UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011– 2012
Preventie van winkeldiefstal
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Cherline Plovie onder leiding van Prof. Dr. Patrick Van Kenhove en Tine De Bock
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011– 2012
Preventie van winkeldiefstal
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Cherline Plovie onder leiding van Prof. Dr. Patrick Van Kenhove en Tine De Bock
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Cherline Plovie
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
I
Woord vooraf Een masterproef schrijven hoort geen gemakkelijke opdracht te zijn en dat was het ook zeker en vast niet. Als studente mag men een dergelijke uitdaging niet uit de weg gaan. Men moet zich ook op bepaalde momenten kunnen laten bijstaan door anderen, om deze opdracht tot een goed einde te brengen.
Vooraleerst wil ik professor dr. Patrick Van Kenhove bedanken voor het aanreiken van het interessante onderwerp. Daarnaast wil ik mevrouw Tine De Bock bedanken voor haar advies en richtlijnen, die mij beter inzicht deden krijgen in deze materie.
Vervolgens wil ik de vele jongeren bedanken die de vragenlijsten wilden invullen. In het bijzonder denk ik hierbij aan de instanties waarbij ik terecht kon om de jongeren te contacteren. Spes nostra te Zedelgem, Pluswerking Sint Baafs, Jongeren werking ’t Salon en hoofdbibliotheek De Biekorf te Brugge stelden hun deuren voor me open. Zonder hun hulp was het nooit gelukt een dergelijke masterproef af te leveren.
Tot slot wil ik een speciaal dankwoord richten aan mijn ouders en mijn naaste omgeving, die me steeds bijstonden met de nodige morele steun en die me op de juiste momenten een hart onder de riem staken.
Cherline Plovie 22 mei 2012
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
II
Inhoudsopgave Lijst van tabellen .................................................................................................................... IV Lijst van figuren ...................................................................................................................... V Lijst van grafieken ................................................................................................................. VI Inleiding .................................................................................................................................. 1 1. Theoretische achtergrond en hypothesen. ........................................................................ 4 1. 1. Voorkomen van winkeldiefstal: Detectie versus Preventie ....................................... 4 1.2. Schaamte en schuld.................................................................................................... 6 1.3. Winkeldiefstalintentie en normincorporatie ................................................................. 7 1.4. Besluit .......................................................................................................................... 9 2. Praktijkonderzoek ............................................................................................................. 10 2.1. Pretest ....................................................................................................................... 10 2.1.1. Methode ............................................................................................................. 10 2.1.2. Resultaten .......................................................................................................... 12 2.2. Studie ........................................................................................................................ 15 2.2.1. Methode ............................................................................................................. 15 2.2.2. Resultaten .......................................................................................................... 20 3. Conclusie .......................................................................................................................... 24 4. Beperkingen van het onderzoek en richtlijnen voor verder onderzoek ........................... 26 Bibliografie ............................................................................................................................... I Bijlagen .................................................................................................................................. VI Bijlage 1: Vragenlijst pretest ............................................................................................. VI Bijlage 2: Gemiddelden en teststatistieken voor straffen met eenzelfde gepercipieerde ergheid ............................................................................................................................. XIII Bijlage 3: Gemiddelden en teststatistieken voor straffen die als erg en niet erg worden aanzien ........................................................................................................................... XIV Bijlage 4: Vragenlijst Studie ............................................................................................ XV Bijlage 5: Schuld en schaamte schaal ....................................................................... XXVIII
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
III
Lijst van tabellen Tabel 1: Respondenten per studierichting bij de pretest ......................................................... 10 Tabel 2: Respondenten per studiejaar bij de pretest............................................................... 11 Tabel 3: Respondenten per studiejaar bij het hoofdonderzoek .............................................. 15 Tabel 4: Respondenten per studierichting bij het hoofdonderzoek ......................................... 16 Tabel 5: Aantal respondenten per straf ................................................................................... 16 Tabel 6: Aantal keren gestolen ................................................................................................ 19 Tabel 7: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H1 en H2) .................................... 21 Tabel 8: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H3a en H4a) ................................ 22 Tabel 9: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H3b en H4b) ................................ 22
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
IV
Lijst van figuren Figuur 1: Schematische voorstelling hypothesen ...................................................................... 9 Figuur 2: De bevraagde geldboetes en sociale straffen in de pretest .................................... 11 Figuur 3: Geldboetes en sociale straffen met eenzelfde ergheid ............................................ 12 Figuur 4: Geldboetes en sociale straffen die als erg en als niet erg worden aanzien ............ 13 Figuur 5: Straffen in het hoofdonderzoek ................................................................................ 14 Figuur 6: Schematisch overzicht van de resultaten van het hoofdonderzoek ........................ 23
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
V
Lijst van grafieken Grafiek 1: Aantal winkeldiefstallen ............................................................................................. 1
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
VI
Inleiding Winkeldiefstal blijft één van de meest voorkomende vormen van afwijkend gedrag in onze maatschappij (Krasnovsky & Lane, 1998). Onderzoek toont aan dat winkeldieven uit alle socio-economische en demografische groepen afkomstig zijn (Alberstat, 1989). Winkeldiefstal is met andere woorden niet beperkt tot een criminele subcultuur (Tonglet, 2002), maar is karakteristiek voor consumenten in het algemeen (Dawson, 1993). Voorgaande studies bevestigen dit idee door onder meer hun schatting dat maar liefst 60 procent van de consumenten reeds gestolen heeft (Klemke, 1992). Naast het feit dat winkeldiefstal vaak voorkomend is kan gezegd worden dat winkeldiefstal een fenomeen is dat een grote impact heeft op zowel de kleinhandel als de maatschappij (Fullerton & Punj, 1993). Volgens de politionele criminaliteitsstatistieken werden er in 2010 ongeveer 23.570 winkeldiefstallen geregistreerd in België (Directie van de operationele politionele informatie, 2010). Dit cijfer is in de afgelopen jaren bijna uitsluitend gestegen. Dit is duidelijk te zien in grafiek 1. In België en Luxemburg verloren de winkels 700 miljoen euro door winkelcriminaliteit (Bamfield, 2009). Diefstal is dus een grote verliespost voor winkels. In de totale verliezen door fraude, fouten en diefstal in België en Luxemburg (1,38% of $1.032 miljard) is winkeldiefstal verantwoordelijk voor 51,4 procent (Bamfield, 2009). Maar liefst 28,5 procent van de ondervraagde winkeliers hadden het gevoel met meer winkeldiefstallen te maken hebben dan het jaar ervoor (Bamfield, 2009).
Aantal winkeldiefstallen 22.669 23.570
25000 20000
15.467 14.662 14.713
18.307 18.448 18.365 16.382 17.147
19.781
15000 10000 5000 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Aantal winkeldiefstallen Grafiek 1: Aantal winkeldiefstallen Bron: Eigen grafiek met cijfergegevens uit Directie van de operationele politionele informatie (2010)
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
1
Winkeldiefstal kost in totaal 895 miljoen euro voor België en Luxemburg (Bamfield, 2009). De kosten voor winkeliers zijn tweevoudig. Enerzijds ervaart men de kosten van de gestolen goederen en anderzijds zijn er de investeringen in preventiemateriaal (Tonglet, 2002). Gezamenlijk investeerden België en Luxemburg 195 miljoen euro aan preventieve maatregelen tegen winkeldiefstal (Bamfield, 2009). De kosten voor winkeldiefstal zijn niet enkel op financieel vlak, maar ook op psychologisch en sociaal vlak merkbaar (Fullerton & Punj, 1993). Dit geldt niet enkel voor de winkeliers en het personeel, ook het niet-stelend cliënteel zal hinder ondervinden (Lin, Hastings & Martin, 1994). Winkeldiefstal zal dus waarschijnlijk leiden tot prijsverhogingen om de kosten te dekken (Tonglet, 2002; Geurts, Andrus & Reinmuth, 1976) maar ook de diefstalbeveiligingen tasten het plezier van het winkelen aan (Tonglet, 2002).
Bovenstaande cijfers, die de alomtegenwoordigheid en diepgaande impact van winkeldiefstal aantonen, wijzen op het belang naar onderzoek rond maatregelen die winkeldiefstal kunnen elimineren of verminderen (Krasnovsky & Lane, 1998). Echter, tot op heden leggen academische onderzoeken over winkeldiefstal zich hoofdzakelijk toe op het profileren van winkeldieven in termen van psychologische en demografische karakteristieken en motivaties (Cox, Cox & Moschis, 1990; Guffey, Harris & Laumer 1979). Er is dus duidelijk nood aan studies die dieper ingaan op de effectiviteit van preventie strategieën (Farrington, 1999). Onderzoek naar winkeldiefstal bij adolescenten is schaars (Krasnovsky & Lane, 1998), ook al is winkeldiefstal het grootst bij deze leeftijdsgroep (Robin, 1963; Tonglet, 2002; Taylor, Kelly, Valescu, Reynolds, Sherman & German, 2001). Maar liefst 40 procent van de winkeldieven zouden jongeren zijn (Cox et al., 1990). Adolescenten vormen dus een interessante uitvalbasis om winkeldiefstalpreventie te bestuderen.
Geldboetes zijn tegenwoordig de meer conventionele manier om minder substantiële manieren van deviant gedrag zoals winkeldiefstal in te perken (Garvey, 1998; Netter, 2005). Tegenwoordig duiken nieuwe vormen van alternatieve sancties op in het strafrechtelijk systeem (Netter, 2005). Deze straffen hebben betrekking op sociale afkeuring of afwijzingen doordat men wangedrag heeft vertoond. Er zijn verschillende vormen van sociale straffen en deze worden gebruikt voor een variëteit aan crimineel gedrag zoals onder meer winkeldiefstal
(Whitman,
1997).
Literatuur
toont
aan
dat
sociale
afkeuring
de
winkeldiefstalintentie kan doen dalen (Lo, 1994). Het is dus interessant om ook met deze straffen rekening te houden.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
2
Het doel van deze masterproef is om na te gaan of geldboetes als zijnde de traditionele manier van bestraffing meer of minder efficiënt zijn ter preventie van winkeldiefstal vergeleken met de meer recente opgedoken straffen die te maken hebben met sociale afkeuring. Het mogelijke verschil in schuld- en schaamtegevoelens die beide straffen met zich meebrengen (Wijers, 2000), zullen daarbij nader bestudeerd worden. Daarenboven concentreert deze masterproef zich op adolescenten, (d.i., twaalf tot en met achttien jarigen) daar onderzoek aantoont dat winkeldiefstal piekt in deze levensperiode (Robin, 1963; Tonglet, 2002; Taylor et al., 2001) terwijl studies die zich concentreren op dit segment eerder schaars zijn (Krasnovsky & Lane, 1998).
Deze masterproef is opgebouwd uit twee grote delen. Het eerste deel bestaat uit de theoretische achtergrond en de opbouw van de hypothesen. In het tweede deel zal het praktijkonderzoek besproken worden. De masterproef wordt afgerond met het bespreken van de belangrijkste conclusies, beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
3
1. Theoretische achtergrond en hypothesen. In dit hoofdstuk worden zowel detectie als preventie besproken in het kader van het voorkomen van winkeldiefstal. Vervolgens worden twee veel voorkomende sancties van winkeldiefstal behandeld, namelijk geldboetes en sociale straffen. Ten slotte worden schaamte en schuld bestudeerd.
1. 1. Voorkomen van winkeldiefstal: Detectie versus Preventie Er zijn twee vaak voorkomende handelswijzen om winkeldiefstal terug te dringen. Enerzijds is er detectie, anderzijds preventie (Glasscock, Rapoff & Christophersen, 1988; Moschis, Cox & Kellaris, 1987).
Detectie is de meest bestudeerde voorzorgsmaatregel (Moschis et al., 1987). Door middel van het installeren van alarmsystemen aan de producten, detectiepoorten aan de uitgang, etc. probeert men zo de winkeldief te ontdekken. Men kan echter vragen stellen bij de detectiemethode (Moschis et al., 1987). Vooreerst omdat een groot deel van de winkeldieven nooit wordt ontdekt (Moschis et al., 1987). Ten tweede omdat reeds betrapte winkeldieven meer geneigd zijn nogmaals te stelen dan diegene die niet betrapt zijn (Klemke, 1978). Vervolgens wordt door de hoge kost en de tijd die het in beslag neemt, de dader meestal niet vervolgd. UNIZO (2010) vond, na een vragenlijst over winkeldiefstal bij 240 zelfstandige ondernemers, dat 81,3 procent nooit of slechts sporadisch een aangifte doet van winkeldiefstal. Ten slotte zorgt het installeren van detectiemaatregelen ervoor dat het minder aangenaam winkelen is voor niet-stelende consumenten (Lin et al., 1994). Door het bewakingspersoneel, bewakingscamera’s, etc. kan bijvoorbeeld de sfeer op de vrouwenafdeling van een kledingzaak negatief beïnvloeden (Lin et al., 1994). Soms werken de detectiesystemen niet goed, waardoor verkeerde personen als winkeldieven worden aanzien. Dit zorgt niet alleen voor een slecht gevoel bij deze personen, ook het winkelpersoneel is verward door deze toestand (Lin et al., 1994).
Preventie is meestal gebaseerd op het verhogen van het bewustzijn van het publiek over de gevolgen van winkeldiefstal (McNees, Egli, Marshall, Schnelle & Risley, 1976). Het is de meest beloftevolle strategie om winkeldiefstal te voorkomen (Glasscock et al., 1988) omdat preventie niet de negatieve atmosfeer voor niet-stelende klanten opwekt zoals bij detectiemaatregelen het geval is (Lin et al.,1994). Ook het grote bedrag (Bamfield, 2009) dat besteed wordt aan dergelijke detectiemaatregelen wordt, voor een groot deel, overbodig (Glasscock et al., 1988). Preventie kan gebeuren op verschillende manieren. Zo is het Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
4
bewust maken van detectiemaatregelen in de winkels een vorm van preventie. (McNees et al., 1976). Ook het communiceren van de verschillende soorten straffen aan potentiële winkeldieven kan worden beschouwd als een preventieve techniek (McNees et al., 1976).
Er zijn twee vaak voorkomende straffen bij winkeldiefstal: de traditionele geldboetes en de meer recentere sociale straffen. Een geldboete is de verplichting een bepaalde geldsom te betalen aan de staat wanneer men een of meerdere wetten heeft overtreden (Garvey, 1998). De boetes worden in verscheidene omstandigheden gebruikt zoals luchtvervuiling, overdreven snelheid, etc. (Polinsky & Shavell, 1979). Bij diefstal (en dus ook winkeldiefstal) is deze straf veel voorkomend (Garvey, 1998; Netter, 2005) en deze staat dus ook beschreven in het Belgisch strafwetboek (Vermeulen, 2009). De tekst hiervan luidt als volgt: “Diefstal zonder geweld of bedreiging kan worden bestraft van een geldboete van 26 euro tot 500 euro (art. 463, Sw)1.”
Sociale straffen, een recentere vorm van straffen, vormt een tweede soort sancties voor winkeldiefstal. Deze zijn ontstaan als antwoord op de overvolle gevangenissen, de overschrijding van budgeten en de sociale tegenstand van niet gestrafte misdaden (Netter, 2005; Garvey, 1998). Het zijn straffen die verder gaan dan de anonimiteit van geldboetes (Netter, 2005). Deze straffen kunnen verschillende vormen aannemen, (Whitman, 1997) zoals bijvoorbeeld werken bij een dienst van de gemeente of een cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij. Sociale straffen komen vooral voor bij (1) seksuele en morele overtredingen, (2) commerciële overtredingen, (3) de eerste strafbare feiten en kleinere overtredingen (zoals winkeldiefstal en rijden onder invloed) (Whitman, 1997). In realiteit wordt al langer gebruik gemaakt van sociale straffen in Amerika (Whitman, 1997). Zo zijn er straffen waar de veroordeelde een T-shirt moet dragen met daarop de gepleegde misdaad geprint of waarbij men met een bord voor publieke rechtbanken moet zitten (Whitman, 1997). Ook in België wordt gebruikt gemaakt van de sociale straffen. Zo is een negentienjarige jongere uit Torhout (West-Vlaanderen) veroordeeld tot een werkstraf van 75 uur. Deze heeft hij gekregen door de Brugse strafrechtbank na een tiental winkeldiefstallen (Aft, 2012).
Deze masterproef zal de preventie van winkeldiefstal nader bestuderen, meer bepaald hoe geldboetes en sociale straffen invloed hebben op de mate waarin diefstal kan worden voorkomen.
1
Diefstal met geweld of bedreiging is meteen opsluiting van 5 jaar tot 10 jaar. (art. 468, Sw)
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
5
1.2. Schaamte en schuld Schaamte en schuld zijn morele emoties die mensen ertoe aanzetten zich ethisch te gedragen (Wijers, 2000). Met andere woorden, deze emoties motiveren mensen om zich te gedragen in lijn met regels over wat juist en wat fout is (Cohen et al., 2011). Schaamte en schuld zijn twee emoties waar grote onenigheid over bestaat. Beiden hebben dan ook vele definities, die elkaar tegenspreken en overlappen (Elison, 2005). Toch zijn er enkele grote en duidelijke verschillen tussen beiden.
Een eerste verschil tussen schaamte en schuld is de publieke en private context (Wijers, 2000). Overtredingen die niet publiekelijk bekend zijn gemaakt lokken gevoelens van schuld uit (Combs, Campbell & Smith, 2010; Smith, Webster, Parrott & Eyre, 2002). Misdrijven die aan het publiek zijn blootgesteld zullen meer schaamte veroorzaken (Combs et al., 2010; Smith et al., 2002). Men kan dus concluderen dat schaamte, veeleer dan schuld, een sociale emotie is (Teroni & Deonna, 2008). De reden hiervoor is dat schuld meer geassocieerd wordt met een privaat gevoel van iets verkeerd te hebben gedaan en schaamte een negatief gevoel is die opduikt wanneer iemands wangedrag publiekelijk wordt tentoongesteld. Men toonde aan dat er een relatie bestaat tussen schuld, schaamte en straffen (Wijers, 2000). Wanneer men kijkt naar de geldboetes en naar de sociale straffen ziet men duidelijk gelijkenissen tussen schuld en schaamte. Bij sociale straffen wordt men blootgesteld aan het publiek (Netter, 2005). Door het wangedrag aan anderen te tonen, die er normaal niet van op de hoogte zouden zijn, creëren de sociale straffen schaamte (Garvey, 1998). Geldboetes bevinden zich meer in de anonieme, private sfeer (Netter, 2005). Door die anonimiteit zijn de boetes meer op de persoon zelf gericht, en wordt er verwacht dat er meer schuldgevoelens zullen opduiken (Wijers, 2000). Hierdoor wordt er verwacht dat geldboetes tot een hoger gevoel van geanticipeerde schuld leiden in vergelijking met schaamte. Sociale straffen zouden leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schaamte in vergelijking met schuld.
Een tweede verschil tussen schaamte en schuld is de zelf-georiënteerde focus ten op zichtte van de actie-georiënteerde focus (Lewis, 1971; Tangney, 1998). Schaamte is meer zelf-georiënteerd en heeft een invloed heeft op de persoon die het ervaart (Teroni & Deonna, 2008). Dit gevoel gaat gepaard met beleving van waardeloosheid en machteloosheid (Wijers, 2000). Onmisbaar voor schaamte is dat het zelfbeeld bedreigd wordt (Wijers, 2000). Bij een gevoel van schuld is er meer sprake van een actie-georiënteerde focus. Het is dus een gevoel dat enkel kan opduiken wanneer een causaal verband bestaat tussen de handelingen van de persoon en de fouten die hij maakt (Wijers, 2000). Schuld zal er dus voor zorgen dat Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
6
men de schade wil herstellen door verontschuldigingen en bekentenissen, maar het beïnvloedt niet het zelfbeeld van de persoon (Steenhaut & Van Kenhove, 2006). Geldboetes geven de impressie dat de overtreder met te betalen de misdaad vereffent. Ze kunnen dus worden gezien als een economische transactie (Mulder, Verboon & De Cremer, 2009). Zo is in een onderzoek in een kinderdagverblijf gebleken dat wanneer de ouders geld moesten betalen wanneer ze te laat waren, de laatkomers significant stegen (Gneezy & Rustichini, 1998). Geldboetes bekomen dus niet steeds het gewenste gedrag doordat ze focussen op slecht gedrag in plaats van op de slechte persoon (Wijers, 2000). Sociale straffen stellen de overtreder bloot aan de sociale afkeuring door anderen en hebben dus een groter zelfgeoriënteerd karakter. De focus zal dan meer liggen op de slechte persoon in plaats van op het slechte gedrag. Hierdoor wordt dus ook verwacht dat sociale straffen leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schaamte in vergelijking met schuld. Geldboetes zouden daarentegen leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schuld in vergelijking met schaamte.
Samengevat worden volgende hypothesen verwacht:
H1:
Geldboetes leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schuld in vergelijking met schaamte.
H2:
Sociale straffen leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schaamte in vergelijking met schuld.
1.3. Winkeldiefstalintentie en normincorporatie De beslissing om al dan niet te stelen in een winkel is onder andere afhankelijk van de attitude die men heeft ten opzichte van winkeldiefstal (Tonglet, 2002). Door gevoelens is het mogelijk dat de attitude ten opzichte van diefstal verandert (Wijers, 2000). Wanneer een winkeldief een geldboete of een sociale straf krijgt zullen in beide gevallen gevoelens van schaamte en schuld opduiken (Wijers, 2000). Toch wordt er verwacht dat bij een geldboete een hoger gevoel zal zijn van geanticipeerde schuld in vergelijking met schaamte, bij sociale straffen wordt het omgekeerde verwacht. Braithwaite vond dat wanneer een persoon de schaamte inziet van zijn daden, dit substantieel is voor het terugdringen van de misdaad (Braithwaite, 1999). Doordat schaamte een meer intense morele emotie is dan schuld (Brennan & Binney, 2010; Sheikh & Janoff-Bulman, 2010) wordt er verwacht dat (a) schaamte zal leiden tot lagere diefstalintentie dan schuld en (b) sociale straffen efficiënter zijn in het verlagen van winkeldiefstalintentie dan geldboetes.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
7
In het algemeen hebben straffen twee functies (van Prooijen, 2010). Enerzijds wordt er gecompenseerd voor de schade die men heeft aangericht (i.e. compensatie), anderzijds worden zo de overtreder gestraft (i.e. retributie). Een overtreder zal de straf die hij gekregen heeft overwegend zien als compensatie of retributie. Enkel wanneer de straf gezien wordt als retributie is er een kans dat men moreler zal handelen in de toekomst (Mulder et al., 2009). Wanneer winkeldieven een boete moeten betalen kan men dit aanzien als een mogelijkheid om hun wandaden goed te maken. Ten gevolge van die gepercipieerde compensatiemogelijkheid zal men sneller geneigd zijn om de geldboete als compensatiemiddel aanzien in plaats van retributie middel, waardoor de morele normen lager zijn (Mulder et al., 2009). Een sociale straf wordt daarentegen eerder aanzien als een retributiemiddel. Kieruj, Mulder en Nelissen (2008) vonden dat sociale afkeuring tot een sterkere norm voor handelingen leidt dan een geldboete. Hierdoor wordt er verwacht dat straffen die sociale afkeuring inhouden (i.e. sociale straffen) de veroordeelde meer doet inzien dan bij geldboetes dat het gedrag immoreel was. Als gevolg hiervan zou de winkeldiefstalintentie lager zijn bij sociale straffen dan bij geldboetes. Tonglet (2002) stelt dat winkeldiefstalintenties vooral voorspeld worden door attitudes. Deze attitudes worden gevormd door de eigen normen. Een norm is een sociale regel die niet afhankelijk is van de overheid voor de verspreiding of de versterking ervan (Posner & Rasmusen, 1999). Normen zijn dus onafhankelijk van de wetgeving maar soms overlappen ze, zoals bij winkeldiefstal. Deze normen zijn versterkt door de geïnternaliseerde waarden, die op hun beurt gevormd worden door gevoelens zoals schaamte (Posner & Rasmusen, 1999). Personen handelen in functie van normen en waarden (Wijers, 2000). Volgens de Theory of Reasoned Action zal de attitude, die het resultaat is van normen, de intenties beïnvloeden (Kardes, Cline & Cronley, 2011). Deze intenties zullen op hun beurt het gedrag beïnvloeden (Kardes et al., 2011). Dus, vertaald in de context van deze masterproef, wanneer jongeren in hun normen winkeldiefstal als negatief aanzien, zal de intentie tot stelen laag zijn en zal men als gevolg dan ook minder stelen. Samengevat worden volgende hypothesen verwacht. H3 a:
Een geldboete leidt tot minder normincorporatie dan een sociale straf.
H3 b:
Bij een geldboete zal de winkeldiefstalintentie minder dalen dan bij een sociale straf.
H4 a:
Een sociale straf leidt tot meer normincorporatie dan een geldboete.
H4 b:
Bij een sociale straf zal de winkeldiefstalintentie meer dalen dan bij een geldboete.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
8
H5 a:
Een gevoel van schuld leidt tot minder normincorporatie dan een gevoel van schaamte.
H5 b:
Bij een gevoel van schuld zal de winkeldiefstalintentie minder dalen dan bij een gevoel van schaamte.
H6 a:
Een gevoel van schaamte leidt tot meer normincorporatie dan een gevoel van schuld.
H6 b:
Bij een gevoel van schaamte zal de winkeldiefstalintentie meer dalen dan bij een gevoel van schuld.
1.4. Besluit In deze masterproef zullen hypothesen in verband met geldboetes en sociale straffen worden getest bij adolescenten. Er wordt verwacht dat geldboetes tot een hogere geanticipeerde schuld zullen leiden dan schaamte (eerste hypothese). Sociale straffen zouden dan weer leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schaamte dan schuld (tweede hypothese). De geldboetes leiden vermoedelijk tot minder normincorporatie (hypothese 3a) en dus tot een hogere winkeldiefstalintentie (hypothese 3b) dan bij sociale straffen. Bij sociale straffen wordt er hogere normincorporatie verwacht en dus een lagere winkeldiefstalintentie dan bij de geldboetes (hypothesen 4a en 4b). Ten slotte zal er al dan niet worden aangetoond dat door schaamtegevoelens er meer normincorporatie zal optreden dan bij schuldgevoelens (hypothesen 5a en 6a) en zo kan er een verandering optreden in winkeldiefstalintentie (hypothesen 5b en 6b). In Figuur 1 is een schematische voorstelling
Hypothese 1
Hypothese 2
Schuld
Schaamte
Hypothese 5a a Minder normincorporatie ↓ Hypothese 5b
Hypothese 6a Meer normincorporatie
Hypothese 4 b
Hypothese 3 a
Sociale straffen
Geldboetes
Hypothese 4 a
Hypothese 3 b
gemaakt van deze hypothesen.
Hypothese 6b ↓
Hogere winkeldiefstalintentie
Lagere winkeldiefstalintentie
Figuur 1: Schematische voorstelling hypothesen Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
9
2. Praktijkonderzoek 2.1. Pretest De pretest was een essentiële stap om het uiteindelijke onderzoek correct te kunnen uitvoeren. Het doel van deze masterproef is om na te gaan of geldboetes meer of minder efficiënt zijn voor winkeldiefstalpreventie in vergelijking met sociale straffen. De ergheid van de straf kan een belangrijke invloed hebben op het effect hiervan (Gneezy & Rustichini, 1998). De opzet van de pretest was dan ook om geldboetes en sociale straffen met eenzelfde ergheid (severity) te vinden. Op deze manier kon in verder onderzoek de invloed van de ergheid van de straffen uitgesloten worden.
2.1.1. Methode 2.1.1.1.
Respondenten
De pretest, een anonieme zelf in te vullen online enquête (zie bijlage 1), werd afgenomen bij 103 adolescenten (68 vrouwen en 32 mannen) van twaalf tot en met achttien jaar (M = 15,57; SD = 2,01). Deze jongeren werden persoonlijk gecontacteerd via mail en diverse jongerenfora. De pretest werd eveneens uitgevoerd in de hoofdbibliotheek Biekorf te Brugge. Van de 103 respondenten zijn het vooral zeventien (N = 22) en achttien jarige adolescenten (N = 22) die de vragenlijst hebben ingevuld. In tabel 1 worden het aantal respondenten per studierichting weergegeven. Hier kan worden opgemerkt dat vooral jongeren uit het Algemeen Secundair Onderwijs de vragenlijst invulden. In tabel 2 is het aantal respondenten per studiejaar te zien. Vooral leerlingen van het zesde middelbaar hebben de vragenlijst ingevuld. Slechts 3,9 procent (N = 4) van de respondenten heeft reeds gestolen. Dit kan te wijten zijn aan de oververtegenwoordiging van adolescenten uit het Algemeen Secundair Onderwijs. Volgens onderzoek plegen jongeren met dit kenmerk minder winkeldiefstal (De Witte et al., 2000; Moshis et al., 1987; Tonglet, 2002). Studierichting
Procentueel
N
Algemeen Secundair Onderwijs
58,3
58
Technisch Secundair Onderwijs
22,2
22
Kunst Secundair Onderwijs
5,1
5
Beroeps Secundair Onderwijs
5,1
5
Andere
9,1
9
Totaal
100
99
Tabel 1: Respondenten per studierichting bij de pretest Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
10
Studiejaar
Procentueel
N
1ste middelbaar
11
11
de
16
16
de
3 middelbaar
11
11
4de middelbaar
9
9
5de middelbaar
2 middelbaar
13
13
de
29
29
de
7 middelbaar
2
2
Andere
9
9
Totaal
100
100
6 middelbaar
Tabel 2: Respondenten per studiejaar bij de pretest Bron: Eigen werk
2.1.1.2.
Procedure
In de pretest werden de respondenten geconfronteerd met verschillende straffen die mogelijks een gevolg kunnen zijn van winkeldiefstal. Deze straffen bestonden uit geldboetes die varieerden van 10 euro tot 800 euro. Ook werden er verschillende sociale straffen opgenomen zoals een foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is, één week werken bij een dienst van de gemeente, etc. Figuur 2 geeft een overzicht van de verschillende bevraagde geldboetes en sociale straffen in de pretest.
Geldboetes
Sociale straffen
•10 euro •50 euro •100 euro •200 euro •500 euro •800 euro
•Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is •Eén week werken bij een dienst van de gemeente •Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij •Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst •Twee maanden werken bij een dienst van de gemeente •Twee dagen werken bij een dienst van de gemeente •Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente •Drie weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt •De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal •Verbod om de winkel waar er gestolen is nog te betreden •Het winkelpersoneel wordt op de hoogte gebracht van de persoonlijke gegevens van de winkeldief •De winkeldief mag één dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden •De winkeldief moet zich verontschuldigen bij het winkelpersoneel via mail Figuur 2: De bevraagde geldboetes en sociale straffen in de pretest Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
11
Aan de respondenten werd gevraagd zich in te beelden in de situatie dat iemand (of zijzelf) iets gestolen heeft in een winkel. Door die diefstal krijgt die persoon (of zijzelf) een straf. Men werd vervolgens gevraagd elk van deze straffen te beoordelen op hun ergheid door middel van een 7-punten Likertschaal. Per straf mocht men telkens één antwoord aanduiden gaande van (1) ‘helemaal niet erg’ tot (7) ‘heel erg’.
2.1.2. Resultaten
Via een t-toets met gepaarde gegevens werd nagegaan of er al dan niet een verschil was tussen het gemiddelde van de gepercipieerde ergheid bij de verschillende soorten straffen. Er werden voor de verschillende geldboetes één of meerdere sociale straffen gevonden met een ergheid die niet verschillend is (p > 0,05). Dit geldt echter niet voor de geldboete van 800 euro waar geen bijpassende sociale straf voor gevonden is. Figuur 3 geeft een overzicht van de straffen (i.e. geldboete en sociale straf) die als even erg werden gepercipieerd door de respondenten. In bijlage 2 is een overzicht te vinden van de gemiddelden en teststatistiek van de geldboetes en sociale straffen met een gepercipieerde ergheid die niet verschillend is van elkaar (p > 0,05).
10 euro
•De winkeldief mag één dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden
50 euro
•Eén week werken bij een dienst van de gemeente •Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij •Twee dagen werken bij een dienst van de gemeente •Drie weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt
100 euro
•Verbod om de winkel waar er gestolen is nog te betreden
200 euro
•Twee maanden werken bij een dienst van de gemeente •De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal
500 euro
•Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is •Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst •Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente
Figuur 3: Geldboetes en sociale straffen met eenzelfde ergheid Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
12
In het hoofdonderzoek werd gebruik gemaakt van geldboetes en sociale straffen die door de respondenten in de pretest als even erg werden gepercipieerd. Hierbij werd gekozen voor een straf die als erg wordt aanzien (significant hoger dan vier op de 7-punten Likertschaal) en een straf die als minder erg wordt aanzien (significant lager dan vier op de 7-punten Likertschaal). Er werd gekozen om een verschil te maken tussen erg gepercipieerde straffen en niet erg gepercipieerde straffen om de generaliseerbaarheid van het onderzoek te vergroten. Dit zal de externe validiteit ten goede komen doordat de verkregen resultaten meer veralgemeend kunnen worden buiten de specifieke context van gelijke ergheid van straffen. Er zal namelijk op deze manier ook rekening gehouden worden met de mogelijke verschillen tussen erge en niet erge straffen en niet enkel tussen geldboetes en sociale straffen. Via een t-toets voor het gemiddelde werden de resultaten, die terug te vinden zijn in figuur 4, bekomen (p < 0,05). Bijlage 3 geeft de gemiddelden en teststatistieken weer van de verschillende t-toetsen.
Als erg aanzien
Als niet erg aanzien
• Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is
• Eén week werken bij een dienst van de gemeente
• Geldboete van 200 euro
• Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij
• Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst • Twee maanden werken bij een dienst van de gemeente
• Twee dagen werken bij een dienst van de gemeente • Geldboete van 10 euro
• Geldboete van 500 euro
• Geldboete van 50 euro
• Geldboete van 800 euro
• Drie weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt
• Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente • De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal • Het winkelpersoneel wordt op de hoogte gebracht van de persoonlijke gegevens van de winkeldief
• De winkeldief mag één dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden • De winkeldief moet zich verontschuldigen bij het winkelpersoneel via mail
Figuur 4: Geldboetes en sociale straffen die als erg en als niet erg worden aanzien Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
13
Er werd gekozen om de geldboete van 50 euro te gebruiken bij de niet erge straffen en deze van 200 euro bij de erge straffen. Deze keuze werd gemaakt omdat dit in lijn ligt met de Belgische wetgeving, waar diefstal bestraft wordt met een boete tussen 26 en 500 euro (cfr. 1. 1. Voorkomen van winkeldiefstal: Detectie versus Preventie). Bij beide geldboetes werd een sociale straf gekozen met dezelfde ergheid (zie figuur 3). Bij de geldboete van 50 euro werd gekozen voor één week werken bij een dienst van de gemeente. Bij de geldboete van 200 euro werd gekozen voor twee maanden werken bij een dienst van de gemeente. Zo kwam men tot de vier verschillende straffen die men ook zal terugvinden in de vragenlijst van het hoofdonderzoek (zie figuur 5).
Straf
Erg
Sociale straf
50 euro
Eén week werken bij een dienst van de gemeente
200 euro
Twee maanden werken bij een dienst van de gemeente
Ergheid
Niet erg
Geldboete
Figuur 5: Straffen in het hoofdonderzoek Bron: eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
14
2.2. Studie Het doel van het onderzoek was tweeledig. Vooraleerst werd betracht om de straffen (geldboete en sociale straf) te linken aan een schuld- of schaamte gevoel (eerste hypothese en tweede hypothese). Daarnaast werd ook onderzocht of deze gevoelens een grotere normincorporatie en winkeldiefstalintentie impliceren (hypothesen 3a, 3b, 4a en 4b). Ten slotte werd nagegaan in welke mate de straffen kunnen gebruikt worden om winkeldiefstalintentie en normincorporatie te bekomen (hypothesen 5a, 5b, 6a en 6b).
2.2.1. Methode 2.2.1.1.
Respondenten
De vragenlijst (zie bijlage 4) werd afgenomen bij 300 adolescenten (159 vrouwen en 141 mannen) van twaalf tot en met achttien jaar (M = 14,23; SD = 1,94). Het grootste deel van de respondenten heeft de vragenlijst ingevuld op de secundaire middenschool Spes Nostra te Zedelgem. Ook de jongeren van Pluswerking Sint-Baafs en jongerenwerking ’t Salon te Brugge werden gevraagd de vragenlijst in te vullen. Ten slotte werden er ook adolescenten persoonlijk gecontacteerd via mail en diverse jongerenfora.
De jongeren waren vooral leerlingen uit het eerste (N = 100) en tweede middelbaar (N = 84) en de meesten volgen Algemeen Secundair Onderwijs (N = 184). Dit is ook te zien in tabel 3 en tabel 4 waar de respondenten per studiejaar en studierichting zijn opgenomen. Studiejaar
Procentueel
N
1ste middelbaar
33,4
100
de
28,1
84
de
3 middelbaar
7,7
23
4de middelbaar
7,4
22
5de middelbaar
2 middelbaar
6,7
20
de
11
33
de
7 middelbaar
2
6
Andere
3,7
11
Totaal
100
299
6 middelbaar
Tabel 3: Respondenten per studiejaar bij het hoofdonderzoek Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
15
Studierichting
Procentueel
N
Algemeen Secundair Onderwijs
61,5
184
Technisch Secundair Onderwijs
27,4
82
Kunst Secundair Onderwijs
0,3
1
Beroeps Secundair Onderwijs
7,4
22
Andere
3,3
10
Totaal
100
299
Tabel 4: Respondenten per studierichting bij het hoofdonderzoek Bron: Eigen werk
2.2.1.2.
Procedure
De jongeren werden gevraagd een anonieme vragenlijst in te vullen. De respondenten werden hierbij telkens geconfronteerd met een mogelijke straf die men kan krijgen ten gevolge van winkeldiefstal. Hierbij werden toevalmatig één van de vier verschillende straffen toegewezen namelijk een geldboete van 50 euro, een geldboete van 200 euro, één week werken bij een dienst van de gemeente of twee maanden werken bij een dienst van de gemeente. De keuze voor deze vier verschillende straffen is het resultaat van de pretest (cfr. 2.1.2. Resultaten). Tabel 5 geeft weer hoeveel respondenten er aan een bepaalde straf zijn toegewezen.
Straf
N
50 euro boete
73
Eén week werken bij een dienst van de gemeente
71
200 euro boete
75
Twee maanden werken bij een dienst van de gemeente
81
Totaal
300 Tabel 5: Aantal respondenten per straf Bron: Eigen werk
In de vragenlijst werd gebruik gemaakt van de projectieve techniek. Door de projectie van gevoelens op andere personen wordt zo getracht de werkelijke emoties en gevoelens van de respondent te laten spreken (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2010). In dit onderzoek over winkeldiefstal is dit een waardevolle methode om de invloed van sociaal wenselijk gedrag te minimaliseren. Door het verkleinen van deze systematische fout zal de validiteit van het onderzoek dan ook stijgen. Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
16
Aan de respondenten werd gevraagd zich in te leven in een situatie waar iemand iets gestolen heeft in een winkel. Deze persoon kreeg hiervoor een straf. Op basis van deze straf moesten ze aan de hand van verschillende variabelen aanduiden hoe de persoon zich zou gedragen.
Deze
variabelen
gingen
over
schuld,
schaamte,
normincorporatie
en
winkeldiefstalintentie. Aan de adolescenten werd gevraagd deze te beoordelen op een 7punten Likertschaal gaande van (1) ‘helemaal niet akkoord’ tot (7) ‘helemaal akkoord’.
De respondenten moesten dus in eerste instantie de mate beschrijven dat de beschreven straf schuld- en schaamtegevoelens zou opwekken. Om deze schaamte en schuld te meten werden de schuld en schaamte schaal gebruikt van Roseman, Wiest en Swartz (1994). Door ervaringen van negatieve emoties te laten beschrijven door testpersonen en het beantwoorden van vragenlijsten kwamen de onderzoekers tot karakteristieken die gerelateerd zijn aan verschillende emoties waaronder schaamte en schuld. De schaal van Roseman et al. (1994) is een veelgebruikte methode omdat ze gebaseerd is op ervaringsgerichte emoties (Steenhaut & Van Kenhove, 2006). De items zijn namelijk gebaseerd op de theorie dat emoties kunnen worden onderscheiden op basis van vijf categorieën: gevoelens, gedachten, actietendensen, actie en emotivationele doelen (doelen die gepaard gaan met de emotie). Voor elke van deze categorieën werden er twee items opgenomen in de schaal. In de vragenlijst werd de Nederlandse versie van de schuld en schaamte schaal, die reeds vertaald werd door Steenhaut en Van Kenhove (2006), gebruikt. De beschrijvingen werden door de respondenten telkens beoordeeld op een 7punten Likertschaal gaande van (1) ‘helemaal niet akkoord’ tot (7) ‘helemaal akkoord’. Voorbeelden van schuld items zijn: ‘ik zou wroeging hebben’, ‘ik zou denken dat ik iets verkeerd heb gedaan’, etc. (Cronbach alfa = 0,82) en van schaamte items: ‘Ik zou me waardeloos voelen’, ‘ik zou denken dat ik een mislukkeling ben’, etc. (Cronbach alfa = 0,83). In bijlage 5 zijn de oorspronkelijke schuld en schaamte schaal terug te vinden van Roseman (1994) alsook de vertaalde van Steenhaut en Van Kenhove (2006). Vervolgens werd in dezelfde vraag de intentie tot winkeldiefstal van de persoon die diefstal pleegde gemeten. Hierbij werd gebruik gemaakt van de intentie-items die werden gebruikt voor het onderzoek van Beck en Ajzen (1991). Respondenten kregen in dit onderzoek vragen (met betrekking tot de Theory of Planned Behavior) over spiekgedrag, winkeldiefstal en liegen om een opdracht niet te doen. Deze werden dan vergeleken met de zelf gerapporteerde intentie van de personen. Deze items zijn in dezelfde studie getest (via een longitudinaal onderzoek) en men vond geen significante verschillen tussen het gedrag en de aangegeven intenties. Men kwam dus tot de conclusies dat deze items goede voorspellers waren voor het werkelijke gedrag. Deze (zelf rapportering) intentie items werden Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
17
gebruikt in deze masterproef. Na vertaling naar het Nederlands zijn volgende drie intentieitems gebruikt: (1) ‘Deze persoon zal nooit meer stelen’, (2) ‘Deze persoon zal waarschijnlijk in de toekomst nog stelen’ en (3) ‘Deze persoon zal als hij/zij de kans heeft nog stelen’ (Cronbach alfa = 0,81). De items werden beoordeeld door de respondenten op een 7-punten Likertschaal gaande van (1) ‘helemaal niet akkoord’ tot (7) ‘helemaal akkoord’.
Ten slotte werden er bij dezelfde vraag, hoe de persoon zich zou gedragen bij het krijgen van de straf, nog enkele normincorporatie-items ingesloten. Aan de hand van een 7punten Likertschaal werd aan de respondenten gevraagd hoe de normen van de persoon in hun ogen gewijzigd zijn. De normincorporatieschaal omvat twee uitspraken namelijk (1) ‘Deze persoon zal na de straf inzien dat hij verkeerd was’ en (2) ‘Na de straf ziet de persoon in dat winkeldiefstal fout is’ (Cronbach alfa=0,78). De antwoorden gingen van (1) ‘helemaal niet akkoord’ tot (7) ‘helemaal akkoord’.
De vragenlijst werd afgesloten met tal van socio-demografische variabelen. Hier werd eerst het geslacht, leeftijd, studiejaar en studierichting bevraagd. Sommige studies wijzen er op dat vrouwen, eerder dan mannen, geneigd zijn winkeldiefstal te plegen (Krasnovsky & Lane, 1998). Andere studies kwamen tot het omgekeerde besluit (Tonglet, 2002; Moschis et al., 1987; Cox et al., 1990). In het onderzoek hebben 28 adolescenten reeds gestolen in het afgelopen jaar, 16 mannen en 12 vrouwen. De χ²-toets geeft aan dat er in dit onderzoek geen verschil is tussen het reeds gepleegd hebben van winkeldiefstal bij mannen en vrouwen, χ²(1, N = 28) = 0,57; p > 0,05. De Witte et al. (2000) besloten na hun onderzoek bij Vlaamse jongeren dat adolescenten uit het Algemeen Secundair Onderwijs significant minder stelen dan jongeren uit het Beroeps Secundair Onderwijs en Technisch Secundair Onderwijs. Het huidig onderzoek bevestigt deze bevindingen niet. Na een χ²-toets blijkt dat adolescenten uit het Algemeen Secundair onderwijs significant reeds meer hebben gestolen dan de andere studierichtingen, χ²(2, N = 28) = 15,5, p < 0,05. De variabelen geslacht, leeftijd en studiejaar werden als covariaat opgenomen in de analyses. Aan de adolescenten werd ook gevraagd of ze reeds gestolen hebben. Wanneer men gestolen heeft werd gevraagd hoe vaak ze gestolen hebben in het afgelopen jaar en of men reeds betrapt is geweest. In onderzoek van De Witte et al. (2000) zegt bijna de helft (47,8%) van de Vlaamse jongeren het afgelopen jaar niet gestolen te hebben. Van degene die hebben gestolen heeft 51,5 procent dit één enkele keer gedaan. Maar liefst 80,4 procent werd nooit ontdekt. Slecht 9,3% (N = 28) van de respondenten in het huidig onderzoek zegt in het afgelopen jaar gestolen te hebben, slechts 1 respondent (0,3%) zegt betrapt te zijn geweest op winkeldiefstal in het afgelopen jaar. Dit ligt dus niet in lijn met de bevindingen Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
18
van De Witte et al. (2000). In tabel 6 is de frequentie weergegeven van winkeldiefstal bij de respondenten. Zoals bij De Witte et al. (2000) heeft de meerderheid slechts eenmaal gestolen. De ‘reeds gestolen’ variabele werd als covariaat opgenomen in de verschillende statistische toetsen.
Aantal keren gestolen
Procentueel
N
1
73,1
19
2
7,7
2
3
11,5
3
5
7,7
2
Totaal
100
26
Tabel 6: Aantal keren gestolen Bron: Eigen werk
Er werd ook gepeild naar het aantal vrienden dat reeds gestolen heeft. Hierbij werd ook gevraagd of men veel praat over winkeldiefstal met vrienden, of deze vrienden hen al hebben uitgedaagd om winkeldiefstal te plegen en of ze hun vrienden al hebben zien stelen. Deze variabelen werden opgenomen als covariaat in de analyses. Voornamelijk geen enkele (N = 153) en sommige (N = 133) vrienden hebben reeds gestolen. De ondervraagden praten zelden (N = 111) tot nooit (N = 157) met hun vrienden over winkeldiefstal. Wanneer men veel spreekt over winkeldiefstal zou dit aanzetten tot het effectief plegen ervan (Moschis et al., 1987; Cox et al., 1990). Dezelfde trend is terug te vinden in het huidig onderzoek, 25% van de adolescenten die reeds gestolen hebben praten veel over winkeldiefstal met hun vrienden in vergelijking met 8,2% van de adolescenten die niet gestolen hebben. Ook druk van vrienden is volgens studies een positief gecorreleerd verklarende variabele van winkeldiefstal (Cox et al.,1990; Krasnovsky & Lane, 1998). Deze resultaten worden ook bevestigd in deze studie. Van diegene die niet hebben gestolen heeft bij 1,1% de vrienden de adolescent al veel uitgedaagd. Voor diegene die wel reeds gestolen hebben is dit 14,3%. Over het algemeen dagen de vrienden de adolescenten nooit (N = 263) uit om iets mee te nemen uit een winkel zonder ervoor te betalen. De grote meerderheid (N = 224) heeft zijn vrienden dan ook nog nooit zien stelen. Daarnaast werd ook het diploma en beroep van de ouders bevraagd en de thuissituatie (tweeouder gezin, voogd, etc.). De adolescenten wonen hoofdzakelijk in een tweeoudergezin met broer(s) en/of zus(sen) (N = 219). Enkele studies stellen dat hoe groter het gezin is, hoe meer kans er is op het plegen van winkeldiefstal (Moshis et al., 1987; Cox
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
19
et al., 1990). Anderen vonden dan weer geen relatie (De Witte et al. 2000). Ook in deze studie werd geen relatie gevonden. Er is geen verschil in het reeds gestolen hebben wanneer men in een klein gezin (9,1%) of in een groot gezin (9,3%) woont. Het opleidingsniveau van de ouders blijkt in verschillenden onderzoeken geen invloed te hebben (De Witte et al. 2000; Cox et al., 1990). Krasnovsky en Lane (1998) wezen er dan weer op dat bepaalde auteurs een licht negatieve relatie hebben gevonden. De jongeren wisten over het algemeen niet wat het hoogst behaalde diploma van hun vader (N = 141) of hun moeder is (N = 142). Er waren dan ook te weinig (N = 14) respondenten die reeds gestolen hadden die hiervan op de hoogte waren om hier relevantie conclusies uit te kunnen trekken. Ook het beroep van de ouders werd als variabele opgenomen in de vragenlijst. De vaders van de adolescenten zijn over het algemeen arbeiders (N = 97) en bedienden (N = 56), terwijl de moeders overwegend bedienden zijn (N = 107).
Ten slotte werd ook gepeild naar de taal die thuis gesproken wordt en de huidige nationaliteit. Volgens De Witte et al. (2000) is afkomst geen verklarende variabele voor winkeldiefstal. Een ander onderzoek toont aan dat men meer waarschijnlijk vervalt in afwijkend gedrag wanneer het raciaal en cultureel verschil groot is met het land van de misdaad (Klemke, 1991). De adolescenten in dit onderzoek spreken thuis overwegend Nederlands (N = 289) en zijn Belg (N = 289). Door het lage aantal allochtonen (N = 8) kunnen hier geen verdere conclusies over worden getrokken.
2.2.2. Resultaten Om te testen of geldboetes leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schuld in vergelijking met schaamte (eerste hypothese) en of sociale straffen leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schaamte in vergelijking met schuld, werd een ANCOVA uitgevoerd. Als afhankelijke variabelen werden de mate van schaamte of schuld (i.e. mate van schaamte – mate van schuld) gebruikt, als onafhankelijke variabele de straf (i.e. geldboete van 50 euro, geldboete van 200 euro, één week werken in een dienst van de gemeente, twee maanden werken in een dienst van de gemeente). De volgende covariaten werden in de analyse ingesloten: geslacht (gecodeerd als 0 voor man en 1 voor vrouw), leeftijd, studiejaar, reeds gestolen (gecodeerd als 0 voor neen en 1 voor ja), hoeveel vrienden hebben reeds gestolen, praten met vrienden over winkeldiefstal, uitdagen van vrienden en vrienden al zien stelen. Resultaten van deze ANCOVA tonen aan dat er geen verschil is tussen de mate van schuld en schaamte gevoelens tussen de verschillende straffen; F(3) = 0,39; p > 0,05. In tabel 7 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen terug te vinden per straf. Geen van de covariaten had een significante invloed (p > 0,05). Daarna Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
20
werd een t-toets voor het gemiddelde uitgevoerd met als test variabele de mate van schaamte of schuld (i.e. mate van schaamte – mate van schuld) en nul als teststatistiek. Deze gaf aan dat er een significant hoger schuldgevoel dan schaamtegevoel is (M = -0,66; SD = 0,86); t(299) = -13,29; p < 0,05. Er kan dus worden besloten dat sociale straffen, net als geldboetes leiden tot een hoger gevoel van geanticipeerde schuld in vergelijking met schaamte. De eerste hypothese kan bijgevolg niet worden verworpen op 95% significantieniveau, de tweede hypothese wel.
Gekregen straf
M
SD
Geldboete 50 euro
-0,57
0,85
Geldboete 200 euro
-0,66
0,81
Eén week werken voor een dienst van de gemeente
-0,73
0,91
Twee maanden werken voor een dienst van de gemeente
-0,70
0,90
Tabel 7: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H1 en H2) Bron: Eigen werk
Bij de derde hypothese wordt er verwacht dat een geldboete tot minder normincorporatie
zal
leiden
dan
een
sociale
straf
en
dat
een
geldboete
de
winkeldiefstalintentie minder zal doen dalen dan bij een sociale straf. Volgens de vierde hypothese zou een sociale straf tot meer normincorporatie leiden dan een geldboete en zal een sociale straf de winkeldiefstalintentie meer doen dalen dan bij een geldboete. Deze hypothesen werden getoetst aan de hand van een ANCOVA met als onafhankelijke variabele de gekregen straf (i.e. geldboete van 50 euro, geldboete van 200 euro, één week werken in een dienst van de gemeente, twee maanden werken in een dienst van de gemeente) en als afhankelijke variabele de graad van normincorporatie en de volgende covariaten: geslacht (gecodeerd als 0 voor man en 1 voor vrouw), leeftijd, studiejaar, reeds gestolen (gecodeerd als 0 voor neen en 1 voor ja), hoeveel vrienden hebben reeds gestolen, praten met vrienden over winkeldiefstal, uitdagen van vrienden en vrienden al zien stelen. Deze toets wees erop dat er geen significante verschillen bestaan tussen de normincorporatiegraad bij de verschillende straffen; F(3) = 1,20; p > 0,05. In tabel 8 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen terug te vinden per straf. Geen van de covariaten had een significante invloed (p > 0,05). Hypothese 3a en 4a worden bijgevolg verworpen. Een mediatieanalyse van de relatie tussen straf en normincorporatie over schaamte en schuld is bijgevolg niet meer mogelijk. Een t-toets voor het gemiddelde uitgevoerd met als test variabele de normincorporatie en vier als teststatistiek geeft aan dat de normincorporatie (M = 4,67; SD = 1,28) hoog is (significant hoger dan vier); t(299) = 9,11; p < 0,05. Men kan dus stellen dat de verschillende straffen zorgen voor hogere normincorporatie.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
21
Gekregen straf
M
SD
Geldboete 50 euro
4,74
1,36
Geldboete 200 euro
4,66
1,25
Eén week werken voor een dienst van de gemeente
4,45
1,23
Twee maanden werken voor een dienst van de gemeente
4,71
1,28
Tabel 8: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H3a en H4a) Bron: Eigen werk
Een tweede ANCOVA met als onafhankelijke variabele de gekregen straf (i.e. geldboete van 50 euro, geldboete van 200 euro, één week werken in een dienst van de gemeente, twee maanden werken in een dienst van de gemeente) en als afhankelijke variabele de graad van winkeldiefstalintentie en de als covariaten geslacht (gecodeerd als 0 voor man en 1 voor vrouw), leeftijd, studiejaar, reeds gestolen (gecodeerd als 0 voor neen en 1 voor ja), hoeveel vrienden hebben reeds gestolen, praten met vrienden over winkeldiefstal, uitdagen van vrienden en vrienden al zien stelen gaf geen significante resultaten. Met andere woorden er is geen verschil in de winkeldiefstalintentie voor de verschillende straffen; F(3) = 0,55; p > 0,05. In tabel 9 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen terug te vinden per straf. Geen van de covariaten had een significante invloed (p > 0,05). Er kan dus worden besloten dat hypothese 3b en 4b verworpen mogen worden. Een mediatieanalyse van de relatie tussen straf en winkeldiefstalintentie over schaamte en schuld is bijgevolg niet meer mogelijk. Hierbij werd ook een t-toets voor het gemiddelde met als test variabele de winkeldiefstalintentie en vier als teststatistiek uitgevoerd. Uit deze t-toets volgt dat de winkeldiefstalintentie (M = 4,14; SD = 1,14) hoog is (significant hoger dan vier); t(299) = 2,17; p < 0,05. Hieruit kan men besluiten dat de verschillende straffen (i.e. geldboete van 50 euro, geldboete van 200 euro, één week werken in een dienst van de gemeente, twee maanden werken in een dienst van de gemeente) niet zorgen voor een lagere winkeldiefstalintentie.
Gekregen straf
M
SD
Geldboete 50 euro
4,02
1,13
Geldboete 200 euro
4,21
1,01
Eén week werken voor een dienst van de gemeente
4,21
1,28
Twee maanden werken voor een dienst van de gemeente
4,13
1,16
Tabel 9: Gemiddelden en standaardafwijkingen per straf (H3b en H4b) Bron: Eigen werk
Bij de vijfde hypothese werd er verwacht dat een gevoel van schuld tot minder normincorporatie leidt dan een gevoel van schaamte (H5a) en dat bij een gevoel van schuld de winkeldiefstalintentie minder zal dalen dan bij een gevoel van schaamte (H5b). De zesde Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
22
hypothese voorspelt dat een gevoel van schaamte tot meer normincorporatie zal leiden dan een gevoel van schuld (H6a) en dat bij een gevoel van schaamte de winkeldiefstalintentie meer zal dalend dan bij een gevoel van schuld. Door middel van een ANCOVA met als onafhankelijke variabelen het gevoel (i.e. het gevoel, schaamte of schuld, die de respondent overwegend had) genomen, als afhankelijke variabele de normincorporatiegraad en als covariaten geslacht (gecodeerd als 0 voor man en 1 voor vrouw), leeftijd, studiejaar, reeds gestolen (gecodeerd als 0 voor neen en 1 voor ja), hoeveel vrienden hebben reeds gestolen, praten met vrienden over winkeldiefstal, uitdagen van vrienden en vrienden al zien stelen. Hieruit blijkt dat het schuld- en schaamte gevoel een significante invloed heeft op de normincorporatie, meer bepaald bij schuld (M = 4,78; SD = 1,30) zal er een hogere normincorporatie zijn dan bij schaamte (M = 4,22; SD = 1,20); F(1) = 7,32; p > 0,05. Geen van de covariaten had een significante invloed (p > 0,05). Hypothesen 5a en 6a worden dus verworpen op 95% significantieniveau. Om de overige hypothesen te testen werd opnieuw een ANCOVA uitgevoerd. Als onafhankelijke variabelen werd het gevoel (i.e. het gevoel, schaamte of schuld, die de respondent overwegend had) genomen, als afhankelijke variabele de winkeldiefstalintentie en als covariaten geslacht (gecodeerd als 0 voor man en 1 voor vrouw), leeftijd, studiejaar, reeds gestolen (gecodeerd als 0 voor neen en 1 voor ja), hoeveel vrienden hebben reeds gestolen, praten met vrienden over winkeldiefstal, uitdagen van vrienden en vrienden al zien stelen. Het gevoel van schuld of schaamte zal de winkeldiefstalintentie significante beïnvloeden. Bij schuld (M = 4,02; SD = 1,18) zal de winkeldiefstalintentie lager liggen dan bij schaamte (M = 4,65; SD = 0,98); F(1) = 13,91; p < 0,05. Voor de covariaten werd er geen significante invloeden gevonden (p > 0,05). Hieruit kan er worden besloten dat hypothesen 5b en 6b verworpen worden. Figuur 6 geeft een schematisch overzicht weer van de gevonden resultaten in het hoofdonderzoek.
Geldboetes
Sociale straffenGeldboetes
Sociale straffen
Schuld
Schaamte Schuld
Hogere Normincorporatie
Lagere Normincorporatie
↓
↓
Lagere winkeldiefstalintentie dan schaamte
Hogere winkeldiefstalintentie dan schuld
Figuur 6: Schematisch overzicht van de resultaten van het hoofdonderzoek Bron: Eigen werk
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
23
3. Conclusie Ondanks het veel voorkomen van winkeldiefstal (Krasknovsky & Lane, 1998) en de grote impact ervan (Bamfield, 2009) is er een gebrek aan studies die de effectiviteit van preventiestrategieën van dit wangedrag onderzoeken (Farrington, 1999). Om deze leemte op te vullen onderzoekt deze studie de effectiviteit van de preventie van winkeldiefstal bij geldboetes en sociale straffen.
Het onderzoek focust zich op adolescenten gezien deze leeftijdsgroep sneller geneigd is om winkeldiefstal te plegen (Robin, 1963; Tonglet, 2002; Taylor et al., 2001). Daarnaast is er tot nu toe weinig onderzoek gevoerd naar winkeldiefstal bij adolescenten (Krasnovsky & Lane, 1998). Door deze focus wordt ervoor gezorgd dat men meer inzicht krijgt in hoe men winkeldiefstal kan voorkomen bij deze leeftijdscategorie.
Er zijn twee vaak voorkomende manieren om winkeldiefstal te bestraffen. Vooraleerst zijn er de traditionele geldboetes. Ten tweede zijn er de er recent nog een andere soort straffen ontstaan in het moderne strafsysteem namelijk de sociale straffen. Deze straffen gaan verder dan de anonimiteit van geldboetes (Netter, 2005) en stellen de overtreder bloot aan de sociale afkeuring door anderen (Wijers, 2000). Door deze publieke context en zelfgeoriënteerde focus werd verwacht dat dit met een groter schaamtegevoel zou gepaard gaan. Uit het onderzoek blijkt echter dat beide straffen (i.e. geldboetes en sociale straffen) resulteren in meer geanticipeerde schuld dan schaamte. Dit kan te verklaren zijn doordat de respondenten de sociale straffen niet associeerden met een publieke blootstelling. Het ontbreken van dit publiekelijk karakter kan ervoor zorgen dat er geen schaamtegevoelens worden opgewekt (Garvey, 1998). Daarnaast zal het schuldgevoel steeds samengaan met schaamte en dus zullen beide emoties worden ervaren nadat de persoon iets verkeerd gedaan heeft (Schmader & Lickel, 2006). Er werd verwacht dat geldboetes tot minder normincorporatie zal leiden en dat de winkeldiefstalintentie minder zal dalen dan bij een sociale straf. Sociale straffen zouden daarentegen leiden tot meer normincorporatie dan een geldboete. Er werd tevens verwacht dat bij een sociale straf de winkeldiefstalintentie meer zal dalen dan bij een geldboete. Deze hypothesen kwamen door de intensiteit van het schaamte gevoel bij sociale straffen en door de compensatie- en retributietheorie, waarbij geldboetes worden aanzien als compensatie en sociale straffen als retributie. Uit het onderzoek bleek echter dat de normincorporatie en winkeldiefstalintentie bij geldboetes en sociale niet verschillen. Dit is waarschijnlijk ook te verklaren doordat sociale straffen waarschijnlijk niet het publieke karakter opriepen bij de adolescenten. Hierdoor is er weinig
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
24
verschil tussen de gepercipieerde gevolgen van geldboetes en de sociale straffen. Door de intensiteit van het schaamtegevoel en de compensatie- en retributietheorie zou schaamte leiden tot een hogere normincorporatie en lagere winkeldiefstalintentie in vergelijking met schuld. Dit schuldgevoel zou dan weer leiden tot een lagere normincorporatie en hogere winkeldiefstalintentie dan schaamte. Ook deze hypothesen werden verworpen. Schuld leidt namelijk tot een hogere normincorporatie en lagere winkeldiefstalintentie dan schaamte. Een gevoel van schaamte daarentegen leidt tot lagere normincorporatie en hogere winkeldiefstal dan schuld. Dit kan te wijten zijn aan het schuldbesef dat verder staat van de persoonlijkheid van de adolescent en dus de ruimte laat om hun daden te evalueren (Wijers, 2000), schaamte zou blokkades kunnen opwerpen voor verdere communicatie (Tangney, 1998). Daardoor zou de normincorporatie groter kunnen zijn bij schuld dan bij schaamte.
De resultaten van dit onderzoek kunnen van belang zijn voor onder andere criminologen, psychologen en rechters. Dit onderzoek heeft aangetoond dat geldboetes en sociale straffen voor winkeldiefstal gepaard gaan met schuldgevoelens. Deze bevinding zal criminologen en psychologen helpen om verdere inzichten te verkrijgen in het theoretische kader rond straffen. Deze masterproef toont immers de relevantie aan om straffen te zien in de context van de gevoelens die de straf opwekt. Een andere theoretische implicatie die dit onderzoek
met
zich
meebrengt
is
het
koppelen
van
bepaalde
gevoelens
aan
normincorporatie en winkeldiefstalintentie. Zo zal door middel van de inzichten van deze masterproef een verklaring kunnen worden gezocht voor bijvoorbeeld de acties die men stelt na het krijgen van een geldboete of sociale straf. Praktische toepassingen kunnen worden weergevonden in de rechtbank. Doordat dit onderzoek aantoont dat schuld tot een lagere winkeldiefstalintentie leidt in vergelijking met schaamte. Moeten rechters dus trachten het schuldgevoel op te wekken bij de delinquente. Op deze manier is de kans groter dat de winkeldief de diefstal niet meer zal herhalen.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
25
4. Beperkingen van het onderzoek en richtlijnen voor verder onderzoek Om het onderzoek af te sluiten zullen er enkele beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek nader worden bekeken.
Bij studies waarbij de ondervraagde zelf vragenlijsten invult over een onderwerp als winkeldiefstal, is het moeilijk om over de betrouwbaarheid van de antwoorden te oordelen. Winkeldiefstal is een gevoelig onderwerp waardoor mensen vaak oneerlijk antwoorden ook al is anonimiteit verzekerd. Respondenten zouden bijvoorbeeld antwoorden geven zoals ze denken dat de onderzoeker graag zou willen of wat verwacht wordt van de maatschappij. Bij een volgend onderzoek zou hierbij meer rekening kunnen worden gehouden door een sociale
wenselijkheid
schaal (cfr.
Marlowe
Crowne
Social Desirability
Scale) te
implementeren. Dit zou de mate weergeven waarin de respondenten antwoorden zoals het van de maatschappij verwacht wordt in plaats van hun eigen mening.
Doordat winkeldiefstal het grootst is bij adolescenten (Robin, 1963; Tonglet, 2002, Taylor et al., 2001) was de keuze voor deze doelgroep vanzelfsprekend. Toch zou het interessant zijn om de verschillende straffen (i.e. geldboetes en sociale straffen) te onderzoeken bij anderen doordat adolescenten niet representatief zijn voor andere consumenten. Adolescenten worden immers geconfronteerd met drastische veranderingen op sociaal, cognitief en lichamelijk vlak (De Witte et al., 2000) hierdoor is het mogelijk dat de gevoelens en de intensiteit van de gevoelens bij de straffen anders zijn. Verder onderzoek naar onder andere winkelpersoneel die diefstal pleegt zou ook interessant zijn. Dit is ook een vaak voorkomend fenomeen en zorgt voor grote kosten voor handelaars (Bamfield, 2009). Deze groep heeft niet meer te maken met de veranderingen die horen bij de adolescentieperiode, daardoor is het mogelijk om andere resultaten te vinden.
In het huidig onderzoek werd een duidelijk verschil gemaakt tussen de geldboetes en sociale straffen. Het komt echter voor dat de sociale straf gecombineerd wordt met een geldboete, bijvoorbeeld één week werken voor een dienst van de gemeenten en een boete van 150 euro. Hier werd echter geen rekening mee gehouden. In verder onderzoek zou deze mogelijke combinatie van straffen verder kunnen worden bestudeerd. Door de combinatie van de straffen zou het kunnen dat er synergie ontstaat tussen beiden. Deze kunnen op hun beurt de normincorporatie en winkeldiefstalintentie beïnvloeden.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
26
In verder onderzoek kan er ook rekening worden gehouden met de rol van persoonlijkheidsvariabelen en situationele variabelen. Persoonlijkheidsvariabelen zijn onder andere de capaciteiten, attitudes, motivatie, etc. van de respondenten. Situationele variabelen zijn variabelen die de omgeving beïnvloeden. Deze variabelen kunnen een verklaring vormen waarom niet iedere persoon hetzelfde reageert in gelijke situaties (Van der Ploeg, 1998). In verder onderzoek zou het bijvoorbeeld interessant zijn om de straffen te onderzoeken in winkels met consumentenartikels met een hoge omloopsnelheid en winkels met luxeproducten. Door het verschil in product is het mogelijk dat adolescenten anders zullen reageren in dergelijke situaties.
Ten slotte zou er in verder onderzoek rekening kunnen worden gehouden met de motieven die mensen hebben om te stelen. Mogelijke motieven zijn: stelen om levensnoodzakelijke goederen te hebben, verslaving aan winkeldiefstal, stelen voor het plezier, etc. Aan de hand van deze motieven kan er wellicht veel efficiënter opgetreden worden tegen winkeldiefstal (Fullerton & Punj, 2004). Door hiermee rekening te houden kunnen aangepaste straffen worden gegeven zodat de winkeldiefstalintentie eventueel zal dalen.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
27
Bibliografie Aft (2012, 6 maart). Winkeldief krijgt 75 uur werkstraf. De Standaard. Online beschikbaar op:
. (12/04/2012).
Alberstat, M. (1989). Trying to Stop a Pocketful of Trouble. Commercial News, 68: 12-16.
Bamfield, J. (2009). European Retail Theft Barometer: Monitoring the Costs of Shrinkage and Crime for Europe's Retailers. Nottingham: Centre for Retail Research. Online beschikbaar op: . (23/12/2011).
Beck, L. & Ajzen, I. (1991). Predicting dishonest actions using the theory of planned behavior. Journal of Research in Personality, 25(3): 285-301.
Braithwaite, J. (1999). Crime, shame, and reintegration, Cambridge: Cambridge University Press.
Brennan, L. & Binney, W. (2010). Fear, guilt, and shame appeals in social marketing. Journal of Business Research, 63(2), 140-146.
Cohen, T.R., Wolf, S.T., Panter, A.T. & Insko, C.A. (2011). Introducing the GASP scale: A new measure of guilt and shame proneness. Journal of Personality and Social Psychology, 100(5), 947-966.
Combs, D. J. Y., Campbell, G., Jackson, M., & Smith, R. H. (2010). Exploring the consequences of humiliating a moral transgressor. Basic and Applied Social Psychology, 32(2), 128-143.
Cox, D., Cox, A. D. & Moschis, G.P. (1990). When consumer behavior goes bad: An investigation of adolescent shoplifting. Journal of Consumer Research: 149-159.
Dawson, S. (1993). Consumer responses to electronic article surveillance alarms. Journal of Retailing, 69(3): 353-362.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
I
De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2010). Marktonderzoek: methoden en toepassingen, Amsterdam: Pearson Education.
De Witte, H., Hooge, J., Walgrave. L. (2000). Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld. 12- tot 18-jarigen over hun leefwereld en toekomst, Universitaire Pers Leuven.
Directie van de operationele politionele informatie (2010), Jaarrapport 2010: politionele criminaliteitsstatistieken.
Belgische
Federale
politie.
Online
beschikbaar
op:
. (25/04/20112).
Elison, J. (2005). Shame and guilt: A hundred years of apples and oranges. New Ideas in Psychology, 23(1): 5-32.
Farrington, D. P. (1999). Measuring, explaining and preventing shoplifting: A review of British research. Security Journal, 12(1): 9-27.
Fullerton, R. A. & Punj, G. (1993). Choosing to misbehave: A structural model of aberrant consumer behavior. Advances in consumer research, 20(1): 570-574.
Garvey, S. P. (1998). Can Shaming Punishments Educate?. The University of Chicago Law Review, 65(3): 733-794.
Geurts, M. D., Andrus, R. R. & Reinmuth, J. (1976). Researching Shoplifting and Other Deviant Customer Behavior using the Randomized Response Research Design. Journal of Retailing, 51(4): 43-48.
Glasscock, S. G., Rapoff, M. A. & Christophersen, E.R. (1988). Behavioral methods to reduce shoplifting. Journal of Business and psychology, 2(3): 272-278.
Gneezy, U. & Rustichini, A. (2000). A Fine Is a Price. J. Legal Stud., 29: 1.
Guffey, H. J., James, R. H. & Laumer, J. F. Jr. (1979), Shopper Attitudes toward Shoplifting and Shoplifting Preventive Devices, Journal of Retailing, 55 (3), 75-89.
Kardes, F., Cline, T.W. & Cronley, M. L. (2011). Consumer Behavior: sciene and practice, South-Western: Cengage Learning.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
II
Kieruj, N., Mulder, L. & Nelissen, R. M. A. (2008). Opdrijven of beklijven? Het verschil tussen boetes en sociale afkeuring in sociale dilemma's. Jaarboek sociale psychologie 2007: 193202.
Klemke, L. W. (1978). Does apprehension for shoplifting amplify or terminate shoplifting activity?. Law and Society Review: 391-403.
Klemke, L. W. (1991). Sociology of Shoplifting: Boosters and Snitches Today. Westport: Praeger Publishers.
Klemke, L. W. (1992), The Sociology of Shoplifting: Boosters and Snitches Today, Westport, CT: Praeger.
Krasnovsky, T. & Lane, R. C. (1998). Shoplifting: A review of the literature. Aggression and Violent Behavior, 3(3): 219-235.
Lewis, H. B. (1971). Shame and Guilt in Neurosis, Madison: International Universities Press.
Lin, B., Hastings, D. A. & Martin, C. (1994). Shoplifting in Retail Clothing Outlets: An Exploratory Research. International Journal of Retail & Distribution Management, 22(7): 2429.
Lo, L. (1994), Exploring Teenage Shoplifting Behavior: A Choice and Constraint Approach, Environment and Behavior, 26 (5), 613-639.
Marshall, H. R. & Magruder, L. (1960). Relations between parent money education practices and children's knowledge and use of money. Child Development, 31(2): 253-284.
McNees, M. P., Egli, D. S., Marshall, R. S., Schnelle, J.F., & Risley, T.R. (1976). Shoplifting prevention: Providing information through signs. Journal of Applied Behavior Analysis 9(4): 399.
Moschis, G. P., Cox, D. S. & Kellaris, J.J. (1987). An exploratory study of adolescent shoplifting behavior. Advances in consumer research, 14: 526-530.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
III
Mulder, L. B., Verboon, P. & De Cremer, D. (2009). Sanctions and moral judgments: The moderating effect of sanction severity and trust in authorities. European Journal of Social Psychology 39(2): 255-269.
Netter, B. (2005). Avoiding the Shameful Backlash: Social Repercussions for the Increased Use of Alternative Sanctions. J. Crim. L. & Criminology, 96: 187.
Polinsky, A. M. & Shavell, S. (1979). The optimal tradeoff between the probability and magnitude of fines. The American Economic Review, 69(5): 880-891.
Posner, R. A. & Rasmusen, E. B. (1999). Creating and enforcing norms, with special reference to sanctions. International Review of Law and Economics, 19(3): 369-382.
Robin, G. D. (1963). Patterns of department store shoplifting. Crime & Delinquency 9(2): 163-172.
Roseman, I. J., Wiest, C. & Swartz, T.S. (1994). Phenomenology, behaviors, and goals differentiate discrete emotions. Journal of Personality and Social Psychology, 67(2): 206.
Schmader, T. & Lickel, B. (2006). The approach and avoidance function of guilt and shame emotions: Comparing reactions to self-caused and other-caused wrongdoing. Motivation and Emotion, 30(1): 42-55. Sheikh, S. & Janoff-Bulman, R. (2010). The “shoulds” and “should nots” of moral emotions: A self-regulatory perspective on shame and guilt. Personality and Social Psychology Bulletin, 36(2), 213-224.
Smith, R.H., Webster, J.M., Parrott, W.G. & Eyre, H.L. (2002). The role of public exposure in moral and non-moral shame and guilt. Journal of Personality and Social Psychology, 83(1), 138-159.
Steenhaut, S. & Van Kenhove, P. (2006). The mediating role of anticipated guilt in consumers’ ethical decision-making. Journal of business ethics, 69(3): 269-288.
Tangney, J. P. (1998). How does guilt differ from shame?. California: Academic press.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
IV
Taylor, E. R., Kelly, J., Valescu, S., Reynolds, G. S., Sherman, J. & German, V. (2001). Is stealing a gateway crime?. Community mental health journal, 37(4): 347-358.
Teroni, F. & Deonna, J. A. (2008). Differentiating shame from guilt. Consciousness and cognition, 17(3): 725-740.
Tonglet, M. (2002). Consumer misbehaviour: an exploratory study of shoplifting. Journal of Consumer Behaviour, 1(4): 336-354.
Unie Voor Zelfstandige Ondernemers (2010). Winkelcriminaliteit-Distributie: Een update van cijfers
en
actiepunten.
UNIZO-studiedienst.
Online
beschikbaar
op:
. (16/02/2012).
Van der Ploeg, J. (1998). Gedragsproblemen: ontwikkelingen en risico's, Lemniscaat Publishers.
van Prooijen, J. W. (2010). Retributive versus compensatory justice: Observers' preference for punishing in response to criminal offenses. European Journal of Social Psychology, 40(1): 72-85.
Vermeulen, G. (2009). Strafwetboek-Wetboek van strafvordering-Bijzondere wetten, Maklu.
Weijers, I. (2000). Schuld en schaamte: een pedagogisch perspectief op het jeugdstrafrecht, Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
Whitman, J. Q. (1997). What is wrong with inflicting shame sanctions. Yale LJ, 107: 1055.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
V
Bijlagen Bijlage 1: Vragenlijst pretest Beste, Als studente Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent, voer ik een onderzoek bij adolescenten, van 12 tot en met 18 jaar, in het kader van mijn masterproef. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. Probeer eerlijk te zijn bij het beantwoorden van de vragen. De gegevens zullen uiteraard vertrouwelijk worden behandeld en zijn volledig anoniem. Er zijn geen goede of foute antwoorden in deze vragenlijst, enkel jouw mening telt. Door het invullen van de vragenlijst kan je een FNAC-bon winnen ter waarde van 10 euro! Ik wil je alvast heel erg bedanken voor het invullen van de vragenlijst. Voor verdere vragen kunt u terecht op het volgend mailadres: [email protected]
VRAAG 1: A. Geldboetes zijn een mogelijke straf bij winkeldiefstal. Beeld je in dat iemand of jijzelf steelt in een winkel. Wat beschouw je als een erge en realistische geldboete in deze situatie?
………………… Wat beschouw je als GEEN erge en realistische geldboete in deze situatie? ……euro………… ………………… B. Sociale straffen zijn eveneens een mogelijke straf bij winkeldiefstal.……euro………… Dit zijn straffen waarbij men het risico loopt om beoordeeld en veroordeeld te worden door de maatschappij. In deze straffen wordt er rekening gehouden met de slachtoffers, de samenleving en de dader zelf. Je kan denken aan bijvoorbeeld werken bij de groendienst van de gemeente, het volgen van een bepaalde maatschappelijke cursus,… Beeld je in dat iemand of jijzelf steelt in een winkel. Wat beschouw je als een erge en realistische sociale straf in deze situatie?
……………………….……………………………………………………………………… ………………………………………………………….
Wat beschouw je als GEEN erge en realistische sociale staf in deze situatie?
……………………….……………………………………………………………………… ………………………………………………………….
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
VI
VRAAG 2: Stel, iemand of jijzelf hebt iets gestolen in een winkel en daardoor krijg die persoon of jijzelf een straf. Duid aan hoe erg je onderstaande straffen vindt. Gelieve per straf (dus per rij) telkens één antwoord aan te duiden. De antwoorden gaan van “helemaal niet erg” tot “heel erg”.
Helemaal niet erg
Niet erg
Eerder niet erg
Neutraal
Eerder erg
Erg
Heel erg
Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is.
1 week werken bij een dienst van de gemeente.
Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij.
Geldboete van 200 euro.
Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst.
Geldboete van 100 euro.
2 maanden werken bij een dienst van de gemeente.
Geldboete van 500 euro.
Geldboete van 800 euro.
2 dagen werken bij een dienst van de gemeente.
Gelieve in deze rij 'heel erg' aan te duiden.
Geldboete van 10 euro.
Geldboete van 50 euro.
Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente.
3 weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt.
De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
VII
Verbod om de winkel waar er gestolen is nog te betreden.
Het winkelpersoneel wordt op de hoogte gebracht van de persoonlijke gegevens van de winkeldief.
De winkeldief mag 1 dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden.
De winkeldief moet zich verontschuldigen bij het winkelpersoneel via mail.
VRAAG 3: Wat vind jij van winkeldiefstal? Hoe meer naar links, hoe meer het woord in de linker kolom je mening weergeeft. Hoe meer naar rechts, hoe beter het woord in de rechterkolom jouw mening weergeeft. Je moet dus per rij één antwoord aanduiden. Nadelig Verstandig Slecht Eerlijk De moeite waard Toelaatbaar Een misdaad Ik zou me niet schuldig voelen Juist Niet tegen mijn principes Negatief Moreel niet verkeerd
Voordelig Dwaas Goed Oneerlijk Niet de moeite waard Ontoelaatbaar Geen misdaad Ik zou me schuldig voelen Verkeerd Tegen mijn principes Positief Moreel verkeerd
VRAAG 4: Wat is je geslacht? o Man o Vrouw VRAAG 5: Wat is je leeftijd? o 12 jaar o 13 jaar o 14 jaar o 15 jaar o 16 jaar o 17 jaar Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
VIII
o o
18 jaar Andere leeftijd
……… ………
VRAAG 6: Wat is je studiejaar? o 1e middelbaar o 2e middelbaar o 3e middelbaar o 4e middelbaar o 5e middelbaar o 6e middelbaar o 7e middelbaar VRAAG 7: o o o o o
In welke studierichting zit je?
ASO (Algemeen Secundair Onderwijs) TSO (Technisch Secundair Onderwijs) BSO (Beroeps Secundair Onderwijs) KSO (Kunst Secundair Onderwijs) Andere
………………… …………………
VRAAG 8: Heeft u in het afgelopen jaar (2011 dus) reeds gestolen? o Neen o Ja INDIEN JA op vraag 8: Hoeveel keer heb je al gestolen in het afgelopen jaar (i.e., 2011)? INDIEN JA op vraag 8: o o
Neen Ja
… …...
Ben je reeds betrapt, door wie of wat dan ook in het afgelopen jaar (i.e., 2011)?
Hoeveel keer ben je al betrapt in het afgelopen jaar (i.e., 2011)?
VRAAG 9: Hoeveel vrienden van je hebben reeds gestolen? o Geen o Sommige o De meeste o Allemaal
… …...
VRAAG 10: Praat je regelmatig met je vrienden over winkeldiefstal? o Nooit o Zelden o Af en toe o Regelmatig o Bijna altijd als we elkaar zien VRAAG 11: o o o o o
Dagen je vrienden je soms uit om iets mee te nemen uit een winkel zonder ervoor te betalen?
Nooit Zelden Af en toe Regelmatig Bijna altijd als we elkaar zien
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
IX
VRAAG 12: o o o o o
Heb je jouw vrienden al zien stelen?
Nooit Zelden Af en toe Regelmatig Bijna altijd als we elkaar zien
VRAAG 13: Wat is het hoogst behaalde diploma van je vader? o Lager onderwijs o Lager middelbaar onderwijs o Hoger middelbaar onderwijs o Hoger, niet-universitair onderwijs o Hoger, universitair onderwijs o Post-universitair onderwijs o Weet ik niet o Niet van toepassing VRAAG 14: o o o o o o o o o o o o o o
Wat is het beroep van uw vader?
Arbeider Bediende Landbouwer Kaderlid Vrij beroep (dokter, advocaat, …) Zelfstandige Huisvrouw Werkloos Werkzoekend Gepensioneerd Ziekteverlof Weet ik niet Niet van toepassing Andere
………………………………… …………………….
VRAAG 15: Wat is het hoogst behaalde diploma van je moeder? o Lager onderwijs o Lager middelbaar onderwijs o Hoger middelbaar onderwijs o Hoger, niet-universitair onderwijs o Hoger, universitair onderwijs o Postuniversitair onderwijs o Weet ik niet o Niet van toepassing
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
X
VRAAG 16: o o o o o o o o o o o o o o
Wat is het beroep van uw moeder?
Arbeider Bediende Landbouwer Kaderlid Vrij beroep (dokter, advocaat, …) Zelfstandige Huisvrouw Werkloos Werkzoekend Gepensioneerd Ziekteverlof Weet ik niet Niet van toepassing Andere
………………………………… …………………….
VRAAG 17: Ik woon hoofdzakelijk in: o Een tweeoudergezin als enig kind o Een tweeoudergezin met broer(s) en/of zus(sen) o Een één-oudergezin als enig kind o Een één-oudergezin met broer(s) en/of zus(sen) o Bij een voogd o Bij een familielid als enig kind o Bij een familielid met broer(s) en/of zus(sen) o Alleen o Andere
………………… …………………
VRAAG 18: Welke taal spreek je thuis overwegend? o Nederlands o Frans o Duits o Andere ………………… VRAAG 19:
…………………
Wat is je huidige nationaliteit?
……………………… ……………………… VRAAG 20:
Opmerkingen /suggesties /aanvullingen
……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XI
VRAAG 21: Als je wenst deel te nemen aan de wedstrijd kan je de wedstrijdvraag en je mailadres hier opgeven. Hierbij maak je kans op een FNAC bon van 10 euro. Wedstrijdvraag: Hoelang duurt het om de FNAC-bon te kopen in seconden? De tijd start zodra ik de winkel binnen stap en eindigt net na betaling.
………………………………… …………………….
Geef hier je mailadres zodat we je kunnen contacteren indien je gewonnen hebt.
…………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………..
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XII
Bijlage 2: Gemiddelden en teststatistieken voor straffen met eenzelfde gepercipieerde ergheid
Geldboete 10 euro M = 1,70 50 euro M = 3,04
100 euro M = 3,99 200 euro M = 4,85
500 euro M = 5,73
Sociale straf De winkeldief mag 1 dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden 1 week werken bij een dienst van de gemeente Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij 2 dagen werken bij een dienst van de gemeente 3 weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt Verbod om de winkel waar er gestolen is nog te betreden 2 maanden werken bij een dienst van de gemeente De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente
M 1,53
t-toets t(102) = 1,06*
3,31
t(102) = -1,39*
3,44
t(102) = -1,89*
2,70
t(102) = 1,90*
3,25
t(102) = -1,16*
4,24
t(102) = -1,31*
4,63
t(102) = 1,20*
4,80
t(102) = 0,33*
5,78
t(102) = -0,30*
5,71
t(102) = 0,12*
5,70
t(102) = 0,20*
N = 103 * p > 0,05
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XIII
Bijlage 3: Gemiddelden en teststatistieken voor straffen die als erg en niet erg worden aanzien Straf
M
t-toets
Geldboetes 10 euro 50 euro 100 euro 200 euro 500 euro
1,70 3,04 3,99 4,85 5,73
t(102) = -16,14 t(102) = -6,34 t(102) = -0,06* t(102) = 5,60 t(102) = 12,77
1,53
t(102) = -23,11
3,31
t(102) = -4,45
3,44
t(102) = -3,58
2,70
t(102) = -8,58
3,25
t(102) = -5,35
4,24
t(102) = 1,50*
4,63
t(102) = 3,98
4,80
t(102) = 5,05
5,78
t(102) = 11,71
5,71
t(102) = 12,41
5,70
t(102) = 12,58
Sociale straffen De winkeldief mag 1 dag de winkel waar er gestolen is niet meer betreden 1 week werken bij een dienst van de gemeente Cursus volgen om correct te leren leven in de maatschappij 2 dagen werken bij een dienst van de gemeente 3 weken tewerkgesteld worden bij een liefdadigheidsinstelling in de buurt Verbod om de winkel waar er gestolen is nog te betreden 2 maanden werken bij een dienst van de gemeente De school van de winkeldief op de hoogte stellen van de diefstal Foto ophangen van de winkeldief in de winkel waar er gestolen is Naam van de winkeldief wordt op de website van de gemeente geplaatst Foto van de winkeldief wordt op een lijst geplaatst op de website van de gemeente
N = 103 Teststatistiek = 4 *p > 0,05
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XIV
Bijlage 4: Vragenlijst Studie Beste, Als studente Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent, voer ik een onderzoek bij adolescenten van 12 tot en met 18 jaar, in het kader van mijn masterproef. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 7 minuten. Probeer eerlijk te zijn bij het beantwoorden van de vragen. De gegevens zullen vertrouwelijk worden behandeld. Er zijn geen goede of foute antwoorden in deze vragenlijst, enkel jouw mening telt. Door het invullen van de vragenlijst kan je een FNAC-bon winnen ter waarde van 10 euro! Ik wil je alvast heel erg bedanken voor het invullen van de vragenlijst. Voor verdere vragen kunt u terecht op het volgend mailadres: [email protected] of het nummer 0472/78.06.23 VRAAG 1: STRAF 1 A: Stel, iemand steelt in een winkel. Deze persoon krijgt hierdoor een boete van 50 euro. Hoe denk je dat deze persoon zich zou gedragen? Duid aan in welke mate je akkoord gaat met de onderstaande uitspraken. Gelieve per uitspraak (dus per rij) telkens één antwoord aan te duiden. De antwoorden gaan van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord”.
Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Eerder niet akkoord
Neutraal
Eerder akkoord
Akkoord
Helemaal akkoord
Deze persoon zal zich gespannen voelen over hetgeen hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zal nooit meer stelen.
Deze persoon zal zich willen verstoppen.
Deze persoon zou denken dat hij/zij iets verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij een mislukking is.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XV
Deze persoon zal waarschijnlijk in de toekomst nog stelen.
Deze persoon zou zichzelf willen straffen.
Deze persoon zou zich verontschuldigen.
Deze persoon zou willen goedmaken wat hij/zij verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou vergeven willen worden.
Deze persoon zou zich waardeloos voelen.
Deze persoon zou zich vernederd voelen.
Gelieve in deze rij de optie "Neutraal" aan te duiden.
Deze persoon zou denken dat hij/zij niet mocht gedaan hebben wat hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij volledig afgewezen zou worden door anderen.
Deze persoon zou willen wegkruipen.
Deze persoon zal als hij/zij de kans heeft nog stelen.
Deze persoon zou blozen.
Deze persoon zou wroeging hebben.
Deze persoon zou hetgeen hij/zij gedaan heeft ongedaan willen maken.
Deze persoon zou de starende blik van anderen vermijden.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XVI
Deze persoon zou zich willen verbergen voor anderen.
Deze persoon zou naar de grond staren.
Deze persoon zou willen verdwijnen
De mening van deze persoon over winkeldiefstal is na de straf niet veranderd.
Deze persoon zal na de straf inzien dat hij/zij verkeerd was.
Na de straf ziet de persoon in dat winkeldiefstal fout is.
B: Duid aan hoe de persoon zich volgens jouw voelt. Hoe meer naar rechts, hoe meer de persoon volgens jouw schaamte voelt. Hoe meer naar links, hoe meer de persoon volgens jouw schuld voelt. Je moet dus slechts één antwoord aanduiden.
STRAF 2: A: Stel, iemand steelt in een winkel. Deze persoon moet hierdoor 1 week werken bij een dienst van de gemeente. Hoe denk je dat deze persoon zich zou gedragen? Duid aan in welke mate je akkoord gaat met de onderstaande uitspraken. Gelieve per uitspraak (dus per rij) telkens één antwoord aan te duiden. De antwoorden gaan van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord” Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Eerder niet akkoord
Neutraal
Eerder akkoord
Akkoord
Helemaal akkoord
Deze persoon zal zich gespannen voelen over hetgeen hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zal nooit meer stelen.
Deze persoon zal zich willen verstoppen.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XVII
Deze persoon zou denken dat hij/zij iets verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij een mislukking is.
Deze persoon zal waarschijnlijk in de toekomst nog stelen.
Deze persoon zou zichzelf willen straffen.
Deze persoon zou zich verontschuldigen.
Deze persoon zou willen goedmaken wat hij/zij verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou vergeven willen worden.
Deze persoon zou zich waardeloos voelen.
Deze persoon zou zich vernederd voelen.
Gelieve in deze rij de optie "Neutraal" aan te duiden.
Deze persoon zou denken dat hij/zij niet mocht gedaan hebben wat hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij volledig afgewezen zou worden door anderen.
Deze persoon zou willen wegkruipen.
Deze persoon zal als hij/zij de kans heeft nog stelen.
Deze persoon zou blozen.
Deze persoon zou wroeging hebben.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XVIII
Deze persoon zou hetgeen hij/zij gedaan heeft ongedaan willen maken.
Deze persoon zou de starende blik van anderen vermijden.
Deze persoon zou zich willen verbergen voor anderen.
Deze persoon zou naar de grond staren.
Deze persoon zou willen verdwijnen
De mening van deze persoon over winkeldiefstal is na de straf niet veranderd.
Deze persoon zal na de straf inzien dat hij/zij verkeerd was.
Na de straf ziet de persoon in dat winkeldiefstal fout is.
B: Duid aan hoe de persoon zich volgens jouw voelt. Hoe meer naar rechts, hoe meer de persoon volgens jouw schaamte voelt. Hoe meer naar links, hoe meer de persoon volgens jouw schuld voelt. Je moet dus slechts één antwoord aanduiden.
STRAF 3: A: Stel, iemand steelt in een winkel. Deze persoon krijgt hierdoor een boete van 200 euro. Hoe denk je dat deze persoon zich zou gedragen? Duid aan in welke mate je akkoord gaat met de onderstaande uitspraken. Gelieve per uitspraak (dus per rij) telkens één antwoord aan te duiden. De antwoorden gaan van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord”
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XIX
Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Eerder niet akkoord
Neutraal
Eerder akkoord
Akkoord
Helemaal akkoord
Deze persoon zal zich gespannen voelen over hetgeen hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zal nooit meer stelen.
Deze persoon zal zich willen verstoppen.
Deze persoon zou denken dat hij/zij iets verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij een mislukking is.
Deze persoon zal waarschijnlijk in de toekomst nog stelen.
Deze persoon zou zichzelf willen straffen.
Deze persoon zou zich verontschuldigen.
Deze persoon zou willen goedmaken wat hij/zij verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou vergeven willen worden.
Deze persoon zou zich waardeloos voelen.
Deze persoon zou zich vernederd voelen.
Gelieve in deze rij de optie "Neutraal" aan te duiden.
Deze persoon zou denken dat hij/zij niet mocht gedaan hebben wat hij/zij heeft gedaan.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XX
Deze persoon zou denken dat hij/zij volledig afgewezen zou worden door anderen.
Deze persoon zou willen wegkruipen.
Deze persoon zal als hij/zij de kans heeft nog stelen.
Deze persoon zou blozen.
Deze persoon zou wroeging hebben.
Deze persoon zou hetgeen hij/zij gedaan heeft ongedaan willen maken.
Deze persoon zou de starende blik van anderen vermijden.
Deze persoon zou zich willen verbergen voor anderen.
Deze persoon zou naar de grond staren.
Deze persoon zou willen verdwijnen
De mening van deze persoon over winkeldiefstal is na de straf niet veranderd.
Deze persoon zal na de straf inzien dat hij/zij verkeerd was.
Na de straf ziet de persoon in dat winkeldiefstal fout is.
B: Duid aan hoe de persoon zich volgens jouw voelt. Hoe meer naar rechts, hoe meer de persoon volgens jouw schaamte voelt. Hoe meer naar links, hoe meer de persoon volgens jouw schuld voelt. Je moet dus slechts één antwoord aanduiden.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXI
STRAF 4: A: Stel, iemand steelt in een winkel. Deze persoon moet hierdoor 2 maanden werken bij een dienst van de gemeente. Hoe denk je dat deze persoon zich zou gedragen? Duid aan in welke mate je akkoord gaat met de onderstaande uitspraken. Gelieve per uitspraak (dus per rij) telkens één antwoord aan te duiden. De antwoorden gaan van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord” Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Eerder niet akkoord
Neutraal
Eerder akkoord
Akkoord
Helemaal akkoord
Deze persoon zal zich gespannen voelen over hetgeen hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zal nooit meer stelen.
Deze persoon zal zich willen verstoppen.
Deze persoon zou denken dat hij/zij iets verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij een mislukking is.
Deze persoon zal waarschijnlijk in de toekomst nog stelen.
Deze persoon zou zichzelf willen straffen.
Deze persoon zou zich verontschuldigen.
Deze persoon zou willen goedmaken wat hij/zij verkeerd heeft gedaan.
Deze persoon zou vergeven willen worden.
Deze persoon zou zich waardeloos voelen.
Deze persoon zou zich vernederd voelen.
Gelieve in deze rij de optie "Neutraal" aan te duiden.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXII
Deze persoon zou denken dat hij/zij niet mocht gedaan hebben wat hij/zij heeft gedaan.
Deze persoon zou denken dat hij/zij volledig afgewezen zou worden door anderen.
Deze persoon zou willen wegkruipen.
Deze persoon zal als hij/zij de kans heeft nog stelen.
Deze persoon zou blozen.
Deze persoon zou wroeging hebben.
Deze persoon zou hetgeen hij/zij gedaan heeft ongedaan willen maken.
Deze persoon zou de starende blik van anderen vermijden.
Deze persoon zou zich willen verbergen voor anderen.
Deze persoon zou naar de grond staren.
Deze persoon zou willen verdwijnen
De mening van deze persoon over winkeldiefstal is na de straf niet veranderd.
Deze persoon zal na de straf inzien dat hij/zij verkeerd was.
Na de straf ziet de persoon in dat winkeldiefstal fout is.
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXIII
B: Duid aan hoe de persoon zich volgens jouw voelt. Hoe meer naar rechts, hoe meer de persoon volgens jouw schaamte voelt. Hoe meer naar links, hoe meer de persoon volgens jouw schuld voelt. Je moet dus slechts één antwoord aanduiden.
VRAAG 2: Wat is je geslacht? o Man o Vrouw VRAAG 3: Wat is je leeftijd? o 12 jaar o 13 jaar o 14 jaar o 15 jaar o 16 jaar o 17 jaar o 18 jaar o Andere leeftijd
……… ………
VRAAG 4: Wat is je studiejaar? o 1e middelbaar o 2e middelbaar o 3e middelbaar o 4e middelbaar o 5e middelbaar o 6e middelbaar o 7e middelbaar VRAAG 5: o o o o o
In welke studierichting zit je?
ASO (Algemeen Secundair Onderwijs) TSO (Technisch Secundair Onderwijs) BSO (Beroeps Secundair Onderwijs) KSO (Kunst Secundair Onderwijs) Andere
………………… …………………
VRAAG 6: Heeft u in het afgelopen jaar (2011 dus) reeds gestolen? o Neen o Ja INDIEN JA op vraag 6: Hoeveel keer heb je al gestolen in het afgelopen jaar (2011)?
… …...
INDIEN JA op vraag 6: Ben je in het afgelopen jaar (2011) reeds betrapt, door wie of wat dan ook? o Neen o Ja Hoeveel keer ben je al betrapt in de afgelopen jaar (2011)? …
…... Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXIV
VRAAG 7: Hoeveel vrienden van je hebben reeds gestolen? o Geen o Sommige o De meeste o Allemaal VRAAG 8: Praat je regelmatig met je vrienden over winkeldiefstal? o Nooit o Zelden o Af en toe o Regelmatig o Bijna altijd als we elkaar zien VRAAG 9: betalen? o o o o o
Nooit Zelden Af en toe Regelmatig Bijna altijd als we elkaar zien
VRAAG 10: o o o o o
Dagen je vrienden je soms uit om iets mee te nemen uit een winkel zonder ervoor te
Heb je jouw vrienden al zien stelen?
Nooit Zelden Af en toe Regelmatig Bijna altijd als we elkaar zien
VRAAG 11: Wat is het hoogst behaalde diploma van je vader? o Lager onderwijs o Lager middelbaar onderwijs o Hoger middelbaar onderwijs o Hoger, niet-universitair onderwijs o Hoger, universitair onderwijs o Post-universitair onderwijs o Weet ik niet o Niet van toepassing VRAAG 12: o o o o o o
Wat is het beroep van je vader?
Arbeider Bediende Landbouwer Kaderlid Vrij beroep (dokter, advocaat, …) Zelfstandige
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXV
o o o o o o o o
Huisman Werkloos Werkzoekend Gepensioneerd Ziekteverlof Weet ik niet Niet van toepassing Andere
………………………………… …………………….
VRAAG 13: Wat is het hoogst behaalde diploma van je moeder? o Lager onderwijs o Lager middelbaar onderwijs o Hoger middelbaar onderwijs o Hoger, niet-universitair onderwijs o Hoger, universitair onderwijs o Postuniversitair onderwijs o Weet ik niet o Niet van toepassing VRAAG 14: o o o o o o o o o o o o o o
Wat is het beroep van je moeder?
Arbeider Bediende Landbouwer Kaderlid Vrij beroep (dokter, advocaat, …) Zelfstandige Huisvrouw Werkloos Werkzoekend Gepensioneerd Ziekteverlof Weet ik niet Niet van toepassing Andere
………………………………… …………………….
VRAAG 15: Ik woon hoofdzakelijk in: o Een tweeoudergezin als enig kind o Een tweeoudergezin met broer(s) en/of zus(sen) o Een één-oudergezin als enig kind o Een één-oudergezin met broer(s) en/of zus(sen) o Bij een voogd o Bij een familielid als enig kind o Bij een familielid met broer(s) en/of zus(sen) Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXVI
o o
Alleen Andere
………………………………… …………………….
VRAAG 16: Welke taal spreek je thuis overwegend? o Nederlands o Frans o Duits o Andere
………………… …………………
VRAAG 17:
Wat is je huidige nationaliteit?
……………………… ……………………… VRAAG 18:
Opmerkingen /suggesties /aanvullingen
……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… VRAAG 19: Als je wenst deel te nemen aan de wedstrijd kan je de wedstrijdvraag en je mailadres hier opgeven. Hierbij maak je kans op een FNAC bon van 10 euro. Wedstrijdvraag: Hoeveel mensen van 12 tot en met 18 jaar zullen de vragenlijst VOLLEDIG invullen?
………………………………… ……………………. Geef hier je mailadres zodat we je kunnen contacteren indien je gewonnen hebt.
…………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………..
Cherline Plovie
Preventie van winkeldiefstal
XXVII
Actietendensen
Gedachten
Gevoelens
Bijlage 5: Schuld en schaamte schaal Schuld Roseman (1994) Steenhaut (2006) Ik zou wroeging I would feel tension hebben Ik zou me gespannen I would feel remorse voelen over hetgeen ik heb gedaan Ik zou denken dat ik I would think that I iets verkeerd heb was in the wrong gedaan Ik zou denken dat ik I would think that I niet mocht gedaan shouldn’t have done hebben wat ik heb what I did gedaan I would feel like Ik zou hetgeen ik heb undoing what I have gedaan ongedaan done willen maken I would feel like punishing myself
I would want to make up for what I have done wrong
Ik zou me verontschuldigen Ik zou de starende blik van anderen vermijden Ik zou willen goedmaken wat ik verkeerd heb gedaan
I would want to be forgiven
Ik zou vergeven willen worden
Actie
I would apologize
Emotivationele doelen
Ik zou mezelf willen straffen
I would avoid meeting people’s gaze
Cherline Plovie
Schaamte Roseman (1994) Steenhaut (2006) Ik zou me waardeloos I would feel worthless voelen I would feel small I would think that I was a failure
I would think of being rejected by others I would feel like hiding from people I would feel like shrinking away
Ik zou me vernederd voelen Ik zou denken dat ik een mislukkeling ben Ik zou denken dat ik volledig afgewezen zou worden door anderen Ik zou me willen verbergen voor anderen Ik zou willen wegkruipen
I would look down toward the ground
Ik zou naar de grond staren
I would blush
Ik zou blozen
I would want to disappear
Ik zou me willen verstoppen
I would want to conceal my inadequacies
Ik zou willen verdwijnen
Preventie van winkeldiefstal
XXVIII