Preek over Luc. 23:42-43
Orde van dienst morgen Welkom en mededelingen Zingen E.L. 203 (= Opw. 428) Votum en groet Zingen Ps. 33:2, 7 Leefregels: 1 Joh. 1:5-2:6 Alternatief: Ex. 20:1-17 Zingen Ps. 32:4, 3 Gebed Kinderlied: E.L. 434a Alternatief: E.L. 435 Schriftlezing Luc. 23:26-43 Zingen Gez. 436:1, 2, 4, 7 Tekstlezing Luc. 23:42-43 Verkondiging ‘Wie zoekt, die vindt’ Zingen Gez. 440 Dankgebed Collecte (evt. Collectelied: Opw. 614) Zingen E.L. 116:1 t/m 5 Zegen Amenlied E.L. 116:6
Orde van dienst middag Welkom en mededelingen Zingen Opw. 428 (=E.L. 203) Votum en groet Zingen Ps. 33:2, 7 Gebed Schriftlezing Luc. 23:26-43 Zingen Gez. 436:1, 2, 4, 7 Tekstlezing Luc. 23:42-43 Verkondiging ‘Wie zoekt, die vindt’ Zingen Gez. 440 Dankgebed Geloofsbelijdenis: zingen E.L. 274a Collecte Zingen E.L. 116:1 t/m 5 Zegen Amenlied E.L. 116:6
© J.W. Ploeg, 2010
Broeders en zusters - jonger en ouder -, Gemeente van Jezus Christus, Het is nog altijd het gesprek van de dag: de schoolavond van vorige week. U weet wel: zo’n avond waarop leerlingen en wie weet ook docenten hun bijdrage leveren, muzikaal of op een andere manier. Hoogtepunt van de avond was het koor van Anita. Heh?! Anita?! Ja - Anita. Dat meisje dat iedereen wel kent maar voor wie de meesten nooit echt aandacht hebben. Want Anita is een heel verlegen meisje, onopvallend. Ze hoort niet bij de populaire meidengroep van de klas. Ze is altijd wat stilletjes, erg teruggetrokken, staat nooit in de schijnwerpers. Maar haar mentor had haar in de peiling: “Jij moet in het koor”. Na lang aarzelen besloot Anita om mee te doen. Maar het was meer dan ‘meedoen’: ze kreeg zelfs een solo-partij. Ik zei al: het was het hoogtepunt van de avond. De mensen in de zaal wisten niet wat hun overkwam. Hun mond zakte open van stomme verbazing: Wat kan die meid zingen! Wie had dàt gedacht?! Wie had dàt durven dromen... Anita niet, en eigenlijk niemand. Zo zullen ook de mensen op straat in Jeruzalem niet hebben geweten wat hun overkwam... Zie hoe Jezus daar loopt, in Jeruzalem: een kruis op zijn rug, en een doornenkroon op zijn hoofd. Op weg naar zijn dood. Dít had niemand verwacht! Wat niet? Dat Jezus nu aan zijn eind komt. Hoe kàn het?! Die man die altijd klaar stond voor een ander. Altijd had hij aandacht voor mensen in nood. Zieken had hij genezen, zelfs een paar doden had hij weer levend gemaakt. Mensen die honger hadden, stuurde hij niet weg, maar hij zorgde dat ze te eten kregen. Altijd was hij bezig om goed te doen voor andere mensen. En kijk nou toch... het is afgelopen met hem. Maar wat vooral verbaasde, was: hoe Jezus aan zijn eind komt. Zo koninklijk als Jezus aan zijn eind komt. Want Jezus is hier Koning - dat komt ook op het bordje boven zijn hoofd te staan: Jezus uit Nazareth, de koning van de Joden. Maar hoe zo’n koning is Jezus dan? Kijk mee, en zie wat hier gebeurt: Koning Jezus bidt op weg naar zijn dood nòg om genade voor de mensen; hij heeft geduld met mensen die hem bespotten; en hij garandeert zelfs een misdadiger die bij hem en zijn rijk wil horen dat hij direct met hem mee mag. Het eerste wat we hier van Koning Jezus zien, is dus: Hij bidt op weg naar zijn dood nòg om genade voor de mensen. Ik benadruk het nog maar eens: we zien hier Jezus als Koning. Hij is hier géén slachtoffer! Zo wordt Jezus nog wel eens neergezet. Als u de film ‘The Passion of the Christ’ hebt gezien, dan herkent u dat wel. Daar zie je Jezus, onder het bloed, strompelend onder het loodzware kruis; hij struikelt, en valt, en probeert weer op te staan; maar hij is aan het eind van zijn krachten. Maar zo tekent Lukas Jezus hier niet! Kijk in vers 28 t/m 31 en hoor Jezus daar praten! Er lopen vrouwen achter hem aan te huilen en te jammeren. En Jezus zegt: “Jullie moeten niet om mij huilen, maar om jezelf en om je kinderen”. Zo praat niet iemand die al z’n adem nodig heeft om overeind te blijven! Hier hoor je iemand die alles onder controle heeft. Alles wat er gebeurt - het overkomt Jezus niet, hij láát het gebeuren. Hij aanvaardt het. Oók zijn eigen kruisiging. © J.W. Ploeg, 2010
En hoor hem dan, als hij aan het kruis hangt! Het is geen gesteun en gezucht wat er uit zijn mond komt, maar een hele volzin - vs. 34: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen”. Wel heb je nou toch ooit...! Zèlfs aan het kruis nog bidt Jezus om vergeving voor de mensen. Zij weten niet wat ze doen - want zij realiseren zich niet wie Jezus is. Zij weten niet... maar Jezus wèl. Hij realiseert zich precies wat er aan de hand is. En Jezus... bidt. Hij bidt om genade voor de mensen die hem dit allemaal aandoen. Dàt is Jezus! Zó is Koning Jezus! Hij vloekt niet, hij bidt. Het tweede wat we van Koning Jezus zien, is: Hij heeft geduld. En wat wordt zijn geduld hier op de proef gesteld...! Om te beginnen door de soldaten (vs. 34b). Zij vernederen Jezus waar hij bij hangt. Ze hadden hem de kleren al van het lijf gerukt, en nu dobbelen ze erom. En Jezus moet toekijken, hij ziet het gebeuren. Geen greintje waardigheid wordt hem gegund. En dan beginnen de mensen die erom heen staan, te spotten (vs. 35). Ze bespotten Jezus precies in wat hij is: de Messias van God. “Hah - jij de Messias? Laat me niet lachen! Je kunt niet eens voor jezelf doen wat je voor zoveel anderen hebt gedaan! Je kunt jezelf niet eens redden!” De soldaten gaan meedoen met die spot. Ook zij bespotten Jezus precies in wat hij is: de Koning. Daar waren ze onderweg al mee begonnen (vs. 26). Dat ze Simon dwongen om het kruis voor Jezus te dragen, dat was echt geen medelijden voor die arme Jezus die het zelf niet meer kon. Ook dat was al spot. “Jij bent toch de Koning? Nou - een koning hoeft echt niet zelf zijn kruis te dragen, hoor. Wij regelen wel een onderdaan die dat voor je doet.” En nu Jezus aan het kruis hangt, gaat de spot verder (vs. 36-38). “Hah - een Koning? Ben jij nou een Koning? Kom nou toch! Red jezelf dan, als je de Koning bent!” En het bordje dat boven het hoofd van Jezus komt, is dan ook geen erkenning van wie Jezus is - het is om hem nòg belachelijker te maken. En dat volk van de Joden erbij. Wàt een koning hebben ze! En alsof het nog niet genoeg is: zelfs een van de gekruisigde misdadigers doet mee. “Ben jij nou de Messias? Red jezelf dan - en red ons er dan ook even bij!” Zo klinkt hun spot. Bijtend. Lasterend. Tenenkrommend. En Jezus... Hij zwijgt. Hij zegt geen woord. Hij gaat niet in op de uitdagingen om te laten zien wie hij is. Dat had hij kunnen doen... Hij hoefde maar een kik te geven en God zou hem onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen (Matth. 26:53) - en niemand die hem dan nog iets kon maken. Maar hij deed het niet. Koning Jezus - een Koning vol geduld. En dan het derde wat we van Koning Jezus zien: Hij is gastvrij. De tweede misdadiger doet niet mee met de spot. Zelfs niet als zijn collega-misdadiger dat wèl doet. Nee - hij wijst die ander juist terecht (vs. 40). Hoe haal je het in je hoofd?! Waar zit je verstand? Heb jij dan zèlfs geen ontzag voor God?! Deze tweede misdadiger heeft zich gerealiseerd wie hijzelf is (vs. 41). Wie hij en z’n maat zijn. Misdadigers. Zondaars. Ze hebben alles gedaan wat God verboden heeft. En dus krijgen zij terecht deze straf.
© J.W. Ploeg, 2010
Maar Jezus verdient dit niet, zegt deze misdadiger. Hij erkent Jezus dus wèl in wat hij heeft gedaan. “Deze man heeft niets onwettigs gedaan”. Dus behalve dat deze man zich heeft gerealiseerd wie hijzelf is, heeft hij óók ontdekt wie Jezus is. Vraag me niet hoe hij dat heeft ontdekt. Lukas schrijft er niets over. Maar duidelijk is dat de man heeft gezien wie Jezus is. Dat Jezus inderdaad de Koning van de Joden is. Dat juist déze lijdende man, de “man van smarten”, de Messias is - de Koning van God en van Gods volk. Zoals in de Schriften staat, Jes. 53. Ook deze misdadiger kent z’n bijbel. En bij déze Koning wil hij horen. Dat is zijn laatste wens, zijn laatste strohalm. Hij weet: déze man is de Koning, op weg naar zijn Koninkrijk, en zal straks op zijn troon zitten. En hijzelf dan? Waar zal hij zijn, als hij straks gestorven zal zijn? Hij wil en moet en zal bij Jezus zijn - want bij déze Koning wil hij horen. En dus klinkt zijn vraag, zijn smeekbede: Denkt u alstublieft aan mij? Een smeekbede - dat kan bijna niet anders. Deze man wéét: ik heb niets om me op te beroepen, ik verdien niet beter dan de doodstraf. Maar hij grijpt de laatste strohalm die hij ziet: dat Jezus een goede en gastvrije Koning zal zijn - ook voor hem. En dus smeekt hij alstublieft, Jezus, vergeet u mij niet? En NU spreekt Jezus. Nu wèl. Hier reageert Jezus op, hier is hij dus gevoelig voor: een smeekbede van een mens die klein is in eigen ogen, die weet dat hij niets in te brengen heeft - zelfs geen lege briefjes -, maar die groot denkt van Jezus, en véél van hem verwacht - hoe onverdiend ook. En déze man krijgt wat hij heeft gevraagd. “Ik verzeker je: Vandaag nog zul je met mij in het paradijs zijn”. Hij vraagt om bij Jezus te mogen horen, en hij krijgt toegang tot het paradijs meteen na zijn sterven (vs. 43). Ook hier is Jezus Koninklijk - met déze uitspraak. Alle drie gaan ze hun dood tegemoet, alle drie zullen ze het eind van deze dag niet levend halen. Maar Jezus weet waar hij naar op weg is - naar zijn Koninkrijk. En hij garandeert deze smekende man de toegang tot dat Koninkrijk. Jezus regeert - over zijn eigen graf heen. Zie Koning Jezus. Hij bidt op weg naar zijn dood nòg om genade voor de mensen, hij heeft geduld met mensen die hem bespotten, en hij garandeert zelfs een misdadiger die bij hem en zijn rijk wil horen dat hij direct met hem mee mag. Jezus zet de poort open. Ook voor mij. Ook voor u, en voor jou. Je krijgt vrij toegang - als je tenminste door die poort wilt. Want ja, die poort is een heel speciale poort. Een poort die GENADE heet. En dat is een enge poort voor mensen! Want door die poort gaan, dat betekent: niets van jezelf mee kunnen nemen, alles achter je moeten laten. Het betekent: leven van de geef, leven van wat iemand anders voor jou heeft gedaan. Het betekent: genade aanvaarden. Aanvaarden dat je iets krijgt waar je niets voor hebt gedaan, waar je niets voor hebt kunnen doen. En dat ligt ons van nature niet. Maar dàt was lang geleden de grote ontdekking van Maarten Luther: alléén door genade, alléén door geloof. Genade is alles voor niets voor hen die niets verdienen. En bijna 500 jaar later is de vraag nog steeds dezelfde:
© J.W. Ploeg, 2010
Wil je dat? Ben je bereid om genade te aanvaarden? Een 10 krijgen, terwijl je heel goed weet dat je een 1 hebt verdiend? Ben je bereid om te leven van de prestatie van een ander, van De Ander - in plaats van je eigen prestatie? Laat deze misdadiger aan het kruis naast Jezus een stimulans voor ons zijn. Dat je laat merken dat je hebt ontdekt dat déze man, Jezus van Nazareth, niet een mislukte idealist is, maar juist de Koning van God en van Gods volk. En dat je niets liever wilt dan bij déze Koning horen. En dat je tegenover de Here Jezus erkent: Meester, Heer, ik heb niets om mee aan te komen, zelfs geen lege briefjes, alleen maar lege handen. Maar dat je die lege handen dan wèl ophoudt, om ze door Koning Jezus te laten vullen. Omdat je weet dat hij je enige redding is, je enige hoop op een toekomst met perspectief. Déze man aan het kruis deed dat. Hij greep de laatste strohalm die hij zag - en merkte dat het geen strohalm was, maar een dikke stok die stevig in de grond stond. Want hij mocht mee, het paradijs in. Hij mocht zijn wie hij wilde zijn: onderdaan van Koning Jezus. Hij mocht zijn waar hij wilde zijn: in het Koninkrijk van Koning Jezus. Denk ook even aan dat verhaal dat Jezus vertelde over die Farizeeër en die tollenaar. De Farizeeër had het prima met zichzelf getroffen, en vond dat God hem wel erkentelijk mocht zijn voor wat hij voor God over had. De tollenaar wist wie hij was, en dat hij niets had om bij God mee aan te komen. Maar hij smeekt God om genade. En Jezus zei: “Déze man keerde, in tegenstelling tot die ander, gerechtvaardigd naar huis terug” - bevrijd, opgelucht, kilo’s lichter. Denk ook even aan het oude Avondmaalsformulier, als onze voorouders daar spreken over ‘de zelfbeproeving’. Dan gaat het er niet om dat je actie onderneemt, dat je allerlei zaken bij jezelf afcheckt en concludeert dat het wel goed zit met jou. Het gaat om je gezindheid - hoe zit het met je hart? Waar het om gaat, is: heb je ontdekt wie jijzelf bent tegenover God - een klein, zwak, schuldig mens? Maar heb je óók ontdekt wie God is ten opzichte van kleine, zwakke, schuldige mensen: vol liefde en geduld, barmhartig, gastvrij? En wil je daarom niets liever dan voor déze God leven? Als je déze gezindheid hebt... Ik ben klein, maar Jezus is groot! - dàn word je met open armen ontvangen! Welkom aan de tafel van je Heer. Welkom in het paradijs - het koninkrijk van Koning Jezus. Wie smeekt om genade, die krijgt het. Wie zoekt, die vindt. Dus... laat Jezus ook over uw en jouw graf heen regeren! Ga nú al door die enge poort - die genade is voor een mens. Leef van Gods geef. Probeer niet kost wat kost toch óók zèlf iets bij te dragen of iets ‘terug te doen’. En denk vooral niet dat God jou iets verplicht is, zelfs niet na weet ik hoeveel jaren trouwe dienst. Maar wees bereid om afhankelijk te zijn van wat Jezus deed. Leef zó je leven tot aan het graf. Dan mag je straks, aan de andere kant van het graf, het paradijs in. Mens zijn zoals God het had bedoeld. Wie had dàt durven dromen... Ik niet, maar Jezus wel. Nee, toch niet. Jezus droomt niet. Jezus wéét - als Zoon van de Vader.
© J.W. Ploeg, 2010
Want het is Gods hart dat open staat - voor zondaars. Amen
© J.W. Ploeg, 2010