KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN – FACULTEIT LETTEREN
OPLEIDING BEDRIJFSCOMMUNICATIE
Privacyperceptie van jongeren Facebook
Promotor: Prof. Dr. P. Ketelaar
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de bedrijfscommunicatie door Elke Piron
academiejaar 2009-2010
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN – FACULTEIT LETTEREN
OPLEIDING BEDRIJFSCOMMUNICATIE
Privacyperceptie van jongeren Facebook
Promotor: Prof. Dr. P. Ketelaar
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de bedrijfscommunicatie door Elke Piron
academiejaar 2009-2010
Voorwoord Afstuderen aan de universiteit en een thesis schrijven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als volledige privacyleek heb ik me ingewerkt in de literatuur rond privacy en sociale netwerksites. Over dit onderwerp kan je wel blijven lezen. Rond deze thema’s (privacy, sociale netwerksites of beide) wordt momenteel veel interessant onderzoek gevoerd, zodat er een constante instroom is van nieuwe informatie. Vermoedelijk is deze thesis bij het drukken al achterhaald. Op 24 mei immers erkende Mark Zuckerberg in een mail aan een blogger Scobleizer (www.scobleizer.com) dat er fouten waren gemaakt in het privacybeleid van Facebook en dat hij binnenkort verbeteringen zal voorstellen. Vast staat dat de verbeteringen met argusogen door de media gevolgd zullen worden, gezien de permanente aandacht voor privacy op Facebook sinds eind 2009. In een zoektocht door krantenartikels over privacy op Facebook heb ik een interessante tool ontdekt die ik de lezer van deze thesis niet wil onthouden. Via de site http://www.reclaimprivacy.org/ kan je een programma installeren dat jouw Facebookprofiel zal scannen op privacylekken. Zo kom je verrassende dingen tegen. Sinds Facebook zichzelf van de verplichting heeft ontslagen om zijn gebruikers te waarschuwen wanneer er zaken veranderen in de privacyinstellingen, is het moeilijk om de vinger aan de pols van je eigen privacy te blijven houden. Ik ben alleen begonnen aan deze thesis, maar naar mate mijn project meer vorm kreeg ben ik een aantal helpende handen tegen gekomen die een woord van dank verdienen. Eerst en vooral wil ik professor Ketelaar bedanken voor de goed samenwerking. Ook al liggen Nijmegen en Leuven ver van elkaar, via e-mail was hij steeds bereikbaar voor vragen en feedback, wat me telkens opnieuw motiveerde om kritisch te blijven nadenken over mijn eigen werk. Daarnaast wil ik Mieke en mijn zus Helena bedanken voor het notuleren tijdens de focusgroepgesprekken. Ook Noëmie wil ik bedanken voor het nalezen van mijn werk en haar feedback. Een thesis schrijven over privacy zonder rekening te houden met de privacy van mijn deelnemers kan natuurlijk niet. Het is niet altijd duidelijk welke afbeeldingen op Facebook als illustratie konden dienen in dit werk. Met de goede raad van Pieter, rechtenstudent, zijn een heel aantal zaken niet verschenen in dit werk. Privacy boven alles! De verantwoordelijken van het internaat bedank ik voor hun gastvrijheid en de deelnemers voor hun medewerking. Groepsgesprekken met jongeren zijn boeiend! Vijftien- en zestienjarigen zijn enthousiast, spontaan, zeer geïnteresseerd en ze komen verrassend grappig uit de hoek! Zowel zij als ik beleefden veel plezier aan deze gesprekken (en aan de lekkere versnaperingen die ik had meegebracht. Speciale dank aan mijn moeder die de cakejes gebakken had: ze waren heel lekker!) Alle vrienden die samen met mij in de SBIB lange uren maakten verdienen alleen daarom al een woord van dank: het was heel fijn om samen met jullie thesisfrustraties en kleine triomfen te delen. En ook vrienden die niets met mijn thesis te maken hadden wil ik graag bedanken om de Facebookvrije momenten. En uiteraard bedank ik mijn ouders. Zonder hun onvoorwaardelijke steun is mijn thesis niet wat ze nu is. Aan allen: bedankt
Inhoudstabel Voorwoord.................................................................................................................................................... 4 1. Tabellen, figuren en afkortingen .............................................................................................................. 7 2. Inleiding................................................................................................................................................. 10 3. Theorie.................................................................................................................................................... 12 3.1. Afbakening van het concept SNS .................................................................................................... 12 3.2. Privacy in eerder onderzoek ............................................................................................................ 13 3.3. Privacy op SNS en jongeren ............................................................................................................ 14 3.4. Hoe omschrijven jongeren privacy? ................................................................................................ 15 4. Onderzoeksopzet .................................................................................................................................... 19 4.1. Methode van onderzoek................................................................................................................... 19 4.2. Voorstelling van de onderzoekspopulatie........................................................................................ 20 4.2.1. Bepaling van de doelgroep ....................................................................................................... 20 4.3. Het onderzoeksinstrument ............................................................................................................... 20 4.3.1. Draaiboek ................................................................................................................................. 20 4.3.2. Checklist over privacyinstellingen ........................................................................................... 21 4.3.3. Samenstelling checklist privacyinstellingen ............................................................................. 22 4.4. Procedure ......................................................................................................................................... 24 4.5. Analyse ............................................................................................................................................ 24 4.5.1. Focusgroepen ............................................................................................................................ 24 4.5.2. Checklist privacysettings .......................................................................................................... 25 5. Resultaten ............................................................................................................................................... 26 5.1. Samenstelling en verloop van de focusgroepen............................................................................... 26 5.1.1. Focusgroep één ......................................................................................................................... 26 5.1.2. Focusgroep twee en drie ........................................................................................................... 27 5.2. RQ1: “Zijn er ongeschreven regels op Facebook met betrekking tot privacy?” ............................. 29 5.2.1. De ervaring met Netlog. ........................................................................................................... 29 5.2.2. De bereidheid op privacy uit te zoeken op Facebook. .............................................................. 30 5.2.3. De verstrengeling met het dagelijks leven. ............................................................................... 30 5.2.4. De eigen verantwoordelijkheid................................................................................................. 30 5.3. RQ 2: Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook? ................................................................ 30 5.3.1. Aspecten van Privacy ............................................................................................................... 30 5.3.1.1. Het aspect Taal .................................................................................................................. 30 5.3.1.2. Het aspect identiteit van privacy ....................................................................................... 31 5.3.1.3. Het sociaal-relationele aspect van privacy ........................................................................ 31 5.3.2. Slachtoffers van privacyschendingen op Facebook. ................................................................. 32 5.3.2.1. Extraction .......................................................................................................................... 32 5.3.2.2. Observation........................................................................................................................ 33 5.3.2.3. Intrusion ............................................................................................................................. 34 5.3.3. Daders van privacyschendingen op Facebook. ......................................................................... 35 5.4. RQ 3:“Zijn de privacyinstellingen van jongeren conform hun eigen omschrijving?” .................... 36 5.4.1. Toegankelijkheid en zichtbaarheid van het profiel ................................................................... 36 5.4.2. Transparantie ............................................................................................................................ 39 5.4.3. Bewaking en controle ............................................................................................................... 40 6. Conclusie en Discussie ........................................................................................................................... 42 6.1. Conclusie ......................................................................................................................................... 42 6.2. Kanttekeningen ................................................................................................................................ 44 6.3. Discussie .......................................................................................................................................... 44 5
6.4. Aanbevelingen ................................................................................................................................. 45 7. Bibliografie ............................................................................................................................................. 47 8. Bijagen .................................................................................................................................................... 50 8.1. A Guide to Privacy on Facebook ..................................................................................................... 50 8.2. Privacy Policy Facebook sinds 22.04.2010 ..................................................................................... 52 8.3. Handleiding Focusgroepen Moderator ............................................................................................ 58 9. Summary................................................................................................................................................. 66 10. Biografie ............................................................................................................................................... 68
6
1. Tabellen, figuren en afkortingen Tabellen Tabel 1 Zichtbaarheidsgraad op Facebook Tabel 2 Kenmerken focusgroep 1 Tabel 3 Kenmerken focusgroep 2 Tabel 4 Kenmerken focusgroep 3 Tabel 5 Gemiddelde zichtbaarheidsgraad (GZG) per deelnemer Tabel 6 GZG persoonlijke informatie Tabel 7 GZG contact
p.25 p. 26 p. 27 p. 28 p. 35 p. 36 p. 37
7
Figuren Figuur 1 Profielpagina van de auteur (14.12.2009): user-generated content (groen) en advertenties (rood). Figuur 2: Mogelijkheden op Wallpost te controleren. Figuur 3 Typologie van Kasper. Bron: Kasper, 2005, p. 57. Figuur 4 Checklist privacy instellingen (persoonlijke informatie). Figuur 5 Checklist privacy instellingen (contact informatie). Figuur 6 Application 'Lover of the day' toestemming (Facebook 06.05.2010). Figuur 7 Privacyinstellingen – profielinformatie . Figuur 8 Beperken van zichtbaarheid statusupdates.
p. 13 p. 15 p. 17 p. 23 p. 23 p. 32 p. 39 p. 39
8
Lijst met afkortingen ASO: Algemeens Secundair Onderwijs GZG: Zichtbaarheidsgraad SNS: Sociale netwerksite
9
2. Inleiding Met 400 000 000 actieve leden (Facebook z.d. c) is Facebook de grootste sociale netwerksite (SNS) ter wereld. Sinds februari 2010 zijn er meer gebruikers op Facebook dan de hele bevolking van Amerika en wordt Facebook na China en India het derde grootste land ter wereld genoemd (Communicatie Vlaanderen, 12.112009). Al deze leden worden verwelkomd op de login pagina van Facebook met de volgende boodschap: “Met Facebook ben je verbonden en deel je alles met iedereen in je leven” (Facebook, z.d. d). Dit maakt meteen de bestaansreden van Facebook duidelijk: informatie uitwisseling tussen de gebruikers. Vierhonderd miljoen leden delen informatie met elkaar op de site gaande van statusupdates tot foto’s tot evenementen waar ze plannen heen te gaan. Dit heeft vele voordelen: sommige gebruikers vinden oude vrienden terug op Facebook, anderen halen vriendschapsbanden aan met familie of vrienden die ver wonen en nog anderen nodigen vrienden uit op feestjes via Facebook. Toch heeft de populariteit en het gebruik van Facebook een schaduwzijde: “Wat gebeurt er met privacy op deze SNS?” Het is alsof de gebruiker inwoner is van een land dat in bevolkingsaantal iets groter is dan Amerika. Door op het Facebookprofiel kenbaar te maken dat de gebruiker in kwestie een relatie heeft, is het alsof de gebruiker heel Amerika op de hoogte stelt van zijn of haar relatie. Relatiestatus wordt namelijk door Facebook gekwalificeerd als informatie die zichtbaar mag zijn voor iedereen (Facebook z.d.b). Indien de gebruiker zijn of haar privacyinstellingen niet aanpast, zijn de foto’s die op zijn of haar profiel staan zichtbaar voor vrienden van vrienden. Op zich lijkt dit een geruststellende gedachte: de foto’s zijn niet zichtbaar voor iedereen. Dit is echter misleidend. Een Belgische gebruiker heeft gemiddeld 133 vrienden op Facebook (HLN, 2010). Ook de vrienden van deze vrienden kunnen de foto zien. Dit wil zeggen dat 133 keer 133 ofwel 17 689 personen toegang hebben tot deze foto. Ter vergelijking: Rijkevorsel, een groot dorp uit de Kempen waar de auteur vandaan komt, telt 10 847 inwoners (Vlaamse overheid, 2007). Een foto op het profiel van de auteur zou zichtbaar zijn bijna voor het dubbele van de hele bevolking van haar dorp. Het is bijna alsof ze de foto op een groot plakkaat naast de voordeur plaatst. Binnen landsgrenzen wordt de privacy van de inwoners beschermd bij wet. Je hebt het recht je terug te trekken in een persoonlijke levensfeer. Beelden van bewakingscamera’s in winkelcentra zullen bijvoorbeeld nooit op Youtube.com verschijnen. Een SNS echter, is een site waarvan de gebruiker vrijwillig lid is geworden en waarop hij of zij vrijwillig foto’s of statussen bekend maakt. Facebook hanteert het principe van opt-out. Indien de gebruiker niet wil dat informatie wordt vrijgegeven of indien de gebruiker niet wil dat andere sites toegang hebben tot zijn of haar profiel, moet hij of zij dat kenbaar maken aan Facebook, door de betreffende instellingen uit te schakelen. Privacy is dus niet standaard ingesteld. Gebruikers hebben wel de mogelijkheid om de toegang tot hun profiel te beperken, maar zoals eerder aangehaald, vrienden van vrienden toelaten op je profiel lijkt onschuldiger dan het eigenlijk is. Hoewel Facebook de gebruiker instellingen aanreikt om de toegang tot zijn of haar profiel te beperken of net te verruimen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om dit te doen. Toch kunnen er vragen gesteld worden bij de verantwoordelijkheid van leden op Facebook en de mate waarin ze zich bewust zijn van deze verantwoordelijkheid. In december 2009 kondigde Facebook veranderingen in privacyinstellingen aan. Dit verscheen in een bericht dat de gebruiker te zien kreeg bij het inloggen op Facebook. De gebruiker had de mogelijkheid om op een link te klikken om privacyinstellingen zelf aan te passen of gewoon om op OK te klikken. Door op OK te klikken had Facebook de toestemming om statusupdates en een groot deel van het profiel publiek te maken en dus zichtbaar voor iedereen. In december 2009 hebben 35% van de gebruikers zelf hun privacyinstellingen aangepast. Dit wil zeggen dat 65 % van de gebruikers hun profiel hebben opengesteld voor iedereen op het internet (Boyd, 07.04.2010). Sociale netwerksites zijn gebaseerd op het uitwisselen van informatie en advertising. Gebruikers daarentegen vragen om bescherming van hun gegevens. Daarom biedt Facebook ook de mogelijkheid om privacy te managen, maar tegelijkertijd zorgt het ervoor dat er voldoende uitwisseling van informatie is tussen de leden van het netwerk (Giles, 2010, p.10). Er wordt voortdurend op een dun koord gebalanceerd tussen zoveel mogelijk openheid en de bescherming van de gebruiker. Indien de gebruiker niets aan zijn privacyinstellingen verandert, is het profiel ingesteld volgens de standaarden die Facebook hanteert. (De figuren op de site: http://mattmckeon.com/facebook-privacy/ waren oorspronkelijk in dit werk opgenomen. Enkele dagen na het schrijven van dit werk wordt het copy rigth en creative common aagenpast. De afbeeldingen mogen niet meer gepubliceerd worden. Voor een 10
visueel beeld van onderstaande beschrijving van de evolutie van privacy op Facebook verwijst de auteur naar de betreffende site.) De profielen worden met andere woorden steeds toegankelijker voor anderen. In 2005 zijn de netwerken waarvan de gebruiker lid is, de naam, het geslacht en een foto van de gebruiker zichtbaar voor alle Facebookgebuikers. Indien je geen lid bent van Facebook heb je geen toegang tot het profiel. In 2006 en 2007 blijven de standaard privacyinstellingen dezelfde, maar door de groei van Facebook hebben meer mensen toegang tot Facebook. Figuur één stelt dit voor door de binnenste cirkels groter te maken. In november 2009 worden de netwerken, de naam, de profielfoto en het geslacht zichtbaar voor het hele internet. Ook de vriendschapsrelaties die de gebruiker heeft op Facebook worden zichtbaar voor alle Facebookgebruikers. Voordien hadden enkel leden uit hetzelfde netwerk toegang tot deze informatie. In november 2009 wordt ook het principe van netwerken afgeschaft en vervangen door vrienden van vrienden. Een maand later, in december 2009, kan iedereen op het internet de vrienden van de gebruiker zien alsook welke pagina’s de gebruiker heeft aangeduid als “vind ik leuk”. In april 2010 tot slot, worden foto’s en wall posts opengesteld voor het hele internet als standaard privacy instelling. Deze evolutie van privacy op Facebook gaat niet onopgemerkt voorbij. Kranten en dagbladen wijden regelmatig uit over privacy op Facebook. In de eerste twee weken van mei 2010 publiceert de krant De Standaard meer dan 40 artikels die minstens Facebook vermeldden. Tussen januari en half mei 2010 publiceert De Standaard 20 artikels over privacy op Facebook. Dit wil zeggen dat er gemiddeld wekelijks één artikel over dit thema verschijnt. Titels zoals “Veiligheid Facebook lek als een zeef” (De Standaard online, 06.05.2010), “Nieuwe Privacy acties tegen Facebook” (Van Leemputten, 03.05.2010) en “Facebook knabbelt verder aan privacy” (De Standaard online, 30.03.2010) spreken voor zich: de samenleving ligt wel degelijk wakker van privacy issues op Facebook. Met de regelmaat van de klok verschijnen er ook artikels die specifiek handelen over jongeren en privacy op Facebook. Zo waarschuwt Childfocus dat “kinderen niet beseffen hoeveel info ze verspreiden over zichzelf” (Kerckhoven, 10.02.2010). Ook Viviane Reding, de EU commissaris voor ICT en Telecom, wil dat Facebook de privacy van minderjarigen beter beschermt (De Standaard online, 09.02.2010). Ook wetenschappers volgen SNS op de voet. Getuige hiervan zijn de vele artikels die verschijnen over onderzoek naar Facebook en MySpace. Boyd (2008b) onderzoekt waarom jongeren van MySpace houden. Dweyer, Hilz en Passerini (2007) vergelijken het vertrouwen en de bezorgdheid over privacy tussen Facebook en Myspace. Debatin, Lovejoy, Horn & Huges (2009) onderzoeken online privacy op Facebook en de attitudes en gedragingen van de gebruikers. Tufekci (2008) tot slot vergelijkt de kenmerken van gebruikers en niet gebruikers van SNS. Samen met het ‘boomen’ van SNS ‘boomen’ ook de onderzoeken over privacy op SNS en jongeren. Dit betekent niet dat het beeld rond privacy klaarder is geworden. Veel onderzoek besteedt weinig aandacht aan de definiëring van privacy. Veelal geeft men niet aan wat men bedoelt met privacy. Anderen steunen op de omschrijving dat privacy voornamelijk draait om de controle op informatie die over jou als gebruiker circuleert (Boyd, 07.04.2010). Dit onderzoek wil privacyperceptie bij jongeren beter conceptualiseren om zo een toekomstig onderzoek te verfijnen. Privacy wordt als het ware op dit moment geherdefinieerd aangezien de grenzen tussen publieke en privé informatie met de opkomst van SNS verschuiven waardoor vragen zoals “Mag een toekomstig werkgever in de geschiedenis van een Facebookprofiel kijken voor een sollicitatie?” of “In welke mate mag men informatie op Facebook gebruiken in rechtszaken?” zich opdringen. Dit onderzoek benadert privacy dan ook als een holistisch, inclusief concept omdat privacy afhankelijk is van het gedrag dat de gebruiker van een SNS stelt op dat SNS. Aangezien de betekenis van privacy aan het verschuiven is, is ook de taal die gebruikers hanteren om te spreken over privacy belangrijk. Taal construeert immers mee de realiteit (Eliason, z.d.). Ook minderjarigen zijn actief op Facebook en andere SNS zoals Netlog of Myspace. Zij vormen een interessante doelgroep omdat ze, zo wijst onderzoek uit, op SNS hun identiteit vorm geven (Boyd, 2008) en bijzonder actief zijn op SNS. Via een kwalitatief onderzoek in de vorm van focusgroepen met jongeren wordt er een antwoord gezocht op de volgende vragen: “Zijn er ongeschreven regels met betrekking tot privacy op Facebook?”, “Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook?” en “ Zijn hun privacyinstellingen conform hun eigen omschrijving?” Door in de taal van jongeren te communiceren over privacy, kunnen ouders, leerkrachten en jeugdwerkers jongeren gemakkelijker sensibiliseren om aandacht te schenken aan privacy. Daarnaast 11
kan dit onderzoek over het online privacy concept bij jongeren toekomstig onderzoek over privacy verfijnen. Dit onderzoek heeft dus zowel een maatschappelijke als wetenschappelijke waarde. 3. Theorie In dit onderdeel wordt het theoretisch veld rond privacy op SNS verkend. Allereerst komt het concept SNS aan bod. Deze term lijkt eenvoudig, maar het is belangrijk om goed te begrijpen wat er met SNS wordt bedoeld alvorens verder te gaan. Daarna wordt er dieper ingegaan op het concept privacy. In de algemene taal wordt privacy omschreven als de persoonlijke vrijheid om ongehinderd alleen ergens te kunnen vertoeven of storende invloeden van de buitenwereld te ontgaan (Van Dale, 2010). Deze omschrijving is echter vaag en niet bruikbaar in een onderzoek naar privacy op SNS. Kasper (2005) en Kisselburgh (2008) daarentegen bieden bruikbare omschrijvingen van privacy die als uitgangspunt van dit onderzoek zullen dienen. Kisselbrugh (2008) splitst privacy uit in zeven deelsapecten, namelijk, identiteit, sociaal, relationeel, mediated, autonomie, discours en cultuur. Ook Kasper (2005) heeft in haar onderzoek naar hoe privacyschendingen worden gerapporteerd in kranten, een typologie ontwikkeld die het mogelijk maakt om privacyschendingen op een gestructureerde manier te onderzoeken. 3.1. Afbakening van het concept SNS Er zijn verschillende definities van SNS in omloop die sterk op elkaar lijken. Kisselburgh definieert SNS als “web-base services that build an infrastructure of social relationships for individuals with common interests, allowing them to build, maintain, and grow their social networks through interactive service such as e-mail, chat, discussion groups and blogging.” (Kisselburgh, 2008, p. 63). Boyd en Ellison omschrijven het begrip als volgt (Boyd & Ellison, 2008a, p 211): “Social network sites are web-based services that allow individuals to (1) construct a public or semi-public profile within a bounded system, (2) articulate a list of other users with whom they share a connection, and (3) view and traverse their list of connections an those made by others within the system.” Beide definities accentueren het online aspect van SNS en het relationele aspect. Boyd en Ellison verwijzen hiernaar door te spreken over een profiel en een lijst met contacten. Kisselburgh spreekt letterlijk over relationships. Waar begint en stopt het concept van sociale netwerksites? Online datingsites passen in de definitie van Boyd en Ellison maar verschillen fundamenteel met sites zoals Facebook, MySpace en Netlog. Daarom maken deze onderzoekers nog een verder onderscheid tussen ‘social networking sites’ en ‘social network sites’. Networking is contacten leggen met nieuwe mensen in een bedrijfscontext of een sociale context (Cobuild, 2008). Social networking sites worden dus voorbehouden voor sites waar contacten met onbekenden worden geïnitieerd. Het primaire doel van SNS zoals Facebook is niet om nieuwe contacten te leggen dit in tegenstelling tot online datingsites. Onderzoek wijst uit dat Facebookgebruikers de profielsite gebruiken om offline connecties te managen en te onderhouden (Dwyer, e.a., 2007, p. 7). Facebook is dus een ‘social network site’ zoals Boyd en Ellison eerder definieerden. MySpacers daarentegen leggen ook nieuwe contacten op de profielsite (Dwyer, e.a., 2007, p. 7). MySpace is dus een combinatie van een ‘social network site’ en een ‘social networking site’. In een goede definitie van SNS moet het duidelijk zijn dat het over sites zoals Facebook en MySpace gaat en niet over online-datingsites. Daarom wordt er in dit onderzoek de definitie gehanteerd van Boyd en Ellison met de expliciete vermelding dat het niet gaat over online datingsites. Op die manier wordt het probleem rond ‘network’ en ‘networking’ omzeild. Web 2.0 en sociale netwerksites zoals Facebook, MySpace en Netlog zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het internet is geëvolueerd van een medium dat informatie beschikbaar stelt naar een meer sociaal medium met interactiemogelijkheden (Beyl, Sams, & Nulens, 2007, p.5). Sinds 2001 wordt er gesproken over Web 2.0, waarbij er drie grote componenten worden onderscheiden: sociaal, technologisch en economisch (Beyl e.a., 2007, p.7). Het sociale komt tot uiting in de talloze profielsites en mogelijkheden om zelf te publiceren, alsook de mogelijkheden om te communiceren: e-mail, messengerdiensten,… Blogs schrijven, profielpagina’s aanmaken of informatie van het internet halen met
12
RSS feeds is mogelijk doordat er een zekere standaardisatie is van de gebruikte technologie. Dit maakt ook de drempel om te publiceren op het internet lager Beyl e.a., 2007, p.9). Er schuilt achter de interactie op het internet een hele economie. Google verdient geld door surfers een zoekmachine aan te bieden en tegelijkertijd ook te adverteren (Beyl e.a, 2007, p.11). Internetbedrijven hebben een bedrijfsmodel gebaseerd op user-generated content en advertenties. Dit is ook het geval bij sociale netwerksites zoals Facebook. Het groene kader in figuur 1 duidt de user-generated content aan, het rode kader de advertentieruimte. De advertenties zijn afgesteld op de gegevens die de gebruiker vrijgeeft. In dit geval zal de advertentie waarin duizenden mannen staan te wachten voor de auteur niet geheel toevallig zijn. Op haar profiel staat nergens aangeduid of ze een relatie heeft. Daardoor is ze een mogelijk interessant klant voor het bedrijf achter de advertentie.
Figuur 1: Profielpagina van de auteur (14.12.2009): user-generated content (groen) en advertenties (rood).
3.2. Privacy in eerder onderzoek Privacy betekent in elke situatie iets anders. Het is een hol woord dat enkel door zijn context betekenis krijgt. Stuart Hall noemt dit een ‘floating signifier’( Stuart Hall, 2007). Door tijd en context heen krijgt een begrip telkens een andere betekenis. Marc Zuckerberg, de oprichter van Facebook (De Morgen 11.01.10; Giles, 2010, pp 17-18) stelde onlangs nog dat het concept privacy niet bestaat. De betekenis van privacy vandaag is anders dan zes jaar geleden, voor de opkomst van SNS. Waar mensen zich gisteren afvroegen waarom ze een profiel nodig hadden op een SNS, stellen ze die vraag vandaag de dag niet meer. De betekenisinvullingen van privacy kunnen grondig verschillen, net zoals in Halls interpretatie van racisme als biologisch dan wel een sociaal-cultureel gegeven, of kan subtieler zijn zoals privacy in de badkamer versus privacy online op het internet. Vandaar het belang van een duidelijk theoretisch samenhangend kader alvorens het privacyconcept bij jongeren te onderzoeken. Er is veel onderzoek gedaan naar alles wat te maken heeft met privacy en jongeren en sociale netwerksites (Livingstone, 2008; Hewitt & Forte 2006; Jones & Soltren, 2005; Boyd, 2008; Lewis, Kaufman & Christakis, 2008; Debatin, e.a., 2009; Youn, 2009). De meeste van deze onderzoeken echter besteden weinig aandacht aan het concept privacy zelf en definiëren het niet. Nog anderen omschrijven het als volgt: “de mate waarin een persoon controle heeft over de informatie over zichzelf” (Youn, 2009, p.398). Een aantal onderzoekers bepaalt voor het onderzoek plaatsvindt welke privacyinstellingen op een 13
SNS zij als privé beschouwen aan de hand van vragen zoals: “Heeft de gebruiker de default settings aangepast op zo een dat manier vreemden het niet kunnen opzoeken via een zoekmachine?”(Lewis e.a., 2008, p. 81). Het lijkt erop dat de meeste onderzoekers hun beeld van privacy bouwen op definiëringen, schema’s en theorieën geformuleerd voor de opkomst van het internet. Kisselburgh merkt terecht op dat deze visie te nauw is. Ze steunt hierbij op Westin (1967) die stelt dat privacyvoorkeuren gevormd worden door nieuwe technieken en instituties, het sociale klimaat en attitudes van het publiek en het beleid en de wetgeving (Kisselburgh, 2009, p.3). Ook Tufekci (2008, p. 20) merkt op dat “treating privacy within a context of merely of rights and violations, is inadequate for studying the Internet as a social realm.” De huidige samenleving is niet meer dezelfde samenleving als voor het internet. De betekenis van concepten verandert ook. Door de opkomst van sociale netwerksites bijvoorbeeld verschuift de betekenis van het concept vriendschap (Beer, 2008, p.521). Dit roept nieuwe vragen op zoals: ‘Zijn ‘friends’ op de profielpagina ook echte vrienden?’ ‘Is er een verschil tussen online en offline vrienden?’ Overigens raken de termen online en offline steeds meer en meer verweven (Debatin e.a., 2009, p. 83). Dit alles wijst erop dat attitudes en opinies over privacy issues veranderen en op die manier ook de betekenis van het privacyconcept (Kisselburgh, 2009,p.3). 3.3. Privacy op SNS en jongeren Alle leden van profielsites, ook de jongeren, geven informatie over zichzelf vrij. Zowel MySpace, als Netlog en Facebook vragen bij de eerste login naam en voornaam, e-mailadres, geslacht en geboortedatum. Dit is het basisprofiel dat de gebruiker nadien kan uitbreiden. Facebook beschouwt het volgende als basisinformatie: stad, woonplaats, de relatie met familieleden, relatiestatus en eventueel op zoek naar, seksuele voorkeur, politieke en religieuze overtuiging. Daarnaast kan de gebruiker verschillende aspecten van zichzelf belichten, zoals hobby’s, favoriete muziek en boeken en ruimte om iets over zichzelf te vertellen. Ook uitgebreide contactinformatie kan vrijgegeven worden (volledig adres, telefoonnummer,…) en specifieke details over het CV van de gebruiker (middelbare school, huidige werk,…) krijgen een plaats op het profiel (Facebook, 08.12.2009a). Sociale netwerksites spelen een rol bij de identiteitconstructie van jongeren. Die identiteitsconstructie kan gebeuren op twee manieren: via portrettering van jezelf of via connecties en contacten (Livingstone, 2008, p. 402). Een profielpagina kan bijvoorbeeld een presentatie zijn van je persoonlijkheid. Vaak worden deze profielen teruggevonden op MySpace omwille van de mogelijkheid om de profielpagina op te maken zoals je zelf wilt, wat niet mogelijk is bij Facebook. Anderen zien zichzelf als deel van een sociaal netwerk. De vrienden die je hebt, bepalen wie je bent. Lid worden van een bepaalde groep op Facebook, wordt dan mee bepaald door de vrienden die al lid zijn. Jongeren construeren hun identiteit door interactie met anderen, waardoor ze een evenwichtsoefening moeten maken tussen de voordelen van SNS en de risico’s die er mee gepaard gaan. Jonge SNSgebruikers ontplooien hun identiteit in een eigen plaatsje op het internet (letterlijk zelfs: MySpace). De keerzijde van deze medaille is het gevaar op misverstanden en misbruiken (Livingstone, 2008, p. 407). In de afweging tussen het ontwikkelen en het beschermen van identiteit is privacy een cruciaal begrip. Het creëren van een identiteit gaat altijd gepaard met vrijgeven van informatie over zichzelf. Op zich is dit geen probleem. Dagelijks geven mensen informatie vrij over zichzelf. Door het dragen van een keppeltje, een sluier of een kruisbeeldje vertelt iemand welk geloof hij of zij aanhangt. Een vrouw in de straat met een volle boodschappentas toont dat ze net gewinkeld heeft en een dramatisch opgemaakte tiener uit zich bijvoorbeeld als ‘emo’… In alles wat we doen, kunnen we bekeken worden. Mensen zien wat anderen doen. Dit noemt Lessing ‘The Monitored’: dat deel van leven dat bekeken wordt (Lessing, 1998, p. 2). Doordat mensen elkaar in de gaten houden, ontstaan er sociale normen en sociale controle. Daarnaast is er ook het deel van het leven dat opgezocht kan worden en de technologieën die dit doen: ‘The Searchable’ (Lessing, 1998, p. 4). Telefoonnummers, brieven, …zijn traceerbaar. Aan dat opzoeken is een kost verbonden. Om een telefoonnummer te vinden, heb je een telefoonboek nodig, om brieven die voor een ander bestemd zijn te lezen zal je moeten inbreken om ze te bemachtigen,… Er zijn wetten die de kost van opzoeken vergroten zoals de sanctie op inbraak, de bescherming van het eigendom,… Privacy is de balans tussen bekijken en opzoeken en de kost die er mee samenhangt. Door nieuwe technologie en het Web 2.0 is die kost aanzienlijk geslonken. Datamining op het internet is zeer 14
gemakkelijk geworden. Alles wat je vrijgeeft kan bekeken worden door anderen en wordt, dit in tegenstelling tot het leven naast het internet, opgeslagen en kan later terug opgeroepen worden. De vrouw die net gewinkeld heeft, wordt gezien door de voorbijgangers in de straat. Het feit dat de vrouw gewinkeld heeft, is opzoekbaar omdat ze met bancontact betaald heeft. Misschien is ze zelfs te zien op videobeelden van camera’s die in de winkel hangen. Als deze vrouw echter haar aankopen doet in een online winkel is er nog meer van haar gedrag opspoorbaar. De voorwerpen die ze bekeken heeft, de producten die ze in haar ‘winkelkarretje’ legt en weer verwijdert, het tijdstip waarop ze spullen bekijkt,… Al deze gegevens worden ergens opgeslagen. 3.4. Hoe omschrijven jongeren privacy? De privacyperceptie van jongeren kan op verschillende manieren onderzocht worden. Enerzijds kan de onderzoeker jongeren bevragen over hun privacysettings op Facebook. De onderzoeker concentreert zich vooral op het management van privacy door de gebruikers. Dit is een expliciete benadering van privacy. SNS’s bieden de gebruiker ‘tools’ aan om hun privacy te controleren. Door privacyinstellingen aan te passen beïnvloedt de gebruiker bijvoorbeeld zijn of haar zichtbaarheid op de sociale netwerksite. Anderzijds is het belang van de informatie die jongeren vrijwillig vrijgeven in de vorm van comments groot. Het gaat hier dan over de wallposts, tags in foto’s. Dit is een impliciete manier om met privacy om te gaan. De laatste grote evolutie op privacygebied op SNS is de trend om de gebruiker steeds meer de mogelijkheid te geven om zijn comments, wall posts, tags in foto’s te managen (groene kader in figuur 2). De gebruiker kan bepalen wie welke comments, wallposts, fototags ontvangt en wie niet. De vraag is of Facebookers van deze mogelijkheid gebruik maken. Omdat dit een recente aanpassing is op Facebook (december 2009) zijn er hierover nog geen onderzoeken bekend. Het plaatsten van comments en foto’s heeft wellicht een grotere impact op het leven van jongeren dan het vrijgeven van persoonlijke informatie (zoals naam, geslacht, leeftijd, woonplaats,…).
Figuur 2: Mogelijkheden op Wallpost te controleren.
Kasper en Kisselburgh reiken twee verschillende wijzen aan om naar privacy te verwijzen: vanuit ‘invasion of privacy’ (Kasper, 2005, p75) of vanuit de verschillende metatheoretische communicatiemodellen (Kisselburgh, 2009, 16-39). Kasper stelt een typologie van diverse privacy inbreuken op. Zij onderscheidt drie grote categorieën (extraction, observation, intrusion) met elk drie specifieke inbreuken (stockpiling, appropriation, innerstate, physical, communication, behavioral, sensory, bodily en autonomy) (Kasper, 2005, p.76). Bij elke subcategorie vermeldt zij of de persoon wiens privacy geschonden wordt zich bewust is van de schending of niet. Een dergelijke typologie biedt 15
de mogelijkheid om diverse aspecten van privacyperceptie te onderzoeken. Kisselburgh schrijft dat privacy in de verschillende communicatietheorieën, die Craig in 1999 onderscheidt, een verschillende betekenis krijgt. Ze baseert zich op de socio-psychologische, de socio-culturele, cybernetische, kritische en de semiotische traditie. Dit resulteert in een zevental benaderingen van privacy: identiteit (hoe gebruikers zich uiten op SNS), relationeel (de kwaliteit van de relaties met vrienden in dit onderzoek), sociaal (netwerk en aantal vrienden van de gebruiker), cultureel, autonomie (de mate waarin de gebruiker controle heeft over informatie), mediatie (hoe technologie en mogelijkheden op Facebook privacyinstellingen beïnvloeden) en discursief (de talige uiting van privacy) (Kisselburgh, 2009, p. 18). Privacy in termen van het sociale en het discursieve werden nog niet uitgebreid onderzocht. Als privacy al gedefinieerd wordt in andere onderzoeken is het meestal in kritische zin en machtsrelaties: controle over informatie en the right to be left alone. De andere aspecten die Kisselburgh onderscheidt zijn weinig onderzocht. Hoe jongeren spreken over privacy, de taal die ze hanteren, vormt mee het construct privacy. Vandaar het belang om de metaforen, de verhalen en de vergelijkingen die Facebookgebruikers hanteren, te bestuderen. De zeven benaderingen van Kisselburgh worden dan ook beter geanalyseerd vanuit een discursief standpunt. In die zin is het discursieve element een overkoepelend thema, waaronder identiteit, cultuur, sociale, mediated en autonomie thuis horen. Niet alle thema’s zijn belangrijk voor dit onderzoek. Het culturele aspect van privacy past in een vergelijkend onderzoek tussen Westerse en Oosterse culturen. Eerder onderzoek heeft duidelijke verschillen tussen verschillende nationaliteiten vastgesteld (Hichang & Sun, 2009). Omdat jongeren vooral bezig zijn met identiteit kan men verwachten dat dit aspect duidelijk naar voor zal komen in de gesprekken evenals het sociale en het relationele aspect groepsgevoel. Autonomie en controle heeft een bijzondere plaats in dit kader. De privacy policy van Facebook is sterk gericht op controle van informatie. Worden jongeren beïnvloed door dit perspectief in hun eigen definiëring van privacy? In deze zin hangt controle ook samen met het ‘mediated’ aspect van privacy, dat oog heeft voor technologische invloeden. Kasper hanteert een ander schema om privacy te benaderen. Zij stelt het ‘slachtoffer’ van een privacyinbreuk centraal. Daarbij onderscheidt ze drie grote ‘invasions of privacy’, namelijk extraction, observation en intrusion. Kasper bestudeerde krantenartikels en stelde vast dat over een periode van 15 jaar de rapportage van de verschillende invasions ongeveer constant bleef (Kasper, 2005, pp. 84-88). Het doel van dit onderzoek heeft weinig te maken met het doel van Kasper, maar de typologie die ze hanteert reikt een manier aan om gestructureerd het privacyconcept te benaderen. ‘Privacy invasions’ die jongeren vermelden in de focusgroepen kunnen zo een etiket krijgen. Niet elke subtypologie is even belangrijk in dit onderzoek omdat ze moeilijk toepasbaar zijn op SNS. Daarbij is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat privacyinbreuken op SNS op twee manieren kunnen gebeuren. Enerzijds vallen leden onderling elkaars privacy aan, anderzijds zijn er bedrijven die gegevens verzamelen over leden. Figuur vijf illustreert de typologie van Kasper. Extraction van gegevens is iets wat gemakkelijk geassocieerd wordt met SNS. Vooral omdat de leden, bij het begin van hun deelname een heleboel persoonlijke gegevens moeten invullen om hun account te activeren. Het gaat in dit geval meer specifiek over het verzamelen van gegevens van anderen (stockpiling). Onder inbreuken in de ‘innerstate’ om zo gegevens te verzamelen over individuen vallen de talloze IQ, EQ en andere testen op Facebook. De derde vorm van extraction, namelijk het verzamelen van informatie over andere individuen met een specifiek doel voor ogen, meestal roddel, is implicieter. Het gaat hier meestal niet over privacysettings, maar over informatie die gebruikers lezen over het slachtoffer hetzij op de wall, hetzij in de gepubliceerde informatie over zichzelf, zoals relatiestatus, religieuze strekking,… Dit aspect hangt nauw samen met een eventuele subjectieve normering en een tweede grote component, observatie. Het woord observatie zegt het zelf al, het gaat over kijken, gluren naar anderen op SNS. Ook dit kan op verschillende manieren. Men kan fysiek mensen volgen. Op SNS is dit minder evident. Enkel indien mensen permanent, “Twittergewijs”, laten weten waar ze zich wanneer bevinden is er sprake van deze vorm van gluren (The Economist, 2010, p. 8). De ‘Wall’ op Facebook, waar de gebruiker alle communicatie kan zien van zijn of haar vrienden, is het voorbeeld bij uitstek. Het gedrag van anderen observeren ligt moeilijker op SNS. Vanuit het oogpunt van marketeers is het interessant om te weten welke mensen lid zijn van welke fanpages op Facebook en of er linken zijn met (aankoop)gedrag. Leden onder elkaar kunnen ook elkaars gedrag bestuderen, in die zin dat men anderen kan klasseren als een roddelaar, iemand die lid is van heel veel fanpages. Deze vorm zal vermoedelijk 16
beperkt zijn voor jongeren, omdat de link met privacy in deze context veel indirecter is. Echte intrusions van privacy, in de termen van Kasper, zijn ook terug te vinden op SNS. Wat Kasper sensory intrusions noemt, omvat ook ongewenste e-mails. Aanvallen op het lichaam zijn niet van toepassing op SNS, evenals aanvallen op iemands autonomie, tenzij er sprake zou zijn van bijvoorbeeld databanken op SNS die leden groeperen volgens bepaalde kenmerken om ze dan uit te sluiten. In Figuur vijf zijn de subtypen die relevant zijn voor dit onderzoek groen omkaderd.
Figuur 3: Typologie van Kasper. Bron: Kasper, 2005, p. 57. De inhoud van de groene kaders zijn belangrijk voor dit onderzoek. Deze type invasions kunnen voorkomen op SNS.
17
Moscardelli en Divine ( 2007, p 233-234) stellen in hun onderzoek dat er drie risico’s zijn die jongeren erkennen: het systematisch verzamelen van informatie (extraction), diefstal van identiteit (extraction) en seksuele uitbuiting (intrusion). Deze drie risico’s kunnen ook teruggeplaatst worden in bovenstaand schema van Kasper. Drie vragen staan centraal in dit onderzoek. Enerzijds wordt er gezocht naar een spoor van ongeschreven regels met betrekking tot privacy op Facebook. Aangezien Beer (2008) aangeeft dat het online en offline leven verstrengeld raakt, is het mogelijk dat er ongeschreven regels bestaan op Facebook over wat kan en niet kan in verband met privacy. Ook de vraag “In welke taal spreken jongeren over privacy op Facebook?” krijgt aandacht. Kisselburgh (2008) vindt in haar onderzoek specifiek taalgebruik over privacy op Facebook zoals “Facebook stalking”, “tagging” en lock them out of my profile”. Taal (Eliason, z.d.) construeert mee de werkelijkheid van de spreker. Daarom kunnen nieuwe inzichten in de taal die jongeren hanteren wanneer ze spreken over privacy, het concept privacy verduidelijken. Tot slot komt de vraag: “Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook?” aan bod. Privacy kent vele facetten, zoals blijkt uit de verschillende aspecten en typologiën die Kisselburgh (2008) en Kasper (2005) onderscheiden. Deze verschillende facetten bieden een frame om om privacyperceptie van jongeren gedetailleerder te bestuderen. De verschillende aspecten van privacy komen aan bod vanuit het standpunt van jongeren, de personen wiens privacy mogelijk bedreigd wordt alsook hun mogelijke ervaring met privacyschendingen. De antwoorden op deze drie vragen maken het mogelijk om accurater na te denken over privacy issues op SNS zoals Facebook. Daarnaast kan de kennis over het taalgebruik van jongeren over privacy gebruikt worden om jongeren aan te spreken in hun eigen terminologie.
18
4. Onderzoeksopzet Dit onderzoek beoogt om privacy op een holistische, inclusieve manier te benaderen. Daarom worden zowel de inzichten van Kasper (2005) als die Kisselburgh (2008) gebruikt als uitgangspunt. Aan de hand van focusgroepsgesprekken wordt er uitgebreid aandacht besteed aan privacyschendingen (intrusion, observation en invasion; Kasper, 2005) en de verschillende aspecten van privacy (identiteit, autonomie, mediated, sociaal, relationeel en taal; Kisselburgh 2008). Op die manier worden drie vragen beantwoord: “Zijn er ongeschreven regels met betrekking tot privacy op Facebook?”, “Welke taal hanteren jongeren als ze spreken over privacy op Facebook?” en “Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook?”. Om deze laatste vraag te beantwoorden wordt dieper ingegaan op het aspect mediated. Aangezien de mogelijkheden die Facebook biedt om privacy te managen mee bepalen hoe gebruikers denken over privacy, worden de pirvacyinstellingen van de deelnemers in de analyse betrokken. Om in kaart te brengen wat de privacyinstellingen van de jongeren exact zijn, wordt er een formulier voorzien. Dit formulier wordt telkens aan het einde van elk focusgroepgesprek samen met elke deelnemer individueel en met behulp van zijn of haar privacyinstellingen op Facebook, ingevuld. Zo kan nagegaan worden of wat jongeren zeggen in de gesprekken over privacy ook overeenkomt met hun privacyinstellingen. 4.1. Methode van onderzoek Privacy bestuderen kan op verschillende manieren. Kwantitatief kan de onderzoeker vragenlijsten opstellen en uitdelen. Dit onderzoek echter wil op zoek gaan naar de betekenis die jongeren geven aan hun privacy op sociale netwerksites. Privacy heeft in dit onderzoek verschillende aspecten, zoals privacy als identiteit, autonomie, taal,…(Kisselburgh, 2008). Daarnaast kan privacy ook benaderd worden vanuit een ander perspectief, namelijk dat van het slachtoffer (Kasper, 2005). Met een kwalitatief onderzoek is het mogelijk om de veelzijdigheid van het concept privacy aan bod te laten komen (Maso & Smaling, 1998, p.10). Een andere reden om voor een kwalitatieve benadering van privacy te kiezen is de complexiteit en veranderlijkheid van privacy (Maso & Smaling, 1998, p. 11). Facebook past regelmatig zijn privacyinstellingen aan. Ook in de literatuur wordt privacy op verschillende manieren benaderd. Goodwin (1992) bestudeert privacy aan de hand van de self-descrepancy theory, Livingstone (2008, p. 407) vindt “self-actualisation” een belangrijke insteek om privacy te bestuderen en Boyd (07.04.2010) benadrukt het belang van controle. Kortom, het veld rond privacy verandert voortdurend. De grenzen tussen de publieke en private ruimte verschuiven en de leden van sociale netwerksites zijn nog op zoek naar nieuwe sociale normen en nieuwe omschrijvingen in verband met privacy (Boyd, 07.04.2010). Kwalitatief onderzoek maakt het mogelijk om deze complexe betekeniswereld te betreden en te onderzoeken hoe jongeren hieraan vorm geven (Maso & Smaling, 1998, p. 11). Via kwalitatief onderzoek is het mogelijk om de talige uitingen over wat jongeren onder privacy op SNS verstaan en wat het voor hen betekent, in kaart te brengen. Kwalitatief onderzoek beslaat een brede waaier van mogelijkheden gaande van participerende observaties, diepte-interviews tot focusgroepinterviews. In dit geval is er gekozen om focusgroepgesprekken te organiseren. Dit onderzoek wil het privacyconcept op een holistische manier verkennen. Focusgroepen bieden de mogelijkheid om het privacyconcept van jongeren op SNS af te tasten (Ketelaar, Hentenaar & Kooters, p. 28). Daarenboven levert een focusgroepgesprek extra informatie op door de groepsinteractie tijdens het gesprek (Cinogly, 2007, pp. 96-99). Dat is in de context van dit onderzoek een meerwaarde. Het privacyconstruct van jongeren wordt immers gevormd door eigen ervaringen en meningen die afgetoetst worden aan de groep, conform het sociale en relationele aspect van Kisselburgh (2008, pp.22-25). Op die manier is privacy een individueel maar ook een groepsconstruct. Hoe jongeren interageren met elkaar over privacy kan van belang zijn voor de betekenis die zij hechten aan privacy.
19
4.2. Voorstelling van de onderzoekspopulatie 4.2.1.Bepaling van de doelgroep Het doel van dit focusgroeponderzoek is om meer inzicht te genereren over het privacyconcept van jongeren op een systematische en wetenschappelijke manier (Krueger & Casey, 2000, p. 198). Om dit te bereiken is het belangrijk om de kenmerken van de focusgroepen vooraf te bepalen. Homogeniteit in de groepen is essentieel (Ketelaar e.a.,2009, pp. 12-30; Krueger & Caseay, 2000, pp. 9-11 en pp. 72). Deelnemers voelen zich comfortabeler in homogene groepen en zullen sneller informatie delen (Krueger & Casey, 2000, pp; 72-73). Ketelaar e.a. merken op dat groepen die op elkaar lijken beter functioneren (Ketelaar e.a., 2009, p.13). Daarom wordt er vooropgesteld in dit onderzoek dat de deelnemers dezelfde leeftijd en hetzelfde opleidingsniveau hebben. Jongeren zijn de spilfiguren in dit onderzoek. De term ‘jongeren’ is een zeer ruim begrip. In de doelgroep van dit onderzoek, namelijk middelbare scholieren, zijn er grote verschillen tussen de jongste en oudste jongeren. 12-jarigen staan aan de vooravond van hun pubertijd terwijl 15-jarigen er middenin zitten. 18-jarigen zijn dan meestal uitgepuberd. De pubertijd hangt nauw samen met de ontwikkelingen in de hersenen. Niet alle hersendelen zijn even goed ontwikkeld waardoor het eigenaardige pubergedrag ontstaat (Adriaenssens, 2006, pp. 21-42). Dit maakt ook dat pubers de gevolgen van hun daden niet altijd goed kunnen inschatten en verklaart hun impulsiviteit. Omdat juist deze groep (Knack, 2010) graag op SNS vertoeft, is de onderzoekspopulatie beperkt tot jongeren van 15 à 16 jaar. Daarnaast focust dit onderzoek zich op jongeren uit het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). Uit onderzoek blijkt immers dat hoger opgeleide jongeren vaker toegang hebben tot het internet (Boonaert & Vettenburg, 2009). Verder moeten de deelnemers minimum een Facebookaccount hebben om te mogen deelnemen aan de gesprekken. Omdat Netlog een belangrijke SNS is in Vlaanderen (Apestaartjaren3, 2010) wordt er ook vooropgesteld dat minstens de helft van de deelnemers naast een Facebookaccount ook een Netlogaccount moet bezitten. Op die manier hebben alle deelnemers dezelfde achtergrondkennis over SNS (Ketelaar e.a., 2009, p. 19). Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om privacyperceptie van jongeren in verband te brengen met Netlog. Het doel van dit onderzoek niet is om jongens met meisjes te vergelijken, daarom wordt een evenwichtige verdeling naar geslacht in de focusgroepen nagestreefd. Krueger & Casey (2000) raden aan om te starten met drie focusgroepen per type participant. Pas daarna kan de onderzoeker beslissen of het punt van saturatie of verzadiging van de data bereikt is en of er meerdere gesprekken noodzakelijk zijn (‘t Hart, Boeije & Hox, 2008, p.270, Krueger & Casey, 2000, p. 26). In dit onderzoek is er slechts één type deelnemer, namelijk jongeren uit het ASO tussen 15 en 16 jaar met minstens een profiel op Facebook. Daarom worden er drie focusgroepen georganiseerd. Per focusgroep wordt er gestreefd naar acht deelnemers (Krueger & Casey, 2000). 4.3. Het onderzoeksinstrument 4.3.1.Draaiboek Op voorhand wordt een draaiboek (zie bijlage 8.3) ontwikkeld op basis van de literatuur rond privacy (Cinogly, 2007, pp. 96-99; Ketelaar e.a., 2009). Drie grote thema’s komen terug in dit draaiboek: subjectieve normering, aspecten van privacy (Kisselburgh 2008) en privacyschendingen (Kasper 2005). Het draaiboek bestaat uit negen blokken die zijn opgebouwd volgens een trechterstructuur. Van brede vragen wordt er overgegaan naar steeds specifiekere vragen. Deze structuur maakt het mogelijk om de verschillende aspecten en dimensies van privacy te behandelen (Ketelaar e.a., 2009, p. 74). Omdat dit onderzoek privacy op een holistische wijze wil benaderen is dit de beste methode. Het draaiboek bestaat uit een aantal blokken. Blok A en B bevatten enkele praktische afspraken en een kennismakingsronde. Het doel van deze twee blokken is om de leden te verwelkomen en op de hoogte te brengen van het verloop van het gesprek. De kennismaking is zo opgesteld dat vooral gemeenschappelijke punten tussen de deelnemers in de verf worden gezet om zo een groepsgevoel te creëren (Ketelaar e.a., 2009, p.18). De onderzoekster suggereert een aantal punten waarmee de 20
deelnemers zich kunnen voorstellen. Deze suggesties bestaan uit naam, leeftijd, opleiding, broers en zussen, internetgebruik en lidmaatschap SNS. Blok C is de eerste inleiding tot het onderwerp van de focusgroep, namelijk privacy issues. Het gesprek start met enkele vragen over hun internetgebruik om daarna over te gaan naar hun Facebookgebruik. De deelnemers brainstormen ondermeer over de mogelijkheden van Facebook. In het volgende blok D wordt er samen met de deelnemers de grenzen in verband met privacyinbreuken afgetast. In dit deel richten de vragen zich dan ook op de ongeschreven regels rond privacy op SNS met vragen zoals “Wie snuffelt er wel eens op de profielpagina van iemand anders?” Blok E is gebaseerd op de inzichten van Kasper (2005) en privacy vanuit het standpunt van de invadee. De bedoeling van dit blok is te detecteren in welke mate de deelnemers zich slachtoffer voelen van internetpraktijken zoals spammail of de constante berichtenstroom van Facebook. De drie typologieën van privacyschendingen komen aan bod. Dataverzameling wordt benaderd door de jongeren te vragen wie er achter spammail of ongevraagd toegestuurde IQ en EQ testen zit. Observatie (Kasper, 2005, p. 57) komt aan bod met vragen over de mate waarin ze profielpagina’s van anderen bekijken en privacyschendingen worden bevraagd door te peilen naar hun ervaring met spam en ongewenste publicaties van foto’s op Facebook. Na dit blok wordt er kort gepauzeerd. De verschillende aspecten van privacy zijn de basis voor blok F. Aan de hand van stellingen praten de jongeren over Facebook en privacy in termen beschreven door Kisselburgh (2008): controle, sociaal, relationeel, zichtbaarheid en identiteit. Het talige aspect komt aan bod in al deze vragen door in de analyse te letten op hoe jongeren zich uitdrukken wanneer ze deze vragen beantwoorden. De stellingen hebben steeds zelfde structuur en telkens reageren de deelnemers door een rood of een groen kaartje op te steken. Ook hier wordt de trechterstructuur gehanteerd. Na elke stelling worden er extra vragen gesteld die dieper graven (probing) en steeds specifieker worden. Identiteit komt aan bod door te vragen hoe belangrijk de jongeren het vinden om zichzelf te zijn op Facebook. De stelling rond het sociale aspect van privacy handelt over wie welke persoonlijke informatie mag zien op Facebook. Zo komt het netwerk van jongeren aan bod. De kwaliteit van de sociale contacten wordt nagegaan (het relationele aspect) door vragen te stellen over de relatiestatus van de deelnemers op Facebook. Het mediated aspect van privacy komt aan bod in de vragenlijst over de privacyinstellingen na het focusgroepgesprek. Tot slot komt autonomie en controle aan bod aan de hand van de zichtbaarheid van foto’s en video’s op Facebook met vragen zoals: “Wie vindt er dat iedereen jouw foto’s mag zien?” en “Wie vindt er dat enkel bepaalde mensen jouw foto’s mogen zien?” Ongeschreven regels komen opnieuw aan bod in blok G van het gesprek. Ditmaal ligt de focus op hun gedrag op Facebook. Aan de hand van inleefvragen zoals “Wie zet er soms iets niet op Facebook omdat bijvoorbeeld de zoon of dochter van de klastitularis meeleest?” wordt er gepeild naar deze ongeschreven gedragscodes. Het voorlaatste blok H rondt het gesprek af met vragen die expliciet over privacy handelen. Op deze manier krijgen de deelnemers de kans om concreet na te denken over privacy issues. Dit in tegenstelling tot de eerdere blokken, waar ze eerder op een indirecte manier worden bevraagd over deze materie. Ook de privacyveranderingen van december 2009 komen hier aan bod. Het laatste blok I sluit het gesprek af en licht kort de bedoeling van het formulier toe. 4.3.2.Checklist over privacyinstellingen Op het einde van elke focusgroep worden de deelnemers gevraagd om samen met de notulist of de onderzoekster hun privacyinstellingen op Facebook te openen. Deze checklist wordt ingevuld aan de hand van de privacyinstellingen van de deelnemers op Facebook. Op die manier worden de privacyinstellingen die ingesteld zijn door de deelnemers betrokken in het onderzoek. De bedoeling van deze checklist is om een beeld te krijgen van de privacyinstellingen op Facebook van de deelnemers. De privacyinstellingen van de deelnemers van dit onderzoek kunnen zo vergeleken worden met elkaar en met het advies van Facebook. In de resultaten zal daar, waar zinvol, naar worden gerefereerd.
21
4.3.3.Samenstelling checklist privacyinstellingen Deze checklist is gebaseerd op de privacyinstellingen van februari 2010. In figuur vier en vijf wordt een print screen getoond van deze privacyinstellingen. Er zijn drie grote thema’s onderscheidbaar: profielinformatie, contactinformatie en zoekinformatie. In het thema profielinformatie kan de gebruiker instellen wie toegang heeft tot informatie zoals politieke voorkeur, relaties of foto’s. Onder het thema contactinformatie kan de gebruiker instellen hoe zichtbaar zijn of haar telefoonnummer, e-mailadres of thuisstad is. Tot slot is er nog de zoekinformatie. In deze sectie heeft de gebruiker de mogelijkheid om te bepalen of de zoekmachines het profiel mogen opnemen in hun zoekresultaten. Voor elk item uit de profielinformatie en de contactinformatie kan gekozen worden of het zichtbaar is voor iedereen, vrienden van vrienden, enkel vrienden of alleen voor de gebruiker. Facebook zelf geeft in de “Guide to Privacy on Facebook” de gebruikers advies met betrekking tot de zichtbaarheidsgraad van elk van de items, zoals politieke standpunten, relaties, telefoonnummer,… (Facebook 10.12.2009b). Deze guide is terug te vinden in bijlage 8.1. Facebook onderscheidt verschillende typen informatie. Allereerst zou de informatie op een profielpagina die er voor zorgt dat anderen weten wie je bent, voor iedereen zichtbaar mogen zijn. Concreet gaat het over informatie over jezelf, familie en relaties, werk en opleiding, websites, dingen die je post in fotoalbums en statusupdates. Hierbij wordt benadrukt door Facebook dat iedereen in deze context ook iedereen betekent: “Remember, any information that is visible to Everyone may be seen by everyone on the internet.” Vervolgens is er ook persoonlijkere informatie zodat de zichtbaarheid ervan best beperkt wordt tot vrienden van vrienden. Verjaardag, religie en politieke visie, thuisstad, foto’s en filmpjes en alles waarin je getagged bent, behoren tot deze categorie. Tot slot is er de contactinformatie zoals GSM nummer en e-mail adres zijn dan enkel bestemd voor je vrienden. In figuur zes en zeven staan de voorkeursinstellingen die Facebook adviseert aangeduid met een groen sterretje. Niet alle informatie uit het formulier over privacy wordt gebruikt in dit onderzoek. Enkel de items waar Facebook advies over uitbrengt komen in aanmerking. Deze staan in de groene kaders in figuur zes en zeven. Er is gekozen om enkel die informatie te gebruiken waarover Facebook uitspraken doet in verband met het instellen van de privacy. Zo kan het privacyniveau van Facebook en van de deelnemers vastgesteld en vergeleken worden op basis van dezelfde informatie.
22
Figuur 4: Checklist privacyinstellingen (profiel informatie) op Facebook
Figuur 5: Checklist privacyinstellingen (contactinformatie en zoekinformatie) op Facebook
De groene kaders omvatten de geselecteerde items die worden opgenomen in dit onderzoek. De sterretjes duiden aan wat Facebook in zijn “Guide to privacy on Facebook” zijn gebruikers aanbeveelt. Deze vragenlijst wordt overlopen bij elke deelnemer aan de hand van hun privacyinstellingen op Facebook aan het einde van elk focusgroepgesprek. De notulist en de onderzoekster stellen hiervoor hun computer ter beschikking.
23
4.4. Procedure Een uur voor de start van de focusgroepsgesprekken zijn de onderzoekster en de notulist ter plaatse om de ruimte aan te passen zodat het gesprek in optimale omstandigheden kan verlopen. De gesprekken worden zowel met een dictafoon als een videocamera opgenomen. De notulist noteert samenvattend de belangrijkste zaken tijdens het gesprek. Na het gesprek loggen alle deelnemers in op Facebook op de laptop van de onderzoekster of de notulist. Samen wordt de vragenlijst over de privacyinstellingen ingevuld. Na elke focusgroepsessie verdelen de onderzoekster en de notulist de deelnemers en gaan per deelnemer aan de hand van de checklist na welke privacyinstellingen ze bepaald hebben. 4.5. Analyse 4.5.1. Focusgroepen De data uit de focusgroepen worden getranscribeerd. De notities van de notulist dienen als leidraad om de categorieën en thema’s af te tasten. Daarna worden de transcripties uitvoerig gelezen en herlezen. Binnen elke categorie wordt op zoek gegaan naar verschillende dimensies (gericht coderen) (Wester, 2006). Het doel van deze analyse is om de verschillende houdingen en meningen tegenover privacy op Facbook in kaart te brengen. De volgende categorieën werden gebruikt om de verschillende aspecten van privacy te analyseren. Kisselburg splitst privacy als mediated uit in de thema’s zoals transparantie, toegankelijkheid, zichtbaarheid en bewaking (Kisselburgh, 2008, pp 32-35). In dit onderzoek worden toegankelijkheid en zichtbaarheid van een profiel samen geanalyseerd. De toegankelijkheid van een profiel hangt immers nauw samen met de zichtbaarheid ervan. Een toegankelijk profiel is een profiel dat veel informatie zichtbaar maakt. Indien de respondenten spreken over onduidelijkheden over de werking van privacy op Facebook, of net evidente zaken, dan wordt dit gecategoriseerd onder transparantie van Facebook. Bewaking handelt over wat Facebook volgens de deelnemers doet om hun privacy en hun gegevens te bewaken. In de analyse wordt dit thema samen bestudeerd met het aspect controle. Hoe de jongeren zelf de informatie over hen controleren zal voor een stuk samenhangen met wat Facebook mogelijk maakt of niet mogelijk maakt. Uitspraken die verband houden met de eigenheid van de gebruiker op Facebook worden gesorteerd onder identiteit. Het sociale en relationele aspect worden ook samen geanalyseerd vanwege de onderlinge samenhang van beide begrippen. Het sociale aspect handelt over het aantal vrienden de jongeren hebben op Facebook en hoe hun sociaal netwerk op de site eruitziet. Het relationele aspect daarentegen bevat uitspraken die over de kwaliteit van de vriendschappen gaat. Metaforen over privacy tot slot worden samengebracht onder het aspect taal. De typologie van Kasper (2005) wordt als handleiding gebruikt om privacyschendingen te analyseren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de categorieën dataverzameling (extraction), observeren (observation) en schendingen (intrusion). Elke verwijzing naar applicaties 1op Facebook die data verzamelen wordt bijvoorbeeld onder extraction gecodeerd. Uitspraken over het bekijken en bekeken worden op Facebook horen thuis onder observation en verhalen over spam of pestgedrag wordt gesorteerd onder intrusion van privacy. Om de privacy van de deelnemers te garanderen worden er pseudoniemen gebruikt wanneer er verwezen wordt naar de deelnemers van het onderzoek.
1
Een applicatie op Facebook is een programma, zoals Farmville, dat de computer van de gebruiker instructies geeft zodat de gebruiker dit spel, Farmville, kan spelen. Om Farmville te kunnen spelen op Facebook, moet de gebruiker toegang verlenen aan Farmville tot zijn of haar profiel.
24
4.5.2. Checklist privacysettings Ook de data uit de checklist over privacyinstellingen van de deelnemers worden geanalyseerd. Elk item, zoals bijvoorbeeld relationele status, wordt gescoord volgens het zichtbaarheidsniveau dat de deelnemer heeft ingesteld (tabel vier). De auteur heeft vijf zichtbaarheidsgraden ontwikkeld. Het eerste niveau staat voor informatie die slechts voor jezelf beschikbaar is, het tweede niveau beperkt de informatie tot enkel je vrienden. Niveau drie stelt profielen open voor vrienden van vrienden en niveau vier maakt het mogelijk dat leden van hetzelfde netwerk toegang hebben tot je profielgegevens. Niveau vijf tot slot stelt alle informatie open voor iedereen. Hoe lager de zichtbaarheidsgraad, hoe minder informatie er voor een breed publiek zichtbaar is en hoe meer het profiel privé is.
ZG score op Facebook 1 2 3 4 5
Privacy niveau Alleen mezelf Enkel vrienden Vrienden van vrienden Vrienden en netwerken Iedereen
Tabel 1: Zichtbaarheidsgraad op Facebook uitgedrukt in een getal van 1-5..
Om een beeld te krijgen van de zichtbaarheid van de profielen van de deelnemers wordt de gemiddelde zichtbaarheidsgraad ontwikkeld. Door de zichtbaarheidsgraad van elk item (zoals bijvoorbeeld politieke standpunten, relatiestatus,…) op te tellen en te delen door het totaal aantal items, kan de gemiddelde zichtbaarheidsgraad (GZG) berekend worden. De GZG score is ontwikkelt in het kader van dit onderzoek om objectief de toegankelijkheid en zichtbaarheid van een profiel vast te stellen. Een GZG score tussen 1.5 en 2.5 wil zeggen dat de gegevens op het profiel eerder voor een beperkt publiek beschikbaar zijn. Voornamelijk vrienden kunnen het profiel bekijken. Een profiel met een GZG score tussen 2.5 en 3.5 is beschikbaar voor een breder publiek. Ook vrienden van vrienden kunnen gegevens op het profiel bekijken. Zowel leden van een gemeenschappelijk netwerk als alle gebruikers van het internet hebben toegang tot een profiel met een GZG score groter dan 3.5. In de analyse van de data zullen de jongeren steeds vermeld worden met hun GZG score. Deze score geeft een beeld over de hoeveelheid informatie die de jongere vrijgeeft op zijn of haar profiel. Ook wordt er voor elk profiel een GZG score voor de profielinformatie en een GZG score voor contactinformatie berekend. Zo kan ook bepaald worden welke informatie (profielinformatie of contactinformatie) de deelnemers vooral vrijgeven. Deze GZG score is een semi-metrische variabele. Er kunnen dus T-testen uitgevoerd worden om te onderzoeken of de verschillen tussen zichtbaarheidsgraad van de profielen van de deelnemers en Facebook toevallig zijn of niet. In de resultatensectie wordt bij het citeren van een deelnemer de GZG score van zijn of haar Facebookprofiel gegeven. De GZG score met betrekking tot de profiel –en contactinformatie worden niet vermeld.
25
5. Resultaten Alvorens de resultaten van dit onderzoek te presenteren wordt eerst ingegaan op de samenstelling en het verloop van de fousgroepen. De resultatensectie zelf is daarna onderverdeeld in drie thema’s die overeenkomen met de drie vragen die gesteld worden bij de start van dit onderzoek. Allereerst komt ongeschreven regels aan bod. De houding die jongeren zich aanmeten op Facebook heeft mogelijk een gevolg voor de manier waarop ze privacy op Facebook benaderen. Daarom wordt de vraag over ongeschreven regels eerst gerapporteerd. Daarna wordt nagegaan aan de hand van de inzichten van Kisselburgh (2008) en Kasper (2005) hoe jongeren hun privacy op SNS omschrijven. De aspecten taal, identiteit en sociaal–relationeel (Kisselburgh, 2008) komen hier aan bod samen met het perspectief van het slachtoffer van privacyschendingen (Kasper, 2005). Tot slot wordt de laatste vraag “Zijn de privacyinstellingen van jongeren conform hun eigen omschrijving?” beantwoord. Hierbij spelen het aspect mediated en controle (Kisselburgh, 2008) een belangrijke rol. 5.1. Samenstelling en verloop van de focusgroepen Zoals vooropgesteld zijn de deelnemers van de focusgroepgesprekken geselecteerd op basis van een aantal kenmerken namelijk geslacht, leeftijd, ASO-opleiding en minstens een Facebookprofiel. Minstens de helft van de leden van een focusgroep moet daarnaast een Netlogprofiel hebben. 5.1.1. Focusgroep één De eerste focusgroep bestaat uit leden van een sportvereniging wat ten goede komt aan de homogeniteit aangezien de deelnemers dezelfde leeftijd en dezelfde hobby’s hebben. In de weken voorafgaand aan het gesprek werden deze jongeren gecontacteerd. Slechts zes kunnen zich engageren. Redenen om niet deel te nemen zijn ondermeer veel schoolwerk, het niet hebben van een Facebookaccount en andere activiteiten zoals wedstrijden of jeugdbeweging. Hoewel deze focusgroep niet het beoogde aantal deelnemers van acht personen heeft, wordt deze toch in de analyse gebruikt. Krueger en Casey (2000, p.73) staan ook zes deelnemers per focusgroep toe. Met drie jongens en drie meisjes is de verhouding tussen de geslachten in orde. De gemiddelde leeftijd is 15.1 jaar. Alle leden volgen een ASO- opleiding met uitzondering van 1 meisje dat uit het TSO komt. Het gesprek verloopt in het eerste uur eerder stroef. De deelnemers spreken zacht en er is weinig interactie met de anderen. Toch werken ze actief mee en beantwoorden vlot de vragen. In het tweede deel van de sessie komen ze allen wat losser en wordt de sfeer veel gemoedelijker.
Leeftijd Sofie Helena Joris Jan Didier Anja
15 15 16 16 15 15
Opleiding TSO ASO ASO ASO ASO ASO
SNS Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook
Tabel 2: Kenmerken focusgroep 1.
26
Na de eerste focusgroep worden er kleine aanpassingen gemaakt in de handleiding voor de moderator. Deze aanpassingen bestaan uit toevoegingen en aanvullingen van de bestaande handleiding 5.1.2. Focusgroep twee en drie De twee laatste focusgroepen vinden plaats in een internaat. Ook deze keuze voor eenzelfde achtergrond komt de homogeniteit van focusgroepen ten goede. Er zijn telkens twaalf deelnemers die zich inschrijven voor deelname. Door overhoringen, examens en strafstudies zijn er enkelen niet komen opdagen. Uiteindelijk telt focusgroep twee tien leden en focusgroep drie negen leden. Het beoogde doel van acht deelnemers per focusgroep is ruim behaald. De rekrutering gebeurt via een internaat waar meer jongens dan meisjes verblijven. Dit is ook zichtbaar in de verdeling jongens en meisjes binnen de focusgroep. Om redenen van homogeniteit tussen de focusgroepen kiest de onderzoeker ervoor om twee gesprekken te organiseren met telkens vier of drie meisjes (respectievelijk in focusgroep twee en drie) tegenover vijf jongens. De gemiddelde leeftijd is 15.5 in focusgroep twee en 15.7 jaar oud in focusgroep drie. In focusgroep drie zijn twee deelnemers 17 jaar. Zij doen hun jaar over en worden om die reden toch toegelaten tot het gesprek. Het opleidingsniveau in beide gesprekken is hetzelfde en alle deelnemers volgen een opleiding in een ASO-richting, met uitzondering van één leerling uit het TSO. In deze twee focusgroepen was de sfeer heel los. De deelnemers komen binnen gedwarreld en spreken vlot. Eens iedereen door heeft dat de versnaperingen op tafel er zijn om opgegeten te worden, vallen ze aan. Tijdens deze gesprekken is er veel interactie tussen de leden. In de tweede focusgroep is Inge een heel actieve deelneemster die soms het gesprek domineert. Toch is het niet zij maar Dorien die de groep domineert door de vele bevestigende ja’s en afkeurende geluiden. Daarnaast zijn er ook een aantal uitweidingen tussen de leden onderling. Meestal gaat dit over zijsporen van de conversatie. Zo weidt Wouter uit over een foto op Facebook van zijn gele moto, waarover hij werd aangesproken op straat door een wildvreemde. Daarop beginnen David en Wouter een conversatie van enkele seconden over moto meetings. Ook zijn er veel inside jokes. Deze situaties heeft de onderzoekster tot het minimum trachten te beperken, maar ze zijn evenwel onvermijdelijk en komen de sfeer wel ten goede. Een opmerkelijke vaststelling is dat er ook een zekere interactie was tussen focusgroep twee en drie. Focusgroep drie start een uur na het einde van focusgroep twee. Deelnemers van de tweede groep hebben gesproken met de deelnemers van de derde groep. Deze groep weet daarom al wat er gaat gebeuren. Heel zelfverzekerd zetten ze zich aan tafel en beginnen ze zich te bedienen. Toch is het niet zo dat zij inhoudelijk op de hoogte zijn van het gesprek. Blijkbaar hebben de leden van focusgroep twee enkel gecommuniceerd over de praktische gang van zaken en niet over de inhoud van het gesprek, op vraag van de onderzoekster. Ook zijn een aantal voorbeelden en verhalen die naar boven komen dezelfde. In de tweede focusgroep wordt er geroddeld over een deelnemer van focusgroep drie. In de derde focusgroep blijkt dat de positie van deze deelnemer in de groep zwakker is. Ook een opmerkelijk verhaal rond comments op een foto van een welbepaalde jongen op school komt terug in deze twee focusgroepen. De meningen over deze gebeurtenis zijn verschillend en dit levert een meerwaarde op voor het onderzoek. Focusgroep twee
Leeftijd
Opleiding
SNS
Katleen Liesbeth Dorien Inge Karel Kevin Jef
15 15 16 15 16 16 16
ASO ASO ASO ASO ASO ASO ASO
Facebook Facebook Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook Facebook, Netlog en Hyves 27
Simon Sam Ward
16 16 15
ASO ASO ASO
Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook
Tabel 3: Kenmerken focusgroep 2.
28
Focusgroep drie
Leeftijd
Opleiding
SNS
Laura Elise Anouck Floris David Wouter Bert Peter Jasper
15 15 15 16 16 17 17 16 15
ASO ASO ASO TSO ASO ASO ASO ASO ASO
Facebook, Netlog en MySpace Facebook Facebook Facebook en Netlog Facebook en Netlog Facebook Facebook, Netlog en LinkedIn Facebook en Netlog Facebook en Netlog
Tabel 4: Kenmerken focusgroep 3.
5.2. RQ1: “Zijn er ongeschreven regels op Facebook met betrekking tot privacy?” Subjectieve normeringen ofwel houdingen jongeren aannemen op Facebook zijn een achtergrond waartegen de verdere analyses geïnterpreteerd moeten worden. Vier belangrijke grondhoudingen komen naar voor uit de focusgroepgesprekken: de ervaring met Netlog, de bereidheid om privacy uit te zoeken op Facebook, de verstrengeling van Facebook met het dagelijkse leven en de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot privacy op Facebook. Wat jongeren wel of niet over zichzelf vrijgeven aan anderen op Facebook tonen komt later aanbod wanneer de vraag beantwoord wordt over hoe jongeren privacy omschrijven. 5.2.1. De ervaring met Netlog. Uiteindelijk hebben meer dan de helft van de jongeren uit de focusgroepen een account op Netlog, de andere grote SNS in België. Uit de gesprekken blijkt dat jongeren eerst een Netlogprofiel hebben alvorens ze een Facebookprofiel aanmaken. De ervaring die deze jongeren opdoen bij Netlog nemen ze mee naar Facebook. Vaak maken ze een vergelijking tussen Facebook en Netlog. Soms beantwoorden ze vragen die gericht zijn op Facebook met Netlogvoorbeelden. Dit zou er op kunnen wijzen dat deze jongeren meer weten over de mogelijkheden van Netlog dan Facebook. Facebook is relatief nieuw voor hen. Vragen over privacy of praktijken op een SNS worden dan beantwoord aan de hand van het netwerk dat ze het beste kennen. Een sprekend voorbeeld kwam naar voren wanneer er werd gesproken over de mails die Facebook stuurt. Nadat een deelneemster had uiteengezet dat haar mailbox overvol zat met berichten van zowel Facebook als Netlog en MySpace, probeerde een andere deelnemer haar te helpen om dit euvel te vermijden. Voor Netlog is hij zeker van zijn oplossing, maar hij weet niet of dit ook mogelijk is op Facebook. Ja, van Netlog ben ik zeker dat ge het kunt afzetten en ik denk bij Facebook ook. Ik weet niet zeker, maar volgens mij heb ik dat ooit eens afgezet. (Bert, GZG 1.86) Hoewel ze nog vaak over Netlog spreken, voelen de deelnemers zich ondertussen te oud voor Netlog en ze zijn klaar voor het volgens hen iets serieuzere werk op Facebook. Daardoor kennen ze misschien Facebook (nog) niet zo goed als ze Netlog kennen. Netlog was vroeger, toen ik wat jonger was zo, dan vroeger dan. Maar nu wil ik zo een beetje serieus met Facebook. (Floris, GZG 3.62)
29
5.2.2. De bereidheid op privacy uit te zoeken op Facebook. Een andere houding die opvalt bij de jongeren met betrekking tot het instellen van privacyinstellingen is dat ze niet bereid zijn om veel moeite doen om privacyinstellingen te managen. Ze worden afgeschrikt door de lange vragenlijsten die ze moeten invullen en de complexiteit ervan. De opmerking: “Dat is zo ingewikkeld” komt vaak terug. Ook zien ze er niet altijd het nut van in. Degenen die hun profiel bezoeken zijn in hun optiek toch allemaal vrienden. Maar ineens kwam dat terug vrij op Facebook op het internaat en toen kwam er zo een scherm van ‘wilt ge deze instellingen” toen heb ik dat gewoon overgeslagen. (Jef, GZG 3.43) Daar ga ik mij niet mee bezig houden, da’s teveel werk (Jef, GZG 3.46) 5.2.3. De verstrengeling met het dagelijks leven. De focusgroepgesprekken tonen aan dat de jongeren niet snel vriendelijk doen op Facebook tegen een klasgenoot die ze niet leuk vinden. Zo wordt een deelnemer een beetje gepest. Dit gaat ook door op Facebook. ‘Moordcomplotten’ worden tegen haar gesmeed op Walls waar zij ook toegang tot heeft. Toch benadrukken de jongeren dat schelden en onbeleefdheden niet thuishoren op Facebook. Dit contrasteert met het voorgaande. 5.2.4. De eigen verantwoordelijkheid. Een typisch antwoord dat tijdens de gesprekken vaak terugkomt houdt verband de bestaansreden van Facebook volgens de deelnemers. Facebook is in hun optiek een medium om bijvoorbeeld foto’s te tonen. Als je niet wilt dat anderen foto’s van jou zien, dan moet je er ook geen opzetten. Maar daar kiest ge toch allemaal zelf voor? Ik weet niet, das zo. Als ge kiest voor op Facebook te gaan, dan moet je er ook tegen kunnen dat mensen uw dingen bekijken. Ge kunt toch ook kiezen wat voor foto’s ge er op zet en als ge daar foto’s op zet waar dat gij in uw naakt op staat, moet je niet klagen dat [ naar je foto’s kijken] ze doen.(Wouter, GZG 3.43) 5.3. RQ 2: Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook? Om de deze vraag te beantwoorden worden er twee perspectieven gebruikt. Enerzijds wordt het privacyconcept verder geanalyseerd waarin privacy in verband wordt gebracht met taal, identiteit en het relationele –sociale aspect (Kisselburgh, 2008). Anderzijds biedt het perspectief van het slachtoffer van privacy (Kasper, 2005) ook interessante inzichten om het privacyconcept van jongeren op SNS te onderzoeken. Hierbij wordt zowel gekeken naar jongeren als slachtoffer van privacyschendingen op Facebook en als dader van privacyschendingen.
5.3.1. Aspecten van Privacy 5.3.1.1. Het aspect Taal Het is opvallend dat de deelnemers van de focusgroepen de terminologie van Facebook vertalen naar het Nederlands. Bij het noteren van de privacyinstellingen valt het de onderzoekster op dat alle leden als taal het Nederlands hebben ingesteld. De jongeren spreken dus van “ontvrienden” in plaats van defrienden, het “prikbord” in plaats van “wall” en “vind ik leuk” in plaats van “I like”.
30
Wel spreken ze van tags, private message en private chat. Tags en chat worden door Facebook niet vertaald. Uit enkele uitspraken blijkt ook dat de jongeren het privacyconcept hanteren als een grens waar je “over kan gaan”. Daarnaast is informatie over jezelf iets wat je “geeft”. Dit hangt samen met het idee dat jongeren zelf verantwoordelijk zijn. Uitspraken zoals: “je moet je adres maar niet geven” (Inge GZG 2.54, Karel, GZG 3.23) komen dikwijls terug. Op het einde van de twee laatste focusgroepen komt privacy expliciet aan bod. De jongeren spreken heel vertwijfeld over dit concept. Vaak eindigen hun zinnen met “ja”, “dinges”, “ge weet wel” en “ik kan het niet goed uitleggen”. Privacy is dus een moeilijk concept voor deze jongeren. 5.3.1.2. Het aspect identiteit van privacy De jongeren uit de focusgroepen vinden authenticiteit heel belangrijk. Als je op Facebook zit, is het echt de bedoeling om jezelf te zijn. In enkele focusgroepen worden er wel verhalen verteld van vrienden die zich anders voordoen. Zo vertelt Helena (GZG 3.43) over een vriendin die heel mooie foto’s plaatst op Netlog weliswaar, maar die in het echte leven niet zo’n schoonheid is. Ook David (GZG 3.78) en Wouter (GZG 2.11) kennen iemand die zich anders voordoet op Facebook dan op school. Ze opperen dat hij misschien wel zichzelf is op Facebook en niet op school. Op school zegt die zo nooit iets tegen niemand en zo zit hij heel den tijd te posten op [Facebook], misschien is die zen eigen wel op Facebook en op school niet. (David, GZG 3.78) Volgens de jongens uit de focusgroep twee geven meisjes zichzelf ook veel meer bloot. Jasper (GZG 2.71) vertelt over de lange statussen van meisjes vol “rare” dingen (Jasper, GZG 2.71) . Uit deze focusgroep gaan de meisjes er echter niet verder op in. Uit de andere focusgroepen blijkt wel dat statussen zoals “Ankie I love joee” (Anja, GZG 3.62) en “ is zich gaan douchen” (Karel, GZG 3.23) vervelend en onnodig of nutteloos worden gevonden. Daarnaast zijn foto’s ook een belangrijk gegeven in identiteit op Facebook. In elke focusgroep worden geposeerde foto’s van zowel jongens als meisjes sterk afgekeurd. Jongens die hun spieren tonen of (zwaar opgemaakte) meisjes die ‘fotoshoots’ publiceren van zichzelf op Facebook worden een beetje uitgelachen. Ook zo, met een kei geforceerd hoofd en dan staat er zo, niet op mijne kop letten of zo staat er dan onder. (Ward, GZG3.62) Gelach De vraag of lidmaatschap van fanpagina’s of groepen iets vertelt over de gebruiker, wordt ontkennend beantwoord. Van fanpagina’s of groepen worden de jongeren lid omdat ze de pagina leuk vinden, maar niemand zal een fanpagina ‘liken’ omdat de fanpagina positief is voor zijn of haar imago. Enkel Jasper (GZG 2.71) erkent dat fanpagina’s soms wel iets vertellen over de identiteit van de gebruiker. Hij geeft als voorbeeld zijn lidmaatschap van de fanpagina’ Drum ‘n base en ‘dub step’. Ik ben zo fan van zo Drum ’n base en dub step, da zegt iets van mijn muziekgenre: zo’n dingen. (Jasper, GZG 2.71) 5.3.1.3. Het sociaal-relationele aspect van privacy Het sociale aspect duidt op het aantal vrienden die jongeren hebben op Facebook. Daarentegen duidt de kwaliteit van die vriendschappen op het relationele aspect. Het valt op dat deelnemers niet in staat zijn om een exact getal te plakken op het aantal vrienden. Enkel Jan (GZG - ) en Wouter (GZG 2.77) kunnen een nauwkeurige schatting geven. Hun vriendenaantallen liggen evenwel lager dan hun leeftijdsgenoten, respectievelijk 20 en 80. De andere deelnemers spreken in grootordes van 100, 150 en 200. Anja (GZG 3.62) verklaart wel dat heel veel vrienden hebben op Facebook “zinloos” is. Op de vraag “Is het belangrijk om veel vrienden te hebben op Facebook?” wordt in elke focusgroep ontkennend geantwoord. Inge (GZG 2.54) denkt wel dat het aantal vrienden voor sommige mensen belangrijk kan zijn. Weinig vrienden hebben is “zielig”. Ook hier wordt er vaak 31
een vergelijking gemaakt met Netlog. Op Netlog zijn er andere gewoontes wat betreft vrienden toevoegen. Vriendenlijsten van 2000 zijn er doodnormaal, zoals Floris (GZG 3.43) opmerkt. Ik heb da op Netlog. Op Netlog ken ik bijna één tiende wel van mijn vrienden. En op Facebook ken ik wel iedereen. Op Netlog heb ik 2000 vrienden op Facebook 200. (Floris, GZG 3.43) Vriendschapsverzoeken op Facebook worden niet zomaar beantwoord door de jongeren uit het onderzoek. De vragende partij moet aan een aantal voorwaarden voldoen. De persoon in kwestie moet een vriend zijn, een kennis of iemand die ze “van zien” kennen. Bij voorkeur komt de ‘requester’ uit dezelfde omgeving en zijn er een paar vrienden reeds gemeenschappelijk. Daarnaast mag die persoon ook een aantal dingen niet zijn zoals arrogant of een leerkracht zijn. De leden geven te kennen dat ze voornamelijk verzoeken accepteren. Friend request weigeren wordt niet als onbeleefd beschouwd. Defrienden is volgens Didier (GZG 3.43) echt heel onbeleefd. Het komt als het ware neer op het omgekeerde van een vriendschapsverzoek. Zo ontvrienden. Volgens mij als je dat doet , komt dat heel arrogant over.(Didier, GZG 3.43) De kwaliteit van deze vriendschapsrelaties verschilt. De jongeren erkennen dat ze ook mensen als vriend geaccepteerd hebben die ze helemaal niet leuk vinden. Sofie (GZG 2.38) vertelt over klasgenoten van vroeger die ze helemaal niet leuk vindt, maar toch als vriend heeft geaccepteerd op Facebook. Dat bijvoorbeeld jongens van toen ik nog in het zesde zat of zo. Zijn nu niet echt mijn vrienden, ja ik haat die ventjes, maar ik heb die wel nu op Facebook. (Sofie, GZG 2.38) Vriendschapsbanden worden ook onderhouden of herontdekt op Facebook. Het is een gemakkelijke manier om contact te houden met familie in Australië (Simon GZG 2.31) of vrienden in Amerika (Elise, GZG 3.43). Ook uitnodigingen voor feestjes of vragen om uitleg in examenperiodes worden via Facebook gecommuniceerd. Het relationele aspect wordt ook geassocieerd met anonimiteit en pseudoniemen op een SNS. Uit deze focusgroepen komt echter naar voor dat nicknames als hinderlijk worden ervaren, en zelfs dat dit een reden is om MSN messenger niet meer te gebruiken. 5.3.2. Slachtoffers van privacyschendingen op Facebook. Facebook is gebaseerd op de informatie-uitwisseling tussen zijn leden. Hoe meer de leden met elkaar interageren en communiceren, hoe beter. Voor gebruikers kan het moeilijk zijn in deze snel veranderende omgeving om privacy te managen. De vraag dringt zich dan ook op of de jongeren uit de focusgroepen zich soms slachtoffer voelen op het internet. De drie grote basistypologieën (extraction, observations en intrusion) van Kasper (2005, p. 76) bieden een houvast. 5.3.2.1. Extraction Volgens Kasper (2005, p.76) is extraction de bewuste inspanning om iets te verkrijgen van een persoon of personen. In het geval van SNS en privacy issues gaat het over het verzamelen van gegevens van leden van een SNS. De deelnemers van de focusgroepen zijn zich slechts vaag bewust van deze problematiek. Enkel Bert (GZG 1.86), de deelnemer met de laagste GZG score, spreekt over phising, het stelen van gegevens. Door misleiding van de internetgebruiker bekomen anderen informatie over de gebruiker. Het gaat over het nabootsten van internetpagina’s van sites die vertrouwd worden door de gebruiker, zoals bijvoorbeeld Netlog of Facebook. De gebruiker denkt dat hij gegevens invult op Facebook of Netlog maar in werkelijkheid stuurt hij deze gegevens, zonder het te weten naar een andere site. In de subtypologie van Kasper (2005, p.77) hoort phising thuis onder stockpiling. Het slachtoffer is zich veelal niet bewust dat informatie en is bereid om de informatie ter goeder trouw te geven. Het is opvallend dat slechts één deelnemer spreekt over het verzamelen van gegevens door anderen. Alle deelnemers geven te kennen dat ze spelletjes spelen op Facebook zoals ‘Farmville’ of dat ze applicaties gebruiken zoals ‘Lover of the day’. Bij het eerste gebruik van zo’n applicatie 32
moet het Facebooklid de aanbieder van de applicatie toegang verlenen tot de gegevens op zijn of haar profiel en zelfs toegang tot de profielen van vrienden (figuur 4). Telkens een lid een nieuwe applicatie wil gebruiken, gebeurt dit. De jongeren zijn vast en zeker met deze situatie in aanraking gekomen omdat ze aangeven spelletjes en quizzen te spelen op Facebook. Een mogelijke verklaring voor het niet vermelden van deze situaties kan liggen aan het feit dat jongeren snel doorklikken om de applicatie te kunnen gebruiken en het kadertje dus niet echt lezen. Daardoor zijn ze zich niet bewust van de toegang die ze vreemde sites verlenen tot hun profiel. Ook dit past in een subtypologie van Kasper (2005, p. 76) namelijk appropriation (toestaan)/disclosure (onthulling). Kasper (2005, p. 78) stelt duidelijk dat het slachtoffer bewust is van feit dat anderen (zoals in dit geval applicaties op Facebook) toegang hebben tot zijn of haar foto’s, imago of andere persoonlijke gegevens. De jongeren uit dit onderzoek hebben, om de applicatie te mogen gebruiken, toegang verleend tot hun profiel aan anderen door op allow te klikken. Ze hebben dus zelf toestemming gegeven.
Figuur 4: Application 'Lover of the day' toestemming (Facebook 06.05.2010). Door op “allow” te klikken staat de gebruiker toe dat de mensen achter “Lover of the day” toegang hebben tot profielinformatie, foto’s en informatie van de vrienden van de gebruiker.
De laatste subtypologie onder extraction, namelijk inner-state invasions, is niet naar voor gekomen in de focusgroepgesprekken. Kasper (2005, p. 78) geeft bij dit type privacyschending het voorbeeld van psychologische testen op sollicitatiegesprekken of drugstesten. Het gaat dus om het ongewenst blootleggen van karakteristieken van jezelf die niet zichtbaar zijn van buitenaf zoals emotionele en psychologische welzijn. Persoonlijke statussen of “rare” statussen kunnen blijk geven van een emotionele toestand, zoals bijvoorbeeld verliefdheid. Omdat K asper (2005, p. 78) aangeeft dat het om “efforts to determine some aspects of a person” gaat, horen deze statussen niet in deze typologie thuis. De verliefde gebruiker maakt immers zelf zijn emotionele toestand bekend, in plaats van dat iemand anders dit voor hem of haar bekend maakt. 5.3.2.2. Observation Het observeren van elkaar gebeurt voornamelijk door leden van Facebook onder elkaar. Tegenover het bekijken van profielen hebben de deelnemers in alle focusgroepen een dubbelzinnige houding. Over het algemeen hebben jongeren er geen probleem mee dat anderen hun profiel bekijken. Als blijkt dat het steeds dezelfden zijn die hun profiel bekijken, voelen de deelnemers zich plots gevolgd. Ik heb er geen last van dat anderen neuzen op mijn pagina. Als da nu altijd dezelfde zou zijn, zou ik da wel, vies vinden. (Jan, GZG -) De helft van de deelnemers hebben een profiel op Netlog. Op Netlog is het mogelijk om te zien wie er je profiel bezoekt. In elke focusgroep wordt ‘stalken’ gebruikt. Sommigen willen wel weten wie er hun profiel bezoekt om te weten of ze gestalked worden, zoals Floris en Peter. Eigenlijk willen de jongeren graag weten wie welk gedrag stelt als ze op hun profielpagina komen. Dit past in het concept behavioral observation van Kasper. Stalking is een gedrag waar de meeste jongeren graag van op de hoogte zijn, anderen willen het liever niet weten en vinden de tool stom. 33
Iemand kan zo per ongeluk op je profiel belanden, maar als die elke week komt. – Daarom is het plezant dat je bij Netlog kunt zien wie dat er op komt (Peter en Floris, GZG 3.62) Als het perspectief wordt omgedraaid en de jongeren dus denken over zichzelf als iemand die zelf rondkijkt op andere profielen, dan willen ze niet dat anderen kunnen zien welke profielen ze bezoeken. Het geeft meer vrijheid om zo vaak als je wil een profiel te bekijken. Jan (GZG -) koppelt dit aan de tool op Netlog. Zelf wordt hij liever niet gevolgd maar hij wil wel graag weten wie hem volgt. Ook bekenden die meelezen op hun profiel worden niet geapprecieerd. Jasper, Simon en Inge bijvoorbeeld rapporteren over familie die meeleest of meekijkt op Facebook en over de mogelijke gevolgen. Toch zijn er heel wat deelnemers die hun ouders als vriend op Facebook hebben geaccepteerd. Dit verklaren ze door meteen te zeggen dat hun ouders bijna nooit op Facebook zitten of amper weten hoe een computer werkt. Als ik een taak op de computer aan het maken ben en ik zet even Facebook open en papa ziet dan dat ik op Facebook ben terwijl ik moet leren… Ja dan krijg ik wel een telefoontje daarover: moet ge niet aan het studeren zijn? (Inge, GZG 3.43) 5.3.2.3. Intrusion Kasper omschrijft deze term als: “An unwelcome presence or interference in the life of a person or persons” (Kasper, 2008, p 76). De privacyschendingen zijn niet gewenst en niet gevraagd. Spam hoort bijvoorbeeld in deze categorie thuis. Hoewel intrusion van privacy lijkt op extraction van informatie is dit toch niet hetzelfde. Extraction gaat over het verzamelen van gegevens van anderen terwijl intrusion letterlijk gaat over inbreken. Kasper (2005, p. 79) onderscheidt hierin drie subtypologieën. Enerzijds zijn er de zintuigelijke inbreuken, waarbij het slachtoffer zich bewust is van de inbreuk omdat hij of zij deze waarneemt met één van de zintuigen, zoals bijvoorbeeld luide muziek (gehoor) of spammail (zicht). Daarnaast onderscheidt Kasper (2005, p.79) ook lichamelijke inbreuken, zoals verkrachtingen. Tot slot zijn er de inbreuken die de autonomie van het slachtoffer beperken. Er wordt dan aan zijn of haar gevoel van comfort, stabiliteit of veiligheid geraakt, kortom iemands welzijn wordt geschaad. Een voorbeeld hiervan is “racial profiling”. Ook wordt er aandacht besteed aan inbreuken die plaatsvinden op Facebook en die een direct gevolg hebben voor het ‘offline leven’. Wat spam betreft maken de deelnemers een onderscheid tussen Facebookmail en spammail. Spammail is vervelend en de jongeren weten niet altijd waar het vandaan komt. Zo denkt Jan dat Permesso een koffiemerk is dat hem al maanden achtervolgt. De verwarring ligt waarschijnlijk met het luxekoffiemerk Nespresso. Permesso is echter geen site die koffie verhandelt, maar een site die kortingen, wedstrijden en nieuwtjes die aansluiten bij de interesses en voorkeuren van de klant stuurt (Permesso, 2010). Deze site heeft een contract met een online krant. Bij speciale acties of wedstrijden van die krant heb je bij deelname de keuze om mail te ontvangen van Permesso of niet. De deelnemers echter beseffen niet dat er onderaan elke mail van Permesso de mogelijkheid gegeven wordt om je uit te schrijven. Omdat de deelnemers denken dat ze deze mail niet kunnen stoppen, noemen ze dit schending van de privacy. Spammail werd al eerder aangehaald als voorbeeld van zintuigelijke privacyinbreuken. Ik vind dat het niet kan dat anderen, zoals sponsors waar je niet rechtsreeks je e-mail adres aan hebt gegeven, je mailen. Dat is schending van de privacy. (Anja, GZG 3.43) Er blijkt ook een verschil te zijn tussen jongens en meisjes wat betreft de hoeveelheid spam die ze ontvangen. Jongens ontvangen over het algemeen meer spam dan meisjes. Jongens spelen ook vaak online games waar ze hun e-mailadres moeten opgeven. Anja (GZG 3.43) krijgt ongeveer 10 spammails per week en is oprecht verbaasd over de getallen die Joris (GZG 3.21), Jan (GZG -) en Didier (GZG 3.21) in de groep gooien. Zij krijgen per maand enkele honderden spammails. Het is ook interessant om een blik te werpen op de verklaringen die een deelnemer van de eerste focusgroep geeft om te duiden hoe anderen, zoals sponsors,… aan hun e-mail adres geraken. Deze verklaring wijst erop dat niet iedereen een goed idee heeft over wat er met zijn of haar gegevens gebeurt op het internet. Zo geeft Joris aan dat mensen die voor een bedrijf werken op zoek gaan 34
naar e-mail adressen om reclame te sturen, maar de manier waarop deze mensen dat doen volgens hem, doet vermoeden dat hij de schaal en de organisatie van spammail niet helemaal juist inschat. Mensen die bijvoorbeeld voor Toyota werken en die dan in hun vrije tijd voor Toyota dat [e-mail adressen gaan zoeken op het internet] dan doen. Gewoon voor reclame te kunnen maken, goedkope reclame. (Joris, GZG 3.21) De mails die Facebook stuurt of de mails die een applicatie (zoals Farmville) via Facebook stuurt, worden niet op dezelfde manier als spam ervaren. De jongeren hebben het gevoel dat ze de afzender kennen. Dit wil niet zeggen dat alle mails ook effectief gelezen worden en ze de mails niet vervelend vinden. Volgens mij kunt ge gewoon veel beter direct naar uw Facebook gaan en dan gewoon daar kijken. Dan hebt ge ineens al die mails samen. Ja en dan lees je die mails gewoon niet en dan blijven die gewoon staan. Dus dan hebt ge allemaal Facebook in je inbox. (Joris, GZG 3.21) Ik heb dat van Facebook, en dan van MySpace en Netlog. Dan zit mijn inbox vol. (Elise, GZG 2.71) Een andere reden om mails van Facebook niet als spam te ervaren is de mogelijkheid om deze mails uit te zetten. Hoewel nieuwsbrieven van Permesso met een enkele klik gestopt kunnen worden, weten de deelnemers dit niet. Een laatste argument om Facebook niet als spam te beschouwen is dat het een eigen keuze is om deze mails te ontvangen. Een aantal berichten van Facebook op de Wall of in het Nederlands, het Prikbord, worden wel als spam beschouwd. Iemand die ‘Lover of the day’ heeft geïnstalleerd op zijn Facebookprofiel zal elke dag een geliefde van de dag onthuld krijgen. Dit nieuwtje wordt gepubliceerd op het prikbord van de persoon in kwestie. Daardoor is het ook zichtbaar op de News Feeds van anderen. Nieuwtjes die enkel bestaan uit ‘Lover’, ‘Friends’ of ‘Photo of the day’ worden niet geapprecieerd. Taggen is een andere ergernis op Facebook. Facebook maakt het mogelijk om in foto’s mensen aan te duiden en te benoemen. Zo kunnen andere gebruikers zien wie er op de foto staat. Als je getagged wordt op een foto, krijg je hiervan een bericht via mail. De gebruiker heeft de mogelijkheid om zich te untaggen, d.w.z. je naam verwijderen van een foto. Een gevolg van het taggen is dat de mailbox vol “kutmails” zit zoals David (GZG 3.46) het verwoordt. Daarnaast is het moeilijk om ongewenste foto’s van Facebook te verwijderen en helemaal vervelend wordt het als je getagged bent in een foto met een andere naam dan je eigen naam. Enkel tags met je eigen naam kunnen namelijk verwijderd worden. Als je getagged bent als ‘knie’ herkent Facebook dit niet als jouw naam. Bijgevolg kan je de tag niet verwijderen 5.3.3. Daders van privacyschendingen op Facebook. Daarnaast zijn er ook inbreuken van de privacy die offline gevolgen hebben. In de tweede en de derde focusgroep kwam een treffend voorbeeld naar voor. Dorien (GZG 2.31) heeft een foto gepubliceerd van Jonas op haar profielpagina. Op die foto zijn massaal veel reacties gekomen. Vrienden van Jonas en tegenstanders van Jonas geven afwisselend commentaar. Jonas zelf had geen Facebook, maar heeft een profiel aangemaakt om te kunnen volgen wat er gebeurde. De commentaren op die foto, hebben voor hem gevolgen gehad. De foto en de boodschappen eronder waren het onderwerp van de dag. Dit toont aan dat jongeren ook elkaars privacy schenden. In de typlogie van Kasper (2008) kan dit voorval geplaatst worden bij inbreuken van iemands autonomie. Uit de verhalen blijkt duidelijk dat Jonas’ welzijn geschaad wordt. In focusgroep drie spreken de jongeren over een filmpje dat ze gemaakt hebben van een vriend die niet aan het onderzoek meedeed. Dit filmpje werd geplaatst op een SNS (het is niet duidelijk of de jongeren over Facebook of Netlog spreken). De vriend in kwestie was niet opgezet met dit filmpje en vroeg om het te verwijderen, wat geweigerd werd. Daarop heeft de vriend onbekende mensen gevraagd om het misbruik te melden, zodat het filmpje door het SNS in kwestie verwijderd werd. Ook deze jongen werd in het dagelijkse leven aangesproken over het filmpje.
35
Hij is dat [het filmpje als misbruik rapporteren] dan zo aan allemaal onbekende mensen gevraagd: ‘ja wilt ge dat alsjeblieft misbruik op melden.’ Die wou dat dan niet, en ik wou dat er ook niet afhalen. (Floris, GZG 3.62) Niet alleen schenden ze de privacy van leeftijdsgenoten. In focusgroep drie wordt er ook uitgebreid gesproken over “Schietkraam Marc” van op Netlog. Deze man had een schietkraam op de kermis, maar heeft begin 2010 zelfmoord gepleegd. Volgens de jongeren was “Schietkraam Marc” bevriend met heel veel jonge mensen van hun leeftijd. Zijn zelfmoord zou te maken hebben met pestgedrag van jongeren op Netlog omdat ze hem als een pedofiel beschouwden. Dit verhaal is opgezocht door de onderzoekster en “Schietkraam Marc” heeft inderdaad zelfmoord gepleegd, over pedofilie wordt nergens gesproken (GVA, 09.01.2010). Die heeft zichzelf opgehangen omdat sommige mensen hier op ’t school en ik denk ook op andere scholen heel veel zo vuil dingen tegen die hebben gezegd of iets. Allez, heel veel mensen hebben zo vuil dingen tegen hem gezegd omdat die al die kinderen wou toevoegen. (Wouter, GZG 3.43) 5.4. RQ 3:“Zijn de privacyinstellingen van jongeren conform hun eigen omschrijving?” De technologie en de mogelijkheden die een SNS biedt om privacy te managen kan mee bepalen hoe de gebruikers van de SNS in kwestie nadenken over privacy. Door dieper in te gaan op het aspect mediated en controle kan worden nagegaan of wat de deelnemers vertellen in de focusgroepen ook daadwerkelijk overeenkomt met hun privacyinstellingen. Daarom wordt het aspect mediated uitgesplitst in drie categorieën: toegankelijkheid en zichtbaarheid van de profielen van de deelnemers, de transparantie van Facebook met betrekking tot privacy en de bewaking van de gegevens op een profiel door Facebook. Deze laatste categorie wordt gekoppeld aan het aspect controle aangezien de bewaking van het profiel door Facebook en door de gebruiker zelf nauw bij elkaar aansluiten. 5.4.1. Toegankelijkheid en zichtbaarheid van het profiel Om de toegankelijkheid van de profielen van de deelnemers in kaart te brengen wordt er allereerst aandacht besteed aan de gemiddelde zichtbaarheidsscores (GZG). Daarna komen de resultaten uit de focusgroepgesprekken aan bod. Voor elk van de deelnemers werd na de gesprekken de gemiddelde zichtbaarheidsgraad (GZG) berekend. Een overzicht is terug te vinden in tabel 5. Ook voor Facebook werd een GZG score van 3.57 berekend op basis van informatie op 09.03.2010. Naam
GZG
Naam
GZG
Facebook (09.03.2010) Sofie Helena Joris Jan Didier Anja Kevin Liesbeth Karel Katleen Jef Simon
3.57 2.38 3.43 3.21 3.21 3.43 3.62 2.36 3.62 3.23 3.43 3.46 2.31
Dorien Sam Inge Ward Jasper Anouck Floris Elise David Wouter Bert Peter Laura
3.46 3.46 2.54 3.62 2.71 3.46 3.43 1.86 3.62 2.77 3.46 3.46 2.54
Focusgroep 1
Focusgroep 2
Focusgroep 2
Focusgroep 3
36
Tabel 5: Gemiddelde zichtbaarheidsgraad per deelnemer en Facebook. Een hoger getal betekent een grote zichtbaarheid van het profiel, een lager getal betekent dat het profiel slechts toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.
De GZG scores van de respondenten liggen tussen 1.86 (Elise) en 3.62 (Anja, Liesbeth, Ward en David). De one-sample T-test wijst uit dat de profielen van de respondenten (M= 3.10, SD = 0.54) significant verschillen met de GZG score van Facebook (M= 3.57, SD= 0.00), t(23) = - 4.31, p< 0.0005. De profielen van de jongeren uit dit onderzoek zijn daadwerkelijk minder zichtbaar dan Facebook hen aanraadt. Hun GZG scores liggen significant lager dan deze van Facebook. Hoewel het doel van dit onderzoek niet is om jongens met meisjes te vergelijken werd er ter controle een independent samples T-test uitgevoerd om na te gaan of er verschil is in zichtbaarheid van de profielen tussen jongens en meisjes. De T-test wijst uit dat er geen verschil is tussen de zichtbaarheid (GZGscore) van jongens (M= 3.27, SD= 0.53) en meisjes (M= 2.86, SD= 0.47), t(22)=1,942, p>0.05. Omdat er slechts vier respondenten hun profiel openstellen voor een ruimer publiek dan Facebook zelf voorstelt, dringt de vraag zich op of de GZG score van Facebook ook daadwerkelijk verschilt met de GZG scores van de respondenten. Om dit te testen wordt er gekeken naar de profiel –en contactinformatie. Voor deze twee typen informatie kan analoog met het voorgaande ook een GZG score berekend worden voor profielinformatie en contactinformatie. Deze zijn telkens berekend voor zowel de respondenten als Facebook. Allereerst wordt er gekeken naar de GZG profielinformatie.
Naam
GZG profielinformatie
Naam
GZG profielinformatie
Facebook Sofie Helena Joris Jan Didier Anja Kevin Liesbeth Karel Katleen Jef Simon
4.00 2.13 3.78 3.44 3.44 3.78 4.13 2.11 4.13 3.88 3.78 3.88 2.00
Dorien Sam Inge Ward Jasper Anouck Floris Elise David Wouter Bert Peter Laura
2.11 3.78 3.88 3.88 2.38 4.13 2.11 3.88 3.78 2.11 4.00 2.75 2.11
Focusgroep 1
Focusgroep 2
Focusgroep 2
Focusgroep 3
Tabel 6: GZG profielinformatie per deelnemer en Facebook. Niemand van de deelnemers heeft een score die hoger ligt dan deze van Facebook.
Als er enkel gekeken wordt naar de persoonlijke gegevens dan is dit verschil tussen de score van Facebook (GZG= 4.00) en deze van de respondenten (M= 3.30, SD= 0.81) nog steeds significant t(23)= -4.21, p< 0.0005. De GZG score van profielinformatie van de deelnemers in lager dan deze van Facebook. Dit wil zeggen dat de respondenten minder persoonlijke informatie over zichzelf vrijgeven dan Facebook adviseert in de “Guide to privacy on Facebook”. Naast een vergelijking tussen de GZG score van profielinformatie van de deelnemers met deze van Facebook, wordt er ook gekeken naar de GZG score van contactinformatie van de deelnemers met deze van Facebook.
37
Naam
GZG contact
Naam
GZG contact
Facebook Sofie Helena Joris Jan Didier Anja Kevin Liesbeth Karel Katleen Jef Simon
2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.20 2.80 2.80 2.80
Dorien Sam Inge Ward Jasper Anouck Floris Elise David Wouter Bert Peter Laura
2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 3.80 2.80 2.80 1.40 3.00 2.80 2.80 2.80
Focusgroep 1
Focusgroep 2
Focusgroep 2
Focusgroep 3
Tabel 7: GZG contactinformatie per deelnemer. Enkel Wouter en Anouck hebben een score hoger dan deze van Facebook.
Het verschil tussen de zichtbaarheid van de contactgegevens van de respondenten (M= 2.76, SD= 0.38) met deze van Facebook (GZG score contactinformatie = 2.80) is niet significant, t(23)= -0.53, p = 0.59. Een blik op tabel 7 bevestigt dit. De zichtbaarheid van de contactinformatie van de deelnemers verschilt niet met de zichtbaarheid van de contactinformatie die Facbook voorstelt in “A guide to privacy on Facebook”. Ter controle wordt ook het verschil tussen de GZG scores van profielinformatie (M= 3.30, SD= 0.81) en van de GZG score van contactinformatie (M= 2.76, SD= 0.38) getest. Een one sample Ttest wijst uit dat het verschil significant is: t(23)= 3.04, p< 0.05. Jongeren geven meer informatie vrij over zichzelf (bijvoorbeeld foto’s, relatiestatus en leeftijd) dan ze contactinformatie (telefoonnummer of woonplaats) vrijgeven. Toch is over het algemeen de graad van zichtbaarheid in alle informatie die de jongeren vrijgeven steeds lager dan deze van Facebook. Deze informatie bevestigt de trend die in de groepsgesprekken komt naar voor komt. Profielinformatie (zoals foto’s, relatiestatus en leeftijd) wordt gemakkelijker vrijgegeven dan contactgegevens. Zo is bijvoorbeeld geslacht belangrijk om te vermelden op een Facebookpagina. De deelnemers zijn vooral bezorgd dat ze iemand verkeerdelijk voor een jongen of meisje nemen als er geen duidelijke foto beschikbaar is. Ook gegevens waarmee ze snel en gemakkelijk iemand kunnen identificeren zijn belangrijk. In dit geval wordt er gesproken over leeftijd (geboortedag) en dorp of stad en gemeenschappelijke vrienden. Met deze gegevens verifiëren de jongeren of ze wel degelijk met de juiste persoon communiceren. Als iemand u zo toevoegt en ge hebt zo nog gemeenschappelijke en zelf weet ge niet echt wie het is en ge ziet zo:” Aah die komt uit hetzelfde dorp”. Dan is da wel handig om te weten wie dat het is. (Inge, GZG 2.54) Van de toegankelijkheid tot andere persoonlijke informatie zoals religieuze en politieke standpunten, relaties en opleiding liggen de jongeren minder wakker. Niet iedereen weet zelfs wat hij of zij daarop heeft ingevuld. Als laatste onderdeel van persoonlijke informatie komen de foto’s aan bod. Foto’s zijn inherent een deel van Facebook. Bij Facebook horen nu eenmaal foto’s in hun optiek. In de gesprekken wordt de vraag gesteld of het belangrijk is dat er foto’s zijn op Facebook. Steeds komt de opmerking dat Facebook daarvoor dient. Ma allez, wat is anders het nut van Facebook eigenlijk? Als ge geen foto’s hebt? (Kevin, GZG 2.36) 38
Dit wil niet zeggen dat iedereen ook toegang moet krijgen tot de foto’s. Als er gepeild wordt wie er wel foto’s mag bekijken, dan komen steeds de vrienden naar voren. Vrienden zijn de personen die de jongeren hebben geaccepteerd als vriend op Facebook. Bij totaal vreemden die naar hun foto’s kijken, voelen ze zich ongemakkelijk (bijvoorbeeld Elise, GZG 3.88). Toch blijkt dat jongeren af en toe gewaar worden dat ook mensen waar ze in eerste plaats niet aan dachten, toegang hebben tot hun foto’s. Meestal gaat het over vagere vrienden of kennissen die plots een comment plaatsen onder een foto. De jongeren vinden dit raar of onbeleefd. Ook voorbeelden uit de actualiteit waarin Facebookpagina’s als bewijsmateriaal werden gebruikt in een geval van spieken worden in dit verband aangehaald. De jongeren beseffen dat ook mensen met gezag hun profiel kunnen bekijken. Zo halen ze aan dat de studieperfect wel eens op Facebook zou kunnen zitten om hen te controleren, ook verwijzen Wouter (GZG 2.77) en Bert (GZG 3.46), de twee oudste deelnemers naar toekomstige werkgevers. Ja ‘k weet niet precies, zo van mensen die ge amper kent, en als ge daar [foto’s] zo keiveel commentaar op ga geven allez ja, ik vind dat ook niet echt beleefd. Da ’s gewoon niet tof. (Katleen, 3.78) En dat [gegevens op een profielpagina] kan ook als bewijsmateriaal gebruikt worden (David, GZG 3,78) – Naar het schijnt heeft den Janssens dat. Ja die heeft dat ook, met een andere naam of zoiets. (Peter, GZG 2.75) De contactgegevens die op een profiel staan, mogen niet te specifiek zijn. Zo is dorp, stad of provincie aanvaard, het exacte adres vinden de jongeren overdreven. Ook GSM nummers worden niet op Facebook gepost. Een tweetal redenen worden aangehaald om dit niet te doen. Enerzijds willen de deelnemers ongewenste telefoons, contacten of spam te vermijden, anderzijds gaan ze er vanuit dat de mensen op Facebook hun vrienden zijn. Vrienden hebben, volgens hen, al de noodzakelijke gegevens om contact op te nemen. Deze informatie hoeft dus niet vermeld te worden. Telefoonnummer niet, want dan kan elke pervert die wil da [gebruiken] (Jef, GZG 3.88) 5.4.2. Transparantie Met transparantie wordt de duidelijkheid van Facebook genoemd. De mate waarin de gebruikers het netwerk begrijpen is belangrijk in het managen van privacy. De focusgroepen wijzen uit dat de deelnemers heel onzeker zijn wanneer er verwezen wordt naar privacy of privacyinstellingen. Vragen over deze materie komen niet enkel van de kant van de onderzoekster. Ook tijdens het gesprek stellen de jongeren aan elkaar vragen over heel wat praktische zaken, zoals copyright, tags, statusupdates en tags in foto’s. De onderzoekster heeft er in deze situaties expliciet op gelet om zich niet in het gesprek te mengen om zo de jongeren de kans te geven elkaar te helpen. Samen komen ze altijd tot een juiste definiëring van de situatie. Een situatie is bijvoorbeeld de verandering met betrekking tot de privacyinstellingen in december 2009. Velen weten niet precies wat deze inhouden, anderen hebben slechts een stukje kennis. Samen kunnen ze de privacyveranderingen van december 2009 reconstrueren. Dit patroon komt terug in elk van de focusgroepen. Facebook is dus voor deze jongeren een ingewikkelde SNS. Ook de constante kleine veranderingen brengen de jongeren in verwarring. Plots weten ze niet hoe je jezelf moet afmelden of waar je moet klikken om de nieuwtjes te bekijken. Da ‘s zo ingewikkeld he [naar aanleiding van een bespreking van de privacyinstellingen op Facebook](David, GZG 3.62). Ik moet elke keer zoeken waar wat staat. Eerst zo als ge meldingen hebt staat dat onderaan en dan staat dat weer linksboven en dan weer rechts boven. (Simon, GZG 2.31) Sommige zaken kennen de jongeren simpelweg niet. Tijdens de gesprekken werd er meermaals een afbeelding getoond van de mogelijkheden rond privacysettings op Facebook (figuur 7 en 8). Geen 39
van de jongeren herkende deze afbeeldingen. Ook degenen die eerder in de gesprekken verwezen naar privacy instellingen, moesten bekennen dat ze de afbeelding nog nooit hadden gezien.
Figuur 7: Privacyinstellingen – profielinformatie op Facebook. Hier kunnen leden van Facebook instellen wie welke informatie over henzelf mag bekijken. Geen van de deelnemers van dit onderzoek herkent deze figuur.
Figuur 8: Beperken van zichtbaarheid statusupdates. Bij elke comment die de gebruiker post op Facebook kan de gebruiker bepalen wie de publicatie van de comment kan lezen (oranje kader).
5.4.3.Bewaking en controle Een van de mogelijkheden die een SNS privacyvriendelijk maken, zijn de initiatieven die het SNS zelf onderneemt. Privacy op een SNS is dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid volgens de deelnemers. Enerzijds verwachten ze van Facebook een zekere bescherming zodat er bijvoorbeeld geen wachtwoorden worden vrijgegeven. Eén deelnemer, Bert (GZG 3.46), wil dat Facebook enkele standaarden aanbiedt die de gebruiker dan naar believen kan aanpassen. Dit is opmerkelijk omdat dit net de strategie van Facebook is. Ik vind dat Facebook die standaard dingen er moet opzetten en dat gij dat zelf dan moogt aanpassen.(Bert, GZG 3.46) Facebook biedt wel een zekere graad van bescherming. Zo hebben de deelnemers nog geen naaktfoto’s gezien op Facebook. Ze kennen ook de policy van Facebook om naaktfoto’s te verwijderen. Toch voelt niet iedereen zich voldoende beschermd door Facebook omdat er heel wat informatie op de site staat zoals bijvoorbeeld de vele foto’s die over hun persoonlijk leven gaan. Anderzijds erkennen de jongeren ook hun eigen verantwoordelijkheid. Ze onderstrepen dat je moet oppassen met wat je op Facebook zet. Als gebruiker heb je ook steeds de keuze om er iets niet op te zetten. Ook als het misloopt, draagt de gebruiker verantwoordelijkheid, zoals Wouter in het volgende citaat uitlegt. In deze context wordt er vaak verwezen naar de toestemming die de gebruiker moet geven alvorens een applicatie te kunnen installeren. Maar daar kiest ge toch allemaal zelf voor? Ik weet niet, das zo. Als ge kiest voor op Facebook te gaan, dan moet je er ook tegen kunnen dat mensen uw dingen bekijken Ge kunt toch ook kiezen wat voor foto’s ge er op zet en als ge daar foto’s op zet waar dat gij in uw naakt op staat, moet je niet klagen dat ze doen. (Wouter, GZG 3.43) De deelnemers hebben wel enkele manieren om toch zaken online met elkaar te communiceren zonder dat anderen daar toegang tot hebben. Deze gaan van de eenvoudigste, gewoon de boodschap niet op Facebook plaatsen, tot meer gecompliceerde manieren, namelijk de boodschap voor een
40
beperkte tijd op Facebook publiceren. De meesten opperen echter om Facebook Chat of private messages, vergelijkbaar met een gewone e-mail te gebruiken.
41
6. Conclusie en Discussie 6.1. Conclusie Sinds de opkomst van SNS worden de grenzen tussen publieke en privé informatie afgetast en moet privacy op een nieuwe manier worden ingevuld. Woordenboeken omschrijven privacy als “De persoonlijke vrijheid om ongehinderd ergens alleen te kunnen vertoeven of storende invloeden van de buitenwereld te ontgaan” (Van Dale, 2010). Het probleem met deze omschrijving is dat deze niet toepasbaar is op SNS, waar gebruikers vrijwillig lid van worden en vrijwillig informatie op plaatsen. Onderzoek wijst uit dat de jongeren behoefte hebben aan een eigen plek op het internet (letterlijk MySpace) (Boyd, 2008). SNS kunnen deze functie vervullen, maar hoe privé is een eigen plek op het internet als 400 miljoen andere gebruikers kunnen meekijken? Veel wetenschappelijk onderzoek dat gevoerd wordt naar privacy van jongeren op SNS blijven vaag over de exacte inhoud van het concept privacy. Door na te gaan hoe jongeren privacy omschrijven en ervaren wil dit onderzoek bijdragen aan de verfijning van het toekomstig onderzoek naar privacy van jongeren op SNS. Ook kunnen de resultaten bijdragen tot een betere communicatie naar jongeren toe over privacy op Facebook. Daarom worden er drie vragen gesteld aan het begin van dit onderzoek: “Hoe omschrijven jongeren privacy?”, “Zijn hun privacyinstellingen conform de eigen omschrijving?” en “Is er een subjectieve normering met betrekking tot privacy op SNS?”. Om deze vragen te beantwoorden werden drie focusgroepen met jongeren van 15 à 16 jaar (N= 25.) georganiseerd. Alle jongeren hadden minstens een Facebookprofiel en de ruime meerderheid had daarbovenop een Netlogprofiel. De focus van dit onderzoek waren jongeren. Jongeren zijn een kwetsbare groep aangezien dat deel van hun hersenen dat instaat voor het inschatten van de gevolgen van hun daden nog niet volledig ontwikkelt is (Adriaenssens, 2006, pp. 21-42). Daarbij komt dat Facebook enorm populair is bij jongeren. Dit onderzoek toont aan dat jongeren controle en verantwoordelijkheid over de informatie op hun profiel belangrijk vinden. Zo worden de talrijke mails die Facebook hen stuurt niet als spam ervaren omdat ze er enerzijds zelf voor hebben gekozen om de mail te ontvangen en anderzijds omdat de toevloed van Facebookmails op een eenvoudige manier kan gestopt worden. Daarnaast blijkt ook dat de jongeren informatie over zichzelf zoals geslacht, politieke standpunten of foto’s openstellen voor een ruimer publiek dan hun contactgegevens. Dit komt overeen met wat Facebook voorstelt in de “Guide to Privacy on Facebook”, waar Facebook profielgegevens ook openstelt voor een ruimer publiek dan de contactgegevens. Toch zijn de GZG scores van de jongeren over het hele profiel genomen lager dan de GZG score van Facebook. Jongeren geven dus minder informatie over zichzelf vrij dan Facebook adviseert. Facebook heeft dus een beperkte invloed op de vrijgave van informatie door de jongeren. Deze bevindingen worden gemaakt op basis van zowel de GZG scores als de focusgroepgesprekken. Verder blijkt dat jongeren niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden om privacy te managen op Facebook. Ze herkennen bijvoorbeeld de privacyinstellingen op Facebook niet wanneer deze getoond worden. Tot slot kan er besloten worden dat er enkele metaforen zijn waarop jongeren steunen als ze spreken over privacy zoals grenzen, stalken, erover gaan. Toch weten de jongeren niet goed hoe ze privacy moeten uitleggen. Het is een moeilijk begrip dat ze moeilijk onder woorden krijgen. In wat volgt zal elke onderzoeksvraag teruggekoppeld worden naar relevantie theoriën en eerder empirisch onderzoek. RQ1: “Zijn er ongeschreven regels met betrekking tot privacy op Facebook.” Jongeren die ooit een Netlog-profiel hadden, gebruiken deze ervaring op Facebook, ook wat hun privacy betreft. Jongeren in de pubertijd zitten in een transitieperiode. Livingstone vond in haar onderzoek in 2008 dat jongeren in de leeftijdscategorie 13 to 16 jaar hun identiteit anders gaan construeren. MySpace is aantrekkelijk voor de jongste jongeren uit deze leeftijdsgroep (13-14 jaar) omwille van de mogelijkheden van layout en profielachtergronden. De oudere jongeren construeren 42
hun identiteit meer aan de hand van het netwerk en de contacten die ze onderhouden. Zichzelf uitdrukken aan de hand van een kleurrijke opmaak wordt minder belangrijk (Livingstone, 2008, p. 402). Dit kan een verklaring zijn waarom de jongeren uit dit onderzoek nog vaak terugkoppelen naar Netlog. Ze zijn net veranderd van SNS en Netlog kan voor hen dezelfde functie hebben vervuld als MySpace in het onderzoek van Livingstone. Daarnaast zijn de jongeren niet gemotiveerd om veel moeite te doen om privacyinstellingen uit te zoeken. Danah Boyd haalde het gebrek aan motivatie aan in haar lezing over SNS in Tilburg (nadat dit onderzoek was uitgevoerd). Vele mensen letten niet op de kleine lettertjes en klikken zomaar door (Boyd, 07.04.2010). Uit de gesprekken blijkt ook dat dagelijkse leven meer en meer doorloopt op Facebook. Beer stelt dat het weinig zin heeft om het online en offline onderscheid te maken in het leven van jongeren (Beer, 2008, p.521). Hij maakt deze opmerking in een werk dat reageert op Boyd en Ellison die wel een onderscheid maken tussen het online en offline leven (Boyd & Ellison, 2008). Dit onderzoek sluit zich aan bij de stelling van Beer. Ook eerder onderzoek wijst uit dat Facebook vooral gebruikt wordt om contact te onderhouden met vrienden uit het ‘offline’ leven (Boyd, 2008b). De vraag stelt zich dan hoe ‘offline’ offline is, als deze relaties zowel op het internet als op de schoobanken worden onderhouden. RQ2: “Hoe omschrijven jongeren privacy op Facebook?” Kisselburgh (2008, p. 167) vindt in haar onderzoek dat gebruikers van SNS de taal overnemen waarmee het SNS werkt. In dit onderzoek wordt gevonden dat jongeren dit ook doen, maar de termen vernederlandsen, zoals bijvoorbeeld ontvrienden en prikbord. Vermoedelijk komt dit omdat ze Nederlands als standaardtaal hebben ingesteld op Facebook. Daarnaast spreken jongeren over privacy als een grens die overschreden kan worden. Er zijn dus aanwijzigingen dat de omschrijving van privacy als een persoonlijke vrijheid om ongehinderd ergens te vertoeven, belangrijk blijft op SNS. Conform eerder onderzoek naar Myspace (Boyd, 2008) is identiteit op Facebook ook belangrijk. Toch benadrukken de jongeren sterk de authenticiteit van profielen. Zo mogen foto’s bijvoorbeeld niet te geposeerd zijn. Facebook is een SNS dat sterk de nadruk legt op autenticiteit aangezien profielen met pseudoniemen niet zijn toegelaten. Dit kan mogelijk een verklaring bieden om de sterke nadruk op authenticiteit te verklaren die in eerder onderzoek niet naar voor kwam. Boyd (2008) schrijft dat er verschillende publieken zijn die begrensd worden door de verschillende sociale situaties waarin deze publieken zich bevinden, zoals bijvoorbeeld vrienden op school en vrienden in de jeugdbeweging. Wanneer jongeren uit dit onderzoek spreken over vrienden onderscheiden ze duidelijk twee soorten vrienden: kennissen en echte vrienden. Toch vergeten ze dit onderscheid wanneer er niet expliciet wordt gevraagd wat ze met hun vrienden bedoelen. Hun publicaties op Facebook zijn slechts bedoeld voor een fractie van hun vriendengroep op Facebook, namelijk hun echte vrienden. Kisselburgh (2008, p. 168) spreekt in dit verband over pseudopubliek. Gebruikers erkennen dat alles wat gepubliceerd wordt op Facebook voor iedereen toegankelijk is, maar tegelijkertijd geloven ze dat ze via privacyinstellingen de toegang tot hun publiek kunnen beperken tot alleen vrienden. Jongeren uit dit onderzoek zijn zich niet bewust van mogelijke privacyschendingen, mogelijk omdat ze weinig ervaring hebben met privacyschendingen die hen benadelen. Alle jongeren uit het onderzoek komen in contact met één of andere vorm van dataverzameling doordat ze spelletjes spelen op Facebook. In het type privacyschending door observatie wordt dezelfde trend gevonden. Zolang jongeren geen hinder ondervinden of zolang de jongeren niet gewezen worden op het feit dat ze bekeken worden halen ze dit niet aan als een schending tegen de privacy. Het laatste type privacyschendingen van Kasper (2005) betreft intrusions of aanvallen op de privacy. Jongeren geven voornamelijk voorbeelden van anderen die slachtoffer werden wegens ongewenste publicatie van foto’s op Facebook. Ook hier weer voelen ze zich pas slachtoffer van spam als de mails van onbekende afzenders komen of het gevoel hebben dat ze de spammail niet kunnen stopzetten, en dus eigenlijk controle verliezen.
43
RQ 3: “Zijn hun privacyinstellingen conform hun eigen omschrijving?” Aan de hand van het aspect mediated van Kisselburgh (2008) werd nagegaan in welke mate de privacyinstellingen van de jongeren overeenkwamen met wat ze zeiden in de gesprekken. Hiervoor werd de GZG score ontwikkeld. Op basis van de GZG scores kan besloten worden dat de profielen van jongeren minder toegankelijk zijn dan Facebook adviseert. Ook wanneer de algemene instellingen op de privacy van een profiel te managen, worden gesplitst in profielinformatie en contactinformatie zijn deze laatsten minder toegankelijk dan het advies van Facebook. De GZG score wordt bevestigt in de focusgroepen. Jongeren maken een onderscheid tussen informatie over hun persoon zoals foto’ en contactinformatie zoals telefoonnummers. Opvallend is dat de jongeren de privacyinstellingen niet herkennen op foto. Het gebrek aan motivatie om privacysettings uit te zoeken op Facebook kan deze verwarring verklaren. Volgens het ELM model van Cacioppo en Petty (1983) kan er geen centrale verwerking gebeuren als de persoon in kwestie niet gemotiveerd is of afgeleid wordt. Jongeren geven aan dat ze niet alles lezen, en dat sommige dingen er ingewikkeld uitzien. Vaak slaan ze deze gewoon over. Andere onderzoeken vinden ook deze desinteresse in privacyissues op Facebook (Soltren & Jones, 2005, pp. 1-75 ; Debatin, e.a., 2009, p. 84). 6.2. Kanttekeningen Aan dit onderzoek kunnen twee kanttekeningen geplaatst worden: enerzijds met betrekking tot het gebruik van de GZG score en anderzijds met betrekking tot het onderwerp en de gebruikte methode. 1e kanttekening: Onderzoek naar privacy op Facebook is al verouderd voordat het afgerond is. De privacyinstellingen op Facebook zijn niet statisch, maar ze worden regelmatig aangepast. Dat heeft gevolgen voor dit onderzoek en het gebruik van de GZG score. Hoewel de GZG score een nuttig instrument is om objectief te bepalen hoe zichtbaar en toegankelijk een profiel is op Facebook, is het sterk afhankelijk van de privacyinstellingen op Facebook. Veranderingen in de privacyinstellingen zullen ook een verandering in de GZG scores veroorzaken. Vergelijkingen tussen GZG scores kunnen alleen binnen dit onderzoek gemaakt worden. De GZG scores die in dit onderzoek berekend zijn, werden berekend op een beperkt aantal instellingen. Enkel de instellingen waarover privacy een uitspraak deed in de “Guide to Privacy on Facebook” kwamen in aanmerking. Op die manier waren zowel de GZG scores van de deelnemers als de GZG score van Facebook op basis van dezelfde instellingen gebaseerd. Dit maakt dat de GZG score een heel robuuste meting is van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het profiel. Alle instellingen over privacy zouden opgenomen moeten worden in de GZG score. Om een correcte vergelijking te kunnen maken met Facebook zou Facebook over elk privacyinstelling een advies moeten formuleren. 2e kanttekening: Een nadeel van focusgroepen is dat deelnemers niet zomaar het achterste van hun tong laten zien omwille van groepsdruk. Privacyissues zijn een persoonlijk thema waarover niet iedereen zomaar in groep over wil communiceren. Daarom zijn voor een dieper inzicht in de taal die jongeren hanteren wanneer ze spreken over privacy, diepte-interviews een meer aangewezen onderzoeksmethode. 6.3. Discussie Op wetenschappelijke vlak vult dit onderzoek eerder onderzoek naar privacy van jongeren op SNS aan. Dit onderzoek legt bloot dat controle (Boyd, 2008; Kisselburgh 2008, Youn, 2009) een belangrijk aspect van privacy is. Toch blijkt de “persoonlijke vrijheid om zicht ongestoord terug te 44
trekken” een belangrijke invloed te hebben op de taal die jongeren gebruiken wanneer ze spreken over privacy. Hiermee is een eerste opzet gegeven naar een meer taalkundig perspectief om privacy te benaderen op SNS. Daarnaast werd er in dit onderzoek een instrument ontwikkeld om objectief de toegankelijkheid en zichtbaarheid van een profiel te meten. Hoewel de GZG score een aantal beperkingen heeft, biedt het een voordeel omdat de zichtbaarheid en toegankelijkheid van een profiel accuraat gemeten en vergeleken kan worden met andere profielen of Facebook. Ook maatschappelijk draagt dit onderzoek bij. Dit onderzoek wijst uit dat de kennis van jongeren over privacy slechts beperkt is. Zo vinden ze het bijzonder moeilijk om de term te omschrijven. Daarnaast blijkt ook dat de kennis over privacy gefragmenteerd bij verschillende deelnemers zit. Tijdens de focusgroepen blijkt dat ze elkaar kunnen verder helpen om de verwarring rond taggen en verwijderde foto’s of de privacyveranderingen van december 2009 uit de wereld te helpen. Dit toont aan dat gesprekken tussen jongeren, deze jongeren verder helpt en bewust maakt van hun privacy op Facebook. Boyd (07.04.2010) haalt aan dat de grenzen tussen de publieke en private ruimten veranderen. De komst van web 2.0 dwingt ons om anders te denken over privacy. Dit onderzoek legt een aantal pijnpunten bloot in verband met privacy van jongeren op Facebook. Allereerst zijn ze onwetend. Niemand uit dit onderzoek herkende zoals gezegd de privacyinstellingen van Facebook. Daarnaast zijn deze jongeren ook niet gemotiveerd om actief op zoek te gaan naar meer informatie. Facebook staat in dit verhaal in de sterkere positie. In de privacypolicy van Facebook staat namelijk vermeld dat veranderingen op Facebook enkel kenbaar worden gemaakt in de privacypolicy. De gebruiker is dus verantwoordelijk voor het opvolgen van zijn of haar privacy (Facebook, 22.04.2010 d). Daarbij komt dat de gebruiker zelf moet aangeven dat zijn of haar gegevens niet publiek zijn (Hutcheon, 2010). De default instellingen zijn dus niet privé. Dit terwijl de gebruikers net van het omgekeerde uitgaan. Daarom is er meer kennis nodig van het privacyconcept bij gebruikers. Gebruikers moeten gevoelig gemaakt worden voor de nuances en hoe het spel werkt. Het is opmerkelijk om vast te stellen, zoals dit onderzoek uitwijst, dat jongeren hun eigen verantwoordelijkheid erkennen maar de spelregels niet kennen. 6.4. Aanbevelingen Dit onderzoek legt een aantal tegenstrijdigheden bloot. Enerzijds vinden jongeren het hun eigen verantwoordelijkheid om privacy te managen op Facebook. Anderzijds zijn ze niet bereid om veel moeite te doen om privacy te managen. Enerzijds zijn de profielen van de jongeren minder toegankelijk dan Facebook adviseert, anderzijds herkennen de jongeren de privacyinstellingen op Facebook niet. Voor toekomstig onderzoek is het nuttig om op zoek te gaan naar de oorzaak van deze tegenstrijdigheden. Daarnaast biedt onderzoek naar privacy op SNS nog vele mogelijkheden, de technologie evolueert verder en SNS en zeker Facebook veranderen voortdurend. De term privacy zelf is een term waarvan de betekenis niet helemaal vast ligt. Dit is voer voor verder onderzoek. GSM en smartphones bieden nieuwe mogelijkheden voor SNS maar ook nieuwe privacy problemen. Welke plaatsen waar de gebruiker komt kunnen wel gepubliceerd worden op een SNS en welke niet? Aangezien gebruikers zelf moeten aangeven dat ze hun informatie niet naar iedereen willen publiceren en er bekend is dat gebruikers privacyinstellingen niet zo nauwkeurig volgen, kan dit problemen geven in de toekomst. De GZG score biedt de mogelijkheid om na te gaan of er crossculturele verschillen zijn tussen GZG scores van verschillende landen of regio’s in de wereld. Ook kan er tussen culturen worden nagegaan of de privacyinstellingen van de gebruiker conform de eigen omschrijvingen zijn. Daarnaast biedt de GZG score, indien er gecontroleerd wordt voor veranderende privacyinstellingen, de mogelijkheid om gebruikers doorheen de tijd te volgen.. Zo kunnen bijvoorbeeld jongeren gevolgd worden tijdens hun pubertijd om te onderzoeken wanneer ze hun privacy aanpassen en waarom. Dit kan de theorie rond het privacyconcept verfijnen. Ook het privacyconcept bij jongeren verdient extra aandacht. Diepte-interviews met jongeren bieden de mogelijkheid om nauwkeuriger te onderzoeken in welke woorden ze spreken over 45
privacy op SNS. Zo kan er beter nagegaan worden welke metaforen en welke taal ze hanteren als ze spreken over privacy op Facebook. Taal is namelijk een medium dat de werkelijkheid, in dit geval het privacyconcept, construeert (Eliason, z.d.). De metaforen die gebruikers van SNS hanteren, structureren hun houding tegenover privacy op SNS. Ook inhoudsanalyses van krantenartikels over Facebook en privacy kunnen een nieuw inzicht opleveren in hoe we als samenleving dit fenomeen benoemen en er mee omgaan. Het onderzoek heeft aangetoond dat jongeren gevoelig gemaakt moeten worden voor privacy issues op Facebook. Uit de focusgroepen blijkt dat de belangrijkste informatie verspreid zit over de jongeren. Iedereen weet een beetje en samen kunnen ze de puzzel leggen en hun eigen conclusies hierop formuleren. Omdat niemand de wijsheid in pacht heeft is dialoog belangrijk. Leerkrachten, ouders en jongeren moeten blijven praten over Facebook en privacy. Hierbij is het interessant om af te stappen van het leerkracht/ouder- leerling/kind model, om zo samen privacy op Facebook te ontdekken. Jongeren weten vaak meer af van de nieuwste trends op het internet en SNS dan hun ouders of hun leerkrachten. Leerkrachten en ouders daarentegen kunnen een denkkader over privacy aanbieden. Het privacyconcept verandert door de opkomst van SNS, maar nieuwe inzichten zijn steeds gestoeld op eerdere kennis. Gebruikers, jongeren en volwassenen kunnen van elkaar leren. Tot slot zijn de aanbevelingen van Soltren en Jones (2005, p. 34) nog steeds van toepassing: “We strongly advise all Facebook users to restrict access to their profiles, to not post information of illegal or policy-violating actions to their profiles, and to be cautious with information they make available. Verder merken zij op dat privacy standaard zou moeten zijn, beveiliging de norm en dat Facebook ernaar zou moeten streven om zijn gebruikers correct in te lichten. Sinds 2005 is Facebook enorm veranderd en met figuur één in het achterhoofd, waarin grafisch de evolutie van privacy op Facebook wordt voorgesteld, kan alleen maar besloten worden dat dit nog steeds een wijze raad is.
46
7. Bibliografie ‘t Hart, H., Boeije, H. & Hox, J. (2008). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom onderwijs. Adriaenssens,P. (2006) Praten met je tiener. De stap van discussiëren naar onderhandelen. Tielt: Lannoo. Apestaartjaren3 (27.04.2010). Apestaartjaren3. [20.05.2010, apestaartjaren3: http://www.slideshare.net/tag/onderzoek]. Beer,D. (2008). Social network(ing) sites…revisiting the story so far: A response to Boyd & Nicole Elison. Journal of computer-Mediated Communication 1, pp. 516-529. Beyl, J., Sams, K., & Nulens, G.(2007). WTA Dossier11 : Web 2.0 De nieuwe sociale ruimte ? [Brochure] Brussel: Vlaams parlement. Boonaert, T. & Vettenburg, N. (2009). Jongeren en ICT: een divers publiek. [20.05.2010, UGent: http://www.cjsm.vlaanderen.be/downloads/jongbin_003_jongeren_en_ICT.pdf] Boyd (07.04.2010). Symposium: Privacy and Social Network sites. Presentatie gepresenteerd in TILT op 07.04.201 in Tilburg [13.05.2010, TILT: http://videocollege.uvt.nl/mediasite/Viewer/?peid=92e5ad6eba874f408ce792edd916099e]. Boyd, D. & Ellison,N. (2008a). Social Network Sites: Definition, History, and Scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication 13, pp. 210- 230. Boyd, D. (2008b). Why Youth Social Network Site: The Role of Networked Publics in Teenage Social life. In Buckingham,D. (Red.), Youth, Identity, and Digital Media (pp. 119-142). Cambridge: The MIT Press. Cacioppo,J.T., Petty, R. E. & Schumann, D. (1983). Central and Peripheral Routes to Advertising Effectiveness: The Moderating Role of Involvement. Journal of consumer research, 10, pp. 532-541. Cinogly, M. (2007). Focusgroup methodology. Doğu Anadolu Bölgesi Araştırmaları. pp. 96-99. Cobuild (2009). English Collins Dictionary - English Definition & Thesaurus. [11.12.2009, Softissimo: http://dictionary.reverso.net/english-cobuild/networking].
Communicatie Vlaanderen (12.11.2009). Facebook overschrijdt kaap van 1 miljoen gebruikers in België. [25.05.2010, Vlaamse overheid: http://communicatie.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=531]. De Morgen ( 11.02.2010). De Morgen (11.01.2010) Privacy is iets uit het verleden, meent oprichter Facebook. De Morgen online.[14.02.2010, De Morgen: http://www.demorgen.be/dm/nl/5403/Internet/article/detail/1052495/2010/01/11/Privacy-is-iets-uit-hetverleden-meent-oprichter-Facebook.dhtml].
De Standaard Online (09.02.2010). Facebook moet minderjarigen beter beschermen. De Standaard online [13.05.2010,De Standaard online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100209_043&word=Facebook+Privacy]. De Standaard Online. (30.03.2010). Facebook knabbelt verder aan privacy. De Standaard online [13.05.2010, De Standaard online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100330_062&word=knabbelt]. De Standaard Online.(06.05.2010). Veiligheid Facebook lek als een zeef. De Standaard online [13.05.2010, De Standaard online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=IB2PR2IB&word=lek+zeef]. Debatin, B., Lovejoy, J., Horn A., Hughes, B. (2009). Facebook and Online Privacy: Attitudes, Behaviors, and Unintended Consequences. Journal of Computer-Mediated Comunication, 15(1), pp.83-108. Dwyer, C., Hiltz, S.R., & Passerini, K. (12.08.2007). Trust and privacy concern within social networking sites: A comparison of Facebook and MySpace. Paper gepresenteerd op de Thirteenth Americas Conference on Information Systems 12.08.2007 in Keystone, Colorado. Eliason, S. (z.d.) Language and the Social Construction of Reality: Spinning Social Reality with Euphemism. [24.05.2010: Montana State University, Billings: http://sociology.sdstate.edu/gpsa/journal/09Eliason-Euphemism.pdf]. 47
Facebook (22.04.2010). Privacy Policy. [16.05.2010, Facebook: http://www.Facebook.com/policy.php].
Facebook (z.d.a). Info. [08.12.2009, Facebook : http://www.Facebook.com/profile.php?v=box_3&ref=name&id=535251002#/profile.php?v=info&edit_in fo=all].
Facebook (z.d.b). A guide to privacy on Facebook. [10.12.2009, Facebook: http://www.Facebook.com/privacy/explanation.php?ref=pf]. Facebook (z.d.c). Advertising. [08.12.2009, Facebook: http:// www.facebook.com/advertising/]. Facebook (z.d.d) Login pagina [24.05.2010, Facebook : http://www.facebook.com]. Gazet Van Antwerpen (09.01.2009). Uitbater Schietkraam Marc overleden. Gazet van Antwerpen [12.04.2010, Gazet van Antwerpen: http://www.gva.be/antwerpen/oud-turnhout/uitbater-schietkraammarc-overleden.aspx]. Giles, M. (2010). Special report on social networking. The Economist, 394(8667), pp. 1-20. Goodwin, C. (1992). A Conceptualization of Motives to Seek Privacy for Nondeviant Consumption. Journal of Consumer Psychology, 1(3), pp. 261-284. Hall, S in videocollege,( 2007) Race, the floating signifier. [Stuart Hall in een videocollege, 2007, http://video.google.com/videoplay?docid=-8471383580282907865&ei=QGl4S_6-K4n1AbM6KDQDA&q=Stuart+Hall+floating+signifier&hl=en&view=3#].
Het laatste Nieuws (22.03.2010). Belg heeft gemiddeld 133 vrienden online. [24.05.2010, HLN.be: http://www.hln.be/hln/nl/4125/Internet/article/detail/1083208/2010/03/22/Belg-heeftgemiddeld-133-vrienden-online.dhtml]. Hewitt, A. & Forte, A. (2006). Crossing boundaries: Identity management and student/faculty relationships on the Facebook. Gepresenteerd op the Computer Supported Cooperative Work Conference, Banff, Alberta, Canada. Hichang, R.S. & Sun, L. (2009). A multinational study on online privacy: global concerns and local responses. New media & society. 11(3), pp. 395-416. Hutcheon, S. (14.04.2010). Facebook founder feels the heat as privacy backlash rages. [16.05.2010, Digital life: http://www.smh.com.au/digital-life/digital-life-news/Facebook-founder-feelsthe-heat-as-privacy-backlash-rages-20100514-v38t.html]. Kasper, D. (2005). The Evolution (or Devolution) of Privacy. Sociological Forum, 20 (1), pp. 6992. Kerckhoven, B. (10.02.2010). Kinderen beseffen niet hoeveel info ze verspreiden over zichzelf. De Standaard online. [14.02.2010, De Standaard online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=D62M16KG&word=Facebook]. Ketelaar, P., Hentaar,F. & Kooter, M. (2009). Focusgroeponderzoek in praktijkonderzoek. Nijmegen. Kisselburg, L. (2009). The social structure and construction of privacy in sociotechnological realms.[doctoraatsthesis]. West Lafayette, Indiana: Perdue University. Knack (2010). Tienjarigen “illegaal” op sociale netwerksites. [20.05.2010, Knack: http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/technologie/tienjarigen-illegaal-op-socialenetwerksites/article-1194723908207.htm#].
Krueger, R.A. & Casy, M.A. (2000). Focusgroups: A practical guide for applied research. Londen: Sage Publications, Inc. Lessing,L. (1998). The Architecture of Privacy. Paper gepresenteerd op de Taiwan net ’98 conference 03.04.1998 in Taipei, Taiwan.[ november 2009, Harvard University: http://cyber.law.harvard.edu/works/lessig/architecture_priv.pdf]. Lewis,K., Kaufman, J & Christakis,N. (2008). The Taste for Privacy: An Analysis of College Student Privacy Settings in an Online Social Network. Journal of Computer-Mediated Communication 14(1), pp. 79-100. Livingstone, S.(2008). Taking risky opportunities in youthful content creation. New Media & Society, 10(3), pp. 393-411. Maso, I., Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom. McKeon, M. (12.05.2010) The Evolution of Privacy on Facebook. [12.05.2010, McKeon: http://mattmckeon.com/Facebook-privacy/].
48
Moscardelli, D. & Divine, R. (2007). Adolescents concern for privacy when using the internet: an empirical analysis of predictors and relationships with privacy protection behaviors. Family and Consumer Sciences Research Journal, 35 (3), pp.232-252. Permesso (2010) [14.05.2010, Permesso.be: http://www.permesso.be/splitter/index.asp]. Scobleizer.com (23.05.2010). When do you trhow a CEO’s privacy under the bus? [24.05.2010, Scobleizer: www.scoblize.com]. Soltren, J.H. & Jones, H. (2005). Facebook: Threats to Privacy [13.12.2009, www.swiss.ai.mit.edu/6805/student-papers/fall05-papers/Facebook.pdf].
Tufekci, Z.(2008). Can You See Me Now? Audience and Disclosure Regulation in Online Social Network sites. Bulletin of Science Technology Society 28(20), pp. 20-36. VAN DALE Woordenboek Nederlands (2005) Privacy. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie bv. Van Leemputten, P.J. (03.05.2010). Nieuwe privacy-acties tegen Facebook. [13.05.2010, De Standaard online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=20100503115669&word=nieuwe+privacy+acties]. Vlaamse overheid (2007). Kant en klare rapporten: demografie Rijkevorsel. [24.05.2010, Vlaamse overheid: http://aps.vlaanderen.be/lokaal/domeinen/demografie/kk_rapport_demo.html]. Wester, F., Renckstorf, K., Schepers, P. (2006). Onderzoekstypen in communicatiewetenschap. Alpen aan den Rijn: Kluwer. Youn, S. (2009) Determinants of Online Privacy Concern and Its Influence on Privacy Protection Behaviors Among Young Adolescent. The Journal of Consumer affairs, 43(3), pp. 389-418. Zuckerburg, M. (Facebook, 02.12.2009). An Open Letter from Facebook Founder Simon Zuckerberg [open brief aan alle Facebookleden].
49
8. Bijagen 8.1. A Guide to Privacy on Facebook Facebook verandert regelmatig zaken met betrekking tot privacy instellingen. Omdat de informatie over privacy op Facebook die gebruikt is in dit onderzoek niet meer van toepassing kunnen zijn op het moment van lezen, wordt de Guide to Privacy on Facebook bij dit onderzoek gevoegd. De Guide to privacy on Facebook is de basis waarop de GZG score van Facebook is berekend.
50
51
8.2. Privacy Policy Facebook sinds 22.04.2010 Ook de privacy policy van Facebook wordt voor de volledigheid ook vermeld. Deze versie is gepubliceerd in april 2010. De groene kader (punt 9) omvat dat deel van de policy die Facebook van zijn verplichting om de gebruikers te waarschuwen van enige veranderingen. Wijzigingen worden enkel in dit document aangepast.
52
53
54
55
56
57
8.3. Handleiding Focusgroepen Moderator Algemene gegevens- Focusgroep interviews - Privacy Project Thesisonderzoek: The privacyperceptie van jongeren op Sociale Netwerksites (SNS) Doelstelling Inzicht krijgen in de manier waarop jongeren denken en spreken over privacy op SNS (Facebook) teneinde de communicatie naar jongeren toe over privacy online te verbeteren. Steekproef Facebookgebruikers geboren in ‘93,’94 of ’95 allemaal uit de Kempen. Elke groep bestaat uit minstens 8 deelnemers. (Beoogde aantal deelnemers = 24 met een evenwicht tussen jongens en meisjes) Concrete doelstellingen Welk aspect komt vaak naar voor? (controle, sociaal, identiteit, relationeel of zichtbaarheid) Jongeren als slachtoffer? ( aspecten van extraction, observation, intrusion) Tekens van subjectieve normering Opzet en uitvoering 3 focusgroep sessies worden georganiseerd in de week van 14 tot 25 maart. Telkens zal het gesprek opgenomen worden, zowel audio als video Materialen Bord, flipover, pennen, papier, print screens van Facebookpagina’s, rode-groene papiertjes, perceptie Checklist achteraf
Blok A: introductie
5 min
Welkom iedereen, tof dat jullie er zijn. Hopelijk was het ontbijt lekker? Mijn naam is Elke Piron, en ik studeer aan de universiteit van Leuven. Ik denk dat de toon ondertussen gezet is, het grootste deel van het ontbijt is afgeruimd, maar als je nog iets wilt eten, neem gerust, daar ligt het voor. De rest van de voormiddag gaan we het hebben over het internet en Facebook. We gaan ongeveer 2 uur babbelen. Dat lijkt misschien lang, maar je zal zien dat het heel gezellig wordt. Halverwege lassen we een pauze in. Voor we echt van start gaan wil ik graag iets uitleggen. Er zijn een aantal spelregels om de dingen leuk te houden. Willen jullie je voornaam op het naambordje schrijven, zodat we iedereen met de voornaam kunnen aanspreken. Ikzelf zal ook een naambordje zeggen. Zeg gerust Elke en je. Ik ben nog niet zo belangrijk dat je mevrouw en u moet zeggen. Daar zit X, ze zal aantekeningen maken van dit gesprek. Zo kan ik achteraf nog eens kijken wat er allemaal gezegd is. Het gesprek wordt ook opgenomen. Als X even niet kan volgen, of we gaan te snel dan kan ik het achteraf terug bekijken op de video. Ook al wordt alles opgenomen, jullie blijven anoniem. Jullie namen worden nergens vermeldt in het onderzoek. Ik zal hard mijn best doen om enkele leuke valse namen te verzinnen voor jullie. Ik ga ervoor zorgen dat jullie allemaal aan de beurt komen om iets te zeggen. Als je wilt reageren of wilt aanvullen: doe gerust. 58
Foute antwoorden bestaan er vandaag niet. Het is zondag, rustdag, er is hier geen leerkracht om je te verbeteren of om je punten te geven. Alle antwoorden zijn even belangrijk maar je hoeft het niet met elkaar eens te zijn. Het is echt de bedoeling dat je je eigen mening vertelt. Dan kan het er al eens heftiger aan toe gaan, maar het is voor iedereen het handigst als we niet door elkaar praten. Dan nog een paar praktische zaken. Als jullie een gsm hebben, willen je die dan uitzetten, dan kunnen we daar niet afgeleid door worden? Als je naar het toilet moet, kan dat gerust tussendoor. De toiletten zijn ….. En zoals al gezegd in het begin: het eten is er om opgegeten te worden. Neem gerust een hapje. Het is nu een goed moment om nog eens in te schenken. Als je nog geen drankje hebt, schenk gerust in.
Blok B: Kennismaking
5-10 min.
Doel: de deelnemers maken kennis met elkaar zodat ze weten wie er nog aan de tafel zit. (bedoeling is vooral om de punten die iedereen gemeenschappelijk heeft in de verf te zetten.) We beginnen met een kennismakingsronde. We gaan de kring rond gaan, ik heb hier een paar puntjes opgeschreven waarover je kan vertellen. Ik zal met mezelf beginnen. Ik ben Elke Piron, 21 jaar en student op de universiteit. Ik heb 2 broers en 1 zus. Ik zit heel vaak, dan niet constant, op het internet voor school en vrienden. Daarnaast heb ik ook een profiel op Facebook. (naam, leeftijd, opleiding, broers/zussen, internetgebruik, lid van een MySpace, Facebook deze items worden op groot blad gezet)
Blok C: internet en SNS
10min
Doel: de deelnemers aan elkaar laten wennen en langzaamaan het onderwerp nauwer maken (privacy issues zijn per definitie persoonlijk). Het gesprek start met het internet en wat ze er allemaal op doen om te focussen op Facebook. Materiaal: flip over/Schoolbord om trefwoorden op te schrijven Uit de voorstelling blijkt al dat we allemaal van het internet houden en vaak Facebook gebruiken. Hoe vaak zitten jullie op Facebook? (1 keer per week, meerdere keren per week, 1 keer per dag, meerdere keren per dag, 1 keer per uur,… ) Hoeveel tijd denk je dat je besteed op Facebook? Je hebt allemaal een balpen gekregen en je mag op het grote papier in het midden van de tafel/flipover/schoolbord, neerschrijven wat je allemaal op Facebook doet. (waarschijnlijk communiceren met vrienden, spelletjes (farmville), foto’s van anderen bekijken) Wat vind je het leukst op Facebook? Waarom vind je dat leuk? (foto’s kijken, spelletjes spelen?) (ingaan op de dingen (comments, post,foto’s, statussen,…) van anderen bekijken)
59
Blok D: privacy start
10min
Doel: er wordt gepeild naar waar de grens ligt voor jongeren inzake privacy inbreuken Wie heeft er al eens in zijn vrije tijd de foto’s van vrienden bekeken? Waarom doe je dat? (waarschijnlijk verveling, nieuwsgierigheid) Wie snuffelt er wel eens op profielpagina’s rondt van iemand anders? Wat kom je dan zoal te weten? (waarschijnlijk relatiestatus, feestjes, mopjes,…) Wat vind je daarvan? Denk je dat anderen ook nieuwsgierig zijn naar jouw foto’s en profielpagina? Waar trek je de lijn? (Wat wil je dat anderen over je weten en wat wil je totaal niet dat anderen van je weten? Bv relaties,…?) Vind je dat anderen het recht hebben om in jouw profiel te neuzen? (deze vraag sluit ook aan bij subjectieve normering, maar past hier ook omdat er in dit deel grenzen worden afgetast) Als ze vervelend zeggen Wat kan je er tegen doen? (Privacysettings invullen) Wie heeft dat al gedaan? Wie heeft deze pagina al eens gezien (screenshot Facebook)
Blok E: privacy als invadee
20min
Doel: Peilen naar welke invasion jongeren aankaarten en belangrijk vinden Wie heeft er wel eens last van spammail? Wat doe je met zo’n mails? Van wie komen die berichten? Hoe denk je zijn die aan uw gegevens gekomen? Naast spammail zijn er natuurlijk ook andere dingen die vervelend zijn op Facebook. Aan wat denken jullie zoal? Zeker ingaan op (indien ze er niet vanzelf op komen, wat sturen) Data verzamelen 60
Wie: anderen, bedrijven, overheid,…? Neuzen om te roddelen IQ en EQ test data Bespioneren van anderen (communicatie) Het je ooit al eens iemand geconfronteerd met iets dat op Facebook verschenen was (in de school, jeugdbeweging,..) Heeft er iemand jou al eens met iets geconfronteerd dat je op Facebook had gezet (in de school, jeugdbeweging,…) Wie voelt er zich wel eens een slachteroffer op internet? Wat voor slachtoffer Pesten, roddel, mopjes,… Wie voelt er zich wel eens een slachtoffer van privacyschending op het internet? ( bv spammail, dreigmails, hackers, ongewenste comments op je prikbord, mensen die dingen over je weten…) En op Facebook?
PAUZE
15min
Blok F: privacy als concept uit Kisselbrugh
20min
Doel: nagaan welk aspect, identiteit, sociaal, relationeel, mediated, autonomie, jongeren het belangrijkste vinden. Materiaal: rode en groene kaartjes We hebben daarnet even nagedacht over wat we vervelend vinden. Nu gaan we nadenken over wat wijzelf belangrijk vinden. We gaan dat doen aan de hand van een klein spelletje. Iedereen krijgt een rode en een groene kaart. Ik ga telkens een vragen wat je het belangrijkst vind. Vind je iets belangrijk dan steek je de groene kaart omhoog, vind je iets niet belangrijk dan steek je de rode omhoog. Telkens als ik de vraag stel doet iedereen zijn ogen toe, zodat iedereen echt zijn eigen gedacht kan zeggen. Eventjes om te oefenen om te zien of iedereen het begrepen heeft. Wat vinden jullie van puntenslijpers? Na elke vraag mag je natuurlijk je ogen weer open doen om te kijken wat jullie geantwoord hebben. Opm: telkens na de vraag wordt er om meer uitleg gevraagd, meer voorbeelden,… Vind je het belangrijk dat je jezelf kan uiten op Facebook zoals je bent? (identiteit) Geef er eens wat voorbeelden van? (waarschijnlijk profielopmaak, foto’s, comments, fanpages,…) Zijn er trends in de dingen die je op je profiel zet? (bv plots zet iedereen er ook zijn religieuze kijk op, of staat iedereen zat op de foto?) Wie vind er dat zijn profiel een goed beeld geeft van zichzelf? Denk je dat dat in privacycontext een probleem kan geven? Zoja welk?
61
Is het belangrijk dat je persoonlijke informatie (leeftijd, geslacht, woonplaats, telefoonnummer, email,…) voor iedereen zichtbaar is? (sociale/seclusion) Wat vind je dat iedereen mag weten van die gegevens? (geslacht, leeftijd, woonplaats, tel., email,…) (zou ik hier willen weglaten omdat dit al aan bod komt in het deel: grensaftasting.) Is Facebook een soort visitekaartje? Zoja, voor wie dan? Is het belangrijk dat iedereen je relatiestatus kan zien? (relationele – intimiteit in (vriendschapsrelaties) Is het belangrijk voor jullie dat je heel veel vrienden hebt? (relaties) Vind je het leuk om iemand anders zijn/haar relatie te volgen? Relaties en vriendschappen beleef je die intens op Facebook? (bijvoorbeeld, geheimen delen via de mailfunctie? Liefdesberichtjes,…?) Zijn foto’s, filmpjes op Facebook belangrijk? (mediated) Vind je het belangrijk om te weten wie wat over je kan zien? (controle) Wie vindt dat iedereen je foto’s mag zien, Wie vindt dat niemand je foto’s mag zien Wie vindt dat alleen bepaalde mensen je foto’s mogen zien? Wie vind dat jijzelf moet kunnen beslissen wie wat ziet? Blok G: ongeschreven regels
15min
Doel: inzicht krijgen in hoe jongeren zich gedragen op Facebook (inleefvraag) We hebben het nu al over van alles gepraat. Nu komt er even een inleefvraag. Stel je bent verliefd en je wilt dat de hele wereld het weet behalve je mama en papa (die nu even voor de gemakkelijkheid ook op Facebook zitten en je vriend zijn). Wie gaat er rekening houden met zijn ouders? Hoe ga je dat precies doen? Hou je rekenen met het soort vrienden dat je hebt, als je een post of een comment maakt op Facebook? (bijvoorbeeld:roddel, iets over een feestje waar je beste vriend expres niet op uitgenodigd was, jij dronken op een foto en oudere broer die je graag pest/plaagt/klikt bij ouders,…) Wie heeft de functie only friends,.. al gebruikt (ter illustratie eens screenshot gebruiken zodat ze de functie herkennen)
62
Wie denkt er soms: oei dit ga ik niet op Facebook zetten want bijvoorbeeld de zoon of dochter van de klastitularis kan dit lezen? Wat post je zoal op Facebook? Waarop let je? Zijn er fanpage rages? (bv: tapijten horen op de grond, niet in je nek, het leven is zoals sprookje, je komt er ook trollen en heksen tegen, als er 5000 leden lid zijn scheren X en Y zich kaal,…) Is het belangrijk om dan ook lid te zijn van die fanpage? Zegt dat iets over jezelf, de spelletjes en de pages waar je fan of lid van bent? Wat is er cool op Facebook, iets wat je gewoon moet doen om er bij te horen? Wat is absoluut not done op Facebook? Wat zijn jouw criteria om iemand toe te voegen als vriend? Hoeveel vrienden heb je? Zijn al je vrienden echte vrienden?
Blok H: privacy revealed
10 min
We zijn bijna aan het einde van de rit. Jullie hebben misschien al wel door waarover dit gesprek ging. We hebben er niet altijd even expliciet over gesproken, maar alles draait om privacy. Als je nu even nadenkt, wat is voor jouw de definities van privacy? Denk je dat jouw privacy beschermt is op Facebook? Waarom wel, waarom niet? Vind je het belangrijk dat je privacy beschermt is? Wat zijn, denk je, de gevolgen van een publiek profiel (dus een profiel waar iedereen op kan) of een profiel van iemand die heel veel van zichzelf bloot geeft voor het latere leven? Wie kan er even uitleggen wat er in december verandert is op privacygebied op Facebook? Wie zijn taak vinden jullie het om de privacy te bewaken en waarom? (als ze de vraag nt begrijpen wat mogelijkheden geven: Jezelf, Ouders,Leerkrachten en school, Overheid, Anderen,…
63
Blok H: Afsluiting
5min
We zijn nu aan het einde gekomen van het gesprek. Na de laatste opdracht mogen jullie vertrekken. Straks mogen jullie me even jullie Facebookpagina laten zien op de computer. De bedoeling is om heel snel naar je privacysettings te gaan kijken. Ik heb een blad gemaakt dat ik snel kan invullen en je mag er steeds bij blijven zitten om mij te controleren. Er is geen foute manier op je privacysettings in te vullen en je moet geen schrik hebben dat ik die informatie ga doorvertellen. Ik zou zelfs niet weten tegen wie ik dat zou moeten doen. Ondertussen krijgen de andere de taak om nog wat te eten en te drinken (het moet op) en nog wat te babbelen alvorens jullie vertrekken. Bedankt voor jullie medewerking. Als er iemand nog vragen heeft mag je die steeds stellen.
Blok I: perceptie Checklist
5 min
Doel: in kaart brengen van de privacysettings van de deelnemers.
64
65
9.
Summary
Social Network Sites (SNS) have been very popular since 2000. Along with the popularity of these sites, like Facebook, MySpace and Netlog, some problems concerning privacy occur. This paper will look deeper into privacy issues on Facebook. Since its start in 2005 privacy on Facebook has decreased. Today privacy on Facebook is an issue in the Flemish newspapers. Since the beginning of 2010 already more than 20 articles on Facebook and privacy have appeared. Not only newspapers but also the scientific world is fascinated by privacy on SNS. Witness of these are the many researchers working on youth and SNS (Boyd, 2008b), privacy and SNS (Debatin, Lovejoy, Horn & Hughes, 2009) or openness on SNS (Tufekci, 2008). The great interest in the theme of privacy of youngsters on SNS can be explained by the vulnerable position of youngsters and on the other hand the ability of Facebook to determine how to set privacy settings. The business model of Facebook is based on the assumption of information exchange, whereas the user expects a minimum of protection of his or her data. Clearly there is a great need for more knowledge of the conception of privacy of youngsters on Facebook. It is important to know how the youth handles privacy, if there exist some unwritten social rules about privacy on SNS and if youngsters do protect themselves as well as the think they do. The main goal of this research is to gain insights in how youngsters speak and think about privacy on Facebook so the communication to them can be optimized. Trough a qualitative investigation and the use of focus group interviews with youngsters between 14 and 15 years old, this research aims to find the answers to the following questions: “ Are there unwritten rules concerning privacy on Facebook?”, “How do youngsters describe privacy?” and “Are their privacy settings in accordance with their speech”. Privacy is a complex issue with different meanings through time. Many essays were written about privacy before the breakthrough of SNS. So new insight could be useful. To answer these questions this research focuses on the theories of two authors, namely Kasper (2005) and Kisselburgh (2008) about different aspects of privacy: identity, relational, social, mediation, autonomy, cultural and discursive features. The cultural aspect is not useful in this investigation, so it will be dropped. Privacy and identity is about how youth constructs its identity through disclosure on Facebook. Relational in this research is the quality of the bonds the users have with their friends. Social therefore says something about the network of the user or the number of friends. Autonomy is about control of information and mediation focuses on how external factors influence our privacy settings. In this case these factors are the technology and possibilities offered by Facebook. Kasper on the other hand uses a different perspective namely that of the invasion of privacy. She puts the invadee at the center of her attention. Three major types of invasions of privacy exists: extraction of data, observation and intrusion. Every type has three subtypes: extraction contains stockpiling, disclosure and inner-state. Observation can be physical, communicative or behavioral and intrusion can be sensory, bodily or about autonomy. These two approaches help to answer the research questions. First of all I will discuss the overall results concerning the questions of this research, which was the study of the language used by youngsters when talking about privacy on Facebook. They find it particularly difficult to speak about privacy. It is a complex phenomenon and they just cannot find the right words to express themselves. So not many metaphors are found concerning privacy. Therefore one can conclude that youngsters are still searching to define the situation on Facebook. The second question is about the perception of privacy. Therefore the researcher developed the mean visibility scale (MVS) of profiles of the participants of the research. Based on information from Facebook there was also an MVS calculated for the site. When comparing the MVS one finds that in this research the profiles of the youngsters are less visible to the main public than Facebook advises. When making the difference between information about the person and contact information it is found that although the information is still less visible than Facebook wants, the information concerning the person is more open to the public than contact information on a significant level. This is an interesting finding because in the focus group interviews nobody remembered setting their privacy or could recognize the privacy settings on Facebook on a print 66
screen. The last question concerns the unwritten rules about privacy on Facebook. The group interviews revealed that not all information has the same status, compare information about a person and contact information. Moreover their knowledge about privacy on Facebook is very limited. Many of them had a Netlog profile before they entered Facebook. The experiences on Netlog determine their answers. Another remarkable thing was the mix of online and offline life. The two get intertwined. Someone who is teased at school will also be teased on Facebook. The youngsters in this research are mainly concerned about the more visible aspects of invasions of privacy. They often feel observed, but only when the observer leaves a comment. The youngsters had not had a bad experience concerning privacy on Facebook yet, although they know people who are a victim of privacy invasions. Mostly it concerns situations which happened in real life that continue on Facebook. In conclusion one may youngsters find control of information very important but there are signs in their language of a free personal space which can be invaded. This finding is new and should be researched further. The MVS confirms the speech of youngsters when speaking about privacy on Facebook, but when privacy settings are shown, they will not recognize them. The attitude of youngsters concerning privacy on Facebook is one of insecurity and artlessness, probably because of a lack of information. Limitations of this research concern mainly the Mean Visibility Score (MVS) and the method used for the purpose of this research. The data used to calculate the MVS did not contain all privacy settings of a profile since Facebook gives only advise on limited settings. Therefore the MVS scores are very general and need more specification. Also the use of MVS is limited because it is strongly dependent the settings on Facebook. Changes in these settings will change the value of MVS. Secondly one of the purpose of this research was to look into the language youngsters use while speaking of privacy on Facebook. Focus group interviews give a lot of information about the subject but may cause participants not to speak freely because of peer pressure. In depth interviews will be useful because more attention to language and expressions are possible. I would like to finish with some advise Soltren and Jones (2005, p. 34) gave in 2005. Although since than many chances are made on Facebook concerning privacy issues, the advise is still very useful. “We strongly advise all Facebook users to restrict access to their profiles, to not post information of illegal or policy-violating actions onto their profiles, and to be cautious with information they make available.”
67
10. Biografie In 2006 startte ik aan de universiteit. Ik koos voor communicatiewetenschappen. De uitdagingen waar een eerste jaartje voor staat: de eerste stappen in een zelfstandig leven en de intellectuele uitdaging doorstond ik zonder al te veel problemen. Daarom besloot ik om nog enkele vakken extra op te nemen in het tweede en het derde jaar: namelijk economie en internationale politiek sinds 1945. Na mijn eerste jaar twijfelde ik tussen politieke wetenschappen of communicatiewetenschappen. Mijn keuze om toch verder te gaan in communicatie is gebaseerd op mijn geloof dat deze richting veel mogelijkheden biedt na het afstuderen. Dat verklaart mijn keuze voor de politieke vakken. Ook in mijn masterjaar Bedrijfscommunicatie volgde ik een extra vak: politieke marketing. De bachelor jaren sloot ik af in de richting media en samenleving, met een stage bij Woestijnvis als hoogtepunt. Met de master in Bedrijfscommunicatie besloot ik de andere, meer strategische richting uit te gaan. Ook hier stond een stage op het programma, één van de redenen om voor Bedrijfscommunicatie te kiezen. Werken bij Field communication, een full service communicatie bedrijf gericht op de agrarische wereld was een plezier. Het hoogtepunt van deze stage was het ifaj World congress in april 2010 in Oostende. Na het behalen van het diploma master in Bedrijfscommunicatie trek ik naar Engeland om er me een jaar te verdiepen in politieke communicatie. Ik kijk uit naar dit jaar en verwacht dat mijn ervaring uit de master Bedrijfscommunicatie een enorm voordeel zal zijn. Voor de toekomst hoop ik dat ik, de dingen die ik in het verleden graag deed, kan blijven doen. De wereld ontdekken, duiken en nieuwe uitdagingen aangaan.
68