Prijs en winst
6
In dit hoofdstuk worden de volgende rekenvaardigheden behandeld: 6.1 Prijs per standaardhoeveelheid 6.2 Verkoopprijs en consumentenprijs 6.3 Omzet, inkoopwaarde, bruto- en nettowinst 6.4 Afschrijving 6.5 Kostprijsberekeningen (in een productiebedrijf) 6.6 Btw afdragen Maak de test en ontdek bij welke onderdelen je nog uitleg nodig hebt en moet oefenen.
Test Prijs per standaardhoeveelheid 1 Mevrouw Sokban koopt een pak waspoeder van 700 gram voor € 4,35. Reken uit wat de prijs per 1.000 gram waspoeder is. 2
Quinten koopt een pak hagelslag van 250 gram voor € 1,30. Hij kan ook een pak nemen waar 500 gram in zit. Dat kost € 2,50. Met welk pak is hij het voordeligst uit?
3
Voor een bezoek aan het zwembad in Hogevelde betaal je € 4,50. Met een voordeelpas hoef je per keer maar één euro te betalen. De voordeelpas zelf kost € 45 per jaar. Nienke gaat samen met haar vriendin eens in de twee weken zwemmen. Laat met een berekening zien of het voor haar voordeliger is om een voordeelpas aan te schaffen of niet.
Verkoopprijs en consumentenprijs 4 Een witgoed zaak koopt wasmachines in voor € 305. Deze zaak verhoogt de inkoopprijs met 35% brutowinst. Bereken de verkoopprijs van een wasmachine. 5
Berk heeft aan huis een internetwinkel in gezondheidsproducten. Hij verkoopt onder andere multivitaminetabletten voor € 14,36. De inkoopprijs is € 10,96. a Bereken de brutowinst. b
Bereken het bruto winstpercentage.
Omzet, inkoopwaarde, bruto- en nettowinst 6 Mariska verkoopt kinderkleding. Ze koopt T-shirts in voor € 1,10 per stuk. De verkoopprijs van de T-shirts is € 4,95 per stuk. Gemiddeld verkoopt ze in een week 115 T-shirts. Bereken de gemiddelde omzet per week van de T-shirts.
7
Een groothandel in diervoeders verkoopt een zak hondendiner voor € 20,20 per stuk. Deze week verkoopt hij 1.400 zakken. De inkoopprijs van de zakken voer is € 9,86 per stuk. a Bereken de omzet van de zakken hondendiner deze week. b
Bereken de inkoopwaarde van de zakken hondendiner deze week.
8
Een groothandel in sanitair verkoopt in een maand 42 douchecabines voor € 735 per stuk. De inkoopwaarde van douchecabines is in totaal € 24.696. Bereken hoeveel de brutowinst deze maand is.
9
Groothandel Horst handelt onder andere in stapelkratten voor opslag in magazijnruimten. De afgelopen maand haalt de groothandel met zijn kratten een omzet van € 29.160. De inkoopwaarde ervan was € 20.088. De inkoopprijs is € 3,72 per stuk. a Bereken de afzet in de afgelopen maand. b
10
Bereken de verkoopprijs per krat.
Een potgrondhandel heeft in een maand een omzet van € 45.879. De inkoopwaarde van de verkochte potgrond was € 36.704. De bedrijfskosten zijn per maand € 6.327. a Bereken de brutowinst. b
Bereken de nettowinst.
Afschrijving 11
Een restaurant heeft een keukeninrichting ter waarde van € 50.000. Deze keukeninrichting wordt in vijftien jaar afgeschreven. De restwaarde ervan is daarna nog € 5.000. Bereken de afschrijving per jaar.
12
Henk begint een tuiniers bedrijfje. Hij schaft hiervoor een tweedehands pickuptruck aan voor € 2.352. Hij schrijft de truck in zes jaar af. De jaarlijkse afschrijving bedraagt € 342. Bereken de restwaarde van de truck na die zes jaar. Een tuinder breidt zijn bedrijf uit. Hij schaft een nieuwe kas aan voor € 900.000. Hij schrijft de kas in 15 jaar volledig af. Tegen die tijd kost een vergelijkbare kas € 1.035.000. a Bereken de jaarlijkse afschrijving op basis van de toekomstige aanschafprijs.
13
b
Hoeveel procent zou de tuinder te kort komen als hij de kas over 15 jaar vervangt en hij zou de afschrijving berekend hebben op basis van de huidige aanschafprijs?
Kostprijsberekeningen (in een productiebedrijf) 14 Voor de productie van 30 zonnebrillen maakt een bedrijf de volgende kosten: materiaal € 223, lonen € 196, afschrijving € 300 en overige kosten € 31. Bereken de kostprijs van één zonnebril. 15
De productie van'50 rugzakken zorgt voor totaal € 922,50 productiekosten. De winst op één rugzak is € 12,20. Bereken de verkoopprijs van een rugzak.
16
Schoenenfabrikant Goostra produceert 200 paar slippers in een week. De totale productiekosten in die week zijn € 2.370. De verkoopprijs van een paar slippers is € 39,95. Bereken de winst van een paar teenslippers.
Btw afdragen 17 De supermarkt verkoopt een flacon wasmiddel voor € 3,29 (exclusief 21% btw). De inkoopprijs ervan is€ 1,89 (exclusief btw). Bereken welk bedrag aan btw de winkelier per flacon moet afdragen aan de belastingdienst. 18
Mitch verkoopt tuinfakkels voor € 1,19 inclusief btw. Deze fakkels heeft hij ingekocht voor € 0,64 (exclusief 21% btw). Welk bedrag moet Mitch per fakkel aan de belastingdienst afdragen?
Na de test Nu ga je de test controleren. Het antwoordmodel van de test zit als een los document bij de rekenmodules. Elk onderdeel is in een apart gedeelte weergegeven. Als na het nakijken blijkt dat je bij een gedeelte meer dan de helft van de vragen fout hebt dan moet je in de paragrafen die na de test komen verder aan de slag. Onderdeel 1 correspondeert met paragraaf 6.1, onderdeel 2 correspondeert met paragraaf 6.2, enzovoort..
6.1 Prijs per standaardhoeveelheid Uitleg Als je de prijzen van producten met elkaar wilt vergelijken, moet je de prijs omrekenen naar een zelfde hoeveelheid. Voorbeeld In de winkel staat een pak hondenbrokken van 300 gram voor € 1,98. Verderop in het schap staat een pak hondenbrokken van 1.000 gram voor € 6,50. Om de prijzen te vergelijken rekenen we de prijs van 300 gram om naar een prijs per 1000 gram. Je kunt hiervoor een verhoudingstabel gebruiken: Schrijf op de ene regel het gewicht en op de andere regel het bijbehorende bedrag. Neem als tussenstap 1 gram. Om te komen van 300 gram naar 1000 gram deel je door 300 en vermenigvuldig je met 1.000. Dezelfde bewerking pas je toe op de prijs. Reken in één keer door, zonder tussenantwoord te noteren: € 1,98: 300 x 1000 = € 6,60. Het pak hondenbrokken van 1000 gram blijkt net iets voordeliger te zijn.
: 300 Gewicht €
300 gram € 1,98
: 1000 1 gram …….
: 300
1000 gram € 6,60 : 1000
Oefenen 1 Zonnebrandcrème kost € 2,69 voor een flacon van 150 ml. Voor een flacon van 400 ml betaal je € 5,98. Welke flacon is voordeliger? a Reken met een verhoudingstabel de prijs per 1000 ml uit van de kleine flacon. b Reken ook de prijs per 1000 mi uit voor de grote flacon. 2
Voor een zak koffiepads van 18 stuks van een A-merk betaal je in de supermarkt € 2,35. Het huismerk verkoopt koffiepads in zakken van 24, waarvoor je € 2,56 betaalt. a Bereken van beide merken de prijs per stuk. b
3
Welk merk is het voordeligst?
De Consumentenbond heeft blikken ananas onderzocht. Niet alleen de smaak, maar ook de inhoud en de prijs verschillen van elkaar. Reken de prijs per 1000 gram uit van elk merk. Merk
Prijs
Gewicht
C1000 AH Del Monte
€ 0,49 € 0,85 € 1,20
567 gram 432 gram 560 gram
Prijs per 1000 gram
4
Marley heeft een abonnement op de Fancy. Ze betaalt per jaar € 58,50. Haar vriendin Kim koopt het blad elke twee weken los. Losse nummers kosten € 2,25. Laat met een berekening zien wat voordeliger is: een abonnement of losse nummers kopen.
5
De familie Bosman is geabonneerd op een krant. Per kwartaal kost het abonnement € 72,50. Buurman Franken vindt dat te duur. Hij koopt de krant dagelijks bij de kiosk. Voor een los nummer betaalt hij € 1,25. Op zaterdag is de krant iets duurder: dan betaalt hij € 2,20. Bereken wat de krant per week kost voor de familie Bosman en wat buurman Franken per week betaalt.
6
Slagerij Van der Ven heeft een aanbieding van boterhamworst: 150 gram voor € 0,98. In de supermarkt betaal je voor 250 gram boterhamworst € 1,49. Bereken hoeveel de prijs per kilo in de supermarkt lager is dan bij de slager.
7
Een schrijfblok met 100 vel papier kost in de kantoorboekhandel € 1,75. Het warenhuis heeft een aanbieding: drie schrijfblokken voor € 4,25. Deze schrijfblokken hebben 80 vel per stuk. Laat met een berekening zien waar een schrijfblok liet voordeligst is. (Kies zelf of je de prijs·per 100 vel papier berekent of dat je een andere hoeveelheid neemt.)
8
In de supermarkt betaal je voor een flesje bier met een inhoud van 30 cl € 0,59. Voor een pak met 6 blikjes bier van 25 cl betaal je € 3,98. a Reken uit wat bier uit een flesje per liter(= 100 cl) kost.
b 9
Bereken de literprijs voor bier uit blik.
Bij Jumbo is de cola van anderhalve liter in de aanbieding van € 1,12 voor € 0,89. Bij CIOOO kost een tweeliterfles cola van hetzelfde merk € I ,49. C I 000 heeft de cola nu in de reclame: drie flessen halen, twee betalen. a Bereken de aanbiedingsprijs per liter bij de Jumbo. b
Bereken de prijs per liter bij CIOOO tijdens de reclameactie.
6.2 Verkoopprijs en consumentenprijs Uitleg Een winkelier koopt producten in bij een groothandel. Het bedrag dat de winkelier aan de groothandel betaalt, noem je de inkoopprijs. In de winkel verkoopt de winkelier zijn producten tegen een hogere prijs dan hij er zelf voor heeft betaald bij de groothandel. Hij wil immers winst maken. De verkoopprijs bereken je door de inkoopprijs te verhogen met de brutowinstmarge. Formule
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Voorbeeld Een winkelier koopt bij een groothandel cd's voor € 17,15 per stuk. Dit is de inkoopprijs. Hij berekent per cd een brutowinst van 40% over de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs. Inkoopprijs € 17,15 Brutowinst 40% van € 17,15 € 6 86 + Verkoopprijs € 24,01 Als je een artikel in een winkel koopt, betaal je de consumentenprijs. De consumentenprijs is de verkoopprijs verhoogd met de btw. Formule
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Voorbeeld De winkelier had per cd een verkoopprijs van € 24,01 berekend. Als hij de cd aan een klant verkoopt, moet hij daar nog 21% btw bij doen. Bereken de consumentenprijs. Verkoopprijs exclusief btw € 24,01 Btw 21% x € 24,01 € 5,04 + Consumentenprijs € 29,05
Om te onthouden Inkoopprijs Brutowinstmarge Verkoopprijs Btw Consumentenprijs
+ +
Oefenen 1 Bereken in de volgende gevallen de brutowinst en de verkoopprijs. Inkoopprijs Brutowinstmarge in % van de inkoopprijs
Brutowinst
Verkoopprijs
€ 3,50 € 17,45 € 30,80 € 801,50 € 429,00 € 1.356,75
€ € € € € €
€ € € € € €
60% 45% 65% 72% 66% 68%
2
Geeske staat ieder dinsdagochtend en zaterdag op de markt met fournituren. Ze koopt alles in bij de groothandel. Ze betaalt dan € 3,54 voor een rits van 75 centimeter en € 2,40 voor een rits van 40 centimeter. Over de ritsen van 75 centimeter berekent ze 20% brutowinst en over de ritsen van 40 centimeter berekent ze 25% brutowinst. Bereken de verkoopprijzen van de ritsen.
3
Willemijn verkoopt kettingen en armbanden. De verkoopprijs van een ketting is € 9,95 en van een armband € 7,50. De brutowinst per ketting is € 5,50 en per armband € 4,75. Bereken de inkoopprijs van de kettingen en armbanden.
4
Bereken in de volgende gevallen het bedrag aan btw en de consumentenprijs.
5
Verkoopprijs (exclusief btw)
Btw
Btw-bedrag Consumenten prijs
€ 24,00 € 87,10 € 185,32 € 754,45 € 1.105,25 € 1.428,80
21% 21% 6% 6% 21% 6%
€ € € € € €
€ € € € € €
De verkoopprijzen op de internetsite van tablettenfabrikant Berk zijn exclusief btw. De inkoopprijs van multi vitaminetabletten is € 6,45. De brutowinstmarge is 55% van de inkoopprijs. De btw is 19% van de verkoopprijs exclusief btw. a Bereken de verkoopprijs exclusief btw van de multi vitaminetabletten. b
Bereken de consumentenprijs van de multivitaminetabletten.
6
7
Killian is eigenaar van een elektronicawinkel Hij heeft een partij mp3-spelers gekocht. Hij heeft voor de mp3-spelers bij de groothandel € 23,50 per stuk betaald. Hij rekent met een brutowinstmarge van 60%. Over de verkoopprijs moet hij aan de klant 19% btw berekenen. a Bereken de brutowinst per mp3-speler. b
Bereken de verkoopprijs (exclusief btw) van een mp3-speler.
c
Bereken de consumentenprijs van een mp3-speler.
Leendert heeft een groentekraam op de markt. Bij een groothandel koopt hij kistjes tomaten van 6 kilo in voor € 2,70. De tomaten verkoopt hij in zijn marktkraam met een brutowinstmarge van 80%. Voor de klant komt daar nog 6% btw bovenop. a Bereken de verkoopprijs (excl. btw) per kilo tomaten. b
Bereken de consumentenprijs van een kilo tomaten.
6.3 Omzet, inkoopwaarde, bruto- en nettowinst Uitleg De omzet is het totaalbedrag dat een winkel ontvangt door de verkoop van producten. Een ander woord voor omzet is verkoopwaarde of opbrengst van de verkopen. De hoogte van de omzet wordt bepaald door de afzet en de verkoopprijs. De afzet is het aantal producten dat je verkoopt. Formule
Omzet = afzet x verkoopprijs
De producten die de winkelier verkoopt, heeft hij eerst moeten inkopen. Het totaalbedrag dat de winkelier daarvoor betaalt, noem je de inkoopwaarde van de omzet. De hoogte van de inkoopwaarde wordt bepaald door de afzet (aantal) en de inkoopprijs. Formule
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde is de brutowinst. Van de brutowinst moeten nog alle bedrijfskosten betaald worden, bijvoorbeeld lonen, reclamekosten, vervoerskosten en verzekeringspremies. Wat overblijft, is de nettowinst. Formule
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten Om te onthouden Omzet Inkoopwaarde Brutowinst Bedrijfskosten Nettowinst
+ +
Voorbeeld Karlijn heeft een bloemenwinkel. In een maand heeft zij een opbrengst van € 2.589,56. Karlijn kocht de bloemen in voor € 1.156,80. De andere bedrijfskosten in die maand waren € 642,71. Wat is haar nettowinst? Omzet € 2.589,56 Inkoopwaarde € 1.156.80 Brutowinst € 1.432,76 Bedrijfskosten € 642,71 Nettowinst € 790,05
Oefenen 1 Bereken de omzet, inkoopwaarde en brutowinst in onderstaande tabel. Afzet
Verkoopprijs Omzet
Inkoopprijs
Inkoopwaarde Brutowinst
50 200 80 105 1800
€ 15,00 € 7,75 € 50,00 € 3,50 € 10,35
€ 9,00 € 4,55 € 35,00 € 1,75 € 4,69
€ € € € €
€ € € € €
€ € € € €
2
Een groothandel in diervoeders koopt een zak hondendiner in voor E 13,90 per zak. Gemiddeld verkoopt de groothandell600 zakken hondendiner per week. Bereken hoe hoog de inkoopwaarde van de zakken hondendiner gemiddeld per week is.
3
Een internet sportzaak verkoopt keepershandschoenen voor € 40 per paar (exclusief btw). De sportzaak verkocht afgelopen jaar 678 paar. De sportwinkel betaalde hiervoor aan zijn leverancier € 22,20 per paar. a Bereken de omzet van de sportzaak in dat jaar. b
4
5
Bereken de brutowinst van de sportzaak in dat jaar.
Een bloemenwinkel verkoopt in de week voor Moederdag 1350 boeketten voor een gemiddelde prijs van € 12,50 (excl. btw). De inkoopwaarde van de boeketten was € 8.000. De bedrijfskosten waren in die week € 3.780. a Bereken de omzet van de bloemenwinkel in die week. b
Bereken de brutowinst van de bloemenwinkel in die week.
c
Bereken de nettowinst van de bloemenwinkel in die week.
Bereken de brutowinst en nettowinst uit onderstaande tabel.
Omzet
Inkoopwaarde
Brutowinst
Bedrijfskosten Nettowinst
€ 2.523,00 € 1.547,50 € 7.365,85 € 14.214,00 € 1.121,77
€ 7.500,00 € 450,80 € 2.000,50 € 4.125,99 € 490,75
€ € € € €
€ 1.506,50 € 985,66 € 4.455,00 € 8.125,50 € 531,41
€ € € € €
6
Kopspijkers Kwasten, een groothandel in kwasten, heeft het afgelopen jaar een omzet behaald van € 18.944.125. De inkoopwaarde van de kwasten was € 6.631.994. De bedrijfskosten in dat jaar waren € 7.054.896. Bereken voor deze groothandel de brutowinst en de nettowinst.
7
Een groothandel in postverwerkingsmachines heeft in een jaar een omzet van € 17.481.085. De inkoopwaarde van deze machine is van € 5.924.663.
a
Bereken de brutowinst in dat jaar.
De groothandel had, naast de inkoopwaarde, nog andere kosten. De eigenaar betaalde € 6.500.558 aan lonen, € 283,521 aan afschrijvingen en € 3.024.421 aan overige kosten. b Bereken de totale bedrijfskosten. c Bereken de nettowinst. 8
Dhr. Serkei verkoopt een speciaal ontworpen transportmiddel, de Trooper-mover. Deze rnover koopt hij in voor € 1.560 per stuk. Het afgelopen jaar heeft hij er 26 verkocht voor € 2.799 per stuk. Zijn bedrijfskosten waren het afgelopen jaar totaal € 36.790. a Bereken de omzet b
Hoeveel is de nettowinst?
6.4 Afschrijving Uitleg Door het gebruik van kapitaalgoederen worden deze steeds minder waard. Deze waardevermindering noem je afschrijving. Formule afschrijving per jaar=
aanschafprijs aantal gebruiksjaren
Voorbeeld Een bakkerij schaft een deegmachine aan van € 37.600. De machine wordt 8 jaar gebruikt. De afschrijving per jaar is: € 37.600 8= € 4.700 Op het moment dat een afgedankt kapitaalgoed wordt vervangen, kan het nog geld opbrengen. De waarde daarvan op het moment van vervanging noem je de restwaarde. Als je rekening houdt met de restwaarde, verandert het bedrag van de afschrijving. Formule Afschrijving per jaar
aanschafprijs - restwaarde aantal gebruiksjaren
Voorbeeld Stel dat de deegmachine uit het vorige voorbeeld na 8 jaar nog een restwaarde heeft van € 2.800, dan wordt de afschrijving per jaar: € 37.600 - € 2.800 € 34.800 8 = 8 = € 4.350 Bedrijven doen er verstandig aan om elk jaar het bedrag van de afschrijving apart te zetten, te reserveren. Zo sparen ze geld waarmee ze later het kapitaalgoed kunnen vervangen. Maar de kans is groot dat over een aantal jaren de prijs van een nieuw kapitaalgoed gestegen is. In dat geval is het beter om de afschrijving te berekenen op basis van de toekomstige aanschafwaarde. Formule Afschrijving per jaar Voorbeeld
Toekomstige aanschafprijs - restwaarde aantal gebruiksjaren
De bakker verwacht dat een nieuwe deegmachine over 8 jaar € 45.000 kost. Hij gaat uit van dezelfde restwaarde. De afschrijving per jaar wordt dan: € 45.000- € 2.800 €42.200 8 = 8 = € 5.275
Oefenen 1 Schildersbedrijf AllRound schaft voor de administratie een computer aan voor € 2.100. Over 3 jaar is deze computer niets meer waard. Bereken de afschrijving per jaar. 2
Schoonheidssalon Body & Beauty heeft een hypermoderne behandelstoel gekocht. De stoel gaat naar verwachting twaalf jaar mee en het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is € 249,50. Bereken de aanschafwaarde van de stoel.
3
Jenny begint een kapsalon aan huis. Ze schaft hiervoor een kappersstoel aan van € 892,50. Dit type kappersstoel gaat tien jaar mee. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
4
Duivensportvereniging Mijn Duifje heeft voor de registratie van wedstrijdgegevens een computer gekocht voor € 1.900. De penningmeester van de vereniging gaat uit van een levensduur van 3 jaar. Daarna heeft de computer nog een restwaarde van € 100. Bereken de jaarlijkse afschrijving.
5
Gizem opent in haar woonplaats een Turks badhuis. Ze plaatst onder andere twee stoomcabines van € 5.990 per stuk. Volgens de leverancier gaan deze bij goed onderhoud vijftienjaar mee en hebben ze daarna nog een restwaarde van in totaal € 400. Bereken de jaarlijkse afschrijving van de twee stoomcabines samen.
6
Schildersbedrijf Woltjer schaft drie verschillende nieuwe ladders aan. De aanschafprijzen van de ladders zijn € 520, € 856 en € 951. De heer Woltjer vervangt iedere zes jaar zijn ladders. De restwaarde van de drie ladders samen is dan € 930. Bereken de jaarlijkse afschrijving de drie ladders.
7
Candan geeft al een tijdje belastingadviezen. Hij besluit een eigen belastingkantoor te openen en schaft hiervoor een complete kantoorinrichting aan ter waarde van € 12.850. Na tien gebruiksjaren is de restwaarde € 1.500. a Bereken de jaarlijkse afschrijving. De accountant van Candan zegt dat hij de kantoorinrichting beter kan afschrijven op basis van de aanschafprijs over tien jaar. De verwachting is dat een nieuwe kantoorinrichting over tien jaar € 18.000 kost. b Bereken de jaarlijkse afschrijving op basis van de toekomstige aanschafprijs.
8
Sylva koopt voor haar diëtistenpraktijk een aantal roldeurenkasten met een totale aanschafwaarde van € 640. Ze verwacht dat ze acht jaar meegaan. Ze leveren dan nog € 200 op. Nieuwe kantoorkasten kosten tegen die tijd naar verwachting € 800. Bereken de jaarlijkse afschrijving op basis van de toekomstige aanschafprijs.
9
Hondenpension De Toren koopt een aantal nieuwe kennels voor een totaalbedrag van € 6.000. De eigenaar berekent de jaarlijkse afschrijving op € 500. Bereken het aantal gebruiksjaren waarvan het hondenpension is uitgegaan.
10
Pieter koopt voor in zijn cd-winkel een kassasysteem ter waarde van € 8.700. Hij gaat uit van 8 gebruiksjaren. Na 8 jaar is het kassasysteem nog € 700 waard. a Bereken de jaarlijkse afschrijving. b Hoeveel is het kassasysteem nog waard na 5 jaar?
6.5 Kostprijsberekeningen (in een productiebedrijf) Uitleg De kostprijs van een product bestaat uit de totale kosten die gemaakt worden voor het produceren van het product. Voorbeelden van kosten zijn: loonkosten, materiaalkosten en afschrijvingen. Om de kostprijs per product te berekenen deel je de totale kosten door het aantal producten. (In deze paragraaf laten we de btw buiten beschouwing.) Formule Kostprijs per stuk =
totale productiekosten aantal producten
Voorbeeld De eigenaar van een fabriek dat relatiegeschenken maakt berekent de kostprijs van Tshirts. Voor de productie van 1000 T-shirts met opdruk maakt het bedrijf de volgende kosten. Materiaalkosten € 1.525 Loonkosten € 625 Afschrijvingen € 400 Overige kosten € 150 + Totale productiekosten € 2.700 voor 1000 T-shirts
De kostprijs per T-shirt is dan
€ 2.700 1000
= € 2, 70
Het bedrijf wil winst maken. Door de kostprijs te verhogen met winst kun je de verkoopprijs berekenen. Formule Verkoopprijs = kostprijs + winst Voorbeeld Het bedrijf wil met de verkoop van 1000 T-shirts in totaal € 4.000 winst maken. De winst per T-shirt wordt dan € 4.000: 1000 = € 4,00 Verkoopprijs= € 2,70 + € 4,00 = € 6,70
Oefenen 1 Een fabrikant van tegels maakt voor de productie van 5000 tegels de volgende kosten: loon € 5.000 afschrijvingen € 2.000 materiaal € 2.200 overige kosten € 800. a Bereken de totale kosten b
Bereken de kosten per tegel.
2
Het bedrijf SesamOil produceert flessen sesam olie. De kostprijs van 1 fles olie is € 2. Voor de productie van 1000 flessen olie maakt het bedrijf de volgende kosten: materiaal € 1.200 afschrijvingen € 600 lonen € 600 overige kosten € ? Bereken het bedrag van de overige kosten.
3
Bal & co produceert onder andere voetballen. Dit bedrijf produceerde vorig jaar 1.000.000 voetballen. Het bedrijf had de volgende kosten: lonen € 1.150.000 afschrijvingen € 900.000 materialen € 1.200.500 overige kosten € 209.500. Het bedrijf berekende een totale winst van € 3.000.000. Bereken de verkoopprijs per voetbal.
4
Een producent maakt strandstoelen tegen een kostprijs van € 24,35 per strandstoel. In een maand produceert het bedrijf 480 stoelen. De totale winst in die maand was € 19.968. Bereken de verkoopprijs per strandstoel.
5
De heer Van Asten heeft een fabriek waar tuinmeubelen gemaakt worden. Een van de tuinmeubelen in het assortiment is een tuinbank gemaakt van steigerhout. Om deze tuinbank te maken heeft Van Asten de volgende kosten: materiaalkosten € 42 loonkosten € 87 diverse kosten € 34. a Bereken de kostprijs van een tuinbank. Van Asten heeft berekend dat er in een bepaalde periode 167 tuinbanken gemaakt worden. In die periode heeft de fabriek op de tuinbanken een winst gemaakt van totaal € 8.851. b Bereken de verkoopprijs van een tuinbank.
6
De verkoopprijs van een tuinlamp is € 15,75. Om 100 lampen te maken zijn de volgende kosten gemaakt: lonen € 652 afschrijvingen € 27 materialen € 264 overige kosten € 52 Bereken de winst per tuinlamp.
8
De verkoopprijs van de vissenkommen die de glasverwerkingsfabriek levert, wordt berekend door de kostprijs te verhogen met 40% per kom. Om 30 vissenkommen te maken heeft de fabriek de volgende kosten: 1,2 arbeidsuren à € 29 per uur materiaalkosten 0,9 kilo glas à € 68 overige kosten € 75. Bereken de verkoopprijs van 1 vissenkom.
7
Por Shops levert toonbanken aan winkels. Voor het maken van één toonbank zijn nodig: 2,5 arbeidsuren à € 27 per uur materiaalkosten zijn € 188 per toonbank. afschrijvingskasten € 81 overige kosten € 91 Por Shops rekent een verkoopprijs van € 425 per toonbank. Hoeveel winst of verlies levert de verkoop van een toonbank op?
9
In een fabriek worden opblaasboten gemaakt. In de productie van één opblaasboot zitten de volgende kosten: arbeid 0,6 uur à € 27 materiaal € 8,50 afschrijvingskasten € 13 overige kosten € 15. Door de aanschaf van een nieuwe machine veranderen de kosten: de afschrijvingskasten worden 10% hoger, maar het aantal arbeidsuren wordt gehalveerd. De andere kosten blijven hetzelfde. De winst per boot is € 28. Bereken de vetkoopprijs van een opblaasboot na de aanschaf van de nieuwe machine.
6.6 Btw afdragen Uitleg De btw (belasting toegevoegde waarde) is een algemene verbruiksbelasting op vrijwel alle goederen en diensten. Leveranciers berekenen de btw door in de prijs van het product dat zij verkopen. De btw die een leverancier over zijn omzet ontvangt, moet hij afdragen aan de belastingdienst. Hiervan mag hij de btw aftrekken die hij zelf heeft betaald over de ingekochte producten. Formule Af te dragen btw = ontvangen btw - betaalde btw Voorbeeld Een bloemenhandelaar verkoopt zijn boeketten voor € 10 per stuk exclusief btw. De inkoopprijs van de boeketten was € 7 per stuk exclusief btw. Hoeveel btw moet de bloemenhandelaar per boeket aan btw afdragen? Van de klant ontvangen btw 21% van€ 10 = Bij inkoop betaalde btw 21% van € 7 = Af te dragen btw
€ 2,10 € 1,47€ 0,63
De afkorting btw staat voor: belasting over de toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs. Je kunt het bedrag dat de winkelier moet afdragen aan de belastingdienst ook berekenen met het btw percentage over de toegevoegde waarde. Formule Af te dragen btw = % btw x (verkoopprijs - inkoopprijs) Voorbeeld De af te dragen btw uit het voorbeeld hierboven kun je ook als volgt berekenen: Verkoopprijs € 10 Inkoopprijs € 7Toegevoegde waarde € 3 Af te dragen btw: 0,21 x € 3 = € 0,63
Oefenen 1 Bereken in onderstaande tabel de btw over de verkoopprijs, de btw over de inkoopprijs en de af te dragen btw. Verkoopprijs 21% BTW
Inkoopprijs
21% BTW
€ 10 € 39 € 685 € 1.558 € 17.150
€ 7 € 25 € 452 € 1.041 € 11.387
€ € € € €
€ € € € €
Af te dragen btw € € € € €
2
Sjors verkoopt tijdschriften. De inkoopprijs van het blad Day by day is € 2,05 (exclusief 21% btw). Sjors verkoopt dit blad voor € 4,95 (inclusief € 0,79 btw) aan zijn klanten. Bereken welk bedrag aan btwSjorsper tijdschrift moet afdragen aan de belastingdienst.
3
Een winkelier koopt deurmatten in voor € 12 per stuk (exclusief 21% btw). Hij verkoopt de matten voor € 17,50 (inclusief 21% btw). a Bereken het bedrag aan btw dat in de verkoopprijs verwerkt zit. b
Welk bedrag aan btw moet de winkelier afdragen aan de belastingdienst?
4
Lucia verkoopt armbanden van E 8,95 per stuk (exclusief 21% btw). Zij heeft er in de afgelopen periode 545 stuks van verkocht. De armbanden heeft zij voor €6,05 per stuk (exclusief 21% btw) ingekocht. Welk bedrag aan btw moet Lucia in totaal over alle verkochte armbanden afdragen aan de belastingdienst?
5
Sjaak heeft € 28.500 btw afgedragen aan de belastingdienst. Dit was 21% over de toegevoegde waarde. Bereken de toegevoegde waarde.
6
Een winkelier koopt bij de groothandel lampen. De lampen kosten per stuk € 354 inclusief btw. De winkelier verkoopt de lampen voor € 558 per stuk inclusief btw. a Bereken de btw van zowel de inkoopprijs als verkoopprijs van de lampen. b
7
Welk bedrag per lamp moet de winkelier afdragen voor de btw aan de belastingdienst?
Bereken in onderstaande tabel de toegevoegde waarde en de af te dragen btw. De btw over de inkoopprijs en de verkoopprijs is 6%.
Verkoopprijs
Inkoopprijs
Toegevoegde waarde
Af te dragen btw (19%)
€ 56 € 143 € 941 € 3619 € 10723
€ 29 € 55 € 624 € 2.412 € 7.364
€ € € € €
€ € € € €
8
Een winkelier koopt zijn product in voor E 17 per stuk exclusief btw. Hij verkoopt het product voor € 28 per stuk exclusief btw. a Bereken de toegevoegde waarde. De winkelier moer€ 0,66 afdragen aan de belastingdienst. b Welk btw-percentage wordt over dit product berekend?