Preventieprogramma “Alcoholvrij op weg” (AVOW): belang en ethische aspecten dr. Janet Veldstra1, dr. Sjoerd Houwing2, Prof. dr. Karel Brookhuis1 1. Rijksuniversiteit Groningen (RuG), faculteit gedrag en maatschappijwetenschappen, Grote kruisstraat 2/1, Groningen. 2. Stichting wetenschappelijk onderzoek verkeer (SWOV) Bezuidenhoutseweg 62, Den Haag.
Achtergrond Alcohol is een belangrijke risicofactor voor de verkeersveiligheid. Een groot aantal van de verkeerslachtoffers die er jaarlijks te betreuren zijn, zijn te wijten aan het rijden onder invloed van alcohol (Room et al. 2005). Het percentage mensen dat een verkeersongeluk krijgt als gevolg van alcoholgebruik verschilt tussen studies en is per land anders, maar ligt tussen de 16% and 50% (Ahlm et al. 2009; Brady & Li 2012; Drummer et al. 2003; Gjerde et al. 2011; González-Wilhelm 2007; Karjalainen et al. 2012; Legrand et al. 2013; Poulsen and Moar, 2012). In Nederland is naar schatting 11%-24% van de verkeersdoden het gevolg van rijden onder invloed van alcohol (Houwing et al. 2014). Studies hebben aangetoond dat met name jonge mannen (18-24 jaar) en zware drinkers betrokken zijn bij alcohol gerelateerde verkeersongevallen (Blomberg et al. 2005; Matthijssen & Houwing, 2005). SWOV rapporteert dat jonge bestuurders niet alleen in nuchtere toestand al een groter risico hebben op een ongeval, doordat ze minder rijervaring hebben, maar daarnaast neemt bij hen het risico op een ongeval na het gebruik van alcohol sterker toe dan bij volwassen automobilisten (SWOV, 2011). Vanwege het relatief grote percentage jonge bestuurders dat betrokken is bij alcohol gerelateerde ongevallen, is in 1996 op initiatief van de gemeente Emmen, in samenwerking met Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), de Rijksuniversiteit Groningen en een aantal rijscholen in Zuidoost-Drenthe het preventieprogramma “Alcoholvrij op weg” (AVOW) ontwikkeld. Het doel van het programma is jonge automobilisten bewust te maken van de effecten van alcoholgebruik op hun eigen rijvaardigheid en te voorkomen dat zij onder invloed van alcohol aan het verkeer deelnemen. Niet alleen omdat zij vaker betrokken zijn bij alcohol gerelateerde verkeersongevallen, maar ook omdat zij aan het begin van hun “rijcarrière” staan en het in dit stadium van hun leven voor hen relevant is te beseffen welke invloed alcohol heeft op hun rijvaardigheid. Kennis verschaffen aan jongeren over de negatieve effecten van alcoholgebruik in het verkeer blijkt in de praktijk niet altijd voldoende omdat jongere -met name mannelijke- bestuurders
hun eigen rijvaardigheid overschatten, vooral onder invloed van alcohol (Gregersen, 1996) . De cursus is daarom naast het geven van kennis en inzicht over de gevolgen van alcohol op de rijvaardigheid ook een praktisch onderdeel opgenomen waarin getracht wordt de deelnemende jongeren een realistische beleving van de effecten van alcoholgebruik op de eigen rijvaardigheid mee te geven.
Drankinname tijdens de cursus; ethische bezwaren en belang van de cursus Zoals gezegd is een belangrijk doel van het AVOW preventie programma realistische beleving meegeven van de effecten van alcoholgebruik op de eigen rijvaardigheid. Dit wordt gedaan door de jongeren de mogelijkheid te bieden eerst nuchter en daarna nog eens onder invloed van alcohol samen met een ervaren rij-instructeur in een auto te rijden op een circuit. Tussen de eerste (nuchter) en tweede (onder invloed) rijproef drinken deelnemers in korte tijd (1 uur) een aantal (gemiddeld 3) eenheden alcohol waarbij ze over het algemeen een alcoholpromillage bereiken tussen de 0.5 en 0.8 promille. Dit is weliswaar een behoorlijke hoeveelheid alcohol, maar niet meer dan de deelnemers over het algemeen gewend zijn te drinken op een gemiddelde stapavond. Uit het huidige rapport blijkt bijvoorbeeld dat 93% van de deelnemende jongeren ten tijde van het onderzoek op een gemiddelde stapavond wel zoveel alcohol drinkt. Bij 48% van de deelnemende jongeren gaat het om 5-10 eenheden alcohol en 20% drinkt nog meer. Voor het merendeel van de jongeren die deelnemen geldt dus dat zij zeker niet meer drinken tijdens de cursus dan op een gemiddelde stapavond. Hierbij dient aangetekend te worden dat de jongeren die aangemoedigd worden om meedoen aan AVOW over het algemeen jongeren zijn waarvan bekend is dat ze regelmatig alcohol drinken. Deze cijfers zijn dus niet indicatief voor de normale populatie jongeren.
Tijdens het programma drinken de jongeren de alcohol in een korte tijd op. De vraag is of hierbij sprake is van binge drinken. Bij binge drinken denken we aan een grote hoeveelheid alcohol consumeren in een relatief korte periode. De precieze definities over wat binge drinken nu precies is lopen echter uiteen (Courtney and Polich, 2009). Zo verstaat men in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld onder binge drinken: “het drinken van meer dan twee keer de dagelijkse limiet, dat wil zeggen, het drinken van acht eenheden of meer voor mannen of zes eenheden of meer voor vrouwen ”. Het Amerikaanse National Institute on Alcohol Abuse en Alcoholisme (NIAAA) daarentegen hanteert de volgende definitie: “een patroon van het drinken van alcohol dat de bloedalcohol concentratie (BAC) tot een promillage van 0.8 promille of hoger brengt”. De Jellinek kliniek in Nederland hanteert een combinatie van deze twee definities en vermeldt op haar website dat binge drinken “het drinken van 6 glazen alcohol of meer tijdens 1 enkele gelegenheid” is , waarbij ze aangeven dat wanneer je dit binnen twee uur drinkt je een alcohol
promillage 0.8 promille of meer bereikt. Het Nederlands instituut voor alcohol beleid (STAP) volgt de definitie van Crego et al. (2009) en stelt dat binge-drinken “het drinken van 5 of meer standaardglazen voor jongens in 2 uur en voor meisjes 4 of meer standaardglazen in 2 uur” is. Het TRIMBOS instituut definieert binge-drinken als “het drinken van vijf glazen bij één gelegenheid”. De vraag of er sprake is van binge drinken tijdens de cursus is dus afhankelijk van de definitie die gehanteerd wordt. Zoals gezegd drinken de cursisten in een periode van een uur gemiddeld drie tot vier eenheden alcohol waarbij ze een alcoholpromillage van 0.5 tot 0.8 promille bereiken. In het AVOW programma wordt derhalve aan geen van de bovengenoemde definities van binge drinken voldaan. Als we de definitie van de STAP aanhouden dan zou men dit weliswaar kunnen classificeren als binge drinken, maar het aantal glazen alcohol is minder dan de 5 standaardglazen voor mannen en de 4 standaardglazen voor vrouwen die STAP in haar definitie aanhoudt.
De vraag is of de deelnemers van het AVOW-programma door het drinken van de hoeveelheid alcohol aan onacceptabele gezondheidsrisico’s worden blootgesteld. Experts zijn het erover eens dat chronisch binge drinken schadelijke gevolgen kan hebben voor het geheugen en de aandacht van jongeren, die waarschijnlijk voorkomen uit de aantasting van neurale netwerken door de continue blootstelling aan hoge doses alcohol. In een uitgebreide, doorwrochte literatuurstudie naar de negatieve effecten van binge drinken op de hersenen, gedaan in opdracht van het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP), maakt dr. Juriaan Witteman (2014) aannemelijk dat er naast chronische effecten van binge drinken ook negatieve acute effecten zijn van binge drinken op cognitieve prestaties en hersenontwikkeling van met name jongeren. Dit zou betekenen dat het AVOW-programma de deelnemers mogelijk blootstelt aan deze acute negatieve effecten. Echter de studies waaruit is geput voor deze conclusie hebben allemaal getest bij promillages van minimaal 0.8 g/L alcohol en dergelijke promillages worden door de meerderheid van de AVOW cursus deelnemer niet gehaald. We kunnen daarom aannemen dat de acute gevolgen van alcoholinname voor de deelnemers beperkt is. Bovendien is het zo dat voor de studies die genoemd worden in het rapport van Witteman (2014), en waarbij over het algemeen veel hogere hoeveelheden alcohol worden toegediend, ethische toestemming is gegeven door verschillende toetsingscommissies die grondig onderzoek doen naar de afweging of het mogelijke nadeel van alcoholtoediening opweegt tegen het mogelijke voordeel van de resultaten van het onderzoek. Een belangrijk criterium dat hierbij gehanteerd wordt is dat deelnemers aan de studie ervaring hebben met het middel (alcohol). Een ander belangrijk criterium is dat deelnemers aan dergelijke studies goed geïnformeerd worden over de mogelijke schadelijke gevolgen van het middel dat ze gaan nemen ten behoeve van het experiment en dat ze zich te allen tijde kunnen terugtrekken als deelnemer. Tijdens de AVOW-cursus wordt aan deze
onderdelen ook veel aandacht besteed. De cursus is geheel vrijwillig en deelnemers worden voorafgaande aan de cursus heel duidelijk geïnformeerd over de opzet ervan en over het feit dat er gedronken zal worden tijdens de cursus en waarom. De jongeren die deelnemen hebben ervaring met het drinken van alcohol en worden voordat ze gaan drinken goed geïnformeerd over de schadelijke gevolgen van alcohol. Sterker nog, jongeren ervan doordringen wat alcohol met je doet is zelfs een belangrijk onderdeel van het preventieprogramma. Daarnaast wordt door de cursusleider benadrukt dat deelnemers niet tegen hun zin in moeten drinken en te allen tijde kunnen stoppen. Kortom, jongeren worden niet aangezet tot drinken van alcohol tegen hun zin in.
Conclusie De deelnemers van AVOW krijgen een hoeveelheid alcohol in een korte tijd (een uur) die vrijwel altijd leidt tot een promillage tussen 0.5 en 0.8 promille. Het gaat hierbij om hoeveelheden alcohol die zij over het algemeen ook gewend zijn om tijdens een stapavond te drinken. Hoewel de toegediende hoeveelheid alcohol niet onder de gangbare definities van binge drinken valt en er geen consensus is over mogelijke schadelijke effecten van het eenmalig drinken van een dergelijk promillage alcohol in korte tijd, worden de jongeren voordat ze gaan drinken goed geïnformeerd over de schadelijke gevolgen van alcohol. Daarnaast wordt door de cursusleider benadrukt dat deelnemers niet tegen hun zin in moeten drinken en dat ze te allen tijde kunnen stoppen. Uit het huidige evaluatie-onderzoek komt naar voren dat de deelnemers van het AVOW programma niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn relatief minder vaak met alcohol op rijden en beter in staat zijn om weerstand te bieden tegen groepsdruk dan leeftijds- en streekgenoten die het programma niet hebben gevolgd Daarom achten wij de eventuele nadelen van het volgen van het programma voor de gezondheid van de deelnemers beperkt en wegen ze volgens ons niet op tegen de voordelen van het programma op zowel korte als lange termijn.
Referenties Alhm K, Björnstig U, Öström M (2009). Alcohol and drugs in fatally and non-fatally injured motor vehicle drivers in northern Sweden. Accident analyses and prevention 41 (1),
129-136.
Blomberg RD, Peck RC, Moskowitz H, Burns M, Fiorentino D (2009). The Long Beach/Fort Lauderdale relative risk study. Journal of Safety Research 40 (4), 285-292. Brady JE, Li G (2012). Prevelance of alcohol and other drugs in fataly injured drivers. Addiction. 108 (1), 104-114. Courtney KE, Polich J (2009). Binge drinking in young adults, data definitions, and determinants. Psychological bulletin 135 (1), 142-156.
Drummer OH, Gerostamoulos J, Batziris H, Chu M, Caplehorn JRM, Robertson MD, Swann P (2003). The incidence of drugs in drivers killed in Australian road traffic crashes, forensic Sci.Int 134, 154-162. Gjerde H, Normann PT, Christophersen AS, Samuelsen SO, Morland J (2011). Alcohol, psychoactive drugs and fatal road traffic accidents in Norway: a case–control study. Accident Analyses Prevention, 43 (3), 1197–1203. Gregersen NP, 1996. Young drivers’ overestimation of their own skill -an experiment on the relation between training strategy and skill. Accident Analysis and Prevention 28, 243–250. González-Wilhelm (2007). Prevelance of alcohol and illicit drugs in blood specimens from drivers involved in traffic law offences. Systematic review of cross-sectional studies. Traffic injury and prevention 8 (2), 189-198. Houwing S, Bijleveld FD, Commandeur JJF, Vissers L (2014). Het werkelijk aandeel verkeersdoden als gevolg van alcohol: Aanpassing schattingsmethodiek. Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV, Den Haag. Karjalainen K, Blencowe T, Lillsunde P (2012). Substance use and social, health and safetyrelated factors among fatally injured drivers. Accident analyses and prevention 45, 731736. Legrand SA, Isalberti I, Van der Linden T, Bernhoft IM, Hels T, Wiese Simonsen K, Favretto D, Ferrara SD, Caplinskiene M, Minkuviene Z, Pauliukevicius A, Houwing S, Mathijssen R, Mathijssen MPM, Houwing S, (2005). The prevalence and relative risk of drink and drug driving in the Netherlands: a case-control study in the Tilburg police district. R-2005-9. SWOV, Leidschendam. Poulsen H, Moar R (2012). The incidence of alcohol and other drugs in drivers killed in new Zealand roads crashes 2004-2009. Forensic Science International 223 (1-3), 364-370. Room R, Babor T, Rehm J (2005). Alcohol and public health. The Lancet 365 (9458), 519-530. SWOV factsheet “Rijden onder invloed”. Leidschendam dec 2011. Te verkrijgen via: www.swov.nl/rapport/factsheets/NL/Factsheet_Alcohol.pdf Witteman J (2014). De invloed van Binge drinken op de hersenen van jongeren. Literatuurstudie voor de stichting alcoholbeleid Nederland (STAP) te verkrijgen via http://www.stap.nl/nl/publicaties/rapporten.html/3455/3228/de-invloed-van-bingedrinken-op-de-hersenen-van-jongeren#p3455.