Preek Zondag Laetare 2013 O.L.V. van de Rozenkrans Amsterdam door diaken Michael Buykx; zie ook www.jesusmafa.com Jz 9-12; 2 Kor 5, 17-21; Lc 15, 1-3 & 11-32.
In Nederland hechten we aan zorgvuldige procedures en individuele verantwoordelijkheid. Als er iets fout is gegaan wordt er een onderzoekscommissie ingesteld en liefst een schuldige aangewezen. Individuele keuzes en netwerken maak je zelf, en je kunt daar even goed weer uitstappen of iemand “ontvrienden”. Ik las van de week de procedure hoe je je kunt laten uitschrijven bij de RoomsKatholieke kerk. 1
Alles was zeer zorgvuldig geregeld : van slapend lidmaatschap tot alle banden verbreken. Je kunt trouwens ook altijd weer terugkomen. Maar één ding kan niet: een briefje schrijven dat je niet meer gedoopt wil zijn. Bij de doop is God zelf immers een onverbrekelijke relatie met je aangegaan. Wat je ook doet in je leven, hoe je ook denkt over wat de kerk allemaal doet, er is een relatie die méér betekent dan wat mensen ‘liken’.
Jezus reageert met de parabel van de teruggevonden vader op gemor. De Farizeeen en schriftgeleerden storen zich er aan dat Jezus het gezelschap van zondaars en belastinginners niet schuwt , zelfs met hen eet. Met iemand eten heeft betekenis. Als je in Afrika bij een huis komt, moet en zal je blijven eten, ook al is er niets in huis. In Nederland kun je maar beter niet aanbellen vlak voor 18 uur: “we gaan net eten” is dan al gauw de reactie.
De jongste zoon in dit verhaal wil naar eigen inzicht van het leven genieten. Eerst jaagt hij zijn erfdeel er doorheen. Als de honger hem kwelt neemt hij ieder baantje aan in dat verre buitenland – 2
en moet er de onreine varkens hoeden. Hij heeft zo’n honger dat hij maar wat graag samen met hen schillen zou eten – en nu realiseert hij zich wát hij eigenlijk heeft opgegeven door zijn vader te verlaten. Hij bereidt zich voor wat hij hem straks zal zeggen: “Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten.” Dit zijn ook de woorden die hij letterlijk uitspreekt. Maar het komt er niet van om ook zijn sollicitatie als dagloner in te dienen. Vader geeft meteen allerlei opdrachten, niet aan hem, maar aan de dienaars. Hij voegt er aan toe: “laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden.” Tot wie precies richt hij toch deze uitnodiging? Niet alleen tot de zoon, hij spreekt immers óver hem. Tot de dienaars? In ieder geval klinkt er dansmuziek, een feest dat zelfs op de akkers gehoord wordt. Daar hoort de oudste zoon erover, en die piekert er niet over de uitnodiging aan te nemen. Hij verwijt zijn vader het overdreven feestmaal dat in geen enkele verhouding staat tot de waardering waar hij zelf recht op meent te hebben. 3
En dan blijkt hij al die jaren rond te hebben gelopen met eenzelfde behoefte: “u hebt mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren.” Tegenover de royale gastvrijheid van de vader, staat de verbittering van de oudste zoon, die zelf óók had willen feesten, met zijn eigen vrienden. De vader laat ook hem in zijn waarde, maar hij hernoemt de relatie. De oudste zoon had het over “die zoon van u”, De vader zegt: “die broer van je was dood en is levend geworden.” De vader wilde er immers ook niet van horen dat de teruggekeerde broer zich geen ‘zoon’ meer wil noemen: de relatie is onverbrekelijk. Hij had zijn zoon de vrijheid gegund om te doen wat hij maar wilde met alles wat er met hard werken was opgebouwd. Het zou ooit zijn erfdeel worden, hij zou het krijgen als zijn vader stierf. Lucas schrijft niet hoe de vader zich voelde toen hij zijn bezit voortijdig moest verdelen. Maar in het Grieks staat er niet ‘bezit’ maar “bios”, dat betekent leven – levensonderhoud: De vader verdeelde zijn leven. Maar als de jongste zoon toch terugkomt zegt hij: “Die zoon die dood was is weer levend geworden!” 4
En dus moet het leven uitbundig gevierd worden. Wat mij in dit verhaal intrigeert is de cirkel om de verzoening heen. Het is de jongen die terugkeert, uit berekening, maar in het volle bewustzijn van wat hij heeft aangericht. “Zoon” durft hij zich zelf niet meer te noemen, maar zijn eerste woord is “Vader!” Deze is hem dan al tegemoet gerend, hij voelt het medelijden in het diepst van zijn lijf en omhelst hem hartelijk. Deze vader is keer op keer bereid naar zijn zoons toe te gaan, of ze nu alles hopeloos verpest hebben of verongelijkt en jaloers zijn: de relatie kan wat hem betreft niet kapot – hij geeft ruimte en iedereen is welkom op het feest. Op uw boekje staat een afbeelding van dit verhaal afgedrukt. Hij komt uit Kameroen, bij het volk Mafa. In de serie “leven van Jezus volgens Mafa“ zijn er natuurlijk hutjes en kinderen met een draagdoek op de rug gebonden. Voor mij was deze afbeelding een eye-opener. Er is ook een prachtig schilderij van Rembrandt over de terugkeer van de verloren zoon dat de emotie ook voelbaar maakt. Maar op deze Afrikaanse afbeelding zie je dat verzoening geen ‘prive feestje’ is! De relatie tussen vader en zoon wordt hersteld – en daar is de hele gemeenschap bij betrokken. Ook de moeder is er bij geschilderd 5
– ik had zelf nog nooit aan haar rol gedacht in dit verhaal.
6
Het vastenaktieprojekt voor Honduras komt ook in een ander licht te staan als we de cirkel groter maken, als de gemeenschap in beeld komt. Talloze straatarme vluchtelingen hebben vergeefs in de Verenigde Staten hun heil gezocht en zijn teruggestuurd. In ongetwijfeld zeer zorgvuldige procedures zijn ze als “economische vluchtelingen” gekwalificeerd, of eigenlijk gediskwalificeerd. En als je dan zelf altijd hard gewerkt hebt en je netjes aan de wet hebt gehouden, dan heb je nu eenmaal rechten opgebouwd die niet zomaar met iedereen gedeeld kunnen worden: je wilt zelf ook wel eens een feestje vieren met je eigen vrienden. Er zijn echter mensenrechten die niet gebaseerd zijn op procedures en individuele netwerken. De hele gemeenschap heeft te maken met het lot van de berooide buitenlander die het verachtelijke werk op moet knappen. In een geglobaliseerde wereld zijn alle netwerken internationaal: je kunt geen hek bouwen om je “eigen” welvaart. Zuster Valdete vangt in Honduras die uitgewezen gelukzoekers op en helpt hen de weg terug vinden naar een menswaardig bestaan.
7
En wij? Wij mogen zelf deze vastentijd ook op zoek naar verzoening. Misschien is er iemand bij wie we ons excuus moeten maken, hoe beschamend het ook is om juist dáár weer naar toe te gaan. Of is er iemand die het er zelf naar gemaakt heeft dat hij niet meer welkom is in de gemeenschap. We kunnen hem een helpende hand uitsteken om weer mee te doen, zonder verwijt of voorwaarden. Juist als het zeer de vraag is of de andere partij wel méé zal werken, kunnen we met onze eigen oprechtheid en berouw altijd terecht bij God. En als we ‘voor schut staan’ omdat de ander er niet aan toe is onze uitgestoken hand aan te nemen, dan zijn er genoeg vreemden die onze varkens hoeden – met het herstellen van menswaardige relaties kunnen we meteen beginnen. We kunnen allemaal immers altijd terecht bij Onze Vader: hij komt ons met open armen tegemoet!
8