Premiereserve bij overlijdensrisicoverzekeringen Pieter Leerink ACIS 7 februari 2014
Geldgids Consumentenbond december 2012
‘Verzekeraars weigeren premiespaarpot terug te geven’
Geldgids Consumentenbond december 2012
De Geldgids berekent de omvang van deze premiereserve voor een doorsnee verzekering van €125.000 en een looptijd van 30 jaar, na 15 jaar tussen de €550 en €1250.
Telegraaf :
'Verzekeraars sjoemelen met premiereserve‘ NU.nl:
'Verzekeraars steken premiereserve in eigen zak'
Verbond van Verzekeraars:
‘Wet laat ruimte voor interpretatieverschillen’
18 december 2012
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister van Financiën over het niet uitkeren van het premieoverschot door enkele overlijdensrisicoverzekeraars bij het voortijdig stopzetten van de verzekering.
30 januari 2013
Beantwoording Kamervragen door de Minister van Financiën
Bij een tijdelijke, langdurige overlijdensrisicoverzekering met gelijkblijvende premie ontstaat een premiereserve. Een deel van de relatief lage premie in de beginjaren wordt ‘gereserveerd’ voor het relatief hoge risico in de eindjaren.
Wat gebeurt er bij tussentijdse beëindiging van de verzekering met deze premiereserve? Sommige verzekeraars geven deze terug in de vorm van afkoopwaarde, of door premievrije voortzetting. Andere verzekeraars doen dat niet, omdat zij de kans op tussentijdse beëindiging hebben verwerkt in de vorm van een korting op de premie.
Ombudsman Levensverzekeringen Jaarverslag 1997 “Het is naar mijn oordeel een onderdeel van de individuele overeenkomst dat een dergelijke reserve weliswaar geen eigendom is van de betreffende verzekeringnemer, maar wel te zijnen behoeve moet worden aangewend.”
Ombudsman Levensverzekeringen Jaarverslag 1997 “De algemene verzekeringsvoorwaarden zijn wat betreft de bestemming, die aan de voor een tijdelijke risicoverzekering opgebouwde reserve wordt gegeven, niet eenduidig en evenmin altijd even helder. In het algemeen valt uit de voorwaarden nog wel op te maken, dat zo’n verzekering niet in aanmerking komt voor afkoop, maar veel verder gaat het vaak niet.”
Ombudsman Levensverzekeringen Jaarverslag 1997 “Mijn standpunt is immer eenduidig: als er een positieve waarde (na verrekening van een redelijk bedrag voor niet afbetaalde eerste kosten) is, dan kan de verzekeringnemer aanspraak maken op een vergoeding, hetzij als onderdeel van de afkoopwaarde, hetzij anderszins, bijvoorbeeld in de vorm van een premievrije polis.”
Art. 6:248 lid 1 BW bepaalt dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Daarbij wordt betekenis toegekend aan de uitspraken van de Raad van Toezicht op het Verzekeringsbedrijf (HR 6 januari 1996, NJ 1996, 683). Deze uitspraken zijn echter niet zonder meer beslissend (Asser IX-7* nr. 162).
Art. 7:978 BW: 2. Indien de verzekering premievrije waarde heeft, komt de verzekeringnemer het recht toe, haar premievrij te doen voortzetten. Dit recht kan worden uitgesloten voor het geval dat bij premievrijmaking tegen verminderde bedragen de hoogte van de verminderde uitkering of uitkeringen beneden een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grens zou blijven. Dwingend recht voor consumentenverzekering (art 7:986 lid 3 BW)
Art. 7:978 lid 1 BW: ‘De verzekeringnemer heeft het recht de verzekering, voor zover deze stellig voorziet in een of meer uitkeringen, geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar te doen afkopen. Door afkoop eindigt de verzekering, behoudens voor zover uit de verzekering nog uitkeringen kunnen voortvloeien. De afkoopwaarde komt de verzekeringnemer toe.’ Regelend recht
Waarom is lid 1 van regelend recht? Er zou onvoldoende aanleiding bestaan voor een bijzondere bescherming van particulieren, omdat het afkooprecht in vrijwel alle polissen die stellig voorzien in een of meer uitkeringen, wordt toegekend
Toelichting Ontwerp Meijers “Soms is dat zowel de afkoopwaarde als de premievrije waarde, soms alleen de laatste. Daarom zijn regelen noodzakelijk ter waarborging dat, indien de verzekering niet tot betaling van de bedongen uitkering leidt, de zojuist genoemde waarden zoveel mogelijk aan de belanghebbenden ten goede komen.”
MvT 1986 “Die waarde wordt de premievrije waarde genoemd. Zij ontstaat bij de verzekeringen die stellig tot uitkering leiden, bij de verzekeringen die bij leven tot uitkering komen, en bij langdurige tijdelijke overlijdensverzekeringen, waarbij een jaarlijks gelijkblijvende premie wordt betaald.”
AMvB 22 mei 2008, Staatsblad 2008, nr. 181. Het in art. 7:978 lid 2 BW bedoelde recht op premievrije voortzetting tegen verminderde bedragen in de overeenkomst kan worden uitgesloten indien de hoogte van de verminderde uitkering lager is dan € 5.000,- op het tijdstip van omzetting.
Toelichting AMvB 2008 “Naast het in artikel 7:978, tweede lid, BW aan de verzekeringnemer toekomende wettelijke recht op premievrije voortzetting kunnen partijen ook contractueel een dergelijk recht overeenkomen. De in dit besluit toegestane uitsluiting van premievrije voortzetting laat onverlet dat partijen een dergelijk recht op premievrije voortzetting onder door henzelf te bepalen omstandigheden en voorwaarden uitsluiten.”
Indien de verzekering premievrije waarde heeft, komt de verzekeringnemer het recht toe, haar premievrij te doen voortzetten. Wat is bedoeld met premievrije waarde? ‘de waarde die kan dienen voor premievrijmaking’
De heersende opvatting in de literatuur lijkt te zijn dat met premievrije waarde bedoeld wordt de premiereserve na verrekening van kosten. In deze uitleg wordt de vraag of de verzekering premievrije waarde heeft, beantwoord door de vraag of de verzekeraar actuarieel een premiereserve (technische voorziening) heeft getroffen.
Een andere opvatting is verdedigbaar. Ligt het niet voor de hand de vraag of de verzekering premievrije waarde heeft primair te beantwoorden aan de hand van de overeenkomst zelf ? En pas subsidiair – indien de overeenkomst daar niet duidelijk over is – door de gangbare actuariële techniek of boekhoudkundige verwerking door de verzekeraar?
Aldus kan de verzekeraar met de verzekeringsvoorwaarden beïnvloeden of het recht van art. 7:978 lid 2 BW van toepassing is. Maar de verzekeraar kan ook (in zekere mate) beïnvloeden of er een premiereserve is gevormd. Art. 7:978 lid 2 BW lijkt niet erg goed doordacht.
Als de bedoeling van de wetgever is geweest de afkoopwaarde en de premievrije waarde zoveel mogelijk aan de belanghebbenden ten goede te laten komen, is lastig te verklaren waarom dat art. 7:978 lid 1 BW niet ook van dwingend recht is verklaard.
In essentie gaat het er om of de verzekeringnemer bij het sluiten van de verzekering redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat bij tussentijdse beëindiging geen recht bestaat op premievrije voortzetting of betaling van een afkoopwaarde. Deze benadering sluit het beste aan bij de uitleg dat de vraag of de verzekering premievrije waarde heeft, moet worden beantwoord aan de hand van de verzekeringsovereenkomst zelf.
Als er in de verzekeringsovereenkomst niets is bepaald omtrent premievrije waarde, dan zal aan de hand van de gangbare actuariële beginselen bepaald moeten worden of er premievrije waarde is in de zin van een premiereserve met verrekening van kosten. In geen geval is er een wettelijk recht om de verzekering te doen afkopen.
Wat staat nu te lezen op de site Consumentenbond? ‘In 1997 heeft de Ombudsman Verzekeringen aangegeven dat de klant bij voortijdig stoppen recht heeft op teruggave van de premies. Dit gebeurt óf met een uitbetaling ineens óf met een premievrije polis. De AFM en het Kifid hebben in 2013 aan de Consumentenbond laten weten, dat dit niet geldt voor verzekeraars die in de voorwaarden zeggen dat er geen premiereserve is. Dan krijg je dus niets. Bij oude polissen van die verzekeraars kun je nog wel geld of een polis terugvragen, ook als je in het verleden heb opgezegd (wel ná 2007). Maak er dus werk van - en neem contact op met je (vorige) verzekeraar. Je kunt daarbij gebruik maken van deze voorbeeldbrief, die je naar je verzekeraar kunt sturen.’
Afrondend: Er lijkt consensus te zijn (ontstaan) Mij zijn geen lopende rechtszaken bekend Actie Consumentenbond heeft geleid tot meer bewustwording bij aanbieders, intermediair en afnemers