeel dan in de andere groepen. Deze verschillen zijn significant.
Tabel 2.15
Tussendoor raadplegen van de loopbaanbegeleider, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
268
38.6
398
54.7
62
80.5
427
61.4
330
45.3
15
19.5
* Chi² = 70.1852; p < .05
2.1.4.4
Benutten van de nazorg
Elke klant in loopbaanbegeleiding heeft recht op nazorg en dit na elk pakket. Dit recht kan opgenomen worden tot twaalf maanden na de loopbaanbegeleiding en gaat uit van de vraag van de klant om deze nazorg. We geven hieronder weer welk aandeel van de respondenten nazorg benutte na het eerste resp. tweede pakket. Aangezien de bevraging gebeurde toen de periode waarin het recht kan opgenomen worden nog niet voorbij was, kan de reële benutting van de nazorg hoger liggen6. De onderstaande analyses zijn gebeurd om zicht te krijgen op de verschillen tussen de drie groepen, niet om een schatting te maken van het aantal klanten dat in totaal nazorg heeft gekregen, en om een eerste zicht te krijgen op het aantal uur dat de klant nazorg krijgt. a) Nazorg na het eerste pakket
Nazorg wordt niet in gelijke mate opgenomen door de drie groepen van respondenten. Na het eerste pakket neemt 40% van de respondenten met twee pakketten en verlengde tijdsduur nazorg op. In de twee andere groepen ligt het aandeel op minder dan 30%. Dit zijn significante verschillen.
4 5
6
De kwaliteit van de antwoorden was beperkt, daarom gebruiken we hier de mediaan en frequenties in plaats van het gemiddelde. We zien dat een aantal mensen die slechts een pakket hebben ook twee uur groepssessies (of meer) rapporteren. Twee uur of meer groepsessies betekent echter niet per se dat er onvoldoende individuele begeleiding was (zie eerder: per pakket van vier uur moet de klant minstens twee en een half uur individuele loopbaanbegeleiding krijgen). Het is niet onmogelijk dat de klant twee en een half uur uur individuele loopbaanbegeleiding krijgt in het eerste pakket en daarbovenop twee uur begeleiding in groep. De rapportering van VDAB toont aan dat sommige klanten meer dan vier uur begeleiding krijgen voor een loopbaancheque. De centra voor loopbaanbegeleiding zijn niet verplicht om het aantal uur nazorg dat ze per klant bieden te registreren. VDAB moedigt de centra voor loopbaanbegeleiding wel aan om ook de uren die aan nazorg besteed worden te registreren, zodat op termijn volledige gegevens beschikbaar zijn voor de volledige populatie van werknemers in loopbaanbegeleiding.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
21
Tabel 2.16
Nazorg na het eerste pakket, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
201
28.9
195
26.8
31
40.3
494
71.1
533
73.2
46
59.7
* Chi² = 6.3395; p < .05
Bij ruim zeven op de tien klanten die nazorg kregen na het eerste pakket, nam deze nazorg maximaal een uur in beslag7. Bij twee op de tien gaat het na het eerste pakket om twee uur nazorg. b) Nazorg na het tweede pakket
Ook wat het opnemen van nazorg na het tweede pakket betreft, zien we nog verschillen tussen de groep respondenten met twee pakketten, naargelang ze wel of niet de nazorg gebruikten na het tweede pakket. In de groep met verlengde tijdsduur is het aandeel respondenten met nazorg het dubbele van het aandeel respondenten met nazorg in de groep zonder verlengde tijdsduur, namelijk 31% tegenover 13%.
Tabel 2.17
Nazorg na het tweede pakket, naar volume van begeleiding
2 pakketten (n = 724)
2 pakketten + VTD (n = 77)
Aantal
%
Aantal
%
Ja
98
13.5
24
31.2
Neen
626
86.5
53
68.8
* Chi²=16.7603; p <.05
Bij bijna acht op de tien klanten die gebruik maakten van de nazorg ging het om een uur nazorg. Bij ruim een op de tien klanten is er twee uur nazorg8. 2.1.4.5
Conclusie
De hypothese dat korte trajecten ook ‘intensiever’ zijn en daardoor zo vaak gebruikt worden, kunnen we niet bevestigen. Elke vorm van ‘extra inzet’ vinden we vaker terug bij klanten in de langere trajecten: het actief thuis bezig zijn met de begeleiding, het tussendoor contacteren van de loopbaanbegeleider en de groepssessies. Het benutten van nazorg gebeurt in het bijzonder door de klanten die ook de verlengde tijdsduur gebruikten. We willen hier ook opmerken dat het eerder beperkte gebruik van nazorg in lijn ligt met de resultaten van de bevraging van de loopbaancentra (VDAB, 2015), waarbij 35% van de centra aangeeft geen nazorg aan te bieden.
2.2
Conclusie
We concluderen dat er geen verband is tussen de duur van de begeleiding en de kansengroepen, met uitzondering van de personen met een handicap (bij hen vinden we een langere duurtijd). De klanten nemen de beslissingen m.b.t. de duur van hun begeleiding overwegend op basis van de behoefte, al gebeurt het toch ook dat begeleidingen korter uitvallen door onwenselijke redenen. Het blijkt ook dat een aantal elementen die men moet kunnen inzetten om de duur van zijn begeleiding te optimaliseren onvoldoende bekend zijn (de mogelijkheid van nazorg, de mogelijkheid om van 7 8
22
De kwaliteit van de antwoorden was beperkt, daarom gebruiken we hier de mediaan en frequenties in plaats van het gemiddelde. Idem.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
aanbieder te veranderen, informatie om de meest gepaste aanbieder te kunnen kiezen, …). Dit kan zowel leiden tot te lange begeleidingen (maar dat komt zeer weinig voor, zie verder in dit rapport) als tot te korte begeleidingen (wat vaker voorkomt). Extra inzet lijkt niet te leiden tot kortere trajecten, maar gaat eerder samen met langere trajecten.
HOOFDSTUK 2 | HET VOLUME LOOPBAANBEGELEIDING EN DETERMINANTEN
23
3 | De VTD-procedure
In dit hoofdstuk gaan we in op de procedure of verlengde tijdsduur aan te vragen (“de VTDprocedure”). We bekijken wie het initiatief neemt om de aanvraag te doen en hoe de procedure beoordeeld wordt door de klanten die deze procedure benut hebben. Deze informatie is om meerdere redenen van belang: 1) het is de bedoeling dat de klant zelf beslist om extra uren te vragen op basis van zijn behoefte, 2) de procedure zelf mag geen belemmering vormen om de extra uren aan te vragen.
3.1
Het initiatief voor de aanvraag
Verlengde tijdsduur is een element in de vraagsturing: het is de bedoeling dat klanten extra uren aanvragen als ze zelf ervaren dat ze er behoefte aan hebben. We gaan ervan uit dat het initiatief om extra uren aan te vragen bij de klant ligt. Ruim de helft van de klanten deed de aanvraag inderdaad op eigen initiatief (57%). Zo goed als alle anderen werden ertoe aangespoord door hun eigen loopbaanbegeleider (39%). Aansporingen door anderen komen weinig voor.
Tabel 3.1
Het initiatief voor de aanvraag van verlengde tijdsduur (n=157)
Aantal
%
Ik deed dit op eigen initiatief
90
57.3
Ik werd aangespoord om dat te doen door mijn eigen loopbaanbegeleider
61
38.8
Ik werd aangespoord door een medewerker van VDAB
4
2.5
Ik werd aangespoord door iemand anders
2
1.3
3.2
Beoordeling van de procedure
De procedure bestaat uit één tot drie stappen (controle van attesten, vragenlijsten, advies van de loopbaanbegeleider). Niet iedereen doorloopt de drie stappen (men kan al goedkeuring krijgen na de eerste of tweede stap, men kan ook beslissen om met de procedure te stoppen), maar voor elke stap gingen we bij de respondenten die de stap doorlopen hadden na hoe gemakkelijk en hoe snel de stap doorlopen werd. Daarnaast gingen we ook na of er zich specifieke moeilijkheden voordeden met betrekking tot de tweede en derde stap (die de grootste inspanning vragen). Tot slot vroegen we of men het resultaat snel te horen kreeg en of men de procedure opnieuw zou doorlopen.
3.2.1
Moeilijkheid van de stappen
Elk van de drie stappen wordt door drie kwart of meer van de respondenten als gemakkelijk beoordeeld. Het invullen van de vragenlijsten blijkt van de drie stappen de moeilijkste te zijn.
HOOFDSTUK 3 | DE VTD-PROCEDURE
25
Gemakkelijk
Moeilijk
Aantal
%
Aantal
%
Stap 1: Attest (n = 157)
125
79.6
32
20.4
Stap 2: Vragenlijsten (n = 117)
86
73.5
31
26.5
Stap 3: Advies (n = 66)
53
80.3
13
19.7
3.2.2
Snelheid van de stappen
De meerderheid van de respondenten vindt dat het doorlopen van de stappen snel gaat (telkens acht op de tien respondenten). De stappen worden op dit vlak gelijk beoordeeld. Snel
Traag
Aantal
%
Aantal
%
Stap 1: Attest (n = 157)
130
82.8
27
17.2
Stap 2: Vragenlijsten (n = 117)
96
82.0
21
17.9
Stap 3: Advies (n = 66)
55
83.3
11
16.7
3.2.3
Drempels voor het doorlopen van de procedure
3.2.3.1
Drempels voor het invullen van de vragenlijsten
Onder de respondenten zijn er 30 personen die de procedure stopten na de eerste stap, ook al hadden ze met de eerste stap het recht op extra uren nog niet gekregen. We vroegen hen waarom ze na de eerste stap gestopt waren. Voor bijna negen op de tien bleek er een probleem te zijn in de procedure (niet duidelijk of vragenlijsten niet gekregen, afgeraden door de begeleider). Voor minder dan een op de tien was er sprake van zelfselectie: men dacht dat de kans klein was dat men extra tijd zou krijgen. Bij geen van hen bleek het een reden te zijn dat ze persoonlijke info aan VDAB zouden moeten doorgeven. Ook in deze groep blijkt het nog mogelijk te zijn dat men ervoor kiest om toch te stoppen na de acht uur loopbaanbegeleiding.
Tabel 3.2
Reden voor niet benutten van de vragenlijsten (n=27, meerdere antwoorden mogelijk)
Reden
Aantal
%
Ik wist niet dat dit ook een stap in de procedure was / vragenlijst niet gekregen
23
85.2
De kans leek me klein dat ik hierdoor extra tijd zou krijgen
2
7.4
Ik vond dat het te veel tijd en moeite vroeg
1
3.7
Afgeraden door de begeleider
1
3.7
Na acht uur gestopt met de loopbaanbegeleiding
1
3.7
Ik wilde die persoonlijke info niet geven
0
0
3.2.3.2
Drempels voor het niet benutten van de adviesmogelijkheid
Een min of meer gelijkaardig patroon zien we terug bij het stoppen van de procedure voor de derde stap, ook al zou men daar toch nog het recht kunnen krijgen. Voor twee derde van de respondenten was deze stap in de procedure niet duidelijk. Het aandeel van respondenten die zich zelf wegselecteren van het recht is hier wel een stuk groter: bijna een op de drie.
26
HOOFDSTUK 3 | DE VTD-PROCEDURE
Tabel 3.3
Reden voor niet benutten van het advies (n=24, meerdere antwoorden mogelijk)
Reden
Aantal
%
Ik wist niet dat dit ook een stap in de procedure was / procedure onduidelijk
16
66.7
De kans leek me klein dat ik hierdoor extra tijd zou krijgen
7
29.2
Ik vond dat het te veel tijd en moeite vroeg
1
4.2
Ik wilde die persoonlijke info niet geven
1
4.2
Procedure nog niet beëindigd
1
4.2
Naar andere vorm van begeleiding overgestapt
1
4.2
3.2.3.3
Doorgeven van persoonlijke info
Omdat zowel in de tweede als derde stap persoonlijke info moet worden doorgegeven aan VDAB en dit mogelijk ook een drempel zou kunnen zijn, vroegen we bij de klanten die deze stappen zetten of zij daar wel of geen moeite mee hadden. Hieruit blijkt dat voor elk van deze stappen ongeveer acht op de tien respondenten er geen moeite mee heeft, ongeveer twee op de tien dus wel. Doorgeven van persoonlijke info bij …
Geen moeite mee
Wel moeite mee
Aantal
%
Aantal
%
Stap 2: Vragenlijsten (n = 117)
90
76.9
27
23.1
Stap 3: Advies (n = 66)
56
84.8
10
15.1
3.2.4
Snel te horen krijgen van het resultaat
Binnen het kader van loopbaanbegeleiding is het belangrijk dat klanten zo snel mogelijk te horen krijgen of ze recht hebben op extra uren of niet, zodat de begeleiding goed gepland kan worden. Van alle aanvragers zegt drie kwart dat men snel het resultaat kreeg (76%), een kwart vond dat het niet snel ging (24%). De beoordeling van de snelheid is het minst positief bij de mensen die de eerste en tweede stap doorliepen (en niet de derde). Hier is een verband met het resultaat van de procedure: wie recht kreeg (dat aandeel is het kleinst in de groep van mensen die stopten na de tweede stap), is het meest positief over de snelheid. Dat is dus ook het geval bij de respondenten die tot en met stap drie gingen (en allemaal recht kregen op extra uren), ook al duurde de procedure voor hen feitelijk langer dan bij de mensen die tot stap twee gingen.
Tabel 3.4
Snel resultaat te horen krijgen naar aantal doorlopen trappen (n=157)
Aantal
%
Enkel trap 1 (attest) (n = 40)
30
75.0
Trap 1 (attest) en trap 2 (vragenlijst) (n = 51 )
34
66.7
Trap 1, trap 2 en trap 3 advies (n = 66 )
55
83.3
3.2.5
Opnieuw de procedure doorlopen?
Globaal zouden van de aanvragers acht op de tien de procedure opnieuw doorlopen en twee op de tien niet. We zien ook hier dat er een verband is met het resultaat. Zo goed als alle respondenten die tot en met trap drie gingen zouden de procedure herdoen, bij de andere respondenten is dat aandeel kleiner.
HOOFDSTUK 3 | DE VTD-PROCEDURE
27
Tabel 3.5
Opnieuw doorlopen van de procedure naar aantal doorlopen trappen (n=157)
Aantal
%
Enkel trap 1 (attest) (n = 40)
26
65.0
Trap 1 (attest) en trap 2 (vragenlijst) (n = 51 )
40
78.4
Trap 1, trap 2 en trap 3 advies (n = 66 )
60
90.9
We gaven de respondenten ook de kans om suggesties te geven voor de verbetering van de procedures (open vraag). Volgende suggesties werden meegegeven. - De loopbaanbegeleiders nog beter informeren aangezien ze een rol hebben in deze procedure. - Beter duidelijk maken wie de contactpersoon is bij VDAB; deze contactpersoon moet goed bereikbaar zijn, en alle medewerkers van VDAB moeten ook gemakkelijk de info kunnen vinden. - Duidelijker zijn over de rol van de verschillende stappen en transparanter zijn over de gehanteerde criteria. (Tegelijk wordt opgemerkt dat de vragenlijst ook manipuleerbaar is.) - De procedure nog vlotter laten verlopen. - Sommige respondenten vinden dat het advies van de begeleider doorslaggevend zou moeten zijn, terwijl anderen het belangrijk vinden dat de uitkomst van de procedure niet afhankelijk is van het oordeel van 1 persoon. - Ervoor zorgen dat in de procedure ook elementen als burn-out gevat worden. - De uitkomst van de procedure beter verantwoorden.
3.3
Conclusie
We kunnen concluderen dat de procedure zelf, eenmaal men erin zit, geen noemenswaardige problemen laat zien. Het initiatief ligt zoals bedoeld hoofdzakelijk bij de klant of – in mindere mate – bij de loopbaanbegeleider zonder dat dit lijkt te leiden tot overaanvragen (zie hoger). De stappen worden doorgaans als gemakkelijk en snel beoordeeld en men krijgt snel resultaat, al is op deze drie vlakken natuurlijk nog ruimte voor verbetering. Doorgaans zegt men ook dat men de procedure opnieuw zou doorlopen. Belangrijk is dat wanneer men dit systeem voortzet, nog veel aandacht zal besteed moeten worden aan de communicatie over en transparantie van het systeem. Onduidelijkheid over de procedure en zelfselectie blijken belangrijke drempels te zijn voor het niet volledig doorlopen van de procedure, maar niet de procedure zelf. Zodra het systeem niet meer experimenteel maar veralgemeend is, moet dit zeker vermeden worden.
28
HOOFDSTUK 3 | DE VTD-PROCEDURE
4 | Output en resultaten van de pakketten
In het systeem van loopbaanbegeleiding kan men zijn loopbaanbegeleiding zelf opbouwen: men kan een of twee cheques kopen, men kan de nazorg benutten, men kan extra uren aan vragen, men is niet verplicht om elk uur (betaald of gratis) op te nemen. Aan alle werknemers wordt met andere woorden de kans gegeven om zelf te komen tot een adequate begeleidingsduur. Dat betekent dat voor elke klant elke component van de loopbaanbegeleiding in output resulteerde en dat de klant van oordeel moet zijn dat een bijkomende investering (hetzij het kopen van een tweede cheque, hetzij het aanvragen van extra uren) ook tot een duidelijke meerwaarde geleid heeft. Dat is wat we in dit hoofdstuk analyseren aan de hand van output en meerwaarde van de lange (2 pakketten) en de extralange begeleiding (2 pakketten + gratis extra uren).
4.1
Output en meerwaarde van het tweede loopbaanpakket
We kijken eerst naar het tweede loopbaanpakket. We bestuderen hierbij zowel de output als de meerwaarde. Voor de output gebruiken we objectieve output-indicatoren, afgeleid uit de opzet van het systeem: aantal uren, het doel van de begeleiding, de relatie van dit doel met het POP opgesteld op het einde van het eerste pakket, en het opstellen van een nieuw POP op het einde van het tweede loopbaanpakket. Meerwaarde wordt subjectief gemeten (m.a.w. op basis van het oordeel van de klant).
4.1.1
Aantal uur besteed aan het tweede loopbaanpakket
De hypothese is dat het aantal uur dat opgenomen wordt voor de tweede loopbaancheque, moet aansluiten bij het beschikbaar aantal uur (namelijk vier uur). Indien vele klanten slechts een of twee uur zouden opnemen, dan is het aantal uur per pakket mogelijk niet adequaat, of zou de nazorg na het eerste pakket beter benut moeten worden. Bij zeven op de tien respondenten omvat de begeleiding die ze krijgen voor de tweede loopbaancheque 3,5 tot 4,5 uur. Bij een op de tien duurt de begeleiding in dit tweede pakket hooguit drie uur. Bij bijna twee op de tien vijf uur of meer.9
4.1.2
Doel van het tweede loopbaanpakket: actie of reflectie?
Het concept van loopbaanbegeleiding bestaat erin dat in het begin van de begeleiding veel aandacht gaat naar reflectie en dat naarmate de begeleiding vordert het accent op actie komt te liggen. Aan de klanten die twee pakketten opnamen, vroegen we wat het doel van het tweede loopbaanpakket was. De veronderstelling is dat in de groep die genoeg heeft aan twee pakketten een veel groter aandeel al aan actie toe is dan in de groep die nog extra uren zal gebruiken. Hierbij vergelijken we de groep die het hield bij de twee pakketten met de groep die daarbovenop verlengde tijdsduur opnam. We zien hier dat de twee groepen niet significant van elkaar verschillen. De begeleiding heeft een duidelijk accent, en dat ligt opvallend genoeg ongeveer even vaak op actie als op reflectie. Bij iets minder dan een op de vijf respondenten komt zowel reflectie als actie aan bod.
9
De kwaliteit van de antwoorden was beperkt, daarom gebruiken we hier de mediaan in plaats van het gemiddelde.
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
29
Tabel 4.1
Doel van het tweede pakket loopbaanbegeleiding (n=777)
2 pakketten (n = 702)
2 pakketten + VTD (n = 75)
Aantal
%
Aantal
%
Actie
290
41.3
28
37.3
Reflectie
291
41.4
34
45.3
121
17.2
13
17.3
Zowel actie als reflectie * Chi²=.5062; p >.05 (n.s.)
4.1.3
Doel opgenomen in POP na eerste pakket?
Een factor die we beschouwen als bevorderend voor een zinvol tweede pakket is dat het doel van de begeleiding in het tweede pakket al vastgelegd wordt op het einde van het eerste pakket. Bij ongeveer de helft van de respondenten was het doel van het tweede pakket loopbaanbegeleiding vastgelegd in het persoonlijk ontwikkelingsplan dat opgesteld werd op het einde van het eerste pakket begeleiding. Bij de helft niet. Een niet onaanzienlijk deel van de klanten had echter nog geen POP op het einde van de eerste vier uur begeleiding.
Tabel 4.2
Doel opgenomen in het POP na het eerste pakket loopbaanbegeleiding (n=801)
2 pakketten (n = 724)
2 pakketten + VTD (n = 77)
Aantal
%
Aantal
%
Ja
353
48.8
41
53.2
Neen
118
16.3
16
20.8
Nog geen POP op het einde van de eerste vier uur begeleiding
253
34.9
20
26.0
* Chi²=2.7639.5062; p >.05 (n.s.)
4.1.4
Een nieuw POP?
Het is vastgelegd in het systeem voor loopbaanbegeleiding dat elke component van de begeleiding moet eindigen in een POP. Het tweede pakket loopbaanbegeleiding eindigde volgens ruim de helft van de respondenten in een nieuw persoonlijk ontwikkelingsplan, voor de kleine helft was er op het einde van het tweede pakket geen POP.
30
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
Tabel 4.3
Nieuw POP op het einde van het tweede pakket loopbaanbegeleiding (n=801)
2 pakketten (n = 724)
Ja Neen
2 pakketten + VTD (n = 77)
Aantal
%
Aantal
%
411
56.8
44
57.1
313
43.2
33
42.9
* Chi²=.0040; p >.05 (n.s.)
4.1.5
Meerwaarde van de tweede loopbaancheque
Voor de grote meerderheid van de respondenten had het tweede pakket loopbaanbegeleiding een meerwaarde. Er blijkt een verschil te zijn tussen de groep respondenten waarbij de loopbaanbegeleiding ook eindigde na het tweede pakket en de groep die daarna nog extra uren opnam bij de eerste groep geeft 71% aan dat het tweede pakket een grote meerwaarde had, terwijl dat bij de tweede groep het geval is voor meer respondenten, namelijk 84%.
Tabel 4.4
Meerwaarde van de tweede loopbaancheque ( )
2 pakketten (n = 724)
2 pakketten + VTD (n = 77)
Aantal
%
Aantal
%
Een grote meerwaarde
516
71.3
41
84.4
Een meerwaarde, maar eerder beperkt
179
24.7
16
11.7
Helemaal geen meerwaarde
29
4.0
3
3.9
* Chi²=6.6988; p <.05
4.1.6
Conclusie
Een opvallende vaststelling is dat het doel van het tweede pakket loopbaanbegeleiding voor veel respondenten nog altijd reflectie betreft. De hypothese dat het feit dat men in het tweede pakket nog altijd bezig is met reflectie de aanleiding zou zijn voor verlengde tijdsduur wordt hier niet bevestigd: we vinden reflectie even vaak terug in de groep die stopt na twee pakketten als in de groep die verder gaat na de twee pakketten. Voor de helft van de respondenten was het doel van het tweede pakket bepaald in het POP na het eerste pakket en voor de helft van de respondenten leidde het tweede pakket tot een nieuw POP. Dat betekent dat een grote groep geen POP heeft of er in elk geval zich niet bewust van is dat er een POP is. Zo goed als alle respondenten met een tweede pakket vinden dat dit pakket een meerwaarde had, maar de respondenten die verlengde tijdsduur benutten zijn er positiever over dan de mensen die na het tweede pakket stopten. Dit is mogelijk een aanwijzing dat voor de groep die stopte na twee pakketten de begeleiding van ongeveer acht uur voldoende was en dat uit extra uren inderdaad niet veel meer te halen zou zijn.
4.2
Output en resultaten van VTD
Ervan uitgaand dat extra uren aangevraagd en opgenomen worden naar aanleiding van een behoefte, moet ook de verlengde tijdsduur tot een duidelijke output leiden. We bekijken het aantal uur dat opgenomen wordt, het doel van de verlengde tijdsduur, het opstellen van een nieuw POP, en de
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
31
subjectieve meerwaarde. Tot slot bekijken we ook wat er gebeurt met de mensen die extra uren aanvroegen, maar geen recht kregen.
4.2.1
Aantal uur
We hebben informatie over 76 personen die verlengde tijdsduur aangevraagd hebben, het recht kregen, en de extra uren ook benutten. De respondenten die gebruik maakten van de toegekende extra uren hadden op het moment van de bevraging10 gemiddeld iets meer dan drie uur benut (st.dev.: 2.6). Het maximum aantal uur was 9.
4.2.2
Doel van de verlengde tijdsduur: actie of reflectie?
Aan deze respondenten werd gevraagd wat het doel was van de extra begeleiding. De veronderstelling is dat vooral actie als doel genoemd zou worden, hetzij omdat de reflectie meer tijd heeft in beslag genomen waardoor men pas na meer uren begeleiding tot actie komt, hetzij omdat men meer ondersteuning nodig heeft bij de actie. Voor een op de twee respondenten werden de extra uren besteed aan tot actie komen. Bij een op de vijf ging het zowel om tot actie komen als om reflectie, en bij ruim een op de vier ging de tijd naar reflectie.
Tabel 4.5
Waaraan werd de tijd besteed (n=76)
Aantal
%
Tot actie komen
38
50.0
Tot actie komen en reflectie
15
19.7
Reflectie
20
26.3
4.2.3
Een (nieuw) POP?
Bijna 30% van de respondenten die verlengde tijdsduur benutten kreeg een nieuw POP dat duidelijk verschilde van het vorige. Ruim 20% kreeg pas met de extra uren voor de eerste keer een POP. De overigen kregen wel een POP, maar eentje dat eigenlijk niet verschilde van het vorige of kregen ook na de extra uren nog geen POP. Bijna de helft heeft geen POP of een POP dat niet wezenlijk verschilt van het vorige.
10 De klanten krijgen tijd om hun extra uren op te nemen. Het is mogelijk dat de respondenten uiteindelijk meer uren zullen gebruikt hebben dan ze op het moment van de bevraging rapporteerden. Voor precieze cijfers over hoeveel uren de klanten daadwerkelijk benutten verwijzen we naar de rapportering door VDAB.
32
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
Tabel 4.6
Een POP na de extra uren (n=75)
Aantal
%
Een nieuw POP dat duidelijk verschillend is van het vorige
22
29.3
Een nieuw POP maar het verschilt eigenlijk niet van het vorige
25
33.3
Dit was het eerste POP dat ik kreeg in de loopbaanbegeleiding
17
22.7
In heel de loopbaanbegeleiding geen POP gekregen, ook niet na de extra uren
11
14.7
4.2.4
Meerwaarde
De respondenten die verlengde tijdsduur opnamen, oordelen dat deze extra uren een meerwaarde hebben. Voor bijna vier vijfde is het een grote meerwaarde, voor een vijfde is het een beperkte meerwaarde.
Tabel 4.7
Omvang van de meerwaarde (n=75)
Aantal
%
Een grote meerwaarde
59
78.7
Een meerwaarde, maar beperkt
15
20.0
Helemaal geen meerwaarde
1
1.3
4.2.5
Wat indien het recht niet toegekend werd?
In onze steekproef waren er 52 mensen die een aanvraag deden, maar geen recht kregen. Drie kwart van deze mensen (40 personen) had het gevoel dat het aantal uur begeleiding dat ze wel kregen met de twee loopbaancheques niet voldoende was om hun vragen te beantwoorden. Van deze 40 personen waren er 15 die een andere oplossing vonden om de vragen waar ze mee zaten op een andere manier te beantwoorden. Vier deden dit op hun eentje (bijvoorbeeld met de oefeningen uit de begeleiding of met andere informatie, bijvoorbeeld een boek), drie zochten hulp bij familie, vrienden of collega’s, twee combineerden eigen inspanningen met een beroep doen op hun sociaal netwerk, vijf deden een beroep op andere betaalde begeleiding en een persoon gebruikte de nazorg. Het overige kwart vond dat de vragen toch nog voldoende beantwoord waren zonder de extra uren te hebben.
4.2.6
Conclusie
We zien dat het aantal uur dat opgenomen wordt van betekenis is, maar zeker niet overdreven hoog. (De beschikbare acht uur worden doorgaans niet volledig gebruikt.11) We kunnen ervan uitgaan dat niet meer begeleiding opgenomen wordt dan de klant wil. Wat de output en resultaten van verlengde tijdsduur betreft, zien we dat het doel van de verlengde tijdsduur meer opschuift in de richting van actie. Dit sluit aan bij de verwachting dat mensen verlengde tijdsduur nodig hebben ofwel omdat ze meer tijd nodig gehad hebben voor reflectie waardoor ondersteuning voor actie pas later aan bod kan komen, ofwel omdat ze vooral extra ondersteuning nodig hebben om tot actie te komen. Toch blijft het opvallend dat ook de verlengde tijdsduur nog in sterke mate besteed wordt aan reflectie. De realisatie van een POP blijft ondermaats (zeker in het licht van een verschuiving van reflectie naar actie naarmate de begeleiding langer wordt), ook in deze component van de begeleiding. Als we op
11 Preciese gegevens voor alle klanten die extra uren opnamen zijn terug te vinden in de VDAB-rapportering.
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
33
het subjectieve oordeel van de klanten met VTD afgaan, dan kunnen we concluderen dat de extra uren ook gerendeerd hebben. In het geval van niet-toekenning van extra uren is het in een aantal gevallen niet problematisch (de extra uren bleken niet meer nodig te zijn), in andere gevallen is het wel een probleem en moeten de klanten een andere oplossing zien te vinden, wat niet iedereen lukt.
4.3
Algemene beoordeling en duurzaamheid
Tot slot kijken we nog naar hoe de klanten de totale duur van de begeleiding beoordelen en maken we een inschatting van de duurzaamheid van het resultaat van de loopbaanbegeleiding.
4.3.1
De duur van de begeleiding
4.3.1.1
Beoordeling van de totale duur van de begeleiding
In een vraaggestuurd systeem neemt de klant idealiter een volume aan begeleiding op dat beantwoordt aan de behoeften. De hypothese is dan dat ongeacht de duur van de begeleiding het aandeel klanten dat vindt dat de duur van de begeleiding gepast was (niet te kort, niet te lang) gelijk is. De gegevens spreken dat echter tegen: er zijn verschillen tussen de drie groepen respondenten. In de groep respondenten die twee pakketten opnamen én verlengde tijdsduur is het aandeel respondenten dat de duur van de begeleiding gepast vond het grootst, namelijk 83%. In de groep van respondenten die 2 pakketten opnamen (en geen extra uren) is dat aandeel het kleinst (71%). Dit is voor een deel te wijten aan het feit dat in deze groep ook de respondenten zitten die verlengde tijdsduur aanvroegen, maar er geen recht toe kregen. Ook in de groep die slechts 1 pakket benutte en een tweede had kunnen vragen vinden we nog een aandeel van 20% dat de duur van de begeleiding te kort vond12.
Tabel 4.8
Beoordeling van de duur van de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Niet te kort, niet te lang
551
79.3
516
70.9
64
83.1
Te kort
139
20.0
204
28.0
12
15.6
5
0.7
8
1.1
1
1.3
Te lang * Chi² = 16.5425; p < .05
4.3.1.2
Beoordeling van de afstemming van de begeleiding
Bij een kwalitatief goed en adequate begeleiding zou elke klant moeten vinden dat de begeleiding goed afgestemd is op de loopbaanvraag, en dit ongeacht de duur van de begeleiding. De gegevens spreken deze hypothese tegen: naarmate het volume begeleiding toeneemt, wordt het oordeel van de respondenten over de afstemming positiever. Terwijl in de groep van klanten die 1 pakket opnamen een op de vijf vindt dat de begeleiding helemaal afgestemd is op de loopbaanvraag, is dat bij de klanten met twee pakketten of meer een op de drie. Dit verschil is significant. Goed om te weten is dat het aandeel klanten dat vindt dat de begeleiding slecht afgestemd was op de vraag klein is (minder dan 5%). 12 Vinden dat een begeleiding te kort is, kan perfect samengaan met geen tweede pakket kopen. We zagen dat sommige mensen geen tweede loopbaancheque kopen omdat de vraag die ze nog hebben onvoldoende omvangrijk is (vier uur begeleiding zou te veel zijn). Voor deze groep zou een betere benutting van de nazorg een oplossing kunnen zijn. Het kan ook het gevolg zijn van de persoonlijke afweging van het nadeel van een tekorte begeleiding versus het nadeel van geen recht meer te hebben de volgende jaren.
34
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
Tabel 4.9
Mate van afstemming van de begeleiding, naar volume (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Helemaal afgestemd
129
18.6
233
32.0
25
32.5
Goed afgestemd
418
60.1
401
55.1
47
61.0
Niet goed, maar ook niet slecht
119
17.1
82
11.3
3
3.9
Slecht afgestemd
19
2.7
8
1.1
2
2.6
Helemaal niet afgestemd
10
1.4
4
0.5
0
0
* Chi² = 51.5050; p < .05
4.3.1.3
Suggesties voor een efficiëntere begeleiding
Aan de vragenlijst werden twee open vragen toegevoegd waarbij gepolst werd naar de suggesties van de klanten om de loopbaanbegeleiding efficiënter te maken en te verbeteren. De resultaten van de analyse van die gegevens zijn terug te vinden in de bijlage van dit rapport.
4.3.2
Duurzame effecten van de begeleiding
4.3.2.1
Benutting van de inzichten uit de begeleiding
Een loopbaanbegeleiding is een ondersteuning die erop gericht is de werknemer meer zelfsturend te maken in zijn loopbaan. Een indicator daarvan is dat de klanten de inzichten uit de loopbaanbegeleiding ook gaan gebruiken. We verwachten hier opnieuw dat er geen verschillen zijn naargelang het opgenomen volume, aangezien men bij elke begeleiding tot inzichten zou moeten komen die men onmiddellijk kan gebruiken. De gegevens ondersteunen de hypothese niet. We zien dat het gebruik van inzichten uit de begeleiding significant hoger is bij de klanten die een hoger volume van begeleiding opnamen: inzichten worden gebruikt bij 79% van de klanten die 1 pakket gebruikten tegenover bij 90% van de klanten die een lange begeleiding genoten.
Tabel 4.10
Gebruik van de inzichten uit de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
Ja Neen
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
549
78.9
652
89.6
70
90.9
146
21.0
76
10.4
7
9.1
* Chi² = 33.0881; p < .05
Dat verschil houdt ook stand wanneer we kijken naar de verwachting dat men later de inzichten uit de begeleiding nog zal gebruiken (wat minder dan 70% van de klanten met 1 pakket verwacht dit versus wat meer dan 80% van de klanten met twee pakketten of meer). Het toekomstig gebruik wordt in het algemeen lager ingeschat dan het gebruik op het moment van de bevraging, maar het is nog altijd een grote groep die verwacht de inzichten nog te gebruiken.
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
35
Tabel 4.11
Verwachting over verder gebruik van de inzichten uit de begeleiding, naar volume van de begeleiding (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Ja
465
66.9
593
81.5
64
83.1
Neen
47
6.8
18
2.5
2
2.6
Geen idee
183
26.3
117
16.1
11
14.3
* Chi² = 45.7769; p < .05
4.3.2.2
Behoefte aan verdere begeleiding binnen de zes jaar
Het systeem voor loopbaanbegeleiding is zo opgezet dat een werknemer om de zes jaar recht heeft op twee pakketten van loopbaanbegeleiding (dus voor in totaal acht uur begeleiding). De afbakening van deze periode is niet gebaseerd op kennis van de behoefte aan loopbaanbegeleiding of op andere mogelijke factoren zoals verwacht aantal loopbaantransities in de levensloop. Om iets meer zicht te krijgen op deze periode gingen we na hoe de respondenten de kans inschatten dat ze binnen de zes jaar een nieuwe cheque zouden willen gebruiken (opmerking: wat de klanten betreft die 1 pakket gebruiken, gaat het om een reële mogelijkheid; wat de klanten betreft die al twee cheques kochten, gaat het om een hypothetische mogelijkheid). We verwachten dat de klanten die na 1 pakket stopten de kans groter inschatten, gegeven dat er in deze groep expliciet sprake was van spaargedrag bij een deel van de klanten. Ook hier spreken de gegevens de veronderstelling tegen: het aandeel dat het weinig waarschijnlijk acht wordt kleiner naarmate het opgenomen volume groter wordt (van 34% bij de klanten met 1 pakket naar 26% bij de klanten met twee pakketten en verlengde tijdsduur). Vooral in de groep klanten met 2 pakketten is het aandeel respondenten dat het zeer waarschijnlijk acht om opnieuw cheques aan te vragen (mocht het kunnen) groot: 27% tegenover 13% en 16% in de twee andere groepen.
Tabel 4.12
Tweede cheque gebruiken of (indien het zou kunnen) opnieuw cheques aanvragen binnen de zes jaar (n=1500)
1 pakket
2 pakketten
2 pakketten + VTD
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Zeer waarschijnlijk
88
12.7
194
26.6
12
15.6
Vrij waarschijnlijk
179
25.8
182
25.0
30
39.0
Weinig waarschijnlijk
235
33.8
224
30.8
20
26.0
Helemaal niet waarschijnlijk
35
5.0
23
3.2
2
2.6
Geen idee
158
22.7
105
14.4
13
16.9
* Chi² = 60.3220; p < .05
4.3.3
Conclusie
De verwachting was dat er weinig verschillen zouden zijn in de algemene beoordeling en duurzaamheid van de begeleiding, uitgaand van de veronderstelling dat elke klant een begeleiding op maat moet krijgen en dat het eindresultaat hetzelfde zou moeten zijn, ongeacht het volume van begeleiding. Toch vinden we verschillen tussen de groepen. Wat de beoordeling van de duur van de begeleiding betreft, is het nog begrijpelijk dat iets meer respondenten uit de categorie die twee pakketten opnam de duur van de begeleiding te kort vond, aangezien in deze categorie ook de mensen zitten die extra uren aanvroegen, maar ze niet kregen.
36
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
Betreffende de afstemming van de begeleiding en het benutten van inzichten, is het oordeel positiever naarmate het volume van de begeleiding toeneemt. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat een langere begeleiding ook meer ruimte was voor vraagverkenning, voor een diepgaander beantwoorden van de loopbaanvragen en mogelijk ook dat men op een fundamenteler niveau werkt (zie ook de bevindingen dat de meerwaarde van de langste begeleiding ook het grootst wordt ingeschat en dat in de langere begeleidingen de fase van reflectie langer lijkt door te lopen). Over meer concrete gegevens om dit verder te onderzoeken beschikken we echter niet. Opvallend is wel dat ook met het volume de waarschijnlijkheid dat men binnen de zes jaar nogmaals loopbaanbegeleiding zou willen ook toeneemt. Dit alles samen kan erop wijzen dat er sterke verschillen zijn tussen mensen die een korte loopbaanbegeleiding gebruiken (1 pakket) en mensen die een lange loopbaanbegeleiding gebruiken (2 pakketten of meer) op het vlak van de aard van de loopbaanvraag, loopbaancompetenties en de loopbaancontext (bv. risico’s die men loopt, de werkbaarheid van het werk) (dit allesmogelijk samenhangend met individuele kwetsbaarheid) van. Het is ook mogelijk dat een positievere inschatting van de gekregen loopbaanbegeleiding leidt tot een positievere houding ten opzichte van een nieuwe loopbaanbegeleiding.
4.4
Conclusie
In dit hoofdstuk bekeken we de output en meerwaarde van de pakketten in de langere trajecten (twee pakketten of twee pakketten en extra uren). We stelden vast dat als men een tweede pakket opneemt of de extra uren benut, het aantal gebruikte uren betekenisvol is (het is niet dat men heel snel afhaakt). Er zijn ook hier geen aanwijzingen dat mensen meer uren gaan benutten dan ze nodig hebben. Dat is vooral duidelijk bij de verlengde tijdsduur: niettegenstaande mensen recht krijgen op acht extra uren, wordt daar in veel gevallen hooguit de helft van benut. (Uit dit onderzoek kunnen we echter niet afleiden wie doorslaggevend is voor het bepalen van het einde van de begeleiding: de klant of de loopbaanbegeleider.) De klemtoon ligt op het einde van de begeleiding minder op actie dan verwacht: reflectie blijft voor veel mensen ook in de tweede helft van de begeleiding een belangrijke rol spelen. Voor het merendeel van de klanten blijken de opgenomen pakketten en/of extra uren een duidelijke meerwaarde te hebben. Voor de klanten die extra uren opnamen, had ook het tweede pakket al een meerwaarde. We kunnen ervan uitgaan dat de extra uren geen compensatie zijn voor gebrek aan kwaliteit of gebrek aan efficiëntie in het tweede pakket. Ook al kan de klant zelf sterk bepalen hoe lang een begeleiding duurt, we zien dat een niet te verwaarlozen deel van de klanten de begeleiding te kort vindt, ook in de groep met klanten die slechts één pakket opnamen terwijl ze ook nog een tweede cheque hadden kunnen kopen. We zagen eerder wel dat men soms stopt omdat men de onbeantwoorde vraag toch niet de moeite vindt om er een tweede cheque voor aan te schaffen. Langere begeleidingen blijken tegen de verwachting in beter afgestemd te zijn op de vraag van de klant en tot (duurzamere) effecten te leiden. Dit kan een indicatie zijn dat een langere loopbaanbegeleiding meer biedt aan de klant. Tegelijk zien we dat naarmate men al meer begeleiding opnam, de wens voor een nieuwe begeleiding binnen de zes jaar groter is. Het uitgangspunt van een systeem voor loopbaanbegeleiding is echter dat het de werknemers eigenlijk meer zelfredzaam moet maken op de arbeidsmarkt. De behoefte aan begeleiding zou dus eerder moeten verminderen. We merken tot slot op dat het POP als output problematisch blijkt te zijn: een groot aandeel van de respondenten geeft aan geen POP te hebben gekregen of een POP dat niet wezenlijk verschillend is van het vorige. Het is ook niet zo dat latere delen van de begeleiding expliciet voortbouwen op een doel dat is vastgelegd in een eerder onderdeel van de begeleiding. Het is onduidelijk of dit een nadeel is voor de efficiëntie of de kwaliteit van de begeleiding of voor het bereiken van resultaten.
HOOFDSTUK 4 | OUTPUT EN RESULTATEN VAN DE PAKKETTEN
37
5 | Algemene conclusies en aanbevelingen
Als we alle resultaten van dit onderzoek samenvoegen, kunnen we het volgende concluderen: 1. De duur van een loopbaanbegeleiding hangt zoals verwacht meer samen met individuele en situationele kenmerken dan louter het behoren tot kansengroepen13 (behalve wat het hebben van een arbeidshandicap betreft). Dat betekent dat men voor het bepalen van de duur van een begeleiding het best rekening houdt met de aan de loopbaan gerelateerde behoeften en specifieke kenmerken van de klanten (waartoe het hebben van een arbeidshandicap behoort). Extra uren toekennen gebeurt met andere woorden het best op basis van hieraan gerelateerde criteria. 2. Er zijn verschillende indicaties dat klanten niet geneigd zijn om meer uren begeleiding te gebruiken dan ze nodig hebben. Dat zien we ook bij de toegekende extra uren: wie er recht op heeft, gebruikt ze niet als de behoefte er niet meer is. Het lijkt eerder waarschijnlijker te zijn dat men minder uren opneemt dan aangewezen. Een begeleiding wordt soms afgebroken omdat de klant geen recht meer heeft op begeleiding, terwijl de behoefte er wel nog is. Vrees voor overconsumptie door het voorzien van de mogelijkheid van extra uren lijkt dan ook niet gegrond. 3. De mogelijkheden van het systeem worden nog onvoldoende benut om tot een optimale begeleidingsduur te komen. Voor een deel komt dit door een gebrek aan kennis over deze mogelijkheden bij de klanten of een tekort aan informatie over de centra voor loopbaanbegeleiding. 4. Klanten zijn bijvoorbeeld onvoldoende op de hoogte van nazorg, terwijl nazorg zeker in de korte trajecten de mogelijkheid zou kunnen bieden om tot een begeleiding te komen die voor de klant niet te kort, maar ook niet te lang is. (Als nazorg niet volstaat, kan men een tweede loopbaancheque aanschaffen en de begeleiding verder uitbreiden.) 5. Naarmate de begeleiding langer is, wordt de begeleiding op verschillende vlakken positiever beoordeeld. Mogelijk zijn begeleidingen die men krijgt voor één loopbaancheque toch niet optimaal. (Er waren ook geen aanwijzingen dat korte trajecten meer intensieve trajecten zouden zijn.) 6. De bijzondere mogelijkheid om extra uren te krijgen (bovenop de uren die men krijgt voor twee loopbaancheques), blijkt voor een bepaalde groep van klanten inderdaad zinvol te zijn. Het gaat hier om een eerder klein aandeel van de klanten (ook als we er rekening mee houden dat slechts een beperkt aantal centra voor loopbaanbegeleiding de extra uren kon aanbieden). Het recht op de extra uren wordt doorgaans benut (er is ook eerder sprake van uitstel dan van het niet-benutten). Wie geen recht kreeg, lijkt het wel nodig te hebben om een andere oplossing te vinden voor de niet-beantwoorde vraag. Het aantal aanvragers was in dit proefproject te klein om sterke uitspraken te doen over de voorspellende kracht van het gebruikte instrument, maar dit is een indicatie dat eerder te weinig mensen de extra uren krijgen dan dat te veel mensen het recht op extra uren krijgen. Het zou kunnen dat de procedure (en dan meer bepaald trap 2 – de vragenlijsten) aan de strenge kant is, het is ook mogelijk dat diegenen die het recht niet kregen een probleem hadden op een ander vlak dan wat gemeten wordt in trap 2 en dat het belangrijk is om de mensen te stimuleren om – indien 13 We merken op dat de afbakening van kansengroepen voornamelijk gebaseerd is op het risico om geen (duurzame) plaats te vinden op de arbeidsmarkt. Loopbaanbegeleiding is enkel bedoeld voor werkenden.
HOOFDSTUK 5 | ALGEMENE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
39
de behoefte er nog altijd is – toch een gemotiveerd advies te vragen aan de loopbaanbegeleider. Bepaalde factoren die telkens terugkeren in de gemotiveerde adviezen (zoals burn-out) zouden ook in kaart gebracht kunnen worden op een gestandaardiseerde manier. Hiervoor dienen dan de meest geschikte instrumenten gezocht te worden (m.a.w. via een gevalideerde vragenlijst toe te voegen aan trap 2, of een attest, toe te voegen aan trap 1). 7. De procedure om extra uren aan te vragen, vereist een zekere kost (tijd, doorgeven van persoonlijke info, moeten inschakelen van de loopbaanbegeleider om een gemotiveerd advies te krijgen), maar die lijkt niet bijzonder problematisch te zijn voor de klant. Doorgaans zit hierin geen grond om de procedure niet te starten of niet door te zetten. We bevelen het volgende aan: 1. Bijzondere aandacht voor kansengroepen is minder nodig op het vlak van de duur van de begeleiding, dan op het vlak van de toegankelijkheid van het systeem van loopbaanbegeleiding en de kwaliteit van de begeleiding of het aanbod aan diverse vormen van dienstverlening aansluitend op hun specifieke behoeften. 2. Voldoende flexibiliteit is nodig om te komen tot een volume aan loopbaanbegeleiding dat op maat is van de klant. Het is belangrijk dat de klant voldoende op de hoogte is van de mogelijkheden om dat te realiseren. De communicatie hierover moet effectief zijn: via het meest gepaste kanaal (of liever nog via meerdere kanalen), aangepast aan de verschillende types van klanten (bv. op het vlak van taalvaardigheid of specifieke beperkingen) en op verschillende momenten (bij aankoop van de cheques, bij de intake of het begin van de begeleiding, op het einde van (een onderdeel van) de begeleiding. Het is belangrijk om op te volgen of er na verloop van tijd dan inderdaad meer sprake is van een voor de klant gepaste begeleidingsduur. 3. Er dient nagegaan te worden of het te verantwoorden is dat een begeleiding niet voortgezet kan worden omdat de klant geen recht meer heeft op de begeleiding. We zien dat in de praktijk in dat geval de begeleiding vervangen door een andere vorm van begeleiding, zoals outplacement. De vraag is of er dan geen efficiëntieverlies is en de begeleiding niet beter was verdergezet (de loopbaanbegeleider kent de klant en zijn/haar loopbaanvraag immers al goed en heeft zicht op de stappen die gezet zijn). In elk geval dient in zo’n situatie gekeken te worden naar een goede afronding van de begeleiding en eventueel ook een goede overdracht naar of aanvulling met andere begeleiding. 4. Naast voldoende flexibiliteit op het vlak van de duur van de begeleiding, is het ook belangrijk dat de klant het centrum voor loopbaanbegeleiding kan kiezen dat het meest geschikt is. Daarvoor is het nodig dat over elk centrum voldoende informatie beschikbaar is. Praktische informatie is belangrijk en doorgaans goed beschikbaar; informatie over aanpak en specialisatie is voor de klant moeilijker te vinden. Het is belangrijk dat de loopbaancentra zelf deze informatie op een toegankelijke manier beschikbaar maken voor de klant. De regisseur van het systeem dient over de beschikbaarheid en kwaliteit van de informatie te waken. 5. In het nieuwe systeem werd er van uitgegaan dat een volledige begeleiding ongeveer acht uur in beslag zou nemen. Door de modaliteit dat een begeleiding betaald wordt in twee keer en dat men de twee pakketten mag gebruiken over een periode van zes jaar, lijken de klanten er van uit te gaan dat een begeleiding van vier uur ook een volwaardige begeleiding is. (Mogelijk wordt het door de centra eveneens zo voorgesteld.) In de praktijk blijkt een kort traject toch minder op te leveren dan een lang traject. Als het promoten van de mogelijkheden om de duur van de begeleiding meer op maat te maken onvoldoende zou werken, dan zal het aangewezen zijn om de perceptie over wat een loopbaanbegeleiding inhoudt en hoe lang zo’n begeleiding het best duurt te veranderen. Dat kan door sensibilisering, maar ook door dergelijke modaliteiten te veranderen (bijvoorbeeld het aantal uren van het eerste pakket verhogen naar vijf of zes).
40
HOOFDSTUK 5 | ALGEMENE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6. Kwaliteitsbewaking is een vereiste om te komen tot gepaste trajecten: een gebrek aan kwaliteit leidt zowel tot voortijdig afgebroken trajecten als tot te lange trajecten. Kwaliteitszorg is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de centra voor loopbaanbegeleiding zelf, de regisseur kan kwaliteitsindicatoren monitoren. 7. De procedure voor het aanvragen van verlengde tijdsduur zou verder vereenvoudigd kunnen worden. Burn-out blijkt een indicator te zijn, die nu pas aan bod kan komen in het gemotiveerd advies. Eventueel zou men hiervoor ook een attest kunnen aanvaarden of een gestandaardiseerd en gevalideerd instrument kunnen gebruiken. 8. Indien men niet het risico wil lopen dat de kostprijs van de verlengde tijdsduur te hoog oploopt, kan men het aantal extra uren beperken. In de praktijk worden de acht beschikbare uren nu al niet vaak volledig benut. Hiervoor kan men zich baseren op het aantal uur dat nu gemiddeld opgenomen wordt en de gemiddelde afwijking hiervan. (Deze gegevens worden gemonitord door VDAB.) 9. Ook al lijkt de procedure zelf weinig drempels te bevatten eenmaal men ze in gang zet, het is aangewezen dat men alert blijft voor drempels om de procedure te starten. 10. Het verdient aanbeveling om – indien men de mogelijkheid van verlengde tijdsduur wil behouden – nog een tijd te werken met deze gestandaardiseerde methode (zie de vereisten voor een toewijzingssysteem in De Rick, 2013, waaronder objectieve en onafhankelijke indicatiestelling) en dit verder op te volgen en te evalueren. Verdere bijsturing kan dan gebeuren op basis van uitgebreidere data. Tegelijkertijd dient de kwaliteit van de uitvoering van de procedure bewaakt te worden. 11. Op dit moment kreeg uiteindelijk elke aanvrager die de procedure doorliep tot aan het gemotiveerd advies het recht op de extra uren toegekend. Dit mag niet de indruk wekken dat elke aanvraag zonder meer wordt goedgekeurd. Elk advies werd grondig bekeken en bleek kwaliteitsvol te zijn: de loopbaanbegeleiders gaven een goede en volledige verantwoording. De adviezen dienen verder gebruikt te worden om inzicht te krijgen in indicaties voor extra uren en de mate waarin deze ook op een gestandaardiseerde manier beoordeeld kunnen worden. Om te voldoen aan de vereisten van een goed toewijzingssysteem (De Rick, 2013) raden we niet aan om de procedure te beperken tot enkel nog het gemotiveerd advies. 12. Wie geen recht kreeg en toch nog een onbeantwoorde vraag heeft, kan mogelijk geholpen worden via ondersteuning van eigen inzet of via een andere dienstverlening. De loopbaanbegeleider is de aangewezen persoon om de klant hiervoor de weg te wijzen.
HOOFDSTUK 5 | ALGEMENE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
41
- BIJLAGEN -
bijlage 1 Suggesties van klanten voor een meer efficiënte loopbaanbegeleiding
b1.1
Situering
De gebruikersbevraging (april 2015) in het kader van het ESF project Verlengde tijdsduur loopbaanbegeleiding i.s.m. HIVA sloot af met twee open vragen: "Hebt u zelf ideeën om de uren loopbaanbegeleiding beter te benutten?" "Hebt u ideeën of opmerkingen over het systeem van loopbaanbegeleiding of over de rol van VDAB hierin?" De respons op beide vragen werd samengevoegd voor verdere analyse door VDAB. De afzonderlijke reacties werden - waar nodig - uitgesplitst om te kunnen opdelen in verschillende categorieën en subcategorieën. Ongeveer de helft van respondenten gaf geen antwoord op één van deze twee vragen. In totaal (op de twee vragen) werden 1202 reacties op deze twee vragen bekomen en verwerkt. Van deze 1202 zijn 231 reacties, die we hier als onbeduidend beschouwen. Het zijn ofwel losse opmerkingen (54), persoonlijke verhalen (97) of nietszeggende reacties (82). Verder zijn er 254 positieve reacties over de VDAB. Dit maakt dat er uiteindelijk 615 nuttige bemerkingen en/of voorstellen van de gebruikers van loopbaanbegeleiding zijn. Globaal kunnen we deze 615 bemerkingen en voorstellen als volgt indelen: Inhoud van de loopbaanbegeleiding (229) Vorm van de loopbaanbegeleiding (204) Intake (43) Nazorg (32) Begeleiders (44) Loopbaancentra (113) Rol van VDAB (59) Om een interpretatie van de reacties mogelijk te maken zijn deze reacties geclusterd in categorieën en subcategorieën. Hieronder treft u het overzicht. Door dit overzicht / aantallen krijgen we zicht op wat gebruikers van loopbaanbegeleiding als belangrijk achten. b1.2
Overzicht van suggesties
1. Reacties m.b.t. de inhoud van de loopbaanbegeleiding
1.1. Reacties i.v.m. vacatures - solliciteren (68) (22) Vraag naar oefenen en voorbereiden van sollicitaties (leren solliciteren, CV opmaken, oefenen gesprekken, ...). (27) Verwachting om samen vacatures te zoeken of vacatures aangeboden te krijgen.
BIJLAGE 1 SUGGESTIES VAN KLANTEN VOOR EEN MEER EFFICIËNTE LOOPBAANBEGELEIDING
45
(19) Vraag om profiel van de klant (competenties, wensen en verwachtingen) te koppelen aan concrete jobs en vacatures. 1.2. Reacties i.v.m. marktgerichtheid en realiteitsgerichtheid (31) (11) Minder gericht op zelfreflectie en zelfinzicht maar meer gericht op arbeidsmarkt realiteit - concrete actie. (5) Marktgerichte begeleiding. (6) Meer en betere informatie over de reële arbeidsmarkt. (6) Realistische en haalbare uitkomst. (3) Meer jobgericht. 1.3. Reacties i.v.m. maatwerk (53) (53) Geen standaardprogramma maar differentiëren naar individuele context / Afgestemd op individuele situatie en specifieke behoeften van de klant / Focussen op capaciteiten en beperkingen van de persoon... 1.4. Overige inhoudelijke reacties / inhoudelijke voorstellen en opmerkingen (77) (23) Vragen naar specifieke inhoud van de loopbaanbegeleiding. (30) (Te) theoretisch, te weinig praktisch, te weinig concreet, te weinig diepgang, te weinig actiegericht... (8) Meer testen. (1) Minder testen. (1) Begeleiding meer digitaal. (2) Informatie over opleidingsmogelijkheden (o.a. bij VDAB). (1) Meer duidelijkheid over POP. (2) Naslagwerk of lectuurlijst. (2) Minder administratie. (2) Up-to-date materiaal. (1) Documenten buiten eigenlijke begeleiding invullen. (1) Meer gericht op mogelijke carrière-switch. (1) Meer online gebruiken. (1) Zelfstudiemateriaal beschikbaar maken. (1) Gericht informatie verstrekken.
2. Reacties m.b.t. de vorm van loopbaanbegeleiding
2.1. Reactie i.v.m. vorm algemeen (17) (1) 2e cheque bijna noodzakelijk. (1) 2e cheque sparen. (1) 4 uren begeleiding betekent 2 tot maximum 3 gespreksmomenten. (3) Er mag geen tijdsdruk zijn. (1) Opdrachten op voorhand geven. (1) Toegankelijkheid - bereikbaarheid van het centrum. (3) Veel tijd gaat verloren aan administratie. (5) Opmerkingen i.v.m. VTD (best bij zelfde begeleider, vlottere mogelijkheid tot extra uren, onduidelijkheid aantal extra uren, ...). (1) Tempo ligt te laag. 2.2. Reacties i.v.m. (t)huiswerk (31) (30) Thuiswerk is een goede zaak, nog verder uitwerken of uitbreiden, huiswerk helpt om de beschikbare tijd optimaal te benutten, ... (1) Negatieve reactie op huiswerk (geeft het gevoel dat je alles zelf moet doen). 2.3. Reacties i.v.m.4 of 8 uren (87) (23) 4 uren is te kort. (29) 8 uren is te kort. (35) Vraag naar meer uren begeleiding.
46
BIJLAGE 1 SUGGESTIES VAN KLANTEN VOOR EEN MEER EFFICIËNTE LOOPBAANBEGELEIDING
2.4. Reacties i.v.m. termijn van 6 jaar (11) (7) 6 jaar is te lang. (1) geen beperking in tijd. (1) 4 uren per 18 maanden. (1) recht om de 4 jaar. (1) recht om de 2 jaar. 2.5.Reacties i.v.m. lengte van de gesprekken (12) (8) Vraag naar Langere gesprekken (vaak: gesprekken van 1 uur zijn te kort). (4) Kortere gesprekken (3 à 4 sessies van 1 uur) (Vaak onderliggende idee dat kortere gesprekken meer contactmomenten garanderen). 2.6. Reacties i.v.m. tussentijd tussen gesprekken (11) (10) Voldoende tijd laten tussen de gesprekken (verlengt ook de 'begeleidingsduur'). (1) Tijd tussen sessies beperkt houden. 2.7. Reacties i.v.m. groepssessies (19) (13) Positieve reacties i.v.m. groepssessies. (5) Negatieve reacties i.v.m. groepssessies. (1) Homogene groepen samenstellen voor groepssessies. 2.8. Voorstellen m.b.t. vorm (16) (3) Begeleiding moet blijven duren tot er een "oplossing" is. (3) Derde cheque mogelijk maken - meer dan twee cheques mogelijk maken. (1) Klant laten betalen per uur begeleiding. (2) 10 uren begeleiding. (1) Extra uren begeleiding "verdienen" door actie te tonen. (1) Na 2 cheques betaalt de klant de helft van het volle tarief. (1) Eén cheque per X jaar gewerkt! (1) Begeleiding onmiddellijk plannen en afstemmen op 8 uur. (1) Minder papier meer digitaal. (1) Begeleiding gratis maken. (1) Langdurige begeleiding (2 à 3 keer per jaar).
3. Reacties i.v.m. intake of voorafgaand aan loopbaanbegeleiding (43)
(11) Vraag om vooraf de loopbaanvraag beter helder te stellen en het doel te bepalen. (11) Intake mag geen deel uitmaken van de 4 uren begeleiding. (10) Voldoende info vooraf (over hoe LBB in elkaar zit, over wat men kan verwachten, ...). (2) Nagaan of de klant effectief klaar is voor loopbaanbegeiding. (6) Opdrachten - vragenlijst(en) op voorhand meegeven. (2) Screening van de klant vooraf. (1) Niet-verplichtende (= vrijblijvende) intake.
4. Reacties i.v.m. nazorg of wat volgt op loopbaanbegeleiding (32) (28) Reacties die aandringen op (meer) nazorg en opvolging. (2) Bestaan van nazorg meer bekend maken. (1) Controleren of nazorg effectief wordt aangeboden. (1) Nazorg bij VDAB.
5. Reacties i.v.m. begeleider(s) (44)
(15) Expertise van begeleider wordt in vraag gesteld. (13) Reacties op houding van begeleider. (3) Begeleider met gebrek aan ervaring. (7) Begeleider kan / moet gesprekken beter voorbereiden. (4) Belang van goede match begeleider-klant. (2) Meer kwaliteitseisen stellen aan begeleiders.
6. Reacties m.b.t. organisatie van de dienstverlening en aanbieders (113) BIJLAGE 1 SUGGESTIES VAN KLANTEN VOOR EEN MEER EFFICIËNTE LOOPBAANBEGELEIDING
47
(41) Reacties over het gebrek aan informatie over de specialisatie van centra, de moeilijkheid om het "juiste" centrum en een "passende" begeleider te vinden ("de bomen en het bos"...). (25) Meer bekendmaking van loopbaanbegeleiding. (6) Betere bekendheid en sensibilisering bij werkgevers. (6) Contact - samenwerking met werkgever; werkgever betrekken bij LBB. (11) LBB voor werklozen. (2) LBB vs. burn-out-begeleiding. (1) LBB vs. outplacement. (4) VTD kunnen volgen bij zelfde loopbaancentrum. (5) Controleren van professionaliteit en kwaliteit van aanbieders. (1) Begeleiders beter screenen. (1) Doelgroep verfijnen tot mensen die het echt nodig hebben. (1) Geen vrije keuze van centrum (door werkgever). (1) Meer aanbieders en meer locaties. (1) Goed dat er onafhankelijke centra zijn. (3) Opmerkingen over (te) commerciële aanpak. (1) Positief dat er vrije keuze van centrum is. (2) Zinvolle investering van de overheid. (1) Als men werkloos geworden is, is een tweede cheque niet mogelijk.
7. Reacties m.b.t. rol van VDAB (59)
(13) Matching vraag en aanbod: betere afstemming uitkomst-resultaat loopbaanbegeleiding op aanbod-dienstverlening VDAB. (14) Opmerkingen over VDAB algemeen (dienstverlening VDAB). (4) VDAB zou kunnen helpen bij de moeilijke keuze van centrum en begeleider. (3) VDAB moet kwaliteitscontrole doen op centra. (4) Meer bekendmaking van LBB door VDAB. (6) Beperkte rol van VDAB in het geheel van LBB (neutrale reacties). (10) Negatief over VDAB en dienstverlening VDAB. (2) Positief over VDAB. (1) Negatieve connotatie VDAB (kan mensen afschrikken). (2) Opmerkingen over rol VDAB bij toekennen VTD.
uit
8. Reacties met een globale beoordeling van de loopbaanbegeleiding (254) (213) Positieve reacties omtrent gevolgde loopbaanbegeleiding. (41) Negatieve reacties omtrent gevolgde loopbaanbegeleiding.
9. Reacties met "persoonlijke verhalen" (54)
(54) Reflecties waarin klanten deze open vragen aangrijpen om hun persoonlijk verhaal te vertellen, hoe hun eigen loopbaanbegeleiding is verlopen en hen al dan niet heeft vooruit geholpen.
10. Losse opmerkingen (97)
(97) Opmerkingen die niet duidelijk onder één van voorgaande categorieën vallen, "losse" bedenkingen of reacties die moeilijk of niet te plaatsen of te begrijpen zijn.
Geen opmerking of niets betekenende reacties (82)
(82) Reacties waaruit geen inhoudelijke commentaar blijkt en die in die zin geen opmerking inhouden.
48
BIJLAGE 1 SUGGESTIES VAN KLANTEN VOOR EEN MEER EFFICIËNTE LOOPBAANBEGELEIDING
Referenties
De Rick K. (2013), Acht, twaalf of zestien uur? Bepalen van de tijdsduur van een loopbaanbegeleiding. Leuven: HIVA (KU Leuven). Van Laer K., Verbruggen M. & Janssens M. (2012), Kansengroepen in werk en ondernemerschap. Leuven: KU Leuven.
REFERENTIES
49